Cover
Jetzt kostenlos starten gezonde neonaat ; voeding van het kind.pdf
Summary
# Voedingsbehoeften van zuigelingen
Dit deel behandelt de essentiële nutriënten zoals energie, eiwitten, vetten, koolhydraten, water, vitaminen en mineralen die cruciaal zijn voor de groei en ontwikkeling van zuigelingen, alsook groeicurven en het belang van een evenwichtige voeding [7](#page=7).
### 1.1 Groei, algemene aanbevelingen en specifieke nutriënten
Een goede, evenwichtige voeding in de eerste levensjaren is cruciaal voor de preventie van obesitas en andere aandoeningen op latere leeftijd [7](#page=7).
#### 1.1.1 Groei
Om na te gaan of een baby voldoende nutriënten inneemt, worden groeicurves gebruikt, zoals die van de WHO en Kind & Gezin. Deze curves tonen het gewicht, de lengte of de hoofdomtrek in functie van de leeftijd en vergelijken deze met een referentiegroep. De curves zijn verschillend voor jongens en meisjes en tonen percentielen; bijvoorbeeld, de p75-gewichtscurve betekent dat 25% van de kinderen in de referentiegroep zwaarder is en 75% lichter. Als een baby zijn eigen groeicurve volgt, wordt aangenomen dat de nutriënten- en energie-inname voldoende is. Afwijkingen van de curve worden nauw opgevolgd door een pediater, aangezien dit kan wijzen op onderliggende problemen zoals te weinig energie-inname of intoleranties [7](#page=7).
**Adiposity Rebound** De Body Mass Index (BMI) stijgt tijdens het eerste levensjaar, piekt tussen 6-12 maanden, daalt tot een dieptepunt rond 5-6 jaar, en stijgt daarna opnieuw. Deze tweede stijging wordt de adiposity rebound genoemd [7](#page=7).
> **Tip:** Een vroegtijdige adiposity rebound brengt aanzienlijke risico's met zich mee, waaronder een hoger risico op overgewicht en obesitas in de latere kindertijd en adolescentie, vroegtijdige menarche bij meisjes, en een hoger risico op obesitas, glucose-intolerantie en metabool syndroom op volwassen leeftijd. Het is de grootste voorspeller van obesitas bij adolescenten; 75% van de obese adolescenten had een normale BMI in de eerste twee levensjaren, maar de helft had overgewicht rond de leeftijd van 5 jaar [8](#page=8).
### 1.2 Energie
De energiebehoefte hangt af van de stofwisseling, activiteit en groei van het kind. In het eerste levensjaar is het belangrijk dat vaste voeding voldoende energie- en nutriëntendens is. Kinderen jonger dan 1 jaar hebben een beperkte maaginhoud, waardoor ze kleine hoeveelheden per maaltijd kunnen eten. Moedermelk bevat ongeveer 70 kcal/100ml, terwijl vaste voeding varieert tussen 60 en 100 kcal/100g, en waterige voeding slechts 30 kcal/100g. Om energiedens te zijn, moet voeding voldoende dik zijn en vet bevatten. De WHO adviseert vaste voeding die minstens zo energiedens is als moedermelk (70 kcal/100ml of 70 kcal/100g) [8](#page=8).
Jonge kinderen voelen zelf goed aan hoeveel energie ze nodig hebben; bij introductie van vaste voeding zal de melkinname verminderen en zal vaste voeding een deel van de melkvoeding vervangen. Er bestaat een risico op te weinig energie-inname als vaste voeding een te lage energiedensiteit heeft, vanwege het beperkte maagvolume. Naast energiedensiteit is de verhouding van macronutriënten en micronutriënten een maatstaf voor de kwaliteitsbeoordeling van een voedingsmiddel [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.3 Eiwitten
Eiwitten zijn essentiële bouwstenen van het lichaam en betrokken bij de opbouw van haar, nagels, huid, bloedcellen, hormonen en spieren. Ze leveren ook energie: 1 gram eiwit levert 4 kcal. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren; er zijn 20 verschillende aminozuren, en een eiwit kan duizenden aminozuren bevatten. Belangrijke eiwitbronnen zijn vlees, vis, eieren, melkproducten, peulvruchten en graanproducten. Voor jonge kinderen is melk de grootste eiwitbron, gevolgd door vlees, vis, eieren en andere zuivel zoals kaas en yoghurt. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor 0-1 jaar ligt tussen 9 en 12 gram per dag [9](#page=9).
Een te hoge eiwitinname (meer dan 15-20% van de totale energie-inname op 12 maanden leeftijd) is geassocieerd met een verhoogd risico op overgewicht en obesitas bij kinderen. Het eiwitgehalte van moedermelk en kunstvoeding is hierop aangepast (ongeveer 1 g/100ml) vergeleken met andere dierlijke melken (ongeveer 3 g/100ml). Het is belangrijk dat ouders de portie-aanbevelingen van Kind & Gezin voor vlees/vis/eieren/vleesvervangers volgen om binnen de aanbevelingen voor eiwitinname te blijven [10](#page=10).
### 1.4 Vetten
Vetten zijn essentieel voor overleving en de belangrijkste energieleverancier voor jonge kinderen vanwege hun hoge energiedichtheid (1 gram vet = 9 kcal). Ze zijn onmisbaar voor de opname van vetoplosbare vitaminen en dragen bij aan optimale hersenontwikkeling en het immuunsysteem. Vetten worden onderverdeeld in verzadigde en onverzadigde vetzuren (mono-onverzadigd zoals omega-9, en poly-onverzadigd zoals omega-3 en omega-6). Verzadigde vetten worden als "ongezond" beschouwd en een te hoge inname kan leiden tot hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Tekorten aan onverzadigde vetten zijn schadelijk voor hersen- en immuunsysteemontwikkeling. De recente wetgeving verplicht de toevoeging van docosahexaeenzuur (DHA), een omega-3 vetzuur, aan flesvoeding [10](#page=10).
EFSA raadt voor kinderen tussen 6 en 12 maanden aan dat vet 40% van de energie-inname uitmaakt, waarvan 4 en% uit linolzuur, 0,5 en% uit alfalinoleenzuur, en 100 mg/dag uit DHA. De Hoge Gezondheidsraad heeft licht afwijkende aanbevelingen. De grootste bronnen van vet bij zuigelingen zijn melk en toegevoegde vetten/oliën. Een te hoog vetgehalte (> 50 en%) kan leiden tot te weinig diversiteit in de voeding, met tekorten aan vitamines, mineralen, eiwitten en koolhydraten tot gevolg [11](#page=11).
### 1.5 Koolhydraten
Koolhydraten zijn een essentieel onderdeel van de voeding van een jong kind. Er is een onderscheid tussen verteerbare (4 kcal/g) en niet-verteerbare koolhydraten (voedingsvezels). De Hoge Gezondheidsraad formuleert geen adviezen voor verteerbare koolhydraten onder de leeftijd van 1 jaar. Belangrijk is het onderscheid tussen toegevoegde en van nature aanwezige suikers; toegevoegde suikers (zoals honing, kristalsuiker, fructosestroop) worden bij jonge kinderen afgeraden. Belangrijkste bronnen van verteerbare koolhydraten zijn groenten, fruit, aardappelen en granen [11](#page=11).
Niet-verteerbare koolhydraten (voedingsvezels) beschermen de darmen en het lichaam tegen hart- en vaatziekten, obesitas en diabetes type 2. Bij zuigelingen wordt aangeraden geen te grote hoeveelheden onverteerbare vezels te gebruiken (bv. volkorenbrood) omdat deze voor een snellere verzadiging zorgen, terwijl jonge kinderen een grotere energiebehoefte hebben. Een overmaat aan vezels kan krampen en winderigheid veroorzaken. Tussen 1 en 3 jaar wordt 10 gram vezels per dag aanbevolen. De belangrijkste bronnen van niet-verteerbare koolhydraten zijn volkoren granen (te beperken < 1 jaar), groenten en fruit [11](#page=11) [12](#page=12).
Vanaf 1 jaar beveelt de Hoge Gezondheidsraad aan dat koolhydraten 50-55% van de totale energiebehoefte dekken, voornamelijk uit voedingsmiddelen rijk aan voedingsvezels en micronutriënten zoals volle graangewassen, aardappelen, peulvruchten, groenten en fruit. De inname van toegevoegde suikers mag maximaal 10 energie% bedragen [12](#page=12).
### 1.6 Water
Water is de belangrijkste dorstlesser en noodzakelijk om vochtverlies via urine, stoelgang, huid (zweten) en ademhaling te compenseren. De eerste 6 maanden heeft een zuigeling alleen melkvoeding nodig; extra drank vermindert de eetlust. Na 6 maanden drinkt een baby nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast vaste voeding die vocht bevat, hebben baby's behoefte aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen bij borstvoeding of het geven van een beetje water kan aan deze extra behoefte tegemoetkomen [12](#page=12).
### 1.7 Vitaminen en mineralen
Vitaminen zijn onmisbaar voor lichaamsfuncties en worden onderverdeeld in vetoplosbare (vitamine A, D, E, K) en wateroplosbare vitaminen (vitamine C en B-vitaminen). Vet is nodig voor de opname van vetoplosbare vitaminen [13](#page=13).
**Specifieke adviezen voor supplementatie:**
* **Vitamine D:** Dagelijks supplement van geboorte tot 6 jaar is noodzakelijk omdat de hoeveelheid in moedermelk/kunstvoeding te laag is en er te weinig zonlichtcontact is. Voor kinderen met een bleke huidskleur is 400 IE per dag aangeraden, en voor kinderen met een donkere huidskleur 600 IE per dag, omdat donkere huid Uv-stralen minder goed doorlaat [13](#page=13).
* **Vitamine K:** Een supplement bij de geboorte is essentieel voor bloedstolling. Dit kan oraal (2 mg per week tot 3 maanden) of intramusculair direct na de bevalling (eenmalig) [13](#page=13).
Mineralen en sporenelementen zijn bouwstoffen voor het skelet en lichaamweefsels. Belangrijke mineralen zijn calcium, natrium, magnesium, kalium en fosfor. Calcium en fosfor zijn essentieel voor botsterkte. Sporenelementen zoals ijzer, fluor, jodium en zink zijn nodig in zeer kleine hoeveelheden [13](#page=13).
Een ijzertekort tijdens de eerste levensjaren kan langetermijngevolgen hebben op neurologische ontwikkeling, immunologische functies en eetgedrag. Omdat het ijzergehalte in moedermelk/kunstvoeding laag is en de lichaamsreserves rond 6 maanden op zijn, moet vaste voeding vanaf 6 maanden worden geïntroduceerd om de ijzervoorraad aan te vullen. Er wordt aangeraden minstens één ijzerrijke voeding per dag aan te bieden (bv. groentepap). Te laat starten met vaste voeding verhoogt de kans op ijzertekort [13](#page=13).
Het toevoegen van zout aan maaltijden wordt afgeraden, omdat de nieren van zuigelingen nog geen te hoge zoutvolumes kunnen verwerken [13](#page=13).
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (ADH) voor vitamines en mineralen zijn in tabellen weergegeven [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 1.8 Praktische aanbevelingen micro- & macronutriënten
Bij het formuleren van praktische aanbevelingen aan ouders is het belangrijk breder te kijken dan individuele nutriënten, omdat een voedingspatroon uit voedingsmiddelen bestaat [16](#page=16).
**Aanbevelingen micronutriënten:**
* Supplementatie van vitamine D & K is noodzakelijk [16](#page=16).
* Tijdige introductie van vaste voeding vanaf 6 maanden is cruciaal om de ijzerinname te garanderen. Dit betekent minstens één ijzerrijke voeding per dag (groentepap) en niet later dan 6 maanden starten met vaste voeding [16](#page=16).
* Voeg geen zout toe aan maaltijden en vermijd bewerkte voeding vanwege het vaak toegevoegde zout [16](#page=16).
**Aanbevelingen macronutriënten:**
* Het eiwitgehalte van de voeding moet voldoende laag blijven; moedermelk en kunstvoeding zijn hierop aangepast. Bouw de inname van vlees, vis en eieren langzaam op vanaf 6 maanden tot maximaal 25 gram op 12 maanden. Zuivelproducten zoals kaas en yoghurt zijn overbodig [16](#page=16).
* Het vetgehalte van de voeding moet voldoende hoog zijn, met extra aandacht voor omega-3 vetzuren. Voeg gezonde vetstof toe aan groentepap (1 theelepel tot eetlepel per maaltijd) en vermijd light producten [16](#page=16).
* Het aandeel toegevoegde suikers moet laag blijven. Vermijd bewerkte voeding (koekjes, kinderchips, gesuikerde dranken). Toevoeging van koekjesmeel of geplette kinderkoek is niet nodig. Kies voor ongesuikerde groeimelken [16](#page=16).
**Allergenen:** Introduceer ei en pinda vóór de leeftijd van 8 maanden en blijf deze regelmatig aanbieden, tenzij er een gediagnosticeerde allergie is. Bij een verhoogd risico op allergieën (één of beide ouders hebben allergieën) moet het allergeen vóór 6 maanden geïntroduceerd worden; bij geen verhoogd risico vóór 8 maanden. Doe dit geleidelijk aan met zeer kleine porties tot duidelijk is dat het kindje niet reageert, en introduceer ze niet gelijktijdig. Volledige noten worden afgeraden tot de leeftijd van 6 jaar vanwege verstikkingsgevaar. Pindanoten kunnen op een specifieke manier geïntroduceerd worden [16](#page=16).
Het risico op glutenintolerantie (coeliakie) wordt voornamelijk bepaald door genetische aanleg. Desondanks dienen gluten geïntroduceerd te worden bij de start van vaste voeding (bv. aardappel in groentepuree vervangen door fijngemixte pasta) en vóór 12 maanden [16](#page=16).
* * *
# Flesvoeding en bereiding
Deze sectie behandelt de verschillende soorten flesvoeding, hun samenstelling, verkrijgbaarheid, en de correcte bereiding, bewaring en toediening om hygiëne en veiligheid te waarborgen.
### 2.1 Soorten flesvoeding
Flesvoeding wordt geproduceerd op basis van koemelk, geitenmelk of soja-eiwit, en na aanpassingen voldoet het aan de behoeften van baby's en wettelijke normen. Aangepaste melkvoeding wordt bij voorkeur gegeven tot 12 à 18 maanden [17](#page=17).
#### 2.1.1 Startvoeding of eersteleeftijdsmelk
Deze voeding is bedoeld vanaf de geboorte tot 6 maanden en bootst qua samenstelling moedermelk na met een laag eiwitgehalte en goede verteerbaarheid. Startvoeding is verkrijgbaar in de apotheek en soms in beperkte mate in de supermarkt, herkenbaar aan het cijfer 1 op de verpakking [17](#page=17).
#### 2.1.2 Opvolgvoeding of tweedeleeftijdsmelk
Vanaf 6 maanden tot 12-18 maanden wordt opvolgvoeding gebruikt in combinatie met vaste voeding. De samenstelling is aangepast aan de veranderende behoeften van de oudere baby, waarbij een deel van de voedingsstoffen via vaste voeding wordt aangeleverd. De overschakeling van startvoeding naar opvolgvoeding wordt best niet gelijktijdig laten plaatsvinden met de eerste vaste voeding. Opvolgvoeding is te koop in de apotheek en supermarkt en herkenbaar aan het cijfer 2 op de verpakking [17](#page=17).
#### 2.1.3 Groeimelk
Tussen 12 en 18 maanden kan worden overgestapt op groeimelk of volle melk. Groeimelk is verrijkt met mineralen, vitaminen en essentiële vetzuren in vergelijking met koemelk, waarbij een ongezoete variant zonder toegevoegde smaak de voorkeur heeft. Vanaf 12 à 18 maanden kan men overstappen op volle melk(producten) of calciumverrijkte sojaproducten, waarbij volle melkproducten tot 3 jaar aangewezen zijn. Vitamine D suppletie is aangewezen tot 6 jaar. Een kind drinkt vanaf 1 jaar ongeveer 500 ml groeimelk per dag. Deze voeding is herkenbaar aan het cijfer 1+ (12-24 maanden) en 2+ (24-36 maanden) op de verpakking [17](#page=17).
> **Tip:** Veranderingen in melksoorten dienen op vaste leeftijdsmomenten te gebeuren, tenzij er problemen optreden. Raadpleeg bij problemen eerst een arts voordat de voeding wordt gewijzigd [17](#page=17).
Dieetvoeding is aangewezen voor baby's die gewone babyvoeding niet verdragen of om medische redenen niet mogen drinken. Halfvolle en magere koemelk, niet-aangepaste geitenmelk, paardenmelk, karnemelk en niet-aangepaste sojadranken zijn niet geschikt voor baby's vanwege afwijkende samenstellingen en voedingsstoffen. Zuigelingenvoeding op basis van geitenmelk die voldoet aan wettelijke normen is wel beschikbaar [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.1.4 Soja of andere dranken
Start- of opvolgvoeding op basis van soja is geschikt voor kinderen tot 12 à 18 maanden, maar is momenteel niet beschikbaar op de Belgische markt. Groeimelk op basis van soja is wel verkrijgbaar. Gewone sojadranken en sojadesserten zijn nutritioneel niet aangepast voor baby's. Rijstdrank, granendrank en notendrank zijn niet geschikt als aangepaste melkvoeding voor baby's [19](#page=19).
### 2.2 De ingrediënten van flesvoeding
#### 2.2.1 Eiwitten
##### 2.2.1.1 Hoeveelheid eiwitten in flesvoeding
Het eiwitgehalte in moedermelk is lager dan in andere dierlijke melk. Een te hoog eiwitgehalte in kunstmelk kan leiden tot hogere gewichtstoename, wat geassocieerd wordt met een verhoogd risico op obesitas en diabetes op latere leeftijd. De fysiologische verklaring hiervoor vermoedt een stimulatie van insulineachtige groeifactoren. Kunstmelk op basis van dierlijke eiwitten mag maximaal 1,75 g/100 ml bevatten, met een ondergrens van 1,2 g/100 ml [18](#page=18).
##### 2.2.1.2 Type eiwitten in flesvoeding
Caseïne en wei zijn de twee eiwitten in dierlijke melk. Caseïne wordt langzamer verteerd en belast de nieren meer door een hoger fosforgehalte dan wei. Koemelk heeft een caseïne/wei-verhouding van 80/20, terwijl moedermelk en kunstmelk een verhouding van 30/70 hebben voor betere vertering en minder nierbelasting. Na 4 tot 6 maanden evolueert deze verhouding in moedermelk/kunstmelk naar 50/50 naarmate het spijsverteringsstelsel en de nieren van het kind meer ontwikkeld zijn [18](#page=18).
##### 2.2.1.3 Eiwitbronnen voor kunstmelk
* **Dierlijke eiwitten:** Koemelk- en geitenmelkeiwitten zijn de meest gebruikte bronnen. Er is geen fysiologisch verschil merkbaar in groei en ontwikkeling tussen zuigelingen die kunstmelk op basis van verschillende dierlijke eiwitbronnen krijgen [19](#page=19).
* **Plantaardige bronnen:** Soja- en rijsteiwitten worden wereldwijd gebruikt voor start- en opvolgmelk. In België en Nederland zijn enkel start- en opvolgmelk op basis van rijsteiwitten op de markt. Ouders kiezen om verschillende redenen voor plantaardige eiwitten, zoals overtuiging (vegetarisch/veganistisch), geloof (gebruik van varkensenzymen bij hydrolyse) of de behandeling van aandoeningen zoals koemelkeiwit-allergie, galactosemie en lactose-intolerantie. Er is geen verschil in groei en ontwikkeling tussen baby's die kunstmelk op basis van plantaardige en koemelk krijgen. Het gebruik van kunstmelk op basis van soja-eiwitten wordt echter niet aangeraden onder de 6 maanden door ESPHAGAN. Kunstmelk op basis van plantaardige eiwitten wordt afgeraden aan premature baby's [19](#page=19).
#### 2.2.2 Koolhydraten, inclusief prebiotica
Koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in verteerbare en niet-verteerbare soorten [19](#page=19).
##### 2.2.2.1 Type verteerbare koolhydraten in kunstvoeding
Deze koolhydraten worden in de darmen gesplitst en opgenomen om energie te leveren. Ze omvatten lactose, maltodextrine, amylose, amylopectine, sucrose en glucose [19](#page=19).
##### 2.2.2.2 Type onverteerbare koolhydraten in kunstvoeding
Deze koolhydraten leveren geen energie maar bevorderen de darmgezondheid door voedingsstoffen te leveren aan darmbacteriën. Prebiotica zoals galacto-oligosachariden (GOS) en fructo-oligosachariden (FOS) geven een significant verschil in stoelgangsfrequentie en zachtere stoelgang, maar beïnvloeden diarree, krampen, teruggeven of huilen niet. Polydextrose en inuline behoren ook tot deze categorie. Een Europese richtlijn stelt de maximale bovengrens voor GOS en FOS in kunstmelk op 0,8 g/100 ml [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Let op:** Probiotica bevorderen de darmgezondheid door levende bacteriën, niet als voedingsstof, en zijn geen koolhydraten. Probiotica in kunstmelk lijken veilig voor gezonde kinderen qua groei en bijwerkingen, maar zijn gecontra-indiceerd bij immuungecompromitteerde kinderen [20](#page=20).
Human Milk Oligosacchariden (HMO's) zijn complexe koolhydraten in moedermelk die dienen als voedingsbron voor gunstige darmbacteriën en een beschermende functie hebben tegen pathogenen. Sommige babyvoedingen zijn verrijkt met synthetische HMO's [20](#page=20).
#### 2.2.3 Vetten
Vetten vormen een belangrijke energiebron, waarbij 40 tot 55% van de energie uit kunstmelk van vetten moet komen. Vetzuren kunnen verzadigd, mono-onverzadigd (omega 9) of poly-onverzadigd (omega 3 & omega 6) zijn [20](#page=20).
De meest voorkomende vetzuren in kunstmelk zijn:
* Verzadigde vetzuren: Laurinezuur, Myristinezuur, Stearinezuur.
* Onverzadigde vetzuren:
* Oleïnezuur (omega 9) = mono-onverzadigd vetzuur.
* Linolzuur (LA, omega 6) = poly-onverzadigd vetzuur (verplicht toe te voegen: LA >300 mg/100 kcal) [20](#page=20).
* Alfa-linoleenzuur (ALA, omega 3) (verplicht toe te voegen: ALA >50 mg/100 kcal) [20](#page=20).
* Arachidonzuur (AA, omega 6).
* Eicosapentanoïnezuur (EPA, omega 3).
* Docosahexaeenzuur (DHA, omega 3) (verplicht toe te voegen sinds 2020) [20](#page=20).
##### Omega 6-vetzuren
De toevoeging van LA is verplicht en gereguleerd bij omega 6-vetzuren. De minimale hoeveelheid LA in moedermelk is vastgelegd op 5% van de vetfractie [21](#page=21).
##### Omega 3-vetzuren
Tot 2020 was enkel ALA verplicht toe te voegen aan kunstmelk. Het menselijk lichaam kan ALA omzetten naar EPA en DHA, maar pasgeborenen kunnen mogelijk niet voldoende DHA aanmaken vanuit ALA. DHA is essentieel voor de neurologische ontwikkeling, vandaar de verplichting tot toevoeging sinds 2020 [21](#page=21).
#### 2.2.4 Mineralen en vitaminen
De vereisten voor mineralen in kunstmelk zijn wettelijk vastgelegd en de concentraties zijn vergelijkbaar met moedermelk [22](#page=22).
##### Vetoplosbare vitamines
* **Vitamine A:** Essentieel voor groei, immuunsysteem en visuele ontwikkeling. Tekorten kunnen leiden tot nachtblindheid en verhoogd risico op infectie-gerelateerde sterfte [22](#page=22).
* **Vitamine D:** Neonataal wordt 400 IE/dag aangeraden, bovenop elke voeding. Risicogroepen voor tekort zijn baby's met een donkere huid, een vitamine D-deficiënte moeder, of baby's/moeders die zon vermijden. Tekorten leiden tot hypocalciëmie en botdemineralisatie; overdosis kan hypercalciëmie veroorzaken [22](#page=22).
* **Vitamine E:** Belangrijk antioxidant. Tekorten kunnen retina-letsels veroorzaken, te hoge inname kan bloedingen bevorderen [22](#page=22).
* **Vitamine K:** Moet gesuppleerd worden bij neonaten omdat de placentapassage beperkt is en de darmflora nog niet ontwikkeld is. Tekorten kunnen leiden tot bloedingen in het maagdarmstelsel, huid, navel of hersenen [22](#page=22).
#### 2.2.5 Gamma startvoeding & opvolgvoeding
De belangrijkste spelers op de Belgische markt voor flesvoeding zijn Nutricia (Nutrilon) en Nestlé (Nan). Beide bieden diverse formules aan die aansluiten bij specifieke behoeften [22](#page=22).
1. **Nutrilon & Nan Optipro:** Standaardflesvoedingen voor gezonde baby's vanaf de geboorte [23](#page=23).
2. **Nutrilon Profutura & Nan Evolia:** Premiumformules gericht op baby's die overschakelen van borstvoeding naar flesvoeding [23](#page=23).
3. **Nutrilon Omneo & Nan Complete:** Ontwikkeld voor baby's met gevoelige darmpjes of spijsverteringsproblemen, bevatten gedeeltelijk gehydrolyseerde eiwitten voor betere verteerbaarheid [23](#page=23).
4. **Nutrilon A.R. & Nan A.R. (Anti-Regurgitatie):** Speciaal voor baby's met frequent last van regurgitatie. De voedingen zijn ingedikt om terugvloeiing te verminderen [23](#page=23).
5. **Nutrilon Pepti Syneo & Nan Optipro Hydrolysed Protein:** Voor baby's met koemelkeiwitallergie. Bevatten gehydrolyseerde eiwitten (afgebroken tot aminozuren) om allergische reacties te minimaliseren [23](#page=23).
6. **Nutrilon Lactosevrij & Nan Lactosevrij:** Voor baby's met lactose-intolerantie, zonder lactose maar met alle essentiële voedingsstoffen [23](#page=23).
> **Aandachtspunt bij overschakeling naar nieuwe melk:** Kleine verschillen in samenstelling kunnen de darmen van een baby ontregelen. Een nieuwe flesvoeding dient minimaal 10 tot 14 dagen gebruikt te worden alvorens conclusies te trekken [23](#page=23).
>
> **Aandachtspunt bij Comfort-voedingen:** Functionele gastro-intestinale symptomen (regurgitatie, huilen, constipatie, etc.) komen ook voor bij borstgevoede baby's. Er is geen evidentie dat preventie mogelijk is. Onnodige voedingswijzigingen bij kunstgevoede baby's kunnen een placebo-effect hebben met tijdelijke verbetering en nadien herval, wat kan leiden tot ongerustheid bij ouders en medicalisering. Huilen, veranderingen in stoelgang, flatus en opboeren zijn in de regel geen indicatie voor een voedingswijziging. Een voedingswijziging is wel nodig bij aanhoudend veel teruggeven, huilen tijdens het eten, wegtrekken van de fles of overstrekken, waarbij advies van een arts cruciaal is [24](#page=24).
### 2.3 Waar kopen?
Flesvoeding kan gekocht worden in de apotheek (start-, opvolg- en dieetvoeding) en in warenhuizen (opvolgvoeding, groeimelk en soms startvoeding met een beperkter aanbod). Kant-en-klare flesvoedingen zijn praktisch en foutloos in gebruik, maar hebben een beperkte houdbaarheid (max. 24 uur gekoeld na opening) en zijn duurder. Er is geen verschil in voedingswaarde tussen poeder- en vloeibare vormen van dezelfde melk [25](#page=25).
### 2.4 Flesvoeding bereiden, bewaren en meenemen
Hygiënische bereiding is cruciaal omdat baby's vatbaar zijn voor infecties. Handen moeten altijd gewassen worden vóór de bereiding, en de voeding moet vlak voor gebruik klaargemaakt worden, aangezien melk een ideale voedingsbodem is voor bacteriën [25](#page=25).
#### 2.4.1 Soorten flessen en spenen
Er is weinig wetenschappelijk bewijs over de voorkeur voor plastic, siliconen of glazen flessen; de keuze is persoonlijk en afhankelijk van kostprijs en hygiëne. Zuigflessen met een brede hals zijn makkelijker te reinigen. Flessen dienen vervangen te worden bij beschadiging, krassen of barsten. Spenen zijn er in siliconen en natuurrubber, met varianten afhankelijk van leeftijd, voorkeur, voedingstype en drinkgedrag van het kind. Spenen moeten vervangen worden bij slijtage [25](#page=25).
#### 2.4.2 Bereidingswijze
Bij gebruik van melkpoeder moeten afgestreken maatjes worden genomen om constipatie en te hoge calorische inname te voorkomen. Het water wordt best apart opgewarmd en daarna wordt het poeder toegevoegd. Walsen wordt aanbevolen voor het mengen om luchtophoping en de kans op inslikken van lucht te minimaliseren, wat krampen en reflux kan veroorzaken [25](#page=25).
##### 2.4.2.1 Keuze water
De voorkeur gaat uit naar niet-bruisend, natuurlijk mineraalarm flessenwater dat geschikt is voor de bereiding van babyvoeding. Water zonder deze vermelding moet voldoen aan specifieke criteria voor zuiverheid, droogrest, zout-, nitraat-, nitriet-, sulfaat-, calcium-, magnesium-, chloride-, fluoride- en seleniumgehalte [25](#page=25).
> **Tip:** Kraantjeswater kan veilig gebruikt worden, maar het is aan te raden een staal te laten analyseren door de watermaatschappij. Voor kwetsbare groepen (bv. premature baby's, kinderen met kanker) is het beter geen kraantjeswater te gebruiken. Extra zekerheid kan verkregen worden door kraantjeswater af te koken. Gebruik koud water om metaalconcentraties uit leidingen te vermijden [26](#page=26).
##### 2.4.2.2 Melkpoeder
De normale verhouding is 1 afgestreken maatschepje melkpoeder per 30 ml water. Gebruik uitsluitend het meegeleverde maatschepje. Te veel poeder leidt tot geconcentreerde melk, minder vochtinname, verstopping en zwaardere belasting van spijsvertering en nieren. Te weinig poeder maakt de melk waterachtig met onvoldoende voedingsstoffen. Het toevoegen van meel of graanvlokken aan baby's onder de 4 maanden is niet toegestaan en verstoort het evenwicht van de voeding [26](#page=26).
> **Tip:** Een normale ontlasting is 1-3 keer per dag, maar een dag zonder ontlasting is ook normaal. Bij zuigelingen die enkel melk krijgen, is de kleur geel tot geelgroen; bij vaste voeding donkerder. Verstopping (constipatie) kan aanwezig zijn bij een zeer lage frequentie gepaard met krampen. Slijmen in de ontlasting kunnen bij pasgeborenen door ingeslikt vruchtwater en bij oudere baby's door een luchtweginfectie komen [26](#page=26) [27](#page=27).
##### 2.4.2.3 Temperatuur
De temperatuur van de bereiding of toediening maakt niet veel uit, mits de warme bereiding niet boven 40°C komt. De ideale toedieningstemperatuur ligt net onder lichaamstemperatuur, te testen op de pols. Kant-en-klare melk uit de koelkast mag niet op kamertemperatuur komen om bacteriegroei te voorkomen. Bij indikking met zetmeel is warme bereiding vereist; bij johannesbroodpitmeel is koude bereiding effectiever [27](#page=27).
#### 2.4.3 Bewaartijden
* Neem koud flessenwater mee indien opwarmen mogelijk is [27](#page=27).
* Neem nooit bereide melkvoeding mee in een fles, thermoskan of koelbox, omdat bacteriën zich kunnen ontwikkelen [27](#page=27).
* Een koelbox kan de gewenste temperatuur (4-7°C) niet garanderen en in een thermoskan gaan vitaminen verloren [27](#page=27).
* Neem melkpoeder en een propere thermoskan met warm water apart mee [27](#page=27).
* Ongeopende kant-en-klare melkvoeding mag meegenomen worden; na opening bewaren in de koelkast [27](#page=27).
#### 2.4.4 Hoeveelheden en aantal voedingen
Een baby bepaalt zelf de hoeveelheid en het aantal voedingen door te aangeven wanneer hij/zij honger heeft en genoeg heeft. Voed de baby dus op verzoek [27](#page=27).
* * *
# Introductie van vaste voeding
Dit onderdeel beschrijft de timing, methoden, samenstelling en te vermijden voedingsmiddelen bij de introductie van vaste voeding bij zuigelingen.
### 3.1 Wanneer vaste voeding introduceren?
De algemene regel is dat een kind anatomisch, motorisch en fysiologisch klaar moet zijn voor voeding anders dan melkvoeding. Dit omvat [35](#page=35):
* **Anatomische veranderingen in de mondholte** [35](#page=35).
* **Motorische ontwikkeling**: Ontwikkeling van grove motoriek (hoofd-romp-stabiliteit) en fijne motoriek (lip-, tong- en kaakbewegingen). Ook het verdwijnen of verminderen van de tongstootreflex, die vaste voeding automatisch naar buiten duwt, is essentieel [35](#page=35).
* **Fysiologische capaciteit**: Het gastro-intestinale en renale systeem moeten in staat zijn vaste voeding te verwerken [35](#page=35).
Signalen dat een kind klaar is voor vaste voeding:
* Kan lang genoeg rechtop zitten met steun [35](#page=35).
* Duwt voeding niet meer naar buiten met de tong [35](#page=35).
* Heeft voldoende mondcontrole om vaste voeding te verwerken [35](#page=35).
* Toont interesse in voeding [35](#page=35).
Hoewel kinderen vaak fysiek klaar zijn voor vaste voeding vóór 6 maanden, is dit nutritioneel niet altijd noodzakelijk, aangezien moedermelk of kunstvoeding alle benodigde voedingsstoffen bevat tot 6 maanden. Een uitzondering vormen kinderen met een risico op ijzertekort, die baat kunnen hebben bij een vroegere, ijzerrijke introductie van vaste voeding. Dit geldt onder andere voor kinderen die exclusief borstvoeding krijgen van moeders met een lage ijzerstatus tijdens de zwangerschap, bij vroege afklemmen van de navelstreng, prematuriteit, of wanneer het kind klein is voor de zwangerschapsduur [35](#page=35).
**Tip:** Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo; eten is een leerproces vergelijkbaar met kruipen en lopen [35](#page=35).
### 3.2 Algemene richtlijnen en principes
Wereldwijd zijn er geen eenduidige richtlijnen, maar een algemene consensus is om niet te starten vóór 4 maanden en niet later dan 6 maanden. De individuele ontwikkeling van het kind is leidend, los van de kalenderleeftijd [36](#page=36).
Eten is meer dan een lichamelijke noodzaak; het is ook een sociaal, ontwikkelings- en opvoedingsproces. Een ontspannen sfeer aan tafel bevordert sociale interactie en deelname van het kind. Ouders bepalen de regels voor eten, maar kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en regelmaat. Het leren eten kan niet geforceerd worden en ouders dienen in te spelen op de signalen van het kind [36](#page=36).
#### 3.2.1 Honger en verzadiging
Kinderen in hun eerste levensjaar groeien enorm en hebben daarom energiedichte voeding nodig. Ze beschikken over adequate interne regulatiemechanismen voor honger en verzadiging. Het voeden op vraag wordt aangeraden om dit interne regulatiesysteem te onderhouden. Borstvoeding leidt vaak tot een betere regulatie van de energiebehoefte dan flesvoeding [37](#page=37).
Factoren die het verzadigingsgevoel beïnvloeden zijn:
* Samenstelling van de voeding [37](#page=37).
* Eetsnelheid [37](#page=37).
* Afleiding [37](#page=37).
Tekenen van verzadiging bij kinderen:
* Mond gesloten houden [37](#page=37).
* Hoofd wegdraaien [37](#page=37).
* Lepel of bord wegduwen [37](#page=37).
* Ouder kind: 'neen' zeggen [37](#page=37).
* Voeding uitspuwen, weigeren door te slikken, roepen, huilen, kokhalzen of overgeven [37](#page=37).
**Principe van verdeelde verantwoordelijkheid:**
* Ouders bepalen **wat** er op tafel komt (evenwichtige keuzes) en vanaf 1 jaar ook **wanneer** er gegeten wordt [37](#page=37).
* Kinderen bepalen **hoeveel** er gegeten wordt en **of** ze eten [37](#page=37).
**Praktische tips voor zuigelingen (0-1 jaar):**
* Respecteer honger- en verzadigingssignalen om zelfregulatie te behouden [37](#page=37).
* Benut de fase met minder voedselneofobie door variatie aan te bieden en individuele voedingsmiddelen te presenteren [37](#page=37).
* Laat het kind voeding met alle zintuigen verkennen, inclusief tastzin [37](#page=37).
**Voedselneofobie:** Angst om onbekende voedingsmiddelen te proeven, bereikt een hoogtepunt op peuterleeftijd. Jongere zuigelingen accepteren gemakkelijker nieuwe smaken dan oudere kinderen [37](#page=37).
**Alarmsignalen die extra hulp vereisen:**
* Kind groeit niet zoals verwacht [38](#page=38).
* Kind aanvaardt geen stukken voeding in het eerste levensjaar [38](#page=38).
* Kind is erg selectief en/of weigert langdurig voeding [38](#page=38).
* Ouders dwingen het kind te eten [38](#page=38).
* Ouders voeden met een strak schema zonder rekening te houden met honger- en verzadigingssignalen [38](#page=38).
#### 3.2.2 Introductie van gluten en allergenen
Er is geen evidentie dat het moment van glutenintroductie invloed heeft op de ontwikkeling van coeliakie bij genetisch aanlegde personen. Het algemeen advies is om gluten te introduceren tussen 6 en 12 maanden, net als voor andere allergenen. Het bewijs voor introductie van allergenen tussen 6 en 12 maanden ten opzichte van na 12 maanden is sterker. Het beschermende effect geldt echter alleen als deze voedingsmiddelen na de eerste introductie regelmatig worden aangeboden [38](#page=38).
### 3.3 Methoden voor het aanbieden van vaste voeding
Er zijn twee voornaamste methoden: lepelvoeding en baby-led weaning [39](#page=39).
#### 3.3.1 Lepelvoeding
Dit is de meest gangbare methode, waarbij gepureerde of geprakte voeding door een verzorger met een lepel aan het kind wordt gegeven. De structuur van de voeding wordt geleidelijk grover naarmate het kind ouder wordt. Rond 12 maanden wordt verwacht dat het kind dezelfde maaltijden eet als de rest van het gezin [39](#page=39).
**Manier van voeden bij lepelvoeding:** De verzorger heeft de regie, maar het is cruciaal om de signalen van verzadiging van het kind te respecteren. Dit principe van verdeelde verantwoordelijkheid (ouder bepaalt wat, kind bepaalt of en hoeveel) geldt ook hier. Een lepel van geschikte grootte, van onbreekbaar plastic of metaal, is belangrijk. Kinderen happen actief van de lepel af; het afschrapen aan de tandboog of bovenlip wordt afgeraden [39](#page=39).
**Bereiding en samenstelling bij lepelvoeding:**
* **Caloriedichtheid:** Vaste voeding moet even calorierijk zijn als moedermelk (ongeveer 70 kcal/100g) [39](#page=39).
* **Groentemaaltijd:** Een verhouding van 1/3 zetmeelbron (bv. aardappelen) en 2/3 groenten wordt geadviseerd. Toevoeging van olie (bij voorkeur rijk aan omega-3-vetzuren zoals koolzaad-, lijnzaad-, soja- of walnootolie) is essentieel [39](#page=39).
* **IJzer:** Vanaf 6 maanden is extra ijzer uit vaste voeding nodig, dus ijzerrijke voedingsmiddelen (vlees, vis, groene groenten, peulvruchten) toevoegen is belangrijk [39](#page=39).
* **Zout:** Toevoeging van zout is niet nodig en wordt afgeraden [39](#page=39).
* **Fruitmaaltijd:** Meestal verschillende soorten fruit gemengd. Het gebruik van één fruitsoort met stevige textuur (bv. banaan, mango) kan indikkingsmiddelen overbodig maken. Het is lastig om enkel met fruit de aanbevolen energiedichtheid (> 70 kcal/100g) te behalen, tenzij banaan of avocado wordt gebruikt [39](#page=39).
* **Viscositeit:** De dikte van de voeding moet aangepast zijn aan de motorische ontwikkeling om acceptatie van grovere texturen te bevorderen. Het aanbieden van individuele smaken en texturen is nuttig [40](#page=40).
**Indikking van gepureerde voeding:** Het toevoegen van sinaasappelsap, geplette koek of koekjesmeel wordt afgeraden vanwege te veel toegevoegde suikers. Gebruik fruitsoorten die de gewenste consistentie geven, of melen op basis van granen zonder toegevoegde suikers. Medische producten zijn een optie op advies van een pediater [40](#page=40).
**Praktische aanbevelingen bij start lepelvoeding:**
* Bied variatie aan smaken [40](#page=40).
* Ga over op minder gladde texturen wanneer het kind er klaar voor is [40](#page=40).
* Bied dagelijks ijzerrijke voeding aan vanaf 6 maanden [40](#page=40).
* Zorg voor voldoende energiedichtheid door olie toe te voegen, bij voorkeur rijk aan alfalinoleenzuur [40](#page=40).
* Wees aandachtig voor honger- en verzadigingssignalen [40](#page=40).
* Geef ruimte voor het leerproces van eten, inclusief knoeien [40](#page=40).
**Introductieschema's:** Er is onvoldoende evidentie voor specifieke introductieschema's voor voedingsmiddelen. Kind en Gezin stelt een schema voor, maar dit is niet universeel. Ook over het aantal nieuwe voedingsmiddelen per keer of dag is geen consensus. Bij kinderen met verhoogd allergierisico wordt vaak één nieuw voedingsmiddel per 3-4 dagen aangeraden [40](#page=40).
**Te vermijden voedingsmiddelen:**
* **Honing:** Afgeraden onder 12 maanden vanwege risico op \_Clostridium botulinum sporen [41](#page=41).
* **Rijst:** Kinderen onder 3 jaar zijn kwetsbaar voor chronische blootstelling aan anorganisch arseen, met mogelijke neurotoxiciteit en verhoogd kankerrisico. Advies: gevarieerd dieet, rijst koken in ruime hoeveelheid water (6x meer water dan rijst) en kookwater weggieten, rijstkoeken niet als regelmatige snack [41](#page=41).
* **Zout:** Te hoge inname belast de nieren en legt de basis voor latere hoge inname. Geen zout toevoegen aan voeding voor jonge kinderen [41](#page=41).
* **Suiker:** Te hoge inname verhoogt risico op overgewicht en cariës en kan een voorkeur voor zoet bevorderen. WHO adviseert beperking van toegevoegde suikers tot max. 10%. Suikerrijke dranken, waaronder vruchtensappen, worden afgeraden [41](#page=41).
* **Venkel:** Bevat estragol, een natuurlijk genotoxisch carcinogeen. Venkelolie en -thee worden afgeraden voor kinderen onder 4 jaar [41](#page=41).
* **Volledige noten:** Afgeraden onder 4 jaar wegens verstikkingsgevaar. Notenpasta's of gehakte noten in gerechten zijn geen probleem [41](#page=41).
**Advies nitraatrijke voeding:** Het advies om nitraatrijke groenten (bv. rode bieten, spinazie) te beperken tot tweemaal per week is achterhaald. EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) geeft geen beperkend advies meer voor zuigelingen. Het belang van groenteconsumptie weegt zwaarder dan de communicatie over nitraatrisico's [41](#page=41).
**Vanaf 6 maanden:** Mager vlees, vis, een half ei of een vleesvervanger kan worden toegevoegd. Variatie is belangrijk. Als gestart wordt met vaste voeding rond 6 maanden, laat de baby eerst wennen aan de basisvoeding voordat vlees of vleesvervangers worden geïntroduceerd. Zolang het kind nog niet goed kan kauwen, wordt de voeding fijner gemaakt. Het apart aanbieden van groenten, aardappelen, vlees/vis of fruit helpt de baby de smaken te leren kennen [42](#page=42).
* **Groente- en fruitpap:** Start met licht verteerbare groenten (bv. courgette, pompoen). Geef de warme maaltijd bij voorkeur 's middags. Start met enkele lepeltjes en voer de hoeveelheid op tot gemiddeld 150 gram tegen 1 jaar (250-300 gram). Voeg eventueel soep toe voor consistentie, maar soep kan geen warme maaltijd vervangen. Gebruik verse of diepvriesgroenten zonder toevoegingen; groenten uit blik/glas bevatten vaak te veel zout. Vermijd suiker, zout of scherpe kruiden; zachte tuinkruiden (bv. peterselie, basilicum) zijn wel toegestaan. Bij afkeer van groentepap kan men langzaam groenten of aardappelen aan fruitpap toevoegen. Kies zacht, zoet, vers en rijp seizoensfruit. Begin met vruchten als banaan, appel, peer. Bouw de hoeveelheid op tot gemiddeld 150 gram, tegen 1 jaar 250-300 gram. Vanaf 12 maanden wordt fruit als tussendoortje gegeven [42](#page=42).
* **Vlees, vis, eieren:** Vlees is een bron van eiwitten, ijzer en vitamines. Kies vers vlees zonder zichtbare vetrandjes. Start met 1 eetlepel, verhoog naar 25 gram (rauw gewogen) op 12 maanden. Alle verse zeevis is geschikt; voorkeur gaat uit naar gefileerde vis. Advies: 1-2 keer per week vis, waarvan 1x vette vis. Start met 1 eetlepel, verhoog naar 30 gram (rauw gewogen) op 12 maanden. Eieren zijn een volwaardige vleesvervanger en bevatten veel voedingsstoffen. Een half ei vervangt 1 portie vlees, geef maximaal 1 ei per week [43](#page=43).
* **Vegetarische voeding:** Veganisme wordt niet aangeraden voor zuigelingen en peuters wegens de moeilijkheid om een evenwichtige nutritionele balans te bereiken. Lacto-(ovo)-vegetarische voeding heeft de voorkeur. Bij veganisme is begeleiding van gezondheidswerkers noodzakelijk en zijn extra vitaminen/mineralen nodig [43](#page=43).
* **Potjesvoeding:** Potjesvoeding is een volwaardig alternatief voor zelfbereide voeding, onderhevig aan strenge controles. Let op de houdbaarheidsdatum. Het 'klikgeluid' garandeert een ongeopend potje. Potjes met vlees zijn pas geschikt vanaf 6 maanden. Kant-en-klare groentemaaltijden bevatten meestal geen toegevoegd zout; indien wel, is dit wettelijk gereguleerd. Voeg vetstof toe aan potjesvoeding (plantaardige olie, margarine). Door de homogenisatie kan de structuur van potjesvoeding sterk verschillen van zelfbereide maaltijden; geef niet uitsluitend potjesvoeding om de motorische ontwikkeling te ondersteunen. Warm potjesvoeding niet opnieuw op en warm slechts de benodigde hoeveelheid op [44](#page=44).
#### 3.3.2 Baby-led weaning (BLW) / Rapley methode
Deze methode laat baby's vanaf de start zelf zachte stukjes voeding eten, waarbij het kind zelf bepaalt wat en hoeveel het eet. Het speelt in op de aangeboren drang van de baby om te onderzoeken, experimenteren en imiteren [51](#page=51).
**Principes van Baby-Led Weaning:**
* Start wanneer het kind er klaar voor is, meestal vanaf 6 maanden, met de volgende signalen: kan rechtop zitten, grijpt naar stukjes, brengt ze naar de mond, toont interesse [51](#page=51).
* Voedingsmiddelen worden aangeboden als zachte, vuistgrote stukken, niet gepureerd [51](#page=51).
* Ouders en verzorgers volgen principes zoals voeden op vraag (ook met melk) [51](#page=51).
* Er wordt samen aan tafel gegeten met dezelfde voedingsproducten [51](#page=51).
* Het kind bepaalt zelf wat het eet en hoeveel [51](#page=51).
**Verwachte voordelen volgens Gill Rapley:**
* Frequenter en langduriger oefenen met zelfstandig eten [52](#page=52).
* Makkelijker innemen van nieuwe voedingsmiddelen door kleur, textuur en smaak [52](#page=52).
* Betere voedselkwaliteit [52](#page=52).
* Beter kunnen reguleren van voedselinname [52](#page=52).
* Minder voedingsproblemen en een aangenamer eetproces [52](#page=52).
* Minder kans op overgewicht en obesitas [52](#page=52).
**Noodzakelijke aandachtspunten bij BLW:**
* Constant toezicht tijdens het eten is vereist [52](#page=52).
* Ouders moeten zich goed laten begeleiden [52](#page=52).
* Ouders moeten goed geïnformeerd zijn over:
* Noodzakelijke ontwikkeling van het kind [52](#page=52).
* Hoe energiedichte en ijzerrijke voeding aan te bieden [52](#page=52).
* Mogelijke impact op de groei [52](#page=52).
* Omgaan met verslikken/verstikken [52](#page=52).
* Aanleren van nieuwe smaken en een gevarieerd voedingspatroon [52](#page=52).
Meer onderzoek is nodig om de voordelen en risico's van BLW beter te documenteren [52](#page=52).
### 3.4 Ontwikkeling van het eetpatroon en specifieke voedingsgroepen
#### 3.4.1 Vanaf 8 maanden
Geleidelijk kan gestart worden met grover voedsel; het kind leert kauwen. Brood of stukjes zacht smeltende voeding (bv. gestoomde aardappel) kan worden aangeboden. Het combineren van lepelvoeding met zelfstandig eten van stukjes voeding vergemakkelijkt de overgang naar grovere texturen. Baby's leren grover gemalen en vast voedsel eten, zelfs zonder tandjes. Variatie in smaak en textuur vergroot de kans op een goede eter. De overgang van fijn (geplet) naar grover (geprakt) voedsel is geleidelijk [45](#page=45).
**Broodmaaltijd:** Start met stukjes lichtbruin brood, eventueel geweekt in melkvoeding. Besmeer het brood met vetstof en beleg met zacht beleg. Start met 1/2 of 1 sneetje brood per dag. Het brood van een baby moet altijd ingesmeerd worden met zachte, plantaardige margarine rijk aan onverzadigde vetten [45](#page=45).
**Geschikt broodbeleg:**
* Geplet vers fruit [46](#page=46).
* Vruchtenmoes zonder suiker [46](#page=46).
* Groentemousse [46](#page=46).
* Ei of gekookte vis (fijngeplet) [46](#page=46).
* Hummus of notenpasta (zelf bereid, zonder toevoegingen) [46](#page=46).
**Niet aanbevolen broodbeleg:**
* Zoet beleg (bv. choco) [46](#page=46).
* Kaas [46](#page=46).
* Vette of bereide vleeswaren [46](#page=46).
* Bereid gehakt [46](#page=46). Deze zijn vaak sterk gezouten, bevatten veel verborgen vet en conserveringsmiddelen [46](#page=46).
**Extra drinken:** Adequate melkvoeding (borst- of flesvoeding) is aangewezen tot 12-18 maanden. Gewone koemelk belast de nieren en bevat onvoldoende voedingsstoffen. Water geniet de voorkeur bij vaste maaltijden. Een baby mag soep drinken [46](#page=46).
**Tussendoortjes:** Voor kinderen jonger dan 9 maanden is een kinderkoek alleen geschikt geprakt met vloeistof. Vanaf 9 maanden kan een droog koekje, maar ook gezondere alternatieven zoals mais- of rijstwafel of een broodkorstje worden gegeven [46](#page=46).
#### 3.4.2 Vanaf 12 maanden
Het kind mag meer soorten groenten en fruit, en gebakken vlees of vis eten. Een evenwichtige en gevarieerde voeding blijft belangrijk, met specifieke behoeften zoals calcium, ijzer en vet. Het kind kan beter kauwen, waardoor fijnmalen minder nodig is. Groenten, aardappelen en vlees/vis kunnen apart worden aangeboden [46](#page=46).
* **Vanaf nu kan fruit met pitten of moeilijkere structuren (velletjes, vezelig) worden aangeboden:** Druiven, kersen, bessen, ananas. De fruitpap kan eventueel vervangen worden door fijngesneden fruit [47](#page=47).
* **Groentemaaltijd:** Fijngesneden of geraspte groenten (bv. sla, tomaat) kunnen worden aangeboden zodra het kind goed kan kauwen. Bereidingswijzen zoals roerbakken en al dente zijn mogelijk [47](#page=47).
* **Vlees of vis:** Mag af en toe gebakken worden in plaats van gestoomd of gekookt. Het moet gaar, fijn gesneden of geplet zijn [47](#page=47).
**Zelfstandig eten:** Het kind wil zelfstandig eten en oefenen met een lepel is een leerproces. Positieve bekrachtiging en het aanbieden van een tweede lepel door de ouder kan helpen [47](#page=47).
**Porties:** Kinderen tussen 1 en 6 jaar groeien snel en zijn actief. De maaltijden (3 hoofdmaaltijden en max. 2 tussendoortjes) moeten gezond en aantrekkelijk zijn. Vanaf 1 jaar eet het kind minder dan voorheen; zolang het goed groeit en actief is, is dit geen reden tot zorg [47](#page=47).
**Melkproducten en afgeleiden:** Melk blijft belangrijk: borstvoeding, aangepaste melkvoeding, volle melk(producten) of calciumverrijkte sojaproducten. Tussen 12 en 18 maanden kan worden overgeschakeld op groeimelk of volle melk. Groeimelk is niet essentieel, maar kan helpen bij het aanvullen van specifieke voedingsstoffen (ijzer, vitamine D, omega-3). Vitamine D-suppletie is noodzakelijk tot 6 jaar. Plantaardige dranken zoals notendrank zijn geen vervanging voor melk. De aanbevolen hoeveelheid is 350-500 ml melkvoeding per dag [47](#page=47) [48](#page=48).
**Extra drinken:** Leidingwater geniet de voorkeur vanaf 12 maanden. Melk, (ongezoet) fruitsap, groentesap en groentesoep zijn ook vochtleveranciers [48](#page=48).
**Volkorenproducten:** Volkorenproducten leveren vezels en zijn zwaar verteerbaar. Wacht met volkorenbrood tot het kind voldoende tandjes heeft. Start met lichtbruin brood en bouw geleidelijk op naar brood met meer vezels. Bruin brood is een goed alternatief indien volkorenbrood niet gelust wordt. In de loop van het tweede levensjaar kan de voeding worden aangevuld met bruine rijst, havermout, volkorendeegwaren en -brood. Beperk rijst tot 1x per week [48](#page=48).
**Ontbijtgranen:** Vanaf 12 maanden kan een baby cornflakes, gepofte rijstkorrels, havermout en ontbijtgranen eten, mits ze fijn gemaakt zijn. Kies niet-gesuikerde ontbijtgranen [48](#page=48).
* * *
# Specifieke voedingssituaties
Dit deel van de studiehandleiding behandelt specifieke voedingssituaties bij jonge kinderen, waaronder de voeding van prematuren, voeding na ontslag uit het ziekenhuis, en de wetgeving rondom zuigelingen- en peutervoeding, met focus op samenstelling en etikettering.
### 4.1 Voeding van jonge kinderen
#### 4.1.1 Melkinname tot één jaar
Na volledige diversificatie van fruit- en groentepap blijft een dagelijkse melkinname van 500 ml aanbevolen tot de leeftijd van één jaar. Het evalueren van de totale eiwitinname is cruciaal om te besluiten wanneer overgeschakeld kan worden naar volle koemelk. Een dagelijkse eiwitinname van ongeveer 1,15 g/kg/dag is aanbevolen. Voor een kind van 9 kg (één jaar) komt dit neer op circa 10,5 g/dag. Dit betekent dat 350 ml volle melk (3 g/100 ml) voldoende is voor de dagelijkse eiwitbehoefte. De European Society of Paediatric Gastroenterology, Hepatology and Nutrition (ESPGHAN) adviseert dat de totale dagelijkse eiwitinname niet meer dan 15% van de totale energie-inname mag bedragen [32](#page=32).
Indien een kind een groter volume melk wenst, heeft een melkvoeding met een lager eiwitgehalte de voorkeur. Moedermelk of kunstvoeding zijn opties. Kunstvoeding kan eerste- of tweedeleeftijds- of groeimelk zijn (voor kinderen ouder dan één jaar). Eerste- of tweedeleeftijds melk kan gebruikt worden, mits de ijzer- en vitamine D-inname via vaste voeding voldoende is. De samenstelling van groeimelk moet gecontroleerd worden, aangezien de term niet wettelijk beschermd is en producenten willekeurige samenstellingen mogen hanteren [32](#page=32).
Er zijn verschillende meningen over het gebruik van groeimelk:
* Kind en Gezin adviseert de overstap van opvolgmelk naar groeimelk tussen 12 en 18 maanden. Vanaf 3 jaar kan halfvolle melk gegeven worden [32](#page=32).
* De European Food Safety Authority (EFSA) stelt dat een kind vanaf één jaar alle nodige voedingsstoffen kan opnemen met een gevarieerde voeding (groenten, fruit, vis, vlees, zuivel, vezelrijke voeding) [32](#page=32).
* Nederlands advies is vergelijkbaar: vanaf één jaar kan, in combinatie met een afwisselend voedingspatroon, overgestapt worden op gewone (halfvolle) koemelk [32](#page=32).
* De WHO, ESPGHAN, American Association of Pediatrics (AAP) en Australische voedingsrichtlijnen raden volle koemelk af als drank voor de leeftijd van 12 maanden. Dit komt voornamelijk door het negatieve effect van koemelk op de ijzerstatus van zuigelingen; ongemodificeerde koemelk bevat weinig goed absorbeerbaar ijzer en kan geassocieerd worden met rectaal bloedverlies bij zuigelingen [32](#page=32).
### 4.2 Prematurenvoeding
Borstvoeding blijft de ideale basisvoeding voor prematuren, mede door hun hogere gevoeligheid voor infecties. Moedermelk bevat essentiële stoffen zoals groeifactoren, antilichamen en absorptie-cofactoren, wat het risico op aandoeningen zoals necrotiserende enterocolitis, diarree en urineweginfecties verlaagt. Tevens verbetert borstvoeding de neurologische en visuele ontwikkeling [33](#page=33).
Moedermelk van moeders die een preterme bevalling hebben gehad, past zich aan de kortere zwangerschapsduur aan. Deze moedermelk is van nature calorie- en eiwitrijker (met name door meer antistoffen), bevat meer vet met langeketen- en middellangeketenvetzuren, en meer mineralen en vitaminen. Bij prematuren met een laag (<1500g) of extreem laag (<1000g) geboortegewicht is moedermelk voldoende voor optimale groei, waarbij de intra-uteriene groei als referentie dient [33](#page=33).
Metabole en gastro-intestinale immaturiteit bij prematuren kan leiden tot vochtrestrictie. Een vochtinname van 150-160 ml/kg/dag wordt geadviseerd. Om minimale nutriëntenhoeveelheden te bereiken met onverrijkte moedermelk, zou een inname van 180-200 ml/kg/dag nodig zijn. Verrijking van moedermelk maakt het mogelijk om de minimale nutriëntenbehoeften te dekken [33](#page=33).
#### 4.2.1 Verrijken van moedermelk (MM)
Nutriëntentekorten in moedermelk voor prematuren kunnen worden opgevangen met verrijkers. Deze voegen energie, eiwit, calcium, fosfaat en natrium toe, en verhogen vaak het gehalte aan langeketen-poly-onverzadigde vetzuren. Dit leidt tot verbeterde gewichtstoename, stikstofbalans, eiwitstatus op korte termijn, botdensiteit en natriumbalans. Lange termijn studies zijn nodig om het effect op neurocognitieve uitkomsten te bepalen. Het wordt aangeraden deze verrijkers te stoppen voor ontslag uit het ziekenhuis [33](#page=33). Voorbeelden van verrijkers zijn Nutricia BMF (Breast Milk Fortifier) en Pre Nan HFM (Human Milk Fortifier) [33](#page=33).
#### 4.2.2 Kunstvoeding voor prematuren
Indien moedermelkproductie onvoldoende is na een preterme bevalling, kan kunstvoeding specifiek voor prematuren nodig zijn. Kunstvoeding met intacte eiwitten heeft de hoogste stikstofabsorptie, terwijl gedeeltelijk gehydrolyseerde kunstvoeding een snellere maaglediging veroorzaakt. De belangrijkste verschillen met kunstvoeding voor à terme geboren kinderen zijn hogere gehalten aan eiwitten, vetten, calcium en fosfaat. De hoeveelheid kunstvoeding voor prematuren wordt doorgaans verdeeld over 7-8 voedingen per dag volgens een schema dat per materniteit kan verschillen [34](#page=34):
* Dag 0: 40 ml/kg/24u
* Dag 1: 60 ml/kg/24u
* Dag 2: 80 ml/kg/24u
* Dag 3: 100 ml/kg/24u
* Dag 4: 120 ml/kg/24u
* Dag 5: 140 ml/kg/24u
* Dag 6 en volgende: 160 ml/kg/24u
Voorbeelden van kunstvoeding voor prematuren zijn Nutricia Prematuur en Pre-NAN stage 1 [34](#page=34).
#### 4.2.3 Kunstvoeding voor ex-prematuren: na ontslag uit het ziekenhuis
Na ontslag uit het ziekenhuis is het klinische doel de groei van à terme neona ten te evenaren. Onderzoek suggereert dat baby's die kunstvoeding voor ex-prematuren krijgen tot 6 maanden gecorrigeerde leeftijd, meer 'lean mass' en 'bone mineral content' opbouwen dan baby's op standaardkunstvoeding, en een hogere hoofdomtrek groei vertonen. Sommige artsen adviseren daarom kunstvoeding voor ex-prematuren tot minimaal 40 weken, en eventueel tot 52 weken postconceptioneel [34](#page=34).
Een Cochrane-review evalueerde 1251 preterm geboren kinderen tot 18 maanden na ontslag en vond geen verschil in groei of ontwikkeling tussen kinderen gevoed met standaardkunstvoeding en kinderen gevoed met kunstvoeding voor ex-prematuren. De Cochrane-groep adviseert daarom na ziekenhuisontslag standaardkunstvoeding te gebruiken [34](#page=34). Voorbeelden van kunstvoeding voor ex-prematuren zijn Nutricia Ex-prematuur en Pre-NAN stage 2 [34](#page=34).
### 4.3 Wetgeving inzake zuigelingen- en peutervoeding
Aangepaste melkvoedingen (startmelk en opvolgmelk) moeten voldoen aan Europese normen en Belgische wetgeving [54](#page=54).
* **Europese Verordening (EU) nr. 609/2013**: Kadert de volgende categorieën:
* Voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen
* Voeding voor medisch gebruik
* Volledig dagelijkse voeding vervangende producten voor gewichtsbeheersing [54](#page=54).
* **Gedelegeerde Verordening 2016/127**: Vult de verordening aan met samenstellings- en informatievoorschriften voor volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding [54](#page=54).
De voedingswaarde van start- en opvolgmelk moet vermeld worden, uitgedrukt per 100 ml gebruiksklare product. Voedings- en gezondheidsclaims zijn niet toegestaan vanwege de specifieke rol van deze producten. Groeimelken vallen niet onder deze regelgeving en worden als gewone levensmiddelen beschouwd [54](#page=54).
Specifieke bepalingen voor samenstelling, etikettering en reclame zijn vastgelegd [54](#page=54).
* Volledige zuigelingenvoeding moet voldoen aan de samenstellingsvoorschriften van bijlage I, met inachtneming van de waarden voor aminozuren in bijlage III [54](#page=54).
* De verplichte toevoeging van docosahexaeenzuur (DHA) aan volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding is een nieuw voorschrift, zoals recent door de EFSA aanbevolen [54](#page=54).
* De etikettering, presentatie en reclame voor deze producten moet zo zijn ingericht dat borstvoeding niet wordt ontmoedigd [54](#page=54).
* Reclame op verkooppunten, uitdelen van monsters of andere promotionele activiteiten gericht op directe verkoop aan de consument in de detailhandel zijn verboden [54](#page=54).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zuigeling | Kinderen binnen de leeftijdscategorie van 0 tot 12 maanden. Deze periode is cruciaal voor de ontwikkeling en vereist specifieke voedingsbehoeften. |
| Startvoeding of eersteleeftijdsmelk of zuigelingenmelk | Melkvoeding die geschikt is vanaf de geboorte tot 6 maanden, met een samenstelling die zo dicht mogelijk bij moedermelk ligt en licht verteerbaar is. |
| Opvolgvoeding of tweedeleeftijdsmelk | Voeding bedoeld voor baby's vanaf 6 maanden tot 12-18 maanden, ter aanvulling op vaste voeding, omdat de samenstelling van startvoeding dan niet meer volstaat. |
| Groeimelk | Melkvoeding die bestemd is voor kinderen tussen 12 en 18 maanden, verrijkt met mineralen en vitaminen, ter vervanging van opvolgmelk of volle koemelk. |
| Lepelvoeding | Een methode waarbij vaste voeding door een verzorger met een lepel aan het kind wordt aangeboden, waarbij de structuur geleidelijk aan toeneemt naarmate het kind ouder wordt. |
| Baby-led weaning (BLW) | Een methode waarbij kinderen vanaf 6 maanden zichzelf voeden met zachte, vuistgrote stukken voeding, wat het kind controle geeft over wat, hoeveel en hoe snel het eet. |
| Macronutriënten | Essentiële voedingsstoffen die in grote hoeveelheden nodig zijn, zoals eiwitten, vetten en koolhydraten, die de bouwstenen en energieleveranciers van het lichaam vormen. |
| Micronutriënten | Essentiële voedingsstoffen die in kleine hoeveelheden nodig zijn, zoals vitaminen en mineralen, die onmisbaar zijn voor diverse lichaamsprocessen en functies. |
| Adiposity Rebound | Een periode waarbij de Body Mass Index (BMI) na een daling in de vroege kindertijd weer begint te stijgen, wat kan wijzen op een verhoogd risico op overgewicht op latere leeftijd. |
| Energetische dichtheid | De hoeveelheid calorieën per eenheid van voedsel (bijvoorbeeld per 100ml of 100g), wat belangrijk is voor jonge kinderen met een beperkte maaginhoud om voldoende energie binnen te krijgen. |
| Prebiotica | Niet-verteerbare koolhydraten die dienen als voedingsbron voor gunstige darmbacteriën, waardoor ze de darmgezondheid bevorderen en bijdragen aan een gezonde stoelgang. |
| Human Milk Oligosacchariden (HMO's) | Complexe koolhydraten die van nature voorkomen in moedermelk en een belangrijke rol spelen in de darmgezondheid en het immuunsysteem van de baby, door o.a. als voedingsbron voor darmbacteriën te dienen. |
| Vitaminen en mineralen | Essentiële micronutriënten die nodig zijn voor groei, herstel, immuunsysteem en diverse metabole processen. Specifieke supplementatie is soms nodig, zoals voor vitamine D en K. |
| Allergenen | Voedingsmiddelen die bij sommige personen een allergische reactie kunnen veroorzaken, zoals ei, pinda's en gluten, die op specifieke momenten geïntroduceerd dienen te worden. |
| Coeliakie | Een chronische auto-immuunziekte van de dunne darm die wordt uitgelokt door gluten, waarbij het risico genetisch bepaald is en de introductie van gluten tussen 6 en 12 maanden wordt geadviseerd. |
| Voedselneofobie | De angst om onbekende voedingsmiddelen te proeven, die op jonge leeftijd minder sterk aanwezig is en kan worden aangepakt door een grote variatie aan voedingsmiddelen aan te bieden. |
| Nutrilon & Nan | Standaardflesvoedingen van de merken Nutricia en Nestlé, bedoeld voor gezonde baby's vanaf de geboorte, met diverse variaties voor specifieke behoeften zoals gevoelige darmen of allergieën. |