Cover
Start now for free Canulezorg PSG studenten 2025.pptx
Summary
# Medische achtergrond en plaatsing van de tracheacanule
Dit gedeelte bespreekt de medische noodzaak, definitie en plaatsingsprocedure van een tracheacanule, alsmede de bijbehorende complicaties en gevolgen.
### 1.1 Wat is een tracheacanule en waarom wordt deze geplaatst?
Een tracheacanule is een hol, gebogen buisje dat operatief via een opening in de hals (tracheotomie) in de trachea wordt ingebracht om een vrije luchtweg te garanderen. Het zorgt voor de verbinding tussen de buitenlucht en de trachea.
Het plaatsen van een tracheacanule kan levensnoodzakelijk zijn in de volgende situaties:
* **Belemmering van de normale doorgang van de bovenste luchtwegen:**
* Aangeboren afwijkingen, zoals een afwezige doorgang of ernstige tracheomalacie.
* Verworven vernauwingen, bijvoorbeeld door tumoren of trauma.
* **Noodzaak van kunstmatige beademing:** Dit is met name van toepassing bij kinderen met ernstige spieraandoeningen zoals Duchenne of SMA.
### 1.2 Plaatsing van de tracheacanule
De procedure om een tracheacanule te plaatsen omvat een chirurgische incisie in de trachea (tracheotomie) gevolgd door het inbrengen van de canule. Specifieke technische details en demonstraties zijn beschikbaar via online video's.
### 1.3 Complicaties en gevolgen na plaatsing
Complicaties kunnen direct na plaatsing optreden, maar ook op langere termijn gevolgen hebben.
#### 1.3.1 Complicaties na plaatsing
* **Nabloedingen:**
* Na de operatie kan er bloed of bloederig vocht uit de wond komen, wat normaal en ongevaarlijk is.
* Irritatie van de canule kan leiden tot bloed bij het ophoesten van slijmen, wat eveneens ongevaarlijk is.
* **Vernauwing of dichtklappen van de tracheotomie:**
* Dit kan optreden na het ongewild uitvallen of verwijderen van de canule, waarna de stoma snel in diameter kan verkleinen. Snel herplaatsen is dan essentieel.
* Trekhechtingen (na OKA) kunnen hierbij een rol spelen.
* **Infecties:**
* Wondinfecties kunnen optreden.
* Luchtweginfecties zijn een risico, mede door de wegvallende filterfunctie van de neus, de canule zelf en de verminderde hoestkracht.
* **Granulatieweefsel:** Ook wel 'wild vlees' genoemd, kan zich vormen.
* **Obstructie van de canule:** Dit wordt vaak veroorzaakt door taaie slijmen, wat de ademhaling bemoeilijkt. Aspireren is de eerste stap; indien dit niet helpt, kan een nieuwe canule noodzakelijk zijn.
#### 1.3.2 Gevolgen van het hebben van een tracheacanule
* **Niet meer kunnen praten of geluiden maken:**
* De luchtpassage langs de stembanden is beperkt of afwezig, waardoor het produceren van geluid onmogelijk wordt.
* Een spreekklep kan hiervoor een oplossing bieden bij kinderen die alert zijn en al wat ouder. Dit vereist oefening en logopedie.
* **Risico op acute ademhalingsproblemen:**
* Dit kan optreden wanneer de canule uitvalt of verstopt raakt, wat leidt tot ademnood.
* **Verlies van neusfunctie:**
* De neus heeft normaal gesproken de functie om ingeademde lucht te verwarmen, bevochtigen en filteren. Zonder deze functie kunnen slijmen sneller indikken.
* Een kunstneus kan de functie van de neus overnemen.
* **Huidirritatie:**
* Een vochtiger milieu rond de stoma kan leiden tot verweking en roodheid van de huid.
* Het gebruik van een splitcompres, Cavilon, en het goed hydrateren van de hals kunnen helpen.
* **Luchtweginfecties:**
* Door het wegvallen van de filterfunctie van de neus, de aanwezigheid van de canule zelf, en de moeite met normaal hoesten, nemen secreties toe.
* Maatregelen zoals het gebruik van een kunstneus, bevochtiging bij zuurstoftoediening, instilleren, correct aspireren, goede handhygiëne en kinesitherapie zijn belangrijk.
* **Psychosociaal:**
* Een tracheacanule is een ingrijpende verandering met een grote impact op het dagelijks leven.
* Goede opleiding van ouders en thuisbegeleiding of revalidatie zijn cruciaal.
> **Tip:** Het gebruik van een opgerolde handdoek onder de schouders tijdens verzorging en wissel zorgt ervoor dat de stoma mooi open blijft staan.
### 1.4 Verzorging en onderhoud van de tracheacanule
Regelmatige verzorging, het wisselen en reinigen van de canule, en aspiratie zijn essentiële onderdelen van het onderhoud.
#### 1.4.1 Verzorging
* Dagelijks vervangen van het splitcompres.
* Reinigen van de tracheotomie met fysiologisch water en steriele compressen (in thuissituatie is dit geen steriele handeling).
* Reinigen van de huid en hals met water en zeep.
* Dagelijks vervangen van het canulebandje.
* Een opgerolde handdoek moet tijdens de verzorging en wissel aanwezig zijn.
**Techniek verzorging:**
1. Was handen.
2. Verzamel benodigd materiaal.
3. Leg het kind met de schouders op een opgerolde handdoek om de hals te strekken (vermijd hyperstrekking).
4. Maak het canulebandje aan één zijde los en houd de canule vast.
5. Verwijder het splitcompres en reinig onder de canule met een vochtig kompres (fysiologisch water of gewoon water), droog goed na.
6. Reinig de hals met water en zeep om verweking van de huid te voorkomen.
7. Plaats een nieuw splitcompres en een nieuw canulebandje.
#### 1.4.2 Wisselen van de canule
* Standaard éénmaal per week, afhankelijk van de hoeveelheid secreties.
* Bij het aanleren van de canulewissel wordt deze dagelijks vervangen.
* Wisselen gebeurt altijd met twee personen.
**Benodigd materiaal:**
* Reservecanule met mandrin (zelfde maat).
* Canule een maat kleiner dan de huidige canule.
* Splitcompres (indien nodig).
* Canulebandje (op maat geknipt).
* Compressen.
* Fysiologisch water of steriel water.
* Schaar.
* Kunstneus.
* Aspiratietoestel.
* Aspiratiesondes.
* Opgerolde handdoek.
* Zuurstof.
* Pijprager (indien nodig).
**Techniek wisselen canule:**
1. Was handen en leg verzorgingsmateriaal klaar.
2. Bevochtig de mandrin/geleider van de nieuwe canule met fysiologisch water en plaats deze terug in de canule.
3. Leg het kind op de rug met de schouders op de opgerolde handdoek.
4. Maak het canulebandje los.
5. Indien niet dringend, voer eerst de verzorging uit.
6. Aspireer indien nodig.
7. Verwijder de oude canule.
8. Plaats de nieuwe canule met de mandrin erin, volg de bocht en forceer niets. Gebruik de kleinere canule indien nodig.
9. Verwijder direct de mandrin (het kind kan niet ademen met de mandrin in de canule). Houd de canule goed tegen.
10. Fixeer de canule met het canulebandje. Zorg dat het bandje niet te strak of te los zit (één pinkbreedte ruimte).
11. Reinig de oude canule en eventueel het canulebandje.
12. Vul de verzorgingstas aan.
> **Tip:** Zorg dat er altijd een reservecanule met mandrin en een canule maat kleiner klaar ligt. Bevochtig de nieuwe canule en mandrin met fysiologisch water vóór plaatsing.
#### 1.4.3 Reinigen van de canule
**In ziekenhuissetting:**
* Week de bevuilde canule in een potje met zuurstofwater en steriel water.
* Spoel de canule uit met steriel water.
* De binnenkant mag met een pijprager worden schoongemaakt.
* Droog met steriele compressen en bewaar in een proper potje. Vermeld de datum van opening.
* Steriel water: 24 uur houdbaar. Zuurstofwater: 14 dagen houdbaar.
**In thuissituatie:**
* Week de bevuilde canule in een potje met zuurstofwater en steriel water (afgekookt) of kraantjeswater.
* Spoel de canule uit met steriel water (afgekookt) of kraantjeswater.
* Droog met een propere keukenhanddoek en bewaar in een potje.
* Houdbaarheidsproducten conform de bijsluiter.
#### 1.4.4 Aspireren
Aspireren is het wegzigen van slijmen met behulp van een vacuümsysteem, wanneer secreties niet opgehoest of ingeslikt kunnen worden.
**Indicaties voor aspiratie:**
* Reutelende of moeilijke ademhaling.
* Onrust bij het kind.
* Secreties die zichtbaar zijn in de canule.
* Ongewoon geluid uit de canule.
* Kind vraagt erom.
* Ademnood.
**Techniek aspireren (thuissituatie):**
1. Was handen.
2. Leg fysiologisch water klaar.
3. Open de verpakking van de aspiratiesonde en laat de tip in de verpakking.
4. Connecteer het uiteinde op de leiding van het aspiratietoestel.
5. Haal de sonde uit de verpakking zonder het voorste deel aan te raken. Zet het toestel aan.
6. Verwijder de kunstneus indien aanwezig.
7. Bij taaiere slijmen kan fysiologisch water in de canule gedruppeld worden (instilleren).
8. Breng de sonde in de canule zonder te aspireren (sonde afknikken). Breng de sonde niet verder in dan de lengte van de canule om irritatie en beschadiging van het slijmvlies te voorkomen.
9. Knik de sonde niet meer af. Trek de sonde met een draaiende beweging terug (aspiratie niet langer dan 5-6 seconden om benauwdheid te voorkomen).
10. Herhaal indien nodig.
11. Spoel de sonde door met water. Was de sonde uit in een sopje met water en dreft en spoel goed af. Droog met een propere keukenhanddoek. Gooi de sonde weg als de slijmen te taai zijn.
12. Herplaats de kunstneus.
> **Belangrijk:** In een ziekenhuissetting wordt de aspiratiesonde na gebruik weggegooid en de leiding gespoeld met flessenwater.
### 1.5 Planning bij opname en ontslag
#### 1.5.1 Wat te doen bij opname
Bij opname is een duidelijke taakverdeling en multidisciplinaire aanpak essentieel.
* **Arts:** Medische informatie, eerste wissel na plaatsing door NKO, daarna door verpleegkundige samen met arts.
* **Kites-team:** Kennismaking, afspraken voor huisbezoeken, zorgen voor materiaal (ambu, monitor, aspiratietoestel), afspraken over materiaalbestelling via ziekenhuisapotheek.
* **Sociaal assistent:** Financiële aspecten overlopen.
* **Kinesisten:** Aanleren van aspiratie (samen met verpleegkundige), thuisbeademing, zoeken naar thuiskinesist.
**Verpleegkundige taken:**
* Kamer gebruiksklaar maken.
* Zuurstof (bevochtiging indien nodig).
* Aspiratie.
* Reservecanule en canule maat kleiner aan het bed.
* Persoonlijke fiche aan het bed (individueel, ingevuld samen met arts, met belangrijke informatie zoals aspiratiediepte).
* Brochure afgeven en overlopen.
* Educatieplan overlopen met ouders (verspreid over enkele dagen).
> **Tip:** Een persoonlijke fiche aan het bed is cruciaal voor een duidelijk overzicht en voor noodgevallen.
#### 1.5.2 Wat te doen bij ontslag
Het educatieplan, verspreid over de opname, wordt overlopen om ouders optimaal voor te bereiden. Dit omvat doorgaans vier lessen:
1. Enkele begrippen, risico's na ingreep en gevolgen.
2. Aspireren.
3. Verzorging, vervangen en reinigen.
4. Wat te doen in nood?
Bij ontslag wordt gecontroleerd of alle informatie begrepen is.
* **Ontslag naar huis:** Materiaal meegeven, overzicht waar materiaal verkrijgbaar is, kennis van algemene verzorging en noodsituaties (door beide ouders of verzorgenden).
* **Ontslag naar revalidatie-instelling:** Op maat van het kind en de ouders, met nauwe betrokkenheid van het gezin.
### 1.6 Noodsituaties en reanimatie
Acute ademhalingsproblemen zijn een significant risico bij kinderen met een tracheacanule. Een gestructureerde aanpak is van levensbelang.
#### 1.6.1 Reanimatieprocedure
Bij kinderen wordt prioriteit gegeven aan beademing, aangezien 90% van de reanimatiegevallen bij kinderen gerelateerd is aan beademingsproblemen.
1. **Herpositioneer het kind:** Leg het kind op de opgerolde handdoek.
2. **Eerste stap is aspireren:** Een slijmprop kan de oorzaak zijn.
3. **Indien aspiratie niet lukt:** Wissel de canule.
4. **Indien kanulewissel niet lukt:** Overweeg een endotracheale tube.
5. **Indien geen van bovenstaande lukt:** Probeer de stoma open te houden met de vingers en pas daarop de beademing toe.
6. **Daarna pas borstcompressie.**
> **Voorbeeld Noodsitiuatie:** Een baby van 11 maanden met obstructieve ademhaling, saturatie van 90%, hartslag 180/min, ademhalingsfrequentie 52/min. Eerste stappen omvatten: positie veranderen, zuurstof geven, instilleren en aspireren, en eventueel de canule vervangen.
> **Voorbeeld Noodsitiuatie:** Een kind van 2 jaar waarbij de canule uit het bed is gevallen. Saturatie 88%, pols 160/min, ademhalingsfrequentie 46/min. Actiepunten: steek de reservecanule, indien dit niet lukt, de kleinere canule, en indien ook dit niet lukt, overweeg een endotracheale tube of het openhouden van de stoma met de vingers en beademing met de ambu.
---
# Complicaties en gevolgen van een tracheacanule
Dit deel behandelt de mogelijke complicaties die kunnen optreden na plaatsing van de canule, evenals de langetermijngevolgen voor het kind.
### 2.1 Complicaties na plaatsing
Na de chirurgische ingreep voor het plaatsen van een tracheacanule kunnen diverse complicaties optreden:
* **Nabloedingen:**
* Direct na de operatie is bloed of bloederig vocht uit de wonde te verwachten; dit is doorgaans normaal en ongevaarlijk.
* Door irritatie van de canule kan er bij het ophoesten van slijmen enige bloedingsneiging optreden, wat eveneens als ongevaarlijk wordt beschouwd.
* **Vernauwing of dichtklappen van de tracheotomie (stoma):**
* Dit kan gebeuren wanneer de canule 'ongewild' uitvalt of wordt verwijderd.
* De stoma kan hierdoor snel in diameter verkleinen, wat een dringende herplaatsing van de canule noodzakelijk maakt.
* Bij het hechten van de huid na een operatie worden soms trekhechtingen gebruikt die, indien de canule uitvalt, geactiveerd kunnen worden om de stoma open te houden.
* **Infecties:**
* Er bestaat een risico op zowel een wondinfectie op de plaats van de tracheotomie als luchtweginfecties.
* **Granulatieweefsel (wild vlees):**
* Dit is een overmatige woekering van bindweefsel in de wond.
* **Obstructie van de canule:**
* Taaie slijmen kunnen de canule verstoppen, wat de ademhaling bemoeilijkt.
* In dergelijke gevallen kan aspiratie noodzakelijk zijn, en indien dit niet helpt, kan het plaatsen van een nieuwe canule vereist zijn.
### 2.2 Gevolgen
Naast directe complicaties zijn er ook langetermijngevolgen die een impact hebben op het kind:
* **Niet meer kunnen praten of geluiden maken:**
* Dit komt doordat er weinig tot geen luchtpassage langs de stembanden is.
* Het gebruik van een spreekklep kan dit probleem deels ondervangen, waarbij de lucht tijdens het inademen via de normale weg gaat en tijdens het uitademen via de spreekklep langs de stembanden wordt geleid. Dit is vooral geschikt voor alertere kinderen die overdag voldoende ademruimte hebben en kan aangeleerd worden via logopedie.
* **Risico op acute ademhalingsproblemen:**
* Dit risico is significant aanwezig wanneer de canule uitvalt of verstopt raakt, wat kan leiden tot ademnood.
* **Verlies van neusfunctie:**
* De neus heeft een belangrijke functie in het verwarmen, bevochtigen en filteren van ingeademde lucht. Zonder deze functie kunnen slijmen sneller indikken.
* Een kunstneus kan deze functie deels overnemen.
* **Huidirritatie:**
* Een vochtiger milieu rond de stoma kan leiden tot verweking en roodheid van de huid.
* Regelmatige vervanging van het splitcompres en het goed hydrateren van de hals kunnen helpen.
* **Luchtweginfecties:**
* Door het wegvallen van de filterfunctie van de neus, de canule zelf en de verminderde hoestkracht, kunnen secreties zich ophopen, wat leidt tot frequentere luchtweginfecties.
* Maatregelen zoals het gebruik van een kunstneus, bevochtiging bij zuurstoftoediening, instilleren van vocht, correct aspireren, goede handhygiëne en kinesitherapie kunnen dit helpen voorkomen.
* **Psychosociaal:**
* De ingrijpende verandering en de impact op het dagelijks leven vereisen goede voorlichting van de ouders en begeleiding door thuiszorg of een revalidatiecentrum.
> **Tip:** Het is cruciaal om ouders uitgebreid te informeren en te trainen in de zorg rondom de tracheacanule om de veiligheid en het welzijn van het kind te garanderen.
> **Tip:** Bij het verzorgen en wisselen van de canule is het belangrijk om het kind met de schouders op een opgerolde handdoek te leggen, zodat de hals goed gestrekt is. Dit zorgt ervoor dat de stoma mooi open blijft. Wees echter voorzichtig met hyperstrekking.
### 2.3 Verpleegkundige zorgen
De dagelijkse zorg voor een kind met een tracheacanule omvat diverse procedures:
* **Verzorging:**
* Dagelijkse vervanging van het splitcompres.
* Reinigen van de tracheotomie met fysiologisch water en steriele compressen (in thuissituatie is dit geen steriele handeling).
* Reinigen van de huid en hals met water en zeep.
* Dagelijkse vervanging van het canulebandje.
* **Wisselen van de canule:**
* Standaard eens per week, afhankelijk van de hoeveelheid secreties.
* Bij het aanleren van de canulewissel wordt deze dagelijks vervangen.
* De canulewissel dient altijd door twee personen te gebeuren.
* Benodigd materiaal omvat: reservecanule met mandrin (zelfde maat), canule een maat kleiner, splitcompres, canulebandje, compressen, fysiologisch water, schaar, kunstneus, aspiratietoestel, aspiratiesondes, opgerolde handdoek, zuurstofwater en eventueel een pijpenrager.
* **Techniek wisselen:** Was de handen, leg materiaal klaar (eventueel canulebandje al aan nieuwe canule bevestigen), bevochtig de mandrin van de nieuwe canule met fysiologisch water, leg kind op rug met schouders op rolletje, maak canulebandje los, aspireer indien nodig, verwijder oude canule, plaats nieuwe canule met mandrin, verwijder mandrin direct, fixeer canule met bandje (niet te strak, ruimte voor één pink), reinig oude canule en bandje.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de nieuwe canule en mandrin altijd worden bevochtigd met fysiologisch water vóór plaatsing om het inbrengen te vergemakkelijken.
* **Reinigen van de canule:**
* **In ziekenhuis:** Canule weken in zuurstofwater en steriel water, uitspoelen met steriel water, eventueel binnenkant reinigen met pijpenrager, drogen met steriele compressen en bewaren in een potje. De datum van opening van het steriele water (24 uur houdbaar) en zuurstofwater (14 dagen houdbaar) moet vermeld worden.
* **In thuissituatie:** Vergelijkbaar, maar met afgekookt water of kraantjeswater en een propere keukenhanddoek. Houdbaarheidsproducten volgens bijsluiter.
* **Aspireren:**
* Het wegzhuigen van slijmen met een vacuümsysteem, noodzakelijk wanneer secreties niet opgehoest of ingeslikt kunnen worden. Dit is geïndiceerd bij reutelende of moeilijke ademhaling, onrust, aanwezigheid van secreties uit de canule, ongewoon geluid uit de canule, of op verzoek van het kind.
* **Techniek aspireren:** Was de handen, leg fysiologisch water klaar, open verpakking aspiratiesonde, sluit aan op aspiratietoestel, verwijder kunstneus indien aanwezig, druppel fysiologisch water in canule bij taaie slijmen (instilleren), breng sonde in canule zonder aspireren (sonde afknikken), breng sonde niet verder dan de lengte van de canule, knik sonde niet af, trek sonde terug met draaiende beweging (niet langer dan 5-6 seconden aspireren), herhaal indien nodig, spoel sonde met water, was sonde uit, droog en bewaar of gooi weg indien moeilijk schoon te maken.
> **Tip:** Bij het aspireren in de thuissituatie mag de sonde na gebruik gewassen worden; in het ziekenhuis wordt deze weggegooid en de leiding gespoeld met flessenwater.
### 2.4 Noodsituaties en reanimatie
Een tracheacanule verhoogt het risico op acute ademhalingsproblemen. Daarom is een duidelijke procedure voor noodsituaties en reanimatie essentieel.
* **Belang van structuur:** Bij onverwachte problemen met de canule is een gestructureerde aanpak cruciaal. De persoonlijke fiche van het kind biedt belangrijke informatie, inclusief de maximale aspiratiediepte (lengte canule + 2 cm).
* **Reanimatieprocedure:** Bij kinderen verloopt de reanimatie anders dan bij volwassenen.
1. **Herpositioneer het kind:** Leg het kind op het rolletje onder de schouders.
2. **Eerste stap is aspireren:** Controleer of een slijmprop de oorzaak is.
3. **Wisselen van de canule:** Indien aspiratie niet helpt, kan het wisselen van de canule noodzakelijk zijn.
4. **Beademing:** Bij kinderen komt 90% van de reanimaties voort uit beademingsproblemen. Daarom wordt eerst geprobeerd de ademhaling te herstellen door middel van beademing, alvorens borstcompressies toe te passen.
> **Voorbeeldsituatie (obstructionele ademhaling bij baby):** Bij een baby met obstructieve ademhaling, lage saturatie en hoge hartslag, zijn de eerste stappen: positie veranderen, zuurstof toedienen, instilleren gevolgd door aspireren, en eventueel de canule wisselen.
> **Voorbeeldsituatie (canule uit bed bij peuter):** Wanneer de canule uit het bed van een peuter ligt, met lage saturatie en verhoogde hartslag, dient eerst de reservecanule met mandrin geplaatst te worden. Indien dit niet lukt, wordt een canule van een kleinere maat geprobeerd. Als alle andere opties falen, kan geprobeerd worden de stoma open te houden met de vingers en daarop de beademingsballon aan te sluiten.
### 2.5 Opname en ontslag
Bij opname is een multidisciplinaire aanpak van groot belang. Het zorgteam werkt samen met de ouders en betrokken disciplines zoals het kites-team, sociaal assistenten en kinesisten.
* **Opname:**
* Voorbereiding van de kamer (zuurstof, bevochtiging).
* Zorgen voor aspiratietoestel en reservecanule aan het bed.
* Aanmaken van een persoonlijke fiche met essentiële informatie.
* Geleidelijke educatie van de ouders over alle aspecten van de zorg, verdeeld over meerdere lessen.
* **Ontslag:**
* Het volledig overlopen van het educatieplan om de ouders optimaal voor te bereiden.
* De ontlasting kan naar huis zijn, waarbij alle benodigde materialen en informatie over verkrijgbaarheid worden meegegeven, of naar een revalidatie-instelling.
* Bij ontslag naar huis moet gegarandeerd zijn dat beide ouders of verzorgenden bekwaam zijn in algemene verzorging en noodsituaties.
---
# Verpleegkundige zorgen rond de tracheacanule
Dit onderwerp beschrijft de dagelijkse verzorging, het wisselen, reinigen en aspireren bij kinderen met een tracheacanule, inclusief de benodigde materialen en technieken.
### 3.1 Medische achtergrond
Een tracheacanule is een holle, gebogen buis die operatief via een opening in de hals (tracheotomie) in de trachea wordt ingebracht om een vrije luchtweg te garanderen. Deze ingreep kan levensnoodzakelijk zijn wanneer de normale doorgang van de bovenste luchtwegen belemmerd is door aangeboren afwijkingen (zoals fistels of tracheomalacie) of verworven oorzaken (zoals tumoren of trauma). Ook kinderen die kunstmatige beademing nodig hebben vanwege ernstige spieraandoeningen (bv. Duchenne of SMA) kunnen baat hebben bij een tracheacanule.
### 3.2 Complicaties en gevolgen van een tracheacanule
#### 3.2.1 Complicaties na plaatsing
* **Nabloedingen:** Na de operatie kan er enig bloed of bloederig vocht uit de wond komen, wat normaal en ongevaarlijk is. Irritatie van de canule kan ook leiden tot wat bloed bij het ophoesten van slijmen.
* **Vernauwing of dichtklappen van de tracheotomie:** Indien de canule ongewild uitvalt of verwijderd wordt, kan de stoma (opening) snel in diameter verkleinen. Het zo snel mogelijk herplaatsen van de canule is dan cruciaal. Dit geldt ook bij trekhechtingen die na de operatie gebruikt worden.
* **Infecties:** Zowel wondinfecties rond de stoma als luchtweginfecties zijn mogelijke complicaties.
* **Granulatieweefsel:** Ook wel "wild vlees" genoemd, kan zich vormen rond de stoma.
* **Obstructie van de canule:** Taaie slijmen kunnen de canule blokkeren, wat de ademhaling bemoeilijkt. Aspiratie is dan noodzakelijk; indien dit niet helpt, kan een nieuwe canule geplaatst worden.
#### 3.2.2 Gevolgen van een tracheacanule
* **Niet meer kunnen praten of geluiden maken:** Door de verminderde luchtpassage langs de stembanden is het produceren van geluid moeilijk of onmogelijk. Een spreekklep kan hierbij helpen.
* **Risico op acute ademhalingsproblemen:** De grootste zorg is een acute ademnood wanneer de canule uitvalt of verstopt raakt.
* **Verlies van neusfunctie:** De neus verwarmt, bevochtigt en filtert ingeademde lucht. Zonder deze functie kunnen slijmen sneller indikken. Een kunstneus kan deze functie deels overnemen.
* **Huidirritatie:** Een vochtiger milieu rond de stoma kan leiden tot verweking en roodheid van de huid. Het gebruik van een splitcompres en het goed hydrateren van de huid kan helpen.
* **Luchtweginfecties:** Door het wegvallen van de filterfunctie van de neus, de aanwezigheid van de canule zelf, en moeilijker kunnen hoesten, kan de kans op luchtweginfecties toenemen. Frequente luchtweginfecties kunnen leiden tot meer secreties.
> **Tip:** Maatregelen ter preventie van luchtweginfecties omvatten het gebruik van een kunstneus, bevochtiging bij zuurstoftoediening, instilleren van vocht in de canule, correct aspireren, goede handhygiëne en kinesitherapie.
* **Psychosociaal:** De plaatsing van een tracheacanule is een ingrijpende verandering met een grote impact op het dagelijks leven. Goede opleiding van ouders en thuisbegeleiding zijn essentieel.
### 3.3 Verpleegkundige zorgen rond de tracheacanule
De verpleegkundige zorg omvat verzorging, het wisselen, reinigen en aspireren.
#### 3.3.1 Verzorging
De dagelijkse verzorging van de tracheacanule omvat:
* **Dagelijks vervangen van het splitcompres:** Dit beschermt de huid onder het canulebandje.
* **Reinigen van de tracheotomie:** Dit gebeurt met fysiologisch water en steriele compressen (in de thuissituatie is dit geen steriele handeling).
* **Reinigen van de huid en hals:** Dit gebeurt met water en zeep.
* **Dagelijks vervangen van het canulebandje.**
* **Gebruik van een opgerolde handdoek onder de schouders:** Dit zorgt ervoor dat de hals goed gestrekt is en de stoma open blijft tijdens de verzorging en het wisselen.
**Techniek verzorging:**
1. Was de handen.
2. Verzamel al het benodigde materiaal.
3. Positioneer het kind met de schouders op een opgerolde handdoek om de hals te strekken (let op voor hyperstrekking).
4. Maak het canulebandje langs één zijde los en houd de canule vast.
5. Verwijder het splitcompres en reinig onder de canule met een vochtig kompres met fysiologisch water of gewoon water. Droog goed na.
6. Reinig de hals met water en zeep om transpiratievorming onder het canulebandje te voorkomen.
7. Plaats een nieuw splitcompres en een nieuw canulebandje.
#### 3.3.2 Wisselen van de canule
Het wisselen van de canule gebeurt standaard één keer per week, maar kan frequenter zijn afhankelijk van de hoeveelheid secreties. Bij het aanleren van de canulewissel aan ouders wordt de canule dagelijks vervangen. Het wisselen gebeurt altijd met twee personen.
* **Materiaal:**
* Reservecanule met mandrin (zelfde maat)
* Canule één maat kleiner dan de huidige canule
* Splitcompres (indien nodig)
* Canulebandje (op maat geknipt)
* Compressen
* Fysiologisch water of steriel water
* Schaar
* Kunstneus
* Aspiratietoestel en aspiratiesondes
* Opgerolde handdoek
* Zuurstof
* Pijpenrager (indien nodig)
**Techniek wisselen:**
1. Was de handen en leg al het verzorgingsmateriaal klaar op een proper oppervlak. Het canulebandje kan al aan één zijde van de nieuwe canule bevestigd worden.
2. Bevochtig de mandrin/geleider van de nieuwe canule met fysiologisch water voor een vlottere plaatsing.
3. Leg het kind op de rug met de schouders op de opgerolde handdoek.
4. Maak het canulebandje los. Als het niet dringend is, voer eerst de verzorging uit. Aspireer indien nodig eerst.
5. Verwijder de oude canule.
6. Plaats de nieuwe canule met de mandrin erin, waarbij de bocht gevolgd wordt. Forceer niets. Gebruik eventueel de kleinere canule als het plaatsen moeilijk gaat.
7. Verwijder snel de mandrin (het kind kan niet ademen met de mandrin erin) en houd de canule goed tegen.
8. Fixeer de canule met het canulebandje. Het bandje mag niet te strak of te los zitten; er moet vlot een pink tussen de huid en het bandje geplaatst kunnen worden.
9. Reinig de verwijderde canule en eventueel het canulebandje. Vul de verzorgingstas aan.
> **Aandachtspunten bij het wisselen:**
> * Leg al het materiaal klaar.
> * Zorg voor een reservecanule met mandrin en een kleinere canule in de buurt.
> * Bevochtig de nieuwe canule en mandrin met fysiologisch water vóór plaatsing.
> * De opgerolde handdoek onder de schouders is essentieel.
> * De mandrin dient enkel als geleider en moet na plaatsing van de canule onmiddellijk verwijderd worden.
#### 3.3.3 Reinigen van de canule
* **Ziekenhuissituatie:** De bevuilde canule wordt in een potje met zuurstofwater en steriel water geweekt. Daarna wordt deze uitgespoeld met steriel water. De binnenkant kan schoongemaakt worden met een pijpenrager. Na het drogen met steriele compressen wordt de canule bewaard in een proper potje. De datum van opening moet vermeld worden (steriel water: 24 uur houdbaar, zuurstofwater: 14 dagen houdbaar).
* **Thuissituatie:** Een potje met zuurstofwater en steriel water (afgekookt) of kraantjeswater wordt gebruikt om de canule in te weken. Uitspoelen gebeurt met steriel water (afgekookt) of kraantjeswater. Drogen met een propere keukenhanddoek en bewaren in een potje. De houdbaarheid van producten is afhankelijk van de bijsluiter.
#### 3.3.4 Aspireren
Aspireren is het wegzuigen van slijmen met behulp van een vacuümsysteem. Dit is nodig wanneer secreties niet opgehoest of ingeslikt kunnen worden.
* **Indicaties voor aspireren:**
* Reutelende ademhaling
* Moeilijke ademhaling
* Onrust bij het kind
* Secreties die uit de canule komen
* Ongewoon geluid uit de canule
* Als het kind er zelf om vraagt
* Ademnood
**Techniek aspireren (thuissituatie):**
1. Was de handen en leg fysiologisch water klaar.
2. Open de verpakking van de aspiratiesonde en laat de tip in de verpakking.
3. Verbind het uiteinde met de leiding van het aspiratietoestel.
4. Haal de sonde uit de verpakking zonder het voorste deel aan te raken.
5. Zet het toestel aan.
6. Verwijder de kunstneus.
7. Bij taaie slijmen kan fysiologisch water in de canule gedruppeld worden (instilleren).
8. Breng de sonde in de canule zonder te aspireren (sonde afknikken tussen de vingers).
9. Breng de sonde niet verder in dan de lengte van de canule om irritatie en beschadiging van het slijmvlies te voorkomen.
10. Knik de sonde niet meer af. Trek de sonde met een draaiende beweging terug uit de canule (niet langer dan 5-6 seconden aspireren).
11. Deze handeling kan herhaald worden bij veel secreties.
12. Spoel de aspiratiesonde door met water. Was de sonde uit in een sopje met water en dreft, en spoel goed af. Droog de sonde met een propere keukenhanddoek. Gooi de sonde weg als de slijmen te taai zijn om uit te spoelen.
13. Herplaats de kunstneus.
> **In ziekenhuissetting:** De aspiratiesonde wordt weggegooid en de leiding wordt gespoeld met flessenwater.
### 3.4 Opname op de afdeling
Bij opname van een kind met een tracheacanule is een duidelijke taakverdeling en multidisciplinaire aanpak essentieel. De arts verzamelt medische informatie en verwittigt betrokken teams (kites-team, sociaal assistent, kinesisten). De eerste canulewissel wordt uitgevoerd door de NKO-arts, daarna door de verpleegkundige samen met de arts. Ouders krijgen reanimatie-opleiding.
* **Kites-team:** Kennismaking, afspraken voor huisbezoeken, zorgen voor benodigd materiaal (ambu, monitor, aspiratietoestel), en afspraken met ouders over materiaalbestelling via de ziekenhuisapotheek.
* **Sociaal assistent:** Overloopt financiële aspecten.
* **Kinesisten:** Leren ouders aspireren (samen met verpleegkundigen) en helpen bij het vinden van een thuiskinesist.
De verpleegkundige taken omvatten het klaar maken van de kamer, zorgen voor zuurstof (met bevochtiging indien nodig), aspiratieapparatuur, een reservecanule en een canule maat kleiner aan bed. Een persoonlijke fiche met belangrijke informatie over de patiënt wordt aan het bed gehangen. Een educatieplan, verspreid over enkele dagen, wordt met de ouders overlopen.
> **Persoonlijke fiche:** Deze fiche is individueel per patiënt, wordt ingevuld samen met de arts bij opname, en bevat de redenen voor de canuleplaatsing. Belangrijk is de indicatie van de maximale diepte voor aspiratie (lengte canule + 2 cm).
### 3.5 Ontslag
Voor ontslag wordt het educatieplan volledig overlopen om ouders optimaal voor te bereiden. Dit omvat vier lessen:
1. Begrippen, risico's na ingreep en gevolgen.
2. Aspireren.
3. Verzorging, vervangen en reinigen.
4. Noodprocedures.
Bij ontslag wordt getoetst of alle informatie begrepen is. Bij ontslag naar huis wordt het benodigde materiaal meegegeven, inclusief een overzicht waar dit verkrijgbaar is. Kennis van algemene verzorging en noodprocedures is vereist van beide ouders of verzorgenden. Ontslag naar een revalidatie-instelling gebeurt op maat van het kind en de ouders, met nauwe betrokkenheid van het gezin.
### 3.6 Noodsituaties en reanimatie
Een tracheacanule brengt een verhoogd risico op acute ademhalingsproblemen met zich mee. Een gestructureerde aanpak is cruciaal.
* **Reanimatieprocedure:** Volg de basisreanimatie. Bij kinderen is de eerste stap vaak aspireren (indien er een slijmprop vermoed wordt). Als dit niet lukt, wordt de canule gewisseld. Bij kinderen wordt eerst geademd voordat borstcompressies worden gestart, aangezien ademhalingsproblemen 90% van de reanimaties bij kinderen veroorzaken.
**Voorbeeldsituatie obstructieve ademhaling bij een baby:**
* Verander de positie van het kind (rolletje onder de schouders).
* Geef zuurstof.
* Instilleer vocht en aspireer.
* Vervang de canule.
**Voorbeeldsituatie uitgevallen canule bij een jong kind:**
* Plaats de reservecanule.
* Indien dit niet lukt, gebruik de kleinere canule.
* Als niets lukt, probeer de stoma open te houden met de vingers en de ambu daarop aan te sluiten.
* Indien de bovenste luchtweg nog functioneel is, kan via de mond beademd worden door de canule af te dekken.
---
# Voorbereiding op opname en ontslag
Dit gedeelte behandelt de multidisciplinaire aanpak bij opname, de educatie van ouders en de voorbereidingen voor een veilig ontslag.
### 4.1 De multidisciplinaire aanpak bij opname
Een succesvolle opname en verdere behandeling van een kind met een tracheacanule vereist een gecoördineerde, multidisciplinaire aanpak. Hierbij zijn verschillende professionals betrokken om de medische, verpleegkundige en psychosociale zorg te waarborgen.
#### 4.1.1 Rol van de arts
* **Medische informatie:** De arts verstrekt essentiële medische informatie en diagnostische inzichten met betrekking tot de reden van de tracheacanuleplaatsing.
* **Teamcoördinatie:** De arts informeert en coördineert de betrokken disciplines, zoals het Kites-team, de sociaal assistent en de kinesisten.
* **Eerste canulewissel:** Na plaatsing door de NKO-arts, vindt de eerste canulewissel plaats in samenwerking met de verpleegkundige op de afdeling.
* **Reanimatie-opleiding:** De arts is betrokken bij de reanimatie-opleiding van de ouders.
#### 4.1.2 Rol van het Kites-team
* **Kennismaking en afspraken:** Het Kites-team (Kinderen met Technische Hulp in het Gezin) zorgt voor de kennismaking en maakt afspraken voor huisbezoeken.
* **Materiaalvoorziening:** Zij zorgen voor de beschikbaarheid van benodigde materialen zoals een ambu, monitor en aspiratietoestel.
* **Materiaalbestelling:** Er worden afspraken gemaakt met de ouders over het bestellen van materialen via de ziekenhuisapotheek.
#### 4.1.3 Rol van de sociaal assistent
* **Financiële aspecten:** De sociaal assistent bespreekt de financiële aspecten die gepaard gaan met de zorg.
#### 4.1.4 Rol van de kinesist
* **Aspiratie-educatie:** De kinesist leert de ouders het correct aspireren, vaak in samenwerking met de verpleegkundige.
* **Thuisbeademing:** Indien van toepassing, worden er afspraken gemaakt en ondersteuning geboden voor thuisbeademing.
* **Zoeken naar thuiskinesist:** De kinesist helpt bij het vinden van een geschikte thuiskinesist.
#### 4.1.5 Verpleegkundige taken tijdens opname
* **Kamer gereedmaken:** De verpleegkundige zorgt ervoor dat de kamer van het kind gebruiksklaar is.
* **Zuurstof en bevochtiging:** Het correct instellen van zuurstof en eventuele bevochtiging behoort tot de taken.
* **Aspiratie:** De verpleegkundige voert aspiraties uit indien nodig.
* **Materiaal aan bed:** Een reservecanule en een canule van een maat kleiner dienen altijd aan het bed aanwezig te zijn.
* **Persoonlijke fiche:** Een persoonlijke fiche wordt aan het bed gehangen voor een duidelijk overzicht.
* **Brochure en educatieplan:** De verpleegkundige deelt een brochure uit en loopt het educatieplan door, verspreid over meerdere dagen.
> **Tip:** Een multidisciplinaire aanpak is cruciaal voor een integrale zorg voor het kind met een tracheacanule.
#### 4.1.6 De persoonlijke fiche
De persoonlijke fiche is een individueel document dat samen met de arts wordt ingevuld bij opname. Het bevat essentiële informatie, zoals:
* Redenen voor canuleplaatsing.
* Hoe diep er geaspireerd mag worden (lengte canule + 2 cm).
* Belangrijke instructies voor noodsituaties.
> **Tip:** In noodsituaties is het belangrijk te weten of de bovenste luchtwegen vrij zijn, zodat er via de mond beademd kan worden (canule afdekken).
### 4.2 Educatie van ouders
Een gedegen educatie van ouders is essentieel voor een veilige terugkeer naar huis. Dit wordt gestructureerd aangeboden in een educatieplan, verspreid over de opnameperiode.
#### 4.2.1 Inhoud van de educatie
Het educatieplan bestaat uit vier lessen:
* **Les 1:** Algemene begrippen, risico's na de ingreep en gevolgen van de tracheacanule.
* **Les 2:** Technieken voor aspiratie.
* **Les 3:** Verzorging, vervangen en reinigen van de canule.
* **Les 4:** Wat te doen in noodsituaties.
Bij ontslag wordt getoetst of de ouders de informatie volledig begrepen hebben.
### 4.3 Voorbereiding op ontslag
De voorbereiding op ontslag omvat zowel de educatie van de ouders als de praktische regelingen.
#### 4.3.1 Ontslag naar huis
Bij ontslag naar huis worden de volgende zaken meegegeven:
* **Materialen:** De benodigde materialen voor de zorg thuis.
* **Overzicht verkrijgbaarheid:** Een overzicht van waar de benodigde materialen verkregen kunnen worden.
* **Competenties:** Zorg ervoor dat beide ouders of verzorgenden de algemene verzorging beheersen en weten wat te doen in noodgevallen.
#### 4.3.2 Ontslag naar een revalidatie-instelling
Bij ontslag naar een revalidatie-instelling (bv. Pulderbos) wordt de zorg op maat van het kind en de ouders afgestemd. Het gezin wordt nauw betrokken en begeleid.
### 4.4 Noodsituaties en reanimatie
Gezien de aard van de canuleplaatsing, is er een verhoogd risico op acute ademhalingsproblemen. Een gestructureerde aanpak en adequate kennis van reanimatie zijn daarom van levensbelang.
#### 4.4.1 Procedure bij noodsituaties
In geval van obstructie of andere noodsituaties gelden de volgende stappen:
1. **Positie aanpassen:** Herpositioneer het kind met een opgerolde handdoek onder de schouders om de hals te strekken.
2. **Aspireren:** Probeer eerst te aspireren om eventuele slijmproppen te verwijderen.
3. **Canule wisselen:** Indien aspiratie niet helpt, probeer de canule te wisselen.
4. **Beademing:** Bij kinderen is beademing vaak de eerste stap, aangezien 90% van de reanimaties bij kinderen gerelateerd is aan beademingsproblemen.
5. **Borstcompressies:** Pas borstcompressies toe indien noodzakelijk na het oplossen van de beademingsproblemen.
#### 4.4.2 Voorbeeldsituaties
**Voorbeeld 1:** Een baby van 11 maanden met een tracheacanule vertoont obstructieve ademhaling, saturatie van 90%, hartslag 180/min en ademhalingsfrequentie 52/min met verhoogde ademhalingsarbeid.
**Te nemen acties:**
* Positie veranderen (rolletje onder schouders).
* Zuurstof toedienen.
* Instilleren en aspireren.
* Canule vervangen.
**Voorbeeld 2:** Een kind van 2 jaar met een tracheacanule, waarbij de canule in het bed ligt. Saturatie is 88%, pols 160/min en ademhalingsfrequentie 46/min.
**Te nemen acties:**
* Reservecanule plaatsen die aan het bed hangt.
* Indien dit niet lukt, een canule van een maat kleiner gebruiken die ook aan het bed hangt.
* Indien beide opties falen, een endotracheale tube plaatsen.
* Als laatste redmiddel de stoma met de vingers openhouden en de ambu hierop aansluiten.
---
# Noodsituaties en reanimatie
Dit onderdeel van de studiegids behandelt de cruciale aspecten van noodsituaties met een tracheacanule, inclusief een gestructureerde aanpak en de reanimatieprocedure specifiek voor kinderen.
### 5.1 Belang van de aanpak bij noodsituaties
Een tracheacanule is essentieel voor een vrije luchtweg, maar brengt een verhoogd risico op acute ademhalingsproblemen met zich mee, met name bij onverwachte complicaties zoals obstructie of uitvallen van de canule. De mogelijkheid om de bovenste luchtweg nog te gebruiken is cruciaal in deze situaties. Een gestructureerde aanpak en duidelijke houvast zijn daarom van levensbelang. De persoonlijke fiche van het kind, die details bevat over de canule en specifieke instructies, is hierbij een belangrijk hulpmiddel.
### 5.2 Noodsituaties met een tracheacanule: gestructureerde aanpak
Bij een noodsituatie met een tracheacanule is het van groot belang om systematisch te werk te gaan. De volgende stappen kunnen, afhankelijk van de situatie en de informatie op de persoonlijke fiche, worden overwogen:
* **Herpositioneren van het kind:** Plaats het kind op een rolletje onder de schouders om de hals te strekken en de luchtweg te openen.
* **Aspireren:** Probeer eventuele slijmproppen of obstructies weg te zuigen. Dit is vaak de eerste stap, zeker bij reutelende ademhaling.
* **Wisselen van de canule:** Als aspireren niet lukt, kan het nodig zijn de tracheacanule te vervangen.
* Gebruik eerst de reservecanule van dezelfde maat.
* Indien de canulemaat niet past of de obstructie aanhoudt, kan een canule een maat kleiner geprobeerd worden.
* Als geen van bovenstaande opties werkt, kan een endotracheale tube worden overwogen.
* In extreme gevallen kan geprobeerd worden de stoma met vingers open te houden en hierop te beademen met een ambu.
### 5.3 Reanimatieprocedure bij kinderen met een tracheacanule
De reanimatieprocedure bij kinderen met een tracheacanule wijkt af van de standaardprocedure, met een specifieke focus op de luchtweg.
#### 5.3.1 Basisreanimatie (volgorde)
De basisreanimatie bij kinderen met een tracheacanule volgt een specifieke volgorde:
1. **Herpositioneren:** Plaats het kind op het rolletje onder de schouders.
2. **Aspireren:** Dit is de eerste kritieke stap om een mogelijke obstructie in de canule te verhelpen.
3. **Canule wisselen:** Indien aspireren niet succesvol is, is het wisselen van de canule de volgende stap.
4. **Beademing:** Bij kinderen is luchtwegproblematiek (vaak gerelateerd aan de beademing of de canule) de oorzaak van 90% van de reanimaties. Daarom wordt er bij kinderen *eerst* gecontroleerd en indien nodig beademd, alvorens over te gaan op borstcompressies.
5. **Borstcompressies:** Deze worden uitgevoerd nadat de luchtweg is vrijgemaakt en eventueel beademing heeft plaatsgevonden.
> **Tip:** Het is essentieel om de oorzaak van de reanimatie te achterhalen. Bij kinderen met een tracheacanule ligt de oorzaak vaak in problemen met de canule zelf of de luchtweg daarboven.
#### 5.3.2 Voorbeeldsituatie: Obstructieve ademhaling
**Situatie:** Louise, een baby van 11 maanden met een tracheacanule, ademt obstructief. Monitoring toont: saturatie 90%, hartslag 180/min, ademhalingsfrequentie 52/min met verhoogde ademhalingsarbeid.
**Acties:**
1. Positioneer Louise op het rolletje.
2. Geef zuurstof.
3. Voer instillatie uit met fysiologisch water, gevolgd door aspiratie.
4. Wissel de canule indien nodig.
#### 5.3.3 Voorbeeldsituatie: Uitgevallen canule
**Situatie:** George, een kind van 2 jaar, heeft een uitgevallen tracheacanule. Monitoring toont: saturatie 88%, pols 160/min, ademhalingsfrequentie 46/min.
**Acties:**
1. Plaats direct de reservecanule die aan bed hangt.
2. Als dit niet lukt, probeer de canule een maat kleiner.
3. Indien nog steeds geen succes, overweeg een endotracheale tube.
4. Als alle andere opties falen, probeer de stoma open te houden met de vingers en te beademen met de ambu.
> **Tip:** Zorg ervoor dat er altijd een reservecanule van de juiste maat en een canule een maat kleiner direct beschikbaar zijn bij het bed van het kind. Het is ook cruciaal om te weten hoe diep geaspireerd mag worden, dit staat vermeld op de persoonlijke fiche.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Tracheotomie | Een chirurgische incisie in de trachea (luchtpijp) die het mogelijk maakt om een tracheacanule te plaatsen. |
| Tracheacanule | Een hol, gebogen buisje dat operatief via een opening in de hals in de trachea wordt ingebracht om een vrije luchtweg te garanderen. |
| Granulatieweefsel | Overmatige groei van nieuw weefsel, ook wel 'wild vlees' genoemd, dat kan ontstaan in de tracheostoma als reactie op irritatie of ontsteking. |
| Stomie | De chirurgisch gecreëerde opening in de hals die toegang geeft tot de trachea voor de tracheacanule. |
| Spreekklep | Een hulpmiddel dat op een tracheacanule kan worden geplaatst om uitademing langs de stembanden mogelijk te maken, waardoor geluidsproductie en spraak worden vergemakkelijkt. |
| Aspireren | Het wegzuigen van secreties (slijmen) uit de luchtwegen, met name uit de tracheacanule, met behulp van een vacuümsysteem om obstructie te voorkomen. |
| Mandrin | Een geleider of stylet die in de tracheacanule wordt geplaatst om het inbrengen ervan te vergemakkelijken. Deze moet na plaatsing worden verwijderd omdat het de ademhaling kan belemmeren. |
| Splitcompres | Een speciaal verband met een inkeping, ontworpen om rond de tracheacanule te passen en de huid te beschermen tegen irritatie en vocht. |
| Kinesisten | Fysiotherapeuten die gespecialiseerd zijn in ademhalingstherapie en revalidatie, en die betrokken zijn bij het aanleren van technieken zoals aspiratie aan ouders. |
| NKO | Een afkorting die verwijst naar KNO (Keel-, Neus- en Oorheelkunde) of een arts gespecialiseerd in dit gebied. |
| Vpk | Een afkorting die verwijst naar verpleegkundige. |
| Saturatie | De mate van zuurstofverzadiging van het bloed, meestal weergegeven als een percentage (SpO2). |
| Obstructief ademen | Ademhalen waarbij er weerstand is in de luchtwegen, wat leidt tot een bemoeilijkte luchtstroom, vaak gepaard gaand met geluiden zoals reutelen of piepen. |
| Kunstneus | Een extern apparaat dat, wanneer het op de tracheacanule wordt geplaatst, helpt bij het verwarmen, bevochtigen en filteren van ingeademde lucht, ter compensatie van het verlies van de neusfunctie. |
| Fysiologisch water | Een steriele zoutoplossing (0,9% NaCl) die wordt gebruikt voor irrigatie, reiniging en het losmaken van secreties in de luchtwegen. |