Cover
Start now for free U2-ppt (1).pdf
Summary
# Indeling en vervoeging van Japanse werkwoorden
Dit gedeelte behandelt de classificatie van Japanse werkwoorden in zwakke, sterke en onregelmatige categorieën, en legt de mechanismen uit voor het vormen van de 'masu'-vorm, inclusief affirmatieve en negatieve vormen, en onvoltooid en voltooid tijden [9](#page=9).
### 1.1 Indeling van Japanse werkwoorden
Japanse werkwoorden kunnen worden ingedeeld in drie hoofdcategorieën op basis van hun vervoegingspatronen: 'zwakke' werkwoorden, 'sterke' werkwoorden en onregelmatige werkwoorden [9](#page=9).
#### 1.1.1 Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op '-u' in hun woordenboekvorm en waarbij de stam onveranderd blijft bij het vormen van de '-masu'-vorm. Voor deze werkwoorden wordt de uitgang '-ru' vervangen door '-masu' [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Voorbeelden:**
* たべる (taberu) wordt たべます (tabemasu) [13](#page=13).
* みる (miru) wordt みます (mimasu) [13](#page=13).
* おきる (okiru) wordt おきます (okimasu) [12](#page=12).
#### 1.1.2 Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de uitgang '-u' in de woordenboekvorm wordt veranderd in de overeenkomstige '-i'-syllabe, waarna '-masu' wordt toegevoegd. Dit betekent dat sterke werkwoorden vaak meerdere stammen hebben [15](#page=15) [16](#page=16) [18](#page=18).
* **Vormingsprincipe:** De laatste '-u'-lettergreep wordt vervangen door de corresponderende '-i'-lettergreep, waarna '-masu' wordt toegevoegd [16](#page=16).
* **Voorbeelden:**
* かく (kaku) wordt かきます (kakimasu) [16](#page=16).
* はなす (hanasu) wordt はなします (hanashimasu) [17](#page=17).
* あう (au) wordt あいます (aimasu) [17](#page=17).
* とる (toru) wordt とります (torimasu) [17](#page=17).
* まつ (matsu) wordt まちます (machimasu) [17](#page=17).
* よむ (yomu) wordt よみます (yomimasu) [17](#page=17).
* えらぶ (erabu) wordt えらびます (erabimasu) [17](#page=17).
* しぬ (shinu) wordt しにます (shinimasu) [17](#page=17).
* きく (kiku) wordt ききます (kikimasu) [17](#page=17).
* いそぐ (isogu) wordt いそぎます (isogimasu) [17](#page=17).
#### 1.1.3 Onregelmatige werkwoorden
Er zijn twee werkwoorden die als onregelmatig worden beschouwd omdat ze een uniek vervoegingspatroon hebben dat niet onder de categorieën van zwakke of sterke werkwoorden valt [19](#page=19) [9](#page=9).
* **Voorbeelden:**
* くる (kuru) wordt きます (kimasu) [19](#page=19).
* する (suru) wordt します (shimasu) [19](#page=19).
#### 1.1.4 Algoritme voor werkwoordindeling
Om te bepalen tot welke categorie een werkwoord behoort en hoe de '-masu'-vorm wordt gevormd, kan het volgende stappenplan worden gevolgd [20](#page=20):
1. **Is het 'くる' (kuru) of 'する' (suru)?**
* Zo ja, dan is het onregelmatig en wordt het きます (kimasu) of します (shimasu) [20](#page=20).
2. **Eindigt het op '-eru' of '-iru'?**
* Zo ja, dan is het een zwak werkwoord. Vervang '-ru' door '-masu' [20](#page=20).
* *Voorbeeld:* みる (miru) wordt みます (mimasu) [22](#page=22).
3. **Geen onregelmatig en geen zwak werkwoord?**
* Zo ja, dan is het een sterk werkwoord. Verander de laatste '-u'-uitgang naar de corresponderende '-i'-uitgang en voeg '-masu' toe [20](#page=20).
* *Voorbeeld:* とる (toru) wordt とります (torimasu) [22](#page=22).
#### 1.1.5 Oefening werkwoordindeling en '-masu'-vorm
Hieronder volgt een oefening met de indeling (S=Sterk, Z=Zwak, O=Onregelmatig) en de bijbehorende '-masu'-vorm van enkele werkwoorden [23](#page=23):
1. のむ (nomu) - S - のみみます (nomimasu) [23](#page=23).
2. かう (kau) - S - かいます (kaimasu) [23](#page=23).
3. かく (kaku) - S - かきます (kakimasu) [23](#page=23).
4. ねる (neru) - Z - ねます (nemasu) [23](#page=23).
5. のる (noru) - S - のります (norimasu) [23](#page=23).
6. くる (kuru) - O - きます (kimasu) [23](#page=23).
7. おきる (okiru) - Z - おきます (okimasu) [23](#page=23).
8. べんきょうする (benkyou suru) - O - します (shimasu) [23](#page=23).
### 1.2 Vervoeging van de '-masu'-vorm
De '-masu'-vorm wordt gebruikt voor de beleefde vorm (polite form) en kan affirmatief (bevestigend) of negatief zijn, en in onvoltooid of voltooid tijd staan [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 1.2.1 Affirmatief en negatief
* **Onvoltooid (niet-voltooid):**
* Affirmatief: ~ます (masu)
* Negatief: ~ません (masen)
* **Voltooid:**
* Affirmatief: ~ました (mashita)
* Negatief: ~ませんでした (masendeshita)
#### 1.2.2 Vervoeging van 'かく' (kaku)
Hieronder volgt een overzicht van de verschillende vormen van het werkwoord かく (kaku) [26](#page=26):
* Woordenboekvorm: かく (kaku) [26](#page=26).
* Stam voor '-masu': かき (kaki) [26](#page=26).
* Onvoltooid affirmatief: かきます (kakimasu) [26](#page=26).
* Onvoltooid negatief: かきません (kakimasen) [26](#page=26).
* Voltooid affirmatief: かきました (kakimashita) [26](#page=26).
* Voltooid negatief: かきませんでした (kakimasendeshita) [26](#page=26).
> **Tip:** Raadpleeg de website Toledo voor verdere theorie en oplossingen, inclusief een kennisclip over de indeling van werkwoorden [27](#page=27).
---
# Werkwoordzinnen en tijdsuitdrukkingen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de constructie van werkwoordzinnen in combinatie met tijdsaanduidingen en hun invloed op de voltooid of onvoltooid staat van het werkwoord [28](#page=28) [30](#page=30).
### 2.1 Werkwoordzinnen
Werkwoordzinnen kunnen worden onderverdeeld op basis van hun voltooidheid (affirmatief/negatief) en tijd (verleden/heden/toekomst) [28](#page=28).
* **Onvoltooid affimatie:** Vorm `~ ます` [28](#page=28).
* **Onvoltooid negatie:** Vorm `~ ません` [28](#page=28).
* **Voltooid affimatie:** Vorm `~ ました` [28](#page=28).
* **Voltooid negatie:** Vorm `~ ませんでした` [28](#page=28).
### 2.2 Tijdsuitdrukkingen in combinatie met werkwoordvervoegingen
Tijdsuitdrukkingen zoals gisteren, vandaag en morgen bepalen welke vorm van het werkwoord (voltooid of onvoltooid) gebruikt moet worden [30](#page=30).
#### 2.2.1 Combinaties met "gisteren" (きのう)
"Gisteren" duidt op een actie die in het verleden heeft plaatsgevonden en vereist daarom de voltooid verleden tijd [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Affirmatief:** `きのう` + `~ ました` [30](#page=30).
* **Voorbeeld:** `きのう べんきょうしました。` (Gisteren heb ik gestudeerd.) [31](#page=31).
* **Negatief:** `きのう` + `~ ませんでした` [30](#page=30).
* **Voorbeeld:** `きのう たべませんでした。` (Gisteren heb ik niet gegeten.) [31](#page=31).
#### 2.2.2 Combinaties met "vandaag" (きょう)
"Vandaag" kan zowel verwijzen naar een actie die nu plaatsvindt (onvoltooid) als naar een actie die vandaag reeds is voltooid (voltooid verleden tijd). De context bepaalt de vorm. De algemene regel is echter dat zonder verdere specificatie, "vandaag" vaak in de onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt voor acties die nog gaande zijn of gepland zijn voor later op de dag [30](#page=30).
* **Onvoltooid affimatie:** `きょう` + `~ ます` [30](#page=30).
* **Voorbeeld:** `きょう かきます。` (Vandaag schrijf ik. / Ik ga vandaag schrijven.) [31](#page=31).
* **Onvoltooid negatie:** `きょう` + `~ ません` [30](#page=30).
#### 2.2.3 Combinaties met "morgen" (あした)
"Morgen" duidt op een actie in de toekomst en vereist daarom de onvoltooid tegenwoordige tijd [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Onvoltooid affimatie:** `あした` + `~ ます` [30](#page=30).
* **Voorbeeld:** `あした よみます。` (Morgen lees ik. / Ik ga morgen lezen.) [31](#page=31).
* **Onvoltooid negatie:** `あした` + `~ ません` [30](#page=30).
> **Tip:** Let goed op de combinatie van de tijdsuitdrukking (gisteren, vandaag, morgen) en de vorm van het werkwoord (voltooid of onvoltooid) om de correcte betekenis over te brengen. "Gisteren" vereist altijd de voltooid verleden tijd, terwijl "morgen" altijd de onvoltooid tegenwoordige tijd vereist. "Vandaag" kan beide vormen gebruiken, afhankelijk van de specifieke context van de actie [30](#page=30).
---
# Functie en gebruik van partikels in zinnen
Partikels zijn essentiële grammaticale elementen in de Japanse taal die de grammaticale functie van woorden in een zin aangeven. Ze specificeren of een woord fungeert als onderwerp, lijdend voorwerp, plaatsaanduiding, richting, of dat het contrast of een toevoeging aanduidt. De belangrijkste partikels die in dit gedeelte worden behandeld, zijn を (wo), が (ga), で (de), に (ni), へ (e), から (kara), か (ka) en は (wa) [38](#page=38) [39](#page=39).
### 3.1 Overzicht van veelvoorkomende partikels en hun functies
Partikels duiden de functie van een woord aan in de zin. Een typische zin kan worden ontleed in verschillende componenten, elk met hun eigen partikel [38](#page=38):
* **Onderwerp (Wie):** Vaak aangeduid met が of は.
* **Plaats (Waar):** Vaak aangeduid met で of に.
* **Lijdend voorwerp (Wat):** Vaak aangeduid met を.
* **Tijd (Wanneer):** Vaak aangeduid met に of から [37](#page=37).
#### 3.1.1 Partikel を (wo)
Het partikel を wordt gebruikt om het directe lijdend voorwerp van een transitief werkwoord aan te duiden. Het markeert wat het onderwerp van de zin doet [38](#page=38) [39](#page=39).
> **Voorbeeld:**
> ほんを よみます。(Ik lees een boek.) Hier markeert を het object "boek" dat gelezen wordt [34](#page=34).
> せんせいが 図書館で 本を よみます。(De leraar leest een boek in de bibliotheek.) Ook hier geeft を aan wat gelezen wordt [36](#page=36).
#### 3.1.2 Partikel が (ga)
Het partikel が markeert het grammaticale onderwerp van een zin, dat wil zeggen, de persoon of het ding dat de actie uitvoert [39](#page=39).
> **Voorbeeld:**
> がくせいが 本を よみます。(De student leest een boek.) が identificeert "student" als het onderwerp [39](#page=39).
> 魚が 食べます。(De vis eet.) Hier is "vis" het onderwerp dat de actie "eten" uitvoert [53](#page=53).
> Noteer het verschil met 魚を 食べます, waar "vis" het lijdend voorwerp is [54](#page=54).
#### 3.1.3 Partikel で (de)
Het partikel で wordt gebruikt voor plaatsaanduiding bij een handeling. Het geeft de locatie aan waar een actie plaatsvindt [38](#page=38) [39](#page=39).
> **Voorbeeld:**
> せんせいが 図書館で 本を よみます。(De leraar leest een boek in de bibliotheek.) で geeft aan dat de actie "lezen" plaatsvindt in de "bibliotheek" [36](#page=36) [39](#page=39).
> せんせいが しょくどうで おちゃを のみます。(De leraar drinkt thee in de eetzaal.) Hier geeft で de locatie "eetzaal" aan waar het drinken plaatsvindt [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.1.4 Partikel に (ni)
Het partikel に heeft meerdere functies:
1. Het duidt de persoon aan die men ontmoet bij werkwoorden zoals 会う (au - ontmoeten) [47](#page=47).
> **Voorbeeld:** たなかさんが やまださんに あいました。(Tanaka ontmoette Yamada.)
2. Het markeert het meewerkend voorwerp (indirect object), oftewel de persoon aan of voor wie iets gedaan wordt [47](#page=47).
> **Voorbeeld:** 学生が 先生に ともだちを しょうかいしました。(De student introduceerde een vriend aan de leraar.)
3. Het geeft een precies tijdstip aan [47](#page=47).
> **Voorbeeld:** 8じに きました。(Ik kwam om 8 uur.)
4. Het geeft de plaats van aankomst aan [47](#page=47).
> **Voorbeeld:** 9じに としょかんに いきました。(Om 9 uur ging ik naar de bibliotheek.)
#### 3.1.5 Partikel へ (e)
Het partikel へ duidt de richting van een beweging aan, vergelijkbaar met "naar" in het Nederlands. Het is vergelijkbaar met に voor plaatsen van aankomst, maar legt meer nadruk op de beweging zelf [48](#page=48) [49](#page=49).
> **Voorbeeld:** き's avonds ging ik naar Nagoya. (きのう なごやへ いきました。) [48](#page=48).
> 日本へ いきます。(Ik ga naar Japan.) Dit is gelijk aan 日本に いきます met betrekking tot de bestemming [49](#page=49).
#### 3.1.6 Partikel から (kara)
Het partikel から heeft twee hoofdfuncties:
1. Als plaatsaanduiding geeft het de oorsprong aan, "van" of "vanuit" [48](#page=48).
> **Voorbeeld:** とうきょうから きました。(Ik kom uit Tokyo.)
2. Als tijdsaanduiding geeft het een startpunt aan, "vanaf" [48](#page=48).
> **Voorbeeld:** 1じから べんきょうします。(Ik studeer vanaf 1 uur.)
Vergelijk het gebruik van に en から voor plaatsen:
* ベルギーに きました。(Ik kwam in België.) - geeft de bestemming aan [49](#page=49).
* ベルギーから きました。(Ik kom uit België.) - geeft de oorsprong aan [49](#page=49).
#### 3.1.7 Partikel か (ka)
Het vraagaanduidende partikel か wordt aan het einde van een zin geplaatst om er een vraagzin van te maken. Dit geldt met name voor naamwoordzinnen [50](#page=50).
> **Voorbeeld:**
> ざっしを よみますか。(Lees je een tijdschrift?) [50](#page=50).
#### 3.1.8 Partikel は (wa)
Het partikel は markeert de "topic" van de zin, die niet altijd identiek is aan het grammaticale onderwerp. Het wordt vaak gebruikt om een contrast te creëren of om een specifiek punt te benadrukken [51](#page=51).
> **Voorbeeld:**
> わださんは としょかんへ いきました。ほんを よみました。(Wada ging naar de bibliotheek. Hij las een boek.) Hier introduceert は "Wada" als het centrale thema [51](#page=51).
> やまださんは かんじを かきますか。(Schrijft Yamada Kanji?) Hier kan は het onderwerp "Yamada" introduceren of benadrukken, afhankelijk van de context [51](#page=51).
**3.1.8.1 Partikel は bij contrast**
Het partikel は kan expliciet contrast uitdrukken tussen twee elementen. Wanneer は een contrast aanduidt, wordt het vaak gebruikt om aan te geven wat juist *niet* gebeurt of waar de focus *niet* op ligt [56](#page=56).
> **Voorbeeld:**
> 先生が はなします。がくせいは はなしません。(De leraar spreekt. De student spreekt niet.) Hier wordt がくせい (student) met は gecontrasteerd met de impliciete spreker (leraar) [56](#page=56).
> 本を よみます。しんぶんは よみません。(Ik lees een boek. Ik lees de krant niet.) Hier wordt de krant met は gecontrasteerd als iets wat niet gelezen wordt [56](#page=56).
> ならはへ いきました。おおさかへは いきませんでした。(Ik ging naar Nara. Ik ging niet naar Osaka.) Dit toont een duidelijk contrast tussen de twee bestemmingen [56](#page=56).
### 3.2 Partikel も (mo) versus Partikel は (wa)
Het partikel も betekent "ook" of "ook niet" en voegt informatie toe, terwijl は een contrast aangeeft [57](#page=57) [59](#page=59).
* **も (mo) - Toevoeging/Inclusie:**
> **Voorbeeld:**
> 先生が かきました。(De leraar schreef.)
> 学生も かきました。(De student schreef ook.) [57](#page=57).
>
> 本を よみます。(Ik lees een boek.)
> しんぶんも よみます。(Ik lees ook de krant.) [57](#page=57).
>
> さかなも たべました。(Ik at ook vis.) [58](#page=58).
> きょうとへも 行きました。(Ik ging ook naar Kyoto.) [59](#page=59).
* **は (wa) - Contrast:**
> **Voorbeeld:**
> 学生は かきませんでした。(De student schreef niet.) [57](#page=57).
> しんぶんは よみません。(Ik lees de krant niet.) [57](#page=57).
>
> さかなは たべました。(Ik at vis - implicerend dat ik iets anders niet at, of dat de focus op vis ligt) [55](#page=55) [59](#page=59).
> おおさかへは 行きませんでした。(Ik ging niet naar Osaka.) [56](#page=56) [59](#page=59).
> **Tip:** Plaats het partikel も op de juiste positie in de zin, niet noodzakelijk op de plaats van "ook" in de Nederlandse vertaling [60](#page=60).
#### 3.2.1 Vergelijkingen en oefeningen
De juiste plaatsing van partikels is cruciaal voor de betekenis. Vergelijk de volgende zinnen:
* **Met も (toevoeging):**
1. 本田さんは 新聞を 読みました。(Honda las de krant.)
田中さんも 新聞を 読みました。(Tanaka las ook de krant.) [60](#page=60).
2. 田中さんは 雑誌を 読みました。(Tanaka las een tijdschrift.)
(田中さんは)新聞も 読みました。(Tanaka las ook de krant.) [60](#page=60).
* **Met は (contrast):**
> **Voorbeeld:**
> 肉を たべました。(Ik at vlees.)
> さかなは たべませんでした。(Maar vis at ik niet.) [59](#page=59).
> **Tip:** Bekijk de kennisclips over partikels op Toledo en oefen met elkaar, zoals beschreven op pagina 57 [69](#page=69) [70](#page=70).
---
# Vraagzinnen in het Japans
Dit deel behandelt de vorming van Japanse vraagzinnen, zowel ja/nee-vragen als vragen gesteld met vraagwoorden, en introduceert de bijbehorende antwoordstructuren.
### 4.1 Ja/nee-vragen
Ja/nee-vragen in het Japans worden gevormd door het partikel か (ka) aan het einde van een verklarende zin toe te voegen. Dit partikel markeert de zin als een vraag, vergelijkbaar met het toevoegen van een vraagteken in het Nederlands [50](#page=50) [62](#page=62).
#### 4.1.1 Vorming van ja/nee-vragen
De basisstructuur voor een ja/nee-vraag is:
Verklarende zin + か (ka) [50](#page=50) [62](#page=62).
> **Voorbeeld:**
> ざっしを よみます (zasshi o yomimasu) - Ik lees een tijdschrift.
> ざっしを よみますか (zasshi o yomimasu ka) - Leest u een tijdschrift [50](#page=50) [62](#page=62)?
#### 4.1.2 Antwoorden op ja/nee-vragen
Antwoorden op ja/nee-vragen zijn doorgaans beknopt en herhalen vaak het werkwoord van de vraag [62](#page=62).
* **Bevestigend antwoord (Ja):** はい (hai), gevolgd door het werkwoord van de vraag [62](#page=62).
> **Voorbeeld:**
> V: さしみを たべますか (sashimi o tabemasu ka) - Eet u sashimi?
> A: はい、たべます (hai, tabemasu) - Ja, ik eet het [62](#page=62).
* **Ontkennend antwoord (Nee):** いいえ (iie), gevolgd door de ontkennende vorm van het werkwoord van de vraag [62](#page=62).
> **Voorbeeld:**
> V: さしみを たべますか (sashimi o tabemasu ka) - Eet u sashimi?
> A: いいえ、たべません (iie, tabemasen) - Nee, ik eet het niet [62](#page=62).
### 4.2 Vraagwoordvragen
Japanse vraagwoordvragen maken gebruik van specifieke vraagwoorden om informatie op te vragen. Deze vraagwoorden vervangen het deel van de zin waarover de vraag wordt gesteld. De structuur blijft grotendeels behouden, met het vraagwoord op de positie van de gezochte informatie [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66).
#### 4.2.1 Veelvoorkomende vraagwoorden en voorbeelden
* **どこ (doko):** Waar
> **Voorbeeld:**
> V: どこへ いきましたか (doko e ikimashita ka) - Waar ging u heen?
> A: にほんへ いきました (Nihon e ikimashita) - Ik ging naar Japan [63](#page=63).
* **なに (nani):** Wat
> **Voorbeeld:**
> V: なにを たべますか (nani o tabemasu ka) - Wat eet u?
> A: さしみを たべます (sashimi o tabemasu) - Ik eet sashimi [64](#page=64).
* **いつ (itsu):** Wanneer
> **Voorbeeld:**
> V: いつ いきますか (itsu ikimasu ka) - Wanneer gaat u?
> A: あした いきます (ashita ikimasu) - Ik ga morgen [65](#page=65).
* **だれ (dare):** Wie (wordt gebruikt als onderwerp)
> **Voorbeeld:**
> V: だれが たべましたか (dare ga tabemashita ka) - Wie heeft gegeten?
> A: せんせいが たべました (sensei ga tabemashita) - De leraar heeft gegeten [66](#page=66).
#### 4.2.2 Antwoorden op vraagwoordvragen
De antwoorden op vraagwoordvragen zijn meer inhoudelijk en geven de specifieke informatie die door het vraagwoord wordt opgevraagd. De grammaticale structuur van het antwoord komt overeen met die van de vraag, waarbij het vraagwoord wordt vervangen door de concrete informatie [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66).
> **Tip:** Let goed op de partikels die bij de vraagwoorden worden gebruikt (zoals へ (e) bij どこ (doko) of が (ga) bij だれ (dare)) en hoe deze de functie van het vraagwoord beïnvloeden [63](#page=63) [66](#page=66).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Werkwoord | Een woord dat een actie, toestand of gebeurtenis uitdrukt. In het Japans worden werkwoorden geclassificeerd op basis van hun uitgang en vervoegingspatronen. |
| Zwakke werkwoorden | Een categorie Japanse werkwoorden die gemakkelijk vervoegd kunnen worden door een eenvoudige vervanging van de uitgang. Vaak eindigen deze werkwoorden op -iru of -eru. |
| Sterke werkwoorden | Een categorie Japanse werkwoorden waarbij de vervoeging complexer is, vaak waarbij de laatste –u-lettergreep wordt aangepast naar een –i-lettergreep gevolgd door de vervoeging. |
| Onregelmatige werkwoorden | Een kleine groep Japanse werkwoorden die niet volgen de standaard regels voor vervoeging van zwakke of sterke werkwoorden, zoals くる (kuru) en する (suru). |
| Masu-vorm (~ます形) | De beleefde vorm van Japanse werkwoorden, die wordt gebruikt in formele situaties en om respect te tonen. Het wordt gevormd door specifieke uitgangen aan de werkwoordstam toe te voegen. |
| Affirmatief | Een bevestigende vorm van een werkwoord, die aangeeft dat de actie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. |
| Negatief | Een ontkennende vorm van een werkwoord, die aangeeft dat de actie niet plaatsvindt of niet heeft plaatsgevonden. |
| Onvoltooid | Een werkwoordstijd die een actie aanduidt die nog gaande is, regelmatig plaatsvindt of in de toekomst zal plaatsvinden. |
| Voltooid | Een werkwoordstijd die een actie aanduidt die is afgerond of in het verleden heeft plaatsgevonden. |
| Werkwoordzin | Een zin die een werkwoord bevat als de kern van de predicaat. |
| Tijdsuitdrukking | Woorden of zinsdelen die aangeven wanneer een actie plaatsvindt, zoals 'gisteren', 'vandaag' of 'morgen'. |
| Partikel | Kleine woordjes in het Japans die de grammaticale functie van een woord of zinsdeel in de zin aangeven, zoals het onderwerp, lijdend voorwerp, plaats, etc. |
| Lijdend voorwerp (Direct object) | Het woord of zinsdeel dat de actie van het werkwoord ondergaat. In het Japans wordt dit vaak gemarkeerd met het partikel を (o). |
| Grammaticaal onderwerp (Subject) | Het woord of zinsdeel waar de zin over gaat, of dat de actie uitvoert. In het Japans wordt dit vaak gemarkeerd met het partikel が (ga) of は (wa). |
| Plaatsaanduiding | Geeft aan waar een actie plaatsvindt. In het Japans wordt dit vaak gemarkeerd met partikels als で (de) of に (ni). |
| Vraagwoord | Een woord dat gebruikt wordt om een vraag te stellen, zoals 'waar', 'wat' of 'wie'. |
| Ja/nee-vraag | Een vraag die beantwoord kan worden met 'ja' of 'nee'. In het Japans wordt dit vaak gevormd door het toevoegen van het partikel か (ka) aan het einde van de zin. |
| Contrast | Een grammaticale functie waarbij een partikel wordt gebruikt om een verschil aan te duiden tussen twee zaken of acties, vaak gemarkeerd met het partikel は (wa). |
| Toevoeging | Een grammaticale functie waarbij een partikel wordt gebruikt om aan te geven dat iets extra is, vergelijkbaar met 'ook'. In het Japans wordt dit vaak gemarkeerd met het partikel も (mo). |