Cover
Start now for free les 2 diagnostiek longkanker_Prof Surmont_112025.pdf
Summary
# Epidemiologie en risicofactoren van longkanker
Dit onderwerp bespreekt de wereldwijde en Europese incidentie en mortaliteit van longkanker, met een nadruk op roken als primaire risicofactor, de impact van passief roken en genetische aanleg.
### 1.1 Incidentie en mortaliteit van longkanker
Longkanker kent wereldwijd een aanzienlijke incidentie en mortaliteit. In 2011 werd de tumorfrequentie in België bestudeerd. Europa kende in 2006 naar schatting 265.000 nieuwe gevallen van longkanker per jaar en 236.000 sterfgevallen. De mortaliteit van longkanker maakt deze ziekte tot de belangrijkste kankergerelateerde doodsoorzaak in veel regio's. Wereldwijd wordt de incidentie geschat op 1.600.000 gevallen per jaar en de mortaliteit op 1.370.000 per jaar, wat resulteert in een lethaliteit van ongeveer 85%. De mortaliteit door longkanker overtreft die van colorectale kanker en borstkanker in Europa [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.2 Risicofactoren van longkanker
Roken wordt consequent geïdentificeerd als de meest dominante risicofactor voor longkanker. Het wordt zelfs negen keer genoemd als belangrijkste risicofactor, gevolgd door factoren zoals radon en asbest. Ongeveer 85% van de longkankergevallen komt voor bij (ex-)rokers [10](#page=10).
#### 1.2.1 Roken in België
In 2004 rookte ongeveer een op de drie personen in België dagelijks (27%) of af en toe (6%). Hoewel mannen vaker dagelijks roken dan vrouwen, neemt het aantal vrouwelijke rokers geleidelijk toe en nadert het aantal mannelijke rokers [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 1.2.2 Impact van tabaksrook op de gezondheid
Tabaksrook is een complex aerosol dat "mainstream" rook (ingeademd tijdens het roken) en "sidestream" rook (ontstaan bij spontane verbranding, relevant voor passief roken) omvat. Sigarettenrook bevat meer dan 40 carcinogenen, waaronder N-nitrosamines en polycyclische aromatische koolwaterstoffen, die DNA-adducten kunnen vormen en zo carcinogene effecten veroorzaken. Roken wordt in verband gebracht met ten minste 23 verschillende ziektes, waaronder diverse vormen van kanker (mond, keel, larynx, long, pancreas, urinair tractus, uterus), cardiovasculaire aandoeningen (CVA, kransslagadervernauwing, arteritis), luchtaandoeningen (emfyseem, COPD) en andere gezondheidsproblemen zoals osteoporose, verminderde fertiliteit en impotentie [13](#page=13) [15](#page=15).
#### 1.2.3 Passief roken
Passief roken, de blootstelling aan sidestream rook, draagt significant bij aan sterftegevallen. In de Verenigde Staten (1995-1999) werden jaarlijks ongeveer 3.000 sterfgevallen door longkanker toegeschreven aan passief roken. Kwantitatief gezien is het aantal overlijdens met cardiovasculaire oorsprong door passief roken veel groter (35.053) dan die door longkanker [14](#page=14).
#### 1.2.4 Dosis-respons relatie en stoppen met roken
Er bestaat een duidelijke "dosis-respons" relatie tussen de mate van blootstelling aan tabaksrook en het ontstaan van longkanker. Deze relatie wordt bepaald door de leeftijd waarop men begint te roken, het aantal sigaretten per dag en de duur van het roken. Het relatieve risico op longkanker neemt af na het stoppen met roken, maar blijft gedurende meerdere jaren 2 tot 3 keer hoger dan bij nooit-rokers. Het risico na stoppen met roken is tevens afhankelijk van de leeftijd waarop men gestopt is [17](#page=17).
#### 1.2.5 Genetische predispositie
Naast roken speelt genetische predispositie een rol in het risico op longkanker. Uit onderzoek blijkt dat een familiegeschiedenis van longkanker (positieve 'Fam. An.') het odds ratio voor het ontwikkelen van longkanker significant verhoogt, zelfs in de afwezigheid van roken [18](#page=18).
> **Tip:** Begrijp de "dosis-respons" relatie voor roken, omdat dit cruciaal is voor het inschatten van risico's.
>
> **Tip:** Houd rekening met zowel actieve als passieve blootstelling aan rook bij het beoordelen van risicofactoren.
>
> **Tip:** De impact van genetische aanleg wordt het duidelijkst in interactie met omgevingsfactoren zoals roken.
> **Example:** Een persoon die rookt en een familiegeschiedenis van longkanker heeft, heeft een aanzienlijk hoger odds ratio (30.0) dan iemand die alleen rookt (15.1) of alleen een familiegeschiedenis heeft (5.7) [18](#page=18).
---
# Diagnostiek en stagering van longkanker
Dit deel van het document beschrijft de stappen bij het diagnosticeren van longkanker, inclusief beeldvorming, histologische classificatie, en de TNM-stagering om de uitgebreidheid van de ziekte te bepalen.
### 2.1 Fasen van diagnostiek en stagering
De diagnostiek en stagering van longkanker omvat vier hoofdfasen [20](#page=20):
1. **Vermoeden van diagnose**: Gebaseerd op klinische symptomen of bevindingen uit beeldvorming (röntgen thorax) [20](#page=20).
2. **Bevestigen van de diagnose van maligniteit**: Het bepalen van het celtype, onderscheidend tussen kleincellig (SCLC) en niet-kleincellig longkanker (NSCLC) [20](#page=20).
3. **Bepalen van de uitgebreidheid (stadium) van de ziekte**: Dit is cruciaal voor de prognose en bepaalt of de tumor resectabel is of lokaal gevorderd is en behandeld kan worden met radiotherapie [20](#page=20).
4. **Bepalen van de functionele status van de patiënt**: Om te beoordelen of de patiënt een resectie of radiotherapie kan ondergaan [20](#page=20).
### 2.2 Bevestigen van de diagnose: celtypebepaling
Het vermoeden van longkanker kan ontstaan op basis van een röntgen thorax, CT-scan, persisterende lobaire pneumonie of hemoptoë. Afhankelijk van of de tumor perifeer of centraal gelegen is, kunnen verschillende diagnostische opties worden overwogen [21](#page=21).
#### 2.2.1 Diagnostische opties voor perifere tumoren
Voor perifere tumoren zijn de volgende opties beschikbaar [21](#page=21):
* Percutane fijne-naald aspiratie (PFNA)
* Bronchoscopie
* Video-geassisteerde thoracoscopie (VATS)
* Thoracotomie
#### 2.2.2 Diagnostische opties voor centrale tumoren
Voor centrale tumoren zijn de volgende opties beschikbaar [21](#page=21):
* Sputum cytologie
* Bronchoscopie
* Percutane fijne-naald aspiratie (PFNA)
* Thoracotomie
### 2.3 Klachtenpresentatie
Patiënten met longkanker kunnen asymptomatisch zijn, symptomen vertonen gerelateerd aan de primaire tumor, of symptomen van gemetastaseerde ziekte of systemische klachten ervaren [22](#page=22).
### 2.4 De TNM-stagering
De TNM-stagering is van groot belang voor zowel de prognose als de behandelingskeuze. Het systeem beschrijft de volgende componenten [23](#page=23):
* **T** (Tumor): Beschrijft de grootte en ligging van de primaire tumor [23](#page=23).
* **N** (Nodus): Beschrijft de aantasting van regionale lymfeklieren [23](#page=23).
* **M** (Metastasen): Beschrijft de aanwezigheid van uitzaaiingen op afstand [23](#page=23).
#### 2.4.1 T-descriptors
De T-descriptors classificeren de primaire tumor (#page=24, 25, 26, 27, 28) [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28):
* **T1**: Beschrijft kleinere tumoren [24](#page=24).
* **T2**: Beschrijft grotere tumoren of tumoren met invasie in omliggende structuren [25](#page=25).
* **T3**: Beschrijft tumoren met verdere invasie of grotere omvang [26](#page=26).
* **T4**: Beschrijft tumoren met invasie in vitale structuren of die meerdere, gescheiden noduli in dezelfde longkwab bevatten (#page=27, 28) [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.4.2 N-descriptors
De N-descriptors classificeren de aantasting van lymfeklieren (#page=29, 30, 31) [29](#page=29) [30](#page=30) [31](#page=31):
* **N0**: Geen regionale lymfeklieraantasting [29](#page=29).
* **N1**: Aantasting van ipsilaterale peribronchiale en/of ipsilaterale hilare lymfeklieren [29](#page=29).
* **N2**: Aantasting van ipsilaterale mediastinale en/of subcarinale lymfeklieren [30](#page=30).
* **N3**: Aantasting van contralaterale mediastinale, contralaterale hilare, of ipsi- of contralaterale scalene/supraclaviculaire lymfeklieren [31](#page=31).
#### 2.4.3 M-descriptors
De M-descriptors classificeren de aanwezigheid van metastasen (#page=32, 33) [32](#page=32) [33](#page=33):
* **M0**: Geen afstandshematogene metastasen [32](#page=32).
* **M1**: Aanwezigheid van afstandshematogene metastasen [32](#page=32).
* **M1a**: Metastasen in de contralaterale long of pleurale/pericardiale noduli [32](#page=32).
* **M1b**: Gevestigde extrathoracale metastasen [33](#page=33).
### 2.5 Diagnostische methoden voor uitbreidingsbepaling
Een breed scala aan onderzoeken wordt ingezet om de diagnose te stellen en de uitgebreidheid van de ziekte te bepalen [34](#page=34).
#### 2.5.1 Lichamelijk onderzoek
Het lichamelijk onderzoek omvat de algemene toestand, palpatie van lymfeklieren (hals, oksels), auscultatie van de longen, palpatie van de buik (o.a. lever), inspectie van de huid en het beoordelen van kloppijn over de wervelkolom [35](#page=35).
#### 2.5.2 Bloedonderzoek
Routinematig bloedonderzoek sluit longkanker niet uit. Tumormerkers zoals CEA en NSE zijn weinig specifiek en worden niet aanbevolen voor diagnostiek of behandeling [36](#page=36).
#### 2.5.3 Thoraxfoto
Een normale thoraxfoto sluit longkanker niet uit, en kleine afwijkingen kunnen gemist worden. Niet elke afwijking op een thoraxfoto duidt op longkanker, en de presentatievormen kunnen variëren [37](#page=37).
#### 2.5.4 CT-scan (thorax-bovenbuik)
De CT-scan van thorax en bovenbuik is essentieel voor het beoordelen van de grootte en relatie van de tumor met omringende structuren, de status van lymfeklieren, en de aanwezigheid van metastasen in organen zoals de lever, bijnier of botten [41](#page=41).
#### 2.5.5 Bronchoscopie
De bronchoscopie is een kijkonderzoek van de grotere luchtwegen, uitgevoerd met een flexibele scoop onder lokale verdoving via neus of mond (#page=44, 45). De patiënt dient nuchter te zijn, met uitzondering van medicatie [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 2.5.6 Transthoracale punctie
Indien bronchoscopie geen diagnose oplevert, kan een transthoracale punctie van een perifere tumor worden uitgevoerd onder lokale verdoving. Complicaties zoals een klaplong of bloeding zijn zeldzaam [50](#page=50).
#### 2.5.7 Pleuravocht punctie
Punctie van pleuravocht kan eveneens diagnostische informatie verschaffen [52](#page=52).
#### 2.5.8 Mediastinale stagering met beeldvorming
De N-status, die de aantasting van mediastinale lymfeklieren beschrijft, is cruciaal [53](#page=53).
##### 2.5.8.1 PET-scan versus CT-scan
Een PET-scan scoort beter dan een CT-scan in het voorspellen van aantasting van mediastinale lymfeklieren. Echter, een PET-scan kan zowel vals positief (ongeveer 15%) als vals negatief zijn bij minimale klieraantasting. Meta-analyse toont aan dat de mediane sensitiviteit van CT-scan 61% en specificiteit 79% is, terwijl de PET-scan een sensitiviteit van 85% en specificiteit van 90% heeft. Bij patiënten met verhoogde lymfeklieren op de CT-scan is de sensitiviteit van PET 100% en de specificiteit 82%, vergeleken met 78% sensitiviteit en 93% specificiteit bij patiënten met normale lymfeklieren [54](#page=54).
##### 2.5.8.2 Endoscopische ultrasonografie (EUS)
* **Echobronchoscoop (EBUS)**: Een flexibele video-fiberscoop met een externe diameter van 6 mm, voorzien van een lineaire echoprobe en een punctiekanaal. De beeldkwaliteit is minder dan die van klassieke scopes [55](#page=55).
* **EBUS-TBNA (EndoBronchial UltraSound - TransBronchial Needle Aspiration)**: Een minimaal invasieve procedure onder sedatie, uitgevoerd in daghospitalisatie, waarbij via de luchtwegen biopten van mediastinale lymfeklieren worden verkregen (#page=55, 56) [55](#page=55) [56](#page=56).
* **EUS-FNA (Endoscopic Ultrasound – Fine Needle Aspiration)**: Een procedure die transoesofageaal wordt uitgevoerd [55](#page=55).
#### 2.5.9 Heelkundige technieken: Mediastinoscopie
* **Cervicale mediastinoscopie**: Een chirurgische techniek waarbij biopten van mediastinale lymfeklieren worden genomen via een incisie in de hals (#page=57, 58, 59) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59).
> **Tip:** De combinatie van verschillende beeldvormende technieken en invasieve procedures is vaak noodzakelijk voor een accurate diagnose en stagering van longkanker. De keuze voor een specifieke methode hangt af van de locatie en het vermoedelijke stadium van de tumor.
---
# TNM-classificatie en stagering
De TNM-classificatie is een essentieel systeem voor het beschrijven van de uitgebreidheid van kanker, wat cruciaal is voor prognose en behandelingsbeslissingen. Dit systeem categoriseert tumoren op basis van de grootte en uitbreiding van de primaire tumor (T), de aantasting van regionale lymfeklieren (N) en de aanwezigheid van uitzaaiingen op afstand (M) [23](#page=23).
### 3.1 TNM-descriptors
#### 3.1.1 T-descriptors (Tumor)
De T-descriptors beschrijven de primaire tumor [60](#page=60).
* **TX**: Primaire tumor kan niet worden beoordeeld, of tumor is aangetoond door maligne cellen in sputum of bronchiale spoelingen maar niet zichtbaar met beeldvorming of bronchoscopie [60](#page=60).
* **T0**: Geen bewijs van primaire tumor [60](#page=60).
* **Tis**: Carcinoom in situ [60](#page=60).
* **T1**: Tumor $\le$ 3 cm in grootste diameter, omgeven door long of viscerale pleura, zonder bronchoscopisch bewijs van invasie proximaal van de lobaire bronchus (niet in de hoofdbronchus) [60](#page=60).
* **T1a**: Tumor $\le$ 2 cm in grootste diameter [60](#page=60).
* **T1b**: Tumor > 2 cm maar $\le$ 3 cm in grootste diameter [60](#page=60).
* **T2**: Tumor > 3 cm maar $\le$ 7 cm, of tumor met een van de volgende kenmerken (T2-tumoren met deze kenmerken worden geclassificeerd als T2a indien $\le$ 5 cm) [60](#page=60):
* Betrokkenheid van de hoofdbronchus, $\ge$ 2 cm distaal van de carina [60](#page=60).
* Invasie van viscerale pleura [60](#page=60).
* Geassocieerd met atelectase die zich uitstrekt tot de hilusregio (niet de gehele long) [60](#page=60).
* **T2a**: Tumor > 3 cm maar $\le$ 5 cm in grootste diameter [60](#page=60).
* **T2b**: Tumor > 5 cm maar $\le$ 7 cm in grootste diameter [60](#page=60).
* **T3**: Tumor > 7 cm, of tumor die direct invasie vertoont van de borstwand (inclusief sulcustumoren), diafragma, nervus phrenicus, mediastinale pleura, pariëtale pericardium; of tumor in de hoofdbronchus < 2 cm distaal van de carina maar zonder betrokkenheid van de carina; of geassocieerd met atelectase of obstructieve pneumonitis van de gehele long of aparte nodule(s) in dezelfde kwab [60](#page=60).
* **T4**: Tumor van elke grootte die invasie vertoont van het mediastinum, hart, grote vaten, trachea, nervus laryngeus recurrens, oesofagus, wervellichaam, carina; aparte nodule(s) in een andere ipsilaterale kwab [60](#page=60).
#### 3.1.2 N-descriptors (Nodus = Lymfeklieren)
De N-descriptors beschrijven de aantasting van regionale lymfeklieren. De N-status is van groot belang voor de prognose [53](#page=53) [61](#page=61).
* **NX**: Regionale lymfeklieren kunnen niet worden beoordeeld [61](#page=61).
* **N0**: Geen metastasen in regionale lymfeklieren [61](#page=61).
* **N1**: Metastasen in ipsilaterale peribronchiale en/of ipsilaterale hiluslymfeklieren en intrapulmonale klieren, inclusief directe uitbreiding [61](#page=61).
* **N2**: Metastasen in ipsilaterale mediastinale en/of subcarinale lymfeklier(en) [61](#page=61).
* **N3**: Metastasen in contralaterale mediastinale, contralaterale hilus, ipsilaterale ofContralaterale scalenus, of supraclaviculaire lymfeklier(en) [61](#page=61).
> **Tip:** De mediastinale stagering is cruciaal voor longkanker. Een PET-scan scoort duidelijk beter dan een CT-scan voor het voorspellen van aantasting van mediastinale lymfeklieren, hoewel de PET-scan vals positieve (ongeveer 15%) en vals negatieve resultaten kan geven bij minimale klieraantasting [54](#page=54).
#### 3.1.3 M-descriptors (Metastasen)
De M-descriptors geven aan of er sprake is van uitzaaiingen op afstand [61](#page=61).
* **MX**: Afstandsmetsatasen kunnen niet worden beoordeeld [61](#page=61).
* **M0**: Geen afstandsmetastasering [61](#page=61).
* **M1**: Afstandsmetastasering [61](#page=61).
* **M1a**: Aparte nodule(s) in een contralaterale kwab of tumor met pleurale noduli of maligne pleura- (of pericard-) effusie [61](#page=61).
* **M1b**: Afstandsmetastasering [61](#page=61).
### 3.2 Stadiumindeling
De combinatie van T, N en M descriptors leidt tot de stadiumindeling [62](#page=62).
#### 3.2.1 Stadiumindeling voor Niet-kleincellig longkanker (NSCLC)
| Stadium | T | N | M |
| :-------- | :--------------------- | :------ | :-- |
| Occult | Tx | N0 | M0 |
| IA | T1a,b | N0 | M0 |
| IB | T2a | N0 | M0 |
| IIA | T2b | N0 | M0 |
| | T1a,b | N1 | M0 |
| | T2a | N1 | M0 |
| IIB | T2b | N1 | M0 |
| | T3 | N0 | M0 |
| IIIA | T1a,b | N2 | M0 |
| | T2a,b | N1,N2 | M0 |
| | T3 | N0,N1 | M0 |
| IIIB | T4 | N2 | M0 |
| | elke T | N3 | M0 |
| IV | elke T | elke N | M1 |
#### 3.2.2 Stadiumindeling voor Kleincellig longkanker (SCLC)
Bij kleincellig longkanker wordt een meer beperkte indeling gehanteerd, gebaseerd op "limited disease" en "extensive disease" [63](#page=63).
* **Limited disease**:
* Ziekte beperkt tot één hemithorax en regionale lymfeklieren (hilus, ipsilaterale enContralaterale mediastinale; supraclaviculaire – controversieel) [63](#page=63).
* Ipsilaterale pleurale effusie (controversieel) [63](#page=63).
* **Extensive disease**:
* Elke ziekte buiten de gebieden van "limited disease" [63](#page=63).
> **Tip:** Bij presentatie van longkanker is de verdeling ongeveer 40% limited disease en 60% extensive disease voor SCLC [64](#page=64).
---
# Celtypes en prognose van longkanker
Deze sectie beschrijft de histologische indeling van longtumoren en focust specifiek op de prognose van kleincellig longkanker (SCLC) op basis van het ziektestadium.
### 4.1 Histologische classificatie van longtumoren
Longtumoren kunnen op basis van hun histologische kenmerken worden onderverdeeld in verschillende celtypes. De meest voorkomende categorie is niet-kleincellig bronchuscarcinoom (NSCLC), dat ongeveer 80% van alle longtumoren uitmaakt. NSCLC wordt verder onderverdeeld in adenocarcinoom (30%), plaveiselcelcarcinoom (30%), grootcellig carcinoom (10%) en niet verder gespecificeerde (NOS) gevallen (10%). Kleincellig bronchuscarcinoom (SCLC) is goed voor ongeveer 15% van de gevallen. Een kleinere groep van ongeveer 5% bestaat uit andere tumortypes, zoals carcinoïden, lymfomen en sarcomen [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** NSCLC staat voor Non-Small Cell Lung Cancer en SCLC voor Small-Cell Lung Cancer. NOS betekent "not otherwise specified" [4](#page=4).
### 4.2 Stagering van kleincellig bronchuscarcinoom (SCLC)
Voor SCLC is een specifieke stagering van belang voor de prognose. Deze stadiering onderscheidt twee hoofdcategorieën [63](#page=63):
* **Limited disease (LD):**
* De ziekte is beperkt tot één longhelft (hemithorax) en de regionale lymfeklieren. Hieronder vallen de hilaire, ipsilaterale en contralaterale mediastinale lymfeklieren. De betrokkenheid van supraclaviculaire lymfeklieren is controversieel [63](#page=63).
* Een ipsilaterale pleurale effusie wordt ook soms meegenomen in deze definitie, hoewel dit eveneens controversieel is [63](#page=63).
* **Extensive disease (ED):**
* Dit omvat alle ziekte die zich verder uitstrekt dan de locaties gedefinieerd als "limited disease" [63](#page=63).
Bij presentatie wordt longkanker bij patiënten met NSCLC en SCLC als volgt verdeeld over deze stadia:
* NSCLC: 40% Limited disease, 60% Extensive disease [64](#page=64).
* SCLC: 40% Limited disease, 60% Extensive disease [64](#page=64).
### 4.3 Prognose van kleincellig bronchuscarcinoom (SCLC)
De prognose van SCLC is sterk afhankelijk van het stadium waarin de ziekte zich bevindt bij diagnose en of de patiënt behandeld wordt [65](#page=65).
| Ziektestadium | Mediane overleving (onbehandeld) | Mediane overleving (behandeld) | 5-Jaars overleving |
| :----------------- | :------------------------------- | :----------------------------- | :----------------- |
| Limited disease (LD) | 12 weken | 14-20 maanden | 10%-20% |
| Extensive disease (ED)| 5 weken | 8-12 maanden | 3%-5% |
De gegevens tonen aan dat SCLC, met name in het extensive disease stadium, een zeer slechte prognose heeft, hoewel behandeling de mediane overleving aanzienlijk kan verlengen [65](#page=65).
> **Example:** Een patiënt met SCLC in limited disease stadium, die behandeld wordt, heeft een verwachte mediane overleving van 14 tot 20 maanden. Zonder behandeling is dit slechts 12 weken. Voor extensive disease is dit respectievelijk 8-12 maanden en 5 weken. De 5-jaars overlevingskans ligt voor LD-patiënten rond de 10-20% en voor ED-patiënten slechts rond de 3-5% [65](#page=65).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Longkanker | Een kwaadaardige tumor die ontstaat in de longen, gekenmerkt door ongecontroleerde celgroei in het longweefsel. |
| Epidemiologie | De wetenschap die zich bezighoudt met de frequentie, verspreiding en oorzaken van ziekten en gezondheidstoestanden in populaties. |
| Pathogenese | Het mechanisme of de oorsprong van een ziekte, inclusief de reeks cellulaire en moleculaire veranderingen die leiden tot de manifestatie van de ziekte. |
| Niet-kleincellig bronchuscarcinoom (NSCLC) | De meest voorkomende vorm van longkanker, die verschillende histologische subtypes omvat zoals adenocarcinoom en plaveiselcelcarcinoom. |
| Kleincellig bronchuscarcinoom (SCLC) | Een agressievere vorm van longkanker die bekend staat om zijn snelle groei en vroege metastasering, vaak geassocieerd met roken. |
| Adenocarcinoom | Een type niet-kleincellig longkanker dat ontstaat uit kliercellen in de longen en vaak voorkomt in de buitenste delen van de longen. |
| Plaveiselcelcarcinoom | Een type niet-kleincellig longkanker dat ontstaat uit platte cellen (plaveiselcellen) die de luchtwegen bekleden, vaak geassocieerd met roken. |
| Incidentie | Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte die zich voordoen binnen een specifieke populatie gedurende een bepaalde periode. |
| Mortaliteit | Het aantal sterfgevallen binnen een specifieke populatie gedurende een bepaalde periode, vaak uitgedrukt als een percentage of per 100.000 inwoners. |
| Risicofactor | Een variabele of blootstelling die geassocieerd wordt met een verhoogde kans op het ontwikkelen van een ziekte of aandoening. |
| Carcinogeen | Een stof of agens die kanker kan veroorzaken. |
| DNA-adduct | Een fragment van DNA dat chemisch is gebonden aan een kankerverwekkende stof (carcinogeen). |
| Dosis-respons relatie | De relatie waarbij de mate van blootstelling aan een factor (de dosis) direct verband houdt met de waarschijnlijkheid of ernst van een bepaald effect (de respons). |
| Pack year | Een maateenheid die wordt gebruikt om de cumulatieve blootstelling aan tabaksrook te kwantificeren, gelijk aan het roken van 20 sigaretten per dag gedurende één jaar. |
| Genetische predispositie | Een verhoogde gevoeligheid voor het ontwikkelen van een bepaalde ziekte als gevolg van erfelijke genetische factoren. |
| Beeldvorming | Technieken die worden gebruikt om interne structuren van het lichaam zichtbaar te maken, zoals röntgenfoto's, CT-scans en PET-scans. |
| Rx thorax | Een röntgenfoto van de borstkas, gebruikt voor het beoordelen van de longen en het hart. |
| CT-scan | Computertomografie, een beeldvormingstechniek die dwarsdoorsnedebeelden van het lichaam creëert met behulp van röntgenstralen en computeralgoritmen. |
| Sputum cytologie | Onderzoek van cellen in het opgehoeste slijm om afwijkingen, zoals kankercellen, te detecteren. |
| Bronchoscopie | Een procedure waarbij een flexibele buis met een camera (bronchoscoop) wordt ingebracht in de luchtwegen om ze van binnenuit te inspecteren. |
| Percutane fijne-naald aspiratie | Een diagnostische procedure waarbij een dunne naald door de huid wordt ingebracht om weefsel- of celmonsters te verkrijgen voor onderzoek. |
| Thoracotomie | Een chirurgische procedure waarbij de borstkas wordt geopend door een incisie in de borstwand, vaak om een longtumor te verwijderen. |
| Video-geassisteerde thoracoscopie (VATS) | Een minimaal invasieve chirurgische techniek die gebruikmaakt van een kleine incisie en een camera om in de borstholte te opereren. |
| Hemoptysis | Het ophoesten van bloed, wat kan wijzen op ernstige aandoeningen in de luchtwegen of longen. |
| TNM-status | Een internationaal gebruikt classificatiesysteem (Tumor, Nodus, Metastasen) om de uitgebreidheid van kanker te beschrijven en de prognose te bepalen. |
| Tumor | Een abnormale massa van weefsel die ontstaat door ongecontroleerde celgroei. |
| Nodus | Lymfeklier. |
| Metastasen | Uitzaaiingen van kanker naar andere delen van het lichaam dan de oorspronkelijke locatie. |
| Radiotherapie | Behandeling met straling, vaak gebruikt om kankercellen te vernietigen of te remmen. |
| Resecabel | Een tumor die chirurgisch volledig kan worden verwijderd. |
| Pleuravocht punctie | Een procedure waarbij vocht wordt afgenomen uit de ruimte tussen de longen en de borstwand (pleurale ruimte) voor analyse. |
| PET-scan | Positronemissietomografie, een geavanceerde beeldvormingstechniek die metabolische activiteit in het lichaam detecteert, nuttig voor het opsporen van kanker. |
| EBUS | Endobronchiale echografie, een techniek die echografie combineert met bronchoscopie om structuren buiten de luchtwegen te visualiseren en biopten te nemen. |
| EUS | Endoscopische echografie, een procedure die echografie gebruikt via een endoscoop om organen achter de slokdarm of maag te onderzoeken. |
| Mediastinoscopie | Een chirurgische procedure waarbij via een kleine incisie in de hals een kijkbuis wordt ingebracht in het mediastinum (de ruimte tussen de longen) om lymfeklieren te onderzoeken. |
| Cervicale mediastinoscopie | Een mediastinoscopie die via een incisie in de nek wordt uitgevoerd. |
| Limited disease (SCLC) | Een stadium van kleincellig longkanker waarbij de ziekte beperkt is tot één borsthelft en de regionale lymfeklieren. |
| Extensive disease (SCLC) | Een stadium van kleincellig longkanker waarbij de ziekte zich verder heeft verspreid dan de regionale lymfeklieren, mogelijk naar andere organen. |