Cover
Start now for free 1 ZSO 11anatomie van hart en bloedvaten circulatie.docx
Summary
# Anatomie van het hart en de hartwand
Dit hoofdstuk beschrijft de locatie, de opbouw van de hartwand in lagen en de verschillende onderdelen van het hart, inclusief de bloedtoevoer en -afvoer.
### 1.1 Locatie van het hart
Het hart is gelegen nabij de ventrale borstwand, direct achter het borstbeen (sternum). Het bevindt zich in het mediastinum, de ruimte in de borstkas die de longen scheidt en ook grote bloedvaten, de thymus, de slokdarm en de luchtpijp bevat.
### 1.2 Opbouw van de hartwand
De hartwand bestaat uit drie hoofdlagen:
* **Endocard:** Dit is de binnenste, dunne laag, bestaande uit één laag endotheelcellen. Deze laag is glad en staat in direct contact met het bloed dat door het hart stroomt.
* **Myocard:** Dit is de middelste en dikste laag, opgebouwd uit onwillekeurig, dwarsgestreept spierweefsel (hartspiercellen). Het myocard is verantwoordelijk voor de pompwerking van het hart. Intercalaire schijven en gap junctions zorgen voor communicatie tussen de hartspiercellen, waardoor het hart als een gecoördineerde eenheid kan samentrekken.
* **Epicard (visceraal pericard):** Dit is de buitenste, dunne laag, bestaande uit bindweefsel. Het vormt de bekleding aan de buitenzijde van het hart.
### 1.3 Onderdelen van het hart en bloedstroom
Het hart is verdeeld in vier kamers: twee atria (boezems) en twee ventrikels (kamers).
* **Rechteratrium (RA):** Ontvangt zuurstofarm bloed uit het lichaam via de bovenste (vena cava superior) en onderste holle ader (vena cava inferior). Het pompt dit bloed vervolgens naar het rechterventrikel.
* **Rechterventrikel (RV):** Pompt zuurstofarm bloed via de longslagader (truncus pulmonalis) naar de longen. De longslagader splitst zich in een rechter- en linkerlongslagader (arteria pulmonalis).
* **Linkeratrium (LA):** Ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longen via de longaders (venae pulmonales). Het pompt dit bloed door naar het linkerventrikel.
* **Linkerventrikel (LV):** Pompt zuurstofrijk bloed via de aorta naar de rest van het lichaam.
Daarnaast zijn er belangrijke structuren die de bloedstroom reguleren en de scheiding tussen de kamers verzekeren:
* **Interventriculair septum:** Een dikke spierwand die de twee ventrikels van elkaar scheidt.
* **Atrioventriculaire kleppen:** Zorgen voor de scheiding tussen de atria en de ventrikels.
* **Tricuspidalisklep:** Tussen het rechteratrium en rechterventrikel.
* **Mitralisklep (of bicuspidalisklep):** Tussen het linkeratrium en linkerventrikel.
* **Aorta- en pulmonalisklep:** Semi-lunair (halvemaanvormige) kleppen die de uitgang van de ventrikels naar de grote slagaders afsluiten.
* **Pulmonalisklep:** Tussen het rechterventrikel en de truncus pulmonalis.
* **Aortaklep:** Tussen het linkerventrikel en de aorta.
#### 1.3.1 Bloedstroom door het hart (samenvatting)
1. Zuurstofarm bloed uit het lichaam komt via vena cava superior/inferior in het rechteratrium (RA).
2. RA pompt bloed naar het rechterventrikel (RV) via de tricuspidalisklep.
3. RV pompt bloed naar de longen via de truncus pulmonalis en pulmonalisklep.
4. In de longen wordt CO2 afgegeven en O2 opgenomen.
5. Zuurstofrijk bloed uit de longen komt via de venae pulmonales in het linkeratrium (LA).
6. LA pompt bloed naar het linkerventrikel (LV) via de mitralisklep.
7. LV pompt bloed naar de rest van het lichaam via de aorta en aortaklep.
### 1.4 Grote bloedvaten verbonden met het hart
De belangrijkste bloedvaten die direct verbonden zijn met het hart zijn:
* **Vena cava superior en inferior:** Voeren zuurstofarm bloed aan naar het rechteratrium.
* **Truncus pulmonalis:** Voert zuurstofarm bloed af vanuit het rechterventrikel naar de longen.
* **Venae pulmonales:** Voeren zuurstofrijk bloed aan vanuit de longen naar het linkeratrium.
* **Aorta:** Voert zuurstofrijk bloed af vanuit het linkerventrikel naar de rest van het lichaam.
### 1.5 Hartkleppen: bouw en functie
De hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed slechts in één richting door het hart stroomt.
* **Atrioventriculaire kleppen (tricuspidalis en mitralis):**
* **Functie:** Voorkomen dat bloed vanuit de ventrikels terugstroomt naar de atria tijdens ventriculaire contractie (systole).
* **Bouw:** Bestaan uit klepbladen (cuspen) die met peesdraden (chordae tendineae) verbonden zijn aan de papillairspieren (musculi papillares) aan de binnenwand van de ventrikels. Deze structuur voorkomt dat de kleppen doorslaan naar het atrium.
* **Semi-lunair kleppen (pulmonalis en aorta):**
* **Functie:** Voorkomen dat bloed vanuit de aorta en truncus pulmonalis terugstroomt naar de ventrikels tijdens ventriculaire relaxatie (diastole).
* **Bouw:** Bestaan uit drie halvemaanvormige (semilunaire) zakjes die zich sluiten wanneer de bloeddruk in de grote vaten hoger is dan in de ventrikels.
### 1.6 Coronaircirculatie (eigen bloedvoorziening van het hart)
Het hart heeft een eigen bloedvoorzieningssysteem, de coronaircirculatie, die de hartspier van zuurstof en voedingsstoffen voorziet.
* **Arteriële bevloeiing:**
* De **arteria coronaria dextra (rechter kransslagader)** en de **arteria coronaria sinistra (linker kransslagader)** ontspringen uit de aorta ascendens, net boven de aortaklep.
* Deze kransslagaders vertakken zich in kleinere takken (waaronder de ramus circumflexus van de linker kransslagader) die een netwerk vormen over het hartoppervlak.
* Deze slagaders voorzien de hartspiercellen van zuurstofrijk bloed.
* **Veneuze afvoer:**
* Het zuurstofarme bloed uit de hartspier wordt verzameld door de **venae coronariae**, die naast de arteriële takken lopen.
* De meeste venen monden uit in de **sinus coronarius**, een verzamelader aan de achterkant van het hart.
* De sinus coronarius mondt rechtstreeks uit in het rechteratrium.
#### 1.6.1 Coronary Artery Bypass Grafting (CABG)
Bij vernauwingen (stenose) van de kransslagaders, zoals de ramus circumflexus, kan een bypassoperatie (CABG) nodig zijn. Hierbij wordt een gezond bloedvat (bijvoorbeeld uit het been, zoals de vena saphena magna, of een slagader uit de arm of borstwand zoals de arteria mammaria) gebruikt om de vernauwing te omzeilen en zo een nieuwe bloedtoevoer naar de hartspier te creëren. Dit omzeilen van de vernauwing wordt een 'bypass' of 'overbrugging' genoemd.
### 1.7 Grote en kleine bloedsomloop
Het bloedsomloopsysteem wordt opgedeeld in twee circuits:
* **Kleine bloedsomloop (longcirculatie):**
* Verloopt tussen het hart en de longen.
* Het rechterventrikel pompt zuurstofarm bloed via de truncus pulmonalis en de arteriae pulmonales naar de longen.
* In de longen vindt gasuitwisseling plaats: koolstofdioxide (CO2) wordt afgegeven en zuurstof (O2) wordt opgenomen.
* Zuurstofrijk bloed keert via de venae pulmonales terug naar het linkeratrium.
* **Grote bloedsomloop (lichaamscirculatie):**
* Verloopt tussen het hart en de rest van het lichaam.
* Het linkerventrikel pompt zuurstofrijk bloed via de aorta naar alle weefsels en organen van het lichaam.
* In de capillairen van de weefsels vindt uitwisseling plaats: O2 en voedingsstoffen worden afgegeven, en CO2 en afvalstoffen worden opgenomen.
* Zuurstofarm bloed keert via de venen, de vena cava superior en inferior, terug naar het rechteratrium.
### 1.8 De Aorta
De aorta is de grootste slagader van het lichaam en voert zuurstofrijk bloed af van het linkerventrikel. Anatomisch wordt de aorta ingedeeld in drie delen:
* **Aorta ascendens (stijgende aorta):** Het eerste, opstijgende deel. Hieruit ontspringen de linker- en rechterkransslagaders die het hart zelf van bloed voorzien.
* **Arcus aortae (aortaboog):** Het gebogen deel van de aorta. Hieruit ontspringen drie grote aftakkingen:
* Truncus brachiocephalicus (die zich splitst in de arteria subclavia dextra en arteria carotis communis dextra) voor de rechterarm en het hoofd.
* Arteria carotis communis sinistra voor het hoofd.
* Arteria subclavia sinistra voor de linkerarm.
* **Aorta descendens (dalende aorta):** Het deel dat naar beneden loopt. Dit deel wordt verder onderverdeeld in:
* **Aorta thoracica:** Het deel in de borstkas, dat organen in de thorax voorziet van bloed.
* **Aorta abdominalis:** Het deel in de buik, dat de buikorganen en vervolgens het bekken en de benen voorziet van bloed. De aorta abdominalis eindigt in een bifurcatie (splitsing) naar de linker- en rechterarteria iliaca communes.
### 1.9 Bloedvaten: venen en arteriën
Bloedvaten worden onderscheiden op basis van hun wandstructuur, druk en bloedrichting.
* **Arteriën en arteriolen:**
* Voeren bloed *van* het hart weg.
* Hebben dikke, gespierde en elastische wanden om de hoge druk van het gepompte bloed te weerstaan en de bloeddruk te helpen reguleren.
* **Elastische arteriën** (bv. aorta en grote vertakkingen) vangen drukvariaties op door rek- en veereigenschappen van de wand.
* **Musculeuze arteriën** (voor skeletspieren en organen) kunnen hun diameter reguleren via de gladde spieren in hun wand, wat de bloeddruk en stroomsnelheid beïnvloedt.
* **Arteriolen** zijn kleinere vertakkingen die de bloedstroom naar de capillairen reguleren.
* **Venen en venulen:**
* Voeren bloed *naar* het hart toe.
* Hebben dunnere, minder gespierde en elastische wanden omdat de bloeddruk er lager is.
* Zijn rekbaarder en worden beschouwd als 'capaciteitsvaten', omdat zij ongeveer twee derde van het lichaamsbloed kunnen bevatten.
* Kleppen in veel venen, vooral in de ledematen, voorkomen terugstroming van bloed.
* **Venulen** zijn de kleinste venen die bloed verzamelen uit de capillairen.
* **Capillairen:**
* De kleinste bloedvaten met een wand die slechts één cellaag dik is (endotheel).
* Hier vindt de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen, CO2 en afvalstoffen plaats tussen bloed en weefsel.
### 1.10 Anastomosen en collaterale circulatie
* **Anastomos:** Een verbinding tussen twee bloedvaten, met name tussen slagaders. Ze vormen alternatieve routes voor bloedstroom.
* **Collaterale circulatie:** De natuurlijke bypass die ontstaat wanneer bestaande anastomosen zich verwijden, of wanneer nieuwe bloedvaten worden gevormd, om een weefsel te voorzien van bloed wanneer een hoofdslagader vernauwd of afgesloten raakt. Dit is essentieel voor het behoud van weefseldoorbloeding bij bijvoorbeeld vernauwde kransslagaders.
### 1.11 Vasodilatatie en vasoconstrictie
Dit zijn processen die de diameter van bloedvaten reguleren:
* **Vasoconstrictie:** Het samentrekken van de gladde spieren in de vaatwand, waardoor de arterie nauwer wordt en de bloeddoorstroming vermindert.
* **Vasodilatatie:** Het ontspannen van de gladde spieren in de vaatwand, waardoor de arterie wijder wordt (het lumen vergroot) en de bloeddoorstroming toeneemt.
### 1.12 Autoregulatie
Autoregulatie verwijst naar het vermogen van een orgaan of weefsel om de eigen bloedtoevoer te reguleren, onafhankelijk van externe invloeden. Dit zorgt ervoor dat de bloedstroom wordt afgestemd op de metabole behoefte van het orgaan.
### 1.13 Arteriosclerose (Aderverkalking)
Arteriosclerose, ook wel slagaderverkalking genoemd, is een ziekteproces waarbij vetten en cellen zich ophopen in de binnenwand van slagaders, waardoor deze vernauwen. Dit kan leiden tot verminderde doorbloeding en uiteindelijk tot ernstige aandoeningen zoals een hartinfarct of beroerte.
**Oorzaken van arteriosclerose:**
* Roken
* Hoge bloeddruk
* Diabetes mellitus (suikerziekte)
* Overgewicht
* Te hoog cholesterolgehalte
---
# Bloedstroom door het hart en de circulatiesystemen
Dit onderwerp beschrijft de route van het bloed door het hart, de rol van de hartkleppen, de oorsprong en uitmonding van de grote bloedvaten, en de algemene principes van de kleine en grote bloedsomloop.
### 2.1 Anatomie van het hart en de hartwand
Het hart bevindt zich nabij de ventrale borstwand, direct achter het sternum, binnen het mediastinum. De wand van het hart is opgebouwd uit drie lagen:
* **Endocard:** De binnenste, dunne laag die bestaat uit één laag endotheel. Deze laag is glad en staat in direct contact met het circulerende bloed.
* **Myocard:** Bestaat uit onwillekeurig, dwarsgestreept spierweefsel (hartspiercellen) en vormt vrijwel de gehele hartwand. Het is de dikste laag en is verantwoordelijk voor de pompfunctie van het hart. Intercalaire schijven en gap juncties zorgen voor synchrone samentrekking van de hartspiercellen.
* **Epicard (visceraal pericard):** Een dunne laag bindweefsel die de buitenbekleding van het hart vormt.
### 2.2 Bloedstroom door het hart
Het hart is een vierkamerige pomp. De bloedstroom verloopt als volgt:
1. **Rechteratrium (RA):** Ontvangt zuurstofarm bloed via de vena cava superior en inferior.
2. **Rechterventrikel (RV):** Pompt het zuurstofarme bloed via de truncus pulmonalis (longslagader), die zich splitst in de linker en rechter arteria pulmonalis, naar de longen. De pulmonalisklep regelt de stroom naar de truncus pulmonalis.
3. **Linkeratrium (LA):** Ontvangt zuurstofrijk bloed via de venae pulmonales (longaders).
4. **Linkerventrikel (LV):** Pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta (grote lichaamsslagader) naar de rest van het lichaam. De aortaklep regelt de stroom naar de aorta.
### 2.3 Hartkleppen en grote vaten
Er zijn vier hartkleppen die de bloedstroom reguleren en terugstroming voorkomen:
* **Atrioventriculaire kleppen:**
* **Tricuspidalisklep:** Tussen het rechteratrium en het rechterventrikel.
* **Mitralisklep (bicuspidalisklep):** Tussen het linkeratrium en het linkerventikel.
Deze kleppen sluiten wanneer de ventrikels samentrekken om te voorkomen dat bloed terugstroomt naar de atria.
* **Semilunaire kleppen (halvemaanvormige kleppen):**
* **Pulmonalisklep:** Tussen het rechterventrikel en de truncus pulmonalis.
* **Aortaklep:** Tussen het linkerventrikel en de aorta.
Deze kleppen openen wanneer de ventrikels samentrekken om bloed naar de longen en het lichaam te pompen, en sluiten daarna om te voorkomen dat bloed terugstroomt in de ventrikels.
De **chordae tendineae** zijn peesdraden die de klepbladen van de atrioventriculaire kleppen verbinden met de **musculi papillares** (spieruitstulpingen van het myocard in de ventrikels). Deze structuur voorkomt dat de kleppen doorbuigen naar het atrium tijdens de ventrikelsamentrekking.
De grote bloedvaten die direct met het hart verbonden zijn, zijn de vena cava superior, vena cava inferior, aorta en truncus pulmonalis.
### 2.4 Corronaircirculatie
Het hart heeft een eigen bloedvoorziening via de coronaircirculatie. De **arteria coronaria dextra** en **arteria coronaria sinistra** ontspringen uit de aorta ascendens en vertakken zich om de hartspier van bloed te voorzien. De arteriële capillairen van het hart vormen een netwerk dat de hartcellen voedt. De veneuze coronairen verzamelen het zuurstofarme bloed en monden uit in de **sinus coronarius**, die direct uitmondt in het rechteratrium.
#### 2.4.1 Coronary Artery Bypass Grafting (CABG)
Bij vernauwingen (stenose) van de kransslagaders, zoals de ramus circumflexus, kan een chirurgische ingreep plaatsvinden genaamd **coronary artery bypass grafting (CABG)**. Hierbij wordt een gezond bloedvat (bijvoorbeeld een arteria mammaria, vena saphena magna of arteria radialis) gebruikt om een nieuwe route (een "bypass") te creëren langs de vernauwing. Dit vat wordt verbonden met de aorta en de kransslagader voorbij de vernauwing, om zo de bloedtoevoer naar de hartspier te herstellen. Soms is hiervoor een hart-longmachine nodig om de bloedsomloop tijdelijk over te nemen.
### 2.5 De circulatiesystemen: Kleine en Grote Bloedsomloop
Er zijn twee hoofdcirculatiesystemen:
#### 2.5.1 Kleine bloedsomloop (pulmonale circulatie)
Dit is de route van het bloed tussen het hart en de longen.
* **Hart naar longen:** Zuurstofarm bloed wordt vanuit het rechterventrikel via de truncus pulmonalis en de arteriae pulmonales naar de longen gepompt.
* **Longen naar hart:** In de longen vindt gasuitwisseling plaats: CO2 wordt afgegeven aan de alveoli en zuurstof (O2) wordt opgenomen in het bloed. Het zuurstofrijke bloed keert via de venae pulmonales terug naar het linkeratrium.
Het doel van de kleine bloedsomloop is het zuurstofgehalte van het bloed te verhogen en kooldioxide te verwijderen.
#### 2.5.2 Grote bloedsomloop (systemische circulatie)
Dit is de route van het bloed tussen het hart en de rest van het lichaam.
* **Hart naar lichaam:** Zuurstofrijk bloed wordt vanuit het linkerventrikel via de aorta naar alle organen en weefsels van het lichaam getransporteerd.
* **Lichaam naar hart:** Zuurstofarm bloed, met afvalstoffen, wordt via aders teruggevoerd naar het rechteratrium.
### 2.6 De Aorta en haar aftakkingen
De aorta is de grootste slagader en wordt anatomisch in drie delen verdeeld:
* **Aorta ascendens (stijgende aorta):** Ontspringt uit het linkerventrikel en geeft enkel de linker- en rechter kransslagaders af voor de bloedvoorziening van het hart.
* **Arcus aortae (aortaboog):** De gebogen aortadarm. Hieruit ontspringen drie grote aftakkingen:
* Truncus brachiocephalicus: Splitst zich in de arteria subclavia dextra (rechterarm) en de arteria carotis communis dextra (rechterzijde van hoofd en nek).
* Arteria carotis communis sinistra: Voorziet de linkerzijde van hoofd en nek.
* Arteria subclavia sinistra: Voorziet de linkerarm.
* **Aorta descendens (dalende aorta):** Vervolgt de weg en wordt verder onderverdeeld in:
* **Aorta thoracica:** Het deel in de borstkas.
* **Aorta abdominalis:** Het deel in de buikholte.
De pars descendens heeft talrijke aftakkingen die alle buikorganen, het bekken en de onderste ledematen voorzien van bloed. De aorta eindigt in een bifurcatie (splitsing) in de linker en rechter arteria iliaca communis, die het bekken en de benen verder bevloeien.
### 2.7 Aders van de Grote Bloedsomloop
De aders van de grote bloedsomloop voeren zuurstofarm bloed terug naar het hart. De belangrijkste aders zijn de:
* **Vena cava superior:** Vangt zuurstofarm bloed op uit de bovenste helft van het lichaam (hoofd, nek, armen).
* **Vena cava inferior:** Vangt zuurstofarm bloed op uit de onderste helft van het lichaam (buik, bekken, benen).
Beide venae cava monden uit in het rechteratrium.
#### 2.7.1 Diepe en Oppervlakkige Veneuze Systemen
Er is een onderscheid tussen diepe en oppervlakkige aders:
* **Diepe aders:** Lopen tussen de spieren. De spierbeweging drukt deze aders samen, wat de **spierpomp** functie versterkt en het bloed terugstroom naar het hart bevordert. Kleppen in deze aders voorkomen terugvloei. Dit systeem is het **belangrijkste** voor veneuze terugstroming.
* **Oppervlakkige aders:** Liggen boven de spieren en staan in verbinding met de diepe aders via **verbindingsaders** (bv. vena saphena magna en parva). Spataderen ontstaan vaak in het oppervlakkige veneuze systeem door een verminderde functie van de kleppen.
### 2.8 Type bloedvaten
Er zijn drie hoofdtypes bloedvaten met specifieke eigenschappen:
#### 2.8.1 Venen en Venulen
* **Functie:** Vervoeren bloed met lage druk terug naar het hart.
* **Structuur:** Bestaan uit drie lagen, maar de tunica media is dunner met minder spier- en elastisch weefsel dan arteriën, omdat de druk lager is. Na een snijwonde vallen venen samen.
* **Capaciteitsvaten:** Ze zijn rekbaar en kunnen een groot deel van het lichaamsbloed (ongeveer twee derde) bevatten, wat helpt bij het opvangen van veranderingen in bloedvolume.
* **Venulen:** De kleinste venen die samenkomen uit de capillairen.
#### 2.8.2 Arteriën en Arteriolen
* **Functie:** Vervoeren bloed met hoge druk weg van het hart.
* **Structuur:** Hebben dikkere wanden met meer spier- en elastisch weefsel.
* **Elastische arteriën:** Grote, veerkrachtige vaten dicht bij het hart (bv. aorta). De tunica media bevat veel elastische vezels om drukveranderingen tijdens de hartcyclus op te vangen.
* **Musculeuze arteriën:** Vervoeren bloed naar specifieke organen en spieren. De tunica media bevat meer glad spierweefsel en minder elastische vezels.
* **Arteriolen:** Kleinere vertakkingen van arteriën. Hun tunica media bestaat uit één tot twee lagen gladde spiercellen, wat hen in staat stelt de diameter van het lumen te wijzigen, en daarmee de bloeddruk en bloedstroom te reguleren.
Bij een snijwonde in een arterie spuit het bloed onder hoge druk uit.
#### 2.8.3 Capillairen
* **Structuur:** De wand is slechts één cel dik (endotheellaag op een basaal membraan).
* **Functie:** Essentieel voor de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen en andere moleculen tussen het bloed en de weefsels.
### 2.9 Anastomosen en Collaterale Circulatie
* **Anastomosen:** Verbindingen tussen slagaders die een bepaald gebied voorzien. Ze bieden een alternatieve route voor bloedtoevoer.
> **Voorbeeld:** Slagaders die de arteriële toevoer naar de handpalmen, hersenen of het hart zelf verbinden.
* **Collaterale circulatie:** Het proces waarbij het lichaam bestaande kleine vaatverbindingen (anastomosen) vergroot of nieuwe vaten aanlegt om de bloedstroom rond een vernauwde of afgesloten hoofdslagader te leiden. Dit mechanisme is cruciaal om weefsels van zuurstof en voedingsstoffen te blijven voorzien, met name bij aandoeningen zoals coronairlijden. Het is in feite een natuurlijke bypass.
### 2.10 Vasodilatatie en Vasoconstrictie
* **Vasoconstrictie:** Het samentrekken van de spieren in de vaatwand, waardoor de arterie nauwer wordt en de bloedstroom wordt verminderd.
* **Vasodilatatie:** Het ontspannen van de spieren in de vaatwand, waardoor de diameter van de arterie (het lumen) groter wordt en de bloedstroom toeneemt.
### 2.11 Autoregulatie
Autoregulatie is een fysiologisch proces waarbij de bloedstroom naar een orgaan zelf wordt afgestemd op diens metabole behoeften, zonder externe invloeden.
### 2.12 Pathologie: Atherosclerose
**Atherosclerose** (slagaderverkalking) is een chronisch proces waarbij ophopingen van vetten en lichaamscellen zich vormen in de binnenwand van slagaders, waardoor deze vernauwen. Dit kan uiteindelijk leiden tot een hart- of herseninfarct.
**Belangrijkste oorzaken van atherosclerose:**
* Roken
* Hoge bloeddruk
* Suikerziekte
* Overgewicht
* Te hoog cholesterolgehalte
---
# Typen bloedvaten en hun functies
Dit hoofdstuk beschrijft de eigenschappen van venen (aders), arteriën (slagaders) en capillairen (haarvaten), inclusief hun wandstructuur, druk en capaciteit.
### 3.1 De verschillende typen bloedvaten
Bloedvaten kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdtypen, elk met specifieke structurele en functionele kenmerken die aangepast zijn aan hun rol in de bloedsomloop.
#### 3.1.1 Arteriën en arteriolen
Arteriën transporteren bloed vanuit het hart naar de capillairen. Ze worden ingedeeld op basis van hun wandstructuur en functie:
* **Elastische arteriën:** Dit zijn de grootste arteriën, met een diameter tot wel 2,5 cm. Hun wanden bevatten veel elastische vezels in de tunica media, wat hen zeer veerkrachtig maakt. Ze vangen drukverschillen op die tijdens de hartcyclus optreden. Tijdens de ventrikelcontractie (systole) stijgt de bloeddruk en rekken deze arteriën uit. Tijdens de ventrieldilatie (diastole) dalen de druk en keren de elastische vezels terug naar hun oorspronkelijke grootte, wat helpt om de bloeddruk stabiel te houden.
* **Musculeuze arteriën:** Deze arteriën transporteren bloed naar skeletspieren en inwendige organen. Hun tunica media bevat meer glad spierweefsel en minder elastische vezels dan elastische arteriën. Dankzij de spierlaag kunnen ze de diameter van het lumen wijzigen, wat de bloeddruk en de bloedstroomsnelheid in de weefsels reguleert.
* **Arteriolen:** Dit zijn de kleinste arteriën. Hun tunica media bestaat uit één of twee lagen gladde spiercellen. Net als musculeuze arteriën kunnen arteriolen de vaatdiameter aanpassen om de bloeddruk en bloedstroomsnelheid te reguleren.
#### 3.1.2 Venen en venulen
Venen transporteren bloed met lage druk terug naar het hart. Ze hebben, net als arteriën, drie lagen, maar hun wand is dunner omdat de tunica media minder spier- en elastisch weefsel bevat.
* **Structuur en druk:** Door de lagere druk in venen vallen ze na een snijwonde sneller dicht dan arteriën. Bloed stroomt langzamer en gelijkmatiger uit een vene dan uit een arterie.
* **Capaciteitsvaten:** Venen worden ook wel capaciteitsvaten genoemd omdat ze rekbaar zijn en een groot deel van de totale bloedvoorraad (ongeveer tweederde) kunnen bevatten. Dit stelt het vaatstelsel in staat om plotse veranderingen in bloedvolume, zoals bij bloedingen, op te vangen.
* **Venulen:** Dit zijn de kleinste venen.
#### 3.1.3 Capillairen
Capillairen vormen een netwerk van zeer fijne bloedvaatjes, de capillaire bedden, waar de uitwisseling van stoffen plaatsvindt tussen het bloed en de weefsels.
* **Wandstructuur:** De wand van een capillair is slechts één cellaag dik en bestaat uit een tunica interna (endotheel) op een dun basaal membraan.
* **Functie:** Door de dunne wand kunnen water, zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen en andere kleine moleculen gemakkelijk passeren tussen het bloed en de omringende weefsels.
### 3.2 Anastomosen en collaterale circulatie
#### 3.2.1 Anastomosen
Anastomosen zijn verbindingen tussen bloedvaten. In het geval van arteriën kunnen grote arteriën die een bepaald gebied voorzien, met elkaar verbonden zijn via anastomosen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de arteriële toevoer naar de handpalmen, voetzolen, hersenen, gewrichten en, in beperkte mate, de hartspier.
#### 3.2.2 Collaterale circulatie
Collaterale circulatie is de vorming en het gebruik van alternatieve bloedvaten (kleine zijtakken of omleidingen) die de doorbloeding van een weefsel overnemen wanneer een hoofdslagader vernauwd of afgesloten raakt.
* **Mechanisme:** Het lichaam kan bestaande kleine vaatverbindingen (anastomosen) vergroten en nieuwe vaatjes ontwikkelen om de bloedstroom rond een blokkade te leiden.
* **Belang:** Dit mechanisme zorgt ervoor dat weefsels zuurstof en voedingsstoffen blijven ontvangen, zelfs bij vernauwingen of afsluitingen. Het speelt een cruciale rol bij aandoeningen zoals coronairlijden, waar collaterale vaten de hartspier gedeeltelijk kunnen blijven voeden bij een verstopte kransslagader. Dit wordt ook wel een natuurlijke bypass van het lichaam genoemd.
### 3.3 Regulatie van de bloedstroom
De bloedstroom en de diameter van bloedvaten worden gereguleerd door middel van vasoconstrictie en vasodilatatie, en dit proces kan worden beïnvloed door autoregulatie.
#### 3.3.1 Vasoconstrictie en vasodilatatie
* **Vasoconstrictie (vaatvernauwing):** Dit treedt op wanneer de spieren in de vaatwand worden gestimuleerd, waardoor ze samentrekken en de arterie nauwer wordt.
* **Vasodilatatie (vaatverwijding):** Dit gebeurt door ontspanning van de spieren in de vaatwand, waardoor de diameter van de arterie en dus het lumen groter wordt.
#### 3.3.2 Autoregulatie
Autoregulatie is een fysiologisch proces dat ervoor zorgt dat de bloedstroom naar een orgaan wordt afgestemd op de energiestofwisseling van dat orgaan, zonder directe invloed van buitenaf.
### 3.4 Pathologie: arteriosclerose
Arteriosclerose, ook wel slagaderverkalking genoemd, is een chronisch proces waarbij de slagaders geleidelijk vernauwen door de vorming van ophopingen van vet- en lichaamscellen in de binnenwand.
* **Gevolgen:** Uiteindelijk kan arteriosclerose leiden tot ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen zoals een hart- of herseninfarct.
* **Oorzaken:** Belangrijke risicofactoren voor arteriosclerose zijn roken, hoge bloeddruk, suikerziekte, overgewicht en een te hoog cholesterolgehalte.
---
# Pathologie en regulatie van de bloedsomloop
Dit onderwerp behandelt de mechanismen achter de bloedsomloop, inclusief hoe bloedvaten zich aanpassen en de oorzaken en gevolgen van aandoeningen zoals arteriosclerose.
### 4.1 Vasculaire aanpassingen en regulatie
#### 4.1.1 Anastomosen en collaterale circulatie
* **Anastomosen** zijn verbindingen tussen slagaders die een bepaald gebied van bloed voorzien. Ze vormen een netwerk dat, indien nodig, een alternatieve route voor bloedtoevoer kan bieden. Belangrijke gebieden met uitgebreide anastomosen zijn onder andere de handpalmen, voetzolen, hersenen, gewrichten en, in beperkte mate, de hartspier.
* **Collaterale circulatie** is het proces waarbij het lichaam bestaande, kleine vaatverbindingen (anastomosen) vergroot of nieuwe vaatjes vormt om de bloedstroom rond een vernauwing of afsluiting in een hoofdslagader te leiden. Dit mechanisme zorgt ervoor dat weefsels toch zuurstof en voedingsstoffen ontvangen, zelfs bij verminderde doorbloeding. Het is een natuurlijke 'bypass' van het lichaam die met name belangrijk is bij aandoeningen zoals coronairlijden, waar collaterale vaten de hartspier deels kunnen blijven voeden. Het effect van collaterale circulatie wordt duidelijker naarmate de occlusie van de hoofdslagader geleidelijker plaatsvindt, waardoor de anastomosen de tijd hebben om te verwijden.
#### 4.1.2 Vasodilatatie en vasoconstrictie
De bloedvatwand bevat spierweefsel dat kan samentrekken en ontspannen, wat leidt tot veranderingen in de diameter van het bloedvat:
* **Vasoconstrictie**: Stimulatie van de spieren in de vaatwand leidt tot samentrekking, waardoor de arterie nauwer wordt.
* **Vasodilatatie**: Ontspanning van de spieren in de vaatwand vergroot de diameter van de arterie en daarmee het lumen.
Deze processen zijn cruciaal voor de regulatie van de bloeddruk en de bloedstroom naar specifieke weefsels.
#### 4.1.3 Autoregulatie
Autoregulatie is een intern fysiologisch proces dat de bloedstroom in een orgaan aanpast aan de metabolische behoeften ervan, zonder externe invloeden van buitenaf. Een voorbeeld hiervan is de bloedstroom die wordt afgestemd op de energiestofwisseling van een orgaan.
### 4.2 Pathologie van de bloedsomloop: Arteriosclerose
**Arteriosclerose** (slagaderverkalking) is een chronisch proces waarbij de slagaders geleidelijk nauwer worden door ophopingen in de binnenwand. Dit kan uiteindelijk leiden tot ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen zoals een hart- of herseninfarct.
#### 4.2.1 Oorzaken van arteriosclerose
De belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van arteriosclerose zijn:
* Roken
* Hoge bloeddruk
* Suikerziekte (diabetes mellitus)
* Overgewicht
* Te hoog cholesterolgehalte
Deze factoren dragen bij aan de vorming van plaque in de slagaderwanden, wat de bloedstroom belemmert.
#### 4.2.2 Klinische implicaties
De vernauwing van slagaders door arteriosclerose kan leiden tot een ontoereikende bloedtoevoer naar vitale organen. In geval van vernauwing van de kransslagaders (coronaire arteriën), zoals bij een stenose van de ramus circumflexus, kan een bypassoperatie noodzakelijk zijn. Hierbij wordt een gezond bloedvat (bijvoorbeeld een ader uit het been of een slagader uit de arm) gebruikt om de vernauwing te omzeilen en zo de bloedtoevoer naar het hart te herstellen. Deze ingreep wordt ook wel een 'coronary artery bypass grafting' (CABG) genoemd. Soms wordt tijdens een operatie de bloedsomloop tijdelijk ondersteund met een hartlongmachine (perfusie), of wordt de chirurgische werkplek gestabiliseerd met speciale apparatuur.
---
> **Tip:** Onthoud dat de termen 'arteriën' en 'slagaders' synoniemen zijn, evenals 'venen' en 'aders'. De termen 'vasoconstrictie' en 'vaatvernauwing' betekenen hetzelfde, net als 'vasodilatatie' en 'vaatverwijding'.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een afgesloten linker kransslagader kan voldoende zuurstof naar de hartspier blijven krijgen als er goed ontwikkelde collaterale circulatie aanwezig is via anastomosen met andere kransslagaders. Zonder deze collaterale circulatie zou het hartspierweefsel mogelijk afsterven.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Endocard | De binnenste, dunne en gladde laag van de hartwand, bestaande uit één laag endotheel, die direct in contact staat met het circulerende bloed. |
| Myocard | De dikste laag van de hartwand, bestaande uit onwillekeurig, dwarsgestreept spierweefsel (hartspiercellen), die verantwoordelijk is voor de pompwerking van het hart. |
| Epicard | De buitenste laag van de hartwand, die ook wel visceraal pericard wordt genoemd en een dunne laag bindweefsel vormt die het hart bekleedt. |
| Atria | De boezems van het hart; de twee bovenste kamers die bloed ontvangen. Het rechteratrium ontvangt zuurstofarm bloed en het linkeratrium ontvangt zuurstofrijk bloed. |
| Ventrikels | De kamers van het hart; de twee onderste, gespierde kamers die bloed uitpompen. Het rechterventrikel pompt zuurstofarm bloed naar de longen en het linkerventrikel pompt zuurstofrijk bloed naar het lichaam. |
| Interventriculair septum | Het gespierde schot dat de linker- en rechterventrikel van elkaar scheidt. |
| Atrioventriculaire kleppen | De kleppen tussen de atria en de ventrikels (mitralisklep en tricuspidalisklep) die voorkomen dat bloed terugstroomt naar de atria tijdens contractie van de ventrikels. |
| Pulmonalisklep | De halvemaanvormige klep tussen het rechterventrikel en de truncus pulmonalis, die voorkomt dat bloed terugstroomt naar het rechterventrikel. |
| Aortaklep | De halvemaanvormige klep tussen het linkerventrikel en de aorta, die voorkomt dat bloed terugstroomt naar het linkerventrikel. |
| Truncus pulmonalis | De longslagader die zuurstofarm bloed van het rechterventrikel naar de longen transporteert. |
| Vena cava superior en inferior | De grote aders die zuurstofarm bloed van het bovenlichaam (superior) en het onderlichaam (inferior) naar het rechteratrium transporteren. |
| Vv. pulmonalis | De longaders die zuurstofrijk bloed van de longen naar het linkeratrium transporteren. |
| Aorta | De grootste slagader van het lichaam die zuurstofrijk bloed van het linkerventrikel naar de rest van het lichaam transporteert. |
| Coronaircirculatie | De bloedvoorziening van het hart zelf, verzorgd door de linker- en rechter kransslagaders (a. coronaria sinistra en dextra). |
| Chordae tendineae | Peesdraden die de klepbladen van de atrioventriculaire kleppen verbinden met de papillaire spieren, om te voorkomen dat de kleppen doorbuigen naar de atria. |
| M. papillares | Kleine spieruitsteeksels in de ventrikels waaraan de chordae tendineae zijn bevestigd, die helpen bij het sluiten van de atrioventriculaire kleppen. |
| Kleine bloedsomloop (pulmonale circulatie) | De circulatie die bloed van het hart naar de longen transporteert voor gasuitwisseling (opname van O2 en afgifte van CO2) en vervolgens terug naar het hart. |
| Grote bloedsomloop (systemische circulatie) | De circulatie die zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam transporteert en zuurstofarm bloed terugvoert naar het hart. |
| Aorta ascendens | Het opstijgende deel van de aorta, dat twee kransslagaders aftakt voor de bloedvoorziening van het hart. |
| Arcus aortae | De aortaboog, het gebogen deel van de aorta, dat drie belangrijke aftakkingen heeft naar de armen en het hoofd. |
| Aorta descendens | Het dalende deel van de aorta, onderverdeeld in een thoracaal deel (aorta thoracica) en een abdominaal deel (aorta abdominalis), dat de rest van het lichaam van bloed voorziet. |
| Diepe aders | Aders die tussen de spieren liggen en waarvan de bloedstroom wordt geholpen door de spierpomp en kleppen in de aders voor eenrichtingscirculatie. |
| Oppervlakkige aders | Aders die oppervlakkig van de diepe aders liggen en in connectie staan met de diepe aders via verbindingsaders; spataders ontstaan hier vaak. |
| Venulen | De kleinste venen die bloed verzamelen uit de capillairen. |
| Capaciteitsvaten | Een term voor venen, omdat ze rekbaar zijn en een groot deel van de bloedvoorraad (ongeveer 2/3de) kunnen bevatten, wat helpt bij het opvangen van plotse veranderingen in bloedvolume. |
| Elastische arteriën | Grote, veerkrachtige slagaders (bv. aorta en zijn directe aftakkingen) met veel elastische vezels in de tunica media, die drukveranderingen tijdens de hartcyclus opvangen. |
| Musculeuze arteriën | Slagaders die bloed transporteren naar skeletspieren en inwendige organen, met meer glad spierweefsel en minder elastische vezels in de tunica media, wat diameterveranderingen mogelijk maakt. |
| Arteriolen | De kleinste slagaders, met een tunica media bestaande uit één of twee lagen gladde spiercellen, die de bloeddruk en stroomsnelheid reguleren. |
| Capillairen | De kleinste bloedvaten met een wand van slechts één cellaag (endotheel), waar de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen tussen bloed en weefsel plaatsvindt. |
| Anastomosen | Verbindingen tussen slagaders die een bepaald gebied verzorgen, waardoor er een alternatieve route voor bloedstroom ontstaat als een slagader verstopt raakt. |
| Collaterale circulatie | De vorming en het gebruik van alternatieve bloedvaten (anastomosen) om de doorbloeding van een weefsel te herstellen wanneer een hoofdslagader vernauwd of afgesloten is. |
| Vasoconstrictie | De vernauwing van een bloedvat, veroorzaakt door samentrekking van de spieren in de vaatwand, wat leidt tot verminderde bloedtoevoer. |
| Vasodilatatie | De verwijding van een bloedvat, veroorzaakt door ontspanning van de spieren in de vaatwand, wat leidt tot verhoogde bloedtoevoer. |
| Autoregulatie | Een zelfregulerend fysiologisch proces dat de bloedstroom aanpast aan de lokale behoeften van een orgaan, onafhankelijk van externe invloeden. |
| Arteriosclerose (Aderverkalking) | Een ziekteproces waarbij de slagaderwanden vernauwen door ophoping van vetten en lichaamscellen, wat kan leiden tot hart- of herseninfarcten. |
| Ramus circumflexus (rcx) | Een zijtak van de linker kransslagader (arteria coronaria sinistra) die een deel van de linkerhartkamer bevloeit. |
| Vena saphena magna | Een grote oppervlakkige ader in het been, vaak gebruikt voor bypassoperaties. |
| Arteria radialis | Een slagader in de onderarm, die soms gebruikt wordt voor bypassoperaties. |
| Coronary artery bypass grafting (CABG) | Een chirurgische ingreep waarbij een omleiding (bypass) wordt aangelegd om een vernauwde of afgesloten kransslagader te passeren, om de bloedtoevoer naar de hartspier te herstellen. |
| Sinus coronarius | De grootste ader van het hart, die veneus bloed uit de hartspier verzamelt en uitmondt in het rechteratrium. |
| Arteriae pulmonales | De longslagaders die zuurstofarm bloed van het rechterventrikel naar de longen transporteren. |
| Veneuze retour | De terugkeer van bloed naar het hart via de aders. |
| Tunica media | De middelste laag van de wand van bloedvaten, die gladde spiercellen en elastische vezels bevat en verantwoordelijk is voor vasoconstrictie en vasodilatatie. |
| Tunica interna | De binnenste laag van de wand van bloedvaten, bestaande uit endotheel en een basaal membraan. |
| Basale lamina | Een dun membraan dat de endotheliale cellen van de tunica interna ondersteunt. |