Bankruptcy Insolvency Law
Cover
insolventierecht 2025-26.pptx
Summary
# Het vermogensbegrip en de juridische functie ervan
Dit onderwerp gaat over het concept 'vermogen' in juridische zin en de fundamentele rol die het speelt als onderpand voor schuldeisers.
## 1. Het vermogensbegrip
### 1.1 Definitie van vermogen
Volgens artikel 3.35 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek is "het vermogen van een persoon de juridische algemeenheid die het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft een vermogen en, behoudens indien de wet anders bepaalt, slechts één enkel vermogen."
Het vermogensbegrip kent verschillende interpretaties, zoals:
* **Eigendom**: Dit verwijst naar de goederen die iemand bezit, en valt onder het zakenrecht.
* **Onderpand (boedel)**: Dit omvat de vorderingen en verbintenissen van een persoon.
* **Vereffenen (verdeling)**: Dit betreft de balans tussen activa en passiva.
* **Juridische algemeenheid**: Het vermogen wordt gezien als één geheel dat zowel rechten als plichten omvat.
### 1.2 Theorieën over het vermogen
#### 1.2.1 Klassieke theorie
De klassieke theorie stelt vier regels op rond het vermogensbegrip:
1. Alle rechtssubjecten hebben een vermogen.
2. Een rechtssubject heeft slechts één vermogen.
3. Een apart vermogen vereist een apart subject (persoon).
4. Alleen rechtssubjecten hebben een vermogen.
#### 1.2.2 Recente theorie
De recente theorie hanteert een soepeler benadering, waarbij het vermogen zelf meer centraal staat dan het subject. Een voorbeeld hiervan is de situatie van een advocaat of dokter die een vennootschap heeft.
## 2. De juridische functie van het vermogen
### 2.1 Het principe van het verhaalsrecht
De kern van de juridische functie van het vermogen ligt in het verhaalsrecht van schuldeisers.
* **Artikel 3.36, lid 1 NBW**: "tenzij de wet of het contract anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen." Dit principe benadrukt de **ondeelbaarheid van het vermogen** als onderpand.
* **Artikel 3.36, lid 2 NBW**: "Ingeval van samenloop van de schuldeisers wordt de opbrengst ervan onder hen naar evenredigheid van hun vordering verdeeld, tenzij er tussen de schuldeisers wettige redenen van voorrang bestaan." Dit principe stelt dat het vermogen dient als **gemeenschappelijk onderpand voor alle schuldeisers**, waarbij in geval van samenloop een gelijke verdeling plaatsvindt, tenzij er wettelijke voorrangsregels van toepassing zijn.
### 2.2 Beperkingen op het verhaalsrecht
Er zijn echter beperkingen op dit algemene verhaalsrecht, zoals bepaalde vormen van **onbeslagbaarheid** (bv. artikel 1408 Ger.W.).
### 2.3 Het vermogen als verhaalsobject
Het vermogen van de schuldenaar (SA) fungeert als onderpand voor de schuldeisers (SE). Het verhaalrecht kan verschillende vormen aannemen, zoals:
* Uitvoerend beslag
* Faillissement
* Pandverzilvering
* Overdracht van schuldvordering als zekerheid
* Rechtstreekse vordering
#### 2.3.1 Kenmerken van het verhaalsrecht
Het verhaalrecht op het vermogen van de schuldenaar is gebonden aan specifieke kenmerken:
* Het is **geen "zakelijk recht"** in de zin van een volgrecht.
* Het wordt eerder beschouwd als een **"stil pandrecht"**.
* Er is sprake van **onbeperkte zakelijke subrogatie/fluctuaties**, wat betekent dat het onderpand kan wijzigen.
* Er is **géén volgrecht** in de klassieke zin.
* **Preventieve maatregelen** zoals bewarend beslag zijn wel mogelijk.
#### 2.3.2 Onverdeeldheid en gemeenschap
Dat goederen onverdeeld zijn, betekent niet dat ze onttrokken zijn aan het verhaalsrecht van de schuldeisers van een deelgenoot. Hoewel directe uitwinning van een onverdeeld aandeel meestal niet mogelijk is, is **bewarend beslag wel toegelaten** (tot zekerheid). Dit geldt bijvoorbeeld voor onverdeelde eigendom, huwelijksgemeenschappen en vennootschappen.
#### 2.3.3 Goederen van derden
Goederen die toebehoren aan derden zijn over het algemeen onttrokken aan het verhaalsrecht van de schuldeisers van de schuldenaar. In bepaalde gevallen is **revindicatie** door de schuldeiser mogelijk. Voorbeelden waarbij derdenzaken een rol spelen en het stilzwijgend pandrecht van de schuldeiser relevant kan zijn, zijn de situatie van een verhuurder, bewaargever of leasinggever, en de verkoop met eigendomsvoorbehoud.
## 3. Het vermogen als verhaalsobject in samenloop
Het vermogen van de debiteur (SA) dient als onderpand voor de schuldeisers (SE). Bij **samenloop** van schuldeisers, wat betekent dat meerdere schuldeisers gelijktijdig verhaal nemen op het vermogen van hun gezamenlijke SA, is het principe van **gelijkheid van schuldeisers** (paritas creditorum) van toepassing. Dit leidt tot een evenredige verdeling van de opbrengst, tenzij wettelijke redenen van voorrang bestaan.
### 3.1 Gevallen van samenloop
Samenloop kan zich voordoen in verschillende situaties:
* **Faillissement**: Dit is een vorm van grote, actieve samenloop waarbij het vermogen onder bewind wordt gesteld om te vereffenen.
* **Samenloop na uitvoerend beslag**: Dit is een vorm van kleine, passieve samenloop die ontstaat na beslaglegging op specifieke goederen.
* **Gerechtelijke reorganisatie**: Dit biedt een juridisch kader voor ondernemingen in moeilijkheden om hun continuïteit te waarborgen, al dan niet via een akkoord met schuldeisers.
* **Collectieve schuldenregeling**: Dit is een juridisch kader voor particulieren die niet in staat zijn hun schulden te betalen.
### 3.2 Het beginsel van gelijkheid in samenloop
Het gelijkheidsbeginsel (paritas creditorum) houdt in dat, bij gebreke van wettelijke voorrangsregels, de opbrengst van het vermogen onder alle schuldeisers wordt verdeeld naar evenredigheid van hun vordering. Dit principe is cruciaal bij de vereffening van een failliete boedel of bij een collectieve schuldenregeling.
### 3.3 Samenloop buiten de collectieve procedures
Ook buiten de specifieke insolventieprocedures kan samenloop ontstaan. Dit kan het geval zijn wanneer meerdere schuldeisers individueel beslag leggen op dezelfde goederen. De regels voor de verdeling en rangorde zijn dan afhankelijk van het type beslag (roerend of onroerend).
## 4. Beheer van het vermogen
### 4.1 Principe van beheer
In beginsel is de vermogenstitularis zelf bevoegd voor het beheer van zijn vermogen, wat inhoudt dat hij beslissingen kan nemen inzake beheer, bewaring en beschikking over de goederen.
### 4.2 Uitzondering: bewind
Er zijn echter situaties waarin het beheer van het vermogen wordt overgedragen aan een bewindvoerder. Dit kan voorkomen bij onder andere:
* **Aanzuiveringsbewind**: Gericht op het aflossen van schulden.
* **Vereffeningsbewind**: Gericht op het afwikkelen van een vermogen, zoals bij faillissement.
---
**Tip:** Het onderscheid tussen het klassieke en recente vermogensbegrip is belangrijk voor het begrip van de evolutie in het recht. De focus op het vermogen als een zelfstandige juridische entiteit wordt steeds belangrijker, met name in de context van vennootschappen en specifieke juridische structuren.
**Tip:** Begrijp de principes van ondeelbaarheid en gelijkheid van schuldeisers goed, aangezien deze fundamenteel zijn voor het verhaalrecht en alle vormen van samenloop.
**Tip:** Maak een schema van de verschillende vormen van samenloop en de bijbehorende procedures. Dit helpt om de complexiteit van deze materie te doorgronden.
---
# Beslag- en executierecht
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de beginselen en procedures van beslag- en executierecht, inclusief de verschillende soorten beslagen en de rol van de beslagrechter.
## 2. Beslag- en executierecht
### 2.1 Inleiding
De uitvoering van verbintenissen, met name de betaling van een geldsom, vereist dwangmiddelen omdat eigenrichting niet is toegestaan. Beslag- en executiemaatregelen zijn de instrumenten waarmee een schuldeiser zijn recht op verhaal kan uitoefenen op het vermogen van de schuldenaar. Dit valt onder het materiële beslagrecht, dat een integraal onderdeel is van het executierecht en geregeld wordt in Deel V van het Gerechtelijk Wetboek.
De tenuitvoerlegging dient te gebeuren op basis van een uitvoerbare titel, die de rechterlijke machtiging verleent tot executie. De procedure mag niet tussen 21 uur en 6 uur 's ochtends of op wettelijke feestdagen plaatsvinden. Rechtsmiddelen schorsen in de regel de tenuitvoerlegging. De tenuitvoerlegging wordt uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder, onder toezicht van de beslagrechter.
#### 2.1.1 Reële executie
Reële executie, oftewel uitvoering in natura, is het recht van elke schuldeiser. Indien rechtstreekse uitvoering echter onmogelijk is, bijvoorbeeld door de noodzaak van dwang, kan uitvoering bij equivalent plaatsvinden, zoals via vervangende schadevergoeding. Voorbeelden hiervan zijn het laten afbreken van een bouwwerk of de uitzetting van een huurder.
#### 2.1.2 Uithuiszetting
De procedure van uithuiszetting is wettelijk geregeld en kent een gehumaniseerd karakter, met specifieke bescherming voor de huurder. De huurder moet ten minste vijf dagen voor de uithuiszetting worden ingelicht door de gerechtsdeurwaarder. Een vonnis tot uithuiszetting mag ten vroegste één maand na betekening ervan worden uitgevoerd.
#### 2.1.3 Dwangsom
Een dwangsom, zoals gedefinieerd in artikel 1385bis Ger.W., is een bijkomende veroordeling die dient als drukmiddel en indirecte reële executie mogelijk maakt. De dwangsom komt de schuldeiser toe, heeft geen vergoedende functie en de hoogte ervan wordt per geval bepaald. De bevoegde rechter beoordeelt de opeisbaarheid van de dwangsom vanaf de betekening van de uitspraak.
#### 2.1.4 Beslag
Beslag is een vorm van tenuitvoerlegging wanneer reële executie niet mogelijk is of wanneer de verbintenis een geldsom betreft. Het is de ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder waarbij de schuldenaar (SA) wordt aangeszegd en geïnformeerd over welke vermogensbestanddelen van de SA zullen dienen voor de delging van de schuld. Bij beslag verliest de beslagene het recht om vrij over de goederen te beschikken, wat een relatieve beschikkingsonbevoegdheid inhoudt.
Bij samenloop van schuldeisers krijgt de beslaglegger een stil pandrecht. De actie van een schuldeiser met beslag is in beginsel individueel, maar kan een collectieve dimensie krijgen bij samenloop, wat leidt tot evenredige verdeling na roerend beslag of rangregeling na onroerend beslag.
Het voorwerp van beslag zijn de goederen van de debiteur die vatbaar zijn voor beslag, met uitzondering van toekomstige goederen. Vruchten van goederen zijn wel vatbaar voor uitvoerend beslag, maar niet voor bewarend beslag. Zaakvervanging is geen algemeen rechtsbeginsel bij beslag. Het beslag strekt zich uit tot het gehele goed.
Er bestaan verschillende soorten beslag, waaronder:
* Bewarend beslag
* Beslag op roerend goed
* Beslag op onroerend goed
* Beslag onder derden
* Pandbeslag
* Beslag tot terugvordering
* Beslag op schepen
* Uitvoerend beslag (op roerend goed, onroerend goed, onder derden, schepen, tak en vruchten).
### 2.2 Beslagrechter
De beslagrechter is bevoegd op basis van de territoriale bevoegdheid (plaats waar het beslag wordt gelegd) en de materiële bevoegdheid (alle vorderingen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging). De beslagrechter heeft een algemeen en gedwongen karakter en oordeelt over middelen tot tenuitvoerlegging, maar niet over de onderliggende vordering. Hij kan machtiging verlenen tot bewarend beslag of een uitvoeringshandeling schorsen. De rechtspleging voor de beslagrechter gebeurt zoals in kortgeding, middels beschikkingen die uitvoerbaar bij voorraad zijn.
### 2.3 Beslagbaarheid
De beslagbaarheid van goederen wordt bepaald door de artikelen 3.35 en 3.36 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW). Het principe is dat het vermogen van de schuldenaar het gemeenschappelijk onderpand vormt voor alle schuldeisers. Uitzonderingen op de beslagbaarheid moeten wettelijk voorzien zijn en worden restrictief geïnterpreteerd.
#### 2.3.1 Onbeslagbare goederen
Artikel 1408 Ger.W. somt specifieke onbeslagbare goederen op, waaronder loon en soortgelijke vorderingsrechten, die echter een beperkte beslagbaarheid kennen volgens artikel 1409 Ger.W. Niet-beslagbare uitkeringen worden opgesomd in artikel 1410 Ger.W. Vorderingen tot alimentatie zijn een uitzondering op de beslagbaarheid.
#### 2.3.2 Bescherming van de woning
De hoofdverblijfplaats van een zelfstandige of vrij beroeper kan, mits een verklaring bij de notaris en inschrijving op het hypotheekkantoor, onbeslagbaar worden gemaakt om het ondernemerschap te bevorderen.
#### 2.3.3 Onverdeeldheid en echtgenoten
Goederen die onverdeeld zijn, blijven vatbaar voor verhaal door de schuldeisers van een deelgenoot. Hoewel uitwinning niet mogelijk is zolang de onverdeeldheid voortduurt, is bewarend beslag wel toegestaan. Voor echtgenoten, met name onder het wettelijk stelsel, zijn er specifieke regels betreffende de beslagbaarheid van gemeenschappelijke en eigen schulden. Fiscale schulden vormen hierop een uitzondering.
### 2.4 Bewarend beslag
Bewarend beslag dient om het vermogen van de schuldenaar te vrijwaren tegen verdere vermindering en aldus de latere uitoefening van het verhaalsrecht te verzekeren. Het belet de schuldenaar om de beslagen goederen te vervreemden of te bezwaren, maar verleent geen voorrecht aan de beslaglegger. De schuldenaar verliest echter niet zijn eigendom of genot. De duurtijd van een bewarend beslag is beperkt tot drie jaar, maar is hernieuwbaar.
#### 2.4.1 Voorwaarden en gevolgen
Voor het leggen van bewarend beslag is urgentie vereist, wanneer de solvabiliteit van de schuldenaar in het gedrang is. De bewijslast hiervoor ligt bij de beslaglegger. De schuldvordering van de beslaglegger moet bestaan, hoewel de aard en het bedrag ervan geen belang hebben. De schuldvordering moet bovendien opeisbaar en vaststaand zijn, maar de beslagrechter toetst dit marginaal. Een rechterlijke machtiging is in principe vereist, tenzij het gaat om bewarend derdenbeslag, een hypotheek of een uitvoerbare titel.
#### 2.4.2 Kantonnement
Bij bewarend beslag kan kantonnement worden aangevraagd om de gevolgen van de onbeschikbaarheid te beperken. Dit geldt niet als voorwaardelijke betaling van het beslagobject. Bewarend beslag kan worden omgezet in uitvoerend beslag zonder dat een nieuw beslag nodig is.
#### 2.4.3 Bijzondere bepalingen
Specifieke vormen van bewarend beslag zijn het pandbeslag (artikel 20, eerste lid Hyp.W.) voor vervallen huurgelden en het beslag tot terugvordering.
### 2.5 Uitvoerend beslag
Uitvoerend beslag beoogt de verwezenlijking van de schuld door de openbare verkoop van de beslagen goederen. De schuldeiser moet beschikken over een uitvoerbare titel, wat een akte is met de vereiste kwaliteiten (verleend door bevoegde ambtenaren, met formulier van tenuitvoerlegging) en die een zekere, vaststaande en opeisbare vordering vertegenwoordigt.
#### 2.5.1 Kwaliteit en actualiteit van de titel
De titel die de grondslag vormt voor uitvoerend beslag moet actueel zijn, wat betekent dat de beslaglegger nog steeds schuldeiser moet zijn en de schuldvordering niet geheel of gedeeltelijk mag zijn uitgedoofd (door verjaring, betaling, etc.).
#### 2.5.2 Procedure
De procedure start met de betekening van de titel aan de schuldenaar, gevolgd door een bevel tot betalen als laatste sommatie. Het beslag wordt gelegd door een gerechtsdeurwaarder. Bij uitvoerend beslag is kantonnement wel mogelijk en geldt het als voorwaardelijke betaling.
De gerechtsdeurwaarder handelt als openbaar ambtenaar en staat onder toezicht van de beslagrechter.
#### 2.5.3 Beslag op roerend goed
Bij uitvoerend beslag op roerend goed wordt een bevel tot betalen betekend als laatste ingebrekestelling vóór het beslag. Er geldt een wachttermijn van minimaal één dag. Het beslag wordt gelegd bij exploot met een opsomming van de goederen. De verkoop mag niet eerder dan één maand na het beslag plaatsvinden, wat de schuldenaar de ultieme mogelijkheid biedt om te betalen. De verkoop vindt plaats in een veilingzaal na de vereiste publiciteit. Incidenten zoals verzet van de schuldenaar of andere schuldeisers kunnen de procedure beïnvloeden. Bij samenloop wordt de opbrengst evenredig verdeeld.
#### 2.5.4 Beslag onder derden
Beslag onder derden vindt plaats wanneer een schuldeiser beslag legt op wat een derde aan zijn schuldenaar verschuldigd is. Dit betreft de relatie tussen de beslaglegger, de beslagene (de schuldenaar van de beslaglegger) en de derde (de schuldenaar van de beslagene). De beslagen vordering blijft in het vermogen van de beslagene en de derde mag niet meer aan de beslagene betalen.
#### 2.5.5 Beslag op onroerend goed
Bij uitvoerend beslag op onroerend goed, geregeld door artikel 1560 Ger.W., volgt de procedure vier fasen: drie voorafgaande handelingen (betekening van het bevel tot betalen, beslaglegging, verzoekschrift tot aanstelling notaris), de verkoopsvoorwaarden, de verkoop zelf en de rangregeling. De overschrijving op het hypotheekkantoor is cruciaal voor de tegenwerpelijkheid.
### 2.6 Beslag op roerend goed
Bij bewarend beslag op roerend goed is machtiging van de beslagrechter vereist. Bij uitvoerend beslag op roerend goed geldt een wachttermijn van minimaal één dag na het bevel tot betalen vóór het beslag. Het beslag wordt gelegd bij exploot met een gedetailleerde opsomming van de beslagen goederen. De verkoop van roerende goederen mag ten vroegste één maand na het beslag plaatsvinden, wat de schuldenaar een periode geeft om te betalen. De verkoop gebeurt openbaar door een gerechtsdeurwaarder. Bij samenloop wordt de opbrengst evenredig verdeeld volgens artikel 1627 ev. Ger.W.
### 2.7 Beslag onder derden
Beslag onder derden is een specifieke vorm van beslag waarbij een schuldeiser beslag legt op vorderingen die derden verschuldigd zijn aan zijn eigen schuldenaar. De structuur is triangulair: de beslaglegger, de beslagene (die de schuldeiser is van de derde) en de derde (die de schuldenaar is van de beslagene). De beslaglegger krijgt een stil pandrecht op de vordering die de beslagene op de derde heeft. De beslagene wordt onbeschikbaar voor de betaling van die vordering aan zijn eigen schuldenaar, de derde.
### 2.8 Beslag op onroerend goed
Bij bewarend beslag op onroerend goed zijn urgentie en een zekere, eisbare en vaststaande vordering vereist. Verplichte vermeldingen zijn opgenomen in het verzoekschrift, de beschikking en het beslagexploot. Het beslag leidt tot onbeschikbaarheid van het onroerend goed vanaf de overschrijving op het hypotheekkantoor.
Bij uitvoerend beslag op onroerend goed volgt een procedure in vier fasen: voorafgaande handelingen (bevel tot betalen, beslaglegging, aanstelling notaris), de verkoopsvoorwaarden, de openbare verkoop en de rangregeling. Derangregeling dient om de koopsom te verdelen onder de schuldeisers.
### 2.9 Beslag op roerende en onroerende goederen, en onder derden
De specifieke procedures voor beslag op roerende goederen, onroerende goederen en onder derden verschillen in hun uitwerking en de vereisten die gesteld worden.
#### 2.9.1 Beslag op roerend goed
Bij beslag op roerend goed wordt er onderscheid gemaakt tussen bewarend beslag (machtiging vereist) en uitvoerend beslag (bevel tot betalen, wachttermijn, beslaglegging bij exploot). De verkoop mag ten vroegste één maand na het beslag plaatsvinden. Bij samenloop van schuldeisers vindt een evenredige verdeling van de opbrengst plaats.
#### 2.9.2 Beslag op onroerend goed
Bij uitvoerend beslag op onroerend goed is er een procedure in meerdere fasen, waaronder het bevel tot betalen, de beslaglegging, de aanstelling van een notaris, de vaststelling van de verkoopsvoorwaarden, de openbare verkoop en ten slotte de rangregeling om de opbrengst te verdelen.
#### 2.9.3 Beslag onder derden
Dit beslag legt beslag op vorderingen die een derde verschuldigd is aan de beslagene. Het is een triangulaire verhouding waarbij de beslagene zijn vordering op de derde onbeschikbaar maakt ten gunste van de beslaglegger.
### 2.10 Beslagbaarheid en samenloop
De beslagbaarheid van goederen, zoals bepaald door artikelen 3.35 en 3.36 NBW, vormt het uitgangspunt voor de verhaalrechten van de schuldeisers. Samenloop ontstaat wanneer meerdere schuldeisers gelijktijdig verhaal nemen op het vermogen van een gemeenschappelijke schuldenaar. Het gelijkheidsbeginsel van de schuldeisers ("paritas creditorum") is hierbij van toepassing, tenzij er wettige redenen van voorrang bestaan. Dit principe geldt niet buiten de context van samenloop; buiten samenloop geldt het principe "wie eerst komt, eerst maalt".
### 2.11 Faillissement en gerechtelijke reorganisatie
Faillissement en gerechtelijke reorganisatie zijn collectieve insolventieprocedures die een georganiseerde samenloop regelen.
* **Faillissement**: Dit is een collectief beslag ten voordele van de gezamenlijke schuldeisers met het oog op gelijke betaling. Het wordt behandeld door de Ondernemingsrechtbank (Insolventiekamer) en kan worden geïnitieerd door de schuldenaar, een schuldeiser of het openbaar ministerie. Kernbegrippen zijn de staking van betaling en het geschokt krediet. Er kan een doorstart van de onderneming plaatsvinden.
* **Gerechtelijke reorganisatie**: Deze procedure biedt een juridisch kader voor ondernemingen in moeilijkheden met als doel continuïteit. Het kan leiden tot een minnelijk akkoord, een reorganisatieplan of een overdracht van de onderneming. De procedure wordt behandeld door de Insolventierechtbank. De opschorting van de procedure bevriest de toestand van de onderneming en schort individuele executiemogelijkheden op.
### 2.12 Collectieve schuldenregeling
De collectieve schuldenregeling is een juridisch kader voor particulieren die niet in staat zijn hun schulden te betalen. Het wordt behandeld door de Arbeidsrechtbank (voorheen de Beslagrechter). Het initiatief ligt enkel bij de schuldenaar zelf en de procedure leidt tot een aanzuiveringsbewind met de fixatie van de schulden en schorsing van individuele executiemiddelen.
### 2.13 Voorrechten
Voorrechten zijn wettelijke rechten die een schuldeiser het recht geven om bij samenloop bij voorrang betaald te worden. Ze zijn een uitzondering op het gelijkheidsbeginsel en kunnen algemeen (op alle goederen) of bijzonder (op specifieke goederen) zijn. Voorrechten gaan voor op hypotheken. Belangrijke bijzondere voorrechten zijn onder meer het voorrecht voor kosten van uitwinning en boedelredding, kosten tot behoud van de zaak, en de voorrechten van de niet-betaalde verhuurder en verkoper.
### 2.14 Rangorde van voorrechten
De rangorde van voorrechten wordt bepaald door wettelijke bepalingen. Bij samenloop van hypothecaire schuldeisers is de inschrijvingsdatum van de hypotheek doorslaggevend. Bij samenloop van bijzondere voorrechten geldt een specifieke rangorde, en bij samenloop van algemene voorrechten is de volgorde in artikel 19 Hyp.W. bepalend. Chirografaire schuldeisers (zonder voorrang) worden naar evenredigheid betaald.
### 2.15 Andere zekerheidsmechanismen
Naast beslag en voorrechten bestaan er andere zekerheidsmechanismen met zakelijke werking, zoals het retentierecht, compensatie en eigendom tot zekerheid. Het retentierecht geeft een schuldeiser het recht om de teruggave van een goed te weigeren totdat de schuld is voldaan. Eigendomsvoorbehoud (EVBH) wordt erkend als een geldige zekerheidsconstructie die tegenwerpelijk is aan de boedel.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen bewarend en uitvoerend beslag goed. Bewarend beslag dient ter bescherming van het vermogen, terwijl uitvoerend beslag gericht is op de daadwerkelijke realisatie van de schuld.
> **Tip:** Bestudeer de specifieke vereisten en gevolgen van de verschillende soorten beslag (roerend, onroerend, onder derden) grondig, aangezien deze procedureel complex kunnen zijn.
> **Tip:** De rol en bevoegdheden van de beslagrechter zijn essentieel om te begrijpen hoe geschillen en verzoeken met betrekking tot beslag worden behandeld.
> **Tip:** Maak een schema van de verschillende soorten samenloop (faillissement, gerechtelijke reorganisatie, collectieve schuldenregeling) en hun kenmerken.
> **Tip:** Ken de belangrijkste bijzondere en algemene voorrechten en hun plaats in de rangorde, aangezien deze cruciaal zijn bij de verdeling van de opbrengst.
---
# Voorrechten en rangorde
Hieronder volgt een gedetailleerd studieoverzicht over voorrechten en rangorde, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3. Voorrechten en rangorde
Voorrechten zijn wettelijke preferenties die schuldeisers, vanwege de bijzondere aard van hun vordering, het recht geven om bij samenloop met andere schuldeisers bij voorrang betaald te worden.
### 3.1 Inleiding tot voorrechten
* **Definitie:** Een voorrecht is een wettelijk recht dat aan een schuldeiser wordt verleend om bij samenloop voorrang te krijgen bij de betaling.
* **Kenmerken:**
* **Wettelijke aard:** Voorrechten ontstaan enkel op basis van de wet. Ze zijn een attribuut van een vordering.
* **Verhouding tussen schuldeisers:** Voorrechten regelen de rangorde tussen verschillende schuldeisers.
* **Prioriteit boven hypotheek:** Voorrechten gaan in principe voor op hypotheken.
* **Zakelijk zekerheidsrecht:** Voorrechten hebben een zakelijke werking en rusten op het onderpand.
* **Bevoegde rechtbank:** De bevoegdheid van de rechtbank hangt af van de aard van het voorrecht en het onderpand.
### 3.2 Soorten voorrechten
Voorrechten kunnen worden onderverdeeld op basis van verschillende criteria: het onderpand, de omvang van de vordering en publiciteit.
#### 3.2.1 Algemene en bijzondere voorrechten
* **Algemene voorrechten:**
* **Definitie:** Deze voorrechten rusten op het gehele vermogen van de schuldenaar, zowel roerende als onroerende goederen.
* **Kenmerken:** Ze vertegenwoordigen de wettelijke preferenties die voortvloeien uit de wet van 1807, zoals het voorrecht van boedelscheiding.
* **Belang in aanzuiveringsprocedures:** Deze voorrechten spelen een belangrijke rol bij de afwikkeling van schulden.
* **Bijzondere voorrechten:**
* **Definitie:** Deze voorrechten rusten op specifieke goederen, waardoor ze vergelijkbaar zijn met zakelijke zekerheden.
* **Kenmerken:** Ze bieden een meer gerichte zekerheid op een bepaald goed of een reeks goederen.
* **Onderverdeling:** Bijzondere voorrechten kunnen verder worden ingedeeld naar gelang het onderpand (roerend of onroerend) en al dan niet publiciteit vereisen.
#### 3.2.2 Voorrechten met en zonder publiciteit
* **Voorrechten op roerende goederen:** Deze kunnen zowel algemene als bijzondere voorrechten omvatten die op roerende zaken rusten.
* **Voorrechten op onroerende goederen:** Deze zijn specifiek gerelateerd aan onroerende activa.
### 3.3 Bijzondere voorrechten
Dit gedeelte bespreekt specifieke bijzondere voorrechten, hun toepassingsvoorwaarden en de omvang ervan.
* **3.3.1 Voorrecht voor kosten van uitwinning en boedelredding ("KUBR"):**
* **Begripsomschrijving:** Dit voorrecht geldt voor de gerechtskosten die zijn gemaakt in het belang van alle schuldeisers om goederen te redden of te gelde te maken.
* **Voorwaarden:** De kosten moeten op gerechtelijk gezag zijn gemaakt, in het belang van de schuldeisers en nuttig zijn geweest. Ze kunnen door een schuldeiser of een derde zijn gemaakt.
* **Relatieve werking:** Dit voorrecht werkt ten aanzien van de schuldeisers in wier belang de kosten zijn gemaakt.
* **Onderpand:** De opbrengst van de uitgewonnen of geredde goederen.
* **Plaats in rangorde:** Dit voorrecht geniet een zeer hoge prioriteit, vaak geplaatst aan de top van de rangorde.
* **3.3.2 Voorrecht voor kosten tot behoud van de zaak:**
* **Begripsomschrijving:** Dit voorrecht dekt de kosten die noodzakelijk waren voor het materiële behoud van een zaak.
* **Voorwaarden:** Geldt enkel voor het behoud van roerende goederen (zowel lichamelijk als onlichamelijk) en dient enkel daden van behoud te dekken (herstelling, onderhoud), niet verbeteringen.
* **Onderpand:** De opbrengst van de geredde zaak, inclusief indien er sprake is van zakelijke subrogatie.
* **3.3.3 Voorrecht van de niet-betaalde verhuurder:**
* **Begrip:** Gebaseerd op het stilzwijgend pandrecht van de verhuurder op de meubels en andere goederen die de huurder in het verhuurde goed heeft binnengebracht en die bijdragen aan het genot ervan.
* **Ontstaan:** Ontstaat enkel voor de periode van de huur.
* **Gewarborgde schuldvordering:** Huurgelden (lopend, vervallen tot twee jaar terug, en toekomstig tot één jaar vooruit), huurherstellingen, en sinds recent ook bezettingsvergoedingen.
* **Onderpand:** "Al hetgeen het verhuurde goed stoffeert". Dit omvat de lichamelijke, roerende goederen die tot het genot van het goed bijdragen.
* **Tenietgaan van het voorrecht:** Indien de goederen niet meer aanwezig zijn in het verhuurde goed.
* **3.3.4 Voorrecht van de verhuurder op de huurwaarborg:**
* **Begrip:** Dit voorrecht, gecodificeerd in de Woninghuurwet, rust op de geïndividualiseerde bankrekening die dient als huurwaarborg.
* **Rang:** Deelt dezelfde rang als het voorrecht van de niet-betaalde verhuurder op de goederen.
* **3.3.5 Voorrecht van de niet-betaalde verkoper:**
* **A. Onbetaalde verkoper van roerende goederen (RG):**
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC):** Dit is een verweermiddel, drukmiddel en zekerheidsfunctie die de verkoper toestaat de levering te weigeren zolang de prijs niet betaald is. Het geldt ook in geval van faillissement (retentierecht).
* **Ontbindingsrecht:** De verkoper kan de ontbinding van de verkoop vorderen indien de koper de prijs niet betaalt.
* **Revindicatierecht:** De verkoper kan de goederen terugvorderen.
* **Eigendomsvoorbehoud (EVBH):** De verkoper behoudt de eigendom tot de prijs volledig betaald is. Dit is sindsdien tegenstelbaar aan de boedel in geval van faillissement. Voorwaarden zijn: schriftelijke overeenkomst, het goed moet nog in natura aanwezig zijn bij de debiteur en dit vóór het proces-verbaal van sluiting van de verificatie.
* **Voorrecht (art. 20,5de Hyp.W.):** Geldt voor roerende goederen die nog in het bezit van de debiteur zijn, mits er geen bewerkingen zijn geweest en de goederen niet onroerend zijn geworden door bestemming of incorporatie.
* **B. Onbetaalde verkoper van onroerende goederen (OG):**
* **Voorrecht (art. 27,1 Hyp.W.):** Geldt voor de verkoop van OG indien de verkoopprijs onbetaald is en de verkoopakte werd aangeboden voor overschrijving.
* **Ontbinding (art. 28 Hyp.W.):** De verkoper kan de ontbinding van de verkoop vorderen.
* **C. Plaats van het voorrecht:** Overeenkomstig art. 23 Hyp.W. neemt dit voorrecht de plaats 5 in (na KUBR, kosten tot behoud, verhuurder, vervoerder).
* **3.3.6 Voorrecht van de onderaannemer:**
* **Begrip:** Dit voorrecht (art. 20,12de Hyp.W.) ontstaat in de verhouding tussen de opdrachtgever/bouwheer en de hoofdaannemer, en de onderaannemer.
* **Onderpand:** De schuldvordering van de hoofdaannemer op de opdrachtgever/bouwheer, mits deze schuldvordering nog in het vermogen van de hoofdaannemer zit.
* **Uitoefening:** De onderaannemer kan dit voorrecht uitoefenen als de hoofdaannemer niet betaald is door de opdrachtgever. Het voorrecht vervalt bij betaling door de bouwheer.
* **3.3.7 Andere bijzondere voorrechten:**
* **Vervoerder:** Voorrecht op de vervoerde zaak voor de kosten van vervoer, vracht en bijkomende kosten. Dit is een stilzwijgend pandrecht.
* **Commissionair:** Voorrecht op goederen in zijn bezit voor prestaties als commissionair.
* **Afgeschaafde voorrechten:** Het voorrecht van de pandhoudende SE en het voorrecht van de hotelier zijn afgeschaft.
### 3.4 Algemene voorrechten
Algemene voorrechten rusten op het volledige vermogen en hebben een belangrijke rangorde in geval van samenloop.
* **3.4.1 Algemene voorrechten op alle roerende en onroerende goederen:**
* **Algemeen:** Voornamelijk de voorrechten die voortvloeien uit de wet van 1807, zoals het voorrecht van boedelscheiding.
* **3.4.2 Algemene voorrechten op alle roerende goederen:**
* **Algemeen:** Deze catalogus, vastgelegd in art. 19 Hyp.W., kent een specifieke volgorde toe aan diverse vorderingen.
* **Belangrijke voorbeelden:**
* Gerechtskosten
* Begrafeniskosten
* Kosten van de laatste ziekte (gedurende één jaar)
* Sociale voorrechten (loon van werknemers, vorderingen van sociale zekerheidsfondsen, RSZ, etc.)
* Voorrechten van de fiscus.
### 3.5 Rangorde van de voorrechten
De rangorde van voorrechten is cruciaal bij de verdeling van de opbrengst van de goederen van de schuldenaar.
* **Problemen eigen aan de rangorde:** De bepaling van de "rangorde" en "rangschikking" is essentieel.
* **Algemene regels bij publiciteit:** De datum van publiciteit (inscheving, overschrijving) bepaalt in principe de rangorde voor goederen waarvoor publiciteit vereist is.
* **Regels zonder publiciteit:** Bij voorrechten zonder publiciteit wordt de rang bepaald door de samenlezing van de voorrechten.
#### 3.5.1 Praktische regels voor vereffening en verdeling
1. **Onderscheid "binnen" boedel en "buiten" boedel:**
* **Buiten boedel:** Separatisten (zoals begunstigden van eigendomsvoorbehoud) die hun goederen uit de boedel kunnen halen.
* **Binnen boedel:** Activa en passiva die deel uitmaken van de vereffening.
2. **Vereffening boedel:**
* Vaststelling van het actief.
* Vaststelling van het passief.
* Bepaling van de rangorde van de schuldeisers.
* Rangschikking van de schuldeisers op basis van hun voorrecht of recht op hypotheek.
#### 3.5.2 Rangschikking
* **Bij samenloop van hypothecaire schuldeisers:** Het tijdstip van inschrijving van de hypotheek bepaalt de rang.
* **Bij samenloop van bijzondere voorrechten (KUBR, kosten tot behoud, verhuurder, vervoerder, verkoper):** De specifieke wetgeving bepaalt de volgorde.
* **Bij samenloop van algemene voorrechten:** De volgorde zoals vastgelegd in art. 19 Hyp.W. is bepalend (bv. begrafeniskosten komen vóór sociale voorrechten).
* **Bij samenloop van chirografaire schuldeisers (zonder voorrecht of hypotheek):** Deze worden in principe pandsgewijs verdeeld, conform het gelijkheidsbeginsel.
> **Tip:** Het is cruciaal om de specifieke wetsartikelen die aan de basis liggen van elk voorrecht te kennen, alsook de rang die deze innemen in de algemene rangorde. De volgorde kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitbetaalde bedragen bij collectieve schuldenregeling of faillissement.
---
# Zekerheidsrechten en hun evolutie
Hieronder volgt een samenvatting van het onderwerp "Zekerheidsrechten en hun evolutie", opgesteld conform de gestelde richtlijnen.
## 4. Zekerheidsrechten en hun evolutie
Dit onderwerp behandelt diverse zekerheidsrechten, zowel persoonlijke als zakelijke, met aandacht voor hun kenmerken, geldigheid, tegenwerpelijkheid en recente wetswijzigingen.
### 4.1 Overzicht van zekerheidsrechten
Zekerheidsrechten zijn overeenkomsten die zekerheid bieden aan schuldeisers. Ze kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën: persoonlijke zekerheidsrechten en zakelijke zekerheidsrechten.
#### 4.1.1 Persoonlijke zekerheidsrechten
Persoonlijke zekerheidsrechten verlenen de schuldeiser een recht op het vermogen van een derde persoon, die zich borg stelt of anderszins garant staat voor de schuldenaar.
* **Borgtocht:**
* **Definitie en kenmerken:** Een borgtocht is een overeenkomst waarbij een derde persoon (de borg) zich verbindt om de verbintenis van de hoofdschuldenaar na te komen jegens de schuldeiser, indien de hoofdschuldenaar in gebreke blijft. De borgtocht is een accessoire overeenkomst, wat betekent dat de geldigheid ervan afhangt van de geldigheid van de hoofdverbintenis. Ze is niet vrijblijvend te vermoeden en vereist een geschrift, hoewel er geen specifieke vormvereisten meer zijn zoals vroeger.
* **Bestaansvoorwaarden:** Een geldige hoofdverbintenis, toestemming, bekwaamheid en een geoorloofd voorwerp zijn vereist. De borgtocht mag de hoofdverbintenis niet buiten gaan.
* **Gevolgen:**
* **Verhouding borg – schuldeiser:** De borg kan zich beroepen op excepties die de hoofdschuldenaar kan inroepen, zoals het voorrecht van uitwinning (de schuldeiser moet eerst de hoofdschuldenaar aanspreken) en het voorrecht van schuldsplitsing (indien er meerdere borgen zijn, wordt de schuld verdeeld).
* **Verhouding borg – schuldenaar:** De borg die betaalt, krijgt een verhaalsrecht op de hoofdschuldenaar.
* **Verhouding tussen medeborgen:** Medeborgen hebben een verhaalsrecht op elkaar.
* **Nieuwe ontwikkelingen (Boek 9 NBW):**
* De borgtocht wordt expliciet een **accessoire persoonlijke zekerheid**.
* Het **vermoeden van borgtocht** wordt ingevoerd: elke persoonlijke zekerheid wordt vermoed een borgtocht te zijn.
* De vormvereisten worden versoepeld; de handgeschreven formule verdwijnt. Overeenkomsten kunnen voor **onbepaalde duur** worden aangegaan, met een redelijke opzegtermijn.
* **Informatieplichten** van de schuldeiser worden uitgebreid (precontractueel en tijdens de overeenkomst).
* Een persoonlijke zekerheid voor **alle sommen** wordt mogelijk, mits aan specifieke voorwaarden is voldaan.
* Het **subsidiariteitsbeginsel** wordt opnieuw ingevoerd, waardoor de schuldeiser de hoofdschuldenaar eerst in gebreke moet stellen.
* De **verplichting om een maximumbedrag te melden** wordt ingevoerd.
* De **sanctie bij kennelijke wanverhouding** tussen de zekerheid en de schuld wordt gewijzigd naar matiging, beoordeeld op het moment van aangaan van de zekerheid.
* **Garantie:**
* **Definitie en kenmerken:** Een garantieverbintenis is een **niet-accessoire en zelfstandige overeenkomst**. Dit betekent dat de garantie een eigen bestaansreden heeft en niet afhangt van een hoofdverbintenis. De garant krijgt geen subrogatoir verhaalsrecht en er is geen automatische overdracht.
* **Nieuwe ontwikkelingen:** De garantie wordt een **autonome persoonlijke zekerheid**. De garant krijgt een subrogatoir verhaalsrecht. Het is een persoonlijk en niet-overdraagbaar recht. De garant is verplicht een verzoek tot betalen te weigeren indien de hoofdschuldenaar niet eerst in gebreke is gesteld.
* **Consumentenborgtocht:**
* De borgtocht ten gunste van een consument wordt geherkwalificeerd als een **consumentenborgtocht**. Het toepassingsgebied wordt verruimd van kosteloosheid naar de consument in het algemeen.
#### 4.1.2 Zakelijke zekerheidsrechten
Zakelijke zekerheidsrechten verlenen de schuldeiser een direct recht op een specifiek goed (of goederen) van de schuldenaar, dat als onderpand dient.
* **Pand (Nieuwe Pandwet):**
* **Inleiding:** De wet van 11 juli 2013 (in werking vanaf 01/02/2018) heeft het pandrecht hervormd en gebundeld in Titel XVII van Boek III van het Burgerlijk Wetboek. De oude handelspandfiguur en het pand op de handelszaak zijn afgeschaft.
* **Kenmerken van de huidige pandfiguur:**
* **Geldigheid en tegenwerpelijkheid:** Het pandrecht wordt een **consensuele overeenkomst**. De traditionele buitenbezitstelling van het pand is afgeschaft als geldigheidsvoorwaarde. Tegenwerpelijkheid wordt bereikt door inschrijving in het pandregister of, in specifieke gevallen, door buitenbezitstelling.
* **Voorwerp:** Elk roerend goed, vorderingen (ook toekomstige, mits de pandhouder de SA kan verwittigen), intellectuele eigendomsrechten, financiële instrumenten, en een geheel van goederen (de oude pand op handelszaak is verdwenen).
* **Kenmerken van het pandrecht:**
* **Volgrecht:** De pandhouder heeft een volgrecht op het verpande goed, zelfs indien dit van eigenaar verandert (tenzij de derde-koper zich kan beroepen op specifieke beschermingsregels).
* **Zakelijke subrogatie:** Het pandrecht strekt zich uit tot de vordering die in de plaats komt van het verpande goed.
* **Gewaarborgde schuldvordering:** Het pand kan bestaande of toekomstige, en bepaalde of bepaalbare schuldvorderingen waarborgen.
* **Rechten en plichten:**
* **Bezitloos pandrecht:** De pandgever behoudt het recht op normale exploitatie, gebruik, verwerking en zelfs vervreemding van het pand (binnen het normale bedrijfsverkeer). De pandhouder heeft zorgplichten en inspectierechten.
* **Pandrecht met buitenbezitstelling:** De pandhouder is bewaarnemer en heeft beperktere rechten op gebruik.
* **Uitwinning:**
* **Niet-consument pandgever:** De pandhouder mag bij wanbetaling het pand verkopen, verhuren of toe-eigenen (met inachtneming van de pandovereenkomst en met tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder voor verkoop).
* **Consument pandgever:** De pandhouder mag niet zonder rechterlijke machtiging over het pand beschikken.
* **Procedure:** Kennisgeving aan de schuldenaar minstens 10 dagen voor uitwinning is vereist. Rechterlijke tussenkomst is enkel verplicht bij consumenten.
* **Verdeling en rangorde:** De pandhouder wordt bij voorrang voldaan uit de opbrengst. Bij meerdere pandhouders bepaalt de inschrijving in het pandregister of de bezitsverkrijging de rang.
* **Het nieuwe pandregister:** Dit register, operationeel sinds 01/01/2018, maakt elektronische registratie en raadpleging van pandrechten mogelijk, wat essentieel is voor de tegenwerpelijkheid.
* **Hypotheek:**
* **Begrip en kenmerken:** Een hypotheek is een zakelijk zekerheidsrecht op onroerende goederen. Kenmerkend zijn het volgrecht, zakelijke subrogatie, het onroerend karakter, en de ondeelbaarheid. Het is een bijkomend en afgebakend recht.
* **Vestiging:** Vereist handelingsbekwaamheid, een authentieke akte (of voor notaris erkende akte), en identificatie van het bezwaarde goed, het plafondbedrag en de gewaarborgde schuld.
* **Inschrijving:** Essentieel voor de tegenwerpelijkheid aan derden. De datum van inschrijving bepaalt de rangorde bij samenloop van hypothecaire schuldeisers.
* **Rechten hypotheekhouder:** Bij wanbetaling kan de hypotheekhouder het gehypothekeerde goed uitwinnen via een wettelijk voorgeschreven procedure.
* **Eigendomsvoorbehoud (EVBH):**
* **Inleiding:** De verkoper behoudt de eigendom van een goed totdat de koopprijs volledig is betaald. Dit is een afwijking op het principe van eigendomsoverdracht door wilsovereenstemming.
* **Evolutie:** Vóór 1997 was EVBH niet tegenwerpelijk aan de boedel bij faillissement. De Faillissementswet van 1997 maakte het wel tegenwerpelijk. Sinds de nieuwe pandwet is EVBH algemeen tegenwerpelijk (art. 69 Titel XVII BW).
* **Tegenwerpelijkheid:** EVBH wordt erkend in alle gevallen van samenloop. De verkoper onder EVBH kan de eigendom terugvorderen indien de koper niet betaalt. Bij consumentenkoper is uitdrukkelijk schriftelijk akkoord vereist; bij niet-consumentenkoper volstaan factuurvoorwaarden.
* **Andere aspecten:** Zakelijke subrogatie, verwerking en vermenging, en onroerendmaking zijn geregeld zoals bij pandrecht. Er geldt een verrijkingsverbod.
* **Retentierecht:**
* **Nieuwe regeling:** Wettelijk geregeld in art. 73 Titel XVII BW. Het geeft een schuldeiser het recht de teruggave van een goed te weigeren of op te schorten totdat de schuldvordering is voldaan.
* **Superprioriteit:** De retentor geniet dezelfde preferentie als een pandhouder op de verkoopopbrengst, zelfs hoger dan voor kosten tot behoud.
* **Tegenwerpelijkheid:** Tegenwerpelijk aan alle SE's en derden die na de verkrijging van feitelijke macht door de schuldeiser een recht op het goed hebben verkregen. Het geldt voortaan ook voor schuldvorderingen die geen verband hebben met het ingehouden goed.
### 4.2 Voorrechten
Voorrechten zijn wettelijke rechten die aan een schuldeiser, wegens de bijzondere aard van zijn schuldvordering, voorrang verlenen bij samenloop. Ze gaan voor op hypotheken en worden beschouwd als een zakelijk zekerheidsrecht.
#### 4.2.1 Soorten voorrechten
* **Algemeen vs. Bijzonder:**
* **Algemene voorrechten:** Strekken zich uit over alle roerende en/of onroerende goederen van de schuldenaar.
* **Bijzondere voorrechten:** Strekken zich uit over specifieke goederen.
* **Met of zonder publiciteit:** Sommige voorrechten vereisen publiciteit om tegenwerpelijk te zijn.
#### 4.2.2 Bijzondere voorrechten
* **Kosten van uitwinning en boedelredding ("kubr"):** Voorrang voor gerechtskosten die nuttig werden gemaakt in het belang van de schuldeisers.
* **Kosten tot behoud van de zaak:** Voorrang voor kosten gemaakt voor het behoud van een roerend goed.
* **Voorrecht van de niet-betaalde verhuurder:** Een stilzwijgend pandrecht op alle goederen die het gehuurde goed stofferen, voor huurgelden en andere uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen.
* **Voorrecht van de verhuurder op de huurwaarborg:** Gekoppeld aan de woninghuurwet.
* **Voorrecht van de niet-betaalde verkoper:**
* **Van roerende goederen (RG):** Kan zich beroepen op de enac (exceptio non adimpleti contractus) en het ontbindingsrecht of revindicatierecht.
* **Van onroerende goederen (OG):** Heeft een voorrecht en het recht op ontbinding.
* **Eigendomsvoorbehoud (als voorrecht):** Vergelijkbaar met het voorrecht van de niet-betaalde verkoper, met specifieke voorwaarden voor tegenwerpelijkheid.
* **Voorrecht van de onderaannemer:** Op de schuldvordering van de hoofdaannemer op de opdrachtgever.
* **Andere bijzondere voorrechten:** Voormalige voorrechten van pandhoudende SE en hotelier zijn afgeschaft. Voorrecht van de vervoerder op de vervoerde zaak, en voorrecht van de commissionair op goederen in zijn bezit.
#### 4.2.3 Algemene voorrechten
* **Op alle roerende en onroerende goederen:** Bijvoorbeeld het voorrecht van boedelscheiding.
* **Op alle roerende goederen:** Volgens een strikte rangorde, waaronder gerechtskosten, begrafeniskosten, kosten van laatste ziekte, sociale voorrechten (loon werknemer, RSZ, etc.), en voorrechten van de fiscus.
#### 4.2.4 Rangorde van voorrechten
De rangorde wordt bepaald door de wet, waarbij publiciteit (datum van inschrijving) een cruciale rol speelt. Bij samenloop worden activa verdeeld onder de schuldeisers volgens hun rang.
### 4.3 Beslag- en executierecht
Beslag is een vorm van tenuitvoerlegging die de schuldenaar verhindert vrij over zijn goederen te beschikken, ten voordele van de schuldeiser(s).
* **Soorten beslag:**
* **Bewarend beslag:** Dient om goederen tijdelijk veilig te stellen, zonder de schuldenaar zijn eigendom te ontnemen. Verleent geen voorrecht.
* **Uitvoerend beslag:** Gericht op de gedwongen verkoop van goederen om de schuld te voldoen.
* **Beslagrechter:** Bevoegd voor geschillen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging.
* **Beslagbaarheid:** Over het algemeen is het vermogen van de debiteur een gemeenschappelijk onderpand. Onbeslagbare goederen worden strikt geïnterpreteerd (bv. loon, bepaalde uitkeringen).
* **Beslag op roerend goed / onroerend goed / onder derden:** Specifieke procedures en regels gelden voor elk type beslag.
* **Samenloop na beslag:** Wanneer meerdere schuldeisers uitvoerend beslag leggen, ontstaat er samenloop met als gevolg evenredige verdeling (RG) of rangregeling (OG).
### 4.4 Samenloop en vermogensvereffening
Samenloop ontstaat wanneer meerdere schuldeisers gelijktijdig verhaal nemen op het vermogen van hun gezamenlijke schuldenaar. Het gelijkheidsbeginsel ('paritas creditorum') geldt, tenzij wettelijke voorrechten of zekerheidsrechten anders bepalen.
* **Gevallen van samenloop:**
* **Faillissement:** Collectief beslag ten voordele van alle gezamenlijke schuldeisers, met het oog op gelijke betaling.
* **Samenloop na beslag:** Ontstaat wanneer meerdere (uitvoerende) beslagen op dezelfde goederen leiden tot collectieve realisatie.
* **Gerechtelijke reorganisatie:** Juridisch kader voor ondernemingen in moeilijkheden, met als doel continuïteit te waarborgen via minnelijke akkoorden of reorganisatieplannen.
* **Collectieve schuldenregeling:** Juridisch kader voor particulieren die hun schulden niet meer kunnen betalen, gericht op een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
### 4.5 Recente wetswijzigingen
Het rechtslandschap van zekerheidsrechten heeft aanzienlijke veranderingen ondergaan, met name door de nieuwe pandwet, de hervormingen van persoonlijke zekerheden in het NBW, en de wijzigingen in het beslag- en executierecht. Deze wijzigingen streven naar een grotere transparantie, efficiëntie en bescherming van zowel schuldeisers als schuldenaren. De invoering van het pandregister en de versoepeling van de regels rondom pand en EVBH, evenals de modernisering van persoonlijke zekerheden, illustreren deze evolutie. De nadruk ligt steeds meer op de tegenwerpelijkheid van de zekerheid aan derden, vaak via registratie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vermogen | Het vermogen van een persoon omvat het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen die aan een bepaald rechtssubject toebehoren en in geld waardeerbaar zijn. Elke natuurlijke of rechtspersoon heeft er slechts één, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Juridische algemeenheid | Een concept dat het geheel van goederen en verbintenissen als één ondeelbare entiteit beschouwt, waarbij het vermogen centraal staat in plaats van het individu zelf. |
| Verhaalsrecht | Het recht van een schuldeiser om verhaal te nemen op het vermogen van zijn schuldenaar om zo zijn vordering te voldoen. Dit principe is gebaseerd op het gemeenschappelijk onderpand dat het vermogen van de schuldenaar vormt. |
| Gemeenschappelijk onderpand | Het principe dat het gehele vermogen van de schuldenaar dient als zekerheid voor al zijn schuldeisers, tenzij er wettige redenen van voorrang bestaan. Dit impliceert de ondeelbaarheid van het vermogen. |
| Beslag | Een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder waarbij de schuldenaar (of een derde) wordt geïnformeerd dat bepaalde vermogensbestanddelen van de schuldenaar zullen dienen voor de delging van de schuld. |
| Uitvoerend beslag | Een vorm van beslag die erop gericht is de schuldeiser in staat te stellen de verkoop van de in beslag genomen goederen te realiseren teneinde zijn schuld te innen. |
| Bewarend beslag | Een type beslag dat dient om de goederen van de schuldenaar voorlopig veilig te stellen en te verhinderen dat deze vervreemd of bezwaard worden, zonder dat dit beslag reeds een voorrecht verleent. |
| Samenloop | Een situatie waarin meerdere schuldeisers gelijktijdig verhaal nemen op het vermogen van hun gezamenlijke schuldenaar, wat leidt tot een collectieve realisatie van de activa en een verdeling onder de schuldeisers. |
| Voorrecht | Een wettelijk recht dat aan een schuldeiser wordt toegekend om bij samenloop van schuldeisers bij voorrang betaald te worden uit de opbrengst van het vermogen van de schuldenaar. |
| Rangorde | De hiërarchische volgorde waarin schuldeisers, met name bij samenloop, worden betaald uit de opbrengst van het vermogen, gebaseerd op wettelijke regels zoals voorrechten, hypotheken en inschrijvingen. |
| Pandrecht | Een zakelijk zekerheidsrecht dat gevestigd wordt op roerende goederen, schuldvorderingen, financiële instrumenten of een geheel van goederen om een schuld te waarborgen. Het geeft de pandhouder het recht om bij wanbetaling tot uitwinning over te gaan. |
| Hypotheek | Een zakelijk zekerheidsrecht dat gevestigd wordt op onroerende goederen om de betaling van een schuld te waarborgen. Het geeft de hypotheekhouder het recht op parate executie van het onroerend goed bij wanbetaling van de schuldenaar. |
| Borgtocht | Een persoonlijke zekerheid waarbij een persoon (de borg) zich ertoe verbindt de schuld van een ander (de hoofdschuldenaar) te voldoen indien deze laatste in gebreke blijft. Het is een accessoir en subsidiair karakter. |
| Garantie | Een autonome persoonlijke zekerheid die losstaat van de hoofdschuld en de garantiegever verplicht tot betaling zonder dat eerst de hoofdschuldenaar in gebreke gesteld moet worden. |
| Zakelijke subrogatie | Het principe waarbij een zekerheidsrecht (zoals pand of hypotheek) zich uitstrekt tot de schuldvordering die in de plaats komt van het verpande of verhypothekeerde goed, bijvoorbeeld de opbrengst van een verkoop. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed dat hem door de schuldenaar werd overhandigd of voor hem bestemd is, te weigeren of op te schorten totdat de schuldvordering is voldaan. |
| Eigendomsvoorbehoud (EVBH) | Een regeling waarbij de verkoper de eigendom van een goed behoudt totdat de volledige koopprijs is betaald door de koper, wat een belangrijke zekerheid vormt, ook in geval van faillissement van de koper. |
Cover
ONDERNEMINGINMOEILIJKHEDEN.pptx
Summary
# Insolventiewetgeving en de onderneming in moeilijkheden
Dit onderwerp betreft de insolventiewetgeving en de procedurele en materiële aspecten die van toepassing zijn op ondernemingen die zich in financiële moeilijkheden bevinden.
## 1. Insolventiewetgeving en de onderneming in moeilijkheden
De insolventiewetgeving, zoals vastgelegd in Boek XX van het Wetboek Economisch Recht (WER), regelt de aanpak van ondernemingen in financiële nood. Het doel is om waar mogelijk faillissementen te voorkomen door middel van herstelmaatregelen, of om, indien herstel niet mogelijk is, een ordentelijke afwikkeling van de onderneming te waarborgen. De wetgeving is ingrijpend gewijzigd sinds de invoering van de Europese Herstructureringsrichtlijn, met als doel preventieve herstructureringsstelsels te faciliteren.
### 1.1 Toepassingsgebied van de insolventiewetgeving
De insolventiewetgeving is van toepassing op het brede begrip 'onderneming', wat inhoudt dat ook vrije beroepen, hun vennootschappen, vzw's en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die winstbejag nastreven, eronder vallen. Uitgezonderd zijn echter verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen en financiële ondernemingen.
#### 1.1.1 Het insolventieregister (Regsol)
Sinds april 2017 is Regsol, het Centraal Register Solvabiliteit, operationeel. Dit digitale platform centraliseert alle informatie betreffende insolventieprocedures en wordt beheerd door de ordes van advocaten.
### 1.2 Insolventieprocedures buiten faillissement
Het overheidsbeleid streeft ernaar faillissementen zoveel mogelijk te voorkomen. De vroegere Wet op het Gerechtelijk Akkoord werd afgeschaft en vervangen door de Wet betreffende de Continuïteit van Ondernemingen (WCO), die meer mogelijkheden biedt voor herstel. De WCO-wetgeving is sindsdien aangepast, onder meer om misbruik tegen te gaan en in lijn met Europese richtlijnen.
#### 1.2.1 Uitgangspunten van insolventie buiten faillissement
De WCO hanteert een 'open portaal'-benadering met soepele voorwaarden en diverse instrumenten om de continuïteit van de onderneming of haar activiteiten te waarborgen. Recente wijzigingen beoogen de procedures efficiënter te maken en misbruik te ontmoedigen, door te focussen op een snellere opsporing van bedrijven met reële herstelkansen.
#### 1.2.2 Vroegtijdige waarschuwing
Informatie die wijst op dreigende insolventie, zoals wijzigingen in werknemersaantallen, achterstallen bij sociale en fiscale instanties, verstekvonnissen of beslagberichten, wordt verzameld op de griffie van de Ondernemingsrechtbank en bij het Openbaar Ministerie. Deze gegevens worden opgenomen in het centrale register van economische knipperlichten, dat niet publiek toegankelijk is. De schuldenaar kan inzage vragen en onjuiste gegevens laten corrigeren.
#### 1.2.3 Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden
Elke Ondernemingsrechtbank beschikt over een Kamer voor Ondernemingen in Moeilijkheden. Deze kamers ontvangen informatie over ondernemingen in financiële problemen en volgen hun situatie op om faillissementen te vermijden en schuldeisersrechten te beschermen. De rechter kan inlichtingen inwinnen bij cijferberoepen, de onderneming oproepen, en een plaatsbezoek doen.
##### 1.2.3.1 Nieuwe bevoegdheid inzake schuldeisersakkoorden
De Kamer kan schuldeisers oproepen om te verschijnen teneinde een schikking te treffen. Indien een akkoord wordt bereikt, wordt dit vastgesteld in een proces-verbaal dat uitvoerbaar verklaard wordt.
##### 1.2.3.2 Dossiers met faillissementsaanwijzingen
Indien uit het onderzoek blijkt dat de onderneming zich in staat van faillissement bevindt, kan de Kamer het dossier doorsturen naar de Procureur des Konings voor een faillissementsdagvaarding, of naar de Ondernemingsrechtbank voor de aanstelling van een herstructureringsdeskundige of de gerechtelijke ontbinding van de vennootschap.
#### 1.2.4 Versterking van de rol van cijferberoepen
Cijferberoepen hebben een wettelijke voorlichtingsplicht. Indien de onderneming geen maatregelen neemt na deze voorlichting, kunnen zij de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank schriftelijk informeren.
#### 1.2.5 Voorlopige en bewarende maatregelen
##### 1.2.5.1 Herstructureringsdeskundige
De voorzitter van de Ondernemingsrechtbank kan, op verzoek van het Openbaar Ministerie, de onderneming of een belanghebbende, een herstructureringsdeskundige aanstellen. Deze onafhankelijke expert, aangesteld door de rechtbank of de Kamer, kan de onderneming bijstaan bij het herstelproces. De aanstelling is flexibel en kan ook buiten gerechtelijke procedures om gebeuren.
##### 1.2.5.2 Voorlopig bewindvoerder
Bij aanwijzingen van faillissement kan de voorzitter een voorlopig bewindvoerder aanstellen, die het bestuur van de onderneming tijdelijk geheel of gedeeltelijk kan overnemen. Deze maatregel vervalt indien binnen 21 dagen geen vordering tot faillietverklaring, gerechtelijke ontbinding of gerechtelijke reorganisatie wordt ingeleid.
##### 1.2.5.3 Vereffeningsdeskundige
Een vereffeningsdeskundige kan door de Ondernemingsrechtbank worden aangesteld met een specifieke opdracht tijdens een gerechtelijke reorganisatie om de overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken.
#### 1.2.6 Minnelijk akkoord buiten gerechtelijke reorganisatie
Ondernemingen kunnen buiten een gerechtelijke procedure om minnelijke akkoorden sluiten met hun schuldeisers, zoals schuldherschikkingen of afbetalingsplannen. Een akkoord met één schuldeiser is nu mogelijk, mits het expliciet gericht is op de reorganisatie en neergelegd wordt in Regsol. Homologatie door de voorzitter is vereist voor tegenstelbaarheid aan een curator bij een later faillissement. De voorzitter kan homologatie weigeren indien de onderneming geen levenskansen heeft of het akkoord derden schaadt.
#### 1.2.7 Gerechtelijke reorganisatie
##### 1.2.7.1 Doelstellingen
Het hoofddoel is het behoud van de continuïteit van de onderneming of haar activiteiten door middel van een minnelijk akkoord, een collectief akkoord op basis van een reorganisatieplan, of de overdracht onder gerechtelijk gezag.
##### 1.2.7.2 Voorwaarden
De continuïteit van de onderneming moet onmiddellijk of op termijn bedreigd zijn. De staat van faillissement is geen reden tot afwijzing, en een toekomstige bedreiging volstaat. Recente aanvragen voor gerechtelijke reorganisatie hebben geen opschortende werking, tenzij de rechtbank anders bepaalt.
##### 1.2.7.3 Inleiding van de procedure
De procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift bij de Ondernemingsrechtbank, met de nodige stavingstukken over de financiële toestand, de bedreiging van de continuïteit, en de beoogde doelstellingen. Documenten zoals jaarrekeningen, een staat van activa en passiva, en een lijst van schuldeisers moeten worden voorgelegd, uiterlijk twee dagen voor de zitting. De indiening gebeurt via Regsol.
##### 1.2.7.4 Opening van de gerechtelijke reorganisatie
Vanaf de neerlegging van het verzoek tot aan de uitspraak door de Ondernemingsrechtbank, zijn faillietverklaring en gerechtelijke ontbinding onmogelijk. Alle middelen van tenuitvoerlegging worden opgeschort. Een gedelegeerd rechter onderzoekt de ontvankelijkheid en gegrondheid van het verzoek en brengt verslag uit aan de rechtbank. Het verzoek wordt binnen 48 uur aan het Openbaar Ministerie overgemaakt. De rechtbank doet uitspraak binnen 15 dagen na de indiening, en binnen 8 dagen na de behandeling.
##### 1.2.7.5 Gevolgen van de opening van de gerechtelijke reorganisatie
De onderneming krijgt een opschorting van betaling toegestaan voor maximaal vier maanden. Dit geldt ook voor de echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner die mede gehouden is tot beroepsschulden. Uitvoeringsprocedures en beslagen worden geschorst. De ondernemer mag bepaalde schuldvorderingen vrijwillig betalen indien dit voor het behoud van de continuïteit vereist is. Schuldeisers mogen lopende overeenkomsten niet beëindigen bij contractuele wanprestatie, op voorwaarde dat de ondernemer de uitvoering binnen 15 dagen herneemt. De ondernemer kan de uitvoering opschorten mits schadevergoeding.
##### 1.2.7.6 Verloop van de procedure
De procedure is flexibel. De onderneming kan op elk moment vragen om de procedure bij te sturen of over te schakelen tussen instrumenten. Alle stukken betreffende de procedure zijn elektronisch inkijkbaar voor partijen en schuldeisers via Regsol. De procedure kan voortijdig beëindigd worden indien de continuïteit niet gehandhaafd kan worden of indien de verstrekte informatie onjuist is, met mogelijkheid tot uitspreken van faillissement. De rechtbank kan de opschorting van betaling verlengen, maar de maximale duur bedraagt twaalf maanden.
##### 1.2.7.7 Instrumenten binnen de gerechtelijke reorganisatie
* **Minnelijk akkoord:** Gelijkaardig aan het buitengerechtelijk akkoord, maar onder toezicht van de rechtbank en met bescherming van de opschorting. Het is bindend voor de partijen en kan na akkoord leiden tot sluiting van de procedure.
* **Collectief akkoord (reorganisatieplan):** Dit vereist goedkeuring door de schuldeisers. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine/middelgrote ondernemingen.
* **Fase van opschorting:** Opstellen van een reorganisatieplan met een beschrijvend en een bepalend gedeelte.
* **Goedkeuring:** Het plan moet goedgekeurd worden bij gewone meerderheid op dubbel vlak (aantal schuldeisers en vertegenwoordigd kapitaal). Schuldeisers moeten minimaal 20% van hun schuld ontvangen, met uitzonderingen voor bepaalde schulden. De rechtbank kan weigeren het plan te homologeren indien het geen vooruitzicht biedt op het afwenden van de vereffening of het waarborgen van de levensvatbaarheid. Het plan is bindend voor alle schuldeisers.
* **Grote ondernemingen:** Aandeelhoudersbetrokkenheid is verplicht. Schuldeisers en aandeelhouders worden ingedeeld in categorieën. Indien het plan niet de vereiste meerderheden behaalt, kan de rechtbank onder voorwaarden de tegenstemmers 'overrulen' (cram down).
* **Fase van uitvoering:** De uitvoeringstermijn mag maximaal vijf jaar bedragen. Bij niet-nakoming kan elke schuldeiser intrekking vorderen.
* **Besloten gerechtelijke reorganisatieprocedure:** Een procedure zonder publiciteit, ingesteld op verzoek van de onderneming, een schuldeiser of aandeelhouder. Een herstructureringsdeskundige leidt de procedure met als doel een minnelijk of collectief akkoord te bereiken. Enkel betrokken schuldeisers zijn gebonden. Opschorting van betaling is niet voorzien, tenzij de voorzitter anders beslist.
* **Overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag:** Dit is geen reorganisatieprocedure, maar een procedure gericht op een efficiënte vereffening. Het kan betrekking hebben op het geheel of een gedeelte van de onderneming en wordt afgesloten met faillissement of gerechtelijke ontbinding. Er kan sprake zijn van een vrijwillige (op verzoek van de onderneming) of gedwongen (op verzoek van een schuldeiser, overnemer of openbaar ministerie) overdracht.
* **Pre-pack:** Sinds 1 september 2023 kan een onderneming die in staat van faillissement verkeert, vragen om failliet verklaard te worden en voorafgaand aan de faillietverklaring de overgang van activa en activiteiten voor te bereiden. Dit moet de vereffening vergemakkelijken, een zo hoog mogelijke uitbetaling aan schuldeisers garanderen en werkgelegenheid behouden. Er worden beoogd curatoren en een beoogd rechter-commissaris aangesteld voor een termijn van maximaal 60 dagen. De beslissing is niet openbaar. Gedurende de opdracht van de beoogd curator geldt geen opschorting.
### 1.3 Faillissement
#### 1.3.1 Inleiding
Faillissement is de procedure voor ondernemingen die hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen, niet meer gered kunnen worden, de markt verstoren en dus zo snel mogelijk van de markt moeten verdwijnen. Het voorkomt een ongeordende stormloop op het vermogen van de onderneming. Een onafhankelijke curator beheert de vereffening van de failliete boedel.
#### 1.3.2 Voorwaarden voor faillietverklaring
1. **Onderneming in ruime zin:** Van toepassing op natuurlijke personen (tot zes maanden na overlijden) en rechtspersonen (tot zes maanden na sluiting vereffening).
2. **Duurzaam opgehouden te betalen:** Dit is meer dan een tijdelijk liquiditeitsprobleem.
3. **Krediet geschokt:** De handelbaarheid kan geen krediet meer verkrijgen.
#### 1.3.3 Gerechtelijke ontbinding en vereffening als alternatief
Naast faillissement kan de rechtbank ook de gerechtelijke ontbinding uitspreken, met name wanneer er geen noemenswaardige activa meer voorhanden zijn en dit in het algemeen belang is.
#### 1.3.4 Initiatiefrecht
* **Onderneming:** Door aangifte van de boeken ('de boeken neerleggen') ter griffie van de Ondernemingsrechtbank binnen de maand na staking van betaling (nu elektronisch via Regsol).
* **Schuldeisers:** Bij dagvaarding voor de faillissementskamer.
* **Openbaar Ministerie:** Bij dagvaarding, op basis van inlichtingen van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden.
* **Voorlopig bewindvoerder:** Kan ook het initiatief nemen.
#### 1.3.5 Vonnnis van faillietverklaring
De Ondernemingsrechtbank spreekt het faillissement uit indien de voorwaarden vervuld zijn. De beslissing kan 15 dagen worden opgeschort om de onderneming de mogelijkheid te geven een gerechtelijke reorganisatie aan te vragen. Het vonnis is onmiddellijk uitvoerbaar, zelfs bij hoger beroep.
##### 1.3.5.1 Inhoud van het vonnis
* **Aanstelling curator(en) en rechter-commissaris(sen):** De rechter-commissaris ziet toe op de afwikkeling en controleert het werk van de curator. De curator, een advocaat, beheert en vereffent de failliete boedel. Bij faillissement van vrije beroepers wordt een medecurator van dezelfde beroepsgroep aangesteld.
* **Termijn voor aangifte van schuldvordering:** Schuldeisers moeten binnen één maand na het faillissementsvonnis hun schuldvordering indienen, inclusief bewijsstukken en melding van eventuele voorrechten, om deel te kunnen nemen aan de verdeling van het actief. Indien de termijn verstreken is, kan de schuldeiser nog opname vorderen voor het nog niet verdeelde actief, op eigen kosten (binnen de verjaringstermijn van één jaar).
* **Dag van staking van betaling:** In principe de datum van faillissement. Deze kan vervroegd worden tot maximaal zes maanden voor de faillissementsdatum, bijvoorbeeld op vordering van de curator, indien ernstige en objectieve omstandigheden dit bewijzen. De periode tussen staking van betaling en de faillissementsdatum wordt de 'verdachte periode' genoemd.
De gegevens uit het vonnis worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
#### 1.3.6 Gevolgen van faillissement
* **Verlies van beheer over vermogen:** Van rechtswege verliest de gefailleerde het beheer over zijn goederen, zowel die op de datum van faillietverklaring als die daarna verkregen worden op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat. De curator neemt het beheer over. Alle rechtshandelingen gesteld door de gefailleerde zijn niet tegenstelbaar aan de boedel. De gefailleerde mag geen overeenkomsten afsluiten, betalingen doen of ontvangen, op straffe van nietigheid. Voor natuurlijke personen gelden nuanceringen, zoals voor onbeslagbare goederen en vervangingsinkomsten. Sinds 1 mei 2018 vallen goederen of inkomsten verworven na faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement niet in de boedel.
* **Verdachte periode:** Handelingen gesteld tijdens de verdachte periode kunnen door de curator niet-tegenstelbaar worden verklaard. Dit geldt voor handelingen uit vrijgevigheid, betaling van niet-vervallen schulden, betalingen anders dan in geld van vervallen schulden, en het toestaan van zekerheden na het ontstaan van de schuldvordering. Indien de curator kan bewijzen dat de contractspartij kennis had van de staking van betaling, kan de niet-tegenstelbaarheid ook gelden voor betalingen van vervallen schulden en andere handelingen ten bezwarende titel. Buiten de verdachte periode kan de curator handelingen aanvechten op grond van de faillissementspauliana, indien hij kan bewijzen dat de contractspartij te kwader trouw handelde om schuldeisers te schaden.
* **Opschorting tenuitvoerlegging:** Alle beslagen gelegd door schuldeisers worden opgeschort. De opbrengst van eventuele verkopen valt in de boedel.
* **Onmiddellijke opeisbaarheid schulden / stuiting interesten:** Dit dient ter vlotte afhandeling van het faillissement.
#### 1.3.7 Afwikkeling van het faillissement
* **Rol curator:** De curator is de centrale figuur. Hij oefent de rechten van de gefailleerde uit en behartigt het gezamenlijk belang van de schuldeisers. Jaarlijks brengt hij verslag uit over zijn activiteiten.
* **Lopende contracten:** Het faillissement beëindigt lopende contracten niet, tenzij er een uitdrukkelijk ontbindend beding is of het gaat om intuïtu personae contracten. De curator kan contracten beëindigen. Indien de curator een overeenkomst voortzet na het faillissement, worden de prestaties vanaf dan beschouwd als schulden van de boedel.
* **Verificatie van de schuldvorderingen:** Na afloop van de termijn voor aangifte van schuldvorderingen vindt de verificatie plaats. De curator kan schuldvorderingen aanvaarden, aanhouden of betwisten. Betwiste vorderingen worden later door de ondernemingsrechtbank beslecht. Indien het actief ontoereikend is om de kosten te dekken, kan de rechtbank de sluiting van het faillissement uitspreken.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Mits bepaalde voorwaarden vervuld zijn (schriftelijk beding, roerende goederen, goederen nog ongewijzigd aanwezig, registratie in pandregister), kan de verkoper het eigendom behouden tot volledige betaling. Vanaf 1 mei 2018 geldt een verrijkingsverbod: de waarde van het teruggevorderde goed wordt verrekend met de schuldvordering.
* **Vereffening, verdeling, sluiting:** Dit omvat het inventariseren van het actief, het te gelde maken ervan, en de verdeling onder de schuldeisers rekening houdend met voorrechten. Schulden van de boedel en bevoorrechte schuldeisers worden eerst voldaan, daarna volgt een pondspondsgewijze verdeling onder de gewone schuldeisers. De sluiting van het faillissement gebeurt op de algemene vergadering van schuldeisers.
#### 1.3.8 Kwijtschelding
Alleen voor gefailleerde natuurlijke personen. De gefailleerde wordt automatisch bevrijd van zijn restschulden (behalve voor schulden met zakelijke zekerheid, onderhoudsschulden of schadevergoeding voor letselschade). Kwijtschelding kan reeds vanaf de zesde maand na opening faillissement worden verkregen. Belanghebbenden kunnen weigering vragen bij grove fouten van de gefailleerde. Echtgenoten, wettelijk samenwonende partners en kosteloze borgstellers kunnen ook bevrijd worden.
---
# Insolventieprocedures buiten faillissement
Hier is een gedetailleerde samenvatting van "Insolventieprocedures buiten faillissement" voor uw studiehandleiding.
## 2. Insolventieprocedures buiten faillissement
Dit deel van de analyse focust op de diverse procedures die gericht zijn op het vermijden van een faillissement, zoals gerechtelijke reorganisatie en minnelijke akkoorden.
### 2.1 Inleiding en doelstelling
Het voornaamste doel van de wetgever op het gebied van insolventie is het zoveel mogelijk voorkomen van faillissementen. De vroegere wetgeving op het gerechtelijk akkoord werd afgeschaft omdat deze niet leidde tot een vermindering van faillissementen. De huidige Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO), nu geïntegreerd in Boek XX van het Wetboek Economisch Recht (WER), biedt ruimere mogelijkheden voor het herstel van ondernemingen, geheel of gedeeltelijk, of het behouden van de activiteiten die nog te redden zijn. Recente wijzigingen in 2023, in uitvoering van een Europese richtlijn, hebben de procedures efficiënter gemaakt en misbruiken trachten tegen te gaan, met de bedoeling om bedrijven sneller op te sporen die effectief kans maken op herstel. De wetgeving kent een "open portaal"-benadering met soepele toekenningsvoorwaarden en flexibele instrumenten, maar de wetswijzigingen maken de procedures minder vrijblijvend en efficiënter.
#### 2.1.1 Toepassingsgebied
De insolventiewetgeving is van toepassing op het ruime begrip "onderneming", wat ook vrije beroepen, hun vennootschappen, vzw's en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid met een winstoogmerk omvat. Verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen en financiële ondernemingen zijn uitgesloten.
#### 2.1.2 Vroegtijdige waarschuwing en registers
Er wordt voorzien in de digitalisering van insolventieprocedures via Regsol (Centraal Register Solvabiliteit), een databank en elektronisch platform beheerd door de balies. Op de griffie van de Ondernemingsrechtbank en bij het Openbaar Ministerie worden gegevens verzameld die wijzen op dreigende insolventie, zoals wijzigingen in personeelsbestand, achterstallen bij sociale zekerheid en belastingen, verstekvonnissen, achterstallige facturen, beslagberichten, etc. Deze gegevens worden opgenomen in het centraal register van economische knipperlichten, dat niet publiek toegankelijk is. Ondernemers kunnen inzage vragen en correcties laten aanbrengen.
#### 2.1.3 Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden
Aan elke Ondernemingsrechtbank is een kamer voor ondernemingen in moeilijkheden verbonden. Deze kamers ontvangen gegevens over ondernemingen in moeilijkheden om hen sneller te kunnen opsporen, de toestand op te volgen, een faillissement te vermijden en de rechten van schuldeisers te beschermen. De rechter kan bij cijferberoepen inlichtingen inwinnen, de onderneming oproepen, horen of een plaatsbezoek doen.
#### 2.1.4 Nieuwe bevoegdheden van de kamers (herstructureringsrichtlijn)
Ondernemingen die menen in dreigende insolventie te verkeren, kunnen de Kamer vragen om aangewezen schuldeisers op te roepen om te verschijnen voor de Kamer teneinde een schikking af te sluiten en te laten vaststellen. Deze schikkingen, die uitvoerbaar worden verklaard na opstelling van een proces-verbaal, kunnen zowel met individuele als met groepen schuldeisers worden afgesloten, ook met fiscale en sociaalrechtelijke schuldeisers. Indien uit het onderzoek blijkt dat de onderneming in staat van faillissement verkeert, kan het dossier worden verzonden naar de Procureur des Konings voor een faillietverklaring, of worden overgemaakt aan de ondernemingsrechtbank voor de aanstelling van een herstructureringsdeskundige of de gerechtelijke ontbinding van de vennootschap.
#### 2.1.5 Versterking cijferberoepen
Cijferberoepen spelen een cruciale rol in de strijd tegen faillissementen. Zij hebben een wettelijke voorlichtingsplicht ten aanzien van de onderneming bij het vaststellen van feiten die het voortbestaan bedreigen. Indien de onderneming geen maatregelen neemt, kunnen zij de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank schriftelijk inlichten.
### 2.2 Voorlopige en bewarende maatregelen
Voordat een procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend, of zelfs daarbuiten, kunnen bepaalde maatregelen worden genomen om de continuïteit te waarborgen of de boedel te beschermen.
#### 2.2.1 Herstructureringsdeskundige
De herstructureringsdeskundige is een onafhankelijke expert die de onderneming in moeilijkheden bijstaat. Hij wordt aangesteld door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank of de Kamer voor Ondernemingen in moeilijkheden, op verzoek van de onderneming. Er zijn geen vormvereisten; zelfs een mondeling verzoek volstaat. De deskundige fungeert als tussenpersoon tussen de onderneming en haar schuldeisers en heeft autoriteit door zijn aanstelling door de rechtbank. Kenmerken zijn neutraliteit, confidentialiteit en flexibiliteit. Hij heeft geen vertegenwoordigingsbevoegdheid. De deskundige kan worden ingeschakeld bij buitengerechtelijke reorganisaties en ook binnen een gerechtelijke reorganisatie. Zijn opdracht hoeft niet te eindigen met de opening van een gerechtelijke reorganisatie.
#### 2.2.2 Voorlopig bewindvoerder
De Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank kan, zelfs bij aanwijzingen dat de onderneming in staat van faillissement verkeert, één of meer voorlopig bewindvoerders aanstellen. Hun bevoegdheid wordt nauwkeurig bepaald en kan ertoe leiden dat het bestuur van de onderneming geheel of gedeeltelijk wordt ontnomen. Deze maatregel vervalt indien niet binnen 21 dagen een vordering tot faillietverklaring, gerechtelijke ontbinding of gerechtelijke reorganisatie wordt ingeleid, en deze procedures moeten binnen 4 maanden na inleiding worden uitgesproken.
#### 2.2.3 Vereffeningsdeskundige
De vereffeningsdeskundige wordt aangesteld door de Ondernemingsrechtbank op verzoek van de onderneming, het openbaar ministerie of een belanghebbende. Hij wordt aangesteld met een specifieke opdracht voor bepaalde duur tijdens de gerechtelijke reorganisatie, met het oog op een overdracht onder gerechtelijk gezag.
### 2.3 Minnelijke akkoorden buiten gerechtelijke reorganisatie
Ondernemingen in moeilijkheden kunnen buiten een gerechtelijke procedure om akkoorden afsluiten met hun schuldeisers, zoals schuldherschikking of afbetalingsakkoorden.
#### 2.3.1 Voorwaarden en tegenstelbaarheid
Een minnelijk akkoord kan nu worden gesloten met slechts één schuldeiser (voorheen minstens twee). Het akkoord moet expliciet de intentie tot reorganisatie vermelden en wordt neergelegd in Regsol. Bij een later faillissement is het akkoord tegenstelbaar aan de curator indien de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank het heeft gehomologeerd en uitvoerbaar verklaard. De Voorzitter kan echter weigeren te homologeren indien de onderneming geen economische levensvatbaarheid heeft of indien het akkoord nadelige effecten heeft voor derden. Schuldeisers die geen deel uitmaken van het akkoord, worden er niet door gebonden.
### 2.4 Gerechtelijke reorganisatie
De gerechtelijke reorganisatie beoogt het behoud van de continuïteit van de onderneming, geheel of gedeeltelijk, onder toezicht van de rechtbank, aan de hand van verschillende instrumenten.
#### 2.4.1 Doelstellingen
De belangrijkste doelstellingen zijn:
* Behoud van de continuïteit van de onderneming, geheel of gedeeltelijk, of van haar activiteiten.
* Dit kan gebeuren via:
* Een minnelijk akkoord met de schuldeisers.
* Een collectief akkoord met de schuldeisers op basis van een reorganisatieplan.
* De overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten.
#### 2.4.2 Voorwaarden
De continuïteit van de onderneming moet bedreigd zijn, hetzij onmiddellijk, hetzij op termijn. De staat van faillissement is geen reden tot afwijzing, en een toekomstige bedreiging volstaat. Eerdere aanvragen tot gerechtelijke reorganisatie binnen de 12 maanden hebben geen schorsende werking, tenzij de rechtbank anders bepaalt. Bij een nieuwe aanvraag binnen 5 jaar mogen verworvenheden van schuldeisers uit een vorige procedure niet worden aangetast.
#### 2.4.3 Inleiding van de procedure
Een verzoekschrift moet worden ingediend bij de Ondernemingsrechtbank, met deugdelijke stavingstukken over de financiële toestand, een uiteenzetting van de feiten, de doelstellingen, de twee recentste jaarrekeningen (of aangiftes personenbelasting), een staat van activa en passiva (max. 3 maanden oud), een lijst van schuldeisers met de bedragen, en een begroting van inkomsten en uitgaven voor de duur van de gevraagde opschorting. Deze stukken moeten uiterlijk 2 dagen voor de zitting worden neergelegd, tenzij een gedetailleerde nota wordt ingediend waarom ze niet konden worden verstrekt. De indiening gebeurt via Regsol.
#### 2.4.4 Opening gerechtelijke reorganisatie
Vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot aan de uitspraak door de Ondernemingsrechtbank is een faillietverklaring of gerechtelijke ontbinding niet meer mogelijk. Alle middelen van tenuitvoerlegging worden geschorst, en gedwongen verkopen zijn verboden. Een gedelegeerd rechter wordt aangesteld om de stukken te onderzoeken en verslag uit te brengen aan de rechtbank over de ontvankelijkheid en gegrondheid van het verzoek. Na opening van de procedure ziet hij toe op het verloop en informeert de rechtbank over de toestand van de ondernemer. Het verzoek wordt binnen 48 uur aan het Openbaar Ministerie overgemaakt. De rechtbank behandelt het verzoek binnen 15 dagen na neerlegging en doet uitspraak binnen 8 dagen na behandeling. Bij vervulling van de voorwaarden wordt de procedure geopend.
#### 2.4.5 Gevolgen opening gerechtelijke reorganisatie
Bij opening kent de Rechtbank de onderneming een opschorting van betaling toe voor een maximum van 4 maanden. Deze opschorting geldt ook voor mede-aansprakelijke echtgenoten of wettelijk samenwonende partners. Alle uitvoeringsprocedures worden geschorst en een faillissement is niet mogelijk. De ondernemer mag bepaalde schuldvorderingen vrijwillig betalen indien dit noodzakelijk is voor de continuïteit. Schuldeisers mogen lopende overeenkomsten niet beëindigen bij contractuele wanprestatie door de ondernemer, tenzij deze de overeenkomst binnen 15 dagen na ingebrekestelling herneemt. De ondernemer kan de uitvoering van een contract opschorten mits schadevergoeding voor de schuldeiser.
#### 2.4.6 Vervolg procedure
De procedure kent grote flexibiliteit, waarbij de onderneming op elk moment kan vragen om de procedure bij te sturen, over te stappen tussen instrumenten, of instrumenten te combineren. Het dossier wordt elektronisch bijgehouden in Regsol en is toegankelijk voor partijen en schuldeisers. De procedure kan voortijdig door de Rechtbank worden beëindigd indien de continuïteit van (een deel van) de onderneming niet kan worden gehandhaafd, of indien de verstrekte informatie onvolledig of onjuist is. In dat geval kan het faillissement worden uitgesproken. De onderneming kan ook zelf verzaken aan de vordering tot gerechtelijke reorganisatie. De rechtbank kan de termijn van opschorting verlengen indien dit gerechtvaardigd is, met een maximale duur van 12 maanden.
##### 2.4.6.1 Instrumenten binnen gerechtelijke reorganisatie
* **Minnelijk akkoord:** Idem als buitengerechtelijk minnelijk akkoord, maar onder toezicht van de Rechtbank en met bescherming van de opschorting. Het bindt enkel de partijen. Homologatie en uitvoerbaarverklaring door de Rechtbank zijn mogelijk. Na het akkoord sluit de Rechtbank de procedure. Betalingen in uitvoering van het akkoord kunnen niet worden aangevochten bij een later faillissement.
* **Collectief akkoord (reorganisatieplan):** Sedert 1 september 2023 wordt onderscheid gemaakt tussen grote en kleine/middelgrote ondernemingen.
* **Fase van de opschorting:** In deze fase wordt gezocht naar een oplossing en wordt een reorganisatieplan opgesteld door de onderneming (eventueel met hulp van de herstructureringsdeskundige). Het plan bevat een beschrijvend gedeelte (toestand, problemen, oplossingen, betwiste schuldvorderingen) en een bepalend gedeelte (concrete maatregelen, toekomstige gevolgen, betalingspercentages voor schuldeisers).
* **Goedkeuring door de schuldeisers:** Het plan moet goedgekeurd worden bij gewone meerderheid op dubbel vlak: een meerderheid van het aantal schuldeisers die samen minstens de helft van de aanvaarde schuldvorderingen vertegenwoordigen. Het plan kan een gedifferentieerde behandeling voorzien, maar schuldeisers moeten minstens 20% van hun schuld bekomen. Geen vermindering is mogelijk voor schulden uit arbeidsrelaties, penale boeten, onderhoudsschulden of vorderingen letselschade. De Rechtbank kan weigeren het plan te homologeren indien het geen vooruitzicht biedt op het afwenden van vereffening of faillissement, of op het waarborgen van de levensvatbaarheid van de onderneming. Het plan is bindend voor alle schuldeisers, ook voor hen die niet deelnamen aan de stemming. Medeschuldenaars of borgstellers kunnen zich niet op het plan beroepen.
* **Nieuwe voorwaarden voor grote ondernemingen:** Aandeelhouders moeten verplicht betrokken worden. Schuldeisers en aandeelhouders worden ingedeeld in categorieën, net als gewone en bevoorrechte schuldeisers. Indien het plan niet de vereiste meerderheden behaalt, kan de Rechtbank onder bepaalde voorwaarden de tegenstemmers "overrulen" (cram down).
* **Fase van de uitvoering van het reorganisatieplan:** De uitvoeringstermijn mag niet langer dan 5 jaar bedragen vanaf de homologatie. Bij niet-nakoming kan elke schuldeiser de intrekking vorderen. Betalingen in het verleden kunnen niet worden ongedaan gemaakt.
* **Besloten gerechtelijke reorganisatieprocedure:** Sedert 1 september 2023 is er een zelfstandige procedure voorzien zonder publiciteit om het krediet van de onderneming niet te doen wankelen. Kan op verzoek van de onderneming, een schuldeiser of aandeelhouder. De voorzitter stelt een herstructureringsdeskundige aan die de leiding neemt. Het doel is een minnelijk of collectief akkoord te bereiken. De onderneming bepaalt welke schuldeisers worden betrokken. Er is geen opschorting voorzien, tenzij de Voorzitter hiertoe beslist (max. 4 maanden). Niet-betrokken schuldeisers blijven buiten het plan en behouden hun recht op volledige uitbetaling.
### 2.5 Overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag
Dit is geen procedure van gerechtelijke reorganisatie gericht op continuïteit, maar op een efficiënte vereffening, vaak voorafgaand aan faillissement of gerechtelijke ontbinding. Het kan betrekking hebben op het geheel of een deel van de onderneming. Een vereffeningsdeskundige wordt aangesteld onder toezicht van de gedelegeerd rechter.
#### 2.5.1 Vrijwillige en gedwongen gerechtelijke overdracht
* **Vrijwillige gerechtelijke overdracht:** Op verzoek van de onderneming zelf in het inleidend verzoekschrift of later in de procedure.
* **Gedwongen gerechtelijke overdracht:** Op verzoek van een schuldeiser, potentiële overnemer of openbaar ministerie. Dit kan slechts in bepaalde gevallen aan de onderneming worden opgedrongen, grosso modo wanneer deze in staat van faillissement verkeert zonder gebruik te hebben gemaakt van de procedure gerechtelijke reorganisatie, of wanneer deze procedure heeft gefaald.
### 2.6 Pre-pack
Sedert 1 september 2023 kan een onderneming die meent in staat van faillissement te verkeren, aan de Rechtbank verzoeken om failliet te worden verklaard en om voorafgaand aan de faillietverklaring de overgang van (een deel van) haar activa en activiteiten te laten voorbereiden. De onderneming moet aantonen dat deze voorbereiding de vereffening vergemakkelijkt, een zo hoog mogelijke uitbetaling aan de schuldeisers verzekert en de werkgelegenheid zoveel mogelijk behoudt. Er worden dan in raadkamer een of meer beoogd curatoren en een beoogd rechter-commissaris aangesteld voor een termijn van maximaal 30 dagen, verlengbaar met 30 dagen. Noch het verzoek, noch de beslissing van de rechtbank wordt openbaar gemaakt. De beoogd curator onderzoekt de realiseerbaarheid van het voorgestelde doel, wordt betrokken bij de voorbereiding van het faillissement en vertegenwoordigt de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Tijdens de opdracht van de beoogd curator geldt er geen opschorting.
### 2.7 Faillissement: Inleiding en voorwaarden
Een faillissement wordt ingeleid voor ondernemingen die hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen, niet meer gered kunnen worden, de markt verstoren en snel van de markt moeten verdwijnen. Het doel is een ongeordende stormloop op het vermogen te vermijden via een speciale procedure met een onafhankelijke curator die de activa te gelde maakt en de passiva in de mate van het mogelijke aanzuivert.
#### 2.7.1 Voorwaarden voor faillietverklaring
1. **Onderneming in ruime zin:** Ook natuurlijke personen (tot 6 maanden na overlijden) en rechtspersonen (tot 6 maanden na sluiting vereffening) kunnen failliet verklaard worden.
2. **Duurzaam opgehouden te betalen:** Dit is meer dan een tijdelijk liquiditeitsprobleem.
3. **Krediet geschokt:** De handelaar kan geen krediet meer krijgen.
#### 2.7.2 Gerechtelijke ontbinding en vereffening als alternatief
Wie het faillissement vraagt, kan de rechtbank ook verzoeken de gerechtelijke ontbinding van de onderneming uit te spreken, indien de voorwaarden voor faillissement vervuld zijn. De rechtbank zal de ontbinding uitspreken wanneer er geen noemenswaardige activa meer zijn en dit in het algemeen belang is.
#### 2.7.3 Initiatiefrecht
* **Onderneming:** Door aangifte "de boeken neerleggen" ter griffie van de ondernemingsrechtbank, verplicht binnen de maand na staking van betaling (elektronisch via Regsol).
* **Schuldeisers:** Bij dagvaarding voor de faillissementskamer van de Ondernemingsrechtbank.
* **Openbaar Ministerie:** Bij dagvaarding, op grond van inlichtingen verkregen van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden.
* **Voorlopig bewindvoerder:** Kan eveneens het initiatief nemen.
#### 2.7.4 Vonnis van faillietverklaring
Als de Ondernemingsrechtbank vaststelt dat de voorwaarden vervuld zijn, wordt bij vonnis het faillissement uitgesproken. De rechtbank kan de beslissing 15 dagen opschorten opdat de onderneming een gerechtelijke reorganisatie kan aanvragen. Het vonnis is onmiddellijk uitvoerbaar, zelfs indien hoger beroep wordt aangetekend.
##### 2.7.4.1 Inhoud vonnis
A. **Aanstelling curator(en) en rechter-commissaris(sen):**
* **Rechter-commissaris:** Ziet toe op de afwikkeling, vormt gerechtelijke controle op de curator, brengt verslag uit aan de ondernemingsrechtbank, zit vergaderingen met schuldeisers voor en kan maatregelen bevelen om de boedel te beveiligen.
* **Curator:** Een advocaat belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. Gekozen uit een lijst samengesteld door de ondernemingsrechtbank. Bij faillissement van een vrije beroeper wordt een medecurator van dezelfde beroepsgroep aangesteld.
B. **Bepaling termijn voor aangifte van schuldvordering:** Eén maand vanaf het faillissementsvonnis. Schuldeisers moeten hun vordering met bewijsstukken indienen om op te nemen in de boedel. Elektronisch via Regsol, tenzij voor buitenlandse vennootschappen of particulieren zonder advocaat, die zich tot de curator wenden. Laattijdige indiening is mogelijk voor het nog onverdeelde actief, op kosten van de schuldeiser (verjaringstermijn van 1 jaar).
C. **Bepaling dag staking van betaling:** In regel de datum van faillissement (of overlijden natuurlijke persoon). Kan vervroegd worden tot maximaal 6 maanden voor de faillissementsdatum indien bewezen. De periode tussen staking van betaling en faillissementsvonnis is de "verdachte periode".
Deze gegevens worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
#### 2.7.5 Gevolgen faillissement
* **Verlies van beheer over vermogen met voorlopige buitenbezitsstelling en beschikkingsonbevoegdheid:** Vanaf de faillietverklaring verliest de gefailleerde het beheer over zijn goederen op de datum van faillietverklaring en die verkregen zijn na die datum op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat. De curator neemt het beheer over. Dit gaat gepaard met buitenbezitsstelling: de curator kan goederen weghalen, briefwisseling wordt afgeleid. Alle rechtshandelingen door de gefailleerde gesteld na faillietverklaring zijn niet tegenstelbaar aan de boedel (nietigheid). Goederen of inkomsten verkregen na faillietverklaring op grond van een oorzaak die *na* faillietverklaring dateert, vallen niet in het faillissement; de gefailleerde behoudt het beheer hiervan.
* **Verdachte periode:** Curator kan bepaalde handelingen die tijdens deze periode zijn gesteld, niet laten tegenstellen. Dit geldt voor:
* Handelingen om niet of met groot onevenwicht tussen prestaties.
* Betaling van niet-vervallen schulden.
* Betalingen anders dan in geld van vervallen schulden.
* Zekerheden toegestaan na het ontstaan van de schuldvordering.
Indien de curator kan bewijzen dat de contractspartij kennis had van de staking van betaling, geldt dit ook voor betalingen van vervallen schulden en andere bezwarende titel handelingen. Handelingen buiten de verdachte periode kunnen ook worden aangevochten (faillissementspauliana) indien de contractspartij te kwader trouw handelde.
* **Opschorting tenuitvoerlegging:** Alle beslagen door schuldeisers gelegd, worden opgeschort. Opbrengsten van inbeslaggenomen goederen vallen in de boedel.
* **Onmiddellijke opeisbaarheid schulden / stuiting interesten:** Dit is ter bevordering van een vlotte afhandeling.
#### 2.7.6 Afwikkeling faillissement
* **Rol curator:** De centrale figuur die de rechten van de gefailleerde uitoefent en het gezamenlijk belang van de schuldeisers nastreeft. Hij brengt jaarlijks verslag uit over zijn activiteiten in Regsol.
* **Lopende contracten:** Faillissement beëindigt lopende contracten niet, tenzij er een uitdrukkelijk ontbindend beding is of het contract intuïtu personae betreft. De curator kan contracten beëindigen zonder opzegtermijn. Indien de curator een contract na het faillissement verderzet (bv. huur handelspand), worden de prestaties van na het faillissement beschouwd als een schuld van de boedel (supervoorrecht).
* **Verificatie van de schuldvorderingen:** Binnen wettelijke termijnen, in aanwezigheid van de gefailleerde. Eerste verificatie na afloop van de aangiftetermijn. Betwisting door de curator leidt tot latere beslissing van de ondernemingsrechtbank. Bij kennelijk ontoereikend actief kan de rechtbank de sluiting van het faillissement uitspreken (summiere rechtspleging).
* **Eigendomsvoorbehoud:** Geldig voor roerende goederen indien schriftelijk opgesteld vóór levering, en de goederen nog ongewijzigd aanwezig zijn. Terugvordering moet gebeuren vóór het proces-verbaal van nazicht van schuldvorderingen. Na verrekening van de waarde van het goed met de resterende schuldvordering, moet een overschot aan de curator worden terugbetaald, of kan de schuldeiser slechts voor het saldo aangifte doen.
* **Vereffening, verdeling, sluiting:** Inventariseren van het actief, te gelde maken (verkoop of overdracht), en verdeling onder schuldeisers met rekening houden van voorrechten. Schulden van de boedel (ereloon curator, etc.) en bevoorrechte schuldeisers hebben voorrang. Eventueel overschot wordt pondsgewijs verdeeld onder gewone schuldeisers. De sluiting gebeurt op de algemene vergadering van schuldeisers.
#### 2.7.7 Kwijtschelding (enkel voor natuurlijke personen)
Natuurlijke personen worden na sluiting van het faillissement automatisch bevrijd van restschulden, behalve voor schulden met zakelijke zekerheid, onderhoudsschulden en schadevergoedingen voor letselschade door eigen fout. Kwijtschelding kan al vanaf de 6de maand na opening faillissement worden verkregen. De kwijtschelding kan geweigerd worden indien de gefailleerde grove fouten heeft begaan die bijdroegen aan het faillissement, of wetens onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Ook echtgenoten/partners en kosteloze borgstellers kunnen (na verzoek) bevrijd worden.
---
# Faillissementsprocedures en de rol van de curator
Dit onderwerp behandelt de procedures die leiden tot faillissement, de voorwaarden die daaraan verbonden zijn, en de uitgebreide rol van de curator bij de afwikkeling van de failliete boedel.
### 3.1 Inleiding tot insolventiewetgeving
De insolventiewetgeving, geïntegreerd in Boek XX van het Wetboek Economisch Recht (WER) sinds 1 mei 2018, beoogt faillissementen te voorkomen door middel van herstelmaatregelen. Belangrijke wijzigingen, in lijn met Europese richtlijnen, zijn van kracht sinds 1 september 2023 en leggen de nadruk op preventieve herstructureringsstelsels. De wetgeving is van toepassing op het brede begrip 'onderneming', inclusief vrije beroepen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die winst beogen, maar is niet van toepassing op financiële instellingen. Het Regsol-platform, een centraal register voor insolventieprocedures, faciliteert de digitalisering van deze processen.
### 3.2 Insolventieprocedures buiten faillissement
Het primaire doel van de wetgever is het voorkomen van faillissementen. De vroegere Wet op de continuïteit van de ondernemingen (WCO) verving de wet op het gerechtelijk akkoord, met bredere mogelijkheden voor herstel. Recente wijzigingen beogen misbruik tegen te gaan en te zorgen dat enkel bedrijven met reële herstelkansen de procedures benutten.
#### 3.2.1 Vroegtijdige waarschuwing en kamers voor ondernemingen in moeilijkheden
Dreigende insolventie wordt gesignaleerd via een centraal register van economische knipperlichten, dat gegevens verzamelt over onder andere werknemersaantallen, betalingsachterstallen en beslagberichten. Deze gegevens zijn niet publiek toegankelijk, maar de schuldenaar kan inzage krijgen. Aan elke Ondernemingsrechtbank is een Kamer voor Ondernemingen in Moeilijkheden verbonden, die gegevens over bedrijven in moeilijkheden verzamelt en opvolgt om faillissementen te vermijden.
De rechter kan:
* Inlichtingen inwinnen bij accountants en bedrijfsrevisoren.
* De onderneming oproepen en horen.
* Een plaatsbezoek doen indien de onderneming niet verschijnt.
#### 3.2.2 Nieuwe bevoegdheden ingevolge de herstructureringsrichtlijn
Een onderneming in dreigende insolventie kan de Kamer verzoeken schuldeisers op te roepen voor een schikkingsgesprek. Indien een schikking wordt bereikt, wordt deze vastgesteld in een proces-verbaal en uitvoerbaar verklaard.
#### 3.2.3 Dossieroverdracht en mogelijke gevolgen
Als het onderzoek aantoont dat de onderneming in staat van faillissement verkeert, kan de Kamer het dossier doorsturen naar de Procureur des Konings voor een faillietverklaring, of het overmaken aan de Ondernemingsrechtbank voor de aanstelling van een herstructureringsdeskundige of gerechtelijke ontbinding.
#### 3.2.4 Versterking van cijferberoepen
Cijferberoepen spelen een cruciale rol bij het signaleren van bedreigingen voor het voortbestaan van een onderneming en het informeren van de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank.
#### 3.2.5 Voorlopige/bewarende maatregelen
* **Herstructureringsdeskundige:** Kan door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank worden aangesteld om de continuïteit te waarborgen, ook buiten een gerechtelijke reorganisatie.
* **Voorlopig bewindvoerder:** Kan door de Voorzitter worden aangesteld om het bestuur tijdelijk over te nemen, indien er aanwijzingen zijn van faillissement. Deze maatregel vervalt indien binnen 21 dagen een vordering tot faillietverklaring, gerechtelijke ontbinding of gerechtelijke reorganisatie wordt ingesteld.
#### 3.2.6 Herstructureringsdeskundige als tussenpersoon
Een herstructureringsdeskundige is een onafhankelijke expert die de onderneming in moeilijkheden bijstaat, fungeert als tussenpersoon tussen de onderneming en haar schuldeisers, en werkt met de kenmerken van neutraliteit, confidentialiteit en flexibiliteit.
#### 3.2.7 Vereffeningsdeskundige
Deze wordt aangesteld door de Ondernemingsrechtbank met een specifieke opdracht tijdens een gerechtelijke reorganisatie om een overdracht onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken.
#### 3.2.8 Minnelijk akkoord buiten gerechtelijke reorganisatie
Ondernemingen kunnen buiten een gerechtelijke procedure om akkoorden sluiten met hun schuldeisers (bv. schuldherschikking). Een akkoord kan nu zelfs met één schuldeiser worden gesloten. Het akkoord moet neergelegd worden in Regsol en is tegenstelbaar aan een curator bij een later faillissement indien het gehomologeerd en uitvoerbaar verklaard is door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank.
#### 3.2.9 Gerechtelijke reorganisatie: doelstellingen
Het behoud van de continuïteit van de onderneming of haar activiteiten staat centraal, via drie instrumenten: een minnelijk akkoord, een collectief akkoord op basis van een reorganisatieplan, of de overdracht onder gerechtelijk gezag.
#### 3.2.10 Gerechtelijke reorganisatie: voorwaarden
De continuïteit van de onderneming moet onmiddellijk of op termijn bedreigd zijn. Een staat van faillissement sluit een procedure niet uit, noch een toekomstige bedreiging van de continuïteit.
#### 3.2.11 Gerechtelijke reorganisatie: inleiding van de procedure
De procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift bij de Ondernemingsrechtbank, vergezeld van bewijsstukken over de financiële toestand van de onderneming. Deze stukken moeten uiterlijk twee dagen voor de zitting worden neergelegd, tenzij een gedetailleerde nota wordt verstrekt die de redenen voor het ontbreken van de documenten verklaart. De indiening gebeurt via Regsol.
#### 3.2.12 Gerechtelijke reorganisatie: opening
Vanaf de indiening van het verzoek tot opening van een gerechtelijke reorganisatie tot aan de uitspraak door de rechtbank, is een faillietverklaring of gerechtelijke ontbinding niet meer mogelijk. Alle middelen van tenuitvoerlegging worden geschorst en gedwongen verkopen zijn uitgesloten. Een gedelegeerd rechter wordt aangesteld om toezicht te houden op de procedure. De rechtbank behandelt het verzoek binnen 15 dagen na indiening en doet uitspraak binnen 8 dagen daarna.
#### 3.2.13 Gerechtelijke reorganisatie: gevolgen van de opening
Bij opening van de procedure kent de rechtbank de onderneming een opschorting van betaling toe voor maximaal vier maanden. Deze opschorting geldt ook voor de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner die medegehouden is tot beroepsschulden. Alle uitvoeringsprocedures worden geschorst en faillissement is niet mogelijk. Lopende overeenkomsten kunnen niet door schuldeisers worden beëindigd bij wanprestatie, tenzij de ondernemer de overeenkomst binnen 15 dagen na ingebrekestelling herstelt. De ondernemer kan de uitvoering van een contract opschorten indien noodzakelijk voor de reorganisatie, mits schadevergoeding.
#### 3.2.14 Gerechtelijke reorganisatie: vervolgprocedure
De onderneming kan op elk ogenblik aan de rechtbank vragen om de procedure bij te sturen of instrumenten te combineren. Alle stukken met betrekking tot de procedure zijn elektronisch inzagbaar voor partijen en schuldeisers via Regsol. De procedure kan voortijdig door de rechtbank worden beëindigd indien de onderneming manifest niet in staat is de continuïteit te handhaven of onjuiste informatie verstrekt, wat kan leiden tot faillissement. De maximale duur van de opschorting kan, na verlenging, niet meer dan 12 maanden bedragen.
#### 3.2.15 Gerechtelijke reorganisatie: instrumenten - minnelijk akkoord
Dit instrument, onder toezicht van de rechtbank, is bindend voor de partijen. Homologatie en uitvoerbaarverklaring door de rechtbank is mogelijk. Betalingen of handelingen ter uitvoering van het akkoord kunnen niet worden aangevochten bij een later faillissement.
#### 3.2.16 Gerechtelijke reorganisatie: instrumenten - collectief akkoord (reorganisatieplan)
Dit instrument vereist goedkeuring door de schuldeisers. Sedert 1 september 2023 wordt een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine/middelgrote ondernemingen. Het plan bestaat uit een beschrijvend gedeelte (toestand, problemen, oplossingen) en een bepalend gedeelte (concrete maatregelen, toekomstige gevolgen, betalingspercentage voor schuldeisers).
Het plan moet door een gewone meerderheid van de schuldeisers worden goedgekeurd (zowel qua aantal als qua vertegenwoordigde schuldwaarde). Het kan voorzien in gedifferentieerde behandeling, mits minimaal 20% van de schuld wordt betaald. Schulden uit arbeidsrelaties, penale boeten, onderhoudsschulden en vorderingen tot schadevergoeding bij letsel zijn uitgezonderd van schuldvermindering. De rechtbank kan weigeren het plan te homologeren indien het geen vooruitzicht biedt op het afwenden van vereffening of faillissement.
Voor grote ondernemingen zijn er nieuwe voorwaarden, waaronder de verplichte betrokkenheid van aandeelhouders en de indeling van schuldeisers en aandeelhouders in categorieën. De rechtbank kan, onder bepaalde voorwaarden, tegenstemmers "overrulen" (cram down).
#### 3.2.17 Gerechtelijke reorganisatie: collectief akkoord - vervolg (uitvoeringsfase)
De uitvoeringstermijn van het reorganisatieplan mag maximaal 5 jaar bedragen. Bij niet-nakoming kan elke schuldeiser de intrekking vorderen.
#### 3.2.18 Besloten gerechtelijke reorganisatieprocedure
Sinds 1 september 2023 is er een procedure voor besloten gerechtelijke reorganisatie, zonder publiciteit, om het krediet van de onderneming niet te schaden. Op verzoek van de onderneming, een schuldeiser of aandeelhouder, stelt de voorzitter een herstructureringsdeskundige aan. Het doel is een minnelijk of collectief akkoord te bereiken. Enkel de door de onderneming betrokken schuldeisers vallen onder deze procedure; niet-betrokken schuldeisers behouden recht op volledige uitbetaling. Er is geen opschorting voorzien, tenzij de Voorzitter dit beslist voor betrokken schuldeisers (maximaal 4 maanden).
#### 3.2.19 Overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag (voorafgaand aan faillissement/ontbinding)
Dit is geen procedure gericht op continuïteit, maar op efficiënte vereffening, vaak afgesloten met faillissement of gerechtelijke ontbinding. Het kan betrekking hebben op het geheel of een deel van de onderneming. Een vereffeningsdeskundige wordt aangesteld om de overdracht te faciliteren.
* **Vrijwillige gerechtelijke overdracht:** Op verzoek van de onderneming zelf of op een later moment.
* **Gedwongen gerechtelijke overdracht:** Op verzoek van een schuldeiser, potentiële overnemer of het openbaar ministerie, doorgaans wanneer de onderneming in staat van faillissement verkeert zonder gebruik te hebben gemaakt van de procedure gerechtelijke reorganisatie of wanneer deze gefaald heeft.
#### 3.2.20 Pre-pack (sedert 1 september 2023)
Een onderneming die meent in staat van faillissement te verkeren, kan de rechtbank verzoeken om faillietverklaring en de voorbereiding van de overgang van activa en activiteiten vóór de faillietverklaring. Dit moet de vereffening vergemakkelijken, een zo hoog mogelijke uitbetaling aan schuldeisers garanderen en werkgelegenheid behouden. Er worden beoogde curatoren en een beoogd rechter-commissaris aangesteld voor maximaal 30 dagen, verlengbaar met 30 dagen. Het verzoek en de beslissing zijn niet openbaar. De beoogd curator onderzoekt de haalbaarheid en vertegenwoordigt de belangen van de schuldeisers. Er is geen opschorting van de uitvoering van lopende overeenkomsten tijdens deze periode.
### 3.3 Faillissement
#### 3.3.1 Inleiding tot faillissement
Faillissement is een procedure voor ondernemingen die hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen, niet meer gered kunnen worden, de markt verstoren en zo snel mogelijk van de markt moeten verdwijnen. Het beoogt een geordende vereffening van het vermogen en terugbetaling aan schuldeisers door een onafhankelijke curator.
#### 3.3.2 Voorwaarden voor faillietverklaring
1. **Onderneming in ruime zin:** Inclusief natuurlijke personen tot 6 maanden na overlijden en rechtspersonen tot 6 maanden na sluiting van de vereffening.
2. **Duurzaam opgehouden te betalen:** Geen tijdelijk liquiditeitsprobleem.
3. **Krediet geschokt:** De handelaar kan geen krediet meer krijgen.
Als alternatief kan de rechtbank, indien aan de voorwaarden voor faillissement is voldaan, de gerechtelijke ontbinding uitspreken indien er geen noemenswaardige activa meer zijn en dit in het algemeen belang is.
#### 3.3.3 Initiatiefrecht
* **Onderneming:** Door aangifte van de boeken ter griffie van de Ondernemingsrechtbank (verplicht binnen de maand na staking van betaling). Dit gebeurt nu elektronisch via Regsol.
* **Schuldeisers:** Bij dagvaarding voor de faillissementskamer.
* **Openbaar Ministerie:** Bij dagvaarding, op grond van informatie van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden.
* **Voorlopig bewindvoerder:** Zoals reeds besproken.
#### 3.3.4 Vonnis van faillietverklaring: beoordeling voorwaarden
Indien de Ondernemingsrechtbank de voorwaarden vervuld acht, spreekt zij het faillissement uit bij vonnis. De beslissing kan 15 dagen worden opgeschort indien de onderneming een gerechtelijke reorganisatie kan aanvragen. Het vonnis is onmiddellijk uitvoerbaar, zelfs bij hoger beroep.
#### 3.3.5 Vonnis van faillietverklaring: inhoud vonnis
Het vonnis bevat:
**A. Aanstelling curator(en) en rechter-commissaris(sen)**
* **Rechter-commissaris:** Ziet toe op de afwikkeling, controleert het werk van de curator, brengt verslag uit aan de rechtbank, zit vergaderingen met schuldeisers voor en kan maatregelen bevelen ter beveiliging van de boedel.
* **Curator:** Een advocaat belast met beheer en vereffening van de boedel. Gekozen uit een lijst samengesteld door de ondernemingsrechtbank. Bij faillissement van een vrije beroeper wordt een medecurator uit dezelfde beroepsgroep aangesteld.
**B. Bepaling termijn voor aangifte van schuldvordering**
Eén maand vanaf het faillissementsvonnis. Schuldeisers moeten hun schuldvordering indienen met bewijsstukken en vermelding van eventuele voorrechten. Indien de termijn is verstreken, kan de schuldeiser de opname van de schuldvordering vorderen voor het nog niet verdeelde actief, op eigen kosten (binnen 1 jaar).
**C. Bepaling dag staking van betaling**
In beginsel de datum van faillissement, maar kan vervroegd worden tot maximaal 6 maanden vóór de faillissementsdatum, indien ernstige en objectieve omstandigheden aantonen dat er eerder staking van betaling was. De periode tussen staking van betaling en de faillissementsdatum wordt de "verdachte periode" genoemd.
Deze gegevens worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
#### 3.3.6 Gevolgen van faillissement
* **Verlies van beheer over vermogen met buitenbezitstelling en beschikkingsonbevoegdheid:** Van rechtswege worden goederen op de datum van faillietverklaring en goederen verkregen na die datum (op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat) overgedragen aan de curator. Alle rechtshandelingen gesteld door de gefailleerde zijn niet tegenstelbaar aan de boedel. Sinds 1 mei 2018 vallen goederen of inkomsten verkregen tijdens het faillissement, op grond van een oorzaak die dateert van nà faillietverklaring, niet in het faillissement. De gefailleerde behoudt het beheer hiervan.
* **Verdachte periode:** Handelingen gesteld tijdens deze periode kunnen niet-tegenstelbaar zijn aan de curator indien de handeling 'om niet' is of een groot onevenwicht vertoont, betalingen van niet-vervallen schulden betreft, anders dan in geld gebeurt of indien de contractspartij kennis had van de staking van betaling. Handelingen buiten de verdachte periode kunnen ook worden aangevochten mits bewijs van kwade trouw van de contractspartij.
* **Opschorting tenuitvoerlegging:** Alle beslagen worden opgeschort.
* **Onmiddellijke opeisbaarheid schulden/stuiting intresten:** Ter bevordering van een vlotte afhandeling.
#### 3.3.7 Afwikkeling van het faillissement: rol curator
De curator is de centrale figuur in de afwikkeling van het faillissement. Hij oefent de rechten van de gefailleerde uit, streeft het gezamenlijk belang van de schuldeisers na en brengt jaarlijks verslag uit over zijn activiteiten.
#### 3.3.8 Afwikkeling van het faillissement: lopende contracten
Het faillissement beëindigt lopende contracten niet automatisch, tenzij er een uitdrukkelijk ontbindend beding is of het gaat om intuïtu personae contracten. De curator kan lopende overeenkomsten beëindigen. Indien de curator niet reageert op een ingebrekestelling, wordt het contract van rechtswege ontbonden. Indien de curator beslist een overeenkomst voort te zetten, moeten de prestaties van nà het faillissement worden uitgevoerd en vormen deze schulden van de boedel met een supervoorrecht.
#### 3.3.9 Afwikkeling van het faillissement: verificatie van de schuldvordering
Binnen wettelijk bepaalde termijnen worden schuldvorderingen geverifieerd. De curator kan een vordering aanvaarden, aanhouden of betwisten. Indien het actief ontoereikend is om de kosten te dekken, kan de rechtbank de sluiting van het faillissement uitspreken (summiere rechtspleging).
#### 3.3.10 Afwikkeling van het faillissement: eigendomsvoorbehoud
Een beding van eigendomsvoorbehoud op roerende goederen blijft tegenstelbaar aan de curator mits specifieke voorwaarden: schriftelijke opstelling, goederen nog ongewijzigd aanwezig, registratie in het pandregister indien van toepassing. Vanaf 1 mei 2018 geldt een verrijkingsverbod waarbij de waarde van het teruggevorderde goed wordt verrekend met de resterende schuldvordering.
#### 3.3.11 Afwikkeling van het faillissement: vereffening, verdeling, sluiting
Dit omvat het inventariseren van het actief, het te gelde maken ervan, en de verdeling onder de schuldeisers met inachtneming van voorrechten. De kosten van de boedel en de bevoorrechte schuldeisers worden eerst voldaan, waarna een pondsgewijze verdeling onder de gewone schuldeisers plaatsvindt. De sluiting van het faillissement gebeurt op een algemene vergadering van schuldeisers.
#### 3.3.12 Kwijtschelding
Enkel voor gefailleerde natuurlijke personen. De gefailleerde wordt automatisch bevrijd van restschulden, met uitzonderingen (bv. onderhoudsschulden, schadevergoedingen). Kwijtschelding kan al vanaf de 6de maand na opening van het faillissement worden verkregen. Elke belanghebbende kan weigering vragen indien de gefailleerde grove fouten beging die bijdroegen aan het faillissement. Ook echtgenoten, wettelijk samenwonende partners en kosteloze borgstellers kunnen bevrijd worden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Insolventiewetgeving | De wetgeving die regelt hoe om te gaan met ondernemingen die hun betalingsverplichtingen niet meer kunnen nakomen, met als doel een geordende afwikkeling of herstel te bewerkstelligen. |
| Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) | Een vroegere wetgeving die gericht was op het herstel van ondernemingen in moeilijkheden door middel van herstelmaatregelen, later opgenomen in boek XX van het Wetboek Economisch Recht. |
| Faillissementswetgeving | De wetgeving die de procedure regelt voor de collectieve beslaglegging op het vermogen van een onderneming, de vereffening ervan en de terugbetaling aan schuldeisers. |
| Wetboek Economisch Recht (WER) | Een verzameling van wetten die het economisch recht in België regelen, waarin onder andere boek XX inzake insolventie van ondernemingen is opgenomen. |
| Preventieve herstructureringsstelsels | Procedures die de mogelijkheid bieden om tijdig in te grijpen bij dreigende insolventie om een faillissement te voorkomen door middel van herstructurering. |
| Onderneming | Een entiteit die een economische activiteit uitoefent, inclusief vrije beroepen, vzw's, en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die een winstoogmerk hebben. |
| Regsol (Centraal Register Solvabiliteit) | Een digitaal platform en databank voor alle insolventieprocedures, beheerd door de ordes van advocaten, dat de digitalisering van deze procedures faciliteert. |
| Gerechtelijk akkoord | Een vroegere procedure die bedoeld was om een akkoord te bereiken tussen een onderneming in moeilijkheden en haar schuldeisers, welke in 2009 werd afgeschaft en vervangen door de WCO. |
| Open portaal benadering | Een filosofie achter de insolventiewetgeving die uitgaat van soepele toekenningsvoorwaarden en flexibele instrumenten om de continuïteit van de onderneming te behouden. |
| Kamer voor ondernemingen in moeilijkheden | Een gespecialiseerde kamer binnen elke Ondernemingsrechtbank die gegevens verzamelt en de toestand van ondernemingen in moeilijkheden opvolgt om faillissementen te vermijden. |
| Herstructureringsdeskundige | Een onafhankelijke expert die een onderneming in moeilijkheden bijstaat bij het opstellen van een herstelplan en optreedt als tussenpersoon tussen de onderneming en haar schuldeisers. |
| Voorlopig bewindvoerder | Een persoon die door de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank kan worden aangesteld om tijdelijk het beheer van de onderneming over te nemen, met name in geval van kennelijke tekortkomingen of onbestuurbaarheid. |
| Vereffeningsdeskundige | Een deskundige die door de Ondernemingsrechtbank wordt aangesteld tijdens een gerechtelijke reorganisatie om de overdracht van activa of activiteiten onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken. |
| Minnelijk akkoord | Een overeenkomst die een onderneming in moeilijkheden buiten een gerechtelijke procedure om sluit met haar schuldeisers, bijvoorbeeld voor schuldherschikking of afbetalingsakkoorden. |
| Gerechtelijke reorganisatie | Een procedure die erop gericht is de continuïteit van de onderneming te behouden door middel van een minnelijk akkoord, een collectief akkoord op basis van een reorganisatieplan, of de overdracht onder gerechtelijk gezag. |
| Reorganisatieplan | Een gedetailleerd plan opgesteld door een onderneming in moeilijkheden dat de concrete toestand, de problemen, de voorgestelde oplossingen en de mate van betaling aan de schuldeisers beschrijft, met als doel goedgekeurd te worden door de schuldeisers. |
| Collectief akkoord | Een akkoord dat tot stand komt door de goedkeuring van een reorganisatieplan door de schuldeisers, waarbij een meerderheid van zowel het aantal schuldeisers als het bedrag van de schuldvorderingen vereist is. |
| Cram down | Een mechanisme in het Belgische insolventierecht waarbij de rechtbank, onder bepaalde voorwaarden, een reorganisatieplan kan opleggen aan schuldeisers die tegen hebben gestemd, indien de meerderheid van de categorie van schuldeisers het plan heeft goedgekeurd. |
| Overdracht onder gerechtelijk gezag | Een procedure waarbij het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten wordt overgedragen aan een derde partij onder toezicht van de rechtbank, vaak als een efficiënte manier om activa te gelde te maken en de waarde ervan te behouden. |
| Pre-pack | Een procedure die het mogelijk maakt om, voorafgaand aan een faillietverklaring, de overgang van activa en activiteiten van een onderneming voor te bereiden met het oog op een soepele vereffening, maximale opbrengst en behoud van werkgelegenheid. |
| Curator | Een advocaat die door de rechtbank wordt aangesteld om het beheer en de vereffening van de failliete boedel op zich te nemen en de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen. |
| Rechter-commissaris | Een rechter van de Ondernemingsrechtbank die toezicht houdt op de afwikkeling van een faillissement en gerechtelijke controle uitoefent op het werk van de curator. |
| Verdachte periode | De periode tussen de staking van betaling en de datum van de faillietverklaring, waarin handelingen die de schuldeisers benadelen niet-tegenstelbaar kunnen worden verklaard aan de curator. |
| Opschorting tenuitvoerlegging | De schorsing van alle beslagen gelegd door schuldeisers op het vermogen van een gefailleerde onderneming, waardoor de opbrengst van eventuele verkopen in de failliete boedel valt. |
| Kwijtschelding | De bevrijding van een gefailleerde natuurlijke persoon van zijn restschulden, behalve voor specifieke schulden zoals onderhoudsschulden of schadevergoedingen voor letselschade. |
Cover
synth2. chap3 - le droit de l'insolvabilité.pdf
Summary
# Introduction au droit de l'insolvabilité
Le droit de l'insolvabilité encadre la situation d'un débiteur incapable de rembourser ses dettes, évoluant d'une approche punitive vers une finalité de restructuration d'entreprise [1](#page=1).
### 1.1 Définition et évolution de l'insolvabilité
L'insolvabilité se définit comme l'incapacité d'un débiteur à honorer ses obligations financières envers ses créanciers. Historiquement, le droit romain, notamment la loi des XII Tables, prévoyait des mesures sévères contre le débiteur insolvable. Cependant, le droit de l'insolvabilité moderne s'est transformé. Il n'est plus centré sur la sanction du débiteur, son exclusion du système économique, ou la simple protection des créanciers. L'objectif actuel est de favoriser la restructuration d'entreprise et la reprise d'activité lorsque la situation le permet. Cette évolution repose sur la prise de conscience que l'insolvabilité résulte souvent de circonstances indépendantes de la volonté du débiteur. Le droit vise également à protéger les créanciers afin d'éviter qu'ils ne deviennent eux-mêmes insolvables suite à des défauts de paiement [1](#page=1).
### 1.2 Les procédures collectives d'insolvabilité
Les procédures collectives visent à organiser la gestion de la situation d'insolvabilité d'un débiteur. Elles comprennent plusieurs types de procédures :
* **Procédure de faillite**: Elle concerne un entrepreneur qui a cessé ses paiements et dont le crédit est ébranlé. La gestion de son patrimoine est confiée à un curateur de faillite, un avocat inscrit sur une liste du Tribunal de l'entreprise. Ce curateur administre et liquide le patrimoine du failli, puis répartit le produit de cette liquidation entre les créanciers. Faire aveux de faillite implique la désignation d'un curateur dans le but d'accroître l'actif disponible pour les créances [1](#page=1).
* **Procédure de réorganisation judiciaire**: Cette procédure, sous le contrôle du juge, vise à préserver la poursuite de tout ou partie des activités d'une entreprise dont la continuité est menacée à court ou moyen terme [1](#page=1).
* **Procédure de liquidation**: Son objectif est la réalisation des actifs d'une entreprise en vue du paiement intégral de ses créanciers. Si les actifs sont insuffisants, leur répartition s'effectue selon l'ordre légal, notamment dans le cadre de la dissolution d'une personne morale (société, ASBL, etc.) [1](#page=1).
* **Règlement collectif de dettes**: Cette procédure s'adresse aux particuliers surendettés de bonne foi. Elle leur permet de rembourser leurs créanciers tout en leur garantissant, ainsi qu'à leur famille, de mener une vie digne [1](#page=1).
### 1.3 Mesures et actions dont dispose le créancier
Le créancier dispose de plusieurs moyens pour anticiper l'insolvabilité de son débiteur, préserver ses droits et contrer des comportements préjudiciables :
* **Mesures conservatoires**: Ces mesures permettent d'anticiper une éventuelle insolvabilité et de sécuriser les droits du créancier. Exemples: saisies conservatoires des biens du débiteur, établissement d'un inventaire des biens indivis, apposition de scellés [1](#page=1).
* **Actions judiciaires**: Elles visent à contester les attitudes ou manœuvres du débiteur qui pourraient nuire aux intérêts du créancier. Exemples: action oblique, action paulienne, déclaration de simulation [1](#page=1).
* **Moyens de contrainte**: Ces outils permettent d'exercer une pression sur le patrimoine et la personne du débiteur. Exemples: saisies-exécutions, astreintes, expulsion, contrainte par substitution [1](#page=1).
### 1.4 Le patrimoine
#### 1.4.1 Principe de l'unité et de l'indivisibilité du patrimoine
Le patrimoine est défini comme une entité juridique autonome, une universalité de droit comprenant les biens et les obligations présents et à venir d'une personne. Le principe de l'unité du patrimoine stipule que chaque individu ne possède qu'un seul patrimoine dans lequel s'intègrent de plein droit tous les biens acquis et toutes les dettes contractées au cours de son existence [1](#page=1).
---
# Le patrimoine et ses principes
Le patrimoine est analysé comme une universalité de droit soumise aux principes d'unité, d'indivisibilité et de sujétion uniforme, où l'actif constitue la garantie du passif [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 La notion de patrimoine
Le patrimoine est défini comme une entité juridique autonome, une universalité de droit composée des biens et des obligations présents et à venir d'une personne [1](#page=1).
#### 2.1.1 Principe de l’unité du patrimoine
Ce principe établit que chaque personne possède un unique patrimoine. Tous les biens acquis et toutes les dettes contractées au cours de l'existence d'une personne sont intégrés de plein droit dans ce patrimoine unique [1](#page=1).
#### 2.1.2 Principe de l’indivisibilité du patrimoine
L'ensemble des biens et dettes forme un tout indivisible. Cela signifie qu'un débiteur ne peut pas fractionner son patrimoine pour soustraire certains de ses biens à certains de ses créanciers. Les biens doivent servir aux créanciers de manière indistincte, interdisant ainsi le compartimentage des biens [2](#page=2).
#### 2.1.3 Principe de la sujétion uniforme
Toute personne qui contracte une dette engage l'ensemble de ses biens actuels et futurs pour garantir le créancier de la bonne exécution de ses obligations. Cette règle connaît des exceptions pour les biens insaisissables listés par le code judiciaire, tels que les droits expatrimoniaux ou les biens nécessaires à la survie, à la dignité humaine, ou à la poursuite de l'activité économique du débiteur. Par exemple, les biens qui aident un étudiant à étudier ou ceux qui permettent à un professionnel de gagner sa vie sont considérés comme insaisissables [2](#page=2).
L'actif du patrimoine est de plein droit affecté à la bonne exécution du passif, conformément au principe selon lequel, sauf disposition légale ou contractuelle contraire, le créancier peut exercer son droit de recours sur tous les biens de son débiteur. Cela implique que le créancier peut saisir des biens sans lien direct avec l'objet de la créance, mettant ainsi tous les biens à disposition des créanciers sans possibilité de cloisonnement, à l'exception des biens expressément désignés comme insaisissables. Le logement familial peut ainsi être saisi, sauf protection spécifique entre époux ou cohabitants [2](#page=2).
> **Tip:** La compréhension de ces principes est fondamentale pour appréhender la protection dont bénéficient les créanciers face à un débiteur défaillant.
##### 2.1.3.1 Sanction d'une dette non honorée
La sanction d'une dette non honorée réside dans le droit du créancier de se faire payer sur le produit de la réalisation (vente) des biens du débiteur, à concurrence de l'obligation contractée [2](#page=2).
##### 2.1.3.2 L'actif comme garantie du passif
En cas d'exécution forcée des obligations du débiteur, son actif constitue la garantie de son passif. L'ensemble de ses biens forme le gage général du créancier [2](#page=2).
#### 2.1.4 Le concours des créanciers et le principe d'égalité
Lorsque l'actif est supérieur au passif, le créancier se paie sur les biens du débiteur et l'obligation s'éteint. Si l'actif est inférieur au passif, le créancier est confronté à l'insolvabilité du débiteur [2](#page=2).
Dans ce dernier cas, le créancier se paie dans la limite des biens saisissables et conserve une créance pour la partie non payée, qu'il pourra exécuter ultérieurement si le débiteur retrouve une meilleure situation financière. Il est à noter qu'un créancier diligent, qui initie un recouvrement forcé par voie de saisie, sera payé au détriment des autres créanciers qui tardent à faire valoir leurs droits [2](#page=2).
##### 2.1.4.1 Situation de concours
Une situation de concours entre créanciers survient lorsque leurs prétentions contradictoires portent sur un ou plusieurs biens du débiteur, ou sur l'ensemble de son patrimoine, dont le débiteur a perdu la disposition. Cela se produit lorsque les créanciers agissent simultanément en procédant à une saisie sur les mêmes biens, ou lorsqu'ils sont soumis à une procédure collective qui les réunit et vise l'ensemble du patrimoine du débiteur [2](#page=2).
Les cas typiques de situation de concours incluent la faillite (pour les entreprises), le règlement collectif des dettes (pour les particuliers surendettés) et l'acceptation d'une succession sous bénéfice d'inventaire. Un concours entraîne le dessaisissement du débiteur, ses pouvoirs de gestion de son patrimoine étant transférés au curateur (en cas de faillite) ou au médiateur (en cas de règlement collectif) [2](#page=2).
> **Example:** Si un débiteur a trois créanciers et que ses biens ne valent que la moitié de la somme due, le créancier le plus rapide à agir en saisie recevra son paiement en priorité, tandis que les autres devront attendre. En cas de procédure collective, les biens seront répartis entre les créanciers selon des règles précises, souvent proportionnellement à leur créance, mais certains créanciers (hypothécaires, privilégiés) peuvent avoir un ordre de priorité.
---
# Le concours et le principe d'égalité des créanciers
Le concours entre créanciers survient lorsque plusieurs créanciers ont des prétentions sur le patrimoine d'un débiteur insolvable, menant à l'application du principe d'égalité des créanciers chirographaires, sauf exceptions prévues par les privilèges et les sûretés [2](#page=2) [3](#page=3).
### 3.1 Les principes fondamentaux du patrimoine et de la garantie des créanciers
Le patrimoine d'un débiteur est constitué d'un ensemble indivisible de biens et de dettes, empêchant le débiteur de le fractionner intentionnellement pour soustraire certains biens à certains créanciers. Ce principe d'indivisibilité implique que les biens du débiteur servent aux créanciers de manière indistincte [2](#page=2).
Le principe de la sujétion uniforme stipule que toute personne contractant une dette engage l'ensemble de ses biens actuels et futurs pour garantir l'exécution de ses obligations, à l'exception des biens insaisissables définis par la loi. Ces biens insaisissables comprennent les droits extrapatrimoniaux et les biens nécessaires à la survie, à la dignité humaine ou à la poursuite de l'activité économique du débiteur. Par exemple, un syllabus peut être considéré comme un bien aidant un étudiant, tandis que des biens essentiels à la profession d'un débiteur peuvent être nécessaires à sa capacité de générer des revenus pour payer ses créances [2](#page=2).
L'actif du patrimoine est affecté, de plein droit, à la bonne exécution du passif, à moins qu'une loi ou un contrat n'en dispose autrement. Un créancier peut ainsi exercer son droit de recours sur tous les biens de son débiteur, y compris ceux qui n'ont pas de lien direct avec l'objet de la créance. Le créancier peut même saisir le logement familial, bien que la protection de ce dernier soit limitée aux relations entre époux ou cohabitants [2](#page=2).
La sanction en cas de dette non honorée est le droit du créancier de se faire payer sur le produit de la réalisation (vente) des biens du débiteur, à hauteur de l'obligation contractée. En cas d'exécution forcée, l'actif du débiteur constitue la garantie de son passif, et l'ensemble de ses biens forme le gage général du créancier [2](#page=2).
### 3.2 Le concours et le principe d'égalité des créanciers
#### 3.2.1 La situation de concours
La situation de concours survient lorsque l'actif du débiteur est inférieur à son passif, le confrontant à l'insolvabilité. Elle se caractérise par la rencontre des prétentions contradictoires de plusieurs créanciers sur tout ou partie du patrimoine du débiteur, dont celui-ci a perdu la disposition. Ceci peut se produire lorsque des créanciers agissent concomitamment en procédant à une saisie sur les mêmes biens, ou lorsqu'ils sont soumis à une procédure collective visant l'ensemble du patrimoine [2](#page=2).
Les cas typiques de situation de concours incluent :
* La faillite, pour les entreprises [2](#page=2).
* Le règlement collectif de dettes, pour les particuliers surendettés [2](#page=2).
* L'acceptation d'une succession sous bénéfice d'inventaire [2](#page=2).
Le concours entraîne le dessaisissement du débiteur, ses pouvoirs de gestion sur son patrimoine étant transférés à un curateur (en cas de faillite) ou à un médiateur (en cas de règlement collectif) [2](#page=2).
#### 3.2.2 La cristallisation des créances
La cristallisation des créances désigne le gel du montant des créances à la date du concours. Cette date marque la suspension du cours des intérêts et prive les créanciers de leur droit d'engager individuellement des poursuites à l'encontre du débiteur insolvable. Les intérêts sont ainsi figés, et aucune nouvelle transaction ou mouvement sur les biens n'est autorisé [3](#page=3).
#### 3.2.3 Les créanciers chirographaires et le principe d'égalité
Les créanciers chirographaires sont les créanciers ordinaires qui ne bénéficient d'aucune cause légitime de préférence. La loi du concours, ou loi de réduction proportionnelle, régit la répartition des biens du débiteur insolvable entre ces créanciers. Selon ce principe, chaque créancier chirographaire obtient le paiement d'une proportion identique de sa créance [3](#page=3).
Le principe d'égalité des créanciers implique que la répartition du produit de la réalisation des biens du débiteur insolvable s'effectue « au marc le franc », c'est-à-dire en proportion de leurs créances respectives [3](#page=3).
> **Tip:** Il est crucial de distinguer les créanciers chirographaires des créanciers bénéficiant de privilèges ou de sûretés, car ces derniers échappent, en partie ou en totalité, au principe d'égalité.
### 3.3 Les exceptions au principe d'égalité : privilèges et sûretés
#### 3.3.1 Les privilèges
Les créanciers privilégiés sont ceux qui bénéficient d'un droit de préférence, soit par le biais d'un privilège légal, soit par une sûreté spéciale, leur permettant d'être payés avant les autres créanciers. Il n'existe pas de privilège sans texte de loi explicite. La loi accorde des privilèges à des créanciers spécifiques et détermine l'ordre de priorité entre eux [3](#page=3).
La loi définit la portée de chaque privilège en précisant les biens sur lesquels il porte :
* **Privilèges généraux:** ils portent sur une catégorie de biens du débiteur [3](#page=3).
* **Privilèges spéciaux:** ils portent sur un ou plusieurs biens déterminés [3](#page=3).
Hors situation de concours, une créance privilégiée n'a pas de traitement distinct d'une créance chirographaire; le créancier privilégié ne dispose pas d'un droit d'exécution particulier avant la survenance d'un concours, contrairement à un créancier gagiste ou hypothécaire [3](#page=3).
Cependant, en situation de concours, les créanciers privilégiés sont prioritaires à concurrence du montant de leur créance garantie. Pour la partie excédentaire de leur créance qui n'aurait pas été réglée, les créanciers privilégiés rejoignent le « pool » des créanciers chirographaires et sont donc soumis à la loi du concours. En présence de créanciers privilégiés, les créanciers chirographaires ne sont payés qu'après eux et uniquement s'il subsiste de l'actif à partager [3](#page=3).
#### 3.3.2 Les sûretés
Les sûretés constituent des garanties d'exécution destinées à parer au risque d'insolvabilité du débiteur. Le créancier bénéficiaire d'une sûreté peut ainsi échapper à la loi de concours et se faire payer en priorité [3](#page=3).
Les caractéristiques des sûretés sont les suivantes :
* Elles sont acquises par contrat, et parfois de plein droit [3](#page=3).
* Elles bénéficient à un ou plusieurs créanciers précis [3](#page=3).
* Elles portent soit sur une ou plusieurs personnes déterminées (sûretés personnelles), soit sur un ou plusieurs biens déterminés (sûretés réelles) [3](#page=3).
---
# Les sûretés réelles et personnelles
Voici un résumé détaillé sur les sûretés réelles et personnelles, conçu pour un examen.
## 4 Les sûretés réelles et personnelles
Les sûretés sont des garanties d'exécution qui permettent au créancier d'échapper à la loi du concours et d'être payé en priorité sur le patrimoine du débiteur [3](#page=3).
### 4.1 Principes généraux des sûretés
#### 4.1.1 La cristallisation des créances et la loi du concours
En cas d'insolvabilité du débiteur, les créances sont cristallisées, ce qui signifie que leur montant est arrêté à la date de la procédure collective, suspendant le cours des intérêts et empêchant les créanciers d'agir individuellement. Les créanciers chirographaires, qui ne bénéficient d'aucune cause de préférence, sont alors régis par la loi du concours. Cette loi impose une répartition proportionnelle des biens du débiteur insolvable entre tous les créanciers chirographaires, chacun recevant un pourcentage identique de sa créance. C'est le principe d'égalité des créanciers, qui implique une distribution des biens "au marc le franc" [3](#page=3).
#### 4.1.2 Les exceptions au principe d'égalité : privilèges et sûretés
Le principe d'égalité est tempéré par les privilèges et les sûretés [3](#page=3).
* **Créanciers privilégiés:** Ils bénéficient d'un droit de préférence accordé par la loi. Ces privilèges peuvent être [3](#page=3):
* **Généraux:** Ils portent sur une catégorie de biens [3](#page=3).
* **Spéciaux:** Ils portent sur un ou plusieurs biens déterminés [3](#page=3).
En cas de concours, les créanciers privilégiés sont payés avant les autres, à concurrence du montant de leur créance garantie. Pour le surplus impayé, ils rejoignent la masse des créanciers chirographaires [3](#page=3).
* **Sûretés:** Elles sont des garanties d'exécution, généralement acquises par contrat, qui bénéficient à des créanciers précis et portent sur des personnes déterminées (sûretés personnelles) ou des biens déterminés (sûretés réelles). Elles permettent au créancier de se faire payer en priorité et d'échapper à la loi du concours [3](#page=3).
L'ordre général de paiement en présence de créanciers privilégiés et de créanciers bénéficiant de sûretés est le suivant [4](#page=4):
1. Privilégiés (selon l'ordre établi par la loi) [4](#page=4).
2. Gage et hypothèque [4](#page=4).
3. Chirographaires [4](#page=4).
> **Tip :** Il est essentiel de comprendre que les sûretés, qu'elles soient réelles ou personnelles, visent à renforcer la position du créancier face au risque d'insolvabilité du débiteur en lui offrant une priorité de paiement.
#### 4.1.3 Caractéristiques des sûretés
Les sûretés sont généralement acquises par contrat, mais peuvent parfois naître de plein droit. Elles bénéficient à des créanciers spécifiques et portent sur une ou plusieurs personnes déterminées (sûretés personnelles) ou sur un ou plusieurs biens déterminés (sûretés réelles) [3](#page=3).
### 4.2 Sûretés réelles
Les sûretés réelles sont une affectation de biens précis du patrimoine du débiteur à l'exécution d'une obligation. Elles confèrent au créancier un droit de préférence sur ces biens. Les principales sûretés réelles abordées sont le gage et l'hypothèque [4](#page=4).
#### 4.2.1 Le gage
Le gage est un contrat accessoire portant sur un bien meuble corporel ou incorporel, conclu entre le débiteur (constituant) et son créancier pour garantir l'exécution d'une obligation. Le terme "gage" peut désigner le droit réel de gage, le contrat qui le constitue, ou l'objet lui-même. Il s'agit d'un contrat consensuel créant un droit réel, qui ne requiert pas obligatoirement la remise matérielle du bien gagé entre les mains du créancier [4](#page=4).
* **Opposabilité du contrat de gage aux tiers :**
* **Gage avec dépossession:** Il est opposable par la remise matérielle du bien gagé au créancier gagiste. Le créancier dispose alors d'un droit de rétention sur le bien jusqu'à exécution complète de l'obligation [4](#page=4).
* **Gage sans dépossession:** Il est opposable par son enregistrement dans le Registre des gages. La date d'enregistrement détermine le rang du gage selon le formalisme de publicité légal [4](#page=4).
> **Tip:** Dans le cas d'un gage, le créancier ne peut généralement pas se servir du bien gagé, sauf pour sa conservation [4](#page=4).
* **Extinction du droit de gage:** Le droit de gage s'éteint dès que l'obligation garantie est payée, obligeant le créancier à restituer le bien [4](#page=4).
* **Vente du bien gagé:** En cas de défaut de paiement du débiteur, le créancier gagiste peut faire vendre le bien pour se payer en priorité sur le produit de la vente. Si le produit de la vente est supérieur à la créance, le surplus revient au débiteur. Si le produit est inférieur, le créancier devient chirographaire pour le solde restant et est soumis à la loi du concours [4](#page=4).
#### 4.2.2 L'hypothèque
L'hypothèque est un contrat accessoire portant sur un bien immeuble ou des droits réels immobiliers, conclu entre un débiteur et son créancier pour garantir l'exécution d'une obligation. Il s'agit généralement d'un contrat solennel (acte notarié), sauf cas exceptionnels d'hypothèque légale ou testamentaire. L'hypothèque crée un droit réel de garantie qui accorde au créancier le droit d'être payé prioritairement sur le produit de la vente de l'immeuble grevé en cas de non-exécution de l'obligation [5](#page=5).
* **Double formalisme de l'hypothèque :**
* **Formalisme de protection de la volonté:** Le contrat doit être un acte authentique (acte notarié) [5](#page=5).
* **Formalisme de publicité:** Une publicité foncière est nécessaire pour rendre l'hypothèque opposable aux tiers [5](#page=5).
* **Effets de l'inscription hypothécaire:** L'inscription dans le registre assure l'opposabilité aux tiers et établit l'ordre de priorité entre les créanciers hypothécaires sur un même immeuble, selon le principe "prior tempore potior iure" ("le premier dans le temps est le plus fort en droit") [5](#page=5).
* **Droits du créancier hypothécaire:** Le créancier hypothécaire n'a pas de droit sur l'immeuble tant que le débiteur exécute ses obligations. L'hypothèque prend fin à l'échéance totale du prêt. Le débiteur reste propriétaire et conserve le droit de jouissance, mais peut vendre l'immeuble. Dans ce cas, le créancier bénéficie du droit de suite à l'égard du nouvel acquéreur. Si l'immeuble est détruit, le créancier peut reporter ses droits sur l'indemnité versée par le biais de la subrogation réelle [5](#page=5).
* **Procédure en cas de non-exécution:** En cas de non-exécution, le créancier doit obtenir un jugement l'autorisant à faire vendre l'immeuble [5](#page=5).
### 4.3 Sûretés personnelles
Les sûretés personnelles consistent en l'adjonction d'un ou plusieurs débiteurs au débiteur initial, afin que le créancier puisse exiger l'exécution de l'obligation de la part de ces garants. Les deux principales formes de sûretés personnelles sont le cautionnement et la solidarité passive [5](#page=5).
> **Tip:** Avant de calculer les répartitions en cas de procédure collective, il est crucial de soustraire les sûretés de l'actif et du passif du débiteur [5](#page=5).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Insolvabilité | État d'un débiteur qui est incapable de rembourser ses dettes à ses créanciers, généralement parce que ses actifs sont insuffisants pour couvrir ses obligations. |
| Droit de l’insolvabilité | Ensemble des règles juridiques visant à organiser la situation d'une personne physique ou morale qui se trouve dans l'incapacité de faire face à ses dettes, cherchant souvent à rétablir sa viabilité économique ou à liquider ses actifs de manière ordonnée. |
| Procédure de faillite | Procédure judiciaire visant un entrepreneur qui a cessé ses paiements et dont le crédit est ébranlé, impliquant la nomination d'un curateur pour administrer et potentiellement liquider le patrimoine du failli afin de répartir le produit entre les créanciers. |
| Procédure de réorganisation judiciaire | Procédure collective qui vise à préserver, sous le contrôle du juge, la continuité des activités d'une entreprise menacée d'insolvabilité, en proposant des solutions de restructuration ou de redressement. |
| Règlement collectif de dettes | Procédure destinée aux particuliers surendettés permettant d'organiser le remboursement de leurs dettes tout en leur garantissant des conditions de vie dignes, assurant ainsi une gestion concertée des créances. |
| Mesures conservatoires | Actions entreprises par un créancier pour anticiper l'insolvabilité de son débiteur et préserver ses droits, telles que les saisies conservatoires ou l'établissement d'inventaires des biens. |
| Action oblique | Voie de droit permettant à un créancier d'exercer les droits et actions de son débiteur négligent, lorsque ce dernier refuse d'agir pour recouvrer une créance qui augmenterait son patrimoine. |
| Action paulienne | Recours permettant à un créancier de demander l'inopposabilité d'un acte frauduleux causé par son débiteur, lorsque cet acte a pour conséquence de réduire son patrimoine et de nuire aux droits du créancier. |
| Patrimoine | Universalité de droit constituée de l'ensemble des biens et des obligations d'une personne, présents et à venir, formant une masse indivisible et autonome sur laquelle les créanciers peuvent agir. |
| Principe de l’unité du patrimoine | Principe juridique selon lequel chaque personne physique ou morale possède un seul et unique patrimoine, auquel s'intègrent tous ses biens et toutes ses dettes au cours de sa vie. |
| Principe de l’indivisibilité du patrimoine | Principe selon lequel le patrimoine est considéré comme un tout indivisible, empêchant le débiteur de fractionner ses biens pour soustraire certains d'entre eux à la vue de certains créanciers. |
| Sujétion uniforme | Principe selon lequel une personne qui contracte une dette engage l'ensemble de ses biens actuels et futurs pour garantir son créancier, sauf ceux expressément déclarés insaisissables par la loi. |
| Gage | Contrat accessoire portant sur un bien meuble, corporel ou incorporel, conclu entre un débiteur et son créancier pour garantir l'exécution d'une obligation, conférant au créancier un droit réel sur le bien. |
| Hypothèque | Contrat accessoire portant sur un bien immeuble ou des droits réels immobiliers, conclu entre un débiteur et son créancier pour garantir l'exécution d'une obligation, conférant au créancier un droit réel de garantie sur le bien. |
| Créanciers chirographaires | Créanciers ordinaires qui ne bénéficient d'aucune cause légitime de préférence (pas de sûreté particulière ni de privilège) et qui concourent sur l'ensemble du patrimoine du débiteur. |
| Créanciers privilégiés | Créanciers qui bénéficient, en vertu de la loi, d'un droit de préférence sur certains biens du débiteur, leur permettant d'être payés avant les créanciers chirographaires. |
| Sûretés | Garanties qui visent à assurer l'exécution d'une obligation et à protéger le créancier contre le risque d'insolvabilité du débiteur, lui permettant d'obtenir un paiement préférentiel. |
| Sûretés réelles | Sûretés qui portent sur un bien déterminé (meuble ou immeuble) du patrimoine du débiteur, tel que le gage ou l'hypothèque, conférant au créancier un droit de préférence sur ce bien. |
| Sûretés personnelles | Sûretés par lesquelles une personne tierce s'engage à garantir l'exécution de l'obligation du débiteur principal, tel que le cautionnement ou la solidarité passive. |
| Titre exécutoire | Décision judiciaire ou acte qui constate une créance et permet au créancier de procéder à l'exécution forcée contre le débiteur s'il ne s'exécute pas volontairement. |
Cover
ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHT.pdf
Summary
# Zekerheden en insolventierecht: basisbegrippen
Dit gedeelte behandelt de basisbegrippen van zekerheden, executie en insolventierecht, met een focus op het ondernemingsbegrip, de relatie tussen schuldeiser en schuldenaar, en het vermogen als verhaalsobject.
## 1. Zekerheden, executie en insolventierecht: basisbegrippen
Dit deel van de studie behandelt de fundamentele concepten van zekerheden, executie en insolventierecht, met een focus op de definities en onderlinge relaties van deze rechtsdomeinen en hun kernbegrippen zoals onderneming, schuldeiser-schuldenaar relaties, en het vermogen als verhaalsobject [1](#page=1).
### 1.1 Overzicht van de deelgebieden en hun bronnen
De drie rechtsdomeinen – zekerheidsrecht, executierecht en insolventierecht – zijn nauw verbonden en behandelen elk een aspect van de nakoming van verbintenissen door de schuldenaar, met name de niet-nakoming en de gevolgen daarvan [4](#page=4).
#### 1.1.1 Het zekerheidsrecht
Het zekerheidsrecht omvat waarborgmechanismen die de kans op nakoming van een verbintenis verhogen, zoals borgtocht, hypotheek, pand en voorrechten. Deze zekerheden kunnen voortvloeien uit de wet (bv. voorrecht) of uit een overeenkomst (bv. hypotheek, pand, borgtocht). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen [4](#page=4):
* **Zakelijke zekerheden**: Deze vloeien voort uit aanspraken op een specifieke zaak van de schuldenaar, waardoor de schuldeiser een bijzondere positie krijgt ten aanzien van bepaalde activa. De opbrengst van dit goed dient ter voldoening van de schuld. Voorbeelden zijn pand en hypotheek [4](#page=4).
* **Persoonlijke zekerheden**: Deze vloeien voort uit het vermogen van een persoon (bv. de borg) en bieden de schuldeiser de mogelijkheid zich te verhalen op een ander vermogen dan dat van de oorspronkelijke schuldenaar. Een voorbeeld is borgtocht [4](#page=4).
De belangrijkste bronnen van het zekerheidsrecht zijn de Hypotheekwet, Boek 9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor borgtocht, de Pandwet, en de Wet financiële zekerheden (WFZ) voor professionele kredietverleners [4](#page=4).
#### 1.1.2 Het executierecht
Het executierecht heeft betrekking op het dwingen tot nakoming van verbintenissen wanneer de schuldenaar dit niet vrijwillig doet. Dit vereist dwang op het vermogen van de schuldenaar, waarvoor doorgaans de tussenkomst van de rechtbank en een gerechtsdeurwaarder nodig is. Executierecht kan verbonden zijn met het zekerheidsrecht wanneer een schuldeiser ondanks de zekerheid geen betaling ontvangt. De bron hiervoor is het Gerechtelijk Wetboek (Ger. W.) [4](#page=4).
#### 1.1.3 Het insolventierecht
Het insolventierecht regelt de situatie van personen die insolvabel zijn en hun betalingsverplichtingen niet meer kunnen voldoen. De invoering van insolventierecht (zoals faillissement) dient meerdere doelen [5](#page=5):
1. **Voorkomen van concurrentieverstoring**: Bij ondernemingen die hun schulden niet kunnen betalen, wordt concurrentie verstoord. Onrechtvaardigheid ontstaat wanneer men profiteert van de voordelen maar niet wordt gestraft voor niet-nakoming [5](#page=5).
2. **Voorkomen van een sneeuwbaleffect**: Onvermogen om schulden te betalen heeft impact op het vermogen van de schuldeiser en diens schuldeisers. Faillissement haalt de insolvente partij tijdig uit het rechtsverkeer [5](#page=5).
3. **Efficiënte verdeling van vermogen**: Zonder stop leidt dit tot inefficiënte verdeling van vermogen. Collectieve procedures maken een gelijkheid tussen schuldeisers mogelijk [5](#page=5).
Het Belgisch insolventierecht kent drie breuklijnen [5](#page=5):
1. **Commerciële vs. niet-commerciële insolventie**: Onderscheid tussen insolventie van ondernemingen en die van particulieren [5](#page=5).
2. **Liquidatie- vs. herstelprocedures**: Traditioneel gericht op liquidatie, maar hedendaags ook op herstel (bv. gerechtelijke reorganisatie) om economische waarde te behouden [5](#page=5).
3. **Gemeenrechtelijk vs. sectoraal**: Verschillen tussen algemeen insolventierecht en specifiek recht voor financiële sectoren [5](#page=5).
De belangrijkste bronnen voor insolventierecht zijn Boek XX van het Wetboek Economisch Recht (WER) en de Collectieve Schuldenregeling (CSR) voor niet-commerciëlen [5](#page=5).
### 1.2 Het ondernemingsbegrip
Het ondernemingsbegrip is sinds 1975 veranderd en kent meerdere definities. Voor Boek XX WER wordt verwezen naar art. 1.1, 1° WER. Het huidige ondernemingsbegrip in art. I.22, 8° WER omvat [6](#page=6):
* Natuurlijke personen (NP) die zelfstandig een beroepsactiviteit verrichten [6](#page=6).
* Elke rechtspersoon (RP) [8](#page=8).
* Elke organisatie zonder rechtspersoonlijkheid (zpr) [8](#page=8).
Publiekrechtelijke RP's worden uitgesloten, tenzij ze goederen of diensten op de markt aanbieden. Overheden genieten uitvoeringsimmuniteit voortkomend uit soevereiniteit [6](#page=6).
> **Tip:** Hoewel er meerdere definities bestaan, is voor de toepassing van Boek XX WER (het insolventierecht) het begrip zoals gedefinieerd in art. I.1, 1° WER doorslaggevend [6](#page=6).
#### 1.2.1 Natuurlijke personen met zelfstandige beroepsactiviteit
Om als NP een onderneming te zijn, moet aan twee voorwaarden voldaan zijn [6](#page=6):
1. **Zelfstandige basis**: De activiteit mag niet in een dienstverband worden verricht. De aansluiting bij een sociale zekerheid is een indicatie, maar niet doorslaggevend [6](#page=6).
2. **Beroepsactiviteit**: Dit moet op regelmatige wijze gebeuren (niet occasioneel) en gericht zijn op het behalen van een inkomen. Het normale beheer van het persoonlijk vermogen is geen beroepsactiviteit. Er is geen winstoogmerk vereist, en het hoeft niet noodzakelijk voor eigen rekening te zijn [6](#page=6) [7](#page=7).
3. **Eigen organisatie**: De NP moet een eigen organisatie vormen, bestaande uit eigen financiële, materiële en/of menselijke middelen [7](#page=7).
**Discussie rond bestuurders van rechtspersonen**: Een bestuurder van een RP kan als onderneming worden beschouwd indien deze voldoet aan de voorwaarden van zelfstandige beroepsactiviteit en een eigen organisatie heeft. Dit is relevant voor de mogelijkheid van persoonlijke faillietverklaring. Het Hof van Cassatie stelt dat een NP enkel "onderneming" is als die persoon ook een organisatie vormt [7](#page=7).
Uitzonderingen op het ondernemingsbegrip voor bestuurders zijn:
* Onbezoldigde mandaten (bv. onafhankelijk bestuurder) [8](#page=8).
* Mandaten in de privésfeer (bv. sportvereniging) [8](#page=8).
* Mandaten in de uitoefening van een ambt/politiek mandaat (bv. intercommunale) [8](#page=8).
* Fictieve mandaten [8](#page=8).
#### 1.2.2 Rechtspersonen
Alle vennootschappen met RP, ongeacht hun doel, worden als onderneming beschouwd. Dit geldt ook voor vzw's, stichtingen en verenigingen van mede-eigenaars (VME). Het faillissement van de RP impliceert niet het faillissement van de achterliggende NP, tenzij bij beperkte aansprakelijkheid. Publiekrechtelijke RP's zijn geen onderneming, tenzij ze goederen of diensten op de markt aanbieden, maar zelfs dan worden ze voor insolventie niet als onderneming beschouwd vanwege uitvoeringsimmuniteit [8](#page=8).
#### 1.2.3 Organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
Dit is een nieuw concept onder het huidige ondernemingsbegrip en is ruimer dan het vroegere 'handelaar'. Hieronder vallen bijvoorbeeld maatschappen die opgericht zijn om vennoten een vermogensvoordeel te bezorgen. Feitelijke verenigingen die geen uitkeringsoogmerk hebben en geen uitkeringen verrichten, vallen hier echter niet onder en zijn dus geen ondernemingen [8](#page=8).
**Belangrijk voor het examen**: Enkel ondernemingen kunnen failliet verklaard worden [8](#page=8).
### 1.3 Schuldeiser-schuldenaar
Een verbintenis is een rechtsband waaruit een gehoudenheid volgt. Deze relatie bestaat tussen een schuldeiser (degene die een voordeel toekomt) en een schuldenaar (degene op wie de verplichting rust). De verbintenis kan voortvloeien uit contracten, wet, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, eenzijdige wilsuiting of onverschuldigde betaling [9](#page=9).
#### 1.3.1 Hoofdelijkheid, ondeelbaarheid en in solidum
**Deelbaarheid**: Uitgangspunt is dat verbintenissen deelbaar zijn, waarbij elke schuldeiser/schuldenaar gerechtigd/verschuldigd is voor zijn eigen deel [9](#page=9).
**Uitzonderingen op deelbaarheid**:
* **Ondeelbaarheid**: Sommige verbintenissen zijn ondeelbaar uit hun aard of door uitdrukkelijke overeenkomst (bv. levering van een paard) [9](#page=9).
* **Hoofdelijkheid**:
* **Actieve hoofdelijkheid** (zijde van de SE): Elke SE mag het volledige bedrag vorderen, waarna het bedrag onder de SE's wordt verdeeld [9](#page=9).
* **Passieve hoofdelijkheid** (zijde van de SA): Elke SA is gehouden tot het volledige bedrag. Dit vloeit voort uit de wet of uitdrukkelijke overeenkomst. Gevolg is dat de ingebrekestelling van één SA automatisch de andere hoofdelijk gehouden medeschuldenaren in gebreke stelt, waardoor interesten beginnen te lopen en verjaring stuit [9](#page=9).
* **In solidum**: Dit is een rechtspraakconcept dat lijkt op hoofdelijkheid, maar voortvloeit uit een rechterlijke beslissing en niet dezelfde gevolgen heeft als hoofdelijkheid [9](#page=9).
### 1.4 Het vermogen
Het vermogen wordt gedefinieerd als de "juridische algemeenheid die het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat". Het omvat zowel activa als passiva en is een juridische fictie, een rechtsuniversaliteit. Volgens de subjectieve vermogensleer heeft elk rechtssubject één vermogen, dat dient als integraal onderpand voor de schuldeisers. Het bevat enkel vermogensrechten, geen persoonsrechten [10](#page=10).
#### 1.4.1 Vermogen als exclusief verhaalsobject (art. 3.36 BW)
De schuldeiser heeft enkel het volledige vermogen van de schuldenaar als onderpand. De persoon van de schuldenaar zelf is geen onderpand, en ook niet slechts bepaalde activa. Het vermogen is een dynamisch gegeven; de schuldeiser duldt het bestuur door de schuldenaar over zijn eigen vermogen [10](#page=10).
#### 1.4.2 Afwijkingen op het vermogen als verhaalsobject
Er zijn afwijkingen op het principe dat het volledige vermogen als verhaalsobject dient [10](#page=10):
1. **Oneigenlijke afwijkingen**:
* **Zakelijke verbondenheid**: Slechts een bepaald goed dient als onderpand, vaak wanneer bijkomende waarborgen worden gegeven [10](#page=10).
* **Fiduciaire eigendomsoverdracht/Eigendomsoverdracht tot zekerheid**: In België niet erkend buiten de Wet financiële zekerheden, vanwege de numerus clausus van zakelijke rechten. Hierbij wordt de eigendom juridisch overgedragen aan de schuldeiser voor zekerheid [10](#page=10).
* **Trust**: Een buitenlands concept dat in België buiten wettelijke uitzonderingen niet kan worden toegepast [10](#page=10).
2. **Niet-integrale verhaal aansprakelijkheid**: De schuldeiser verbindt zich ertoe slechts een beperkt actief aan te spreken. Dit werkt wel vanuit het perspectief van de schuldeiser [10](#page=10).
* **Uit de wet**: Niet-vatbaarheid van de gezinswoning van zelfstandigen voor beslag, en diverse beslagbeperkingen (bv. art. 1408 Ger.W.). Overheidsgoederen genieten ook uitvoeringsimmuniteit [11](#page=11).
3. **Beperkingen op het dynamisch karakter van het vermogen**: Dit betreft zaken die de schuldeiser toelaten de fluctuaties in het vermogen van de schuldenaar te beperken [11](#page=11).
* **Sequester aanstellen**: Bij beslag of inbeslagneming wordt een derde aangesteld om het goed te bewaren [11](#page=11).
* **Zijdelingse vordering**: Een SE oefent een vordering uit die zijn SA heeft tegen diens SA. De opbrengsten vallen echter in het vermogen van de hoofdschuldenaar [11](#page=11).
* **Gevallen van niet-tegenwerpelijkheid**: Een SE kan een handeling van zijn SA naast zich neerleggen (bv. veinzing, actio pauliana) [11](#page=11).
* **Verdachte periode (faillissementen)**: Maakt transacties ongedaan [11](#page=11).
* **Negatieve verbintenis (uit overeenkomst)**: Een SE verbindt zich ertoe aan andere SE geen of geen betere zekerheden te verschaffen [11](#page=11).
* **Voorlopige bewindvoering**: De rechtbank stelt een bewindvoerder aan bij wanbeheer [11](#page=11).
* **Publiciteit**: Registers (pandregister, hypotheekregister) bieden SE informatie over de toestand van het vermogen van de SA [11](#page=11).
4. **Beperkingen op eenheid van het vermogen**:
* **Rechtspersoon oprichten**: Creëert een tweede vermogen, maar de link met het persoonlijke vermogen blijft bestaan (aandelen). De RP kan doorweekt worden [12](#page=12).
* **Kwaliteitsrekening/derdenrekening**: Enkel wettelijk mogelijk voor specifieke beroepen zoals advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en vastgoedmakelaars (art. 3.37 BW) [12](#page=12).
* **Activa in onverdeeldheid**: Een maatschapsvermogen staat afgescheiden van het vermogen van de maten en vormt een ‘doelvermogen’ [12](#page=12).
* **Faillissement natuurlijke persoon**: Het concept van de "fresh start" geeft de failliet een nieuw vermogen dat buiten de samenloop valt [12](#page=12).
### 1.5 Het vermogen en de samenloop
Uitgangspunt is de individuele tenuitvoerlegging, waarbij 'wie eerst komt, eerst maalt'. Wanneer meerdere SE's aanspraak maken op hetzelfde onderpand, ontstaat **samenloop**. Dit kan gebeuren bij [13](#page=13):
* Meerdere opeenvolgende beslagen [13](#page=13).
* Faillissement [13](#page=13).
* Vrijwillige of gerechtelijke ontbinding van een RP [13](#page=13).
* Collectieve schuldenregelingen [13](#page=13).
In geval van samenloop moet de gelijkheid onder de SE's worden gewaarborgd (evenredigheid/paritas creditorium/pari passu). Iedereen wordt gelijk behandeld, pondspondsgewijs (in verhouding tot de vordering) [13](#page=13).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Kleine samenloop**: Heeft slechts betrekking op de inbeslaggenomen goederen en enkel op de SE's die hier deel van uitmaken [13](#page=13).
* **Grote samenloop**: Betreft het volledige vermogen en alle SE's (bv. faillissement, ontbinding RP, collectieve schuldenregeling NP) [13](#page=13).
Bij grote samenloop geldt het **fixatiebeginsel**: het vermogen en de aanspraken worden op het ogenblik van samenloop gefixeerd [13](#page=13).
### 1.6 Bevoegde rechtbanken
* **Ondernemingsrechtbank**: Exclusief bevoegd voor geschillen die voortvloeien uit Boek XX WER, inclusief vorderingen tussen of tegen ondernemingen [13](#page=13).
* **Arbeidsrechtbank**: Uitsluitend bevoegd voor Collectieve Schuldenregelingen (CSR) [13](#page=13).
* **Beslagrechter**: Binnen de rechtbank van eerste aanleg, bevoegd voor alle geschillen inzake beslag-, executie- en zekerheidsrecht [13](#page=13).
---
# Zakelijke en persoonlijke zekerheidsmechanismen
Dit deel van de studiegids behandelt de verschillende mechanismen die worden gebruikt om zakelijke en persoonlijke zekerheden te vestigen, met een focus op hun aard, totstandkoming, werking en onderlinge verhouding.
## 2 Zakelijke en persoonlijke zekerheidsmechanismen
Dit onderdeel introduceert en analyseert de diverse instrumenten die schuldeisers kunnen aanwenden om hun vorderingen te waarborgen, onderverdeeld in zakelijke zekerheden (afgeleid uit de wet of overeenkomst) en persoonlijke zekerheden [14](#page=14).
### 2.1 Zakelijke zekerheden krachtens de wet: voorrechten
Voorrechten zijn zekerheden die uitsluitend uit de wet voortvloeien en verlenen recht van voorrang bij uitbetaling, maar bieden geen volgrecht. Ze zijn gekoppeld aan een specifieke vordering en slaan op een bepaald goed. Het voorrecht heeft een accessoir karakter en volgt het lot van de bevoorrechte vordering. Zakelijke subrogatie speelt een rol wanneer een materieel goed wordt vervangen door een schuldvordering [14](#page=14).
#### 2.1.1 Algemene voorrechten
Deze voorrechten slaan op alle roerende en onroerende goederen van de schuldenaar [15](#page=15).
* **Voorrecht voor gerechtskosten:** Ingevoerd om billijkheidsredenen; slaat op alle kosten gemaakt door een schuldeiser onder gezag van een rechterlijke instantie tot behoud of verdeling van het vermogen van de schuldenaar. Het is van relatieve aard en kan slechts ingeroepen worden tegen schuldeisers in wier belang de kosten gemaakt werden en op goederen die door de procedure werden behouden of te gelde gemaakt [15](#page=15).
* **Voorrecht schatkist gerechtskosten strafzaken:** Zorgt ervoor dat de overheid als eerste betaald wordt bij samenloop, maar slaat slechts subsidiair op onroerende goederen en vereist inschrijving voor onroerende goederen. Het geldt enkel voor gerechtskosten, niet voor strafrechtelijke boetes of schadevergoedingen [15](#page=15).
* **Voorrecht advocaat in strafzaken:** Werkt zoals het voorrecht van de schatkist voor gerechtskosten [15](#page=15).
* **Voorrecht op alle roerende goederen:** Slaat op alle roerende goederen, maar subsidiair ook op onroerende goederen voor zover de opbrengsten van de onroerende goederen niet uitgeput zijn door andere rechthebbenden [15](#page=15).
**Rangorde van algemene voorrechten (volgens art. 19 Hyp. W.):**
1. Voorrecht gerechtskosten [16](#page=16).
2. Voorrecht begrafeniskosten [16](#page=16).
3. Voorrecht kosten laatste ziekte (kosten gedurende één jaar voorafgaand aan overlijden/samenloop, gemaakt op medisch voorschrift) [16](#page=16).
4. Onderhoudsschulden (plafond van maximaal 15.000 euro is bevoorrecht) [16](#page=16).
5. Voorrechten uit het sociaal recht (bv. loon werknemer, RSZ, kinderbijslagfonds) [16](#page=16).
6. Voorrecht vordering lichamelijke schadevergoeding (voortvloeiend uit een strafbaar feit) [16](#page=16).
7. Leverancier van levensmiddelen (van zes maanden voorafgaand aan samenloop) [17](#page=17).
8. Fiscale voorrechten (vallen onder de Wetboek Invordering en slaan ook op verhogingen en boetes) [17](#page=17).
> **Tip:** Het algemene voorrecht slaat normaal enkel op het hoofdbedrag van de vordering, tenzij de wet anders bepaalt [16](#page=16).
#### 2.1.2 Bijzondere voorrechten
Deze voorrechten slaan op bepaalde goederen en hebben voorrang op algemene voorrechten [18](#page=18).
* **Voorrechten op bepaalde roerende goederen (art. 20 Hyp. W.):**
1. **Kosten van uitwinning/vereffiffening/boedelredding:** Het voorrecht van de gerechtskosten opnieuw, maar dan op bepaalde roerende goederen [18](#page=18).
2. **Voorrecht verhuurder/verpachter onroerend goed:** Slaat op de roerende goederen die het verhuurde pand opstalden (bv. huisraad). Het kan ook goederen van derden in het pand omvatten, tenzij de verhuurder expliciet op de hoogte is gesteld dat deze niet van de huurder zijn. Dit voorrecht omvat ook huurgelden, huurherstellingen en andere verbintenissen gerelateerd aan de huur, inclusief interesten. Bij een huurcontract met een vaste datum zijn alle vorderingen bevoorrecht; zonder vaste datum geldt het voor twee vervallen jaren, het lopende jaar en één toekomstig jaar [18](#page=18).
3. **Voorrecht pandhouder:** Zie infra [19](#page=19).
4. **Voorrecht kosten tot behoud van de zaak:** Slaat op kosten voor het behoud van specifieke roerende goederen, zoals reparaties. Dit geldt ook voor kosten die roerende goederen vrijwaren, zoals onderhoud aan een loods. Het voorrecht gaat verloren bij onroerendmaking, tenzij het bedrijfsuitrustingsmaterieel betreft [19](#page=19).
5. **Voorrecht van onbetaalde verkoper:** Recht op uitbetaling van de prijs na verkoop van een onbetaald roerend goed. Slaat enkel op de hoofdprijs. Het goed moet nog roerend en in natura aanwezig zijn bij de schuldenaar, tenzij er sprake is van zakelijke subrogatie [20](#page=20).
* **Andere beschermingstechnieken voor de onbetaalde verkoper:**
* **Retentierecht:** Mogelijkheid om het goed bij te houden zolang de koper niet betaalt, zelfs na overgang van eigendom [20](#page=20).
* **Recht van terugvordering:** Mogelijk binnen 8 dagen na levering bij een contante koop [20](#page=20).
* **Ontbinding:** Mogelijk voorafgaand aan levering of na levering, tenzij er sprake is van samenloop (tenzij contante koop binnen 8 dagen) [20](#page=20).
* **Eigendomsvoorbehoud:** Zolang de prijs niet betaald is, blijft de verkoper eigenaar. Geldig mits schriftelijk en uiterlijk op het moment van levering. Het gaat over op verwerkte of vermengde goederen, en na registratie ook op onroerendgemaakte goederen [21](#page=21).
* **Voorrechten op bepaalde onroerende goederen (art. 27 Hyp. W.):**
1. **Hypotheek:** Zie infra [22](#page=22).
2. **Gerechtskosten:** [22](#page=22).
3. **Verzekeraar:** Voorrecht op de verzekerde zaak voor de premie (maximaal 2 jaar) [22](#page=22).
4. **Voorrecht onbetaalde verkoper van een onroerend goed:** Slaat op de verkochte onroerende zaak en is werkzaam vanaf de overschrijving van de eigendomsoverdragende titel [23](#page=23).
5. **Voorrecht VME (Vereniging van Mede-eigenaars):** Slaat op de kavel van een verzuimende eigenaar voor bijdragen van het lopende en voorgaande boekjaar. Dit voorrecht gaat voor op hypothecaire schuldeisers [23](#page=23).
### 2.2 Zakelijke zekerheden krachtens overeenkomst: Pand
Pand is een zakelijke zekerheid op een roerend goed, tot stand komend krachtens overeenkomst. Het nieuwe pandrecht is consensueel, tenzij de pandgever een consument is (dan is een geschrift vereist). Registratie in het pandregister is vereist voor tegenwerpelijkheid [23](#page=23).
* **Voorwerp van pand:** Alle (on)lichamelijke roerende goederen, vatbaar voor overdracht, alsook het geheel van goederen (bv. handelszaak) en toekomstige goederen [24](#page=24).
* **Voor welke schuldvorderingen:** Huidige en toekomstige schulden, met een geregistreerd maximumbedrag in het pandregister [24](#page=24).
* **Tegenwerpelijkheid:** Vereist registratie in het pandregister (geldig voor 10 jaar). Vuistpand is ook mogelijk [24](#page=24).
* **Gevolgen pand:** De pandgever blijft eigenaar met beperkt gebruiks- en beschikkingsrecht. De pandhouder heeft een volgrecht, tenzij de verkrijger te goeder trouw handelde of het goed verwerkt werd binnen de normale bedrijfsuitoefening [24](#page=24).
* **Uitwinning:** Kan contractueel geregeld worden (buitengerechtelijk), tenzij de schuldenaar een consument is (dan is tussenkomst rechter vereist) [25](#page=25).
#### 2.2.1 Bijzondere regimes pand
* **Pand op financiële activa (WFZ):** Worden niet gehinderd door samenloop en vereisen geen registratie [25](#page=25).
* **Stil pandrecht:** Komt tot stand via wilsovereenstemming (geen registratie vereist) [25](#page=25).
### 2.3 Zakelijke zekerheid krachtens overeenkomst: Hypotheek
Hypotheek is een zakelijk zekerheidsrecht op een onroerend goed (of schepen), dat de schuldeiser voorrang verleent op de opbrengst van het bezwaarde goed. Het is een bijkomend, ondeelbaar recht [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Kenmerken:** Geeft een absoluut volgrecht. Publiciteit via overschrijving in het register van inschrijvingen is noodzakelijk voor tegenwerpelijkheid aan derden [26](#page=26).
* **Soorten:** Wettelijke, conventionele en testamentaire hypotheek [26](#page=26).
* **Conventionele hypotheek:** Vereist een notariële akte. Alternatieven zoals een hypothecaire volmacht of hypotheekbelofte bieden lichtere rechten [26](#page=26).
* **Specialiteitbeginsel:** Slaat op een bepaald onroerend goed, inclusief toebehoren en verbeteringen [27](#page=27).
* **Inschrijving:** Vereist voor tegenwerpelijkheid en vervalt na 30 jaar (hernieuwing mogelijk). Een eerdere inschrijving van beslag kan voorrang verlenen op een later ingeschreven hypotheek [27](#page=27).
* **Uitwinning:** Gebeurt via de procedure van uitvoerend beslag op onroerend goed [27](#page=27).
### 2.4 Onderlinge verhoudingen zakelijke zekerheidsrechten
In principe geldt de paritas creditorium (pondspondsgewijze verdeling). Bij samenloop of wanneer er geen paritas is, bepalen de rangen de voorrang [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Voorrechten:** Bijzondere voorrechten hebben voorrang op algemene voorrechten, met uitzondering van gerechtskosten en begrafeniskosten die soms ook voorrang krijgen op bijzondere voorrechten [28](#page=28).
* **Pand:** Tegenover andere pandhouders geldt anterioriteit (datum van tegenwerpelijkheid). Tegenover andere rechtenhouders geldt eveneens anterioriteit, met superprioriteit voor de onbetaalde verkoper en onderaannemer in bepaalde gevallen [28](#page=28).
* **Hypotheek:** De datum van inschrijving bepaalt de rang. In geval van geen registratie, heeft een voorrecht voorrang op een hypotheek [28](#page=28) [29](#page=29).
### 2.5 Persoonlijke zekerheidsmechanismen: Borgtocht en Patronaatsverklaring
Deze mechanismen bieden een mogelijke aanspraak op een bijkomend vermogen, in plaats van op een bepaalde zaak [29](#page=29).
#### 2.5.1 Borgtocht
Een borg verbindt zich tegenover een schuldeiser om de verbintenis te voldoen indien de schuldenaar dat niet doet. Het is een overeenkomst tussen borgsteller en schuldeiser [29](#page=29).
* **Nieuwe definitie (Boek 9 Ger. W.):** Een verbintenis van een derde om aan een schuldeiser de betaling te waarborgen van een verbintenis van de hoofdschuldenaar [30](#page=30).
* **Borgtocht (accessoire persoonlijke zekerheid):** De verbintenis van de borg is verbonden aan de hoofdverbintenis [30](#page=30).
* **Autonome garantie (persoonlijke zekerheid):** Gaat verder dan borgtocht en blijft bestaan als echte garantie, zelfs indien de hoofdverbintenis vervalt [30](#page=30).
* **Gemeenschappelijke bepalingen (Boek 9):** Regels van borgtocht zijn aanvullend, tenzij het consumentenborg betreft (dwingend recht) [30](#page=30).
* **Hoofdelijkheid tot zekerheid:** Een partij tekent mee met de hoofdschuldenaar, maar enkel tot zekerheid [30](#page=30).
* **Totstandkoming:** Consensueel, tenzij consumentenborg (dan geschrift vereist). Bewijs is nodig (geschrift) [30](#page=30).
* **Borg = Accessorium:** Borgstelling is enkel mogelijk voor een geldige hoofdverbintenis en kan nooit verder reiken dan die hoofdverbintenis. Mogelijk voor toekomstige schulden (met correcte bepalingen) [31](#page=31).
* **Rechten en verplichtingen borg:** Gehouden tot de gewaarborgde verbintenis en haar accessoria [31](#page=31).
* **Hoofdelijke borgstelling:** Borg verbindt zich hoofdelijk met de hoofdschuldenaar [31](#page=31).
* **Gewone borgstelling:** Principe van subsidiariteit; hoofdschuld moet opeisbaar zijn en hoofdschuldenaar in gebreke blijven. Borgsteller kan zich beroepen op voorrecht van uitwinning [32](#page=32).
* **Voorrecht van schuldsplitsing:** Bij meerdere borgen staat men enkel in voor zijn deel [32](#page=32).
* **Verhaal op SA:** Na betaling heeft de borgsteller verhaal op de hoofdschuldenaar [32](#page=32).
* **Informatieplicht schuldeiser:** Schuldeiser moet op verzoek van de borgsteller inzage geven in de schuld en de borgsteller verwittigen bij ingebrekestelling van de hoofdschuldenaar [32](#page=32).
* **Consumentenborg:** Sterk beschermd, met veel precontractuele en jaarlijkse informatieplichten. Autonome garanties zijn verboden voor consumenten [32](#page=32).
#### 2.5.2 Patronaatsverklaring
Verklaringen afgelegd door een derde (patroon) ten gunste van degene waarvoor de patroon instaat, vaak in context van vennootschapsgroepen. Het is een (al dan niet bindende) toezegging dat de hoofdschuldenaar zijn verbintenis zal nakomen, zonder zelf de verbintenis na te komen [33](#page=33).
* **Soorten:**
* **Reputationele verbondenheid:** Niet-bindend, vloeit voort uit de reputatie van de patroon [34](#page=34).
* **Zekere participatie aanhouden:** Belofte om een bepaalde participatie te behouden in de dochtervennootschap [34](#page=34).
* **Verbintenissen mbt bestuur/financiën dochter:** Zorgen voor goed bestuur of ter beschikking stellen van nodige middelen. Dit kan leiden tot contractuele schadevergoeding indien niet nagekomen [34](#page=34).
#### 2.5.3 Covenants / Negatieve zekerheden
Overeenkomsten waarbij een partij zich verbindt iets te stellen dan wel na te laten, vaak in kredietovereenkomsten [34](#page=34).
* **Negatieve zekerheid / negative pledge:** De kredietnemer verbindt zich ertoe om geen pand te vestigen op bepaalde goederen ten gunste van anderen. Dit verhoogt de kans dat de kredietgever betaald wordt [34](#page=34).
---
# Commercieel insolventierecht: procedures en faillissement
Dit deel focust op de procedures rond insolventie van ondernemingen, inclusief preventieve mechanismen, gerechtelijke reorganisaties (GREO), overdrachten onder gerechtelijk gezag (OGG), stille faillissementen en het klassieke faillissement.
### 3.1 Inleiding en situering
Ondernemingen kunnen op twee manieren verdwijnen: vrijwillig (stopzetting/ontbinding en vereffening) of gedwongen (faillissement of gerechtelijke ontbinding). Het commercieel insolventierecht beoogt met preventieve mechanismen de continuïteit van de onderneming te waarborgen, in tegenstelling tot procedures gericht op discontinuïteit. De wet continuïteit onderneming (WCO), nu verwerkt in Boek 20 WER, vormt de basis voor deze procedures. Sinds 1 september 2023 is de omzetting van de Europese herstructureringsrichtlijn van kracht, wat een aanzienlijke hervorming teweegbracht met nieuwe definities, instrumenten voor de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (KOIM) en een hertekening van de reorganisatieprocedures [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
### 3.2 Preventieve mechanismen en reorganisatie
#### 3.2.1 Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (KOIM)
De KOIM voeren een depistage of handelsonderzoek uit om ondernemingen in moeilijkheden op te sporen. Ze kunnen ambtshalve een onderzoek starten op basis van gegevens uit een centrale databank met knipperlichten. Ondernemingen worden uitgenodigd voor een gesprek, wat een informele procedure is zonder bindende beslissingen [38](#page=38) [39](#page=39).
Sinds 1 september 2023 kunnen ondernemingen ook op eigen initiatief naar de KOIM stappen om een gesprek met hun schuldeisers (SE's) te faciliteren, met als doel schulden te regelen en toegevingen te verkrijgen [39](#page=39).
#### 3.2.2 Ondernemingsbemiddeling en gerechtelijke mandataris
Ondernemingsbemiddeling (art. XX. 29/2 WER) biedt externe hulp bij onderhandelingen met SE's en wordt aangevraagd bij de KOIM. Een gerechtsmandataris is een overkoepelend begrip voor specifieke mandaten binnen Boek XX WER, waaronder [40](#page=40):
* **Herstructureringsdeskundige (art. XX. 30 WER):** Aangesteld vóór een procedure om de redding van de onderneming te bevorderen.
* **Vereffeningsdeskundige:** Bezig met de vereffening van de onderneming (curator, vereffenaar, OGG-deskundige).
* **Voorlopig bewindvoerder (art. XX. 49 WER):** Kan het bewind over de onderneming overnemen, zowel tijdens een GREO (type 1) als als voorlopige maatregel (type 2).
#### 3.2.3 Buitengerechtelijk minnelijk akkoord (XX. 37-38 WER)
Dit zijn overeenkomsten buiten de gerechtelijke reorganisatie om, waarbij afspraken worden gemaakt over de betaling van opeisbare schulden. Hoewel er geen wettelijke regeling nodig is, moedigt de wetgever ze aan. Akkoorden worden neergelegd in het register van solvabiliteit (RegSol) en krijgen door homologatie door de ondernemingsrechtbank uitvoerbare kracht [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 3.2.4 Gerechtelijke reorganisatie (GREO)
Het doel van GREO is het voorkomen van faillissementen door tijdig in te grijpen en het tij te keren. Zelfs in staat van faillissement kan de opening van een reorganisatieprocedure nog mogelijk zijn. De procedure kan zowel openbaar als besloten verlopen [43](#page=43) [44](#page=44).
##### 3.2.4.1 Openbare procedure GREO
* **Krachtlijnen:** Opschorting van schulden en middelen van tenuitvoerlegging, continuïteit van de onderneming onder behoud van het bestuur (debtor in possession), optionele bijstand van een herstructureringsdeskundige of voorlopig bewindvoerder. Het doel is een akkoord met SE's te bereiken, minnelijk of collectief, om de solvabiliteit en rendabiliteit te herstellen [44](#page=44).
* **Toegangs- en toepassingsvoorwaarden:**
* **Personeel:** Ondernemingen in de zin van art. 1.1., 1° WER (uitzondering: publiekrechtelijke RP's en financiële sector). Het bestuur blijft in principe aan het hoofd van de onderneming [45](#page=45).
* **Materieel:** Een actuele of toekomstige continuïteitsbedreiging. Dit wordt vermoed indien het netto-actief daalt tot minder dan de helft van het kapitaal. De beoordeling is prima-facie [45](#page=45).
* **Start procedure:** Via een verzoekschrift ingediend in RegSol, met diverse bijlagen. Enkel de SA kan de procedure starten, tenzij er een voorlopig bewindvoerder is aangesteld [47](#page=47).
* **Gevolgen neerlegging verzoekschrift:** Geen publiciteit, behandeling in raadkamer (tenzij verzoek tot openbaarheid). Aanduiding van een gedelegeerd rechter die een verslag maakt over de ontvankelijkheid en gegrondheid [48](#page=48).
* **Mini-opschorting:** Periode tussen verzoekschrift en beslissing. Gedurende deze periode kan de onderneming niet failliet verklaard worden en is er een verbod op tegeldemaking. Reeds geplande tegeldemakingen kunnen onder bepaalde voorwaarden doorgaan [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Uitspraak rechtbank:** Verwerping of inwilliging van de aanvraag, wat leidt tot de opening van de GREO met een algemene opschorting van middelen van tenuitvoerlegging [49](#page=49).
* **Opschorting (max. 4 maanden, verlengbaar tot 12 maanden):** Periode voor het opstellen van het reorganisatieplan, met twee componenten: economisch herstel en schuldherschikking [50](#page=50).
* **Gevolgen t.a.v. goederen:** Opschorting van middelen van tenuitvoerlegging voor bestaande SE's (oude schulden), niet voor nieuwe schulden. Uitzonderingen gelden voor borgen, medeschuldenaars en financiële zekerheden [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Lopende overeenkomsten:** Blijven in principe lopen. De SA kan lopende overeenkomsten niet uitvoeren indien dit nodig is voor de reorganisatie. Schadebedingen tijdens de opschorting worden geschorst [53](#page=53).
* **Boedelschuldeisers/synthetische boedelschulden:** Schulden ontstaan na opening van de procedure of tijdens de opschorting krijgen een speciaal statuut [54](#page=54).
* **Reorganisatieplan:**
* **Minnelijk akkoord (art. XX. 64 WER):** Individuele overeenkomsten met SE's, homologatie door de rechtbank [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Collectief akkoord (art. XX. 70-70/1 WER):** Democratische principes toegepast op de collectiviteit van SE's. Vereist een dubbele meerderheid (per hoofd en per schuld) [57](#page=57) [59](#page=59).
* **KMO vs. Grote onderneming:** Verschillende systemen met afwijkende regels, met name inzake de "absolute priority rule" [58](#page=58) [60](#page=60).
* **Homologatie (art. XX. 79 WER):** Bindend maken van het akkoord door de rechtbank, met controle op o.a. de haalbaarheid en de rechten van SE's [60](#page=60).
* **Uitvoering plan:** Vanaf homologatie is het plan bindend. De SA is bevrijd van de schuldenlast [63](#page=63).
* **Voortijdige beëindiging:** Door SA, OM of belanghebbenden op basis van specifieke gronden [63](#page=63).
##### 3.2.4.2 Besloten procedure GREO
Dit is een minder ingrijpende procedure gericht op het vermijden van imagoschade. De procedure loopt in de raadkamer en er is geen openbaarheid [44](#page=44) [66](#page=66).
* **Start procedure:** Eenzijdig verzoek van de SA om een herstructureringsdeskundige aan te stellen [66](#page=66).
* **Aanstelling herstructureringsdeskundige:** Staat centraal en onderhandelt met SE's [66](#page=66).
* **Optionele beperkte opschorting:** Enkel op verzoek en gericht tegen individuele SE's [67](#page=67).
* **Overgang naar klassiek model:** Leidt tot een minnelijk of collectief akkoord [67](#page=67).
### 3.3 Overdrachten onder gerechtelijk gezag (OGG)
De OGG-procedure is gericht op de liquidatie van de rechtspersoon (RP) via een overdracht van de ondernemingsactiviteit. Een vereffeningsdeskundige wordt aangesteld om de overdracht te organiseren en realiseren. De procedure start regulier als een GREO, maar kiest tijdens de opschorting voor OGG. Het is ook mogelijk dat SE's of het OM de procedure starten, bijvoorbeeld indien de onderneming in staat van faillissement is of een openbare GREO mislukt [38](#page=38) [47](#page=47) [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Overdracht:** De vereffeningsdeskundige werft biedingen in, met voorrang voor het behoud van continuïteit en werkgelegenheid, en met inachtneming van de rechten van SE's. De rechtbank machtigt de verkoop. De rechten van SE's gaan over op de prijs [65](#page=65).
* **Gevolgen:** Na de overdracht wordt de RP gerechtelijk ontbonden of failliet verklaard [65](#page=65).
### 3.4 Stil faillissement (Besloten voorbereiding van het faillissement)
Deze procedure, ingevoerd op 1 september 2023, vindt plaats vóór de formele faillietverklaring. Het doel is een overeenkomst te sluiten voor een overdracht van activa, met behoud van (een deel van) de werkgelegenheid, alvorens het faillissement bekend wordt gemaakt. Een beoogd curator fungeert als vereffeningsdeskundige met een toezichtsfunctie. De overdracht is pas definitief na de faillietverklaring [37](#page=37) [68](#page=68) [90](#page=90).
### 3.5 Faillissement
Faillissement is gericht op de discontinuïteit van de onderneming en de liquidatie van de activa om SE's zoveel mogelijk te voldoen. De wetgeving hieromtrent is sedert 1 september 2023 ook omgezet [35](#page=35) [68](#page=68).
#### 3.5.1 Algemene kenmerken
* **Samenloop:** Een geval van grote samenloop waarbij alle SE's collectief op het actief van de gefailleerde beslag leggen [74](#page=74).
* **Belangen SE's:** Staan centraal, met uitzondering van de "fresh start" voor natuurlijke personen (NP) [69](#page=69).
#### 3.5.2 Faillissementsvoorwaarden
* **Personeel:** Van toepassing op ondernemingen in de zin van art. 1.1., 1° WER. Bijzondere gevallen betreffen o.a. overleden handelaren, stopgezette activiteiten, ontbonden RP's, VZW's en vrije beroepen. Voor vennootschappen geldt dat bestuurders persoonlijk failliet verklaard kunnen worden [69](#page=69).
* **Materieel:**
* **Duurzaam ophouden met betalen (staking van betaling):** Een feitelijke toestand van liquiditeitsproblemen die permanent is [70](#page=70).
* **Geschokt krediet:** Gebrek aan kredietwaardigheid waardoor SE's geen krediet of uitstel verlenen [71](#page=71).
#### 3.5.3 Initiatiefrecht en aangifte
* **Aangifte door de schuldenaar:** Wettelijke verplichting voor het bestuursorgaan om binnen een maand na staking van betalingen aangifte te doen. Sancties op laattijdige aangifte omvatten strafsancties en burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wrongful trading, kennelijk grove fout) [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Dagvaarding door schuldeiser, OM of vereffeningsdeskundige:** Andere mogelijkheden om het faillissement in te leiden [72](#page=72).
#### 3.5.4 Faillissementsvonnis
De beslissing van de ondernemingsrechtbank die de onderneming failliet verklaart. Hierin worden de curator, de rechter-commissaris en de datum van staking van betalingen vastgesteld. Het vonnis bepaalt de termijn voor aangifte van schuldvorderingen en de datum voor de eerste PV van verificatie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad [73](#page=73).
#### 3.5.5 Rechtsgevolgen t.a.v. vermogen gefailleerde
* **Buitenbezitsstelling:** De gefailleerde verliest het bewind over zijn goederen; enkel de curator mag dit nog uitoefenen. Handelingen van de gefailleerde na faillietverklaring zijn niet tegenwerpelijk aan de curator en de boedel, tenzij het nieuwe goederen betreft die buiten de boedel vallen (fresh start voor NP) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Samenloop en vorming boedel:** Alle SE's komen samen tegen hetzelfde actief. De vorderingen worden gefixeerd op het moment van faillietverklaring. Er wordt een boedel gevormd bestaande uit het vermogen van de onderneming. SE's worden ingedeeld in SE's in de boedel (chirografaire, algemeen bevoorrechte) en separatistenposities (SE's met zakelijke zekerheid). Boedelschulden (aangegaan na faillissement of tijdens opschorting) gaan voor op alle andere schulden [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Stopzetting middelen van tenuitvoerlegging:** Voor SE's in de boedel is er geen individueel verhaal, beslag of gedwongen verkoop meer mogelijk. Separatisten behouden hun individuele vervolgings- en uitvoeringsrechten, zij het met enkele afzwakkingen [76](#page=76).
* **Eisbaarheid termijnschulden (XX. 116 WER):** Alle termijnvoordelen vervallen, schulden worden onmiddellijk opeisbaar [77](#page=77).
* **Stuiting loop interesten (XX. 117 WER):** Interesten lopen niet meer vanaf de faillietverklaring, met uitzonderingen voor separatisten en borgen/medeschuldenaars [78](#page=78).
* **Wettelijke hypotheek (XX. 150 lid 2 WER):** Curator neemt een wettelijke hypotheek op onroerende goederen ten behoeve van de boedel [78](#page=78).
#### 3.5.6 Rechtsgevolgen van vroegere handelingen
* **Gemeenrecht: Niet-tegenwerpelijkheid:** Curator kan handelingen met verplichte publiciteit die nog niet tegenwerpelijk zijn gemaakt, niet tegenwerpelijk verklaren [78](#page=78).
* **Specifieke regeling handelingen tijdens verdachte periode (XX. 105 WER):** Handelingen gesteld in de periode vóór de faillietverklaring (max. 6 maanden) kunnen niet-tegenwerpelijk worden verklaard indien ze de boedel hebben verarmd (optie 1-4: handelingen om niet/met onevenwicht, betalingen, zakelijke zekerheid) [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Actio Pauliana bij bedrieglijke benadeling (XX. 114 WER):** Ruimer toepassingsgebied, ongeacht de periode, indien handelingen de rechten van SE's bedrieglijk benadelen [80](#page=80).
#### 3.5.7 Impact op lopende overeenkomsten
Principe: continuïteit van lopende overeenkomsten [81](#page=81).
Uitzonderingen: intuitu personae overeenkomsten (tenzij arbeidsovereenkomsten) en ontbindende voorwaarden gekoppeld aan faillissement [81](#page=81) [82](#page=82).
Gevolgen voor curator: voortzetting (met boedelschulden tot gevolg) of beëindiging [82](#page=82).
Gevolgen voor wederpartij: blijft gehouden tot prestatie, maar vordering is schuldvordering in de boedel. Klassieke gemeenrechtelijke technieken (retentierecht, ENAC, ontbinding) blijven mogelijk [82](#page=82).
#### 3.5.8 Faillissement en specifieke contracten
* Faillissement koper van koopwaar, huurder van roerend/onroerend goed, leasing [83](#page=83) [84](#page=84).
* Faillissement gehuwde natuurlijke persoon: impact op gemeenschappelijk vermogen (GV) [84](#page=84).
#### 3.5.9 Gevolgen voor borgen en medeschuldenaars
In principe geen invloed van faillissement op hen, maar ze worden wel aangesproken door de SE's. Consumentenborgen genieten specifieke bescherming [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 3.5.10 Schuldenvergelijking
In principe niet meer mogelijk na faillissement, tenzij bij verknochte schuldvorderingen, de Fiscus of via nettingovereenkomsten [85](#page=85).
#### 3.5.11 Revindicaties
Eigenaars kunnen goederen terugvorderen, mits aan voorwaarden voldaan en goedkeuring curator/rechter-commissaris [85](#page=85).
#### 3.5.12 Gevolgen t.a.v. de persoon
Beperkte gevolgen, met behoud van handelingsbekwaamheid, buitenbezitsstelling en de plicht tot medewerking. Mogelijke sancties zijn bestuurs- en ondernemingsverboden [85](#page=85).
#### 3.5.13 Administratie van het faillissement
Verloop van de procedure met rollen voor de curator, rechter-commissaris, vergadering van schuldeisers en het OM [86](#page=86).
#### 3.5.14 Einde faillissementsprocedure
* **Vereffening:** Verkoop goederen en verdeling van de opbrengst onder de SE's [87](#page=87).
* **Sluiting faillissement:** Na kennisname van de faillissementsrekening. Fast track is mogelijk bij onvoldoende activa [88](#page=88).
* **Kwijtschelding (XX. 173 WER):** Automatisme voor NP's om verlost te worden van resterende schulden, met uitzonderingen voor o.a. onderhoudsschulden en strafrechtelijke boetes. Uitbreiding naar echtgenoot/WS-partner met beperkingen. Verzet door belanghebbenden is mogelijk [88](#page=88) [89](#page=89).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definitie |
|------|------------|
| Zekerheidsrecht | Het geheel van rechtsregels en mechanismen die ertoe strekken de kans op de nakoming van een verbintenis te vergroten, door aan de schuldeiser bepaalde waarborgen te verlenen op goederen of personen. |
| Insolventierecht | Het rechtsgebied dat de regels omvat betreffende de situatie waarin een schuldenaar zijn opeisbare schulden niet meer kan voldoen, met als doel een geordende afwikkeling van de boedel en een gelijke behandeling van de schuldeisers te waarborgen. |
| Pand | Een zakelijke zekerheid op een roerend goed, gevestigd door overeenkomst, waarbij de pandhouder een recht op voorrang verkrijgt op de opbrengst van het verpande goed bij wanbetaling door de pandgever. |
| Hypotheek | Een zakelijke zekerheid op een onroerend goed of een scheep, gevestigd bij notariële akte, die de hypotheekhouder het recht geeft om bij wanbetaling verkoop van het bezwaarde goed te eisen om zich op de opbrengst te verhalen. |
| Voorrecht | Een door de wet toegekende voorrang die een schuldeiser verkrijgt op een bepaald deel van het vermogen van de schuldenaar, vaak afhankelijk van de aard van de vordering of de goederen waarop het voorrecht slaat. |
| Borgtocht | Een persoonlijke zekerheid waarbij een derde zich ertoe verbindt jegens de schuldeiser om de verbintenis van de hoofdschuldenaar na te komen, indien deze laatste in gebreke blijft. Het is een accessoir karakter, afhankelijk van de hoofdverbintenis. |
| Faillissement | Een gerechtelijke procedure van collectieve samenloop, gericht op de liquidatie van het vermogen van een onderneming die duurzaam heeft opgehouden te betalen, teneinde de schuldeisers zoveel mogelijk gelijkwaardig te voldoen. |
| Gerechtelijke reorganisatie (GREO) | Een procedure die beoogt de continuïteit van een onderneming in moeilijkheden te waarborgen, door het afsluiten van een reorganisatieplan met schuldeisers, hetzij minnelijk, hetzij collectief, onder toezicht van de rechtbank. |
| Boedelschuld | Een schuld die ontstaat na de opening van een faillissement of tijdens de opschortingsperiode van een gerechtelijke reorganisatie, die voorrang geniet op de bestaande schulden in de boedel en direct uit de boedel wordt voldaan. |
| Samenloop | De situatie waarin meerdere schuldeisers tegelijkertijd aanspraak maken op hetzelfde onderpand of het gehele vermogen van de schuldenaar, wat leidt tot een gelijkgerechtige verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers (paritas creditorium). |
| Zakelijke zekerheden | Zekerheden die rusten op een bepaald goed (roerend of onroerend) en de schuldeiser een recht geven op dat goed of de opbrengst ervan bij wanbetaling, zoals pand, hypotheek en bijzondere voorrechten. |
| Persoonlijke zekerheden | Zekerheden die rusten op het vermogen van een persoon (de borgsteller) die zich solidair of subsidiair verbindt tot betaling van de schuld van de hoofdschuldenaar, zoals borgtocht en patronaatsverklaringen. |
| Revindicatie | Het recht van de eigenaar om een zaak op te eisen die zich nog in zijn vermogen bevindt, ook al is deze in het bezit van een ander, bijvoorbeeld een verkoper met eigendomsvoorbehoud die zijn goederen terugvordert na wanbetaling van de koper. |
| Staking van betaling | De feitelijke toestand waarin een onderneming duurzaam haar opeisbare schulden niet meer kan voldoen, wat een materiële voorwaarde is voor de faillietverklaring. Het gaat hierbij om een liquiditeitsprobleem, niet noodzakelijk om een negatieve balans. |
| Stil faillissement | Een procedure die voorbereidingen treft voor een faillissement, waarbij reeds voor de officiële faillietverklaring onderhandelingen worden gevoerd over de overdracht van activa, met behoud van werkgelegenheid, om de continuïteit van de ondernemingsactiviteit te waarborgen. |
| OGG (Overdracht onder gerechtelijk gezag) | Een procedure gericht op de overdracht van de ondernemingsactiviteit van een onderneming in moeilijkheden naar een andere entiteit, terwijl de oorspronkelijke rechtspersoon wordt geliquideerd, met behoud van de economische activiteit. |
| Conventionele hypotheek | Een hypotheek die vrijwillig door de eigenaar van een onroerend goed wordt gevestigd ten gunste van een schuldeiser, meestal ter zekerheid van een lening, en die vereist een notariële akte en inschrijving in het hypotheekregister om tegenwerpelijk te zijn aan derden. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan overschrijdt en strijdig is met het doel waarvoor het recht is verleend, wat kan leiden tot afwijzing van de aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie. |
| Boedel | Het geheel van activa en passiva van een gefailleerde onderneming of natuurlijke persoon dat onder beheer komt van de curator ten behoeve van de schuldeisers. |
| Separatisten | Schuldeisers die hun vordering kunnen verhalen buiten de gezamenlijke boedel om, dankzij een zakelijke zekerheid (pand, hypotheek, bijzonder voorrecht) op specifieke goederen. Zij hebben voorrang op de andere schuldeisers. |