Middle Eastern History
Cover
ONO_Qatna_25-26_KlaasDeTemmerman_MonaVonck.docx
Summary
# Historische en chronologische situering van Qatna
Qatna, gelegen in het huidige Syrië, was een omvangrijke stad die gedurende verschillende perioden bewoond was en een bloeiperiode kende, van de vroege vondsten tot de uiteindelijke verlating in de IJzertijd.
### 1.1 Locatie en omvang
Qatna, thans bekend als Tell el-Mishrifeh, bevindt zich 18 kilometer ten noordoosten van Homs in Syrië. De stad is strategisch gelegen op een uitgestrekt, vruchtbaar kalkstenen plateau, in de nabijheid van een zijrivier van de Orontes en op ongeveer 90 kilometer afstand van de Middellandse Zee. Met een oppervlakte van 110 hectare was Qatna een van de grootste steden in centraal-Syrië gedurende de Bronstijd.
### 1.2 Perioden van bewoning en bloei
#### 1.2.1 Vroege Bronstijd (Derde Ur-dynastie, 21e eeuw v.Chr.)
De vroegste bewoningen in Qatna dateren uit de Derde Ur-dynastie. In deze periode was het een nederzetting met een residentiële zone, elitebegraafplaatsen, een grote graanschuur en diverse graansilo's.
#### 1.2.2 Midden-Bronstijd (2000-1650 v.Chr.)
De Midden-Bronstijd markeerde de opkomst van het koninkrijk Qatna. In de periode Midden-Bronstijd I breidde de stad zich aanzienlijk uit. Qatna ontwikkelde zich tot een belangrijk commercieel centrum, mede dankzij haar strategische ligging op een kruispunt van handelsroutes. Deze route verbond Mesopotamië met het Middellandse Zeegebied (oost-west as) en Egypte met Anatolië (noord-zuid as).
#### 1.2.3 Late Bronstijd (1550 v.Chr. – 1340 v.Chr.)
Gedurende de 16e eeuw v.Chr. werd Qatna een vazalstaat van Mitanni. In 1340 v.Chr. werd de stad echter getroffen door een Hettitische invasie die een jaar duurde. Deze invasie betekende het einde van Qatna's dominantie als groot koninkrijk.
#### 1.2.4 IJzertijd
Na de Hettitische invasie werd de site van Qatna in de IJzertijd verlaten.
### 1.3 Handelscontacten
Qatna onderhield lange en significante contacten met Egypte. Een vroeg bewijs hiervan is de vondst van een beeldje van een Egyptische sfinx, dat behoorde tot prinses Ita, de dochter van farao Amenemhat II (12e dynastie), gedateerd rond 1875-1840 v.Chr. In de 15e eeuw v.Chr. is er veel bewijs van activiteit tussen Egypte en Qatna, waaronder vermeldingen in inscripties op de tempel van Amun in Karnak. Volgens deze inscripties verbleef Thutmose III enige tijd in Qatna, en later werden troepen van Qatna ingezet tegen Amenhotep II tijdens diens oversteek van de Orontes. In tombe VII zijn diverse importobjecten aangetroffen, waaronder objecten uit Egypte, zoals een vat met hiëroglyfen die verwijzen naar prinses Itakayet (1939–1852 v.Chr.).
Naast Egypte had Qatna, samen met Mari, op zijn hoogtepunt controle over een cruciale handelsroute die het Oosten met het Westen verbond. Er zijn ook beeldjes gevonden gemaakt van Baltisch amber, wat suggereert dat deze goederen via handel of geschenken Qatna bereikten.
### 1.4 Opgravingsgeschiedenis
Het koninklijk paleis van Qatna werd tussen 1924 en 1929 opgegraven door de Franse archeoloog Robert du Mesnil du Buisson, waarbij onder andere Hall C werd blootgelegd, hoewel de koninklijke tombes toen nog onontdekt bleven. Latere opgravingen vonden plaats door het Syrische Directoraat-Generaal van Oudheden en Musea tussen 1994 en 1998. Vanwege aanhoudende onbeantwoorde vragen over Qatna werd in 2002 een Syrisch-Italiaans-Duits team opgericht, bestaande uit een Syrisch team onder leiding van Michel Maqdissi, een Italiaans team onder leiding van Daniele Morandi Bonacossi en een Duits team onder leiding van Peter Pfälzner. In datzelfde jaar werden de koninklijke tombes ontdekt.
### 1.5 Het koninklijk paleis
Het koninklijk paleis van Qatna was met een breedte van 120 meter van oost naar west zeer groot voor zijn tijd. De architectuur volgde de bouwtradities van het tweede millennium v.Chr. in het Nabije Oosten, waarbij monumentale architectuur werd gebruikt om politieke macht te communiceren. De constructie vereiste aanzienlijke hoeveelheden bouwmateriaal, voornamelijk lokaal en regionaal verkregen, en veel mankracht. Vanuit de ingang leidde men naar Hall C, de grootste zaal, met monumentale deuropeningen die verbinding gaven met de rest van het gebouw. Aansluitend bevonden zich Hall B, de troonzaal, en Hall A, waar ceremoniële handelingen plaatsvonden. Vanuit Hall A leidde een lange gang, corridor AQ, naar het noorden en bood deze toegang tot de koninklijke tombes. In de ingestorte corridor AQ werden 73 spijkerschrifttabletten gevonden, waaronder brieven aan koning Idanda over de militaire situatie in Syrië.
De voorkamer van de tombes werd bereikt via een gang, gevolgd door twee houten ladders voor de afdaling naar een ruimte die zich ongeveer 5 meter onder de gang bevond. Hier werden offerkommen aangetroffen, vermoedelijk gebruikt voor voedseloffers, samen met dierlijke botten. Het meest significante waren twee kleine, zittende beelden in oud-Syrische stijl, kenmerkend voor de Midden-Bronstijd (18e-17e eeuw v.Chr.). Deze beelden, met ingelegde ogen van kalksteen, eenvoudige klederdracht en het gebruik van basalt, werden waarschijnlijk als voorouderbeelden gebruikt om een symbolische aanwezigheid bij rituelen te verzekeren.
### 1.6 De koninklijke tombes
Via de 'antechamber' of voorkamer kreeg men toegang tot de koninklijke grafkamer, het zogenaamde koninklijke hypogeum. Dit was een van de meest prominente archeologische vondsten, grotendeels onaangetast door grafrovers. De hoofdkamer werd in 2002 ontdekt en ligt 8 tot 12 meter onder de begane grond van het koninklijk paleis. Hier werden de resten van minstens 19, mogelijk tot 24 individuen geïdentificeerd. De ruimte was ongeveer 500 jaar in gebruik, van 1840 v.Chr. tot de verwoesting van Qatna in 1340 v.Chr.
In de noordwestelijke hoek van de hoofdkamer werden keramieken potten gevonden, gebruikt voor voedsel- of drankopslag ten behoeve van het rituele banket dat in de tombe plaatsvond. Dit diende als een vorm van 'kispum', een geritualiseerd feestmaal waarbij de levenden aten na een deel van het voedsel te hebben geschonken aan de overleden voorouders. Deze praktijk symboliseerde zowel voorouderverering als een banket voor de levenden.
In de zuidwestelijke hoek bevond zich een sarcofaag van basalt, die de overblijfselen van twee individuen bevatte, waarschijnlijk leden van de koninklijke familie. Dit betrof een secundaire rituele begrafenis. De grafgiften omvatten veel aardewerk en stenen schalen, die inzicht geven in de religieuze handelingen en handelsrelaties van die periode.
Opmerkelijke artefacten uit de hoofdkamer zijn onder andere een gouden hand, waarschijnlijk onderdeel van een ritueel drinkvat of plengofferarm, wat wijst op het gebruik van goud voor personen met een hoge status en op een aanzienlijk vakmanschap. Een leeuwenhoofd, gemaakt van Baltisch amber, getuigt van verre handelscontacten en de welvaart van Qatna. Lapis lazuli, gebruikt in juwelen, wijst eveneens op een uitgebreid handelsnetwerk. Een gouden schijf met de iconografie van griffioenen, gevonden op een draagbaar platform, was een belangrijk object tijdens rituelen en duidt op culturele uitwisseling.
#### 1.6.1 Zijkamers
Buiten de voorkamer en hoofdkamer zijn er diverse zijkamers:
* **Zuidkamer:** Deze kamer bevatte geen graven, maar wel veel dierlijke botten, keramiek en een houten bank. Dit suggereert een rituele en symbolische functie, mogelijk als feestzaal voor de dode koning. Gouden eendenkoppen (1800-1700 v.Chr.) werden gevonden als versiering van de houten bank, symbolisch verbonden met water, wedergeboorte en het hiernamaals, en wijzend op de koninklijke status van de overledene.
* **Westkamer:** Deze kamer diende wel als begraafplaats. Hier werd een stenen bank met een skelet op de vloer aangetroffen, daterend uit de laatste gebruiksfase van de tombe (1340 v.Chr.). Volgens archeoloog Pfälzner duidt de context en positie op een noodbegrafenis. De aanwezigheid van "royal purple" in de klederdracht, verkregen uit zeeslakken aan de Middellandse Zee, versterkt het beeld van een welvarende samenleving.
* **Oostkamer (Ossuarium):** Deze kamer bevatte talrijke menselijke en dierlijke botten, gebruikt om oudere resten te verzamelen en zo ruimte vrij te maken in andere kamers. Ook hier werden veel offerkommen aangetroffen. Deze vondsten bieden inzicht in het begraafritueel: na de eerste begraving en het rottingsproces volgde een verplaatsing naar de sarcofaag voor banketten, en bij een derde begraving naar het ossuarium voor offers.
> **Tip:** Begrijpen van de opeenvolgende begravingen en de rituelen daarrond, zoals kispum, is cruciaal voor het interpreteren van de vondsten in de koninklijke tombes.
---
# Handelscontacten en economische betekenis van Qatna
Qatna, gelegen op een strategisch kruispunt tussen Mesopotamië en het Middellandse Zeegebied, en tussen Egypte en Anatolië, ontwikkelde zich tot een belangrijk commercieel centrum met uitgebreide handelsrelaties, met name met Egypte.
### 2.1 Historische en chronologische context
Qatna, nu bekend als Tell el-Mishrifeh, was een aanzienlijke stad in centraal-Syrië, gelegen ten noordoosten van Homs. De stad besloeg 110 hectare en kende haar oorsprong in de 21e eeuw v.Chr. (derde Ur-dynastie) als een nederzetting met residentiële zones en opslagfaciliteiten. In de Midden-Bronstijd (2000-1650 v.Chr.) groeide Qatna uit tot een koninkrijk en een commercieel centrum, mede dankzij haar gunstige ligging op een kruispunt van handelsroutes. In de late bronstijd (1550-1340 v.Chr.) werd Qatna een vazalstaat van Mitanni, om vervolgens in 1340 v.Chr. te worden getroffen door een Hettitische invasie die haar dominante rol beëindigde. De stad werd in de IJzertijd verlaten.
### 2.2 Handelscontacten met Egypte en andere regio's
Qatna onderhield lange en significante handelsrelaties met Egypte, wat blijkt uit diverse archeologische vondsten.
* **Vroege contacten:** Een beeldje van een Egyptische sfinx, behorend tot prinses Ita, dochter van Amenemhat II (12e dynastie, ca. 1875-1840 v.Chr.), getuigt van vroege connecties.
* **15e eeuw v.Chr.:** Er is aanzienlijk bewijs van activiteit tussen Egypte en Qatna in deze periode. Inscripties in de tempel van Amun in Karnak vermelden dat Thoetmosis III in Qatna verbleef en dat Amenhotep II werd aangevallen door troepen uit Qatna tijdens het oversteken van de Orontes.
* **Importobjecten:** In tombe VII zijn diverse importobjecten gevonden, waaronder een vat met hiëroglyfen waarop prinses Itakayet (ca. 1939-1852 v.Chr.) wordt vermeld.
* **Baltisch amber:** De aanwezigheid van beeldjes gemaakt van Baltisch amber suggereert dat deze via handel of giftenwisseling in Qatna terechtkwamen, wat duidt op verre handelscontacten.
* **Lapis lazuli:** Sporen van lapis lazuli, voornamelijk gebruikt in juwelen, wijzen eveneens op een uitgebreid handelsnetwerk.
### 2.3 Economische betekenis door strategische locatie
De strategische ligging van Qatna op een kruispunt tussen oost-west (Mesopotamië - Middellandse Zee) en noord-zuid (Egypte - Anatolië) routes was cruciaal voor haar economische bloei. Op haar hoogtepunt, samen met Mari, controleerde Qatna een belangrijke oost-west handelsroute.
### 2.4 Het koninklijk paleis en de koninklijke tombes
De monumentale architectuur van Qatna, met name het koninklijk paleis en de koninklijke tombes, weerspiegelt de politieke macht en welvaart van de stad.
#### 2.4.1 Het koninklijk paleis
Het koninklijk paleis, 120 meter breed, was groot voor zijn tijd en volgde de bouwtradities van het 2e millennium v.Chr. in het Nabije Oosten. De belangrijkste ruimtes omvatten:
* **Hal C:** De grootste zaal bij de ingang, met monumentale deuropeningen.
* **Hal B:** De troonzaal van de koning.
* **Hal A:** De zaal voor ceremoniële handelingen.
* **Gang AQ:** Leidde naar de ingang van de koninklijke tombes. In deze ingestorte gang werden 73 spijkerschrifttabletten gevonden, waaronder brieven over de militaire situatie in Syrië.
#### 2.4.2 De koninklijke tombes
De koninklijke tombes, gelegen onder het paleis, zijn een van de meest prominente vondsten op de site en bleven grotendeels gespaard van grafrovers.
* **Voorkamer:** Deze bevond zich ongeveer 5 meter onder de gang en bevatte offerkommen en dierlijke botten, wijzend op voedseloffers. Twee zittende beelden uit basalt, met ingelegde ogen en gekenmerkt door de oud-Syrische stijl (18e-17e eeuw v.Chr.), werden hier aangetroffen. Deze werden waarschijnlijk als voorouderbeelden gebruikt.
* **Hoofdkamer (koninklijke hypogeum):** Deze ruimte was ongeveer 500 jaar in gebruik (1840-1340 v.Chr.) en bevatte de resten van minstens 19-24 individuen. Keramieken potten voor voedsel- en drankopslag waren aanwezig voor het rituele banket (kispum). Een basalt sarcofaag in de zuidwestelijke hoek bevatte de overblijfselen van twee mogelijke koninklijke familieleden, wat duidt op een secundaire rituele begrafenis. Talrijke grafgiften, waaronder veel aardewerk en stenen schalen, werden gevonden.
* **Gouden hand:** Vermoedelijk onderdeel van een ritueel drinkvat of plengofferarm, wat wijst op vakmanschap en de hoge status van de overledene.
* **Leeuwenhoofd van Baltisch amber:** Een bewijs van verre handelscontacten en de welvaart van Qatna.
* **Gouden schijf met griffioenen:** Gevonden op een draagbaar platform, wat de belangrijkheid van het object tijdens het ritueel benadrukt en wijst op culturele uitwisseling.
* **Zijkamers:**
* **Zuidkamer:** Bevat dierlijke botten, keramiek en een houten bank met gouden eendenkoppen (ca. 1800-1700 v.Chr.). Deze kamer diende waarschijnlijk als feestzaal of banketruimte voor de overleden koning, waarbij de gouden eendenkoppen symbolisch verbonden zijn met water, wedergeboorte en het hiernamaals.
* **Westkamer:** Gebruikt als begraafplaats, met een stenen bank en een skelet uit de laatste gebruiksperiode (1340 v.Chr.), wat wijst op een noodbegrafenis. Het gebruik van "royal purple" (koninklijk paars), verkregen uit zeeslakken uit het Middellandse Zeegebied, in de klederdracht, onderstreept de welvaart van Qatna.
* **Oostkamer (ossuarium):** Bevat vele menselijke en dierlijke botten, gebruikt voor het verzamelen van oudere resten om ruimte vrij te maken, en talrijke offerkommen. Dit geeft inzicht in het begraafritueel, waarbij lichamen in verschillende stadia van ontbinding naar het ossuarium werden verplaatst voor offers.
> **Tip:** Let op de symbolische betekenis van de materialen (goud, amber, lapis lazuli, basalt) en de iconografie (griffioenen, eendenkoppen) in de grafgiften, omdat deze veel kunnen onthullen over handelsrelaties, status en religieuze overtuigingen.
>
> **Tip:** Het begraafritueel in Qatna kende meerdere fasen, waarbij de overblijfselen van de overledene geleidelijk werden verplaatst naar verschillende locaties binnen de tombes, elk met hun eigen rituele functie.
---
# Archeologische opgravingen en het koninklijk paleis
Deze sectie geeft een overzicht van de opgravingsgeschiedenis van Qatna, met een focus op het monumentale koninklijke paleis, de architectuur en de indeling ervan, inclusief specifieke ruimtes zoals Hall C, B, A en corridor AQ.
### 3.1 Geschiedenis van de opgravingen
Het koninklijk paleis van Qatna werd aanvankelijk opgegraven door de Fransman Robert du Mesnil du Buisson tussen 1924 en 1929. Tijdens deze periode werd onder andere Hall C blootgelegd, maar de koninklijke tombes bleven onontdekt. Vervolgonderzoek vond plaats van 1994 tot 1998 door de Syrische Directoraat-Generaal van Oudheden en Musea. Vanwege de aanhoudende onbeantwoorde vragen over de site werd een internationaal team samengesteld, bestaande uit een Syrisch team onder leiding van Michel Maqdissi, een Italiaans team onder leiding van Daniele Morandi Bonacossi, en een Duits team onder leiding van Peter Pfälzner. Dit gezamenlijke team heeft geleid tot verdere ontdekkingen, waaronder de opgraving van de koninklijke tombes in 2002.
### 3.2 Het koninklijk paleis: architectuur en indeling
Het koninklijk paleis van Qatna is een imposant bouwwerk dat de politieke macht van de heerser visueel wilde communiceren via monumentale architectuur, zoals gebruikelijk was in het 2e millennium v.Chr. in het Nabije Oosten. Het paleis meet 120 meter van oost naar west, wat het aanzienlijk groter maakt dan veel andere paleizen uit die periode. Voor de constructie werden voornamelijk lokale en regionale materialen gebruikt, en er was aanzienlijke mankracht voor nodig.
De indeling van het paleis is als volgt:
* **Hall C:** Dit is de grootste hal en de eerste ruimte die men betreedt vanuit de ingang. Deze hal kenmerkt zich door monumentale deuropeningen die de verbinding met andere delen van het gebouw mogelijk maakten.
* **Hall B:** Aansluitend op Hall C bevindt zich Hall B, die geïdentificeerd is als de troonzaal van de koning.
* **Hall A:** Deze ruimte diende als de zaal voor ceremoniële handelingen.
* **Corridor AQ:** Vanuit Hall A loopt een lange gang, corridor AQ, die zich naar het noorden van het gebouw uitstrekt. Deze gang leidt naar de ingang van de koninklijke tombes. Tijdens de opgravingen bleek corridor AQ ingestort te zijn. Uit de puinhopen werden 73 spijkerschrifttabletten teruggevonden, afkomstig van de verdieping erboven. Sommige van deze tabletten bevatten brieven gericht aan koning Idanda, die inzicht geven in de militaire situatie in Syrië.
### 3.3 De koninklijke tombes
De koninklijke tombes, bereikbaar via een voorkamer (antechamber) die volgt op corridor AQ, vormen een van de meest significante archeologische vondsten in Qatna. Deze tombes zijn opmerkelijk goed bewaard gebleven en grotendeels gevrijwaard van grafrovers. De hoofdkamer van de koninklijke tombe werd in 2002 ontdekt. De diepste delen bevinden zich circa 8 tot 12 meter onder de begane vloer van het koninklijk paleis.
#### 3.3.1 Indeling en functie van de tombes
De koninklijke tombes waren ongeveer 500 jaar in gebruik, van 1840 v.Chr. tot de verwoesting van Qatna in 1340 v.Chr. Binnen de tombes zijn de resten van minstens 19 individuen geïdentificeerd, mogelijk tot 24.
* **Voorkamer (Antechamber):** De voorkamer, die te bereiken is via een gang en twee houten ladders die een afdaling mogelijk maken, bevindt zich ongeveer 5 meter onder het niveau van de gang erboven. Hier werden offerkommen aangetroffen, wat wijst op de praktijk van voedseloffers. Ook werden dierlijke botten gevonden, die eveneens bijdragen aan de interpretatie van deze offers. Twee kleine, zittende beelden in oud-Syrische stijl, gedateerd uit de Midden-Bronstijd, zijn hier gevonden. Kenmerkend voor deze stijl zijn ingelegde ogen met kalksteen, eenvoudige klederdracht, het gebruik van basalt, en het met lint gebonden haar, typisch voor de 18e-17e eeuw v.Chr. Deze beelden dienden waarschijnlijk als voorouderbeelden, die een symbolische aanwezigheid vertegenwoordigden bij rituelen.
* **Hoofdkamer:** Deze ruimte diende als de primaire grafkamer. Hier werden keramieken potten gevonden in de noordwestelijke hoek, gebruikt voor het opslaan van voedsel of drank ten behoeve van rituele banketten. Deze praktijk, bekend als *kispum*, was een geritualiseerd feestmaal waarbij een deel van het voedsel eerst werd geschonken aan de gestorven voorouders. Het diende zowel als voorouderverering als een feestmaal voor de levenden. In de zuidwestelijke hoek bevindt zich een sarcofaag van basalt, met de overblijfselen van twee individuen die mogelijk tot de koninklijke familie behoorden. Dit betrof een secundaire rituele begrafenis, waarbij lichamen eerst elders werden voorbereid en later in het definitieve graf werden geplaatst.
#### 3.3.2 Grafgiften en handelsrelaties
De tombes bevatten talloze grafgiften die waardevol inzicht bieden in de religieuze praktijken en handelsrelaties van Qatna.
* **Gouden hand:** Dit object, vermoedelijk een onderdeel van een ritueel drinkvat of plengofferarm, wijst op het gebruik bij het offeren van vloeistoffen. Het feit dat het uit één stuk goud bestaat, getuigt van aanzienlijk vakmanschap en duidt op de hoge status van de overledene.
* **Leeuwenhoofd van Baltisch amber:** De vondst van dit artefact in de hoofdkamer benadrukt de verre handelscontacten en de welvaart van Qatna, aangezien Baltisch amber waarschijnlijk via handel werd verkregen.
* **Lapis lazuli:** Sporen van lapis lazuli, voornamelijk gebruikt in juwelen, duiden eveneens op een uitgebreid handelsnetwerk.
* **Gouden schijf met griffioenen:** Gevonden op een houten bier (een draagbaar platform voor een lichaam of kist), suggereert dit object een belangrijke rol in rituelen. Het gebruik van griffioenen duidt op culturele uitwisseling.
#### 3.3.3 Zijkamers
Naast de voorkamer en de hoofdkamer zijn er ook diverse zijkamers die functionele en rituele doeleinden hadden:
* **Zuidkamer:** Deze kamer bevatte geen graven, maar wel dierlijke botten, keramiek en een houten bank. De vondsten suggereren een gebruik als feestzaal of banketruimte voor de dode koning, waar rituelen werden uitgevoerd. Opvallend zijn de gouden eendenkoppen (1800-1700 v.Chr.) die dienden als versiering van de houten bank. Deze symboliseren water, wedergeboorte en het hiernamaals, en hun gouden materiaal onderstreept de koninklijke status.
* **Westkamer:** In tegenstelling tot de zuidkamer diende deze ruimte wel als begraafplaats. Hier werd een stenen bank gevonden met een volledig skelet op de vloer, daterend uit de laatste gebruiksperiode van de tombe (1340 v.Chr.). De context en positie wijzen op een noodbegrafenis. Een significant detail is het gebruik van "royal purple" in de klederdracht, een zeldzame kleurstof verkregen uit zeeslakken in het Middellandse Zeegebied, wat de welvaart van Qatna verder bevestigt.
* **Oostkamer (Ossuarium):** Deze kamer, ook wel het ossuarium genoemd, bevat talrijke menselijke en dierlijke botten, alsook offerkommen. De functie was het verzamelen van oudere botresten om ruimte vrij te maken in de andere kamers. Deze vondsten bieden inzicht in het begraafritueel: na de eerste rustplaats en de sarcofaag (waarbij banketten plaatsvonden), werden de lichamen naar het ossuarium verplaatst voor verdere offers.
> **Tip:** De interpretatie van de koninklijke tombes is cruciaal voor het begrijpen van de begraaf- en herdenkingsrituelen in het oude Qatna. Let op de connectie tussen materiële vondsten en hun symbolische betekenis.
> **Voorbeeld:** De aanwezigheid van Baltisch amber en de kleurstof "royal purple" in de tombes illustreren niet alleen de welvaart van Qatna, maar ook de omvang van de handelsnetwerken die de stad onderhield met verre regio's.
---
# De koninklijke tombes en hun inhoud
Dit onderwerp behandelt de architectuur, de ontdekking, en de rituele en symbolische inhoud van de koninklijke tombes in Qatna, met specifieke aandacht voor de voorkamer en de hoofdkamer, evenals de daarin aangetroffen artefacten en de daaruit af te leiden begrafenispraktijken.
### 4.1 Ontdekking en architectuur
De koninklijke tombes in Qatna, gelegen op een kalkstenen plateau nabij een zijrivier van de Orontes, werden in 2002 ontdekt tijdens een gezamenlijke Duits-Syrische archeologische missie onder leiding van Peter Pfälzner en Michel Maqdissi. Deze tombes zijn een van de meest prominente vondsten op de site en bevinden zich ongeveer 8 tot 12 meter onder de begane grond van het koninklijk paleis. De toegang tot de koninklijke tombes is bereikbaar via corridor AQ, die vanuit het koninklijk paleis naar het noorden leidt. Deze corridor, die ingestort was, leverde 73 spijkerschrifttabletten op, waaronder brieven gericht aan koning Idanda over de militaire situatie in Syrië.
#### 4.1.1 De voorkamer (antechamber)
De voorkamer, die de directe toegang vormt tot de hoofdkamer, wordt voorafgegaan door een gang en twee houten ladders die een afdaling van ongeveer 5 meter mogelijk maken. In deze ruimte werden diverse offerkommen aangetroffen, die vermoedelijk gebruikt werden voor voedseloffers. De aanwezigheid van dierlijke botten versterkt dit vermoeden. De meest significante vondsten in de voorkamer zijn twee kleine, zittende beelden in de oud-Syrische stijl uit de Midden-Bronstijd. Kenmerkend voor deze stijl is het inleggen van de ogen met kalksteen, eenvoudige klederdracht, het gebruik van basalt, en het met lint gebonden haar, typisch voor de periode 18e-17e eeuw v.Chr. Deze beelden hadden waarschijnlijk een rituele functie als voorouderbeelden, die een symbolische aanwezigheid bij rituelen vertegenwoordigden.
#### 4.1.2 De hoofdkamer (koninklijk hypogeum)
De hoofdkamer, ook wel het koninklijk hypogeum genoemd, is een opmerkelijke vondst omdat deze vrij bleef van grafrovers. Deze ruimte was ongeveer 500 jaar in gebruik, van 1840 v.Chr. tot de verwoesting van Qatna in 1340 v.Chr. In de hoofdkamer werden de resten van minstens 19, mogelijk tot 24 individuen geïdentificeerd. Keramieken potten, aangetroffen in de noordwestelijke hoek, dienden voor het opslaan van voedsel en drank voor het rituele banket, dat bekend stond als 'kispum'.
> **Tip:** Kispum was een geritualiseerd feestmaal waarbij het eten gedeeld werd met de gestorven voorouders, wat een vorm van voorouderverering en een symbolisch offer inhield, gecombineerd met een echt banket voor de levenden.
In de zuidwestelijke hoek bevindt zich een sarcofaag van basalt, die de overblijfselen van twee individuen bevat, vermoedelijk leden van de koninklijke familie. Dit betreft een secundaire rituele begrafenis, waarbij de lichamen eerst elders werden voorbereid en later in de sarcofaag werden geplaatst.
### 4.2 Artefacten en rituelen
De talrijke grafgiften in de hoofdkamer, waaronder veel aardewerk en stenen schalen, bieden waardevol inzicht in de religieuze praktijken en handelsrelaties van Qatna.
#### 4.2.1 Belangrijke artefacten
* **Gouden hand:** Vermoedelijk een onderdeel van een ritueel drinkvat of plengofferarm. Het gebruik van goud en het vakmanschap van het uit één stuk vervaardigde object duiden op de hoge status van de overledene.
* **Leeuwenhoofd van Baltisch amber:** De keuze voor Baltisch amber toont verre handelscontacten en de welvaart van Qatna.
* **Lapis lazuli:** Voornamelijk gebruikt in juwelen, wat opnieuw wijst op een uitgebreid handelsnetwerk.
* **Gouden schijf met griffioeniconografie:** Gevonden op een draagbaar platform (bier), duidde dit object op zijn belang tijdens rituelen en de culturele uitwisseling door het gebruik van griffioenen.
#### 4.2.2 Zij- en ossuariumkamers
Naast de voorkamer en de hoofdkamer zijn er diverse zijkamers:
* **Zuidkamer:** Bevat geen graven, maar wel veel dierlijke botten, keramiek en een houten bank. Dit wijst op een rituele en symbolische functie, mogelijk als feestzaal of banketruimte voor de overleden koning. Gouden eendenkoppen, die symbool staan voor water, wedergeboorte en het hiernamaals, dienden als versiering van de houten bank en onderstrepen de koninklijke status.
* **Westkamer:** Diende als begraafplaats en is opmerkelijk vanwege de vondst van een stenen bank met een skelet uit de laatste gebruiksperiode (1340 v.Chr.), wat mogelijk een noodbegrafenis indiceert. Het gebruik van "royal purple" in de klederdracht, verkregen uit zeeslakken uit het Middellandse Zeegebied, getuigt van de welvaart van Qatna.
* **Oostkamer (ossuarium):** Bevat talrijke menselijke en dierlijke botten en offerkommen. Deze kamer diende voor het verzamelen van oudere botresten om ruimte te creëren in andere kamers.
> **Example:** Het begrafenisritueel in Qatna omvatte mogelijk meerdere fasen: het lichaam werd eerst op zijn rustplaats in de tombe gelegd, later overgebracht naar de sarcofaag voor banketten, en uiteindelijk verplaatst naar het ossuarium waar het nog steeds offers ontving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bronstijd | Een prehistorische periode gekenmerkt door het wijdverbreide gebruik van brons voor werktuigen en wapens, die in het Nabije Oosten ruwweg liep van 3300 tot 1200 v.Chr. |
| Ur-dynastie | De derde dynastie van het koninkrijk Ur, een belangrijke dynastie in Mesopotamië die regeerde van ongeveer 2112 tot 2004 v.Chr. |
| Midden-Bronstijd | De periode binnen de Bronstijd die grofweg liep van 2000 tot 1650 v.Chr., gekenmerkt door de opkomst van stedelijke centra en koninkrijken in de Levant en Mesopotamië. |
| Vazalstaat | Een staat die onderworpen is aan een andere, machtigere staat en die verplicht is tot militaire steun en tribuutbetalingen, terwijl de eigen heerser aan de macht blijft. |
| Hettieten | Een Indo-Europese volksgroep die een groot rijk stichtte in Anatolië (het huidige Turkije) tijdens de Late Bronstijd, met een aanzienlijke invloed op de politieke geschiedenis van het Nabije Oosten. |
| Ijzertijd | De periode na de Bronstijd, gekenmerkt door het gebruik van ijzer voor gereedschappen en wapens, die in het Nabije Oosten begon rond 1200 v.Chr. |
| Sfinx | Een mythologisch wezen, vaak afgebeeld als een leeuw met het hoofd van een mens of een dier, dat voorkomt in de mythologie van verschillende oude culturen, met name in Egypte en het Nabije Oosten. |
| Hiëroglyfen | Een schrift bestaande uit beelden of tekens, voornamelijk gebruikt in het oude Egypte om inscripties op monumenten en in graven aan te brengen. |
| Baltisch amber | Een fossiele hars die afkomstig is uit de Baltische regio en die vanwege zijn schoonheid en eigenschappen al sinds de prehistorie werd verhandeld en gewaardeerd als materiaal voor sieraden en kunstobjecten. |
| Spijkerschrift | Een van de oudste bekende schriftsystemen, ontwikkeld in Mesopotamië, waarbij tekens werden ingedrukt in vochtige kleitabletten met behulp van een stilus, vaak gebruikt voor administratieve en literaire doeleinden. |
| Oud-Syrische stijl | Een artistieke stijl die kenmerkend is voor de vroege en midden-Bronstijd in Syrië, vaak herkenbaar aan het gebruik van bepaalde materialen, eenvoudige klederdracht en specifieke kenmerken zoals ingelegde ogen bij beeldjes. |
| Voorouderbeelden | Beelden die gemaakt werden ter representatie van overleden familieleden of koningen, gebruikt in rituelen om hun symbolische aanwezigheid te verzekeren en hen te eren. |
| Hypogeum | Een ondergronds grafcomplex of kamer, vaak gebruikt in de oudheid voor de begrafenis van belangrijke personen, zoals in de koninklijke tombes van Qatna. |
| Kispum | Een geritualiseerd feestmaal waarbij deel van het voedsel werd geschonken aan gestorven voorouders als een vorm van voorouderverering, die zowel diende als een symbolisch offer als een banket voor de levenden. |
| Secundaire rituele begrafenis | Een begrafenispraktijk waarbij de lichamen van de overledenen eerst elders werden voorbereid of tijdelijk bewaard voordat ze definitief in het graf werden geplaatst. |
| Grafgiften | Voorwerpen die samen met de doden in een graf werden geplaatst, bedoeld om de overledene te vergezellen in het hiernamaals of om de status van de overledene te weerspiegelen. |
| Lapis lazuli | Een diepblauwe edelsteen die al sinds de oudheid werd gewaardeerd en verhandeld, voornamelijk gebruikt voor juwelen en kunstobjecten, en die vaak duidde op verre handelsrelaties. |
| Griffioen | Een mythologisch wezen, meestal afgebeeld als een combinatie van een leeuw en een adelaar, dat symbool stond voor macht en bescherming en voorkomt in de kunst en mythologie van diverse oude culturen. |
| Ossuarium | Een ruimte of een bouwwerk dat werd gebruikt om menselijke of dierlijke botten te bewaren, vaak om ruimte vrij te maken in graven of om overblijfselen van eerdere begrafenissen te verzamelen. |
| Royal purple (koninklijk paars) | Een uiterst zeldzame en kostbare kleurstof, verkregen uit de slijmklieren van zeeslakken, die voornamelijk werd gebruikt voor de klederdracht van royalty en hoge ambtenaren, en die de welvaart en status van een samenleving weerspiegelde. |
Cover
Samenvatting_Mitanni_Verstraelen_Hannah_2025.pdf
Summary
# Wie waren de Mitanni
Het koninkrijk Mitanni was een machtig rijk in Boven-Mesopotamië tussen ongeveer 1600 en 1350 v.Chr., gedomineerd door de Hurrieten. Dit rijk kenmerkt zich door een dubbele identiteit: de meerderheid van de bevolking sprak Hurrietisch, terwijl de koningen Indo-Arische troonnamen droegen. Deze multiculturele samenstelling wordt weerspiegeld in hun namen, strijdwagencultuur en paardentraining [1](#page=1).
### 1.1 Identiteit en samenstelling
#### 1.1.1 Taal
De meerderheid van de bevolking sprak Hurrietisch [1](#page=1).
#### 1.1.2 Elite en namen
De koningen droegen Indo-Arische troonnamen. Dit duidt op de invloed van Indo-Arische elites binnen de staat [1](#page=1).
De naamgeving van het gebied varieerde per buurland, wat de brede diplomatieke interacties weerspiegelt. Babylonische bronnen noemden het gebied Habigalbat, Assyrische teksten spraken van Hanigalbat of Hani-Rabbat, Egyptische bronnen gebruikten Naharin of Mitanni, en de Hettieten verwezen naar de bevolking als Hurri. Ondanks deze terminologische verschillen, verwezen deze namen grotendeels naar dezelfde politieke entiteit [1](#page=1).
##### 1.1.2.1 Etymologie van "Mitanni"
De etymologie van "Mitanni/Mittani" kent twee mogelijke verklaringen [1](#page=1):
1. Het zou een combinatie zijn van de Indo-Arische stam "maita-" (betekenis: "verenigen") met een Hurrietisch achtervoegsel "-nni", wat zou neerkomen op "het verenigde koninkrijk" [1](#page=1).
2. Taalkundige Gernot Wilhelm stelt dat de naam afgeleid is van een heerser genaamd Maita/Mitta, waardoor Mittani letterlijk "het land van Maita" zou betekenen [2](#page=2).
#### 1.1.3 Indo-Arische invloed in training en cultuur
De Indo-Arische elite-invloed is ook zichtbaar in de strijdwagencultuur en paardentraining. Een belangrijk document hieromtrent is het werk van Kikkuli, een paardentrainer uit Mitanni die in dienst was van de Hettitische koning. Zijn instructies, vastgelegd op vier kleitabletten in spijkerschrift rond 1345 v.Chr., beschrijven een methodisch trainingsprogramma voor strijdwagenpaarden. Dit regime richtte zich op het ontwikkelen van sterke benen, een krachtig cardiovasculair en musculair systeem, en neuromusculaire conditie. De oefeningen omvatten lange loop- en renafstanden, zwemmen, gecontroleerde voederprogramma's, periodes van uitdroging en nachtelijk grazen [1](#page=1).
### 1.2 Korte geschiedenis
De Mitanni-staat is voortgekomen uit de Hurrieten, die al langer in de regio aanwezig waren. Hun politieke groei werd gefaciliteerd door de verzwakking van omliggende machten. Uiteindelijk werd het rijk verslagen door de Hettieten onder Suppiluliuma I tijdens diens Syrische oorlogen. Daarna werd het geleidelijk geabsorbeerd door het groeiende Assyrische rijk [2](#page=2).
### 1.3 Chronologisch kader
#### 1.3.1 Mitanni I (ca. 1600–1522 v.Chr.)
Deze vroege fase vertoont nog sterke verwantschap met de Late Oud-Babylonische cultuur. Het aardewerk van Hakkâri, bekend als Habur Ware, werd op een wiel vervaardigd, goed gebakken, soms licht gepolijst en versierd met horizontale banden of driehoekmotieven. Architecturale continuïteit blijkt uit gewelfde heiligdommen en administratieve gebouwen. Deze periode dateert van vóór de expansie van Mitanni tot een regionale grootmacht [2](#page=2).
#### 1.3.2 Mitanni II (vanaf ca. 1500 v.Chr.)
Vanaf deze periode begint zich een uitgesproken Mitanni-stijl te ontwikkelen. Het aardewerk evolueert naar latere Habur-waar en met name naar de verfijnde Nuzi-waar. Dit omvat elegant vervaardigde bekers en kommen, gedecoreerd met donkerbruine motieven op een lichte ondergrond. Bovendien verschijnen geglazuurde aardewerken objecten als luxegoederen [2](#page=2).
##### 1.3.2.1 Kunst en glyptiek
Het meest bekende kunstgenre uit deze periode is de glyptiek, met zegels in zowel een hofstijl als een meer gewone stijl. Deze zegels tonen goden, gevleugelde wezens, griffioenen, sfinxen, mythologische scènes en symbolische motieven zoals de gevleugelde zonneschijf. De composities zijn deels in registers gerangschikt en tonen sterke Oud-Syrische invloed. Dit geheel weerspiegelt de aristocratische identiteit en de internationale netwerken van het Mitanni-hof [2](#page=2).
#### 1.3.3 Mitanni III (na ca. 1400 v.Chr.)
Ondanks de toenemende druk van de Hettieten en Assyriërs, blijft de materiële cultuur van Mitanni opmerkelijk stabiel. Keramiek en kunst zijn vrijwel identiek aan de voorgaande fase, wat suggereert dat de eigen traditie levendig bleef. Typische Midden-Assyrische elementen verschijnen pas na de Assyrische inlijving [2](#page=2).
---
# Geschiedenis en chronologie van Mitanni
Dit onderwerp verkent de kortstondige opkomst en ondergang van het Mitanni-rijk, waarbij de culturele ontwikkeling chronologisch wordt ingedeeld in verschillende fasen.
### 2.1 Korte geschiedenis
De Mitanni-staat ontstond uit de Hurrieten, die reeds langer in de regio aanwezig waren. Hun politieke groei werd gefaciliteerd door de verzwakking van naburige mogendheden. Later werd het rijk verslagen door de Hettieten onder Suppiluliuma I tijdens zijn Syrische oorlogen, waarna het geleidelijk werd geabsorbeerd door het groeiende Assyrische rijk. De oorsprong van de naam "Mitanni" is onderwerp van discussie; een taalkundige interpretatie stelt dat de naam afgeleid is van een heerser genaamd Maita of Mitta, wat "het land van Maita" zou betekenen [2](#page=2).
### 2.2 Chronologisch kader
Het chronologische kader van Mitanni wordt onderverdeeld in drie hoofdfasen, die de culturele en politieke ontwikkeling weerspiegelen.
#### 2.2.1 Mitanni I (ca. 1600–1522 v.Chr.)
Deze vroege fase vertoont nog sterke culturele banden met de Late Oud-Babylonische periode. Kenmerkend is het aardewerk van Hakkâri, bekend als Habur Ware, dat op een wiel werd vervaardigd, goed gebakken, soms licht gepolijst was en versierd werd met horizontale banden of driehoekmotieven. Architectonisch is er continuïteit zichtbaar in gewelfde heiligdommen en administratieve gebouwen. Deze periode vond plaats vóór de expansie van Mitanni tot een regionale grootmacht [2](#page=2).
#### 2.2.2 Mitanni II (vanaf ca. 1500 v.Chr.)
Vanaf deze periode begon een uitgesproken Mitanni-stijl zich te ontwikkelen. Het aardewerk evolueerde van latere Habur-ware naar de verfijnde Nuzi-ware, gekenmerkt door elegant vervaardigde bekers en kommen, versierd met donkerbruine motieven op een lichte ondergrond. Daarnaast verschenen geglazuurde aardewerken objecten als luxegoederen. Het meest prominente kunstgenre uit deze fase is de glyptiek, met zegels in een hofstijl en een meer alledaagse stijl. Deze zegels beelden goden, gevleugelde wezens, griffioenen, sfinxen, mythologische scènes en symbolische motieven zoals de gevleugelde zonneschijf af. De composities zijn deels in registers gerangschikt en tonen sterke Oud-Syrische invloeden, wat de aristocratische identiteit en de internationale netwerken van het Mitanni-hof weerspiegelt [2](#page=2).
#### 2.2.3 Mitanni III (na ca. 1400 v.Chr.)
Ondanks toenemende druk van de Hettieten en Assyriërs bleef de materiële cultuur van Mitanni opmerkelijk stabiel. Keramiek en kunst vertonen vrijwel geen verschil met de voorgaande fase, wat suggereert dat de eigen traditie levendig bleef. Pas na de Assyrische inlijving werden typische Midden-Assyrische elementen zichtbaar. Een zeldzaam voorbeeld uit deze fase is een kalkstenen beeld van een zittende man uit Tell Brak, wat een van de weinige bewaarde Mitanni-sculpturen uit het kerngebied vertegenwoordigt [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.3 Belangrijkste archeologische sites
Diverse archeologische vindplaatsen werpen licht op het Mitanni-rijk, hun steden, administratie en cultuur.
#### 2.3.1 Tell al-Hamidiya (Ta’idu)
Tell al-Hamidiya, waarschijnlijk de hoofdstad na Wassukanni (Tell Farikyah), speelde zeker een centrale administratieve rol binnen Mitanni. De stad besloeg ongeveer 250 hectare binnen haar muren en werd doorsneden door de Jaghjagh-rivier. De citadel (kerḫu) vormde het hart van de stad en bevond zich op een kunstmatig terras. De tempel leek gebouwd te zijn volgens Zuid-Mesopotamische zigguratprincipes, met meerdere terrassen en een monumentale trap. Het "zuidwestelijke paleis", vermoedelijk het koninklijke paleis, lag naast de tempel en beide keken uit op een centraal plein. In dit paleis werden circa 50 beschreven objecten gevonden, waaronder ongeveer 20 kleitabletten met vermeldingen van bierrantsoenen. De namen en contexten van deze personen tonen een uitgesproken Hurrietische achtergrond. Opmerkelijke referenties naar personen uit Egypte (Miṣru) en Ugarit bevestigen dat Tell al-Hamidiya een internationaal diplomatiek centrum was. Een vernietigingslaag suggereert dat de stad verwoest werd rond het einde van de Mitanni-imperiale periode [3](#page=3).
#### 2.3.2 Tell Brak
Tell Brak, het oude Nagar, was een uitgestrekte en langdurig bewoonde stad, een van de vroegste stedelijke centra in Noord-Mesopotamië. Tijdens de Mitanni-periode was de nederzetting relatief beperkt tot 10 à 15 hectare, geconcentreerd op de hoge rug aan de noordrand van de hoofdtell, met daarnaast een lagere nederzetting iets ten noorden van de heuvel. Het stadscomplex omvatte een Mitanni-paleis, een tempel en een reeks gebouwen in Area HH. Het paleis volgde het model van andere paleizen uit de Late Bronstijd, met binnenplaatsen, bovenverdiepingen, ovens, afvoeren en gespecialiseerde werkplaatsen. Hier werden glasingots, metaalresten en ivoorbewerkingen gevonden, die duiden op verfijnde ambachtelijke productie. Tell Brak leverde ook kwaliteitsvolle Nuzi-ware en zegels met zowel Mitanni-kenmerken als internationale motieven. Nuzi-ware en Khabur-ware kwamen enige tijd parallel voor voordat Khabur-ware verdween [3](#page=3).
#### 2.3.3 Kemune/Zakhiku
Door extreme droogte in Irak daalde het waterpeil van het Mosul-reservoir, waardoor een goed bewaard gebleven stad uit ca. 1550–1350 v.Chr. zichtbaar werd. Deze locatie wordt geïdentificeerd als (mogelijk) Zakhiku, een belangrijk centrum van het Mitanni-rijk [3](#page=3).
> **Tip:** Besteed speciale aandacht aan de evolutie van het aardewerk (Habur Ware naar Nuzi Ware) en de kenmerken van de glyptiek, aangezien dit belangrijke culturele indicatoren zijn voor de Mitanni-periode.
> **Tip:** Noteer de geografische ligging van de belangrijkste sites en hun relatie tot rivieren en handelsroutes, dit helpt bij het begrijpen van hun strategische belang.
---
# Belangrijkste archeologische sites van Mitanni
Dit onderwerp bespreekt de cruciale archeologische vindplaatsen die ons begrip van de Mitanni-cultuur hebben verrijkt, met specifieke aandacht voor Tell al-Hamidiya, Tell Brak en Kemune/Zakhiku.
### 3.1 Tell al-Hamidiya (Ta'idu)
Tell al-Hamidiya, ook wel bekend als Ta'idu, was waarschijnlijk de hoofdstad van het Mitanni-rijk na Wassukanni (Tell Farikyah) en fungeerde zeker als een centraal administratief knooppunt. De stad strekte zich uit over ongeveer 250 hectare binnen haar muren en werd doorkruist door de Jaghjagh-rivier. De citadel, aangeduid als *kerḫu*, vormde het epicentrum van de stad en was gelegen op een kunstmatig aangelegd terras. De architectuur van de tempel vertoonde kenmerken van Zuid-Mesopotamische zigguratprincipes, met meerdere terrassen en een monumentale trap. Het "zuidwestelijke paleis", vermoedelijk het koninklijke verblijf, grensde aan de tempel en beide keken uit op een centraal plein [3](#page=3).
Binnen dit paleis werden ongeveer 50 beschreven objecten ontdekt, waaronder circa 20 kleitabletten die bierrantsoenen documenteerden. De namen en de context van deze personen wezen op een uitgesproken Hurritische achtergrond. Opvallend waren de vermeldingen van personen uit Egypte (Miṣru) en Ugarit, wat de status van Tell al-Hamidiya als een internationaal diplomatiek centrum bevestigt. Een vernietigingslaag suggereert dat de stad rond het einde van de Mitanni-imperiale periode is verwoest [3](#page=3).
### 3.2 Tell Brak
Tell Brak, het antieke Nagar, was een uitgestrekte stad met een lange bewoningsgeschiedenis en een van de vroegste stedelijke centra in Noord-Mesopotamië. Tijdens de Mitanni-periode was de nederzetting relatief beperkt, met een omvang van 10 tot 15 hectare, geconcentreerd op de verhoogde rug aan de noordelijke rand van de hoofdtell, aangevuld met een lagere nederzetting ten noorden van de heuvel [3](#page=3).
Het stadscomplex omvatte een Mitanni-paleis, een tempel en diverse gebouwen in Area HH. Het paleis volgde het model van andere paleizen uit de Late Bronstijd, met binnenplaatsen, verdiepingen, ovens, afvoersystemen en gespecialiseerde werkplaatsen. Hier werden vondsten gedaan zoals glasingots, metaalresten en ivoorbewerkingen, die duiden op een hoogontwikkelde ambachtelijke productie. Tell Brak leverde ook hoogwaardige Nuzi-waar en zegels die zowel Mitanni-kenmerken als internationale motieven vertoonden. Nuzi-waar en Khabur-waar kwamen enige tijd parallel voor voordat Khabur-waar verdween [3](#page=3).
### 3.3 Kemune/Zakhiku
Kemune, ook wel geïdentificeerd als het mogelijke Zakhiku, een belangrijk centrum van het Mitanni-rijk, is een voorbeeld van recenter archeologisch onderzoek. Door extreme droogte in Irak, die leidde tot een aanzienlijke daling van het waterpeil in het Mosul-reservoir, kwam een goed bewaard gebleven stad uit circa 1550–1350 v.Chr. tevoorschijn [3](#page=3).
Archeologen legden er een paleis bloot, een imposante fortificatie met muren en torens, een uitgestrekt magazijngebouw en een industrieel complex. De opslagstructuur duidt op grootschalige handelsactiviteiten en voorraadbeheerfuncties. In vijf keramische vaten werden meer dan 100 kleitabletten gevonden, waarvan sommige nog in hun originele kleien omslag zaten. Deze tabletten werden waarschijnlijk achtergelaten na een verwoestende aardbeving rond 1350 v.Chr.. De muren van ongebrande klei waren opmerkelijk goed bewaard gebleven dankzij de instortingslagen die hen beschermden onder water [4](#page=4).
### 3.4 Archeologische vondsten en inzichten in de Mitanni-cultuur
De archeologische vondsten op sites zoals Tell Brak en Kemune/Zakhiku bieden waardevolle inzichten in de Mitanni-cultuur. Het materiaal toont een hoogontwikkelde samenleving met uitgebreide internationale netwerken, wat wordt geïllustreerd door de vondsten van objecten en teksten met verwijzingen naar diverse regio's. De aanwezigheid van gespecialiseerde werkplaatsen voor glas, metaal en ivoor op Tell Brak getuigt van geavanceerde ambachtelijke productiemethoden. De ontdekking van kleitabletten, met name op Tell al-Hamidiya en Kemune, verschaft directe informatie over economische activiteiten, zoals rantsoenuitkeringen, en de samenstelling van de bevolking, met Hurritische en mogelijk Indo-Arische elementen. Deze sites benadrukken dat het Mitanni-rijk een complexe, dynamische en cultureel rijke staat was waarin Hurritische tradities en Indo-Arische elite-elementen samenkwamen. Ondanks de uitdagingen van beperkt onderzoek en schade aan vindplaatsen, worden deze voorheen onderbelichte machthebbers van de Late Bronstijd door dergelijk archeologisch bewijs steeds beter zichtbaar [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** Houd er rekening mee dat de Mitanni-cultuur nog steeds relatief weinig bestudeerd is, waardoor veel kennis gebaseerd is op beperkte vondsten en interpretaties. Daarom is het cruciaal om de specifieke context van elke archeologische vondst te begrijpen [4](#page=4).
---
# Conclusie over de Mitanni-cultuur
Het Mitanni-rijk vertegenwoordigde een complexe, dynamische en cultureel rijke staat, gekenmerkt door de samensmelting van Hurritische tradities en Indo-Arische elite-elementen. Ondanks de rijke culturele erfenis, is onze kennis over deze beschaving momenteel beperkt door onvoldoende onderzoek, significante schade aan archeologische vindplaatsen en slechte conservering van materiaal. Recent archeologisch onderzoek op vindplaatsen zoals Tell Brake en Kemune werpt echter nieuw licht op deze voorheen onderbelichte machthebber uit de Late Bronstijd. Het beschikbare archeologische bewijs duidt op een hoogontwikkelde samenleving met uitgebreide internationale netwerken [4](#page=4).
### 4.1 Archeologische vondsten en hun implicaties
Archeologische ontdekkingen hebben de structurele complexiteit van de Mitanni-staat aangetoond. Deze omvatten de identificatie van een paleis, een indrukwekkende fortificatie met muren en torens, een aanzienlijk magazijngebouw en een industrieel complex. De aanwezigheid van een grootschalige opslagstructuur suggereert belangrijke handels- en voorraadbeheerfuncties binnen het rijk [4](#page=4).
#### 4.1.1 Documentatie en conservering
Een belangrijke vondst betrof meer dan 100 kleitabletten, verspreid over vijf keramische vaten. Sommige van deze tabletten werden aangetroffen in hun oorspronkelijke kleien omslag. Het feit dat deze tabletten waarschijnlijk achtergelaten werden na een verwoestende aardbeving rond 1350 v.Chr. verklaart mede hun relatief goede conservering. De muren van ongebrande klei, die opvallend goed bewaard zijn gebleven, profiteerden van instortingslagen die hen onder water beschermden, wat leidde tot hun langdurige behoud [4](#page=4).
> **Tip:** De aardbeving rond 1350 v.Chr. speelt een cruciale rol in het begrip van de conservering van archeologisch materiaal uit deze periode. De instortingslagen die hieruit voortkwamen, hebben onbedoeld veel artefacten en structuren beschermd tegen verdere erosie en schade.
### 4.2 Verbanden met andere culturen en de toekomst van het onderzoek
De Mitanni-cultuur is een weerspiegeling van een fusie tussen inheemse Hurritische tradities en de invloed van een Indo-Arische elite. De verdere opgravingen en analyses op vindplaatsen zoals Tell Brake en Kemune zijn essentieel voor een dieper begrip van deze fascinerende, maar nog grotendeels ongrijpbare beschaving. De resultaten van dergelijk onderzoek zullen de Mitanni-staat in de context van de internationale betrekkingen van de Late Bronstijd beter plaatsen en onze kennis van de culturele en economische dynamiek van die tijd verrijken [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mitanni | Een machtig rijk in Boven-Mesopotamië dat tussen ca. 1600 en 1350 v.Chr. bestond, gedomineerd door de Hurrieten, met een dubbele culturele identiteit van Hurrietische bevolking en Indo-Arische elites. |
| Hurrieten | De bevolkingsgroep die de meerderheid van de bevolking vormde in het Mitanni-rijk en wiens taal, het Hurrietisch, veel voorkwam. |
| Indo-Arische troonnamen | Namen die door de koninklijke familie van Mitanni werden gedragen en duiden op een invloed van Indo-Arische elites, zichtbaar in namen, strijdwagencultuur en paardentraining. |
| Strijdwagencultuur | Het gebruik en de training van strijdwagens, een belangrijk aspect van de militaire en culturele elite in het Mitanni-rijk, met gedetailleerde trainingsprogramma's zoals beschreven door Kikkuli. |
| Paardentraining | Systematische programma's gericht op het conditioneren van paarden voor strijdwagens, met aandacht voor fysieke aspecten zoals sterke benen, cardiovasculair en musculair systeem, en neuromusculaire conditie. |
| Habigalbat | Een naam die Babylonische bronnen gebruikten om het gebied van het Mitanni-rijk aan te duiden, wat de variërende naamgeving door buurlanden illustreert. |
| Hanigalbat of Hani-Rabbat | Namen die Assyrische teksten gebruikten om het Mitanni-rijk te benoemen, wat de diplomatieke en interactieve aard van de regio onderstreept. |
| Naharin of Mitanni | Namen die Egyptische bronnen gebruikten voor het Mitanni-rijk, wat de omvang van hun diplomatieke en culturele invloed over grote afstanden aangeeft. |
| Habur Ware | Een type aardewerk dat kenmerkend is voor de vroege fase van de Mitanni-cultuur, vervaardigd op een wiel, goed gebakken en versierd met horizontale banden of driehoekmotieven. |
| Nuzi-waar | Een verfijnd type aardewerk dat zich ontwikkelde vanaf ca. 1500 v.Chr. in het Mitanni-rijk, gekenmerkt door elegant vervaardigde bekers en kommen, gedecoreerd met donkerbruine motieven op een lichte ondergrond, en soms geglazuurde objecten. |
| Glyptiek | Het kunstgenre van het snijden van zegels, dat in het Mitanni-rijk een belangrijke rol speelde, met ontwerpen in een hofstijl en een meer gewone stijl, vaak met mythologische en symbolische motieven. |
| Tell Brak | Een archeologische site die het oude Nagar was, een van de vroegste stedelijke centra in Noord-Mesopotamië, die tijdens de Mitanni-periode een aanzienlijke nederzetting was met een paleis, tempel en werkplaatsen die wijzen op verfijnde ambachtelijke productie. |
| Tell al-Hamidiya (Ta’idu) | Een belangrijke archeologische site die waarschijnlijk de hoofdstad van Mitanni was na Wassukanni, en diende als een centraal administratief centrum met een citadel, tempel en paleis waar kleitabletten met bierrantsoenen en verwijzingen naar internationale contacten werden gevonden. |
| Kemune/Zakhiku | Een archeologische vindplaats die tijdens een periode van extreme droogte zichtbaar werd, geïdentificeerd als een mogelijk belangrijk centrum van het Mitanni-rijk, met een paleis, fortificaties en een opslaggebouw dat wijst op grootschalige handel en meer dan 100 kleitabletten. |
Cover
Samenvatting Ur - Eponine Cant en Manon Wittevrongel.pdf
Summary
# De geschiedenis en opgravingen van Ur
Dit onderwerp behandelt de geografische ligging van Ur, de chronologische periodes van de stad, en de evoluerende geschiedenis van archeologische opgravingen die op de site zijn uitgevoerd door diverse archeologen en instituten.
### 1.1 Locatie en geografische context
Ur bevindt zich in het huidige zuidoostelijke Irak op de locatie die tegenwoordig bekend staat als Tell el-Muqayyar. Het was een vooraanstaande Soemerische stad in Zuid-Mesopotamië. De stad lag strategisch aan de Eufraat, nabij de samenvloeiing van de Eufraat en de Tigris, en niet ver van de kust van de Perzische Golf [2](#page=2).
### 1.2 Opgravingsgeschiedenis
De site van Ur was altijd zichtbaar, zelfs voordat de stad herontdekt werd. De eerste archeologische interesse ontstond in 1850, toen William Loftus een bouwsteen van de site meenam naar Engeland. Na onderzoek en vertaling van het artefact door Henry Rawlinson, kon de site definitief worden gelinkt aan de historische stad Ur [2](#page=2).
De eerste officiële opgravingen vonden plaats in 1853, 1854 en 1858, onder leiding van archeoloog John George Taylor in opdracht van The British Museum. Hieropvolgend verrichtte Reginald Campbell Thompson in 1918 metingen die de basis legden voor een grootschalige expeditie tussen 1922 en 1934. Deze omvangrijke opgraving werd geleid door Sir Charles Leonard Woolley en gezamenlijk gefinancierd door The British Museum en de Universiteit van Pennsylvania, wat verklaart waarom een deel van de vondsten in het museum van Pennsylvania wordt bewaard [2](#page=2).
Meer recent onderzoek werd gestart in 2015 onder leiding van Elizabeth C. Stone en Paul Zimansky van de State University of New York. Dit onderzoek richtte zich op een eerder door Woolley onderzochte zone, aangeduid als AH. De eerste fase van dit onderzoek focuste op een Oud-Babylonisch woongebied, gevolgd door een Neo-Babylonisch woongebied. In 2017 en 2019 onderzocht een team van de Ludwig-Maximilians-Universiteit van München, onder leiding van archeologe Adelheid Otto, een stedelijk gebied naast het AH-gebied. De meest recente opgraving vond plaats in 2023 door de Universiteit van Pennsylvania, hoewel er over dit onderzoek nog geen publicaties zijn verschenen [2](#page=2).
> **Tip:** De opgravingsgeschiedenis van Ur illustreert de evolutie van archeologische methoden en de toenemende samenwerking tussen internationale instituten.
### 1.3 Chronologie van Ur
De bespreking van de chronologie van Ur focust op periodes met archeologische vondsten [2](#page=2).
* **Ubaid-periode (circa 5500-4000/3700 v.C.):** Dit markeert de oudste sporen van bewoning op de site [2](#page=2).
* **Uruk-periode (circa 4000-3100 v.C.):** In deze periode voltrok zich de transitie naar een stedelijke samenleving [2](#page=2).
* **Vroeg-Dynastieke periode (ED) (circa 2900-2350 v.C.):** Deze periode wordt verder onderverdeeld in EDI, EDII, en EDIIIa/IIIb. De derde subperiode (circa 2600-2334 v.C.) is bijzonder significant vanwege de vondst van de koningsgraven van Ur [2](#page=2).
* **Akkadische periode (circa 2350-2150 v.C.):** Volgt op de Vroeg-Dynastieke periode [2](#page=2).
* **Ur III-periode (circa 2111-2004 v.C.):** Deze periode is vernoemd naar de derde dynastie van Ur en geldt als de grootste bloeiperiode van de stad [2](#page=2).
* **Oud-Babylonische periode (circa 2000-1600 v.C.):** Periode na de Ur III-dynastie [2](#page=2).
* **Neo-Babylonische periode (circa 626-539 v.C.):** De laatste chronologische periode die in detail wordt besproken [2](#page=2).
Rond 530 v.C. werd Ur veroverd door het Perzische rijk, waarna de stad relatief snel in verval raakte [2](#page=2).
> **Example:** De ontdekking van de koningsgraven uit de Vroeg-Dynastieke periode (EDIII) heeft cruciaal inzicht gegeven in de sociale hiërarchie en rituelen van die tijd [2](#page=2).
---
# Architectuur en stadsindeling van Ur
Dit onderwerp behandelt de bouwmaterialen, huisstructuren en algemene stadselementen van Ur, met bijzondere aandacht voor de Larsa en Neo-Babylonische periodes.
### 2.1 Algemene stadselementen
Rond 2100 v.o.t., onder Ur-Nammu, besloeg Ur een oppervlakte van circa 63 hectare met ongeveer 30.000 inwoners. De stad was omgeven door versterkte muren van gebakken steen en wallen van mudbrick, wat samen met een gracht rondom de stad zorgde voor defensie en waterbeheer. Havens in het noorden en westen vergemakkelijkten de toegang tot de Eufraat. Ur beschikte over een geavanceerd hydrologisch systeem met dammen, sluizen, afvoerbuizen, leidingen en kanalen [3](#page=3).
Binnen de stad bevonden zich publieke, religieuze gebouwen en woonwijken. Een ommuurde zone, door Woolley een temenos genoemd, concentreerde belangrijke gebouwen. Buiten deze zone stonden onder andere de Enki tempel en het paleis van Nabonidus [3](#page=3).
### 2.2 Bouwmaterialen en architectuur van huizen
Vanwege schaarste aan grondstoffen in Mesopotamië werd voornamelijk gebruik gemaakt van mudbricks. Ongebakken mudbricks waren het meest voorkomend in gewone woonhuizen, maar waren gevoelig voor verwering. Gebakken mudbricks, of bakstenen, waren duurzamer en werden toegepast in de buitenste lagen van belangrijke gebouwen, als funderingen en vochtwerende lagen. Bij constructies met bakstenen werd bitumen, een soort teer, gebruikt als bindmiddel. Hout en steen werden uitzonderlijk gebruikt, voornamelijk voor dakbedekking en funderingen, vanwege hun zeldzaamheid [3](#page=3).
#### 2.2.1 Larsa periode (2004-1760 v.C.)
Tijdens de Larsa periode was de stadsplanning onregelmatig en werden huizen dicht op elkaar gebouwd. De straten waren ongeplaveid en bochtig. Huizen waren rond een centrale binnenplaats gebouwd, met toegang tot de kamers. Deze konden tot 10 kamers bevatten en hadden vermoedelijk twee verdiepingen. Sommige huizen hadden onder de vloer mogelijk een familiegrafkamer. Kleinere, eenvoudigere gebouwen met twee kamers werden geïnterpreteerd als winkels. Andere kleinere constructies werden toegeschreven aan mogelijke openbare kapellen [3](#page=3).
#### 2.2.2 Neo-Babylonische periode
In de Neo-Babylonische periode werd de stad herbouwd volgens een meer planmatig stelsel [4](#page=4).
### 2.3 Religieuze architectuur
#### 2.3.1 De Ziggurat van Ur
De ziggurat van Ur, gewijd aan Nanna/Sin, de Soemerische god van de maan, is een veelvoorkomend tempeltype uit Mesopotamië bestaande uit een trapsgewijze tempeltoren. Bovenop zou een kleinere tempel voor Nanna hebben gestaan. Het complex, gebouwd door Ur-Nammu en zijn zoon Shulgi, was primair van mudbrick, met een buitenzijde bekleed met gebakken steen ter bescherming tegen weersinvloeden. Bitumen diende als mortel voor de vloer. Volgens Woolley was de ziggurat mogelijk gekleurd om de kosmos voor te stellen, met lagen in zwart, rood en blauw bovenaan. Het gebouw werd tweemaal gerestaureerd [4](#page=4).
#### 2.3.2 Andere religieuze en publieke gebouwen in de temenos
Binnen de temenos bevonden zich de Giparu, het verblijf van de entu-priesteres, een hoge priesteres van koninklijk bloed die de god Nanna representeerde en zijn vrouw Ningal. Hierin was ook een tempel voor Ningal. De E-Dub-lal-mah fungeerde als poort, rechtbank en opslagplaats voor gerechtelijke dossiers. De rechthoekige zone rond de ziggurat heette de Etemen-nigur. Daarnaast was er The Court of Nanna, een binnenplaats omringd door dikke muren met meerdere kamers. De functie van de E-khursag is onzeker; de vorm suggereert een paleis, maar het wordt genoemd in tempelhymnen [4](#page=4).
### 2.4 Paleizen en andere publieke gebouwen
Het "paleis van Nabonidus", ook bekend als "het paleis van Bel-Shalti-Nannar", dateert uit de Neo-Babylonische periode en is met grote zekerheid geïdentificeerd als een paleis. Andere publieke gebouwen omvatten openbare kapelletjes, een schathuis en een rechtsgebouw. Het schathuis en rechtsgebouw waren geïntegreerd in één gebouw dat diende als opslagplaats voor goederen en een poort waar vermoedelijk vonnissen werden uitgesproken. Dit gebouw staat ook bekend als "de tempel van Ningal" [6](#page=6).
---
# Religie, politiek en sociale structuur in Ur
Dit onderwerp verkent de nauwe banden tussen religie, politieke macht en de evolutie van de sociale en juridische structuren in de oude stad Ur.
### 3.1 Religieuze aspecten
De centrale godheid van Ur was Nanna, de Soemerische god van de maan, ook wel bekend als Sin. De stad werd gedomineerd door de imposante ziggurat van Ur, een trapvormige tempeltoren gewijd aan Nanna. Bovenop bevond zich een kleinere tempel waar men geloofde dat de god en zijn gevolg verbleven wanneer hij de aarde bezocht. Dit bouwwerk, evenals de nabijgelegen Giparu (het verblijf van de entu-priesteres), werd gebouwd door Ur-Nammu en zijn zoon Shulgi. De ziggurat was primair opgetrokken uit moddersteen, met een buitenlaag van gebakken steen ter bescherming tegen de elementen, en bitumen als mortel. Een reconstructie suggereert dat de ziggurat mogelijk gekleurd was om de kosmos voor te stellen, met lagen in zwart, rood en blauw. Restauraties vonden plaats in de 6e eeuw v.Chr. door koning Nabonidus en in 1980 [4](#page=4).
Andere belangrijke religieuze en administratieve gebouwen binnen de temenos (heilige omheining) waren de Giparu, het residentiecomplex van de entu-priesteres, een hooggeplaatste priesteres van koninklijk bloed die Nanna vertegenwoordigde en zijn vrouw Ningal symboliseerde. Hier bevond zich ook een tempel voor Ningal. De E-Dub-lal-mah fungeerde als een poort, rechtbank en archief voor gerechtelijke documenten. Het gebied rond de ziggurat stond bekend als de Etemen-an-nigur, en daarnaast lag The Court of Nanna, een ommuurde binnenplaats met diverse kamers. De functie van de E-khursag is onzeker; de vorm suggereert een paleis, maar het wordt ook vermeld in tempelhymnen van Ur. Buiten de temenos bevonden zich tempels voor Enki (god van magie) en Ningisjzida [4](#page=4) [5](#page=5).
### 3.2 Politieke macht en controle
Koninklijke macht in Ur manifesteerde zich voor het eerst duidelijk in de Vroeg-dynastiek IIIB, zoals aangetoond door de tombe van koningin Puabi. Mesannepada wordt in de Soemerische koningslijst genoemd als de stichter van de eerste dynastie van Ur en als koning van Kish. Na deze periode volgde Akkadische overheersing onder leiding van Sargon van Akkad [5](#page=5).
De gouden eeuw van Ur wordt geassocieerd met de Derde Dynastie van Ur, gesticht door Ur-Nammu en voortgezet door zijn zoon Shulgi. Onder hun heerschappij kende Ur een periode van grote territoriale expansie, economische voorspoed en culturele bloei. De Neo-Babylonische periode markeerde een laatste opleving van de stad, met koning Nabonidus die onder meer het gebruik van de entu-priesteres opnieuw introduceerde [5](#page=5).
> **Tip:** De dynastieën van Ur vertegenwoordigen belangrijke fasen in de politieke ontwikkeling van de stad. Het is nuttig om de belangrijkste heersers en hun bijdragen te onthouden.
### 3.3 Sociale structuur
Uit de Vroeg-dynastiek III (ED III) blijkt een aanzienlijke sociale ongelijkheid, zichtbaar in de graven. Recent onderzoek op basis van spijkerschrifttabletten suggereert echter dat er mogelijk sprake was van sociale mobiliteit. In deze periode konden zowel mannen als vrouwen machtsposities bekleden, wat wijst op een zekere mate van gelijkheid [5](#page=5).
Gedurende de Ur III periode begonnen vrouwen echter een deel van hun rechten te verliezen, terwijl de rechten van mannen gelijk bleven. Slaven hadden de minste rechten. Tijdens de Oud-Babylonische periode ontwikkelde zich een systeem van juridische klassenverschillen, zoals vastgelegd in de codex van Hammurabi [5](#page=5) [6](#page=6).
### 3.4 Legaal systeem
Het sociale systeem van Ur is gedocumenteerd uit twee belangrijke perioden [6](#page=6).
De Ur III periode kende de stèle met de codex van Ur-Nammu. Deze wetten werden beschouwd als van goddelijke oorsprong, afkomstig van de god van de gerechtigheid, Šamaš. De codex van Ur-Nammu is de oudst bekende verzameling wetten en de eerste van zijn dynastie [6](#page=6).
Uit de Oud-Babylonische periode stamt de codex van Hammurabi, de langste, best georganiseerde en best bewaarde juridische tekst uit het Oude Nabije Oosten. In deze wetten is het principe van "oog om oog, tand om tand" prominent aanwezig [6](#page=6).
> **Tip:** De codex van Ur-Nammu en de codex van Hammurabi zijn cruciale bronnen voor het begrip van de juridische en sociale structuren van hun respectievelijke periodes. Let op de verschillen en overeenkomsten.
### 3.5 Paleizen en andere publieke gebouwen
Een constructie waarvan met grote zekerheid kan worden vastgesteld dat het een paleis was, dateert uit de Neo-Babylonische periode en staat bekend als het paleis van Nabonidus, of later het paleis van Bel-Shalti-Nannar, de dochter van koning Nabonidus [6](#page=6).
Naast de openbare kapellen (zie architectuur) waren er ook een schathuis en een rechtsgebouw. Deze functies waren gecombineerd in één gebouw dat diende als opslagplaats voor goederen en waarvan een poort fungeerde als het rechtsgebouw, waar vermoedelijk vonnissen werden uitgesproken. Dit gebouw staat ook bekend als de tempel van Ningal (zie religie) [6](#page=6).
---
# Materiële cultuur, begraafplaatsen en economie van Ur
Dit onderwerp duikt in de fascinerende materiële vondsten uit de koninklijke graven van Ur, de bijbehorende begrafenisrituelen en de economische basis van de stad.
### 4.1 Begraafplaatsen in Ur
De belangrijkste periode voor de begraafplaatsen van Ur wordt geassocieerd met de Vroeg-Dynastiek IIIa. Archeoloog Woolley ontdekte hier ongeveer 2000 graven, waarvan 16 uitzonderlijk groot en rijk waren aan materiële cultuur, wat duidt op koninklijke graven of "Royal Tombs" (RT). Deze RT werden gebruikt voor zowel koningen als koninginnen [7](#page=7).
#### 4.1.1 Kenmerken van koninklijke graven
De koninklijke graven waren schachtgraven, wat betekent dat ze diep in de grond waren uitgegraven. De grafgiften waren indrukwekkend en omvatten gouden vaten, wapens, werktuigen, sieraden en muziekinstrumenten zoals lieren en harpen. Opvallende vondsten zijn de gouden helm van Meskalamdug en een gouden stierenkop op een harp [7](#page=7).
#### 4.1.2 Het graf van koningin Puabi
Een van de meest significante ontdekkingen was het graf van koningin Puabi (RT/800), die leefde in de 24e/25e eeuw v.C.. Haar graf was ongeschonden en bevatte een uitgebreide collectie gouden juwelen. Haar koninklijke status werd definitief bevestigd door haar rolzegel, vervaardigd uit lapis lazuli. Het is vermeldenswaardig dat er ook twee andere, niet-geïdentificeerde zegels in haar graf werden aangetroffen [7](#page=7).
#### 4.1.3 Rituele offers in koninklijke graven
Bij de ingangen van de koninklijke graven werden extra skeletten van 6 tot 80 personen gevonden. Woolley suggereerde dat dit leden van de hofhouding waren die een gifbeker dronken. Recent onderzoek met CT-scans suggereert echter dat deze personen mogelijk met een scherp object zijn vermoord. Deze extra lichamen bevonden zich in aparte kamers die bekend staan als "Death Pits" [7](#page=7).
Naast mensenoffers waren er ook dierenoffers; volledige runderskeletten werden aangetroffen in de koninklijke graven, soms nog op een kar. Kleinere, armere graven bevatten daarentegen slechts delen van dierenskeletten [7](#page=7).
#### 4.1.4 Andere begrafenispraktijken
Naast de 16 koninklijke graven waren er ongeveer 1850 private graven die weinig tot geen grafgiften bevatten. In de Ur III periode werden koningen begraven in mausolea, die waren uitgerust met afvoergootjes voor plengoffers, aangezien de overleden koningen vaak werden vergoddelijkt. Deze mausolea werden echter in de oudheid al leeggeroofd, waardoor geen giften zijn teruggevonden. Voor private graven bleef het oude kerkhof gedurende deze periode in gebruik [7](#page=7).
### 4.2 Materiële cultuur: de belangrijkste vondsten
De materiële cultuur van Ur, met name uit de "Royal Cemetery", biedt een rijke inkijk in het leven en de overtuigingen van deze oude beschaving.
#### 4.2.1 De Standaard van Ur
De Standaard van Ur is een houten doosje, versierd met mozaïekscènes vervaardigd uit schelp, rode kalksteen en lapis lazuli. Eén zijde toont een oorlogsscène, met een Soemerisch leger dat de vijand aanvalt, mogelijk geleid door de groot afgebeelde figuur in het midden. De andere zijde toont mannen die dieren brengen als buit of eerbetoon. Bovenin is de koning te zien tijdens een banket met een zanger en een man op een lier. Dit artefact dateert van rond 2500 v.C.. De precieze functie is onbekend, met interpretaties variërend van een militaire standaard tot een muziekdoos of een bewaarkistje voor belangrijke zaken. De standaard belicht zowel het militaire aspect van het Soemerische koningschap als de rol van de koning als intermediair tussen mensen en goden [8](#page=8).
#### 4.2.2 Puabi's hoofdtooi
In de tombe van Puabi vond Woolley haar hoofdtooi, die dateert uit 2600 v.C.. Deze bestaat uit een kralenketting met een bladgouden ornament, met telkens vier horizontaal geplaatste kralen van lapis lazuli en carneool [8](#page=8).
#### 4.2.3 Het spelbord van Ur
Het spelbord van Ur werd gevonden in verschillende rijkere graven en werd aanvankelijk beschouwd als een hulpmiddel voor de overledene in het hiernamaals. Recentere interpretaties suggereren echter een mogelijke link met astronomie, specifiek de positie van de dierenriem. De regels van het spel zijn bewaard gebleven op een spijkerschrifttablet uit 177 v.C., dat recentelijk werd vertaald door Dr. Irving Finkel [8](#page=8).
### 4.3 Economie van Ur
De economie van Ur was sterk verbonden met haar strategische ligging aan de kust van de Perzische Golf, wat de aanwezigheid van twee grote havens verklaart. Twee kernaspecten vormden de economische basis: landbouw en handel [8](#page=8).
#### 4.3.1 Landbouw
Irrigatie speelde een cruciale rol in de landbouwontwikkeling van Ur. Twee factoren droegen bij aan de optimale ontwikkeling: specialisatie binnen de landbouw en een toegenomen gewasproductie. Een ander belangrijk aspect was de focus op wolproductie en de ontwikkeling van een bloeiende textielindustrie tijdens de Derde Dynastie van Ur [9](#page=9).
#### 4.3.2 Handel
De handel van Ur reikte verder dan de directe kustlijn van de Perzische Golf. Via handelsroutes bereikte men onder andere de Indusvallei. Hier werd textiel verhandeld in ruil voor goederen zoals metalen, edelstenen, leren producten, sesamolie en gerst [9](#page=9).
### 4.4 Schriftcultuur en tabletten
Het schrift deed zijn intrede in Ur rond 3100-2900 v.C.. Tijdens de Vroeg-Dynastieke periode (ED) begon men in het Sumerisch te schrijven, nadat deze taal door Koning Mesannepada werd geïntroduceerd. Informatie over Mesannepada is afkomstig van zegels gevonden in RT en een kraal uit de schat van Ur bij Mari, waar hij wordt aangeduid als de brenger van het koningschap naar Ur en koning van Kish [9](#page=9).
Uit de Vroeg-Dynastieke periode zijn honderden teksten bekend, afkomstig uit huishoudelijke en tempelarchieven, evenals niet-administratieve onderwerpen. In de Ur III periode zijn er naar schatting 120.000 documenten bekend. Koning Shulgi was vermoedelijk verantwoordelijk voor de standaardisatie van administratieve processen en archivering. Uit de Oud-Babylonische periode zijn er eveneens archieven, hoewel deze voornamelijk privé werden bijgehouden [9](#page=9).
### 4.5 Ondergang van Ur
De val van de Derde Dynastie van Ur rond 2004 v.C., veroorzaakt door de inval van de Elamieten, leidde tot het verlies van Ur's politieke macht. De stad bleef echter een belangrijk religieus centrum. Sommige onderzoekers schatten dat Ur tegen de Perzische periode, rond 500 v.C., definitief verlaten werd. Factoren die hieraan mogelijk hebben bijgedragen, zijn de veranderde meander van de Eufraat, wat leidde tot toenemende droogte en verzilting van de bodem, waardoor het landbouwproces degradeerde en de voedselproductie instabiel werd. Bovendien verloor Ur zijn prominente rol in de handel [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mudbrick | Een bouwmateriaal gemaakt van klei gemengd met water en organisch materiaal, dat aan de lucht wordt gedroogd. Het werd veelvuldig gebruikt in de architectuur van het oude Nabije Oosten vanwege de lokale beschikbaarheid, hoewel het minder duurzaam was dan gebakken steen. |
| Temenos | Een ommuurde heilige zone in een oude stad, waarin belangrijke religieuze en bestuurlijke gebouwen zijn geconcentreerd. In Ur werd deze zone door Woolley zo genoemd en bevatte onder andere de ziggurat. |
| Bitumen | Een natuurlijke teerachtige substantie die wordt gebruikt als bindmiddel, waterdichtingsmiddel of mortel in de bouw. Het werd in Mesopotamië, waar steen schaars was, gebruikt in combinatie met gebakken bakstenen voor constructies. |
| Ziggurat | Een monumentale, trapsgewijze tempeltoren die veel voorkomt in Mesopotamische steden. De ziggurat van Ur was gewijd aan de maan god Nanna/Sin en diende waarschijnlijk als een religieus centrum en verbinding tussen hemel en aarde. |
| Entu-priesteres | Een hogepriesteres van koninklijke bloede, toegewijd aan de god Nanna in Ur. Zij vertegenwoordigde de goddelijke vrouw Ningal en speelde een belangrijke rol in religieuze ceremonies en rituelen. |
| Vroeg-Dynastieke periode (ED) | Een periode in de Mesopotamische geschiedenis (circa 2900-2350 v.C.) die gekenmerkt wordt door de opkomst van stadstaten en koninklijke dynastieën. Deze periode wordt verder onderverdeeld in EDI, EDII en EDIII. |
| Akkadische periode | De periode waarin het Akkadische Rijk onder heerschappij van Sargon van Akkad heerste over Mesopotamië (circa 2350-2150 v.C.). Ur werd deel van dit rijk en onderging Akkadische invloed. |
| Ur III periode | De periode van de Derde Dynastie van Ur, beschouwd als de grootste bloeiperiode van de stad (circa 2111-2004 v.C.). Deze periode wordt gekenmerkt door politieke stabiliteit, economische welvaart en culturele bloei. |
| Oud-Babylonische periode | Een belangrijke periode in de Mesopotamische geschiedenis na de val van Ur III, waarin Babylon dominant werd (circa 2000-1600 v.C.). Wetgeving, zoals de codex van Hammurabi, ontwikkelde zich in deze tijd. |
| Neo-Babylonische periode | De periode van het Nieuw-Babylonische Rijk, na de Assyrische overheersing, gekenmerkt door een laatste opleving van Babylonische macht (circa 626-539 v.C.). Ur kende in deze tijd nog enige wederopbouw en activiteit. |
| Codex van Ur-Nammu | Een van de oudste bekende wettencollecties uit het oude Nabije Oosten, afkomstig uit de Ur III periode. Deze stèle, waarschijnlijk geïnspireerd door de god van gerechtigheid, bevat wetten die het sociale leven regelden. |
| Codex van Hammurabi | Een uitgebreide en goed bewaarde wettencollectie uit de Oud-Babylonische periode, beroemd om zijn "oog om oog, tand om tand"-principe. De codex geeft inzicht in het rechtssysteem en de sociale structuur van die tijd. |
| Royal Cemetery (Koninklijke Begraafplaats) | Een reeks rijke en monumentale graven uit de Vroeg-Dynastieke periode in Ur, waarin koningen, koninginnen en hooggeplaatste personen werden begraven met uitgebreide grafgiften, waaronder goud, juwelen en wapens. |
| Death Pits | Aparte ruimtes gevonden bij de koninklijke graven in Ur, waarin extra skeletten werden aangetroffen. Deze worden geïnterpreteerd als bewijs van mensenoffers, waarbij leden van de hofhouding samen met de heerser werden begraven. |
| Standaard van Ur | Een decoratieve houten doos, versierd met mozaïekscenes, die waarschijnlijk rond 2500 v.C. dateert. Het toont zowel militaire aspecten als scènes van vrede en ceremonie, en illustreert het koningschap en de relatie met goden. |
| Lapis Lazuli | Een diepblauwe halfedelsteen die al sinds de oudheid gewaardeerd wordt en gebruikt werd voor juwelen, inlegwerk en decoratieve objecten. In Ur werd het veelvuldig gevonden in de koninklijke graven, wat wijst op handel met verre regio's. |
| Cilinderzegel | Een klein, cilindervormig object, meestal gemaakt van steen, met ingesneden afbeeldingen en schrifttekens. Cilinderzegels werden gebruikt om documenten te verzegelen en als persoonlijke identificatiemiddelen. |
Cover
Tell Beydar - Marit Adriaanse & Geike Zaman.pdf
Summary
# Geografie en opgraafgeschiedenis van Tell Beydar
Tell Beydar is een belangrijke archeologische vindplaats in Noord-Mesopotamië, waarvan de geografische ligging en de geschiedenis van de archeologische opgravingen de ontwikkeling en bewoning van de site in verschillende periodes belichten.
### 1.1 Geografische ligging
Tell Beydar is gelegen in noord-Mesopotamië, in het huidige Syrië. De vindplaats bevindt zich op de vruchtbare vlakte van Jezireh. Specifiek ligt de site nabij de rechteroever van Wadi Uwaji, een zijrivier van de Khabur-rivier. Dit plaatst Tell Beydar binnen de zogenaamde "Khabur driehoek", een delta die door zijrivieren van de Eufraat wordt gevormd, maar niet direct aan zee ligt. De jaarlijkse neerslag in dit gebied is voldoende voor regenlandbouw [3](#page=3).
### 1.2 Opgraafgeschiedenis
De archeologische interesse in Tell Beydar begon reeds in 1927, toen Poidebard de site fotografeerde. In de jaren twintig werden er kleine opgravingen uitgevoerd, waarbij men de site ten onrechte aanzag voor een deel van een Romeinse grensversterking [3](#page=3).
Een belangrijke fase in het onderzoek startte in 1991 met twee verkennende boringen en de opstelling van een topografische kaart door een team onder leiding van Marc Lebeau. Vanaf 1992 begonnen de daadwerkelijke opgravingen, uitgevoerd door een gemengd Europees-Syrisch team onder leiding van Marc Lebeau en Antoine Suleiman. In totaal zijn er 17 opgravingscampagnes op de site gehouden [3](#page=3).
### 1.3 Tijdsperioden van bewoning
* **Ontstaan en Vroeg-Dynastische periode:** Tell Beydar ontstond rond 2600 v.Chr., tijdens de overgang van het Vroeg-Dynastisch II naar het Vroeg-Dynastisch III. Het functioneerde in deze periode als een onafhankelijke stadstaat. Later kwam Tell Beydar onder het bestuur van het koninkrijk van Nagar (gelegen bij Tell Brak) [3](#page=3).
* **Verlating rond 2400 v.Chr.:** Rond 2400 v.Chr. werden diverse stadstaten in Mesopotamië verlaten, waaronder Tell Beydar. De exacte redenen hiervoor zijn onzeker; er zijn geen duidelijke sporen van grootschalige branden of verwoestingen gevonden. Mogelijke hypothesen voor dit verval omvatten klimaatverandering die de regio droger maakte, en demografische groei die leidde tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen [3](#page=3).
* **Akadiërs (circa 2350 v.Chr.):** De site werd opnieuw bewoond vanaf circa 2350 v.Chr. door de Akkadiërs. De bewoning was in deze periode aanzienlijk minder omvangrijk, met een populatie die voornamelijk het bovenste deel van de site bewoonde. Na de Akkadische periode werd de site opnieuw verlaten [3](#page=3).
* **Mitanni periode (vanaf 1400 v.Chr.):** Vanaf circa 1400 v.Chr. vestigden de Mitanni zich in het gebied en bewonen zij ook Tell Beydar. Zij bouwden de benedenstad [3](#page=3).
* **Neo-Assyrische periode (911-610 v.Chr.):** Na de Mitanni volgde een Neo-Assyrische periode waarin de benedenstad eveneens bewoond werd [3](#page=3).
* **Hellenistische periode (150-70 v.Chr.):** De site kende ten slotte nog bewoning in de Hellenistische periode, van 150 tot 70 v.Chr. [3](#page=3).
> **Tip:** Houd bij het bestuderen van deze periode rekening met de mogelijke correlatie tussen archeologische vondsten en de beschreven periodes van bewoning en verlating. De verschillende lagen op de site weerspiegelen de opeenvolging van deze culturen en gebeurtenissen.
---
# Architectuur en stedelijke opbouw van Tell Beydar
De architectuur en stedelijke opbouw van Tell Beydar kenmerken zich door een gelaagde en verdedigbare structuur, met specifieke architectonische kenmerken voor het paleis, tempels en woonhuizen.
### 2.1 Opbouw van de site
Tell Beydar is een site van 22 hectare met een circulaire opbouw, gekenmerkt door terrassen die hoogteverschillen creëren. In het vroege 3e millennium v.Chr. werd de Acropolis, de bovenstad omringd door een verdedigingsmuur met zeven poorten, op het hoogste punt gebouwd. Deze kern, Beydar I, werd tijdens de 14e eeuw v.Chr. uitgebreid met een benedenstad, Beydar II, eveneens omringd door verdedigingswerken door de Mitanni. Deze "cup-and-saucer tell" of "Kranzhügel tell" structuur is typisch voor archeologische sites met verhoogde kernen. De Acropolis huisvestte het paleis, meerdere tempels, opslagkamers en werkplaatsen, maar geen woonhuizen. De toegang tot de Acropolis bevindt zich in het zuiden en is bereikbaar via een monumentale trap. Verder zuidwaarts, op ongeveer 1 kilometer afstand, is Beydar III gevonden, een site uit het laat chalcolithicum (4300-3700 v.Chr.) [4](#page=4).
### 2.2 Paleis
Het paleis van Tell Beydar had vier hoofdfuncties. Op de begane grond bevonden zich vertrekken voor de ontvangst van bezoekers door stadsautoriteiten en opslagkamers voor waardevolle goederen. De eerste verdieping, die niet bewaard is gebleven, diende als residentie voor de heerser en voor administratieve werkzaamheden, aangezien het paleis ook het administratieve centrum van de stad was [4](#page=4).
De bloeiperiode van Tell Beydar in de eerste helft van het 3e millennium v.Chr. werd gekenmerkt door een eigen heerser en een hoogtepunt in bevolkingsaantal. Deze periode van zelfbestuur eindigde toen Tell Beydar deel werd van het Koninkrijk Nagar (Tell Brak), waarna de audiëntiezaal zijn functie verloor [4](#page=4).
Het paleis kent drie bouwfases. Fase 1 (rond 2500 v.Chr.) markeert de bouw van het paleis tijdens de periode van zelfbestuur. In fase 2 werden opslagruimtes toegevoegd aan de oost- en noordwestzijde, welke geselecteerd zijn voor de huidige restauratie. Fase 3 zag een verhoging van de paleisvloeren in het westen en de toevoeging van kamers op de eerste verdieping [4](#page=4).
### 2.3 Tempels
Tempels op Tell Beydar vertonen specifieke architectonische kenmerken. Voor de ingangen van de tempels bevinden zich straatverwijdingen, waaronder een plein voor Tempel A. De façades aan de buitenzijde zijn versierd met uitsparingen en nissen. De toegang geschiedde via een trap en een dubbele deur, gevolgd door een lange gang. In sommige tempels werd in de entreehal een vissengraatpatroon van gebakken stenen aangetroffen [5](#page=5).
Centraal in de tempels bevond zich een ceremoniële ruimte met een versierd leemstenen blok, ongeveer even hoog als de tempelmuren. Dit monumentale blok was altijd rechts van de ingang georiënteerd en werd pas zichtbaar bij het betreden van de ruimte. In deze ruimte waren tevens een bankje en een laag podium, waarschijnlijk gerelateerd aan offerbereiding en -uitvoering. Verder waren tempels voorzien van een cella en minimaal twee toiletten [5](#page=5).
Er zijn vijf gebouwen geïdentificeerd als tempels. Tempel A, aangebouwd tegen de zuidkant van het paleis, toont resten van een trap op de begane grond, wat duidt op een verdwenen extra verdieping. Tempel A werd herbouwd tijdens de Akkadische periode. Ten zuiden van Tempel A bevinden zich Tempels B en C, naast elkaar gelegen. Een nabijgelegen gebouw, aan de overkant van de weg, wordt geassocieerd met Tempels B en C en bevatte werkplaatsen en opslagkamers. Tempel D, gelegen ten oosten van Tempels B en C, heeft een L-vormige plattegrond en werd tijdens de Akkadische periode omgebouwd tot woonhuis voor de militaire leider. De grootste tempel, Tempel E, is recent ontdekt en bevindt zich ten zuiden van Tempels B en C, buiten de Acropolis [5](#page=5).
### 2.4 Woonhuizen
Relatief weinig woonhuizen zijn teruggevonden, voornamelijk omdat de Acropolis, waar de belangrijkste gebouwen stonden, het meest is opgegraven. Ten noorden van de Acropolis zijn aan weerszijden van een geplaveide straat een aantal woonhuizen gevonden. Deze huizen waren rechthoekig, relatief klein (gemiddeld 40 m²) en hadden enkel een begane grond. Er zijn geen resten van trappen gevonden en de muren waren niet stevig genoeg om een extra verdieping te dragen [5](#page=5).
Tell Beydar beschikte over een geavanceerd drainage systeem. In belangrijke gebouwen zoals het paleis en tempels zijn buizen en geulen voor waterafvoer aangetroffen. Ook in woonhuizen werden drainage systemen gevonden. Er was een centraal kanalisatiesysteem dat begon op de binnenplaats van het paleis en zich door de stad naar beneden bewoog [5](#page=5).
---
# Materiële cultuur en begrafenispraktijken
Dit onderdeel onderzoekt de materiële cultuur van Tell Beydar, met een specifieke focus op grafcultus, metaalbewerking, keramiek, glyptiek en schrift, gebaseerd op de vondsten in de documentatie [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.1 Grafcultus
Het merendeel van de begraven personen in Tell Beydar dateert uit de vroeg-Dynastische periode en werd gevonden onder huizen of op een begraafplaats buiten de noordelijke stadspoort. De graven waren overwegend kuilgraven, soms overdekt met mudbricks in een visgraatpatroon, of schachtgraven. Kinderen werden vaak begraven in potten. Alle geïnhumeerde doden lagen op hun zij, in een gehurkte positie, met het hoofd naar het westen gericht [6](#page=6).
De grafgiften varieerden; veel graven bevatten aardewerk, soms aangevuld met juwelen. Soldaten werden begraven met hun wapens en ambachtslieden met hun gereedschappen, terwijl ook voedsel werd meegegeven om de doden te eren [6](#page=6).
#### 3.1.1 Krijgers graf
Het zogenaamde "krijgers graf", daterend uit de Akkadische periode, werd onder tempel A aangetroffen. Deze tombe bestond uit twee voorkamers gevuld met aardewerk. In de hoofdkamer bevond zich het skelet van een man, liggend op zijn linkerzij in foetushouding, wat suggereert dat dit de laatste begrafenis in deze tombe was. Eerdere gebruiksfasen worden niet uitgesloten. Men vermoedt dat de tombe gereinigd en aangepast is voor deze elitekrijger [6](#page=6).
De man hield een opzettelijk doormidden gebroken bronzen bijl in zijn linkerhand en een dolk in zijn rechterhand. Twee mysterieuze stenen hopen, waarvan één met dierenresten en onder de ander een rechtopstaande dolk, suggereerden een rituele functie die nog niet verklaard is. Een gebroken beeldje, mogelijk "de geest" van de man, en twee speerpunten werden gevonden. Zilveren sieraden, zoals een hoofdband en armband, duidden waarschijnlijk op rang in plaats van algemene rijkdom, en het ontbreken van gouden objecten benadrukt de status van deze soldaat [6](#page=6).
#### 3.1.2 Graf II
Een ander opmerkelijk graf, uit de Akkadische periode, lag onder een doorgang naar het vroeg-Dynastische paleis. De tombe, opgebouwd uit mudbricks met een binnen- en buitenmuur, had een gewelfde binnenmuur met een plat dak in visgraatpatroon [6](#page=6).
Het graf bevatte het skelet van een man tussen de 30 en 50 jaar oud, waarschijnlijk behorend tot de hogere klasse. Hij lag in foetushouding op het bepleisterde deel van het graf, met het hoofd naar het westen georiënteerd. Naast hem werden diverse grafgiften aangetroffen, waaronder aardewerk, bronzen pinnen en de resten van twee kraanvogels [6](#page=6).
### 3.2 Metaalbewerking
De meeste metaalvondsten in Tell Beydar bestaan uit brons en dateren van ongeveer 2600-2250 v.Chr.. Deze bronzen artefacten zijn voornamelijk aangetroffen in funerale contexten en omvatten spelden, oorbellen, armbanden, dolken en bijlen. Uit analyse blijkt dat 80% van de bronzen objecten een legering van arseen en koper bevat, terwijl 20% een legering van tin en koper heeft [7](#page=7).
Een mogelijke metaalwerkplaats uit de Akkadische periode werd geïdentificeerd door de aanwezigheid van kleine nissen, een werkoppervlak en een oven, samen met artefacten zoals een mal [7](#page=7).
### 3.3 Keramiek
Het aardewerk uit de vroeg-Dynastische III periode (2600-2350 v.Chr.) omvat terracotta beeldjes van menselijke (meestal vrouwelijke) figuren, dieren en modellen van wagens. Daarnaast zijn tienduizenden scherven en honderden complete, herstelde vazen gevonden. Het meest voorkomende aardewerk is onbeschilderd; kookgerei, fijner keramiek, "metaalachtig" aardewerk en "tweekleurig Jezirah" aardewerk komen in kleinere hoeveelheden voor. Geïmporteerd aardewerk biedt inzicht in culturele en commerciële uitwisselingen in Noord-Mesopotamië [7](#page=7).
Het aardewerk van de vroeg-Akkadische periode (2330-2150 v.Chr.) vertoont weinig verschil met dat van de voorgaande periode, hoewel de productietechniek verbeterde door het gebruik van een sneller pottenbakkerswiel. Antropomorfe terracotta beeldjes zijn ook voor deze periode gevonden. Een bijzonder interessant artefact is het hoofd van een vrouwelijk beeldje uit de vroegste laag, gekenmerkt door een hartvormig gezicht, langgerekte schedel en gedetailleerde kleikorrels voor het kapsel [7](#page=7).
### 3.4 Glyptiek
Naast aardewerk zijn er veel zegelafdrukken gevonden die dateren uit de Early Dynastic IIIB / Early Jezireh IIIb periode. In vroege Jezirah-woningen werden enkel naturalistisch cilinderzegels aangetroffen. Meer gedetailleerde glyptiek, in de vorm van zegelafdrukken en fragmenten, is vooral gevonden onder vloeren en tussen de muren van het paleis, daterend uit de 3e gebruiksperiode (2450–2415 v.Chr.). In het paleis zelf werden geen cilinderzegels gevonden [7](#page=7).
Sommige zegelafdrukken zijn opgebouwd uit verschillende registers met thema's zoals wedstrijden, banketten, dierengevechten, gevechten tussen mens en dier, strijdwagens, rijen dieren, bootscènes, geometrische patronen en herderstaferelen. De thema's in Tell Beydar vertonen grote gelijkenis met die van Tell Brak (vroeger Nagar), wat verklaard wordt door de controle van Nagar over Tell Beydar rond 2450-2400 v.Chr. [7](#page=7).
### 3.5 Schrift
In een drie-kamerhuis zijn 141 spijkerschrifttabletten gevonden. Verspreid over de site zijn er in totaal 230 geschreven documenten ontdekt, daterend rond 2400 v.Chr.. De meeste documenten werden in privéhuizen gevonden, maar ook in het paleis op de akropolis en in administratieve gebouwen [8](#page=8).
Het schrift diende voornamelijk administratieve doeleinden. Uit de kleitabletten bleek dat Tell Beydar Nabada heette. Naast administratieve teksten is er ook een literaire tekst in het Sumerisch gevonden. Meer dan dertig bullae (kleiklompjes) getuigen van het gebruik van schrift in combinatie met verzegeling [8](#page=8).
---
# Handel, economie en de huidige status van Tell Beydar
Tell Beydar fungeerde als een belangrijk knooppunt in een uitgebreid handelsnetwerk dankzij zijn strategische ligging in de vruchtbare Khabur-driehoek en zijn rol als doorgeefluik voor grondstoffen [8](#page=8) [9](#page=9).
### 6.1 Handelsroutes en economie
De locatie van Tell Beydar binnen de Khabur-driehoek, een vruchtbaar gebied met diverse wadi's, faciliteerde de ontwikkeling van talrijke nederzettingen die handel dreven via karren en wagens. Deze steden waren met elkaar verbonden via zogenaamde 'hollow ways', wat de bereikbaarheid verbeterde en resulteerde in een dicht handelsnetwerk [8](#page=8).
Daarnaast had Tell Beydar een cruciale positie voor het transport van ertsen. De stad diende als een doorgeefluik voor ertsen afkomstig uit de metaalbronnen van Ergani-Merden en Göltepe in Zuidoost-Anatolië, bestemd voor Zuid-Mesopotamië. Dit zorgde voor een constante doorstroom van handelaren in de stad [8](#page=8).
> **Tip:** De aanwezigheid van 230 geschreven documenten, gedateerd rond 2400 voor Christus, biedt waardevolle inzichten in de economische activiteiten en administratieve structuren van Tell Beydar [8](#page=8).
### 6.2 Schrift en administratie
De ontdekking van 141 tabletten met spijkerschrift in een driekamerhuis, en in totaal 230 geschreven documenten verspreid over de site, getuigt van het belang van schrift in Tell Beydar. Deze documenten werden voornamelijk aangetroffen in privéhuizen, het paleis op de akropolis en administratieve gebouwen [8](#page=8).
Het schrift werd voornamelijk gebruikt voor administratieve doeleinden, waardoor de naam van de stad, Nabada, achterhaald kon worden. Naast administratieve teksten werd er ook een literaire tekst ontdekt, een mythe geschreven in het Sumerisch. Meer dan dertig bullae, kleiklompjes die in Tell Beydar zijn gevonden, tonen verder het gebruik van schrift aan in verband met verzegeling [8](#page=8).
### 6.3 Huidige status van archeologisch erfgoed
Momenteel vinden er geen opgravingen meer plaats vanwege de burgeroorlog. Echter, in 2003 is er een restauratieprogramma gestart om het historische erfgoed van de oude stad te behouden. De mudbricks waren ernstig aangetast door weersomstandigheden. Voor de restauratie worden uitsluitend traditionele materialen gebruikt, zoals aarde, water, stro en leemstenen. Over het algemeen worden de gebouwen herbouwd tot de oorspronkelijke hoogte waarop ze zijn ontdekt [8](#page=8).
> **Tip:** Het restauratieprogramma maakt gebruik van traditionele materialen om de authenticiteit van het erfgoed te waarborgen [8](#page=8).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jezireh | Een vruchtbare vlakte in Noord-Mesopotamië, gelegen tussen de Eufraat en de Tigris, die van cruciaal belang was voor de landbouw en nederzettingen in de oudheid. |
| Khabur-driehoek | Een delta-achtig gebied gevormd door de zijrivieren van de Eufraat, gekenmerkt door voldoende neerslag voor regenlandbouw en de locatie van belangrijke archeologische vindplaatsen zoals Tell Beydar. |
| Vroeg-Dynastisch II en III | Twee opeenvolgende perioden in de Mesopotamische geschiedenis (ca. 2700-2350 v.Chr.), gekenmerkt door de opkomst van stadstaten en significante ontwikkelingen in architectuur en samenleving. |
| Stadstaat | Een onafhankelijke politieke entiteit bestaande uit een stad en het omliggende platteland, kenmerkend voor vroege Mesopotamische beschavingen. |
| Akkadische periode | Een periode in de Mesopotamische geschiedenis (ca. 2334-2154 v.Chr.) gekenmerkt door de heerschappij van het Akkadische Rijk, dat Mesopotamië verenigde onder één centraal bestuur. |
| Mitanni | Een koninkrijk dat zich rond de 15e eeuw v.Chr. vestigde in Noord-Mesopotamië en een belangrijke politieke en culturele kracht vormde in de regio. |
| Neo-Assyrische periode | Een periode in de Assyrische geschiedenis (911-610 v.Chr.) die bekend staat om de militaire expansie en de oprichting van een groot rijk in het Nabije Oosten. |
| Hellenistische periode | De periode in de geschiedenis die volgt op de veroveringen van Alexander de Grote (ca. 323-31 v.Chr.), gekenmerkt door de verspreiding van de Griekse cultuur en invloed over een groot gebied. |
| Acropolis | Het hoogste deel van een oude stad, vaak versterkt en bestemd voor belangrijke religieuze en bestuurlijke gebouwen, zoals het paleis en tempels. |
| Cup-and-saucer tell / Kranzhügel tell | Een archeologisch type vindplaats, herkenbaar aan een circulaire structuur met verschillende terrassen, waarbij de centrale verhoogde zone (de 'cup' of 'acropolis') wordt omgeven door een lagere, ringvormige stad (de 'saucer' of 'benedenstad'). |
| Mudbricks | Bakstenen gemaakt van klei en stro, die aan de lucht worden gedroogd, een veelgebruikt bouwmateriaal in het oude Nabije Oosten. |
| Cella | De binnenste kamer van een tempel, waar het beeld van de godheid werd geplaatst en waar religieuze ceremonies plaatsvonden. |
| Inhumaties | De gebruikelijke methode van begrafenis waarbij het lichaam van de overledene wordt bijgezet in de aarde, in tegenstelling tot crematie. |
| Grafgiften | Objecten die samen met de overledene in het graf werden geplaatst, zoals aardewerk, gereedschap, wapens of persoonlijke bezittingen, bedoeld voor het hiernamaals. |
| Cylindrische zegels (cilinderzegels) | Kleine cilindervormige objecten, vaak gemaakt van steen, met ingekerfde afbeeldingen en teksten, die werden gebruikt om documenten en goederen te verzegelen door eroverheen te rollen. |
| Bullae | Kleine kleiklompjes die werden gebruikt om documenten of pakketten te verzegelen, vaak voorzien van een zegelafdruk. |