Cover
Jetzt kostenlos starten milieutechnologie partim water 2025.pdf
Summary
# Belang en samenstelling van water
Water is een fundamentele stof voor al het leven op aarde en van cruciaal belang voor diverse industriële en maatschappelijke sectoren [5](#page=5).
### 1.1 Het belang van water
Water is essentieel voor het leven omdat het dient als medium voor het opnemen van voedingsstoffen door planten en het handhaven van de vochtbalans bij mens en dier. De gehele voedingsindustrie, inclusief landbouw, veeteelt en visserij, is volledig afhankelijk van water. Daarnaast speelt water een vitale rol in basishygiëne [5](#page=5).
Voor de energievoorziening is water van kapitaal belang: aardolie is ontstaan uit waterleven, en elektrische energie wordt deels opgewekt in hydraulische centrales of, in thermische en nucleaire centrales, waarbij water als energiedrager fungeert [5](#page=5).
Industriële activiteiten maken breed gebruik van water als proceswater, ketel-, koel- en waswater. De transportbranche is onlosmakelijk verbonden met water, met name door de scheepvaart, waarvan het belang naar verwachting zal toenemen. Ook voor recreatieve activiteiten zoals visserij en watersporten is water onontbeerlijk. In vele godsdiensten heeft water een symbolische en purifierende functie, soms zelfs met geneeskrachtige associaties, zoals in kuuroorden [5](#page=5).
Gezien de immense rol van water en de beperkte beschikbaarheid van bruikbare bronnen, is zorgvuldig gebruik, beheer en recyclage strikt noodzakelijk [6](#page=6).
### 1.2 Hydrologie: de wetenschap van water
Hydrologie bestudeert het water boven, op en onder het aardoppervlak, evenals de natuurlijke samenhang van alle waterverschijnselen. Ongeveer 70% van het aardoppervlak is met water bedekt, met een volume van circa 1.360 miljard km³ [6](#page=6).
De verdeling van dit water is als volgt (tot 5 km diepte; ongeveer 25% bevindt zich dieper) [6](#page=6):
* Atmosfeer (waterdamp): 0,001% [6](#page=6).
* Oceanen en zeeën: 97,212% [6](#page=6).
* Ijskappen en gletsjers: 2,15% [6](#page=6).
* Oppervlaktewater:
* Zoetwatermeren: 0,009% [6](#page=6).
* Zoutwatermeren en binnenzeeën: 0,008% [6](#page=6).
* Rivieren: 0,0001% [6](#page=6).
* Grondwater:
* Bodemvocht: 0,005% [6](#page=6).
* Ondiep grondwater (tot 800 m): 0,307% [6](#page=6).
* Diep grondwater (800 tot 5000 m): 0,307% [6](#page=6).
Slechts ongeveer 0,6% van de totale hoeveelheid water is zoet water geschikt voor menselijke consumptie [6](#page=6).
De totale hoeveelheid water op aarde is constant en ondergaat voortdurend transformaties in een gesloten kringloop, aangedreven door de zon. Jaarlijks verdampen 450.000 km³ zoutwater en 70.000 km³ zoetwater. Na condensatie valt dit water terug als neerslag. Meer water valt op het land (110.000 km³) dan in zee (410.000 km³). Het water dat op land valt, verdampt voor tweederde, deels direct en deels via planten of menselijke activiteiten. Het resterende eenderde vloeit af naar beken en rivieren (oppervlaktewater) of dringt de grond in (grondwater) tot het waterondoorlatende lagen bereikt waar het zich ophoopt, om vervolgens opgepompt te worden of als bron vrij te komen [6](#page=6).
In België bedraagt de jaarlijkse neerslag ongeveer 26 miljard m³. Hiervan wordt circa 10 miljard m³ afgevoerd via oppervlaktewater, 4 miljard m³ sijpelt in de grond, en de rest verdampt [7](#page=7).
Grondwater kan worden ingedeeld naar geologisch ontstaan [7](#page=7):
* Paleozoïsche lagen (ouder dan 225 miljoen jaar): vooral in Zuid-België [7](#page=7).
* Mesosoïsche lagen (225 tot 65 miljoen jaar): in Bergen en Haspengouw, intensief gebruikt voor drinkwaterproductie [7](#page=7).
* Kenozoïsche lagen (jonger dan 65 miljoen jaar): voornamelijk in Noord-België, minder waterrijk en sterk geëxploiteerd, met beperkte voeding door bebouwing en verharding. Vlaanderen importeert 27% van zijn drinkwater [7](#page=7).
België behoort tot drie stroombekkens: het Maasbekken (14.630 km²), het Scheldebekken (12.240 km²) en het Kustbekken (2.230 km²). Alleen Maaswater is goed bruikbaar voor consumptie, daar Scheldewater te vervuild is en de aanvoer van het Kustbekken gering is [7](#page=7).
### 1.3 Watersamenstelling
De anorganische samenstelling van water varieert afhankelijk van de vindplaats [7](#page=7).
Tabel 1-2: Type samenstellingen van zee-, rivier- en grondwater (mg/l) [8](#page=8).
| Samenstelling | Zee | Rivier | Bodem |
| :------------ | :----- | :----- | :----- |
| Ca++ | 400 | 15 | 100 |
| Mg++ | 1272 | 4,1 | 10 |
| Na+ | 10561 | 6,3 | 80 |
| K+ | 380 | 2,3 | - |
| Cl- | 18980 | 7,8 | 100 |
| SO4-- | 2712 | 11,2 | 165 |
| HCO3- | 140 | 58,4 | 130 |
De samenstelling van grondwater wordt sterk bepaald door de aardlagen waar het doorheen sijpelt; het neemt oplosbare stoffen op en filtert zwevende bestanddelen uit. In kalkhoudende lagen is het Ca++ gehalte hoog, terwijl elders het Na+ gehalte hoog kan zijn. Rivierwater bevat over het algemeen minder opgeloste stoffen door korter contact met de bodem, maar meer zwevende stoffen door gebrek aan percolatie [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.4 Waterverbruik
Het waterverbruik kent diverse doeleinden, waarbij directe menselijke consumptie het kleinste deel uitmaakt (ongeveer 3 liter vocht per dag per persoon). Voor België zou dit neerkomen op ongeveer 30.000 m³ water per dag. Het verbruik aan drinkbaar leidingwater ligt echter aanzienlijk hoger, rond 1,1 miljoen m³/dag (ongeveer 400 miljoen m³/jaar), omdat leidingwater voor vele andere toepassingen wordt gebruikt, zoals het doorspoelen van toiletten (10 liter), ligbaden (ca. 150 liter) en douches (ca. 30 liter). Het gemiddelde leidingwaterverbruik wordt geschat op circa 110 liter per persoon per dag, met regionale verschillen [8](#page=8).
Het verbruik aan industrieel water is ongeveer dubbel zo hoog. De Vlaamse nijverheid verbruikt circa 468 miljoen m³ water per jaar, waarvan ongeveer 39% uit oppervlaktewater wordt onttrokken, voornamelijk voor koelwater (90%). Ongeveer 21% van het industrieel verbruik betreft grondwater, 34% drinkwater en 6% overige bronnen (regenwater, hergebruik). Sommige industrieën hebben enorme waterbehoeften [8](#page=8).
---
# Waterkwaliteit en -vervuiling
Dit hoofdstuk behandelt de technische vereisten voor drinkwater en industrieel water, de diverse vormen van watervervuiling en de milieu-impact ervan.
### 2.1 Technische eisen aan water
#### 2.1.1 Drinkwater
Drinkwater moet voldoen aan strenge eisen vanwege de directe opname in het organisme. De schadelijke stoffen worden ingedeeld in drie groepen: zware metalen (zoals ijzer, koper, arseen, magnesium), toxische organische verbindingen (zoals fenolen, pesticiden) en pathogene bacteriën. Tabel 1-4 geeft de toegelaten maximale concentraties voor diverse elementen en verbindingen. In specifieke sectoren, zoals de voedingsindustrie, worden dezelfde strenge eisen gesteld aan proceswater of water dat in contact komt met voedingsmiddelen [10](#page=10) [9](#page=9).
**Tabel 1-4: Limieten voor drinkwaterkwaliteit** [10](#page=10).
| Element/Verbinding | Limiet |
| :------------------------ | :----------------- |
| pH | 6,5 - 9,2 |
| Nitraat | 50 mg/l |
| Nitriet | 0,1 mg/l |
| Fe | 0,2 mg/l |
| Cu | 1 mg/l |
| Zn | 5 mg/l |
| As | 0,05 mg/l |
| Hg | 0,001 mg/l |
| SO₄²⁻ | 250 mg/l |
| Fenolen | 0,0005 mg/l |
| Verzadiging aan O₂ | > 75% |
| Colibacteriën | 0/100 ml |
| Pesticiden & aanverwanten | < 0,0005 mg/l |
#### 2.1.2 Industrieel water
##### 2.1.2.1 Water voor stoomproductie
Water voor stoomproductie kent nog strengere eisen dan drinkwater om technische storingen in installaties te voorkomen. Tabel 1-5 specificeert de limieten voor ketelwater bij drukken tussen 60 en 80 bar, gericht op warmteoverdracht, metaalaantasting en stoomzuiverheid. Behandelingen omvatten externe processen (filtreren, ontharden, ontgassen) en interne processen (zuurstofbinders, alkaliseringsmiddelen) [10](#page=10).
**Tabel 1-5: Limieten voor ketelwater (60-80 bar)** [11](#page=11).
| Element/Verbinding | Limiet |
| :------------------- | :----------------- |
| pH | 10 - 10,9 |
| Geleidbaarheid | < 1000 μS/cm |
| Hardheid | niet aantoonbaar |
| TAP (Titraattest Alkaliteit Profiel) | 0,8 - 5,0 o fh |
| TAM (Titraattest Alkaliteit Methyl-Oranje) | 1,0 - 6,0 o fh |
| OH⁻ | 0,6 - 4,0 o fh |
| Fosfaat | 1 - 5 mg/l |
| O₂ | niet aantoonbaar |
| Totaal ijzer | < 0,5 mg/l |
| Totaal koper | < 0,1 mg/l |
##### 2.1.2.2 Water voor koeling
Bij koelwater worden eisen gesteld, maar vanwege de enorme volumes is behandeling vaak onuitvoerbaar. Soms worden inhibitoren toegevoegd tegen afzettingen en corrosie, en biociden tegen microbiologische activiteit [11](#page=11).
##### 2.1.2.3 Proceswater
De behandeling van proceswater is industrieafhankelijk. Zo worden in de voedingsindustrie ontsmettingsmiddelen toegevoegd, in de papierindustrie bleekmiddelen, en in de auto-industrie anti-kleefmiddelen en coagulatiestoffen in spuitcabines [11](#page=11).
### 2.2 Watervervuiling
Elke menselijke activiteit, zowel huishoudelijk als industrieel, leidt tot watervervuiling. Huishoudelijk afvalwater bevat voornamelijk organische stoffen zoals fecaliën, urine, etensresten en detergenten. Industrieel afvalwater kan zowel anorganische als organische producten bevatten, variërend van biologisch afbreekbaar tot toxisch en niet-afbreekbaar [11](#page=11).
Landbouwactiviteiten kunnen pesticiden, herbiciden en grote hoeveelheden meststoffen in het water brengen, die ook grondwater kunnen vervuilen. Nitraten en fosfaten in oppervlaktewater veroorzaken eutrofiëring, wat leidt tot explosieve plantengroei en zuurstoftekort, waardoor ander waterleven sterft. Veehouderij draagt bij aan organisch afval, maar de mestoverschotten zijn vaak te groot voor volledige terugvoer naar landbouwgrond [12](#page=12).
Temperatuurverhogingen door lozing van koelwater hebben ook een negatieve milieu-impact. Indirecte vervuiling kan optreden door het uitlogen van gestort vast afval. Verbrandingsgassen (CO₂, SO₂, NOx) leiden tot zure regen, wat het oplossend vermogen van water verhoogt en de bruikbaarheid ervan vermindert [12](#page=12).
### 2.3 Afvalwater
Aan geloosd afvalwater worden technische eisen gesteld, vastgelegd in de Vlaamse wetgeving, met name het Milieuwetboek Vlarem II. Dit omvat een algemeen reglement en sectorale bepalingen voor specifieke industrieën [12](#page=12).
**Tabel 1-6: Normen voor huishoudelijk en ander afvalwater** [13](#page=13).
| Parameter | Normaal huisafvalwater (Riool) | Anders dan normaal huisafvalwater (Riool) | Anders dan normaal huisafvalwater (Oppervlakte) | Koelwater (Oppervlakte) |
| :--------------------------------- | :----------------------------- | :---------------------------------------- | :---------------------------------------------- | :---------------------- |
| pH | 6,5 - 9 | 6-9,5 | 6,5 - 9 | 6,5-8,5 |
| BOD (mg O₂/l) | 15-30-50 | 15 of 30 | 30 | - |
| COD (mg O₂/l) | - | - | - | - |
| Temperatuur (°C) | - | - | - | 30 |
| Bezinkbare stoffen (ml/l) | 0,56 | 0,56 | - | - |
| Zwevende stoffen (mg/l) | 45 | 30 | - | - |
| Afmet. Zwev. stof (mm) | 3 | - | - | - |
| Extr. CCl₄ (mg/l) | 500 | 500 | - | - |
| Extr. Petrol. Ether (mg/l) | 5 | 5 | - | - |
| Detergent (mg/l) | - | - | 4 | - |
| Opgeloste zuurstof (mg/l) | - | - | 3 | - |
**Tabel 1-7: Sectorale bepalingen (voorbeeld)** [14](#page=14).
| Parameter | Riool | Oppervlaktewater |
| :---------------------------------- | :------- | :--------------- |
| pH | 6-12 | 6,5-9 |
| Zwevende stoffen (mg/l) | 1000 | 100 |
| Afmeting zwevende stof (mm) | 10 | - |
| Bezinkbare stoffen (mg/l) | 30 | - |
| BOD (mg O₂/l) | 30 | - |
| COD (mg O₂/l) | 500 | 400 |
| Extr. CCl₄ (mg/l) | 5 | - |
| Extr. Petrol. Ether (mg/l) | 0,03 | 0,003 |
| Totaal org. Chloor (mg Cl/l) | verbod | verbod |
| Org. Chloorpest. (mg/l) | 0,800 | - |
| Org. Fosforpest. (mg/l) | - | - |
| PCB | verbod | verbod |
| N-nitrosodipropylamine | - | 0,5 |
| Acrylonitrile | - | 0,06 |
| Sulfiden (mg S²⁻/l) | 1 | verbod |
| Sulfieten | - | verbod |
| Kjeldahl N (mg N/l) | - | 50 |
| Totaal fosfor (mg P/l) | 0,3 | 5 |
| Totaal chroom (mg Cr/l) | 1 | 0,05 |
| Chroom VI (mg Cr/l) | - | - |
| Totaal koper (mg Cu/l) | 0,5 | 0,2 |
| Totaal mangaan (mg Mn/l) | 1 | - |
| Totaal zink (mg Zn/l) | 5 | - |
| Totaal kobalt (mg Co/l) | 0,5 | - |
| Totaal nikkel (mg Ni/l) | 0,5 | 0,1 |
| Totaal lood (mg Pb/l) | 100,5 | 2 |
| Som: Co,Cr,Cu,Pb,Mn,Fe,Sn,Ni | 5 | 0,1 |
| Ontbindbare cyaniden (mg/l) | - | - |
| Fenolen + deriv. (mg/l) | 30 | 3 |
| Anion. Detergenten (mg/l) | - | 10 |
| Kation. Detergenten (mg/l) | - | 3 |
| Nonion. Detergenten (mg/l) | - | - |
| Bio afbreekbaarh. Tens. Akt (%) | 90 % | - |
| Actieve Cl + Br (mg/l) | 10 | - |
| Sulfaten (mg/l) | 150 - 200| - |
| Chloriden (mg/l) | - | - |
**Tabel 1-8: Sectorale bepalingen (voorbeeld)** [15](#page=15).
| Parameter | Riool | Oppervlaktewater |
| :----------------------------- | :------- | :--------------- |
| Temperatuur (°C) | 45 | 30 |
| pH | 6-9,5 | 6,5-9 |
| Zwevende stoffen (mg/l) | 1000 | 60 |
| Afmetingen zwev. stoffen (mm) | 10 | - |
| Bezinkbare stoffen (ml/l) | 0,5 | - |
| Detergenten (mg/l) | 500 | 3 |
| Extr. Petrol. Ether (mg/l) | - | - |
| BOD (mg O₂/l) | 35 | 35 |
| COD (mg O₂/l) | 200 | 250 |
| Extr. CCl₄ (mg/l) | 20 | 350 |
| TOC (mg/l) | 200 | 250 |
| Totaal Chroom (mg Cr/l) | 0,5 | 0,5 |
| Chroom IV (mg Cr/l) | 0,05 | 0,05 |
| Totaal lood (mg Pb/l) | 0,05 | 0,05 |
| Sulfiden (mg S²⁻/l) | 1 | 1 |
| Totaal fosfor (mg P/l) | 2 | 2 |
| Kjeldahl N (mg N/l) | 10 | 30 |
| Fenolen (mg/l) | 0,5 | 1 |
**Tabel 1-9: Sectorale bepalingen (voorbeeld)** [16](#page=16).
| Parameter | Riool | Oppervlaktewater |
| :-------------------- | :------- | :--------------- |
| Temperatuur (°C) | 45 | 30 |
| pH | 6-9,5 | 6,5 |
| Zwevende stoffen (mg/l)| 100 | 100 |
| Afmetingen zwev. stoffen (mm)| 10 | - |
| BOD (mg O₂/l) | - | 100 |
| COD (mg O₂/l) | 1000 | 1000 |
| Extr. CCl₄ (mg/l) | 500 | - |
| Extr. Petrol. Ether (mg/l)| 5 | 3 |
| Detergent (mg/l) | - | - |
| Totaal fosfor (mg P/l)| 100 | 100 |
| Kjeldahl N (mg N/l) | 300 | 300 |
| Ammoniakale N (mg N/l)| 150 | 150 |
| Mest | art. 7 | - |
### 2.4 Kwantificeren van vervuiling
#### 2.4.1 Samenstelling van afvalwater
Afvalwater bestaat uit zichtbare/zwevende/onopgeloste stoffen (zand, vetten, colloïden) en opgeloste stoffen (zouten, organische stoffen). Beide kunnen van organische of anorganische aard zijn. Opgeloste anorganische bestanddelen zijn moeilijk te verwijderen en moeten aan de bron worden beperkt. Bij huishoudelijk afvalwater is de verhouding bezinkbare/niet-bezinkbare zwevende stoffen ongeveer 7/3 [17](#page=17).
**Tabel 2-1: Grootte-orde stoffen in afvalwater per inwoner per dag** [18](#page=18).
| Categorie | Anorganisch (g/inw.dag) | Organisch (g/inw.dag) | Totaal (g/inw.dag) | BZV (gO₂/inw.dag) |
| :--------------------- | :---------------------- | :-------------------- | :----------------- | :---------------- |
| **onopgelost** | | | | |
| bezinkbaar | 20 | 40 | 60 | 19 |
| niet bezinkbaar | 10 | 20 | 30 | 12 |
| **opgelost** | | | | |
| niet bezinkbaar | 50 | 50 | 100 | 23 |
| **totaal** | **80** | **110** | **190** | **54** |
#### 2.4.2 Zuurstofverbruik
Zuurstofverbruik is een maat voor watervervuiling, omdat de afbraak van veel vervuilende stoffen zuurstof vereist. Dit geldt voor organische koolstof- en stikstofverbindingen, en anorganische stoffen die naar een hogere oxidatietoestand worden gebracht [19](#page=19).
Er worden twee methoden onderscheiden voor het bepalen van zuurstofverbruik:
1. **Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV):** De hoeveelheid zuurstof die nodig is voor bacteriële afbraak van biologisch oxideerbare koolstofverbindingen tot CO₂ en H₂O. Het wordt uitgedrukt in mg O₂/l. Het BZV kent twee trappen [19](#page=19):
* **Koolstoftrap:** Oxidatie van organische koolstofverbindingen, duurt ongeveer 20 dagen bij kamertemperatuur [19](#page=19).
* **Nitrificatietrap:** Oxidatie van stikstofverbindingen (NZV), begint later en overlapt met de koolstoftrap. Om deze overlapping te vermijden, wordt vaak 5 dagen gemeten (BZV₅₂₀) of worden nitrificatieremmers gebruikt [19](#page=19) [20](#page=20).
De snelheid van zuurstofbehoefte omzetting is evenredig met de resterende behoefte:
$$ \frac{db}{dt} = -k_1 b $$ (2.1) [20](#page=20).
Dit leidt tot de exponentiële vervalwet voor de zuurstofbehoefte:
$$ b(t) = b_0 e^{-k_1 t} $$ (2.2) [21](#page=21).
Het gecumuleerd zuurstofverbruik tot tijd $t$ bij temperatuur $T$ (°C) is:
$$ \text{BZV}(t) = \Delta b = b_0 - b(t) = b_0 (1 - e^{-k_1 t}) $$ (2.3) [21](#page=21).
De constante $k_1$ is de de-oxigenatiecoëfficiënt, die empirisch bepaald wordt. Een formule om deze aan te passen aan temperatuur is:
$$ k_{1, T} = k_{1, 20} \exp(0.046 (T - 20)) $$ (2.4) [21](#page=21).
Met een $k_{1,20}$ van 0,23 wordt voor $t=5$ dagen en $T=20$°C:
$$ \text{BZV}_5^{20} = 0.684 b_0 $$ (2.5) [21](#page=21).
Het BZV₂₀₂₀ kan worden geëxtrapoleerd uit BZV₅₂₀:
$$ b_0 = \text{BZV}_{20}^{20} = \frac{\text{BZV}_5^{20}}{0.684} \approx 1.46 \times \text{BZV}_5^{20} $$ (2.6) [21](#page=21).
*Nadelen van BZV:* lange bepalingstijd (5 dagen), gevoeligheid voor toxische stoffen die de afbraak remmen, en geringe reproduceerbaarheid (#page=21, 22) [21](#page=21) [22](#page=22).
2. **Chemisch Zuurstofverbruik (CZV):** Meet de oxidatie van de meeste organische verbindingen met kaliumdichromaat. CZV is vrijwel altijd groter dan BZV en overschat de benodigde zuurstof voor biologische zuivering, omdat niet-biologisch afbreekbare stoffen wel worden gemeten. CZV-bepaling is sneller en beter reproduceerbaar dan BZV. Voor huishoudelijk afvalwater geldt de relatie bCZV/CZV = 0,7, waarbij bCZV de biologisch afbreekbare fractie van CZV is en BZV weerspiegelt [22](#page=22).
#### 2.4.3 Industrieel afvalwater en Inwoner-Equivalent (I.E.)
Industrieel afvalwater is divers, vaak toxischer dan huishoudelijk afvalwater, maar bevat ook oxideerbare bestanddelen. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in Inwoner-Equivalenten (I.E.), waarbij 1 I.E. staat voor het BZV van afvalstoffen van één inwoner per dag. Eén persoon produceert ongeveer 190 gram afval dat 54 gram zuurstof nodig heeft voor omzetting. Na voorbezinking daalt de benodigde zuurstof naar 35 gram [22](#page=22).
#### 2.4.4 Vervuilingseenheid (VE)
De vervuilingseenheid houdt naast het BZV ook rekening met de belasting door zware metalen en nutriënten (stikstof en fosfor) [22](#page=22).
### 2.5 Belasting van oppervlaktewater door afvalwater
Oppervlaktewater omvat zoet en zout water in beken, rivieren, meren, zeeën, etc.. Het wordt belast door huishoudelijk en industrieel afvalwater, evenals andere stoffen zoals vuilnis en bestrijdingsmiddelen. Om te voldoen aan de basiskwaliteitsnormen van VLAREM II, worden eisen gesteld aan oppervlaktewater [22](#page=22).
**Tabel 2-2: Eisen aan oppervlaktewaterkwaliteit (VLAREM II)** [23](#page=23).
| Parameter | Limiet |
| :----------------------------- | :------------------ |
| Zwevende stoffen | < 50 mg/l |
| Opgeloste zuurstof | > 5 mg/l |
| BZV₅₂₀ | < 6 mg/l |
| CZV | < 30 mg/l |
| Cl⁻ | < 200 mg/l |
| SO₄²⁻ | < 100 mg/l |
| T | < 25 °C |
| pH | > 6 tot < 9 |
| Detergenten | < 1 mg/l |
| Kjeldahl - N | < 6 mg - N /l |
| NH₄⁺ | < 5 mg - N /l |
| NH₃ | < 20 mg - N /l |
| NO₂⁻ en NO₃⁻ | < 10 mg - N /l |
| Totaal fosfaat | < 0,1 mg - P /l |
| Orthofosfaat in stromend water | < 0,3 mg - P /l |
| Orthofosfaat in stilstaand water| < 0,05 mg - P /l |
| Zware metalen | Voldoende laag |
| Andere | Hygiënisch, Geen reuk, Vrij van giftige stoffen |
---
# Zuivering van afvalwater
Dit gedeelte behandelt de essentiële processen en methoden die worden toegepast in een waterzuiveringsinstallatie om afvalwater te behandelen en te voldoen aan de gestelde milieunormen [27](#page=27).
### 3.1 Fasen van afvalwaterzuivering
De conventionele zuivering van industrieel en huishoudelijk afvalwater is onderverdeeld in drie hoofdfasen [27](#page=27):
#### 3.1.1 Mechanische zuivering (eerste trap/voorbehandeling/primaire behandeling)
Deze fase is gericht op het verwijderen van grove bestanddelen, zand en eventueel vetten uit het afvalwater, gevolgd door een bezinkingsproces. Het hoofddoel is het voorkomen van schade aan roterende onderdelen, uitschuring door harde stoffen zoals zand en grint, en verstoppingen in leidingen [27](#page=27).
* **Roosters:** Verantwoordelijk voor het verwijderen van grove deeltjes uit het afvalwater. Ze worden geclassificeerd op basis van de openingen [33](#page=33):
* Zeer fijn: tot 15 mm [33](#page=33).
* Fijn: 15-30 mm [33](#page=33).
* Grof: > 30 mm [33](#page=33).
Roosters kunnen manueel of machinaal gereinigd worden en hun hellingshoek is afhankelijk van het reinigingsmechanisme (30-45° voor manueel, 60-80° voor mechanisch) [33](#page=33).
* **Snijroosters:** Combineren roosteren met snijden om het vuil onder water te verkleinen, wat stankhinder beperkt [34](#page=34).
* **Hoogteverlies over een rooster:** Veroorzaakt door de verkleining van de doorstroomoppervlakte. Kan berekend worden met de formule van Kirschmer of semi-empirische correlaties [35](#page=35).
* Formule van Kirschmer: $h = \frac{v^2}{2g\beta} \left(\frac{b}{d}\right) \sin \gamma$ [35](#page=35).
* Semi-empirische correlatie: $h = \frac{V^2}{2g} (1 - \alpha)^2 / 0.7$ [35](#page=35).
* **Berekening van een rooster:** Omvat de keuze van de roosteropeningen, stroomsnelheid door het rooster, berekening van het vrije en benodigde oppervlak, en controle van het hoogteverlies [36](#page=36).
* **Roostervuilhoeveelheid:** Afhankelijk van de roosteropening en reinigingsmethode [37](#page=37).
* **Zandvanger:** Ontworpen om zand en grint te verwijderen, die niet biologisch afbreekbaar zijn en mechanische onderdelen kunnen beschadigen [50](#page=50).
* **Doel:** Voorkomen van slijtage van bewegende onderdelen, afzettingen in leidingen en extra luchtinbreng in biologische bekkens [50](#page=50).
* **Werking:** Zand wordt efficiënt verwijderd door bezinking. De zandvang wast het zand ook om organisch vuil te verminderen [50](#page=50).
* **Berekening van zandvangen:** Vereist dat de horizontale stroomsnelheid ($v_h$) kleiner is dan de sleepsnelheid ($v_s$) om uitschuring te vermijden [50](#page=50).
* $v_h L \ge v_s H$ [50](#page=50).
* **Oppervlaktebelasting ($v_0$):** Cruciaal voor de dimensionering, bepaalt welke deeltjes nog net bezinken. Typisch 8.3 tot 11.1 mm/s voor zandvangen [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Constante horizontale stroomsnelheid:** Kan bereikt worden door meerdere goten naast elkaar te gebruiken of door een speciaal ontworpen profiel [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Geprofileerde zandvang:** Maakt gebruik van geprofileerde dwarsdoorsneden en speciale overstorten om de horizontale snelheid constant te houden [53](#page=53).
* **Beluchte zandvang:** Combineert zand- en vetverwijdering door luchtbellen in te blazen, die vetdeeltjes naar de oppervlakte drijven [55](#page=55).
* **Voorbezinkingsbekkens:** Scheiden de bezinkbare organische materie af voordat het water de biologische zuivering ingaat [56](#page=56).
* **Concept:** Vaste deeltjes zinken naar de bodem en vormen primair slib, dat wordt verwijderd door slibschrapers [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Vormen:** Kunnen rechthoekige of cirkelvormige horizontale doorsneden hebben [56](#page=56).
* **Ideale bezinkingsbekken berekening:** Focust op de oppervlaktebelasting ($v_0$) en de horizontale stroomsnelheid ($v_h$) [58](#page=58).
* Horizontale oppervlakte: $A = B \cdot L = \frac{Q}{v_0}$ [58](#page=58).
* Vertikale dwarsdoorsnede: $A_{dwars} = B \cdot H = \frac{Q}{v_h}$ [58](#page=58).
* De hoogte van het bekken is in de praktijk vrij te kiezen, maar moet voldoende diep zijn om de horizontale stroomsnelheid onder de sleepsnelheid te houden [59](#page=59).
* **Reëel bezinkingsbekken:** Houdt rekening met niet-idealiteiten zoals kortsluitstromen en dode zones, die de verblijftijdverhouding (TR) beïnvloeden [60](#page=60).
* TR voor rechthoekige bekkens: 0.27 < TR < 0.95 [60](#page=60).
* TR voor cirkelvormige bekkens: 0.35 < TR < 0.9 [60](#page=60).
* **Turbulentie:** Kan de bezinking verstoren en wordt gekarakteriseerd door het Reynoldsgetal ($Re_h = \frac{v_h \rho_f D_h}{\mu}$) [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.1.2 Biologische zuivering (secundaire behandeling)
In deze fase worden organische stoffen afgebroken met behulp van micro-organismen en kunstmatige zuurstofinbreng. Dit versnelt het natuurlijke zelfreinigend vermogen van afvalwater, waarbij organische stoffen worden omgezet in eenvoudige afbraakproducten zoals H₂O en CO₂ [27](#page=27).
* **Aëratiebekkens:** Cruciaal voor biologische zuivering, waar de micro-organismen actief zijn [72](#page=72).
* **Fundamentele kinetische vergelijkingen:** Beschrijven de snelheid van biochemische reacties [62](#page=62).
* **Homogene type snelheidsvergelijkingen:** Gebaseerd op klassieke chemische kinetica, zoals machtswetten [62](#page=62).
* Eerste orde: $r = k C_S$ [63](#page=63).
* Tweede orde: $r = k C_S C_X$ [63](#page=63).
* Pseudo-eerste orde: $r = k' C_S$ (wanneer $C_X$ constant is) [63](#page=63).
* **Enzymatisch type snelheidsvergelijkingen (Michaelis-Menten):** Houdt rekening met de biologische aard van de afbraakreacties [63](#page=63).
* $r_{max} = \frac{r_{max} C_S}{K_S + C_S}$ [64](#page=64).
* Voor kleine substraatconcentraties: $r \approx \frac{r_{max}}{K_S} C_S$ (ogenschijnlijk eerste orde) [66](#page=66).
* Voor hoge substraatconcentraties: $r \approx r_{max}$ (ogenschijnlijk nulde orde) [66](#page=66).
* **Specifieke groeisnelheid van micro-organismen:** Beschreven door de Monod-wet [67](#page=67).
* $\mu = \frac{\mu_m C_S}{K_S + C_S}$ [67](#page=67).
* **Reactiesnelheid van het substraat:** Proportioneel met de concentratie biomassa [68](#page=68).
* $r_S = q \cdot C_X$ [68](#page=68).
* Algemene vergelijking: $r_S = \frac{q_m C_S C_X}{K_S + C_S}$ [68](#page=68).
* **Afsterven van biomassa:** Beschreven door een snelheidsproportioneel met de biomassa concentratie ($r_E = k_D C_X$) [69](#page=69).
* **Continuïteitsvergelijkingen:**
* **Continue reactor met propstroming (PFR):** Alle fluïdumdeeltjes bewegen met dezelfde snelheid langs parallelle banen [70](#page=70).
* **Continue reactor met volkomen vermenging (CSTR):** De inhoud wordt continu geroerd en is homogeen in elk punt [71](#page=71).
* **Modellering van aëratiebekkens:** Beschouwt zowel CSTR als PFR types, en zowel klassieke als enzymatische kinetica [72](#page=72).
* **Zuurstof-verbruik:** Essentieel voor het energiemetabolisme van heterotrofe organismen. De zuurstofvereiste is afhankelijk van de BZV-afname, cel-synthese, en endogene ademhaling [76](#page=76) [77](#page=77).
* Zuursstofbalans: $OD (g/d) = Q(CS_i - CS_e) - 1.42 \cdot NSP$ [77](#page=77).
* NSP = Netto-Slib-Productie [77](#page=77).
#### 3.1.3 Tertiaire stap (voortgezette/progressieve zuivering)
Deze fase wordt toegepast wanneer de kwaliteit van het effluent onvoldoende is qua bezinkbare, biologisch afbreekbare stoffen, of pathogene organismen. De doelen zijn [27](#page=27):
* **Vermindering van pathogene organismen:** Door desinfectie (bv. met chloor, ozon) of sterilisatie [27](#page=27).
* **Vermindering van anorganische voedingsstoffen (stikstof en fosfor):**
* Stikstof: door biochemische oxidatie/reductie of chemisch-fysische methoden (bv. ionenuitwisseling) [27](#page=27).
* Fosfor: door behandeling met anorganische zouten, kalk, of ionenuitwisseling; ook biologische methoden zijn mogelijk [27](#page=27).
* **Verwijdering van biologisch niet-afbreekbare stoffen:** Door adsorptie op actieve kool of chemische oxidatie (bv. met ozon, UV-licht) [27](#page=27).
* **Verwijdering van opgeloste anorganische stoffen:** Door elektrodialyse, ionenuitwisseling, hyperfiltratie (omgekeerde osmose), of verdamping [27](#page=27).
### 3.2 Belang van nutriëntenverwijdering: Eutrofiëring
Het verwijderen van nutriënten zoals stikstof en fosfor is cruciaal vanwege eutrofiëring, het proces waarbij oppervlaktewateren overvoerd raken met deze voedingsstoffen. Dit leidt tot excessieve algengroei (algenbloei), wat overdag zuurstof produceert maar 's nachts de zuurstofvoorraad volledig uitput, met verstikking van het water als gevolg [28](#page=28) [29](#page=29).
### 3.3 Verwerking van slib
Het slib dat tijdens de mechanische en biologische zuivering wordt gevormd, bevat veel water (meer dan 98%) en is geurhinderlijk. Het kan anaeroob of aeroob behandeld worden voor energieopwekking (gistingsgas) of valorisatie (bv. compost). Uiteindelijk wordt het slib mechanisch ontwaterd, gedroogd en/of verbrand, of gestort [29](#page=29).
### 3.4 Krachtenbalans en beweging van deeltjes in een fluïdum
De beweging van deeltjes in een fluïdum wordt beschreven door de balans van krachten: zwaartekracht ($F$), opstuwingskracht ($F_B$), en wrijvingskracht ($F_D$) [38](#page=38).
* **Wrijvingskracht ($F_D$):** Afhankelijk van relatieve snelheid, deeltjesdimensie/vorm, en fluïdumdichtheid/viscositeit [39](#page=39).
* Newton's formule: $F_D = C_D \cdot \frac{1}{2} \rho_f \cdot A_p \cdot v^2$ [39](#page=39).
* Reynoldsgetal ($Re$): $Re = \frac{\rho_f v D_p}{\mu}$ [39](#page=39).
* Verschillende regimes: Stokes (< 0.1), overgangsgebied (0.1-500), Newton (500-200.000), turbulent (> 200.000) [40](#page=40).
* **Algemene bewegingsvergelijking:** Beschrijft de versnelde beweging van een deeltje totdat de terminale snelheid wordt bereikt [41](#page=41) [42](#page=42).
* Terminale valsnelheid ($v_t$): $m_p \frac{dv}{dt} = F - F_B - F_D$ [42](#page=42).
* **Bezinking in zwaartekrachtveld:** De bewegingsvergelijking voor bezinkende deeltjes [42](#page=42).
* Stokes-regime: $ \frac{d^2y}{dt^2} = \left(1 - \frac{\rho_f}{\rho_p}\right)g - \frac{18\mu}{D_p^2 \rho_p} \frac{dy}{dt}$ [42](#page=42).
* **Vereenvoudigde uitdrukking voor terminale bezinkingssnelheid:**
* Stokes: $v_t = \frac{D_p^2 g (\rho_p - \rho_f)}{18\mu}$ [44](#page=44).
* Intermediair: $v_t = 0.153 g^{0.71} D_p^{0.43} \frac{\rho_p - \rho_f}{\rho_f^{0.29}} \left(\frac{\rho_f}{\mu}\right)^{0.29}$ [44](#page=44).
* Newton: $v_t = 1.74 \sqrt{\frac{g D_p (\rho_p - \rho_f)}{\rho_f}}$ [44](#page=44).
### 3.5 Bezinking in continue stroming
In continue stroming kunnen bezonken deeltjes opnieuw in suspensie komen door de horizontale doorstroomsnelheid [45](#page=45).
* **Sleepsnelheid ($v_s$):** De kritische stroomsnelheid waarbij de bezonken laag wordt weggeduwd [45](#page=45).
* Gelijk aan de schuifspanning die de schuifspanning compenseert [45](#page=45).
* Formule gebaseerd op Darcy-Weisbach en schuifspanning [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Oppervlaktebelasting ($v_0$):** De bezinkingssnelheid van het kleinste deeltje dat nog net bezinkt binnen de verblijftijd [48](#page=48).
* $v_0 = \frac{H}{L} v_h = \frac{Q}{L \cdot B}$ [48](#page=48).
* Het "kritische deeltje" wordt gedefinieerd als het deeltje dat aan de oppervlakte binnenkomt en net de bodem bereikt bij het verlaten van het bekken [48](#page=48) [49](#page=49).
### 3.6 Voorbeelden van RWZI processen en apparatuur
De tekst beschrijft specifieke apparatuur en processen in een waterzuiveringsinstallatie, zoals te zien is in de plattegrond van RWZI Brugge [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Effluent eisen:** Specificeert de maximale toegestane concentraties voor biologische zuurstofvraag (BZV), chemische zuurstofvraag (CZV), zwevende stoffen (ZS), stikstof (Ntot) en fosfor (Ptot) [32](#page=32).
---
# Zelfzuiverend vermogen van oppervlaktewater
Dit onderwerp analyseert het natuurlijke vermogen van oppervlaktewater om vervuiling af te breken en de dynamiek van zuurstofgehalten in rivieren na lozing van afvalwater [24](#page=24).
### 4.1 Het probleem van afvalwaterlozing in oppervlaktewater
De lozing van afvalwaterstromen in natuurlijke oppervlaktewateren zoals beken en rivieren is van primordiaal belang voor het beheer van waterverontreiniging en waterkwaliteit. De afbraak van organische stoffen door bacteriën resulteert in een verbruik van opgeloste zuurstof in het water. Een tekort aan opgeloste zuurstof belemmert hogere vormen van biologisch leven en kan nadelig zijn voor de mens. De concentratie van opgeloste zuurstof is daarom een van de belangrijkste criteria voor de gezondmaking van rivieren. Elke rivier kan organisch afval assimileren, maar is hierin beperkt. Zolang deze limiet niet wordt overschreden, is het lozen van organisch afval in rivieren de meest economische manier om ervan af te geraken. Het evalueren van het natuurlijke zelfreinigend vermogen van een rivier, of de impact van een afvalwaterstroom op het zuurstofgehalte, is fundamenteel vanuit het oogpunt van milieuzorg [24](#page=24).
### 4.2 Zuurstofdynamiek na afvalwaterlozing
Wanneer een rivier met een zuurstofgehalte $c_0$ en een zuurstofbehoefte $b_0$ een lozingspunt van vervuild, zuurstofarm afvalwater passeert, zakt het zuurstofgehalte onmiddellijk tot een lagere waarde, en de zuurstofbehoefte wordt dan $b_0$ (verondersteld wordt onmiddellijke en volkomen menging, wat in de praktijk niet het geval is). Als gevolg van deze behoefte wordt direct zuurstof verbruikt, waardoor het zuurstofgehalte van het water de neiging heeft af te nemen. Tegelijkertijd wordt echter ook zuurstof opgenomen uit de atmosfeer. Deze opname is evenredig met het verschil tussen de verzadigingsconcentratie $c_s$ (bij de betreffende temperatuur) en de actuele concentratie $c$ in het rivierwater [24](#page=24).
Indien de snelheid van zuurstoftoevoer kleiner is dan de snelheid van verbruik, zal het zuurstofgehalte verder dalen totdat beide in evenwicht zijn, om vervolgens toe te nemen en te streven naar de verzadigingswaarde $c_s$. De curve die dit proces beschrijft, gaat door een minimum $c_m$ bij een stroomtijd $t_m$ en neemt de zogenaamde lepelvorm (dissolved oxygen sag) aan [24](#page=24).
### 4.3 Kwantitatieve beschrijving van de zuurstofverandering
De verandering van de zuurstofconcentratie wordt kwantitatief beschreven door de som van de zuurstofverbruik en de zuurstofopname. De snelheid van verandering van de behoefte is recht evenredig met de plaatselijk bestaande behoefte, en de snelheid van zuurstoftoevoer is recht evenredig met de drijvende kracht $c_s - c$. Dit leidt tot de volgende differentiaalvergelijking [24](#page=24):
$$ \frac{dc}{dt} = k_1 b - k_2 (c_s - c) $$
met $c = c_0$ bij $t = 0$ [24](#page=24).
Hierin is:
* $c$: de actuele concentratie opgeloste zuurstof in het rivierwater [24](#page=24).
* $c_s$: de verzadigingsconcentratie van opgeloste zuurstof bij de betreffende temperatuur [24](#page=24).
* $b$: de zuurstofbehoefte (de-oxygenatie) [24](#page=24).
* $t$: de stroomtijd vanaf het lozingspunt [24](#page=24).
* $k_1$: de de-oxygenatiecoëfficiënt [24](#page=24).
* $k_2$: de re-aëratiecoëfficiënt [24](#page=24).
#### 4.3.1 De re-aëratiecoëfficiënt ($k_2$)
De re-aëratiecoëfficiënt $k_2$ is afhankelijk van de temperatuur en de aard van de rivier, met name van de mate van turbulentie. De temperatuurafhankelijkheid van $k_2$ wordt gegeven door [25](#page=25):
$$ k_2(T) = k_{2,20} \exp \left( 0.018 (T - 20) \right) $$
waarbij $k_{2,20}$ de re-aëratiecoëfficiënt bij 20 graden Celsius is [25](#page=25).
Tabel 3-1 geeft waarden voor $k_{2,20}$ die het effect van turbulentie reflecteren:
| Aard rivier | $k_{2,20}$ (bij 20°C) |
| :-------------------------------- | :-------------------- |
| Grote diepte en bijna stilstaand water | 0,25 - 0,35 |
| Grote diepte en geringe snelheid | 0,35 - 0,45 |
| Grote diepte en matige snelheid | 0,45 - 0,70 |
| Geringe diepte en grote snelheid | 0,70 - 1,20 |
| Bergbeken met watervallen | > 1,20 |
Een algemene correlatie voor $k_{2,20}$ is:
$$ k_{2,20} = \frac{D_{O_2}^{1/2}}{H} \cdot v^{1/2} $$
waarin:
* $D_{O_2}$: diffusiecoëfficiënt van zuurstof in water (m$^2$/s) bij 20°C [26](#page=26).
* $v$: stroomsnelheid van de rivier (m/s) [26](#page=26).
* $H$: diepte van de waterstroming (m) [26](#page=26).
> **Tip:** De re-aëratiecoëfficiënt is een cruciale parameter die de snelheid bepaalt waarmee zuurstof vanuit de atmosfeer wordt opgenomen om het verbruik door organische afbraak te compenseren [25](#page=25).
### 4.4 De Streeter-Phelps vergelijking
Door de temperatuurafhankelijkheid van $k_2$ in de algemene vergelijking (3.1) te substitueren en te integreren, verkrijgt men de Streeter-Phelps vergelijking:
$$ c(t) = c_s + \frac{k_1 b_0}{k_2 - k_1} \left( e^{-k_1 t} - e^{-k_2 t} \right) - (c_s - c_0) e^{-k_2 t} $$
Deze vergelijking beschrijft de zuurstofconcentratie $c(t)$ als functie van de tijd $t$ na lozing [26](#page=26).
#### 4.4.1 Bepaling van het zuurstofminimum
Het minimum in het zuurstofprofiel wordt bepaald waar de afgeleide van de zuurstofconcentratie naar tijd gelijk is aan nul ($dc/dt = 0$). Volgens vergelijking (3.1) geldt in het minimum ($c = c_m$, $b = b_m$) dus [26](#page=26):
$$ k_1 b_m - k_2 (c_s - c_m) = 0 $$
Hieruit kan de minimum zuurstofconcentratie ($c_m$) worden berekend. De tijd waarop dit minimum optreedt ($t_m$) wordt gegeven door:
$$ t_m = \frac{1}{k_2 - k_1} \ln \left( \frac{k_2}{k_1} \left( 1 - \frac{(k_2 - k_1)(c_s - c_0)}{k_1 b_0} \right) \right) $$
De minimum zuurstofconcentratie $c_m$ wordt dan berekend als:
$$ c_m = c_s + \frac{k_1 b_0}{k_2 - k_1} \left( e^{-k_1 t_m} - e^{-k_2 t_m} \right) - (c_s - c_0) e^{-k_2 t_m} $$
> **Voorbeeld:** Bij een lozing kan het zuurstofgehalte van een rivier eerst dalen (de-oxygenatie) en vervolgens weer stijgen richting de verzadigingswaarde (re-aëratie). Het dieptepunt in deze 'lepelvormige' curve is een kritieke indicator voor de waterkwaliteit [24](#page=24).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Afvalwater | Water dat verontreinigd is door menselijke activiteiten en dat afgevoerd moet worden voor behandeling en lozing. |
| Aëratie | Het proces van het toevoegen van lucht of zuivere zuurstof aan water, meestal om de biologische afbraak van organische stoffen te versnellen. |
| Aëratiebekken | Een tank of compartiment in een waterzuiveringsinstallatie waar lucht wordt toegevoegd om micro-organismen te helpen bij het afbreken van organische verontreinigingen in afvalwater. |
| Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) | De hoeveelheid zuurstof die nodig is om biochemisch afbreekbare stoffen in een watermonster te oxideren door middel van micro-organismen. Het is een maat voor de biologische vervuiling van water. |
| Biomassa | De totale hoeveelheid levende organismen, in deze context voornamelijk micro-organismen, die aanwezig zijn in een bepaald volume. |
| Continuïteitsvergelijking | Een wiskundige vergelijking die het behoud van massa beschrijft in een systeem, toegepast op de concentratie van stoffen en de stroming doorheen een reactor of een deel van een zuiveringsinstallatie. |
| De-oxygenatiecoëfficiënt | Een maat voor de snelheid waarmee de zuurstofconcentratie in een waterlichaam afneemt als gevolg van biologische afbraakprocessen. |
| Eutrofiëring | Een proces waarbij waterlichamen worden verrijkt met voedingsstoffen zoals stikstof en fosfor, wat leidt tot excessieve groei van algen en waterplanten, met zuurstofgebrek als gevolg. |
| Hydraulische diameter | Een term die gebruikt wordt in de vloeistofmechanica om de diameter van een niet-cirkelvormige stroming te beschrijven, gedefinieerd als vier keer de natte oppervlakte gedeeld door de natte omtrek. |
| Inwoner-Equivalent (IE) | Een eenheid die gebruikt wordt om de organische belasting van afvalwater uit te drukken, gebaseerd op de gemiddelde hoeveelheid afvalstoffen die één persoon per dag produceert. |
| Kinetiek | De studie van de snelheden van chemische reacties en de factoren die deze snelheden beïnvloeden, zoals concentratie, temperatuur en de aanwezigheid van katalysatoren. |
| Michaelis-Menten constante (KS) | Een parameter in de Michaelis-Menten kinetiek die de substraatconcentratie aangeeft waarbij de reactiesnelheid de helft is van de maximale snelheid. Het is een maat voor de affiniteit van een enzym voor zijn substraat. |
| Michaelis-Menten vergelijking | Een vergelijking die de snelheid van enzymatische reacties beschrijft, gebaseerd op de concentratie van het substraat en de enzymconcentratie. |
| Nabezinkingsbekken | Een deel van een waterzuiveringsinstallatie waar gesuspendeerde deeltjes na de biologische zuivering bezinken om het gezuiverde water te scheiden van het slib. |
| Oppervlaktebelasting | De hoeveelheid water die per eenheid van horizontale oppervlakte per tijdseenheid door een bezinkingsbekken stroomt. Het is een belangrijke parameter voor het ontwerp van bezinkingsinstallaties. |
| Plug Flow Reactor (PFR) | Een type reactor waarbij de vloeistof zich als een 'prop' door de reactor beweegt, zonder significante menging in de stromingsrichting. |
| Pseudo-eerste orde wet | Een snelheidsvergelijking die functioneel lijkt op een eerste-orde reactie, maar waarbij één van de reactanten in grote overmaat aanwezig is, waardoor de reactiesnelheid effectief afhankelijk is van slechts één reactant. |
| Re-aeratiecoëfficiënt | Een maat voor de snelheid waarmee zuurstof uit de atmosfeer in een waterlichaam wordt opgenomen, wat de afname van zuurstof door verbruik compenseert. |
| Reynoldsgetal | Een dimensieloos getal dat de verhouding tussen de inertiële krachten en de viskeuze krachten in een stromend fluïdum weergeeft, en gebruikt wordt om de overgang van laminaire naar turbulente stroming te voorspellen. |
| Slipsnelheid | De kritische stroomsnelheid van het water waarbij bezonken deeltjes worden meegesleept en opnieuw in suspensie komen. |
| Stokes-regime | Het stromingsregime dat optreedt bij lage snelheden en kleine deeltjes, waarbij de wrijvingskracht wordt beschreven door de wet van Stokes. |
| Streeter-Phelps vergelijking | Een wiskundige model dat de fluctuaties in opgeloste zuurstofconcentraties in een rivier beschrijft na lozing van afvalwater, rekening houdend met de-oxygenatie en re-aeratie. |
| Substraat | De stof die door micro-organismen wordt afgebroken of omgezet tijdens een biologisch proces, zoals organische stoffen in afvalwater. |
| Tertiaire zuivering | De laatste fase van waterzuivering, gericht op het verwijderen van specifieke verontreinigingen zoals nutriënten (stikstof, fosfor), pathogenen en moeilijk afbreekbare stoffen. |
| Vlarem II | Een Vlaamse milieuwetgeving die voorschriften bevat voor de lozing van afvalwater en andere milieuaspecten. |
| Vliegkracht (buoyancy) | De opwaartse kracht die een object ondervindt wanneer het zich in een vloeistof of gas bevindt, gelijk aan het gewicht van de verplaatste vloeistof of gas. |
| Waterzuiveringsinstallatie (RWZI) | Een faciliteit die ontworpen is om vervuild water te behandelen en te zuiveren voordat het wordt teruggebracht in het milieu of opnieuw gebruikt. |
| Zandvang | Een installatie aan het begin van een waterzuiveringsproces die ontworpen is om zand en ander zwaar anorganisch materiaal te verwijderen door middel van bezinking. |