Cover
Jetzt kostenlos starten Health beliefs, motivation and behaviour.pdf
Summary
# Gezondheidsovertuigingen en gedragsmodellen
Gezondheidsovertuigingen en gedragsmodellen vormen de kern van het begrijpen hoe individuele overtuigingen en percepties gezondheidsgedrag beïnvloeden, met nadruk op theoretische modellen zoals het Health Belief Model en Protection Motivation Theory.
## 1. Gezondheidsovertuigingen en gedragsmodellen
### 1.1 De rol van overtuigingen en percepties in gezondheidsgedrag
Ongezond gedrag, zoals fysieke inactiviteit, slechte voeding, roken en overmatig alcoholgebruik, verhoogt het risico op vroegtijdige sterfte, ziekte en invaliditeit. Om individuen te stimuleren tot gezondheidsbevorderend gedrag is het cruciaal om de factoren te begrijpen die dit gedrag bepalen. Modificeerbare sociaal-cognitieve variabelen, waaronder iemands attitudes, percepties en overtuigingen over hun sociale omgeving, gezondheid en gezondheidsgedrag, spelen een sleutelrol bij het aanleren en onderhouden van gezondheidsbevorderend gedrag [1](#page=1).
### 1.2 Het Health Belief Model (HBM)
Het Health Belief Model (HBM), geïntroduceerd door Rosenstock in 1974, was het eerste model dat het belang van iemands attitudes en overtuigingen over gezondheidsgedrag benadrukte voor toekomstig gedrag. Het model identificeert vier kernfactoren die van invloed zijn op de beslissing van een individu om gezondheidsbevorderend gedrag te vertonen [1](#page=1):
* **Perceptie van vatbaarheid:** De mate waarin een individu gelooft dat hij of zij een bepaalde ziekte of aandoening kan oplopen [1](#page=1).
* **Perceptie van ernst:** De mate waarin een individu de ziekte of aandoening als ernstig beschouwt, rekening houdend met de mogelijke gevolgen voor het leven, zoals overlijden, invaliditeit, beroep en gezinsleven [1](#page=1).
* **Perceptie van voordelen:** De mate waarin een individu gelooft dat het ondernemen van actie voordelen zal opleveren [1](#page=1).
* **Perceptie van barrières:** De mate waarin een individu barrières ervaart om actie te ondernemen, zoals de actie als onaangenaam, pijnlijk, ongemakkelijk of kostbaar ervaren [1](#page=1).
Het HBM stelt dat gezondheidsbevorderend gedrag wordt geïnitieerd wanneer een individu "cues to action" ervaart, dit zijn interne of externe gebeurtenissen die het proces in gang zetten [1](#page=1).
> **Tip:** Het HBM is uitgebreid toegepast om verschillende gezondheidsgedragingen te verklaren, waaronder sporten, roken en therapietrouw [1](#page=1).
In de oorspronkelijke vorm bevatte het HBM echter geen constructen die het motivatieniveau/intentie tot handelen en zelfeffectiviteit (vertrouwen in iemands vermogen om actie te ondernemen) konden vangen, terwijl dit krachtige indicatoren van gezondheidsacties zijn [1](#page=1).
### 1.3 De Protection Motivation Theory (PMT)
De Protection Motivation Theory (PMT), ontwikkeld door Rogers in de jaren zeventig, bouwt voort op het HBM, maar legt meer nadruk op motivatie. Volgens de PMT is beschermingsmotivatie, oftewel iemands motivatie of intentie om te handelen, de directe bepalende factor voor gezondheidsgerelateerd gedrag. Deze motivatie wordt beïnvloed door twee belangrijke cognitieve beoordelingen [1](#page=1):
1. **Beoordeling van dreiging:** Dit omvat de perceptie van kwetsbaarheid (vergelijkbaar met de HBM) en de perceptie van de ernst van de dreiging [1](#page=1).
2. **Beoordeling van coping:** Dit betreft de evaluatie van de effectiviteit van een voorgestelde reactie om de dreiging te verminderen (responseefficiëntie) en het vertrouwen in het eigen vermogen om deze reactie uit te voeren (zelfeffectiviteit) [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Callum, een verzorger, weigert een griepprik omdat hij flu als niet ernstig beschouwt voor zichzelf (perceptie van ernst) en gelooft dat de vaccinatie niet werkt (responseefficiëntie), ondanks zijn kwetsbaarheid en zelfeffectiviteit om de afspraak te maken [2](#page=2).
De PMT, met de constructen van motivatie en zelfeffectiviteit, wordt beschouwd als een geavanceerd theoretisch model. Het model erkent echter ook dat goede intenties niet altijd leiden tot daadwerkelijk gedrag, een fenomeen dat bekend staat als de 'intention-behaviour gap' [2](#page=2).
### 1.4 Het Health Action Process Approach (HAPA) Model
Het Health Action Process Approach (HAPA) model (Schwarzer, 1992) onderscheidt twee fasen in gedragsverandering: de motivationele fase en de volitionele fase. Gedragsverandering is een proces waarbij individuen door deze fasen gaan, gebaseerd op hun intentie [2](#page=2).
* **Motivationele fase:** Specifieke cognities zijn cruciaal, waaronder risicoperceptie (ernst en vatbaarheid van de dreiging), uitkomstverwachtingen (gepercipieerde gevolgen van de dreiging) en zelfeffectiviteit (vertrouwen in het eigen vermogen om gedragsverandering te initiëren) [2](#page=2).
* **Volitionele fase:** Zodra individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd, gaan ze over naar de volitionele fase. Hierbij spelen processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit een rol bij het omzetten van intenties in gedrag. Zelfeffectiviteit is in deze fase ook belangrijk voor het behouden van het nieuw aangenomen gedrag en voor herstel na terugval [2](#page=2).
Interventies die gebaseerd zijn op theoretische modellen die zowel motivationele als volitionele fasen omvatten, zoals het HAPA-model, zijn effectiever in het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. De kracht van het HAPA-model ligt in de integratie van specifieke strategieën om gedragsverandering in de praktijk te bevorderen [2](#page=2).
### 1.5 De nuttigheid van sociaal-cognitieve modellen
Theoretische modellen van gedrag zijn essentieel voor het ontwerpen van interventies voor gedragsverandering, omdat ze de hypothetische causale determinanten van gedrag vertegenwoordigen en inzicht geven in de mechanismen die aangepakt moeten worden. Hoewel oudere modellen zoals het HBM nuttig waren, worden ze niet meer als 'state of the art' beschouwd. Recente empirische tests suggereren dat modellen die de motivationele en volitionele fasen van gedragsverandering meenemen, zoals het HAPA-model, een grotere effectiviteit hebben [2](#page=2).
> **Conclusie:** Begrip van individuele overtuigingen over gezondheidsgedrag kan helpen dit gedrag te veranderen. Motivatie en zelfeffectiviteit zijn belangrijk, maar vaak onvoldoende; volitionele processen zijn cruciaal voor het omzetten van intenties in actie. Interventies moeten gebaseerd zijn op actuele en empirisch onderbouwde gedragstheorieën [2](#page=2).
---
# Beschermingsmotivatietheorie
De Beschermingsmotivatietheorie (PMT) is een sociaal-cognitief model dat de motivatie tot gezondheidsgerelateerd gedrag verklaart door de beoordeling van bedreigingen en copingstrategieën. Het model bouwt voort op de Health Belief Model (HBM) en legt de nadruk op de rol van motivatie bij het bepalen van gezondheidsgedrag [1](#page=1).
### 2.1 Kernconcepten van de PMT
De PMT stelt dat beschermingsmotivatie, oftewel de motivatie of intentie van een individu om actie te ondernemen, de directe bepalende factor is voor gezondheidsgerelateerd gedrag. Deze beschermingsmotivatie wordt beïnvloed door twee hoofdcomponenten van cognitieve beoordeling [1](#page=1):
#### 2.1.1 Beoordeling van de bedreiging (Threat Appraisal)
Dit verwijst naar de inschatting van een individu van een potentiële bedreiging voor de gezondheid. De beoordeling van de bedreiging wordt bepaald door twee factoren [1](#page=1):
* **Waargenomen kwetsbaarheid (Perceived Vulnerability):** De mate waarin een individu gelooft dat hij of zij vatbaar is voor een bepaalde ziekte of aandoening [1](#page=1).
* **Waargenomen ernst (Perceived Severity):** De inschatting van de ernst van de ziekte of aandoening en de mogelijke implicaties daarvan voor het leven van het individu, zoals dood, invaliditeit, werk of gezinsleven [1](#page=1).
#### 2.1.2 Copingbeoordeling (Coping Appraisal)
Dit betreft de evaluatie van hoe effectief een bepaalde reactie is om de bedreiging te verminderen en het vertrouwen dat het individu heeft in zijn of haar vermogen om die reactie uit te voeren. De copingbeoordeling bestaat uit [1](#page=1):
* **Effectiviteit van de reactie (Response Efficacy):** De overtuiging dat een specifieke gedragsinterventie (bijvoorbeeld vaccinatie) effectief zal zijn in het verminderen van de bedreiging [1](#page=1).
* **Zelfeffectiviteit (Self-Efficacy):** Het vertrouwen van een individu in zijn of haar eigen capaciteit om een specifieke gedragsreactie succesvol uit te voeren [1](#page=1).
> **Tip:** De PMT benadrukt dat zowel de inschatting van de dreiging als de overtuiging in de eigen copingvaardigheden cruciaal zijn voor het vormen van motivatie tot gezond gedrag.
#### 2.1.3 Beschermingsmotivatie en Gedrag
De theorie veronderstelt dat wanneer de beschermingsmotivatie van een individu hoog is, dit zal leiden tot overeenkomstig gedrag. Echter, het document merkt op dat goede intenties niet altijd leiden tot daadwerkelijk gedrag, wat bekend staat als de 'intention-behaviour gap'. Dit suggereert dat de PMT, hoewel nuttig, de psychologische processen die intentie omzetten in actie niet volledig adresseert [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.2 Vergelijking met de Health Belief Model (HBM)
De PMT is ontwikkeld vanuit de HBM, maar voegt cruciale constructen toe die de oorspronkelijke HBM miste. Terwijl de HBM zich richt op vier factoren (waargenomen kwetsbaarheid, waargenomen ernst, waargenomen voordelen en waargenomen barrières) introduceert de PMT expliciet de concepten van motivatie en zelfeffectiviteit als krachtige voorspellers van gezondheidsacties [1](#page=1).
### 2.3 Illustratief voorbeeld: Callum
Callum, een 37-jarige verzorger, weigert een griepprik [2](#page=2).
* **Beoordeling van de bedreiging:** Callum erkent dat hij kwetsbaar is voor griep door zijn werk met kwetsbare ouderen (waargenomen kwetsbaarheid). Hij beschouwt griep echter niet als een ernstige ziekte omdat hij er snel van herstelt (waargenomen ernst) [2](#page=2).
* **Copingbeoordeling:** Callum is in staat de afspraak te regelen (zelfeffectiviteit) maar gelooft niet dat de vaccinatie griep voorkomt (effectiviteit van de reactie). Bovendien vreest hij negatieve langetermijncomplicaties van vaccinaties, gebaseerd op informatie van sociale media (kosten van de reactie) [2](#page=2).
Deze beoordelingen resulteren in een gebrek aan motivatie (beschermingsmotivatie) en vermijding van de aanbevolen actie. Een interventie gericht op het verhogen van de waargenomen ernst van griep (door de gevolgen voor zijn patiënten te benadrukken) en het corrigeren van misvattingen over de effectiviteit van vaccins leidde ertoe dat Callum zijn afspraak wel maakte [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Callum's casus illustreert hoe de interactie tussen dreigingsbeoordeling en copingbeoordeling de beschermingsmotivatie beïnvloedt, en hoe gerichte informatie deze beoordelingen kan veranderen.
### 2.4 Relatie met andere modellen
De PMT wordt gezien als een geavanceerd theoretisch model. Echter, omdat het de vertaling van intentie naar actie niet volledig verklaart, is er behoefte aan modellen die ook volitieve processen meenemen. Het Health Action Process Approach (HAPA) model, bijvoorbeeld, onderscheidt motivationele en volitieve fasen en is effectiever gebleken in het bewerkstelligen van gedragsverandering [1](#page=1) [2](#page=2).
---
# Het Health Action Process Approach (HAPA) model
Het Health Action Process Approach (HAPA) model beschrijft gedragsverandering als een proces dat individuen doorlopen via motivationele en volitionalle fasen, waarbij intenties worden omgezet in actie [2](#page=2).
### 3.1 De fasen van gedragsverandering
Het HAPA-model onderscheidt twee hoofdfasen in gedragsverandering: de motivationele fase en de volitionalle fase [2](#page=2).
#### 3.1.1 De motivationele fase
Tijdens de motivationele fase zijn specifieke cognitieve processen van belang, die de basis leggen voor intentie en gedragsverandering. Deze cognitieve factoren omvatten [2](#page=2):
* **Risicobewustzijn**: Dit betreft de perceptie van zowel de ernst (perceived severity) als de vatbaarheid (perceived susceptibility) voor een bepaalde gezondheidsdreiging. Callum erkent bijvoorbeeld dat hij vatbaar is voor griep door zijn werk, maar bagatelliseert de ernst ervan voor zichzelf [2](#page=2).
* **Resultaatverwachtingen (Outcome expectancies)**: Dit verwijst naar de gepercipieerde gevolgen van een bepaalde dreiging of gedraging, zowel positief als negatief. Hieronder valt ook respons-efficacy, de overtuiging dat een bepaalde actie effectief is om een gewenst resultaat te bereiken of een negatief resultaat te voorkomen. Callum gelooft bijvoorbeeld niet dat de griepprik griep voorkomt (lage respons-efficacy). Ook de perceptie van negatieve consequenties (response costs) speelt hierbij een rol, zoals Callum's idee van mogelijke complicaties na vaccinatie [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit (Self-efficacy)**: Dit is het vertrouwen van een individu in zijn of haar eigen vermogen om een gedragsverandering te initiëren en vol te houden. Callum gelooft dat hij in staat is de afspraak te maken (hoge zelfeffectiviteit), maar dit vertaalt zich niet in intentie [2](#page=2).
Deze factoren leiden tot beschermingsmotivatie (protection motivation) en de vorming van een intentie om actie te ondernemen [2](#page=2).
#### 3.1.2 De volitionalle fase
Nadat individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd, gaan ze over naar de volitionalle fase. In deze fase worden processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit ingezet om de intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag [2](#page=2).
* **Actieplanning (Action planning)**: Het specificeren van concrete plannen over wanneer, waar en hoe het gedrag zal worden uitgevoerd [2](#page=2).
* **Copingplanning (Coping planning)**: Het anticiperen op mogelijke obstakels en het ontwikkelen van strategieën om deze te overwinnen [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit in de volitionalle fase**: Zelfeffectiviteit is ook in deze fase cruciaal, niet alleen voor het in stand houden van het nieuw aangenomen gedrag, maar ook voor het herstellen na terugval (relapse) [2](#page=2).
### 3.2 De nuttigheid van het HAPA-model in de praktijk
Interventies die gebaseerd zijn op sociaal-cognitieve modellen zijn effectief gebleken in het veranderen van cognities en motivatie, maar minder in het bewerkstelligen van gedragsverandering. Literatuuronderzoek toont aan dat interventies die rekening houden met zowel de motivationele als de volitionalle fasen van gedragsverandering, zoals het HAPA-model, effectiever zijn in het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. De belangrijkste kracht van het HAPA-model ligt in de integratie van specifieke strategieën die gebruikt kunnen worden om gedragsverandering in de praktijk te bevorderen [2](#page=2).
> **Tip:** Het HAPA-model biedt een uitgebreider kader dan eerdere modellen zoals de Health Belief Model (HBM) en de Theory of Planned Behaviour, omdat het expliciet de overgang van intentie naar actie adresseert door middel van volitionalle processen.
> **Voorbeeld:** Callum's geval illustreert de fasen van het HAPA-model. Zijn initiële afwijzing van de griepprik was gebaseerd op zijn motivationele cognities (lage waargenomen ernst, lage respons-efficacy, hoge response costs). De interventie die gericht was op het verhogen van zijn perceptie van ernst en het corrigeren van zijn misvattingen over respons-efficacy, leidde tot een herwaardering en uiteindelijk tot de intentie en planning om de vaccinatie te ontvangen, wat de overgang naar de volitionalle fase aangeeft [2](#page=2).
---
# Toepassing van sociaal-cognitieve modellen voor gedragsverandering
Dit onderdeel bespreekt de effectiviteit en beperkingen van sociaal-cognitieve modellen bij het ontwerpen van interventies voor gedragsverandering, met een focus op actuele en empirisch ondersteunde theorieën [2](#page=2).
### 4.1 Theoretische modellen voor gedragsverandering
Theoretische modellen zijn essentieel voor het ontwerpen van interventies omdat ze de veronderstelde causale determinanten van gedrag identificeren en inzicht geven in de mechanismen die moeten worden aangepakt. Het gebruik van deze modellen draagt bij aan een cumulatieve bewijsbasis. Hoewel veel modellen zich richten op gezondheidsovertuigingen en motivatie, zijn sommige, zoals het Health Belief Model (HBM) en de Theory of Planned Behaviour, verouderd bevonden en niet meer state-of-the-art [2](#page=2).
### 4.2 Motivatie en gedrag
Het begrijpen van iemands overtuigingen en cognities met betrekking tot gezondheidsgedrag kan helpen bij het bewerkstelligen van gedragsverandering. Motivatie en zelfeffectiviteit zijn belangrijke variabelen, maar vaak onvoldoende om gedragsverandering te bewerkstelligen. Volitionele processen spelen een cruciale rol bij het omzetten van intenties in actie [2](#page=2).
> **Tip:** De ontwerp van interventies dient geïnformeerd te worden door up-to-date en empirisch ondersteunde gedragstheorieën [2](#page=2).
### 4.3 Het Health Action Process Approach (HAPA) model
Het HAPA-model (Schwarzer, 1992) onderscheidt een motivationele en een volitionele fase in gedragsverandering [2](#page=2).
#### 4.3.1 Motivationele fase
Tijdens de motivationele fase zijn specifieke cognities belangrijk:
* **Risicobewustzijn:** Dit omvat de waargenomen ernst en vatbaarheid voor een bedreiging [2](#page=2).
* **Uitkomstverwachtingen (outcome expectancies):** Dit zijn de waargenomen gevolgen van de bedreiging [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit:** Dit is het vertrouwen in iemands eigen vermogen om gedragsverandering te initiëren [2](#page=2).
#### 4.3.2 Volitionele fase
Zodra individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd, gaan ze over naar de volitionele fase. Hierbij spelen processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit een rol bij het omzetten van intenties in gedrag. Zelfeffectiviteit is in deze fase nodig voor het handhaven van het nieuw aangenomen gedrag en voor herstel na terugval [2](#page=2).
#### 4.3.3 Casus Callum: Toepassing van HAPA
Callum, een 37-jarige verzorger, weigert een griepprik afspraak te maken, ondanks aanmoediging [2](#page=2).
* **Risicobewustzijn:** Callum erkent zijn vatbaarheid voor griep door contact met kwetsbare ouderen (perceived vulnerability). Hij gelooft echter niet dat griep een ernstige ziekte is, omdat hij er zelf snel van herstelt (perceived severity) [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit (initiatie):** Callum is in staat een afspraak te maken (self-efficacy) [2](#page=2).
* **Uitkomstverwachtingen (response efficacy):** Hij gelooft niet dat de vaccinatie griep voorkomt (response efficacy) [2](#page=2).
* **Kosten van respons (response costs):** Hij heeft sterke opvattingen over negatieve gevolgen na vaccinatie, gebaseerd op informatie over complicaties van andere vaccins op sociale media (response costs) [2](#page=2).
Deze opvattingen leiden tot een gebrek aan beschermingsmotivatie en vermijding van de aanbevolen actie [2](#page=2).
Na het ontvangen van theoretisch onderbouwde informatie om de waargenomen ernst te verhogen (bijvoorbeeld door de ernstige implicaties van het verspreiden van griep naar zijn patiënten te benadrukken) en evidence-based informatie over de effectiviteit van de respons (bijvoorbeeld door te benadrukken dat mythes over beperkte effectiviteit en ongewenste bijwerkingen van vaccins ongegrond zijn), evalueert Callum zijn situatie opnieuw en plant hij een afspraak voor de vaccinatie [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Interventies die gebaseerd zijn op theoretische modellen die rekening houden met de motivationele en volitionele fasen van gedragsverandering, zoals het HAPA-model, zijn effectiever in het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. Het HAPA-model biedt specifieke strategieën om gedragsverandering te stimuleren [2](#page=2).
### 4.4 Effectiviteit en beperkingen van sociaal-cognitieve modellen
Interventies die gebruik maken van sociaal-cognitieve modellen zijn effectief gebleken in het veranderen van cognities en motivatie, maar minder effectief in het veranderen van daadwerkelijk gedrag. Literatuuronderzoek toont aan dat interventies, gebaseerd op theoretische modellen die zowel motivationele als volitionele fasen van gedragsverandering omvatten (zoals het HAPA-model), effectiever zijn in het bewerkstelligen van gedragsverandering. De belangrijkste kracht van het HAPA-model ligt in de integratie van specifieke strategieën voor het stimuleren van gedragsverandering in de praktijk [2](#page=2).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gezondheidsgedrag | Gedragingen die de gezondheid bevorderen of de risico's op ziekte en invaliditeit verminderen. |
| Sociaal-cognitieve variabelen | Psychologische en sociale factoren, zoals attitudes, percepties en overtuigingen, die van invloed zijn op het nemen en volhouden van gezondheidsbevorderend gedrag. |
| Health Belief Model (HBM) | Een theoretisch model dat stelt dat individuele attitudes en overtuigingen over gezondheid bepalend zijn voor toekomstig gezondheidsgedrag, gebaseerd op vier sleutelfactoren: waargenomen vatbaarheid, waargenomen ernst, waargenomen voordelen en waargenomen barrières. |
| Waargenomen vatbaarheid | De subjectieve inschatting van een individu over de kans om een bepaalde ziekte of aandoening op te lopen. |
| Waargenomen ernst | De subjectieve inschatting van een individu over de implicaties van een ziekte of aandoening voor zijn of haar leven, zoals overlijden, invaliditeit of gevolgen voor werk en familie. |
| Waargenomen voordelen | De subjectieve inschatting van een individu over de positieve uitkomsten van het ondernemen van een bepaalde gezondheidsactie. |
| Waargenomen barrières | De subjectieve inschatting van een individu over de obstakels, kosten of nadelen die gepaard gaan met het ondernemen van een bepaalde gezondheidsactie. |
| Cues to action | Interne of externe gebeurtenissen die het proces van gedragsverandering in gang zetten, zoals het voelen van pijn of het zien van een campagne voor volksgezondheid. |
| Protection Motivation Theory (PMT) | Een theoretisch model gebaseerd op het HBM, dat zich richt op motivatie en stelt dat de motivatie tot beschermend gedrag wordt bepaald door de beoordeling van een dreiging en de beoordeling van copingmogelijkheden. |
| Bedreigingsbeoordeling | De cognitieve beoordeling door een individu van de waarschijnlijkheid en ernst van een gezondheidsbedreiging. |
| Copingbeoordeling | De cognitieve beoordeling door een individu van de effectiviteit van een voorgestelde reactie om de dreiging te verminderen en het vertrouwen in het eigen vermogen om die reactie uit te voeren. |
| Zelfeffectiviteit | Het geloof van een individu in zijn of haar eigen vermogen om succesvol een specifieke taak uit te voeren of gedrag te vertonen dat leidt tot een gewenste uitkomst. |
| Health Action Process Approach (HAPA) model | Een model dat gedragsverandering beschrijft als een proces met een motivationele en een volitionele fase, waarbij specifieke cognitieve processen zoals risicobewustzijn, verwachtingen van uitkomsten en zelfeffectiviteit een rol spelen in beide fasen. |
| Motivationele fase | Het stadium waarin een individu risicobewustzijn, verwachtingen van uitkomsten en zelfeffectiviteit evalueert om tot een intentie tot gedragsverandering te komen. |
| Volitionele fase | Het stadium waarin een individu, na het vormen van een intentie, plannen maakt, zelfregulatie toepast en zelfeffectiviteit gebruikt om de intentie om te zetten in daadwerkelijk gedrag en dit gedrag vol te houden. |
| Intentie-gedragsleemte | Het fenomeen waarbij mensen ondanks goede voornemens er niet in slagen hun intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag. |