Cover
Jetzt kostenlos starten LES inleiding_voedingspatroon ST.pptx
Summary
# Introductie tot voedingsleer en de cursus
Dit onderwerp introduceert de cursus voedingsleer, de docent, de lesmaterialen, en de algemene doelstellingen, met een focus op de opbouw van het theoretische en praktische deel.
## 1. Introductie tot voedingsleer en de cursus
### 1.1 Wie ben ik?
De docent, Cathy Jansens, heeft 13 jaar ervaring in de privésector, is 4 jaar bezieler van Lunchlocal, en 8 jaar actief in het onderwijs als docent en onderzoeker. Ze is tevens freelancer op het gebied van welzijn op het werk en heeft als doel mensen te inspireren om gezonder te eten, leven en werken. Haar e-mailadres is cathy.jansens@vives.be.
### 1.2 Verwachtingen van het vak en van de studenten
De cursus streeft ernaar studenten te inspireren tot gezondere leef- en eetgewoonten. Dit wordt bereikt door theoretische kennis te koppelen aan praktische toepassingen en door interactieve lessen, waarbij beweringen en fabels over voeding worden besproken. Er wordt van de studenten verwacht dat zij actief deelnemen en kritisch nadenken over hun eigen voedingspatroon en dat van anderen.
> **Tip:** Wees voorbereid om je eigen voedingsgewoonten te evalueren en te reflecteren op factoren die hierbij een rol spelen.
### 1.3 Lesmateriaal
* **Cursus Voedingsleer:** Dit is het primaire lesmateriaal.
* **PowerPoints:** Presentaties van elke les worden op Toledo geplaatst.
* **Extra’s:** Aanvullend materiaal zal eveneens op Toledo worden gedeeld.
* **"Een bewering/feit of fabel omtrent voeding":** Deze worden aan het einde van elke les gegeven en in de daaropvolgende les besproken, wat zorgt voor een interactieve leerervaring.
### 1.4 Doelstellingen van de cursus
Het vak Voedingsleer maakt studenten wegwijs in de essentiële voedingsstoffen (eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen, mineralen) die het menselijk lichaam nodig heeft. Na het volgen van deze cursus, zal de student in staat zijn om:
* De voedingsstoffen die nodig zijn voor een gezonde volwassene te beschrijven, inclusief hun functies, bronnen, aanbevelingen en de gevolgen van een te hoge of te lage inname.
* Het menselijk spijsverteringsstelsel uit te leggen.
* Gezonde voeding te duiden aan de hand van de actieve voedingsdriehoek en bewegingsdriehoek.
Deze doelstellingen omvatten de nodige theoretische en praktische kennis die een professional nodig heeft voor adequate voedingszorg.
### 1.5 Opbouw van het vak
De cursus is opgedeeld in een theoretisch en een praktisch deel:
#### 1.5.1 Theoretisch deel (januari 2026)
Dit deel wordt afgesloten met een schriftelijk examen. Het examen omvat open, gesloten en meerkeuzevragen, evenals casussen. Dit theoretische deel weegt voor 80% mee in de eindevaluatie.
#### 1.5.2 Praktisch deel (december 2025)
Dit deel bestaat uit een groepsopdracht die 20% van de eindscore bepaalt. De groepsopdracht resulteert in een paper/werkstuk en een presentatie.
### 1.6 Evaluatie van Voedingsleer
De totale evaluatie van het vak Voedingsleer is als volgt samengesteld:
* **Theoretisch deel:** Schriftelijk examen (80%)
* **Praktisch deel:** Groepsopdracht (Paper/werkstuk & Presentatie) (20%)
> **Tip:** Begin tijdig met de voorbereiding van zowel het theoretische examen als de groepsopdracht om een optimale score te behalen.
### 1.7 Voedingspatronen en voedingsgedrag
Dit onderdeel van de cursus verkent de factoren die een rol spelen bij het ontstaan en de evolutie van voedingspatronen.
#### 1.7.1 Definitie van een voedingspatroon
Een voedingspatroon wordt omschreven als de gebruikelijke manier waarop een individu, een groep of een volk zich voedt. Het beantwoordt de vragen: wie eet wanneer, wat, in welke hoeveelheid, waar en hoe.
#### 1.7.2 Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag
Diverse factoren beïnvloeden onze eetgewoonten:
* **Omgevingsfactoren:**
* Geografische factoren (bv. eetgewoonten van Eskimo’s).
* Klimatologische factoren (bv. seizoensgebonden consumptie).
* Technologische, economische en politieke factoren. Wanneer de welvaart stilstaat, kan dit invloed hebben op waar men op bezuinigt in de voeding.
* **Culturele factoren:** Verschillende culturen kennen specifieke voedingsgewoonten en tradities.
* **Sociale factoren:** Voeding speelt een rol in gastvrijheid, als statussymbool of als machtsmiddel.
* **Persoonsgebonden factoren:**
* **Fysiologische factoren:** Lichamelijke mechanismen zoals honger, verzadiging, smaakzin en metabolisme. Hormonen zoals ghreline (stimuleert honger) en leptine (stimuleert verzadiging) spelen hierbij een rol. Ook de spijsvertering en stofwisseling zijn van belang.
* **Psychologische factoren:** Mentale en emotionele processen, waaronder gewoonten, emoties, motivatie, zelfbeeld en de invloed van stress of verdriet op eetgedrag (emotie-eten).
#### 1.7.3 Het ontstaan van het huidige voedingspatroon (vanaf de Industriële Revolutie)
Grote veranderingen in voedingspatronen ontstonden na de Industriële Revolutie (ongeveer vanaf 1750). Belangrijke drijfveren hierbij waren:
* De groeiende welvaart.
* Gewijzigde woon- en werkomstandigheden.
* Vernieuwingen in landbouw en veeteelt.
* Het ontstaan van een voedingsindustrie, wat leidde tot de opkomst van industrieel bewerkt voedsel. Nadelen hiervan, zoals veranderingen in smaak, kleur en geur, werden vaak opgelost door toevoeging van conserveermiddelen (E-nummers uit de reeks 200-299).
* De opkomst van moderne voedseldistributie, met de opening van de eerste supermarkt (Delhaize) in België in 1957.
* Overheidsregulering en kwaliteitscontrole (bv. keurmerken) werd belangrijker, mede door straffen voor het toevoegen van overbodige stoffen in de 19e eeuw.
#### 1.7.4 Het huidige voedingspatroon (vanaf 1980)
Sinds 1980 is er een verschuiving te zien:
* Toename van de consumptie van alcohol, vlees en suikerrijke voedingsmiddelen, terwijl de consumptie van groenten en fruit daalde. Dit hangt samen met een toename van welvaarts- en chronische ziekten zoals overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker.
* Het traditionele patroon van drie maaltijden per dag (twee keer brood, één keer warm) wordt aangevuld met meer tussendoortjes.
* **Trends in de laatste decennia:**
* Maaltijden worden minder belangrijk, meer snacken (bv. pizza, hamburger).
* Toenemend gebruik van gemaksvoedsel (kant-en-klaar).
* Toenemende diversiteit in voedingskeuzes.
* Verschuiving van consumptie van thuis naar elders.
* Toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid.
#### 1.7.5 Alternatieve voeding
Alternatieve voeding verwijst naar voedingspatronen die afwijken van het gangbare patroon. Motieven hiervoor zijn onder meer gezondheid, diervriendelijkheid, milieu/duurzaamheid en eerlijke handel (fair trade).
* **Typen alternatieve voeding:**
* **Vegetariër:** Eet geen vlees, kip of vis.
* **Veganist:** Eet geen dierlijke producten, inclusief melk, eieren en honing.
* **Flexitariër:** Eet minder vlees.
> **Tip:** Wees kritisch over claims rondom specifieke diëten en alternatieve voedingsmethoden. Wetenschappelijke onderbouwing is cruciaal.
#### 1.7.6 Keuzedocument en groepsopdracht
Studenten stellen teams samen van 5 personen en kiezen uit 20 voorgestelde thema's voor een groepsopdracht. Dit omvat het bestuderen van een eet- of leefmethode, deze 6 weken lang zelf ervaren, en hierover een paper en presentatie maken. Er is een strikte deadline voor het indienen van de teamkeuzes (woensdag 01/10). De opdracht vereist zowel theoretische verdieping als praktische ervaring en samenwerking binnen het team.
> **Tip:** Communiceer tijdig met teamleden om voorkeurskeuzes te coördineren en potentiële conflicten te vermijden.
### 1.8 Biologische voeding
Er is een sterk groeiende belangstelling voor biologische voeding, gekenmerkt door:
* Productie zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen.
* Diervriendelijke productieomstandigheden.
* Afwezigheid van chemische geur-, kleur- en smaakstoffen en conserveringsmiddelen.
Motieven voor de keuze voor biologisch zijn milieu, smaak en gezondheid. Biologische producten zijn uitgebreid gecontroleerd op elke stap in de keten.
### 1.9 Voedselverspilling
Ongeveer een derde van al het geproduceerde voedsel gaat verloren voordat het de consument bereikt. In Vlaanderen verspilt elke Vlaming gemiddeld 37 kg voedsel per jaar. De grootste categorieën die verspild worden zijn brood, groenten en fruit, gevolgd door bereide gerechten.
#### 1.9.1 Tips om voedselverspilling tegen te gaan
* Plan maaltijden en maak een boodschappenlijstje.
* Bewaar voeding correct en organiseer de koelkast.
* Gebruik restjes creatief in nieuwe gerechten.
* Portioneer bewust en vries overschotten in.
* Let op houdbaarheidsdata; "ten minste houdbaar tot" betekent niet dat het product direct bedorven is.
> **Voorbeeld:** Too Good To Go en TooFoodAct 13 Kortrijk zijn initiatieven die zich richten op het tegengaan van voedselverspilling.
### 1.10 Overzicht per les (voorbeeld van een planning)
De cursus is gestructureerd rond specifieke thema's per lesdatum, zoals voedingsgedrag, inleiding tot voedingsleer, de voedingsdriehoek, koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen en mineralen.
* **25/09:** Voedingsgedrag, ontstaan voedingspatroon, huidig voedingspatroon, alternatieve voeding + opdracht uitleg.
* **02/10:** Invloed van voeding op gezondheid, spijsvertering, darmflora + indienen keuze groepsopdracht.
* **07/10:** Inhaal- en verdiepingsles over de voedings-bewegings-geluksdriehoek.
* **16/10:** Koolhydraten + eerste verslag groepsopdracht indienen.
* **06/11:** Eiwitten.
* **20/11:** Vetten + tweede verslag groepsopdracht indienen.
* **27/11:** Vitaminen.
* **04/12:** Mineralen en etiketten lezen.
* **10-11/12:** Presentaties van eet- en leefmethodieken.
* **18/12:** Spreker over Intermitted Living.
> **Belangrijk:** Houd de planning op Toledo (Schema-planning eet-leefmethode) en de sjabloon voor de paper goed in de gaten.
---
# Voedingspatronen en voedingsgedrag
Dit onderwerp verkent de definities van voedingspatronen, de diverse factoren die hierop van invloed zijn, de historische evolutie van voedingspatronen sinds de industriële revolutie en de hedendaagse trends.
### 2.1 Definitie van een voedingspatroon
Een voedingspatroon kan gedefinieerd worden als de gebruikelijke manier waarop een individu, een groep of een volk zich voedt. Het beantwoordt de vragen: wie eet wanneer wat, in welke hoeveelheid, waar en hoe.
### 2.2 Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag
Diverse factoren beïnvloeden zowel het voedingspatroon als het voedingsgedrag. Deze kunnen worden onderverdeeld in omgevings-, culturele, sociale en persoonsgebonden factoren.
#### 2.2.1 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren omvatten geografische, klimatologische, technologische, economische en politieke invloeden. Bijvoorbeeld, geografische ligging kan bepalen welke voedingsmiddelen beschikbaar zijn (bv. Eskimo's), en economische neergang kan ertoe leiden dat mensen bezuinigen op voedsel.
#### 2.2.2 Culturele factoren
Culturele normen en tradities spelen een significante rol in voedingspatronen. Voorbeelden hiervan zijn specifieke gerechten, eetgewoonten tijdens feestdagen, en de acceptatie van bepaalde voedingsmiddelen binnen een gemeenschap.
#### 2.2.3 Sociale factoren
Voeding kan ook sociale functies vervullen, zoals gastvrijheid, het tonen van status of macht. Het delen van maaltijden is vaak een sociaal bindmiddel.
#### 2.2.4 Persoonsgebonden factoren
Persoonsgebonden factoren worden verder onderverdeeld in fysiologische en psychologische aspecten.
* **Fysiologische factoren:** Deze omvatten lichamelijke mechanismen zoals honger- en verzadigingssignalen, die worden gereguleerd door hormonen zoals ghreline en leptine. Ook de smaak- en geurzin, evenals de spijsvertering en stofwisseling, beïnvloeden onze voedingskeuzes. Kortom, dit gaat over hoe het lichaam reageert op voeding.
* **Psychologische factoren:** Dit betreft mentale en emotionele processen die van invloed zijn op eetgedrag. Voorbeelden zijn emotie-eten (eten als reactie op stress, verdriet of verveling), ingesleten eetgewoonten en voorkeuren (vaak gevormd in de jeugd), en zelfbeeld en motivatie (zoals diëten om een bepaald uiterlijk te bereiken).
### 2.3 Het ontstaan van het huidige voedingspatroon na de industriële revolutie
Grote veranderingen in voedingspatronen deden zich voor na de industriële revolutie, die begon rond 1750 in Engeland en zich daarna verspreidde. Belangrijke drijfveren waren:
* **Groeiende welvaart:** Door de mechanisatie daalden de productprijzen, waardoor meer mensen zich diverse producten konden veroorloven.
* **Gewijzigde woon- en werkomstandigheden:** Urbanisatie en fabrieksarbeid veranderden de manier waarop mensen woonden en werkten, wat ook invloed had op eetgewoonten.
* **Vernieuwingen in landbouw en veeteelt:** Verbeterde technieken leidden tot hogere opbrengsten en meer beschikbaarheid van voedsel.
* **Ontstaan van een voedingsindustrie:** De productie van machinaal vervaardigde voedingsmiddelen nam een vlucht. Dit had als nadeel dat smaak, kleur en geur konden veranderen, wat leidde tot het toevoegen van conserveermiddelen (E-nummers 200-299).
* **Opkomst van moderne voedseldistributie:** De introductie van supermarkten (de eerste Delhaize-supermarkt in België opende in 1957) veranderde de manier waarop consumenten boodschappen deden.
* **Kwaliteitscontrole door de overheid:** De overheid nam een grotere verantwoordelijkheid in het reguleren van voedselveiligheid en de samenstelling van voedingsmiddelen, wat leidde tot keurmerken.
Voor de industriële revolutie kenmerkte het voedingspatroon zich door schaarste en gebrek aan variatie. Men verbouwde vaak eigen voedsel, en de wintermaanden waren eentonig. Dierlijke producten waren zeldzaam.
### 2.4 Het huidige voedingspatroon (vanaf circa 1980)
Sinds ongeveer 1980 heeft het voedingspatroon zich verder ontwikkeld. Traditioneel bestaat het uit drie maaltijden per dag, met twee keer brood en één warme maaltijd, aangevuld met tussendoortjes. De laatste decennia zijn er echter duidelijke trends zichtbaar:
* **Minder belang van maaltijden, meer snacken:** De focus verschuift van vaste maaltijden naar vaker snacken, met producten zoals pizza, hamburgers en pita.
* **Toenemend gemaksvoedsel:** Kant-en-klare maaltijden en bewerkte producten worden steeds populairder.
* **Toenemende diversiteit:** Het aanbod aan voedingsmiddelen is sterk uitgebreid.
* **Verschuiving van consumptieplaats:** Voeding wordt steeds vaker buiten huis geconsumeerd (op school, werk, onderweg).
* **Toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid:** Mensen zijn zich bewuster geworden van de impact van voeding op hun gezondheid.
Deze veranderingen, met name de gestegen consumptie van alcohol-, vlees- en suikerrijke producten, en een gedaalde inname van groenten en fruit, hebben geleid tot een toename van welvaartsziekten zoals overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker.
#### 2.4.1 Relatie voeding en welvaartsziektes
* **Te hoge energieopname en te weinig lichaamsbeweging:** Leidt tot overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten, en bepaalde kankers.
* **Te hoge opname van verzadigd vet:** Draagt bij aan hart- en vaatziekten en bepaalde kankers.
* **Frequent gebruik van suikers en zure voedingsmiddelen:** Veroorzaakt tandcariës en tanderosie.
* **Te lage opname van voedingsvezels (uit groenten, fruit, volkorenproducten):** Kan leiden tot darmfunctiestoornissen (obstipatie) en bepaalde kankers.
* **Te hoog zoutgebruik:** Kan nierfunctiestoornissen veroorzaken.
* **Te hoog alcoholgebruik:** Verhoogt het risico op levercirrose en mond-, keel- en slokdarmkanker.
### 2.5 Huidige trends en alternatieve voeding
De toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid heeft geleid tot nieuwe trends, waaronder een groeiende interesse in duurzamere voeding en alternatieve voedingspatronen.
#### 2.5.1 Principes van duurzamere voeding
* **Leven op het ritme van de seizoenen:** Kiezen voor producten die in het huidige seizoen beschikbaar zijn.
* **"Vers van hier":** Voorkeur geven aan lokale producten met een korte transportroute, wat te controleren is door de herkomst op het etiket.
* **Voedselverspilling tegengaan:** Voedsel wordt als waardevol beschouwd, dus restjes vermijden en efficiënt omgaan met beschikbare producten is belangrijk.
* **Biologische producten:** Kiezen voor onbespoten groenten en fruit en biologisch vlees/vis, geproduceerd zonder kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen en met diervriendelijke methoden. Er worden ook geen chemische geur-, kleur- en smaakstoffen of conserveringsmiddelen toegevoegd. Motieven zijn milieu, smaak en gezondheid. Bioproducten zijn intensief gecontroleerd.
* **Van vleeseter naar flexitariër:** Minder vlees consumeren.
* **Gevarieerd eten en zelf bereiden:** Meer variatie in de voeding en zelf koken in plaats van kant-en-klare maaltijden te consumeren, die vaak te vet en te suikerrijk zijn.
* **Vermijden van verpakkingen:** Minimaliseren van verpakkingsmateriaal.
* **Seizoensgebonden eten (de 4 G's):** Gevarieerder, gezonder, goed voor het milieu en goedkoper.
#### 2.5.2 Voedselverspilling
Een aanzienlijk deel van het geproduceerde voedsel gaat verloren. In Vlaanderen verspilt elke Vlaming gemiddeld 37 kg voedsel per jaar, wat neerkomt op €369 per gezin en een grote ecologische voetafdruk heeft. De grootste categorieën verspild voedsel zijn brood, groenten en fruit, gevolgd door bereide gerechten. Brood en groenten/fruit vertegenwoordigen elk meer dan 35.000 ton per jaar.
* **Tips om voedselverspilling tegen te gaan:**
* Maaltijden voor een week plannen en een boodschappenlijst maken en volgen.
* De koelkast organiseren en oudere producten vooraan plaatsen.
* Voeding correct bewaren.
* Restjes creatief gebruiken (soepen, stoofpotjes, quiches).
* Bewust portioneren en niet te grote porties serveren.
* Restjes of producten die niet direct nodig zijn, invriezen.
* Letten op houdbaarheidsdata: "Ten minste houdbaar tot" betekent niet dat het product direct slecht is; kijken, ruiken en proeven is belangrijk.
#### 2.5.3 Alternatieve voeding
Alternatieve voeding verwijst naar voedingspatronen die afwijken van het gangbare patroon, vaak gedreven door motieven zoals gezondheid, diervriendelijkheid, milieu/duurzaamheid en eerlijke handel. Het aantal mensen dat een alternatief voedingspatroon volgt, stijgt.
* **Vegetariër:** Eet geen voedsel verkregen via het doden van dieren, dus geen vlees, kip of vis. Ook dierlijke bak- en braadvetten, vlees- of beenderbouillon en vlees- of vissoepen/sauzen worden vermeden.
* **Veganist:** Volgt een vegetarisch dieet, maar gebruikt bovendien geen melk, melkproducten, eieren, honing en alle producten waarin deze ingrediënten verwerkt zijn.
* **Flexitariër:** Eet minder vlees, maar is geen volledige vegetariër.
#### 2.5.4 Risico's en overwegingen bij alternatieve voeding
* **Veganisten:** Hebben een verhoogd risico op tekorten aan vitamine B12 (cruciaal supplement), vitamine B2 en calcium (bronnen zijn groene groenten, melkproducten). Ook zink en ijzer kunnen lager zijn (bronnen: volkorenproducten, noten, peulvruchten). Over het algemeen is er weinig gevaar voor tekorten aan plantaardige eiwitten, vitaminen en mineralen indien de voeding goed samengesteld is.
> **Tip:** Het is essentieel om goed geïnformeerd te zijn over de mogelijke tekorten bij specifieke alternatieve voedingspatronen en zo nodig supplementen te gebruiken of voedingsmiddelen strategisch te kiezen.
> **Voorbeeld:** Een veganist moet actief vitamine B12 supplementeren, aangezien dit vrijwel uitsluitend in dierlijke producten voorkomt. Ook kan het nodig zijn om extra aandacht te besteden aan calciumrijke plantaardige bronnen zoals groene bladgroenten en verrijkte plantaardige melk.
---
# De groepsopdracht: erfaringgericht leren en eet-leefmethoden
Dit deel van de cursus "Voedingsleer" introduceert een groepsopdracht waarbij studenten gedurende zes weken een specifieke eet- of leefmethode ervaren om zo diepgaand inzicht te verkrijgen, culminerend in een paper en presentatie.
### 3.1 Algemene opzet en doelstellingen van de groepsopdracht
De groepsopdracht is een essentieel onderdeel van de evaluatie en vertegenwoordigt 20% van het totale cijfer. Het doel is om studenten op een ervaringsgerichte manier kennis te laten maken met diverse eet- en leefmethoden. Dit gaat verder dan louter theoretische kennis; studenten ervaren aan den lijve hoe het is om volgens een bepaalde methodiek te eten en/of te leven, en wat de impact hiervan is op henzelf en anderen.
#### 3.1.1 Structuur en werkwijze
De opdracht wordt uitgevoerd in teams van vijf personen. Elk team kiest één thema uit een lijst van twintig voorgestelde onderwerpen, die geen specifieke diëten betreffen, maar bredere eet- en leefmethoden.
* **Keuzeproces:** Teams dienen vijf thema's in volgorde van voorkeur in. De docent zorgt voor een zo optimaal mogelijke verdeling, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de eerste en tweede keuzes. Studenten worden aangemoedigd om onderling af te stemmen om overlap te voorkomen.
* **Verwerking van het thema:** Gedurende zes weken verdiepen de teams zich in het gekozen thema door middel van het bestuderen van bijbehorende boeken, programma's, documentaires of andere informatiebronnen.
* **Ervaringscomponent:** Parallel aan de theoretische verwerking, leven en eten de studenten volgens de principes van de gekozen methodiek. Dit interactieve proces, waarbij teamleden elkaar steunen en stimuleren, is cruciaal voor het leerproces.
* **Communicatie en voortgang:** De voortgang van de opdracht wordt gemonitord via tussentijdse verslagen die op specifieke data worden ingediend.
* **Eindproducten:** Na de zes weken worden de resultaten gepresenteerd in de vorm van een paper en een mondelinge presentatie.
#### 3.1.2 Inhoud van de eindproducten
De opdracht mondt uit in twee cruciale eindproducten:
* **Presentatie:**
* Een samenvatting van de theorie en de algemene visie van de bestudeerde methodiek: wat, hoe en waarom.
* Een concrete uitwerking van de praktijk van het eten en leven volgens de methodiek. Dit kan een zelfbereid recept zijn, een oefening, meditatie, of een andere activiteit die de kern van de methodiek illustreert. Hiervan wordt tevens een filmpje gemaakt.
* **Paper:**
* **Deel 1:** Een duidelijke samenvatting van de bestudeerde voedingsmethodiek, inclusief de kernprincipes (wat, hoe, waarom) en waar nodig de grondlegger van de methode.
* **Deel 2:** De uitgeschreven recept-activiteit (ingrediënten en uitvoering) die ook in het filmpje is verwerkt. Indien de methodiek meer focust op het "hoe" of "waarom" van eten, kan dit vervangen worden door een uitgeschreven oefening, meditatie, etc.
* **Deel 3:** Een persoonlijk verslag van elke student over hun "ontdekkingsreis" binnen de gekozen eet- en leefmethodiek.
* **Deel 4:** De ontwikkeling van een eigen, origineel eet-leefmodel door het team.
#### 3.1.3 Evaluatiecriteria
De beoordeling van de groepsopdracht (20 punten) is gebaseerd op:
* De presentatie.
* De ingediende paper.
* De tijdige indiening van de verslagen (op 16/10 en 20/11).
* Samenwerking en teamprestatie (inclusief peer evaluatie).
* Correct gebruik van AI (indien van toepassing, met check op Toledo).
> **Tip:** Begin onmiddellijk met het plannen van de groepsopdracht. Maak duidelijke afspraken binnen het team, stel een gedetailleerde planning op (inclusief retroplanning) en communiceer regelmatig over de voortgang en de individuele ervaringen met de gekozen methodiek. Werk tijdig aan zowel de presentatie als de paper.
### 3.2 De aard van de groepsopdracht: Ervaringsgericht leren
De groepsopdracht is expliciet ontworpen rond het principe van ervaringsgericht leren. Dit betekent dat studenten niet alleen informatie verzamelen en verwerken, maar deze kennis ook actief toepassen en de gevolgen daarvan zelf ondervinden.
#### 3.2.1 Kernprincipes van ervaringsgericht leren in deze opdracht
* **Actieve deelname:** Studenten worden uitgedaagd om actief deel te nemen aan het leerproces door het uitproberen en beleven van een specifieke eet- of leefwijze.
* **Vergelijking en reflectie:** Door in teamverband te werken, kunnen ervaringen van individuen worden vergeleken. Dit leidt tot diepere inzichten en stimuleert reflectie op de eigen gewoonten en percepties.
* **Steun en stimulans:** Het team functioneert als een ondersteunend netwerk, waar leden elkaar motiveren, tips geven en samen uitdagingen aangaan.
* **Integratie van theorie en praktijk:** De opdracht overbrugt de kloof tussen theoretische kennis over voedingsleer en de praktische toepassing ervan in het dagelijks leven.
#### 3.2.2 "To do" lijst voor de groepsopdracht
**Voor de start van de 6 weken:**
* Kies het thema met je team, met vermelding van de eerste, tweede, derde, vierde, etc. keuze, en dien dit in tegen de gestelde deadline.
**Tijdens de 6 weken:**
* Verwerk het toegewezen thema door het lezen van boeken, bekijken van documentaires, volgen van online programma's, verkennen van artikelen en websites.
* Experimenteer met voeding en leven volgens het thema, ga in interactie met teamleden, help en ondersteun elkaar.
* Houd de docent op de hoogte van de stand van zaken via de ingediende verslagen (schema/planning op Toledo).
**Na de 6 weken:**
* Bereid de presentatie en de paper voor, zoals gedetailleerd beschreven onder sectie 3.1.2.
### 3.3 Verkenning van eet- en leefmethoden: De 20 te kiezen thema's
De groepsopdracht biedt de mogelijkheid om een breed scala aan eet- en leefmethoden te verkennen. De specifieke lijst van twintig thema's, met bijbehorende documentatie (boek(en)/programma('s)/documentaires/andere informatiebronnen), is te vinden op Toledo in de map "GROEPSOPDRACHT EET-LEEFMETHODE".
> **Voorbeeld van mogelijke thema's (niet uitputtend):**
> * Verschillende vormen van vegetarisme en veganisme.
> * Flexitarisme.
> * Biologische voeding en duurzame voedingsprincipes.
> * Voedingspatronen gebaseerd op seizoensgebonden en lokale producten.
> * Methoden gericht op voedselverspilling tegengaan.
> * Eetpatronen met een focus op specifieke culturele tradities.
> * Mindful eten en eten met emoties.
### 3.4 Belangrijke aandachtspunten en tips voor succes
* **Tijdigheid:** Houd de deadlines nauwlettend in de gaten en werk tijdig aan alle onderdelen van de opdracht.
* **Teamwerk:** Maak goede afspraken binnen het team, stel een gezamenlijke agenda op en communiceer zeer regelmatig over alle taken.
* **Reflectie:** Bespreek voortdurend met teamleden hoe de gekozen eet- en leefmethodiek in het eigen leven wordt toegepast en ervaren. Dit draagt bij aan een dieper leerproces.
* **Kwaliteit van eindproducten:** Werk de presentatie en paper zorgvuldig uit, met aandacht voor zowel theoretische onderbouwing als praktische uitwerking en persoonlijke reflectie.
---
**Aanvullende context uit de documentatie die relevant is voor de opdracht:**
* **Voedingspatronen en -gedrag:** De opdracht stelt studenten in staat om hun eigen voedingspatroon te bevragen en te vergelijken met de principes van de gekozen methodiek. Factoren zoals culturele, sociale en persoonsgebonden invloeden (fysiologisch en psychologisch) spelen hierbij een rol.
* **Het ontstaan van het huidige voedingspatroon:** Begrip van historische veranderingen in voedingspatronen, mede door de industriële revolutie, de opkomst van de voedingsindustrie en moderne distributie, biedt context voor waarom bepaalde methoden bestaan en waarom mensen hiervoor kiezen.
* **Alternatieve voeding:** De opdracht kan inzoomen op alternatieve voedingsvormen zoals vegetarisme en veganisme, waarbij de motieven (gezondheid, diervriendelijkheid, milieu) en mogelijke tekorten worden onderzocht.
Door deze groepsopdracht worden studenten aangemoedigd om kritisch na te denken over voeding, hun eigen gedrag te analyseren en de complexiteit van eet- en leefgewoonten te doorgronden op een manier die verder gaat dan alleen theoretische kennisverwerving.
---
# Alternatieve voeding en voedselverspilling
Dit onderwerp behandelt diverse alternatieve voedingspatronen, de motieven hierachter, mogelijke risico's, en gaat in op het probleem van voedselverspilling en oplossingen.
## 4. Alternatieve voeding en voedselverspilling
### 4.1 Alternatieve voeding
#### 4.1.1 Definitie en motieven
Een alternatief voedingspatroon wordt gedefinieerd als een manier van eten die afwijkt van het gangbare voedingspatroon. De belangrijkste motieven voor het kiezen van een alternatieve voeding zijn:
* **Gezondheid:** Streven naar een betere gezondheid, meer energie en een versterkt immuunsysteem.
* **Diervriendelijkheid:** Het vermijden van producten die afkomstig zijn uit de veehouderij, met aandacht voor dierenwelzijn.
* **Milieu/duurzaamheid:** Beperken van de ecologische voetafdruk van voedselproductie en consumptie.
* **Eerlijke handel/fair trade:** Ondersteunen van ethische handelspraktijken.
Het aantal mensen dat een alternatief voedingspatroon hanteert, neemt toe.
#### 4.1.2 Soorten alternatieve voeding
* **Vegetarisme:** Hierbij worden geen levensmiddelen gebruikt die verkregen zijn via het doden van dieren. Dit betekent geen vlees, kip, vis, schaal- of schelpdieren. Ook dierlijke bak- en braadvetten, bouillon van vlees of beenderen, en vlees- of vissoepen/sauzen worden vermeden.
* **Veganisme:** Dit is een strengere vorm van vegetarisme. Naast de producten die vegetariërs vermijden, gebruiken veganisten ook geen melk, melkproducten, eieren, honing en alle voedingsmiddelen waarin deze ingrediënten verwerkt zijn.
* **Flexitarisme:** Dit zijn mensen die geen volledige vegetariërs zijn, maar wel minder vlees eten dan gemiddeld.
#### 4.1.3 Risico's en tekorten bij alternatieve voeding
Hoewel alternatieve voedingspatronen veel voordelen kunnen bieden, zijn er potentiële risico's op tekorten als er niet goed gelet wordt op de voeding:
* **Vitamine B12:** Dit komt voornamelijk voor in dierlijke producten (vlees, vis, eieren, melk). Veganisten hebben vaak een supplement nodig om een tekort te voorkomen.
* **Vitamine B2 en calcium:** Een lage inname hiervan kan voorkomen bij veganisten, mede door het vermijden van melkproducten. Groene groenten zijn een goede bron.
* **Zink en ijzer:** Vegetariërs en veganisten kunnen een lagere inname hebben. Volkorenproducten, noten en peulvruchten zijn belangrijke bronnen.
Er is doorgaans weinig gevaar voor tekorten aan plantaardige eiwitten, vitaminen en mineralen en voedingsvezels bij een goed samengesteld plantaardig dieet.
> **Tip:** Voor veganisten is het cruciaal om zich goed te informeren over mogelijke tekorten en hoe deze te voorkomen, eventueel in overleg met een professional.
### 4.2 Voedselverspilling
#### 4.2.1 Omvang van het probleem
Voedselverspilling is een significant probleem waarbij een aanzienlijk deel van het geproduceerde voedsel verloren gaat voordat het de consument bereikt. De cijfers zijn alarmerend:
* Wereldwijd gaat ongeveer één derde van het geproduceerde voedsel verloren.
* In Vlaanderen verspilt elke Vlaming gemiddeld 37 kilogram voedsel per jaar, wat neerkomt op 88 kilogram per huishouden.
* Dit kost Vlaamse gezinnen jaarlijks een aanzienlijk bedrag en heeft een grote ecologische impact.
#### 4.2.2 Verliezen in de keten
De verliezen van voedsel vinden plaats op verschillende niveaus in de voedselketen:
* **Productie:** 10-20% van het voedsel gaat verloren tijdens de teelt en oogst.
* **Industrie en handel:** 2-10% gaat verloren in de verwerkende industrie.
* **Verkoopkanaal:** 3-6% gaat verloren in supermarkten en dergelijke.
* **Consument:** Consumenten zelf gooien tot 11% van het aangekochte voedsel weg.
In totaal wordt minstens 40% van het geproduceerde voedsel verspild.
#### 4.2.3 Producten die vooral worden weggegooid
De grootste categorieën van verspild voedsel in Vlaanderen zijn:
* **Brood:** Meer dan 35.000 ton per jaar.
* **Groenten en fruit:** Ook meer dan 35.000 ton per jaar.
* **Bereide gerechten (o.a. aardappelproducten):** Meer dan 30.000 ton per jaar.
* Daarnaast worden ook zuivelproducten, koffie, thee en fruit (bv. te rijp of niet "mooi" van uiterlijk) vaak weggegooid, soms zelfs ongeopend omdat ze over datum zijn of er te veel van gekocht is.
#### 4.2.4 Oplossingen om voedselverspilling tegen te gaan
Er zijn diverse strategieën die zowel consumenten als de voedselketen kunnen toepassen om voedselverspilling te verminderen:
* **Maaltijdplanning:** Plan maaltijden voor de hele week om gerichter boodschappen te doen.
* **Boodschappenlijst:** Maak een gedetailleerde boodschappenlijst en houd je hieraan om impulsaankopen en overconsumptie te vermijden.
* **Bewaren van voedsel:**
* Organiseer de koelkast logisch en plaats oudere producten vooraan.
* Bewaar voeding op de juiste manier om bederf te voorkomen.
* Vries restjes van maaltijden of producten die niet direct gebruikt worden tijdig in.
* **Gebruik van houdbaarheidsdata:** Begrijp het verschil tussen 'ten minste houdbaar tot' (kijk, ruik en proef voor consumptie) en 'te gebruiken tot' (voor bederfelijke producten).
* **Creatief gebruik van restjes:** Kook met wat je nog in huis hebt. Soepen, stoofpotjes en quiches zijn uitstekende manieren om restjes te verwerken.
* **Bewuste porties:** Serveer geen te grote porties; men kan altijd nog bijscheppen.
* **Lokale en seizoensgebonden producten:** Kies voor producten die in het seizoen zijn en uit de eigen regio komen, wat de ecologische voetafdruk verkleint en vaak ook kostenefficiënter is.
* **Biologische producten:** De keuze voor biologisch kan bijdragen aan minder pesticidengebruik en een duurzamere productie.
* **Vermijden van verpakkingen:** Kies waar mogelijk voor producten met minder of duurzame verpakkingen.
> **Tip:** Websites en apps zoals 'Too Good To Go' of initiatieven zoals 'WonkyFood' bieden oplossingen om voedsel dat anders verspild zou worden, te redden en aan te bieden tegen een lagere prijs.
* **Voorbeelden van initiatieven tegen voedselverspilling:**
* Restorestjes
* Food act 13 Kortrijk
* Too Good To Go
* **Basisprincipes voor duurzamere voeding die voedselverspilling tegengaan:**
* Eet gevarieerder
* Eet gezonder
* Goed voor het milieu
* Goedkoper
* Eet seizoensgebonden (de 4 G's)
* Vers van hier (producten met weinig kilometers)
* Voedsel is te waardevol om weg te gooien
#### 4.2.5 Economische en ecologische impact
Voedselverspilling heeft niet alleen een economische kost, maar ook een aanzienlijke ecologische impact. Het verspilde voedsel vertegenwoordigt de energie, het water en de middelen die gebruikt zijn voor de productie, verwerking en transport ervan.
> **Voorbeeld:** De verspilling van brood in Vlaanderen alleen al komt neer op een hoeveelheid die, indien opgestapeld, een goederentrein van 117 kilometer lang zou vullen.
### 4.3 Het ontstaan en het huidige voedingspatroon
De analyse van alternatieve voeding en voedselverspilling is nauw verbonden met de evolutie van onze eigen voedingspatronen.
#### 4.3.1 Factoren die voedingspatronen beïnvloeden
Verschillende factoren spelen een rol bij het ontstaan van voedingspatronen en voedingsgedrag:
* **Geografische en klimatologische factoren:** De beschikbaarheid van voedsel wordt beïnvloed door de locatie en het klimaat.
* **Technologische, economische en politieke factoren:** Deze kunnen de voedselproductie, distributie en de betaalbaarheid van voedsel sterk beïnvloeden.
* **Culturele factoren:** Tradities, normen en gebruiken binnen een samenleving of groep bepalen mede wat en hoe men eet.
* **Sociale factoren:** Voeding kan een rol spelen bij gastvrijheid, status, macht en sociale interactie.
* **Persoonsgebonden factoren:**
* **Fysiologische factoren:** Lichamelijke mechanismen zoals honger, verzadiging, smaakzin en stofwisseling. Hormonen zoals ghreline (honger) en leptine (verzadiging) spelen hierin een rol.
* **Psychologische factoren:** Mentale en emotionele processen, zoals gewoonten, emotie-eten (eten uit stress, verdriet, verveling), zelfbeeld, motivatie en aangeleerde voorkeuren.
#### 4.3.2 Evolutie van het voedingspatroon
* **Pre-industriële samenleving:** Gekenmerkt door schaarste, gebrek aan variatie en veelal zelfvoorziening. Hongersnood en epidemieën kwamen regelmatig voor.
* **Na de Industriële Revolutie (vanaf circa 1850):** Grote veranderingen door machinale productie, welvaartsgroei, gewijzigde woon- en werkomstandigheden, vernieuwingen in landbouw en veeteelt, en het ontstaan van een voedingsindustrie en moderne voedseldistributie. Dit leidde tot een toename van industrieel bewerkt voedsel, vaak met toevoegingen (bv. conserveermiddelen, E-nummers).
* **Moderne voedseldistributie:** De opkomst van supermarkten vanaf 1957 veranderde de manier waarop consumenten boodschappen deden.
* **Kwaliteitscontrole door de overheid:** Regelgeving en keurmerken werden belangrijk om de kwaliteit en veiligheid van voedsel te waarborgen.
* **Huidig voedingspatroon (vanaf circa 1980):** Een stijging in de consumptie van alcohol, vlees en suikerrijke producten, en een daling in groenten en fruit. Dit correleert met een toename van welvaartsziekten zoals overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker.
#### 4.3.3 Trends in het huidige voedingspatroon
De laatste decennia zijn er duidelijke verschuivingen en trends waarneembaar:
* Maaltijden worden minder belangrijk; er wordt meer gesnackt (bv. pizza, hamburgers).
* Toenemende consumptie van gemaksvoedsel (kant-en-klaar).
* Grotere diversiteit in het aanbod.
* De plaats van consumptie verschuift van thuis naar elders (op school, op het werk, onderweg).
* Toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid.
* Groeiende aandacht voor de huidige voedselproductie: bestrijdingsmiddelen, dierenleed, en toevoegingen in voedingsmiddelen. Dit leidt tot een grotere belangstelling voor biologische voeding en producten van lokale herkomst.
> **Tip:** De 'actieve voedings-, bewegings- en geluksdriehoek' kan helpen om een gezond en evenwichtig voedingspatroon te begrijpen en te implementeren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Voedingsstoffen | Dit zijn de componenten in voedsel die het menselijk lichaam nodig heeft voor groei, energie, onderhoud en de regulatie van lichaamsprocessen. De belangrijkste categorieën zijn eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen. |
| Spijsverteringsstelsel | Het spijsverteringsstelsel is het orgaanstelsel dat verantwoordelijk is voor de vertering van voedsel, de opname van voedingsstoffen en de uitscheiding van afvalstoffen. Het omvat organen zoals de mond, slokdarm, maag, darmen, lever en alvleesklier. |
| Voedingsdriehoek | Een visueel hulpmiddel dat de aanbevolen verhoudingen van verschillende voedselgroepen in een gezond dieet weergeeft, vaak georganiseerd in lagen om de nadruk te leggen op groenten, fruit, volle granen en beperkt gebruik van vlees, zuivel en vetten. |
| Bewegingsdriehoek | Dit is een visueel hulpmiddel dat de aanbevelingen voor fysieke activiteit weergeeft, vaak in samenhang met de voedingsdriehoek om een holistische benadering van gezondheid te promoten, inclusief diverse vormen van beweging en rust. |
| Voedingspatroon | De manier waarop een individu, groep of bevolking zich gewoonlijk voedt; het beschrijft wat, wanneer, hoeveel, waar en hoe men eet. Factoren zoals cultuur, sociaaleconomische status en persoonlijke voorkeuren beïnvloeden dit patroon. |
| Voedingsgedrag | Het geheel van eetgewoonten, attitudes en keuzes met betrekking tot voeding, beïnvloed door psychologische, sociale en omgevingsfactoren. Dit omvat zowel bewuste als onbewuste beslissingen over wat en hoe er gegeten wordt. |
| Omgevingsfactoren | Externe invloeden die het voedingspatroon en -gedrag bepalen, zoals geografische locatie, klimaat, technologische ontwikkelingen, economische omstandigheden en politieke beleidsmaatregelen die de beschikbaarheid en prijs van voedsel beïnvloeden. |
| Culturele factoren | Traditionele gebruiken, overtuigingen, waarden en normen die specifiek zijn voor een bepaalde groep of samenleving en die de eetgewoonten en de betekenis van voedsel beïnvloeden. Voorbeelden zijn feestdagenmaaltijden of specifieke bereidingswijzen. |
| Sociale factoren | Invloeden vanuit sociale interacties, groepsnormen en sociale structuren op voedingskeuzes, zoals de rol van voedsel bij gastvrijheid, sociale status, groepsdruk of sociale evenementen. |
| Persoonsgebonden factoren | Individuele kenmerken die het voedingspatroon en -gedrag beïnvloeden, onderverdeeld in fysiologische factoren (lichamelijke mechanismen zoals honger en smaak) en psychologische factoren (mentale en emotionele processen zoals gewoonten en emotie-eten). |
| Industriële Revolutie | Een periode van ingrijpende economische en technologische veranderingen, voornamelijk in de 18e en 19e eeuw, die leidde tot mechanisatie, urbanisatie en de opkomst van de massaproductie, wat ook grote impact had op de voedselproductie en -consumptie. |
| Conserveermiddelen | Stoffen die worden toegevoegd aan voedsel om de houdbaarheid te verlengen en bederf door micro-organismen te voorkomen. Ze worden vaak aangeduid met E-nummers, zoals E-nummers uit de reeks 200-299. |
| Voedseldistributie | Het systeem en de infrastructuur die betrokken zijn bij het transporteren, opslaan en verkopen van voedsel van producent naar consument, inclusief de ontwikkeling van supermarkten en andere moderne distributiekanalen. |
| Welvaartsziekten | Ziekten die vaak voorkomen in welvarende landen en verband houden met leefstijlfactoren zoals overconsumptie, ongezonde voeding en gebrek aan beweging, zoals obesitas, diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. |
| Voedselverspilling | Het onnodig weggooien van eetbaar voedsel dat geproduceerd is, zowel tijdens de productieketen als bij de consument thuis. Dit heeft aanzienlijke economische, sociale en ecologische gevolgen. |
| Alternatieve voeding | Voedingspatronen die afwijken van de traditionele, gangbare eetgewoonten, vaak gemotiveerd door gezondheid, ethische bezwaren (diervriendelijkheid), milieuoverwegingen of een verlangen naar eerlijke handel. |
| Vegetariër | Iemand die geen vlees, vis, gevogelte of andere producten van gedode dieren consumeert, maar wel dierlijke producten zoals zuivel en eieren kan eten. |
| Veganist | Iemand die alle dierlijke producten vermijdt, inclusief vlees, vis, gevogelte, zuivel, eieren, honing en producten waarin deze zijn verwerkt. |
| Flexitariër | Iemand die voornamelijk een vegetarisch dieet volgt, maar af en toe wel vlees of vis eet. Het is een meer flexibele vorm van vegetarisme. |
| Biologische voeding | Voedingsmiddelen die zijn geproduceerd met behulp van biologische landbouwpraktijken, die geen synthetische meststoffen of chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en vaak gericht zijn op milieuvriendelijkheid en dierenwelzijn. |