Cover
Start now for free Ademhalingstelsel Biomedische wetenschappen.pdf-summary.pdf
Summary
# Structuur en functies van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel is een vitaal orgaansysteem dat verantwoordelijk is voor de gasuitwisseling, essentieel voor de zuurstofvoorziening en koolstofdioxide-afvoer van het lichaam, en vervult daarnaast functies zoals geluidsvorming en reukzin [6](#page=6).
### 1.1 Functies van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel vervult diverse cruciale functies:
* Het biedt een groot oppervlak voor de gasuitwisseling tussen de lucht en het bloed [6](#page=6).
* Het transporteert lucht van en naar het gasuitwisselingsoppervlak [6](#page=6).
* Het beschermt het alveolaire oppervlak tegen uitdroging, temperatuurschommelingen en ziekteverwekkers [6](#page=6).
* Het is betrokken bij de geluidsvorming [6](#page=6).
* Het speelt een rol bij de reukzin [6](#page=6).
### 1.2 Onderdelen van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel kan functioneel worden onderverdeeld in structuren voor luchtverplaatsing en structuren voor gasuitwisseling [6](#page=6).
#### 1.2.1 Delen voor luchtverplaatsing
Deze onderdelen transporteren lucht van en naar het gasuitwisselingsoppervlak [6](#page=6).
##### 1.2.1.1 Neus
De neus begint met de nares (uitwendige neusopeningen) die leiden naar het vestibulum nasi met vibrissae (haartjes). De neusholte wordt begrensd door diverse beenderen, zoals de neusbeenderen en bovenkaak. Het neustussenschot, septum nasale, verdeelt de neusholte, terwijl de bodem wordt gevormd door het harde en zachte gehemelte. De inwendige neusopeningen, choanae, verbinden de neusholte met de nasofarynx. De conchae (neusbeenderen) zorgen voor luchtvervelingen. De neusholte is bedekt met respiratoir epitheel dat slijm produceert en trilharen heeft die helpen bij het reinigen, verwarmen en bevochtigen van ingeademde lucht. Extra slijm komt van de paranasale sinussen en traanvocht [6](#page=6).
##### 1.2.1.2 Farynx (keelholte)
De farynx is een passage voor zowel lucht als voedsel en maakt deel uit van het spijsverterings- en ademhalingsstelsel. Het wordt onderverdeeld in de nasofarynx, orofarynx en laryngofarynx. De orofarynx en laryngofarynx zijn bekleed met meerlagig plaveiselepitheel ter bescherming tegen mechanische stress door voedselpassage [7](#page=7).
##### 1.2.1.3 Larynx (strottenhoofd)
De larynx, of het strottenhoofd, leidt lucht naar de trachea via de stemspleet (glottis). Het bevat kraakbeendelen, waaronder de epiglottis (strotklepje), die cruciaal is bij het slikken om te voorkomen dat voedsel de luchtwegen binnendringt. Belangrijke kraakbeendelen zijn de cartilago thyroïdea, cartilago cricoïdea en de cartilago arytenoïdea, corniculata en cuneïformis, die verbonden zijn met de stembanden. De larynx is ook een aanhechtingspunt voor spieren en banden, en beschermt de stemspleet en de trachea. De larynx herbergt de ware en valse stembanden; geluid wordt geproduceerd door lucht die de stembanden doet trillen bij passage door de stemspleet. De toonhoogte wordt bepaald door de lengte, diameter en spanning van de stembanden [7](#page=7).
##### 1.2.1.4 Trachea (luchtpijp)
De trachea is een holle buis van ongeveer 15 cm lang en 2 cm in diameter. Aan de voorzijde grenst het aan de schildklier, thymus en de aortaboog, en aan de achterzijde aan de slokdarm (oesofagus). De stevigheid van de trachea wordt verzekerd door C-vormige kraakbeenringen die ervoor zorgen dat de buis open blijft. Deze ringen zijn aan de achterzijde open en worden daar afgesloten door bindweefsel en gladde spieren. De binnenzijde van de trachea is bekleed met slijmvlies met trilhaarepitheel en slijmbekercellen, die sputum en ingesloten deeltjes naar de keel transporteren via de mucociliaire lift. Lateraal bevinden zich de arteria carotis communis, nervus vagus en vena jugularis [7](#page=7).
##### 1.2.1.5 Bronchiën en bronchioli
De trachea splitst zich in de linker- en rechterhoofdbronchus (bronchi principales). Deze vertakken zich verder tot secundaire bronchi (bronchi lobares) – drie aan de rechterkant en twee aan de linkerkant – en vervolgens tot tertiaire bronchi (bronchi segmentalis) – tien aan de rechterkant en acht aan de linkerkant. De bronchi vertakken zich verder tot bronchioli, inclusief terminale bronchioli en respiratoire bronchioli, die uiteindelijk leiden naar de ductuli alveolares en de alveoli. De mucosa van de bronchi en bronchioli bevat trilhaarepitheel en slijmbekercellen. De submucosa bevat kraakbeen (tot aan de bronchioli) en bindweefsel met bloedvaten. Een laag gladde spiercellen, die dikker wordt in de bronchioli, maakt bronchoconstrictie mogelijk via het autonome zenuwstelsel [8](#page=8).
#### 1.2.2 Delen voor gasuitwisseling
Dit zijn de structuren waar de daadwerkelijke uitwisseling van gassen tussen lucht en bloed plaatsvindt [8](#page=8).
##### 1.2.2.1 Bronchiolen en alveoli
De terminale bronchiolus vertakt zich in een lobje, een deel van het longweefsel dat lucht ontvangt van één bronchiolus. Binnen een lobje vertakken terminale bronchioli zich in respiratoire bronchioli, die uitmonden in ductuli alveolares, welke eindigen in verzamelingen van alveoli. Elke long bevat ongeveer 150 miljoen alveoli, wat resulteert in een totaal gasuitwisselingsoppervlak van circa 140 vierkante meter. De alveoli bestaan uit [8](#page=8):
* Enkelvoudig plaveiselepitheel (pneumocyten type 1) [8](#page=8).
* Pneumocyten type 2, die surfactant produceren om de oppervlaktespanning te verlagen en de alveoli open te houden [8](#page=8).
* Alveolaire macrofagen, die een rol spelen in de afweer [8](#page=8).
##### 1.2.2.2 Respiratoir membraan (alveolair membraan)
Dit dunne membraan is de plaats van gasuitwisseling en omvat:
* De endotheelcellen van de capillairen, die ook angiotensine-converting enzyme (ACE) produceren [9](#page=9).
* De versmolten basale membranen van de alveolaire cellen en de capillaire endotheelcellen [9](#page=9).
* Het enkelvoudige plaveiselepitheel van de alveoli [9](#page=9).
De dunne structuur van dit membraan, met een kleine afstand tussen de lucht en het bloed, en de vetoplosbaarheid van zuurstof en kooldioxide, faciliteren snelle diffusie. De gasuitwisseling vindt plaats in de kleine (pulmonaire) bloedsomloop, waar de bloeddruk relatief laag is [9](#page=9).
##### 1.2.2.3 Longen (macroscopische bouw)
De longen zijn elastische, lichte en sponsachtige organen gelegen in de thoraxholte, mediaal van het mediastinum. De linkerlong (pulmo sinister) heeft twee longkwabben (lobi pulmonales), terwijl de rechterlong (pulmo dexter) er drie heeft. De kwabben zijn gescheiden door fissuren. De longhilus is de poort waar de hoofdbronchus, bloedvaten, lymfevaten en zenuwen de long binnenkomen en verlaten. De longen hebben een apex (top) en een basis die rust op het diafragma. De bloedtoevoer is tweeledig: via de arteriae pulmonales (kleine bloedsomloop) en de arteriae bronchiales (grote bloedsomloop). Lymfeknopen bevinden zich ter hoogte van de longhilus en trachea [9](#page=9).
##### 1.2.2.4 Pleuraholten
De pleuraholte (cavitas pleuralis) is de ruimte tussen het pariëtale en viscerale vlies (pleura). Deze serieuze membranen produceren een kleine hoeveelheid sereuze vloeistof die zorgt voor smering. Pathologie zoals een pneumothorax (klaplong) treedt op wanneer lucht in de pleuraholte terechtkomt [9](#page=9).
---
# Mechanismen van gasuitwisseling en transport
Dit deel verklaart de fysieke principes achter gasuitwisseling in de longen en weefsels, met de nadruk op partiële druk en diffusie, en hoe zuurstof en kooldioxide via hemoglobine en bicarbonaationtransport in het bloed worden vervoerd [9](#page=9).
### 2.1 Externe en interne respiratie
Respiratie omvat longventilatie en gaswisseling [10](#page=10).
* **Externe respiratie**: Gasuitwisseling tussen de longen en de omgeving. Dit omvat longventilatie, gaswisseling in de longen en transport van gassen tussen longen en weefsels [10](#page=10).
* **Interne respiratie**: Gasuitwisseling tussen de bloedcapillairen en lichaamscellen, waarbij zuurstof wordt opgenomen en kooldioxide wordt afgegeven [10](#page=10).
### 2.2 Longventilatie
Longventilatie is de mechanische verplaatsing van lucht in en uit de longen, essentieel voor de aanvoer van zuurstof en de afvoer van kooldioxide [10](#page=10).
#### 2.2.1 Druk en luchtstroom
Lucht stroomt van hoge naar lage druk. Het aanpassen van het longvolume, dat gekoppeld is aan het borstholtevolume, verandert de druk in de longen. Veranderingen in het borstholtevolume worden bewerkstelligd door het diafragma en de borstkas [10](#page=10).
#### 2.2.2 Compliantie
Compliantie meet de elasticiteit en het uitzettingsvermogen van de longen. Een lage compliantie, bijvoorbeeld door een tekort aan surfactant, verhoogt de energiebehoefte voor ademhaling aanzienlijk [10](#page=10).
#### 2.2.3 Mechanisme van ademhaling
* **Inspiratie**: Een actief proces, primair door contractie van het diafragma en de externe intercostaalspieren [11](#page=11).
* **Expiratie**: Meestal een passief proces door relaxatie van de inademingsspieren. Geforceerde uitademing vereist echter actieve spiercontractie [11](#page=11).
#### 2.2.4 Longvolume en capaciteit
* **Teugvolume (VT)**: De lucht die tijdens een normale ademhalingscyclus wordt in- en uitgeademd [11](#page=11).
* **Dode ruimte**: Anatomische ruimte waar geen gasuitwisseling plaatsvindt [11](#page=11).
* **Expiratoir reservevolume (ERV)**: Extra lucht die na normale uitademing krachtig kan worden uitgeademd [11](#page=11).
* **Inspiratoir reservevolume (IRV)**: Extra lucht die na normale inademing krachtig kan worden ingeademd [11](#page=11).
* **Vitale capaciteit**: Het maximale volume lucht dat tijdens één ademhalingscyclus kan worden verplaatst (ERV + IRV + VT) [11](#page=11).
* **Geforceerde vitale capaciteit**: Maximale luchtvolume na maximale inademing, krachtig en snel uitgeademd [11](#page=11).
* **Expiratoire éénsecondewaarde (FEV1)**: Luchtvolume uitgeademd in één seconde na maximale inademing [11](#page=11).
* **Residuvolume**: Lucht die in de longen achterblijft na maximale uitademing [11](#page=11).
* **Minimumvolume**: Lucht die in de longen achterblijft na concentratie en loskoppeling van de borstwand [11](#page=11).
### 2.3 Gaswisseling bepaald door partiële druk en diffusie
Gasuitwisseling in het respiratorisch membraan is afhankelijk van de partiële druk van gassen en diffusie [12](#page=12).
#### 2.3.1 Gasmengsels en partiële druk
Elk gas in een mengsel oefent een partiële druk uit die evenredig is met zijn concentratie. De atmosferische druk is ongeveer 760 mmHg [12](#page=12).
#### 2.3.2 Alveolaire lucht tegenover atmosferische lucht
Door opwarming, bevochtiging en menging met achtergebleven lucht, wijkt de samenstelling van alveolaire lucht af van atmosferische lucht. De partiële druk van zuurstof in de alveoli is ongeveer 100 mmHg, en van kooldioxide ongeveer 40 mmHg [12](#page=12).
#### 2.3.3 Partiële drukken in kleine en grote bloedsomloop
Voor effectieve gaswisseling zijn een groot contactoppervlak, korte diffusie-afstand, goede bloed- en luchttoevoer cruciaal. De verschillen in partiële drukken drijven diffusie [12](#page=12):
* In de alveoli: $p_{O_2} \approx 100$ mmHg, $p_{CO_2} \approx 40$ mmHg [12](#page=12).
* In zuurstof-arm bloed: $p_{O_2} \approx 40$ mmHg, $p_{CO_2} \approx 46$ mmHg [12](#page=12).
### 2.4 Vervoer van zuurstof en kooldioxide in bloed
Zuurstof en kooldioxide worden efficiënt getransporteerd via speciale mechanismen, aangezien ze slecht oplosbaar zijn in plasma [12](#page=12).
#### 2.4.1 Zuurstoftransport
Zuurstof bindt voornamelijk aan hemoglobine (Hb) in erytrocyten, vormend oxyhemoglobine ($HbO_2$). De zuurstofsaturatie, uitgedrukt als percentage, is afhankelijk van de partiële zuurstofdruk ($p_{O_2}$). In arterieel bloed is de saturatie ongeveer 97%. De zuurstofbindingscurve illustreert deze relatie, waarbij de Bohr-effect (invloed van pH, temperatuur en $p_{CO_2}$) zorgt voor verhoogde zuurstofafgifte aan weefsels tijdens inspanning [12](#page=12) [13](#page=13).
> **Tip:** Koolmonoxide (CO) bindt veel sterker aan hemoglobine dan zuurstof, wat kan leiden tot hypoxie ondanks voldoende zuurstoftoevoer [13](#page=13).
#### 2.4.2 CO2-transport
Kooldioxide wordt getransporteerd in drie vormen [13](#page=13):
1. **Opgelost in plasma**: Ongeveer 7% van de $CO_2$ [13](#page=13).
2. **Gebonden aan hemoglobine**: Ongeveer 23% van de $CO_2$ bindt aan hemoglobine [13](#page=13).
3. **Als bicarbonaation ($HCO_3^-$)**: Ongeveer 70% wordt in erytrocyten omgezet met behulp van carboanhydrase ($CO_2 + H_2O \rightleftharpoons H^+ + HCO_3^-$). De gevormde H+ wordt gebufferd door hemoglobine. Bicarbonaationen diffunderen naar het plasma, gevolgd door een chloride-shift om de lading te handhaven. De omgekeerde reactie vindt plaats in de longen [13](#page=13).
#### 2.4.3 Respiratoire acidose en alkalose
* **Respiratoire acidose**: Verlaagde bloed-pH (< 7,35) door verhoogde $p_{CO_2}$ (hypercapnie), vaak door hypoventilatie [13](#page=13).
* **Respiratoire alkalose**: Verhoogde bloed-pH (> 7,45) door verlaagde $p_{CO_2}$ (hypocapnie), meestal door hyperventilatie. Kan leiden tot symptomen zoals paresthesieën, spasmen en duizeligheid [13](#page=13).
---
# Regulatie van de ademhaling en fysiologische veranderingen
Dit onderwerp bespreekt de complexe mechanismen achter ademhalingsregulatie en de fysiologische aanpassingen die optreden vanaf de geboorte tot op hoge leeftijd.
### 3.1 Respiratoire regulatiemechanismen
Het handhaven van homeostase, met name het evenwicht tussen de aanvoer van zuurstof en de afvoer van kooldioxide, is cruciaal en wordt gereguleerd op lokaal, centraal en reflexmatig niveau [14](#page=14).
#### 3.1.1 Plaatselijke regeling van de ademhaling
Op lokaal niveau wordt de ademhaling aangepast om de zuurstofafgifte aan weefsels te optimaliseren. Een groter verschil in partiële drukken, gecombineerd met vasodilatatie door een verhoogde partiële druk van kooldioxide ($P_{CO_2}$), verhoogt de bloedtoevoer naar actieve weefsels en versnelt de gasuitwisseling. Het rendement van gastransport wordt verder verbeterd door de aanpassing van luchtaanvoer en bloedtoevoer naar de alveoli. Een lage partiële druk van zuurstof ($P_{O_2}$) leidt tot vasoconstrictie rond de betreffende alveoli, terwijl een hoge $P_{O_2}$ bronchodilatatie naar die alveoli bevordert [14](#page=14).
#### 3.1.2 Regeling door de ademcentra in de hersenen
De ademhaling wordt zowel bewust (willekeurig) als onbewust (autonoom) gereguleerd [14](#page=14).
##### 3.1.2.1 Willekeurige ademhaling
Bewuste, willekeurige ademhaling, zoals spreken of zingen, wordt aangestuurd door de hersenschors (cortex) [14](#page=14).
##### 3.1.2.2 Autonome ademhalingsregeling
De onbewuste, autonome regulering van de ademhaling vindt plaats in de hersenstam [14](#page=14).
* **Centra voor ademritme:** Deze bevinden zich in de medulla oblongata en stellen het basale ritme van de ademhaling in [14](#page=14).
* **Inademingscentrum (dorsale respiratoire groep):** Neuronen die de inademingsspieren en het diafragma aansturen om het basale ritme te handhaven [14](#page=14).
* **Uitademingscentrum (ventrale respiratoire groep):** Dit centrum is enkel actief tijdens geforceerde ademhaling [14](#page=14).
De ademcentra in de medulla oblongata worden beïnvloed door factoren zoals lichaamstemperatuur, bepaalde stoffen, en reflexen die geactiveerd worden door mechanische en chemische prikkels. Daarnaast reguleren de ademcentra in de pons de frequentie en diepte van de ademhaling [15](#page=15).
#### 3.1.3 Reflexorische regulering van de ademhaling
Reflexen spelen een belangrijke rol bij de regulatie van de ademhaling, zowel door mechanische als chemische prikkels [15](#page=15).
##### 3.1.3.1 Mechanoreceptoren reflexen
Deze reflexen reageren op veranderingen in het longvolume of de arteriële bloeddruk [15](#page=15).
* **Hering-Breuer reflex:** Deze reflex is voornamelijk van belang bij geforceerde ademhaling en voorkomt dat de longen te veel worden uitgerekt tijdens de inademing. Een omgekeerd effect treedt op bij de uitademingsreflex [15](#page=15).
* **Effect van baroreceptoren:** Baroreceptoren, die reageren op veranderingen in bloeddruk, hebben ook invloed op de ademhalingscentra. Een daling van de bloeddruk leidt tot een verhoging van de ademhalingsfrequentie [15](#page=15).
##### 3.1.3.2 Chemoreceptoren reflexen
Chemoreceptoren reageren op chemische veranderingen in het bloed en het cerebrospinaal vocht. Onder normale omstandigheden is de concentratie van kooldioxide ($CO_2$) de meest bepalende factor [15](#page=15).
#### 3.1.4 Regeling door hogere centra
Hogere centra, zoals de hersenschors, kunnen de ademhaling direct beïnvloeden, bijvoorbeeld tijdens praten of zingen, hetzij via de ademhalingscentra in de pons, hetzij door directe aansturing van de ademhalingsspieren [15](#page=15).
### 3.2 Fysiologische veranderingen bij de geboorte en ouder worden
Het ademhalingsstelsel ondergaat significante veranderingen gedurende het leven [15](#page=15).
#### 3.2.1 Veranderingen bij geboorte
Vóór de bevalling zijn de longen en longvaten samengedrukt en bevatten ze vocht. Na de bevalling zorgt de eerste ademhaling voor het uitzetten van de longen, het vullen ervan met lucht en een afname van de druk in de bloedvaten [15](#page=15).
#### 3.2.2 Veranderingen bij ouder worden
Bij het ouder worden treden diverse veranderingen op in het ademhalingsstelsel. Er kan sprake zijn van een zekere mate van emfyseem, wat resulteert in een kleiner gasuitwisselingsoppervlak. De bewegingen van de thorax kunnen beperkt zijn door artrose en verzwakte spieren. Dit leidt tot een afname van de longventilatie en vitale capaciteit, waardoor het vermogen tot lichamelijke inspanningen afneemt [16](#page=16).
> **Tip:** Bestudeer de definities van sleuteltermen zoals bicarbonaationen ($HCO_3^-$), chloride-shift, respiratoire acidose en alkalose, en de rollen van de ademcentra in de medulla oblongata en pons [14](#page=14) [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp de mechanismen achter de Hering-Breuer reflex en hoe chemoreceptoren reageren op $CO_2$ en $O_2$ niveaus [15](#page=15).
> **Tip:** Focus op de specifieke fysiologische aanpassingen van het ademhalingssysteem bij geboorte en tijdens het verouderingsproces, inclusief de impact van aandoeningen zoals emfyseem [15](#page=15) [16](#page=16).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ademhalingsstelsel | Het systeem in het lichaam dat verantwoordelijk is voor de opname van zuurstof en de afgifte van kooldioxide, bestaande uit de luchtwegen en de longen. |
| Luchtverplaatsing | Het proces waarbij lucht wordt aangevoerd naar en afgevoerd uit de longen door middel van de luchtwegen. |
| Gasuitwisseling | Het proces waarbij zuurstof vanuit de ingeademde lucht de longblaasjes (alveoli) binnenkomt en kooldioxide vanuit het bloed de alveoli verlaat. |
| Functies van het ademhalingsstelsel | Diverse taken die het ademhalingsstelsel uitvoert, waaronder gasuitwisseling, bescherming tegen ziekteverwekkers, geluidsvorming en reukzin. |
| Luchtwegen | De buizen die lucht van de buitenwereld naar de longblaasjes transporteren en vice versa, inclusief de neus, farynx, larynx, trachea en bronchiën. |
| Respiratoir slijmvlies | Bekleding van de luchtwegen met cilinderepitheel, trilharen (cilia) en slijmcellen die de ingeademde lucht zuiveren, verwarmen en bevochtigen. |
| Mucociliaire lift | Het mechanisme waarbij slijm en ingesloten deeltjes door de beweging van trilharen (cilia) uit de luchtwegen worden verwijderd. |
| Neus | Het bovenste deel van de luchtwegen, betrokken bij het filteren, verwarmen en bevochtigen van ingeademde lucht, en huisvesting van de reukreceptoren. |
| Farynx | De keelholte, die deel uitmaakt van zowel het spijsverteringsstelsel als het ademhalingsstelsel en kan worden onderverdeeld in nasofarynx, orofarynx en laryngofarynx. |
| Larynx | Het strottenhoofd, dat lucht door de stemspleet (glottis) geleidt en een rol speelt bij de stemproductie en de bescherming van de toegang tot de trachea tijdens het slikken. |
| Stemspleet (glottis) | De opening tussen de stembanden in de larynx, waardoor lucht passeert en geluid wordt geproduceerd. |
| Trachea | De luchtpijp, een holle buis die lucht transporteert van de larynx naar de bronchiën, verstevigd door kraakbeenringen. |
| Bronchiën | De vertakkingen van de trachea die lucht naar de longen leiden; onderverdeeld in hoofdbronchi, lobaire bronchi, segmentale bronchi en kleinere bronchioli. |
| Bronchioli | Kleine vertakkingen van de bronchiën die leiden naar de longblaasjes; terminale bronchioli leiden tot respiratoire bronchioli. |
| Alveoli (longblaasjes) | Kleine zakjes in de longen waar de gasuitwisseling tussen lucht en bloed plaatsvindt; ze vormen een enorm oppervlak voor deze uitwisseling. |
| Pneumocyten type 1 | Dunne cellen die het grootste deel van het oppervlak van de alveoli vormen en essentieel zijn voor de gasdiffusie. |
| Pneumocyten type 2 | Cellen in de alveoli die surfactant produceren, een stof die de oppervlaktespanning verlaagt en voorkomt dat de alveoli inklappen. |
| Surfactant | Een stof geproduceerd door pneumocyten type 2 die de oppervlaktespanning in de alveoli verlaagt, waardoor ze gemakkelijker open blijven tijdens de ademhaling. |
| Respiratoir membraan | De dunne wand tussen de alveolaire lucht en de capillairen, bestaande uit endotheelcellen, een versmolten basaal membraan en alveolair epitheel, die snelle gasdiffusie mogelijk maakt. |
| Longen | De twee belangrijkste organen van het ademhalingsstelsel, gelegen in de borstholte, waarin de gasuitwisseling plaatsvindt. |
| Pleuraholten | De ruimte tussen de pariëtale en viscerale pleura, gevuld met een kleine hoeveelheid vocht die wrijving tijdens de ademhaling vermindert. |
| Externe respiratie | Het proces van gasuitwisseling tussen de alveoli in de longen en het externe milieu. |
| Interne respiratie | Het proces van gasuitwisseling tussen de bloedcapillairen en de lichaamscellen, waarbij zuurstof wordt afgegeven en kooldioxide wordt opgenomen. |
| Longventilatie | De fysieke verplaatsing van lucht van en naar de longen, bestaande uit in- en uitademing. |
| Ademhalingscyclus | Een complete cyclus van inademing (inspiratie) en uitademing (expiratie). |
| Inspiratie | Het proces van inademen, waarbij lucht de longen binnenstroomt, meestal een actief proces. |
| Expiratie | Het proces van uitademen, waarbij lucht de longen verlaat, meestal een passief proces in rust. |
| Compliantie | Een maat voor de elasticiteit van de longen en de borstwand, die aangeeft hoe gemakkelijk de longen kunnen uitzetten. |
| Longvolume | De hoeveelheid lucht die zich op een bepaald moment in de longen bevindt. |
| Capaciteit | Een verzamelnaam voor verschillende longvolumes, zoals vitale capaciteit en residuele volume. |
| Teugvolume (Tidal Volume) | De hoeveelheid lucht die tijdens een normale, rustige ademhalingscyclus wordt in- en uitgeademd. |
| Dode ruimte | De anatomische ruimte in de luchtwegen waar geen gasuitwisseling plaatsvindt, maar die wel gevuld is met ingeademde lucht. |
| Expiratoir reservevolume (ERV) | De extra hoeveelheid lucht die na een normale uitademing nog krachtig kan worden uitgeademd. |
| Inspiratoir reservevolume (IRV) | De extra hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog krachtig kan worden ingeademd. |
| Vitale capaciteit | Het maximale volume lucht dat een persoon na een maximale inademing krachtig kan uitademen. |
| Residuvolume | De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing altijd in de longen achterblijft. |
| Geforceerde vitale capaciteit | De maximale hoeveelheid lucht die na maximale inademing krachtig en snel kan worden uitgeademd. |
| Expiratoire éénsecondewaarde (FEV1) | De hoeveelheid lucht die een persoon na maximale inademing in één seconde kan uitademen. |
| Partiële druk | De druk die een individueel gas uitoefent in een mengsel van gassen, zoals in de lucht. |
| Diffusie | Het proces waarbij moleculen zich verplaatsen van een gebied met een hoge concentratie naar een gebied met een lage concentratie. |
| Zuurstoftransport | Het proces waarbij zuurstof wordt vervoerd van de longen naar de lichaamscellen, voornamelijk gebonden aan hemoglobine in rode bloedcellen. |
| Kooldioxide-transport | Het proces waarbij kooldioxide wordt vervoerd van de lichaamscellen naar de longen, in opgeloste vorm, gebonden aan hemoglobine, of als bicarbonaationen. |
| Hemoglobine (Hb) | Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof en kooldioxide kan binden en transporteren. |
| Oxyhemoglobine (oxyHb) | Hemoglobine dat gebonden is aan zuurstof. |
| Zuurstofsaturatie | De mate waarin hemoglobine verzadigd is met zuurstof, uitgedrukt als percentage. |
| Bohr-effect | Het fenomeen waarbij de zuurstofaffiniteit van hemoglobine wordt beïnvloed door de pH, temperatuur en pCO2, wat de zuurstofafgifte in weefsels vergemakkelijkt. |
| Bicarbonaationen (HCO3−) | Ionen die een belangrijke rol spelen bij het transport van kooldioxide in het bloed en de buffering van de pH. |
| Chloride-shift | Een proces waarbij bicarbonaationen uit de rode bloedcellen naar het plasma diffunderen, terwijl chloride-ionen de rode bloedcellen binnenkomen, om de lading te handhaven. |
| Respiratoire acidose | Een aandoening gekenmerkt door een verhoogd pCO2 in het bloed, wat leidt tot een verlaging van de pH. |
| Respiratoire alkalose | Een aandoening gekenmerkt door een verlaagd pCO2 in het bloed, wat leidt tot een verhoging van de pH. |
| Regulatiemechanismen van ademhaling | De processen die de snelheid en diepte van de ademhaling regelen om de homeostase te handhaven. |
| Ademcentra | Groepen neuronen in de hersenstam die de ademhalingsritme en diepte controleren. |
| Medulla oblongata | Een deel van de hersenstam dat centra bevat die essentieel zijn voor de regulatie van de ademhaling. |
| Pons | Een ander deel van de hersenstam dat de ademcentra in de medulla oblongata kan moduleren. |
| Chemoreceptoren | Receptoren die reageren op chemische veranderingen in het bloed en cerebrospinaal vocht, zoals de concentratie van CO2, O2 en H+. |
| Baroreceptoren | Receptoren die reageren op veranderingen in de bloeddruk en invloed kunnen hebben op de ademhalingsfrequentie. |
| Hering-Breuerreflex | Een reflex die de longen beschermt tegen overmatige rek tijdens geforceerde ademhaling. |
| Emfyseem | Een longaandoening die wordt gekenmerkt door schade aan de alveoli, waardoor het gasuitwisselingsoppervlak kleiner wordt. |
| Celademhaling | Het proces van energieproductie in de mitochondria van cellen, waarbij zuurstof wordt gebruikt om energie uit voedingsstoffen te halen. |
| Hypoxie | Een toestand gekenmerkt door een tekort aan zuurstof in het lichaamsweefsel. |
| Anoxie | Het volledige gebrek aan zuurstof in het lichaamsweefsel. |
| Thoraxholte | De ruimte in de borstkas die de longen en het hart bevat. |
| Mediastinum | De ruimte in de borstkas tussen de longen, waarin het hart, de grote bloedvaten, de luchtpijp en de slokdarm zich bevinden. |
| Incisura cardiaca | Een inkeping aan de linkerzijde van de linkerlong, veroorzaakt door de aanwezigheid van het hart. |
| Pulmo sinister | De linkerlong. |
| Pulmo dexter | De rechterlong. |
| Lobi pulmonales | Longkwabben. |
| Fissuren | Groeven die de kwabben van de longen scheiden. |
| Longhilus | De poort waar de hoofdbronchus, bloedvaten, lymfevaten en zenuwen de long binnenkomen en verlaten. |
| Apex | De top van de long. |
| Basis | Het onderste deel van de long, rustend op het diafragma. |
| Arteriae pulmonales | Longslagaders die zuurstofarm bloed van het hart naar de longen transporteren. |
| Arteriae bronchiales | Slagaders die zuurstofrijk bloed leveren aan het longweefsel zelf. |
| Lymfeknopen | Kleine lymfatische organen die een rol spelen in het immuunsysteem. |
| Cavitas pleuralis | De pleuraholte. |
| Pariëtale vlies (pleura) | Het buitenste vlies dat de borstwand bekleedt en de pleuraholte vormt. |
| Viscerale vlies (pleura) | Het binnenste vlies dat de longen bekleedt. |
| Sereuze vloeistof | Vocht dat wordt geproduceerd door serieuze membranen om wrijving te verminderen. |
| Pneumothorax (klaplong) | Een medische aandoening waarbij lucht in de pleuraholte terechtkomt, waardoor de long kan inklappen. |
| Carboanhydrase | Een enzym dat een belangrijke rol speelt bij de omzetting van kooldioxide naar bicarbonaat. |
| HbH | Gereduceerd hemoglobine, wat bijdraagt aan het bufferen van H+ ionen. |
| Hypercapnie | Een verhoogde concentratie kooldioxide in het bloed. |
| Hypoventilatie | Verminderde ademhalingsactiviteit, wat leidt tot een verhoogde CO2-concentratie in het bloed. |
| Hersenschade | Schade aan de hersenen, die invloed kan hebben op de ademhalingsregulatie. |
| Hyperventilatie | Verhoogde ademhalingsactiviteit, wat leidt tot een verlaagde CO2-concentratie in het bloed. |
| Hypocapnie | Een verlaagde concentratie kooldioxide in het bloed. |
| Paresthesieën | Een abnormaal gevoel, zoals tintelingen of prikkelingen, in de extremiteiten. |
| Vasodilatatie | Verwijding van bloedvaten. |
| Vasoconstrictie | Vernauwing van bloedvaten. |
| Bronchodilatatie | Verwijding van de luchtwegen. |
| Hersenschors (cortex) | Het buitenste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies en bewuste controle. |
| Hersenstam | Het deel van de hersenen dat de hersenschors verbindt met het ruggenmerg en vitale functies reguleert zoals ademhaling en hartslag. |
| Dorsale respiratoire groep | Het inademingscentrum in de medulla oblongata. |
| Ventrale respiratoire groep | Het uitademingscentrum in de medulla oblongata. |
| Mechanoreceptoren | Receptoren die reageren op mechanische prikkels zoals druk en rek. |
| Arteriële bloeddruk | De druk van het bloed in de slagaders. |
| Cerebrospinaal vocht | Vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt. |
| Artrose | Een degeneratieve gewrichtsaandoening die de mobiliteit kan beperken. |
| Longventilatie | De beweging van lucht in en uit de longen. |
| Vitale capaciteit | Het maximale volume lucht dat een persoon na een maximale inademing krachtig kan uitademen. |