Cover
Jetzt kostenlos starten 02_HVAC_intro.pdf
Summary
# Inleiding tot verwarmingssystemen en thermische belastingen
Dit gedeelte introduceert de rol van de gebouwschil in thermisch comfort, definieert de thermische belasting van een gebouw, identificeert de beïnvloedende factoren en benadrukt de noodzaak van een regelsysteem.
### 1.1 Belang van de gebouwschil voor thermisch comfort
Het algemene welzijn van gebruikers van een gebouw is nauw verbonden met een correct ontwerp van de gebouwschil. De constructie van een gebouw omvat drie gelijktijdige ontwerpaspecten: het architecturale aspect, het structurele aspect en het energie-installatie aspect. De eigenschappen van de schil, de indeling van de ruimtes en de materiaalkeuze maken een aanzienlijke vermindering van warmteverlies mogelijk, wat leidt tot een lagere thermische vraag om het vereiste thermische comfort te handhaven. De nauwkeurige beschrijving van de warmteuitwisselingen tussen gebouwen, thermische installaties en de omgeving is daarom steeds belangrijker geworden [2](#page=2).
### 1.2 Definitie van thermische belasting
De **thermische belasting** van een gebouw wordt gedefinieerd als de globale warmtestroom die door een verwarmings- of airconditioningssysteem moet worden geleverd of onttrokken om de interne ontwerp-temperatuur in het gebouw te handhaven onder bepaalde klimatologische omstandigheden in de externe omgeving [3](#page=3).
> **Tip:** De thermische belasting is cruciaal voor het dimensioneren van verwarmings- en koelsystemen.
### 1.3 Factoren die de thermische belasting beïnvloeden
De thermische belasting van een gebouw varieert voortdurend, aangezien de interne en externe omstandigheden die het gebouw ondergaat continu veranderlijk zijn. De belangrijkste factoren die de thermische belasting beïnvloeden zijn [3](#page=3):
* Buitenluchttemperatuur en -vochtigheid [3](#page=3).
* Windsnelheid [3](#page=3).
* Zonnestraling [3](#page=3).
* Interne thermische belastingen (zoals afkomstig van personen, machines, verlichtingsarmaturen, etc.) [3](#page=3).
Om de interne temperatuur constant te houden, is een adequaat regelsysteem nodig om het vermogen van het verwarmings-/airconditioningssysteem te regelen [3](#page=3).
### 1.4 Bepaling van de thermische belasting
Om de thermische belasting van een gebouw te kunnen bepalen, is het noodzakelijk om alle thermische belastingen van het betreffende gebouw te kennen. Dit omvat onder andere [4](#page=4):
* Warmteverliezen [4](#page=4).
* Thermische bruggen [4](#page=4).
* Infiltraties [4](#page=4).
* Belasting door occupants [4](#page=4).
* Belasting door verlichting [4](#page=4).
* Belasting door zonnestraling [4](#page=4).
### 1.5 Analyse van warmteuitwisselingen
Om de warmteuitwisselingen tussen een gebouw en de omgeving te kwantificeren, is het noodzakelijk om de factoren te analyseren waaraan deze uitwisselingen nauw gerelateerd zijn [5](#page=5):
1. De geometrische en thermofysische kenmerken van de constructie [5](#page=5).
2. De externe klimatologische omstandigheden [5](#page=5).
3. De thermische omstandigheden die in de interne omgeving worden gehandhaafd [5](#page=5).
> **Tip:** Een gedetailleerde analyse van deze factoren is essentieel voor een nauwkeurige berekening van de thermische belasting en een efficiënt ontwerp van verwarmingssystemen.
---
# Thermische verliezen en regimes
Dit gedeelte behandelt de twee hoofdtypen thermische regimes in gebouwen: steady state en transient, evenals de bijbehorende warmteverliezen zoals die door de gebouwschil, thermische bruggen en infiltraties.
### 2.1 Thermische regimes
Een analyse van thermische verliezen kan worden uitgevoerd onder twee verschillende voorwaarden van thermisch regime: steady state en transient. Het steady state regime kan met goede benadering worden gelijkgesteld aan winteromstandigheden, terwijl het transient regime overeenkomt met zomeromstandigheden [6](#page=6).
#### 2.1.1 Steady state regime
In het steady state regime wordt aangenomen dat de temperatuur van het gebouw en de omgeving gedurende de tijd constant is. Hierdoor is de energiebalans vereenvoudigd en kunnen de warmteverliezen direct worden gekoppeld aan de capaciteit van de verwarmings- of koelinstallatie. De functie van een verwarmingssysteem is om de benodigde hoeveelheid energie te produceren en in de ruimtes te introduceren om de gewenste kamertemperatuur te handhaven en comfortcondities te garanderen [10](#page=10) [6](#page=6).
De totale warmteverliezen ($q_{losses}$) in steady state omvatten doorgaans de volgende componenten:
* **Verliezen door de gebouwschil**: Dit zijn verliezen die optreden door de doorgang van warmte door de buitenste schil van het gebouw. Dit omvat warmteoverdracht naar de externe omgeving, naar onverwarmde interne ruimtes, of naar ruimtes met een temperatuur die afwijkt van de ontwerpstemperatuur. Deze verliezen kunnen worden berekend met de formule [6](#page=6):
$$q_{transenvol= \sum_{i=1}^{n} U_i S_i \Delta T_i}$$
waarbij $U_i$ de warmtedoorgangscoëfficiënt is van element $i$, $S_i$ het oppervlak van element $i$ is, en $\Delta T_i$ het temperatuurverschil over element $i$ is [10](#page=10).
* **Thermische bruggen**: Dit zijn gebieden in de gebouwschil waar de thermische weerstand lager is dan in de omringende materialen, wat leidt tot verhoogde warmteoverdracht. De verliezen door thermische bruggen worden berekend met [6](#page=6):
$$\ q_{thermal\ bridge= \sum_{j=1}^{m} \psi_j L_j \Delta T_j}$$
waarbij $\psi_j$ de lineaire warmteweerstand van thermische brug $j$ is, $L_j$ de lengte van de thermische brug is, en $\Delta T_j$ het temperatuurverschil over de thermische brug is [10](#page=10).
* **Verliezen door infiltratie en natuurlijke ventilatie**: Dit betreft warmteverlies door ongewenste luchtstromen die door kieren en openingen in de gebouwschil het gebouw binnenkomen, evenals door gecontroleerde natuurlijke ventilatie. Deze verliezen worden berekend met [6](#page=6):
$$\ q_{vent= \sum_{k=1}^{p} n_k V_k \rho c_p a (t_{i,k} - t_e)}$$
waarbij $n_k$ de ventilatiefactor is, $V_k$ het volume van de ruimte is, $\rho$ de dichtheid van de lucht is, $c_p$ de specifieke warmtecapaciteit van de lucht is, en $(t_{i,k} - t_e)$ het temperatuurverschil tussen de binnenlucht en de buitenlucht is [10](#page=10).
In de winter is het redelijk om de thermische installatie te dimensioneren onder steady state omstandigheden, waarbij de energiebalans wordt uitgedrukt als:
$$q_{losses} = q_{plant}$$
waarbij $q_{plant}$ de door de installatie geleverde warmte is [10](#page=10).
#### 2.1.2 Transient regime
In het transient regime is de temperatuur van de lucht en de constructies van het gebouw niet constant, maar varieert deze in de tijd. Dit maakt de evaluatie van de bijbehorende warmtestromen aanzienlijk complexer. Bij de energiebalans moet rekening worden gehouden met de thermische stromen die geassocieerd zijn met de verandering van de temperatuur over tijd van de omgeving en de constructie. Deze temperatuurveranderingen zijn afhankelijk van de materiaaleigenschappen [7](#page=7).
De energiebalans van de lucht in een transient regime omvat de bepaling van de warmteuitwisselingen aan de interne en externe oppervlakken van de muren. Hierbij moet rekening worden gehouden met externe factoren zoals [7](#page=7):
* Zonnestraling [7](#page=7).
* Wind [7](#page=7).
* De aanwezigheid van solide objecten met een andere temperatuur dan die van de lucht [7](#page=7).
##### 2.1.2.1 Thermische tijdsconstante
De thermische tijdsconstante beschrijft de tijd die nodig is om de temperatuur van een gebouw te veranderen wanneer de verwarming of koeling discontinu is. Deze wordt beïnvloed door de thermische weerstand (R) en de thermische capaciteit (C) van het gebouw [9](#page=9):
$$ \tau = RC $$
Een grotere thermische tijdsconstante betekent dat het langer duurt voordat de temperatuur van het gebouw reageert op veranderingen in de warmtetoevoer of -afvoer [9](#page=9).
> **Tip:** Het begrijpen van de thermische tijdsconstante is cruciaal voor het ontwerpen van efficiënte regelsystemen voor verwarming en koeling, met name in situaties waar de thermische belasting sterk fluctueert.
##### 2.1.2.2 Vergelijking van tijdsconstanten
Bij verschillende waarden voor R en C kunnen de volgende relaties worden opgemerkt:
* Als $R_1 C_1 < R_2 C_2 < R_3 C_3$, dan heeft systeem 1 de kortste tijdsconstante en systeem 3 de langste [9](#page=9).
* Dit impliceert dat de temperatuurreactie van het gebouw sneller is voor lagere waarden van de tijdsconstante [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een gebouw met lichte constructiematerialen zal over het algemeen een kortere thermische tijdsconstante hebben dan een gebouw met massieve, zware materialen. Hierdoor zal de temperatuur in het eerste gebouw sneller reageren op veranderingen in de buitentemperatuur of de werking van het verwarmingssysteem.
---
# Berekening van thermische belastingen en systemen
Dit gedeelte behandelt de berekening van thermische belastingen voor verwarming en koeling, en introduceert de componenten en classificaties van verwarmingssystemen.
### 3.1 Berekening van thermische belastingen
#### 3.1.1 Verwarmingsbelasting
De thermische belasting voor verwarming kan berekend worden met behulp van graaddagen (DD). Graaddagen meten het verschil tussen een referentietemperatuur en de buitentemperatuur, opgeteld over alle dagen van het verwarmingsseizoen. De formule hiervoor is [11](#page=11):
$DD = \sum_{j=1}^{N} (t_{ref} - t_{e,j})^{+}$ [11](#page=11).
waarbij:
* $t_{ref}$ de referentietemperatuur is (conventioneel 20 °C) [11](#page=11).
* $t_{e,j}$ de gemiddelde buitentemperatuur op dag $j$ is [11](#page=11).
* $(...)^{+}$ aangeeft dat alleen positieve verschillen worden meegeteld [11](#page=11).
De graaddagen worden gebruikt om de jaarlijkse thermische energiebehoefte voor de verwarmingsperiode te berekenen [11](#page=11).
> **Tip:** De graaddagenmethode is een vereenvoudigde benadering voor het inschatten van de verwarmingsvraag, vooral nuttig voor het vergelijken van het energieverbruik van locaties met verschillende klimaten [11](#page=11).
#### 3.1.2 Koelbelasting
In de zomer is het niet mogelijk om de belasting in stationaire toestand te berekenen, omdat positieve winsten zoals zonnestraling en warmte van bezitters niet genegeerd kunnen worden. Er moet een tijd-afhankelijke belasting berekend worden, waarbij de maximale waarde als piekkoellast wordt beschouwd. Bij koeling moeten zowel sensibele als latente warmte worden overwogen. Tijdens het koelen neemt de relatieve luchtvochtigheid toe, waardoor ontvochtiging altijd nodig is om comfort te handhaven. Vereenvoudigde methoden kunnen ook worden toegepast om de piekkoellast te bepalen [12](#page=12).
De sensibele warmte ($Q_{sensible, t}$) die aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ wordt gegeven door:
$Q_{sensible, t} = V_{inf, t} \cdot \rho \cdot c_p \cdot (T_{o, t} - T_{r, t}) + Q_{s,c, t} + Q_{l,c, t} + Q_{e,c, t} + Q_{o,c, t}$ [13](#page=13).
waarbij:
* $V_{inf, t}$ het volumestroom van geïnfiltreerde lucht op tijdstip $t$ is [13](#page=13).
* $\rho$ de luchtdichtheid is [13](#page=13).
* $c_p$ de specifieke warmte van vochtige lucht is [13](#page=13).
* $T_{o, t}$ de buitentemperatuur op tijdstip $t$ is [13](#page=13).
* $T_{r, t}$ de ruimtetemperatuur op tijdstip $t$ is (niet expliciet in de tekst, maar impliciet in de context van sensibele warmte die de ruimtetemperatuur beïnvloedt)
* $Q_{s,c, t}$ de zonne-energie is die door ramen komt en aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ [13](#page=13).
* $Q_{l,c, t}$ de sensibele warmte van elektrische verlichting is die aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ [13](#page=13).
* $Q_{e,c, t}$ de sensibele warmte van apparatuur is die aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ [13](#page=13).
* $Q_{o,c, t}$ de sensibele warmte van bezitters is die aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ [13](#page=13).
De latente warmte ($Q_{latent, t}$) op tijdstip $t$ wordt gegeven door:
$Q_{latent, t} = V_{inf, t} \cdot \rho \cdot h_{fg} \cdot (w_{o, t} - w_{r, t}) + Q_{i,l, t} + Q_{e,l, t} + Q_{o,l, t}$ [14](#page=14).
waarbij:
* $Q_{i,l, t}$ de latente warmte van de $i$-de binnenoppervlakte is die aan de ruimtelucht wordt afgegeven op tijdstip $t$ [14](#page=14).
* $w_{o, t}$ de vochtigheidsgraad van de buitenlucht op tijdstip $t$ is [14](#page=14).
* $w_{r, t}$ de vochtigheidsgraad van de ruimtelucht op tijdstip $t$ is [14](#page=14).
* $h_{fg}$ de latente warmte van condensatie is [14](#page=14).
* $Q_{e,l, t}$ de latente warmte van apparatuur op tijdstip $t$ is [14](#page=14).
* $Q_{o,l, t}$ de latente warmte van bezitters op tijdstip $t$ is [14](#page=14).
De totale thermische belasting ($Q_{total, t}$) op tijdstip $t$ is de som van de sensibele en latente warmte:
$Q_{total, t} = Q_{sensible, t} + Q_{latent, t}$ [14](#page=14).
> **Tip:** Het nauwkeurig berekenen van de koellast is cruciaal om overbemetering of onderbemetering van koelsystemen te voorkomen, wat leidt tot inefficiënt energiegebruik en verminderd comfort.
### 3.2 Systemen voor verwarming
#### 3.2.1 Componenten van een verwarmingssysteem
Een verwarmingssysteem bestaat uit drie hoofdsecties [15](#page=15):
1. **Energieproductie:** De generator die de warmte opwekt.
2. **Energiedistributie:** Het distributiesysteem dat de warmte transporteert.
3. **Energieuitwisseling:** De terminale eenheden waar de warmte wordt afgegeven aan de ruimte.
Verwarmingssystemen zijn ontworpen om de temperatuur in ruimtes hoger te houden dan de buitentemperatuur, vooral wanneer er thermische verliezen zijn naar de omgeving. Warmteoverdracht kan direct van de warmtebron plaatsvinden (bijvoorbeeld bij kachels en open haarden) of via een tussenliggend medium, een warmtedragende vloeistof, die de warmte van de bron naar de ruimtes transporteert [16](#page=16).
#### 3.2.2 Werking en warmtedragende vloeistoffen
De thermische vermogens die een verwarmingssysteem moet leveren aan de ruimtes, komt overeen met hun winterse thermische belasting. De meest voorkomende systemen gebruiken heet water als warmtedragende vloeistof tussen de warmtebron en de te verwarmen ruimtes. De warmteoverdracht van het water naar de binnenlucht gebeurt via warmtewisselaars, de zogenaamde terminale eenheden, die correct gedimensioneerd moeten zijn. Nadat de warmte is overgedragen aan de ruimte, koelt de warmtedragende vloeistof af en keert terug naar de warmtegenerator om opnieuw verwarmd te worden. Een gesloten circuit is nodig om de vloeistof te recirculeren [17](#page=17).
De essentiële componenten van een verwarmingssysteem zijn [18](#page=18):
* Een warmteproductiesysteem voor het verwarmen/koelen van een vloeistof.
* Een regelsysteem om de ruimtetemperatuur op ingestelde waarden te houden voor comfort en conform wettelijke voorschriften.
* Een distributiesysteem.
* Gebruikers- of terminalapparatuur zoals radiatoren, fancoils, etc.
#### 3.2.3 Classificatie van verwarmingssystemen
Verwarmingssystemen kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd [19](#page=19):
* **Op basis van generator/brandstof:**
* Stookolie
* Gas
* Elektriciteit
* **Op basis van distributiesysteem en watercirculatie:**
* Natuurlijke circulatie
* Geforceerde circulatie (meest gebruikt)
* Met open expansievat
* Met gesloten expansievat
* **Op basis van warmteleveringapparatuur:**
* Met radiatoren
* Met fancoils
* Met stralingspanelen (vloer, plafond, etc.)
* **Op basis van de gebruikte drager- of warmtedragende vloeistof:**
* Alle-lucht of lucht systemen
* Watersystemen
* Gemengde lucht- en watersystemen
* Directe expansiesystemen (koelmiddel)
#### 3.2.4 Typen distributiesystemen
De distributiesystemen kunnen verder worden onderverdeeld [20](#page=20):
* **Alle lucht:**
* Enkelvoudige kanaalsystemen
* Nawarmingskasten in de thermische zone
* Systemen met variabel debiet
* Meervoudige zone systemen
* Dubbele kanaalsystemen
* **Water:**
* 2-leiding systemen
* 3-leiding systemen
* 4-leiding systemen
* **Gemengde lucht/water:** (Deze categorie kan hier deels overlappen, maar specifieke systemen worden niet verder gedetailleerd in de context van gemengde systemen in de gegeven tekst)
* **Directe expansie (koelmiddel):**
* VRF (Variable Refrigerant Flow)
* Multi-split
* Mono-split
* **All-in-one:**
* Fancoils
* Inductie-units
> **Voorbeeld:** Een typisch modern woonhuis maakt vaak gebruik van een centraal verwarmingssysteem met geforceerde circulatie van heet water via een cv-ketel (generator), leidingen (distributie) en radiatoren (terminale eenheden) om de ruimte te verwarmen [17](#page=17) [18](#page=18).
---
# Soorten verwarmingssystemen en distributienetwerken
Dit gedeelte vergelijkt autonome en gecentraliseerde verwarmingssystemen, introduceert stadsverwarming en beschrijft de verschillende componenten en typologieën van distributienetwerken.
### 4.1 Autonome en gecentraliseerde verwarmingssystemen
#### 4.1.1 Autonome (individuele) verwarmingssystemen
Een autonoom of individueel verwarmingssysteem is ontworpen voor de klimaatbeheersing van één enkele eenheid. In de context van woningen wordt dit gedefinieerd als een systeem voor één huishouden of een enkele wooneenheid [21](#page=21).
**Positieve aspecten van een individueel systeem:**
* Kleinere omvang [21](#page=21).
* Flexibeler [21](#page=21).
* Lagere kosten [21](#page=21).
#### 4.1.2 Gecentraliseerde verwarmingssystemen
Een gecentraliseerd systeem produceert warmte voor verwarming, en mogelijk ook voor de productie van sanitair warm water (SWW), voor een gebouw of een groep gebouwen die deel uitmaken van appartementencomplexen [22](#page=22).
**Energie-efficiëntie en voordelen van gecentraliseerde systemen:**
Vanuit een energieperspectief hebben gecentraliseerde systemen over het algemeen een hogere gemiddelde seizoensgebonden totale prestatie dan autonome systemen. Dit komt doordat [22](#page=22):
* De generator met een hogere vermogenscapaciteit over het algemeen hogere rendementen heeft en lagere totale kosten [22](#page=22).
* Individuele generatoren vaak overgedimensioneerd zijn voor de behoefte aan sanitair warm water, waardoor ze op lage belastingen ten opzichte van hun nominale waarde werken met een slechte efficiëntie [22](#page=22).
* Een centrale generator kan profiteren van een lagere gelijktijdigheidscoëfficiënt en kan eenvoudig gecombineerd worden met opslagsystemen [22](#page=22).
Deze aspecten maken de keuze voor gecentraliseerde systemen, waar mogelijk, aantrekkelijk en worden ook ondersteund door regelgevende richtlijnen [22](#page=22).
### 4.2 Stadsverwarming (District Heating)
Stadsverwarming is een systeem waarbij warmte wordt geleverd aan gebouwen via een distributienetwerk. Het gebouw wordt aangesloten op het netwerk via een "substation", wat een warmtewisselaar is [23](#page=23).
### 4.3 Verwarmings- en koelnetwerken: Componenten en technologieën
#### 4.3.1 Energiebronnen
De energiebronnen voor verwarmings- en koelnetwerken kunnen divers zijn:
* Fossiele brandstoffen [25](#page=25).
* Hernieuwbare energieën [25](#page=25).
* Afvalwarmte (van afvalverbranding, industriële installaties, etc.) [25](#page=25).
* Meren, rivieren (voor stads koeling) [25](#page=25).
#### 4.3.2 Productietechnologieën
Verschillende technologieën worden gebruikt voor de productie van warmte en koude:
* **Boilers:** Werken op biomassa of fossiele brandstoffen [26](#page=26).
* **Warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK):** Gebruiken interne verbrandingsmotoren, topcycli, bodemcycli, of brandstofcellen [26](#page=26).
* **Secundaire bronnen:** Aanvullende verwarmers of warmtepompen om de watertemperatuur te verhogen [26](#page=26).
* **Absorptietechnologieën/chillers:** Voor de productie van koude [26](#page=26).
Een netwerk bestaat uit de volgende hoofdonderdelen:
* Een distributiesysteem [26](#page=26).
* Pompstations [26](#page=26).
* Substations voor warmteuitwisseling met eindgebruikers [26](#page=26).
#### 4.3.3 Netwerkkenmerken
##### 4.3.3.1 Kosten en werkmedium
* De **netwerkkosten** maken 50-80% van de totale investeringskosten uit [27](#page=27).
* Het **werkmedium** kan variëren: stoom, warm water (laag- tot middentemperatuur), oververhit water (hoogtemperatuur), diathermische olie of lucht [27](#page=27).
##### 4.3.3.2 Classificatie van stadsverwarming (DH) op basis van werktemperatuur
Er worden verschillende generaties stadsverwarming onderscheiden op basis van de temperatuur van het werkmedium [27](#page=27).
##### 4.3.3.3 Distributiesysteem
Er zijn twee hoofdtypen distributiesystemen:
* **Direct:** Hetzelfde hydraulische circuit verbindt de warmteproductiefaciliteit met de eindgebruikers. Voordelen: lagere investeringskosten, lagere verliezen [28](#page=28).
* **Indirect:** Twee gescheiden hydraulische circuits voor de productiezijde en de gebruikerszijde, verbonden via een warmtewisselaar. Voordelen: lagere werkdruk aan de gebruikerszijde, eenvoudigere warmteverbruiksmeting, makkelijker onderhoud [28](#page=28).
##### 4.3.3.4 Productie van Sanitair Warm Water (SWW)
SWW kan op twee manieren worden geproduceerd:
* Instantaneous (directe productie) [28](#page=28).
* Op locatie opgeslagen met energieopslag [28](#page=28).
Er is ook de mogelijkheid van cascadering van SWW- en ruimteverwarmingssystemen. In laagtemperatuur stadsverwarmingssystemen (LTDH) kunnen aanvullende generatoren zoals micro-warmtepompen, gevoed met warmte uit het DH-netwerk, worden gebruikt [28](#page=28).
##### 4.3.3.5 Typologie van netwerken
De typologieën van netwerken, in volgorde van toenemende flexibiliteit en kosten, zijn:
* Vertakt netwerk [29](#page=29).
* Lusvormig netwerk [29](#page=29).
* Lusvormig netwerk met bypass (onzekerheid over de stromingsrichting) [29](#page=29).
##### 4.3.3.6 Leidingen en installatie
* **Leidingmaterialen:** Gietijzer, staal, glasvezel, kunststof [30](#page=30).
* **Externe isolatie:** Mineraal- of glaswol, bitumenhars [30](#page=30).
* **Leidingconfiguraties:** Enkele leidingen, dubbele leidingen (voordelig in stedelijke gebieden met lagere diameters, besparingen in warmteverliezen en kosten) of drievoudige leidingen (twee aanvoerleidingen en één retourleiding) [30](#page=30).
* **Installatiemethoden:**
* **Bovengronds:** Geschikt voor het kruisen van spoorwegen, tunnels, etc. [30](#page=30).
* **In een tunnel:** Makkelijker onderhoud [30](#page=30).
* **Ondergronds:** Minimaal 60 cm aarde boven de leiding en compacte grond onder de leiding [30](#page=30).
* **Mogelijke problemen:** Corrosie, verliezen, thermische uitzetting [30](#page=30).
##### 4.3.3.7 Snelheid van het medium
| Netwerktype | Typische snelheid (m/s) |
| :-------------------- | :---------------------- |
| Transmissielijnen | 3-3.5 |
| Hoofdnetwerk | 2.5-3 |
| Vertakkingen | 1.5-2 |
Tabel 1 – Typische snelheden op de verschillende netwerklijnen [31](#page=31).
##### 4.3.3.8 Pompstations
Pompstations bestaan uit pompen, filters, een expansievat en een controlesysteem [31](#page=31).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Thermische belasting (Thermal load) | De totale warmtestroom die geleverd of afgevoerd moet worden door een verwarmings- of airconditioningsysteem om de ingestelde binnentemperatuur te handhaven onder specifieke externe klimatologische omstandigheden. Deze belasting is constant variabel door externe en interne factoren. |
| Gebouwschil (Building envelope) | De fysieke barrière tussen het interieur van een gebouw en de buitenomgeving. Het omvat muren, daken, vloeren, ramen en deuren, en speelt een cruciale rol in het reguleren van warmteverlies en -winst. |
| Thermische verliezen (Heat losses) | Warmte die verloren gaat vanuit een gebouw aan de omringende koudere omgeving. Dit kan gebeuren via de gebouwschil, infiltraties (luchtlekken) en natuurlijke ventilatie. |
| Thermische bruggen (Thermal bridges) | Gebieden in de gebouwschil waar de thermische weerstand lager is dan in de omliggende gebieden, wat leidt tot verhoogde warmteoverdracht. Voorbeelden zijn aansluitingen tussen muren en vloeren of kozijnen van ramen. |
| Infiltratie (Infiltration) | De ongecontroleerde binnenkomst van buitenlucht in een gebouw door kieren, spleten en openingen in de gebouwschil. Dit draagt bij aan warmteverlies in de winter en warmtewinst in de zomer. |
| Steady state (Stationaire toestand) | Een thermische toestand waarbij de temperaturen in een gebouw gedurende een bepaalde periode constant blijven en de warmtestromen niet veranderen in de tijd. Dit is een vereenvoudiging die vaak wordt gebruikt voor winterse omstandigheden. |
| Transient regime (Transiënte toestand) | Een thermische toestand waarbij temperaturen en warmtestromen in de tijd variëren. Dit regime is complexer en relevanter voor zomerse omstandigheden, waar zonnewarmte en interne warmteproductie een grote rol spelen. |
| Thermische tijdconstante (Thermal time constant) | Een maat voor hoe lang het duurt voordat de temperatuur van een gebouw verandert wanneer de verwarming of koeling wordt in- of uitgeschakeld. Het is gerelateerd aan de thermische weerstand en thermische capaciteit van het gebouw. |
| Graaddagen (Degree Days - DD) | Een maat die wordt gebruikt om de verwarmingsbehoefte van een locatie te kwantificeren. Het is de som van de dagelijkse positieve verschillen tussen een referentietemperatuur (vaak 20°C) en de gemiddelde buitentemperatuur gedurende de verwarmingsperiode. |
| Latente warmte (Latent heat) | De warmte die wordt geabsorbeerd of afgegeven tijdens een faseovergang (zoals verdamping of condensatie) zonder dat de temperatuur verandert. In de context van HVAC verwijst dit vaak naar de warmte die betrokken is bij het onttrekken of toevoegen van vocht aan de lucht. |
| Sensibele warmte (Sensible heat) | De warmte die wordt geabsorbeerd of afgegeven door een stof, waardoor de temperatuur ervan verandert. In HVAC is dit de warmte die de luchttemperatuur direct beïnvloedt. |
| Gecentraliseerd systeem (Centralized system) | Een verwarmingssysteem dat warmte produceert voor meerdere eenheden (bijv. appartementen in een gebouw) vanuit een centrale productielocatie. |
| Autonoom systeem (Autonomous system) | Een verwarmingssysteem dat ontworpen is voor de airconditioning van een enkele wooneenheid of ruimte, met eigen productie- en distributiemiddelen. |
| Stadsverwarming (District Heating) | Een systeem dat warmte produceert in een centrale installatie en deze distribueert via een netwerk van leidingen naar meerdere gebouwen voor verwarming en/of warm tapwater. |