Cover
Jetzt kostenlos starten Les V. Metabole ziekten1.pdf
Summary
# Metabole ziekten algemeen
Metabole ziekten omvatten een breed scala aan aandoeningen die verband houden met verstoringen in de biochemische processen van het lichaam, waaronder inborn errors of metabolism, nutritionele ziekten, obesitas, het metabool syndroom en endocriene stoornissen. Deze ziekten zijn vaak het gevolg van een disbalans in de cellulaire en organismale homeostase, beïnvloed door essentiële biomoleculen zoals aminozuren, koolhydraten, vetten, enzymen, vitaminen en hormonen. Een overschot of tekort van deze stoffen, of een disfunctie in hun metabolisme, kan leiden tot pathologische toestanden [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.1 Homeostase
Homeostase verwijst naar het vermogen van een organisme of cel om een stabiel intern milieu te handhaven, ondanks veranderingen in de externe omgeving [3](#page=3).
#### 1.1.1 Cellulaire homeostase
Cellulaire homeostase behelst de interne regulatie binnen een cel die zorgt voor optimale functionele condities, zoals de concentratie van ionen, pH en de beschikbaarheid van moleculen voor metabole processen.
#### 1.1.2 Organismale homeostase
Organismale homeostase is de gecoördineerde inspanning van verschillende orgaansystemen om de interne omgeving van het hele organisme stabiel te houden, wat essentieel is voor het functioneren van alle cellen en weefsels. Feedbackmechanismen spelen hierin een cruciale rol [3](#page=3).
### 1.2 Belangrijke moleculen in metabolisme
Verschillende biomoleculen zijn fundamenteel voor de metabole processen in het lichaam en hun disbalans kan leiden tot ziekten.
#### 1.2.1 Aminozuren
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten en spelen een rol in diverse metabole routes. Verstoringen in het aminozuurmetabolisme kunnen leiden tot specifieke metabole ziekten, zoals fenylketonurie.
#### 1.2.2 Koolhydraten
Koolhydraten zijn de primaire energiebron voor het lichaam. Stoornissen in het koolhydraatm metabolisme, zoals bij diabetes mellitus, hebben significante gevolgen voor de bloedsuikerregulatie [2](#page=2).
#### 1.2.3 Vetten
Vetten dienen als energieopslag, isolatie en zijn componenten van celmembranen. Problemen in het vetmetabolisme kunnen leiden tot obesitas en cardiovasculaire aandoeningen.
#### 1.2.4 Enzymen
Enzymen zijn biologische katalysatoren die metabole reacties versnellen. Inborn errors of metabolism zijn vaak het gevolg van genetische deficiënties in specifieke enzymen, waardoor essentiële metabole stappen niet goed verlopen [2](#page=2).
#### 1.2.5 Vitaminen
Vitaminen zijn organische verbindingen die essentieel zijn voor normale metabole functies en vaak als cofactoren voor enzymen dienen. Malnutritie en vitamine deficiënties kunnen leiden tot diverse gezondheidsproblemen [2](#page=2).
#### 1.2.6 Hormonen
Hormonen zijn chemische boodschappers die diverse metabole processen reguleren, waaronder groei, energiebalans en bloedsuikerspiegel. Stoornissen in hormoonproductie of -functie kunnen leiden tot endocriene ziekten, zoals schildklieraandoeningen en diabetes mellitus [2](#page=2).
### 1.3 Types metabole ziekten
De documentatie noemt specifiek verschillende categorieën metabole ziekten:
* Inborn errors of metabolism [2](#page=2).
* Nutritionele ziekten [2](#page=2).
* Malnutritie en vitamine deficiënties [2](#page=2).
* Obesitas [2](#page=2).
* Metabool syndroom [2](#page=2).
* Endocriene stoornissen [2](#page=2).
* Schildklierafwijkingen (hyperthyroïdie, hypothyroïdie, Hashimoto thyroiditis) [2](#page=2).
* Diabetes mellitus (Type 1, Type 2) [2](#page=2).
> **Tip:** Metabole ziekten worden vaak gekenmerkt door een verstoring in de balans van de biochemische processen die essentieel zijn voor het leven. Het begrijpen van de rol van homeostase is cruciaal voor het doorgronden van deze aandoeningen.
> **Tip:** Houd in gedachten dat een "te veel" of "te weinig" van een bepaalde stof of een defect in een feedbackmechanisme de kern kan vormen van veel metabole ziekten [3](#page=3).
---
# Specifieke metabole aandoeningen
Specifieke metabole aandoeningen omvatten een breed scala aan aandoeningen die de stofwisseling van het lichaam beïnvloeden, variërend van aangeboren afwijkingen tot chronische ziekten zoals obesitas en diabetes mellitus [12](#page=12) [13](#page=13) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [22](#page=22) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.1 Aangeboren stofwisselingsziekten
Dit zijn zeldzame genetische afwijkingen die vaak het gevolg zijn van een enzymstoornis, waarvan de diagnose soms al vroeg in het leven kan worden gesteld via de hielprik. Een voorbeeld hiervan is phenylketonurie (PKU), een autosomaal recessieve aandoening veroorzaakt door een deficiëntie van het enzym dat fenylalanine omzet in tyrosine [4](#page=4).
### 2.2 Ondervoeding en deficiënties
Malnutritie kan primair zijn, wat betekent dat er onvoldoende inname is van essentiële voedingsstoffen zoals koolhydraten, vetten, eiwitten, vitaminen en mineralen. Secundaire malnutritie kan ontstaan door malabsorptie, verstoord verbruik of opslag van voedingsstoffen, overmatig verlies, of een verhoogde behoefte aan nutriënten. Oorzaken hiervan zijn onder meer armoede, infecties, ziekten, alcoholisme, onwetendheid, eetstoornissen en gastro-intestinale aandoeningen of medicatiegebruik [5](#page=5).
### 2.3 Obesitas en hormonale regulatie
Obesitas wordt gedefinieerd als een Body Mass Index (BMI) van 30 of hoger, terwijl een BMI tussen 25 en 30 wordt geclassificeerd als overgewicht. Het ontstaat door een overschot aan calorie-opname ten opzichte van het energieverbruik van het lichaam. Complexe neurohumorale mechanismen, die worden beïnvloed door genetische, psychologische, nutritionele en omgevingsfactoren, reguleren het hongergevoel en de verzadiging. Deze mechanismen omvatten afferente, centrale en efferente componenten [6](#page=6).
#### 2.3.1 Hormonen betrokken bij obesitas
* **Leptine:** Dit hormoon wordt geproduceerd door vetcellen en geeft een signaal van voldoende energie. De secretie ervan wordt gestimuleerd wanneer vetreserves adequaat zijn. Leptine bevordert katabole pathways, wat leidt tot verhoogd energieverbruik, stimulatie van fysieke activiteit en warmteproductie. Tegelijkertijd remt het anabole pathways door de productie van anorexigene neuropeptiden, zoals melanocyte-stimulating hormone (MSH), in de hypothalamus te inhiberen. Een voorbeeld van leptine-deficiëntie is de ob/ob muis, die een mutatie in het ob-gen heeft en daardoor geen leptine produceert [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Adiponectine:** Ook geproduceerd door vetcellen, zijn de bloedspiegels van adiponectine bij obese personen doorgaans lager dan bij niet-obese personen. Hoge expressie van adiponectine receptoren in skeletspieren en lever zorgt voor een verhoogde oxidatie van vetzuren in spieren en een verminderde influx van vetzuren naar de lever [10](#page=10).
* **Cytokines en andere signaalmoleculen:** Cytokines zoals TNF, IL-6, IL-1, IL-18, chemokines en steroïdehormonen kunnen bijdragen aan een chronische, subklinische en asymptomatische inflammatoire status, wat zich kan uiten in hoge C-reactief proteïne (CRP) spiegels [10](#page=10).
* **Intestinale hormonen:**
* **Ghreline:** Geproduceerd in de maag en hypothalamus, heeft ghreline een orexigeen effect, wat betekent dat het de voedselinname verhoogt. De spiegels stijgen voor de maaltijd en dalen weer één tot twee uur na de maaltijd [11](#page=11).
* **PYY:** Dit hormoon wordt geproduceerd door endocriene cellen in het ileum en colon. De spiegels zijn laag tijdens vasten en stijgen kort na voedselinname [11](#page=11).
* **Amyline:** Geproduceerd door de β-cellen van de pancreas, vermindert amyline de voedselinname en gewichtstoename [11](#page=11).
#### 2.3.2 Gevolgen van obesitas
Obesitas kan leiden tot diverse gezondheidsproblemen, waaronder het metabool syndroom, insulineresistentie, hyperinsulinemie, hypertensie, coronaire vaatziekten, steatohepatitis (leververvetting), cholelithiasis (galstenen), hypoventilatie, hypersomnolentie en osteoarthritis [12](#page=12).
### 2.4 Metabool syndroom
Het metabool syndroom, ook wel syndroom X genoemd, kent een stijgende incidentie als gevolg van de toename van obesitas. Het wordt gekenmerkt door een cluster van metabole stoornissen, waaronder glucose-intolerantie, insulineresistentie, centrale obesitas, dyslipidemie en hypertensie. Dit syndroom brengt een sterk verhoogd cardiovasculair risico met zich mee. Het wordt geassocieerd met viscerale of intra-abdominale obesitas, insulineresistentie, hyperinsulinemie, glucose-intolerantie, hypertensie, hypertriglyceridemie en een lage HDL-cholesterolspiegel [12](#page=12) [13](#page=13).
### 2.5 Endocriene stoornissen
Het endocriene systeem bestaat uit verschillende organen die samenwerken om een metabool evenwicht (homeostase) te bewaren door middel van hormonen. Signalisatie kan autocrien, paracrien of endocrien plaatsvinden. Feedbackmechanismen, zoals feedback inhibitie, zijn cruciaal voor de regulatie. Ziekten van het endocriene systeem ontstaan vaak door een onder- of overproductie van hormonen [15](#page=15).
#### 2.5.1 Schildklieraandoeningen
De schildklierhormonen spelen een essentiële rol in het metabolisme door het koolhydraten-, lipiden- en eiwitkatabolisme te verhogen, wat resulteert in een algemene toename van het metabolisme [16](#page=16).
* **Hyperthyreoïdie:** Kan veroorzaakt worden door de ziekte van Graves (een type II hypersensitiviteitsreactie) of een hyperfunctionele multinodulaire goiter [17](#page=17).
* **Hypothyreoïdie:** Kan ontstaan door een jodiumtekort of Hashimoto thyroïditis [17](#page=17).
* **Hashimoto thyroïditis:** Dit is een auto-immuunziekte die leidt tot een gradueel schildklierfalen door auto-immune destructie van de schildklier. Het komt vaker voor tussen 45 en 60 jaar en vaker bij vrouwen dan bij mannen. Kenmerken zijn een pijnloze opzetting van de schildklier en symptomen van hypothyreoïdie, zoals vermoeidheid en gewichtstoename. De pathogenese van Hashimoto thyroïditis is complex en omvat genetische en omgevingsfactoren die leiden tot autoimmuniteit. Genetische factoren zoals CTLA-4 en PTPN22 worden geassocieerd met een verhoogd risico. Er worden auto-antilichamen geproduceerd tegen thyroglobuline en thyroidperoxidase. Dit leidt tot hypothyreoïdie door destructie van het schildklierparenchym [18](#page=18) [20](#page=20).
#### 2.5.2 Diabetes mellitus
Diabetes mellitus is een groep metabole stoornissen die gekenmerkt worden door hyperglycemie, het gevolg van defecten in de secretie en/of werking van insuline. Chronische hyperglycemie kan leiden tot secundaire schade aan verschillende orgaansystemen, waaronder de nieren, ogen, zenuwen en bloedvaten. De classificatie van diabetes is gebaseerd op de etiologie [22](#page=22).
* **Diabetes mellitus type 1:** Dit is een auto-immuunziekte waarbij autoreactieve T-cellen (Th1 en CTL) en auto-antilichamen (anti-eilandjes) leiden tot de destructie van de β-cellen in de pancreas. Dit resulteert in een absolute insulinedeficiëntie en hyperglycemie. Genetische factoren, zoals HLA-DR3 en HLA-DR4, en omgevingsfactoren, mogelijk virale infecties, spelen een rol in de pathogenese. Genetische factoren zoals CTLA-4 en PTPN22 zijn ook geassocieerd met dit type diabetes [24](#page=24).
* **Diabetes mellitus type 2:** Dit is een multifactoriële ziekte die wordt beïnvloed door genetische factoren die de aanleg verhogen. Een belangrijk kenmerk is insulineresistentie, waarbij het lichaam niet meer adequaat reageert op insuline. Obesitas speelt hierbij een cruciale rol, mede door de invloed van vrije vetzuren en adipokines zoals verlaagd adiponectine, en door inflammatie. Daarnaast treedt er β-cel dysfunctie op, waarbij de compensatiemechanismen van de pancreas uiteindelijk falen [26](#page=26).
---
# Obesitas en gerelateerde hormonale mechanismen
Obesitas wordt gedefinieerd als een overmaat aan vetmassa in het lichaam en wordt complex gereguleerd door neurohumorale mechanismen die honger en verzadiging beïnvloeden, waarbij diverse hormonen een cruciale rol spelen [6](#page=6).
### 3.1 Definitie en oorzaken van obesitas
Obesitas wordt gediagnosticeerd op basis van de Body Mass Index (BMI). Een BMI tussen 25 en 30 duidt op overgewicht, terwijl een BMI boven de 30 wordt geclassificeerd als obesitas. De kernoorzaak van obesitas is een structureel overschot aan calorie-inname ten opzichte van het energieverbruik van het lichaam. Dit energiebalans wordt gemoduleerd door complexe neurohumorale mechanismen die zowel het hongergevoel als het verzadigingsgevoel controleren. Deze mechanismen worden op hun beurt beïnvloed door een interactie van genetische, psychologische, nutritionele en omgevingsfactoren. Deze controle kan worden onderverdeeld in drie componenten: afferent (signalen vanuit het lichaam naar het centrale zenuwstelsel), centraal (verwerking in de hersenen, met name de hypothalamus) en efferent (responsen vanuit het centrale zenuwstelsel) [6](#page=6).
### 3.2 De rol van leptine
Leptine is een hormoon dat primair wordt aangemaakt door vetcellen (adipocyten). Het fungeert als een signaal dat de energievoorraad van het lichaam aangeeft. De secretie van leptine wordt gestimuleerd wanneer de vetreserves van het lichaam voldoende zijn. In de hypothalamus stimuleert leptine katabole pathways, wat leidt tot een verhoogd energieverbruik, stimulatie van fysieke activiteit en de productie van warmte (thermogenese). Tegelijkertijd inhibeert leptine anabole pathways, met name de productie van anorexigene neuropeptiden zoals melanocyte-stimulating hormone (MSH). Een interessant model om de functie van leptine te bestuderen, is de 'ob/ob muis', een genetisch gemanipuleerde muis die een mutatie heeft in het 'ob'-gen dat codeert voor leptine, waardoor er geen leptine wordt geproduceerd. Deze muizen ontwikkelen ernstige obesitas als gevolg van een verhoogde voedselinname en een verlaagd energieverbruik [8](#page=8) [9](#page=9).
### 3.3 De rol van adiponectine
Adiponectine is eveneens een hormoon dat door vetcellen wordt geproduceerd. Hoewel het door vetweefsel wordt geproduceerd, worden er doorgaans zeer hoge bloedspiegels van adiponectine waargenomen. Bij personen met obesitas zijn deze bloedspiegels echter lager. Adiponectine heeft een belangrijke rol in het metabolisme van vetten en glucose. Er is een hoge expressie van adiponectine receptoren in skeletspieren en de lever. Dit leidt tot een verhoogde oxidatie van vetzuren in de spieren en een verminderde opname (influx) van vetzuren in de lever. Daarnaast worden ook andere moleculen, zoals cytokines (waaronder TNF, IL-6, IL-1, IL-18), chemokines en steroidhormonen, door vetweefsel geproduceerd en kunnen deze een rol spelen bij obesitas en de daarmee geassocieerde inflammatoire processen [10](#page=10).
> **Tip:** Let op het verschil in de rol van leptine (signaal van voldoende vet, stimuleert energieverbruik) en adiponectine (lager bij obesitas, stimuleert vetoxidatie en vermindert vetopslag in lever).
### 3.4 De rol van intestinale hormonen
Verschillende hormonen die door het maag-darmkanaal worden geproduceerd, spelen een cruciale rol in de regulatie van de eetlust en energierespons:
* **Ghreline:** Dit hormoon wordt geproduceerd in de maag en de hypothalamus. Ghreline heeft een orexigeen effect, wat betekent dat het de voedselinname verhoogt. De spiegels van ghreline stijgen typisch vóór een maaltijd en dalen weer 1 tot 2 uur na de maaltijd [11](#page=11).
* **Peptide YY (PYY):** PYY wordt geproduceerd door endocriene cellen in het ileum (deel van de dunne darm) en de colon (dikke darm). De spiegels van PYY zijn laag tijdens vasten en stijgen kort na de inname van voedsel. PYY heeft een anorexigeen effect en draagt bij aan het verzadigingsgevoel [11](#page=11).
* **Amyline:** Dit hormoon wordt geproduceerd door de bèta-cellen van de pancreas (alvleesklier). Amyline vermindert de voedselinname en draagt bij aan het beheersen van gewichtstoename [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Het begrijpen van de werking van ghreline is cruciaal voor het verklaren van de honger die men ervaart tussen maaltijden. Een stijging in ghreline activeert receptoren in de hypothalamus die signalen van honger doorgeven. Na de maaltijd zorgen hormonen zoals PYY voor een signaal van verzadiging, waardoor de ghreline-spiegels dalen.
---
# Schildklier en diabetes mellitus
Dit gedeelte bespreekt de pathologie van de schildklier (hyperthyreoïdie, hypothyreoïdie, Hashimoto thyreoïditis) en diabetes mellitus (type 1 en type 2), inclusief hun pathogenese en implicaties.
### 4.1 Schildklierpathologie
De schildklierhormonen spelen een cruciale rol in het metabolisme. Ze verhogen het koolhydraten- en lipidenkatabolisme, en de eiwitsynthese, wat resulteert in een algehele verhoging van het metabolisme [16](#page=16).
#### 4.1.1 Hyperthyreoïdie
Hyperthyreoïdie, een overactiviteit van de schildklier, kan verschillende oorzaken hebben. De ziekte van Graves, een type II hypersensitiviteitsreactie, is een veelvoorkomende oorzaak. Andere oorzaken zijn onder andere een hyperfunctionele multinodulaire goiter [17](#page=17).
#### 4.1.2 Hypothyreoïdie
Hypothyreoïdie, een onderactiviteit van de schildklier, kan het gevolg zijn van een iodiumtekort. Een andere belangrijke oorzaak is Hashimoto thyreoïditis [17](#page=17).
#### 4.1.3 Hashimoto thyreoïditis
Hashimoto thyreoïditis is een auto-immuunziekte die leidt tot een gradueel schildklierfalen door auto-immuune destructie van het schildklierparenchym. Deze aandoening treft voornamelijk vrouwen (V > M) tussen de 45 en 60 jaar oud. De symptomen omvatten een pijnloze opzetting van de schildklier en tekenen van hypothyreoïdie, zoals vermoeidheid en gewichtstoename [18](#page=18) [20](#page=20).
> **Tip:** De effecten van schildklierhormonen op het metabolisme zijn breed; ze verhogen de afbraak van koolhydraten en lipiden, en de opbouw van eiwitten [16](#page=16) [19](#page=19).
##### 4.1.3.1 Pathogenese van Hashimoto thyreoïditis
De pathogenese van Hashimoto thyreoïditis is complex en multifactorieel, waarbij genetische en omgevingsfactoren een rol spelen in het ontstaan van auto-immuniteit. Genetische factoren zoals CTLA-4 en PTPN22 worden geassocieerd met een verhoogd risico op auto-immuunziekten, waaronder Hashimoto thyreoïditis. Omgevingsfactoren kunnen bijdragen aan het triggeren van de auto-immuunreactie, die leidt tot de productie van auto-antilichamen, specifiek anti-thyroglobuline en anti-thyroidperoxidase. Deze antilichamen zijn gericht tegen schildkliercomponenten en veroorzaken destructie van het schildklierparenchym, wat resulteert in hypothyreoïdie [20](#page=20).
### 4.2 Diabetes mellitus
Diabetes mellitus is een groep metabole stoornissen die gekenmerkt wordt door hyperglycemie, veroorzaakt door defecten in de secretie en/of werking van insuline. Chronische hyperglycemie kan leiden tot secundaire schade in diverse orgaansystemen, waaronder de nieren, ogen, zenuwen en bloedvaten. De classificatie van diabetes mellitus is gebaseerd op de etiologie [22](#page=22).
#### 4.2.1 Pathogenese van diabetes mellitus type 1
Net als bij Hashimoto thyreoïditis, is de pathogenese van diabetes mellitus type 1 een auto-immuunproces dat wordt beïnvloed door genetische en omgevingsfactoren. Genetische factoren, zoals de HLA-DR3 en HLA-DR4 genen, verhogen de susceptibiliteit. Omgevingsfactoren, mogelijk virale infecties, kunnen de auto-immuunreactie triggeren [24](#page=24).
> **Tip:** Verwarring met andere auto-immuunziekten is mogelijk, aangezien genen zoals CTLA-4 en PTPN22 ook bij andere auto-immuunziekten een rol spelen [24](#page=24).
De auto-immuunreactie bij type 1 diabetes is gericht tegen de insulineproducerende β-cellen in de pancreas. Dit leidt tot de activering van autoreactieve T-cellen (Th1 en CTL) en de productie van auto-antilichamen tegen de eilandjes van Langerhans (anti-eilandjes). Het uiteindelijke gevolg is een absolute insulinedeficiëntie door destructie van de β-cellen, wat resulteert in hyperglycemie [24](#page=24).
#### 4.2.2 Diabetes mellitus type 2
Diabetes mellitus type 2 is een multifactoriële ziekte die wordt gekenmerkt door een combinatie van genetische factoren, insulineresistentie en β-cel dysfunctie. Genetische factoren spelen een rol in de aanleg voor de ziekte via susceptibiliteitsgenen [26](#page=26).
##### 4.2.2.1 Insulineresistentie
Insulineresistentie betekent dat de cellen in het lichaam niet meer adequaat reageren op insuline. Dit fenomeen wordt sterk geassocieerd met obesitas. Factoren die bijdragen aan insulineresistentie zijn onder andere verhoogde niveaus van vrije vetzuren, een verminderde productie van adiponectine door adipokinen, en chronische inflammatie [26](#page=26).
##### 4.2.2.2 β-cel dysfunctie
In de beginfase van type 2 diabetes proberen de β-cellen de insulineresistentie te compenseren door meer insuline af te geven. Na verloop van tijd kunnen deze cellen echter falen, wat leidt tot een relatief insulinetekort en bijdraagt aan hyperglycemie [26](#page=26).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Metabole ziekten | Een brede term die verwijst naar aandoeningen die de chemische processen in het lichaam beïnvloeden, zoals de omzetting van voedsel in energie. Deze ziekten kunnen genetisch, omgevingsgebonden of een combinatie van beide zijn. |
| Homeostase van de cel | Het vermogen van een individuele cel om zijn interne omgeving stabiel te houden, ondanks veranderingen in de externe omgeving. Dit omvat het handhaven van optimale omstandigheden voor cellulaire functies. |
| Homeostase van het organisme | Het vermogen van een organisme om zijn interne milieu, zoals lichaamstemperatuur, bloedsuikerspiegel en pH, constant te houden, ondanks externe schommelingen. Dit is essentieel voor overleving. |
| AminoZuren | Organische verbindingen die de bouwstenen van eiwitten vormen. Ze spelen een cruciale rol in diverse biologische processen, waaronder spieropbouw, weefselherstel en de productie van enzymen en hormonen. |
| Koolhydraten | Belangrijke bronnen van energie voor het lichaam. Ze worden afgebroken tot glucose, wat door cellen wordt gebruikt voor brandstof. Overmatige inname kan leiden tot opslag als glycogeen of vet. |
| Vetten | Een groep lipiden die essentieel zijn voor energieopslag, isolatie, bescherming van organen en opname van vetoplosbare vitaminen. Ze spelen ook een rol in hormoonproductie en celmembraanstructuur. |
| Enzymen | Biologische katalysatoren, meestal eiwitten, die chemische reacties versnellen zonder zelf verbruikt te worden. Ze zijn essentieel voor vrijwel alle metabole processen in het lichaam. |
| Vitaminen | Organische micronutriënten die essentieel zijn voor een normale groei en stofwisseling. Ze zijn vaak cofactoren voor enzymen en spelen diverse rollen in het lichaam, maar worden niet door het lichaam zelf aangemaakt. |
| Hormonen | Chemische boodschappers die door endocriene klieren worden geproduceerd en via de bloedbaan naar doelcellen worden getransporteerd. Ze reguleren een breed scala aan lichaamsfuncties, waaronder groei, stofwisseling en voortplanting. |
| Feedback | Een biologisch regulatiemechanisme waarbij de uitkomst van een proces terugkoppelt naar het begin van dat proces om het te beïnvloeden. Negatieve feedback stabiliseert systemen, terwijl positieve feedback versterkt. |
| Aangeboren stofwisselingsziekten | Genetische aandoeningen die worden veroorzaakt door defecten in specifieke enzymen of eiwitten die betrokken zijn bij stofwisselingsroutes. Dit kan leiden tot de accumulatie van schadelijke stoffen of het tekort aan essentiële producten. |
| Enzymstoornis | Een defect in de structuur of functie van een enzym, wat resulteert in een verminderde of afwezige katalytische activiteit. Dit kan leiden tot metabole onevenwichtigheden en ziekten. |
| Fenylketonurie (PKU) | Een zeldzame, erfelijke metabole stoornis waarbij het lichaam het aminozuur fenylalanine niet goed kan afbreken. Dit komt door een tekort aan het enzym fenylalanine hydroxylase, wat leidt tot neurotoxiciteit als het onbehandeld blijft. |
| Malnutritie | Een staat van onvoldoende of onevenwichtige voedingsinname, wat kan leiden tot tekorten aan energie, eiwitten, vitaminen of mineralen. Dit kan de groei, immuunfunctie en algemene gezondheid negatief beïnvloeden. |
| Obesitas | Een complexe chronische ziekte die wordt gekenmerkt door een abnormale ophoping van lichaamsvet, wat leidt tot gezondheidsrisico"s. Het wordt meestal gedefinieerd door een Body Mass Index (BMI) van 30 of hoger. |
| BMI (Body Mass Index) | Een maatstaf die wordt gebruikt om te beoordelen of iemands gewicht gezond is in verhouding tot zijn lengte. De formule is gewicht in kilogram gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters ($BMI = \frac{gewicht_{kg}}{lengte_{m}^2}$). |
| Leptine | Een hormoon dat voornamelijk wordt geproduceerd door vetcellen (adipocyten) en een sleutelrol speelt in de regulatie van eetlust, energiebalans en gewicht. Het signaleert verzadiging naar de hersenen. |
| Adiponectine | Een hormoon dat wordt uitgescheiden door vetweefsel en een belangrijke rol speelt bij de regulatie van glucose- en lipidenmetabolisme. Lagere niveaus worden geassocieerd met obesitas, insulineresistentie en cardiovasculaire ziekten. |
| Cytokines | Eiwitten die een cruciale rol spelen in de communicatie tussen cellen, vooral tijdens immuunreacties en ontstekingen. Ze kunnen zowel pro-inflammatoire als anti-inflammatoire effecten hebben. |
| Intestinale hormonen | Hormonen die worden geproduceerd door de endocriene cellen van het maagdarmkanaal. Ze spelen een rol bij de regulatie van de spijsvertering, eetlust en metabolisme, zoals ghreline en PYY. |
| Ghreline | Een hormoon dat voornamelijk in de maag wordt geproduceerd en bekend staat als het "hongerhormoon". Het stimuleert de eetlust en voedselinname door te interageren met receptoren in de hypothalamus. |
| PYY (Peptide YY) | Een hormoon dat wordt geproduceerd door cellen in het ileum en colon als reactie op voedselinname. Het remt de eetlust en vertraagt de maaglediging, waardoor het een rol speelt bij verzadiging. |
| Amyline | Een hormoon dat samen met insuline wordt afgegeven door de bètacellen van de pancreas. Het helpt bij het reguleren van de bloedsuikerspiegel na de maaltijd door de maaglediging te vertragen en de glucagonsecretie te remmen. |
| Metabool syndroom | Een cluster van aandoeningen – waaronder hoge bloeddruk, hoge bloedsuiker, abnormale cholesterolwaarden en een grote tailleomtrek – die het risico op hartziekten, beroerte en diabetes type 2 verhogen. |
| Insulineresistentie | Een aandoening waarbij lichaamscellen, met name in spieren, vet en lever, niet adequaat reageren op het hormoon insuline. Hierdoor kan glucose niet efficiënt uit het bloed worden opgenomen, wat leidt tot hyperglycemie. |
| Hyperinsulinemie | Een aandoening waarbij er te veel insuline in het bloed circuleert. Dit treedt vaak op als reactie op insulineresistentie, waarbij de pancreas meer insuline produceert om de bloedsuikerspiegel te reguleren. |
| Hypertensie | Hoge bloeddruk, gedefinieerd als een bloeddruk die consistent boven de normale waarden ligt. Het is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten en beroertes. |
| Coronaire vaatziekten | Ziekten die het hart en de bloedvaten aantasten, met name de kransslagaders die het hart van bloed voorzien. Atherosclerose is een veelvoorkomende oorzaak, waarbij plaque zich ophoopt in de slagaderwanden. |
| Steatohepatitis | Een leveraandoening die wordt gekenmerkt door ontsteking en schade aan de lever, geassocieerd met vette lever (steatosis). Niet-alcoholische steatohepatitis (NASH) is gerelateerd aan obesitas en metabool syndroom. |
| Cholelithiasis | De aanwezigheid van galstenen in de galblaas. Deze stenen, meestal samengesteld uit cholesterol, kunnen pijn en complicaties veroorzaken als ze de galwegen blokkeren. |
| Hypoventilatie | Een aandoening waarbij de ademhaling te langzaam of oppervlakkig is, wat leidt tot een onvoldoende afgifte van kooldioxide uit het lichaam. Dit kan leiden tot ademhalingsinsufficiëntie. |
| Hypersomnolentie | Overmatige slaperigheid gedurende de dag. Dit kan verschillende oorzaken hebben, waaronder slaapstoornissen zoals slaapapneu, dat vaak geassocieerd is met obesitas. |
| Osteoarthritis | Een degeneratieve gewrichtsaandoening die wordt gekenmerkt door de afbraak van kraakbeen, wat leidt tot pijn, stijfheid en verminderde mobiliteit. Overgewicht is een belangrijke risicofactor. |
| Endocriene systeem | Een netwerk van klieren en organen die hormonen produceren en afscheiden om lichaamsfuncties te reguleren en te coördineren, zoals stofwisseling, groei en voortplanting. |
| Autocriene signalering | Een vorm van celcommunicatie waarbij een cel zichzelf stimuleert door het vrijgeven van moleculen die binden aan receptoren op het eigen celoppervlak. |
| Paracriene signalering | Een vorm van celcommunicatie waarbij een cel moleculen afgeeft die lokale cellen beïnvloeden. De signalen worden niet via de bloedbaan getransporteerd. |
| Endocriene signalering | Een vorm van celcommunicatie waarbij endocriene cellen hormonen afscheiden in de bloedbaan, die vervolgens via het circulatiesysteem worden getransporteerd naar verre doelcellen in het lichaam. |
| Feedback inhibitie | Een mechanisme waarbij het eindproduct van een biochemische route de activiteit van een enzym in een eerdere stap van die route remt. Dit helpt om de synthese van het product te reguleren. |
| Schildklier | Een endocriene klier in de nek die hormonen produceert (thyroxine en tri-iodothyronine) die essentieel zijn voor de regulatie van het metabolisme, groei en ontwikkeling. |
| Hyperthyroïdie | Een aandoening waarbij de schildklier te veel schildklierhormonen produceert. Dit leidt tot een versneld metabolisme, met symptomen zoals gewichtsverlies, snelle hartslag en angst. |
| Hypothyroïdie | Een aandoening waarbij de schildklier te weinig schildklierhormonen produceert. Dit vertraagt het metabolisme, met symptomen zoals vermoeidheid, gewichtstoename en kouwgevoeligheid. |
| Hashimoto thyreoïditis | Een auto-immuunziekte die leidt tot chronische ontsteking van de schildklier, wat resulteert in hypothyroïdie. Het immuunsysteem valt per ongeluk schildklierweefsel aan. |
| Auto-immuunziekte | Een aandoening waarbij het immuunsysteem van het lichaam zijn eigen weefsels en organen aanvalt, alsof het vreemde indringers zijn. |
| Diabetes mellitus | Een groep metabole stoornissen die gekenmerkt worden door chronisch hoge bloedsuikerspiegels (hyperglycemie) als gevolg van defecten in de insulineproductie of -werking. |
| Insuline | Een hormoon geproduceerd door de bètacellen van de pancreas dat essentieel is voor de opname van glucose uit het bloed door lichaamscellen, waardoor de bloedsuikerspiegel wordt verlaagd. |
| β-cellen | Gespecialiseerde cellen in de eilandjes van Langerhans in de pancreas die insuline produceren en afscheiden. |
| Insuline deficiëntie | Een toestand waarbij er onvoldoende insuline in het lichaam aanwezig is. Dit kan absoluut zijn (geen productie) of relatief (onvoldoende in verhouding tot de behoefte). |
| Glycemie | De concentratie van glucose (suiker) in het bloed. Een normale glycemie is essentieel voor de energievoorziening van lichaamscellen. |
| Autoreactieve T-cellen | Lymfocyten van het type T die specifiek reageren op eigen lichaamseigen antigenen, wat kan leiden tot auto-immuunziekten. |
| Auto-antilichamen | Antilichamen die worden geproduceerd door het immuunsysteem en die gericht zijn tegen eigen lichaamseigen eiwitten of weefsels. |
| Eilandjes van Langerhans | Clusters van endocriene cellen in de pancreas die hormonen zoals insuline en glucagon produceren, welke de bloedsuikerspiegel reguleren. |
| Hyperglycemie | Een te hoge concentratie glucose in het bloed. Dit is een kenmerk van diabetes mellitus en kan leiden tot schade aan organen als het chronisch is. |
| Vasculaire schade | Schade aan bloedvaten, die kan optreden als gevolg van verschillende factoren zoals hoge bloeddruk, hoog cholesterol en hyperglycemie, en kan leiden tot hart- en vaatziekten. |
| HLA-DR3 en HLA-DR4 | Specifieke menselijke leukocytenantigenen (HLA) die geassocieerd zijn met een verhoogd risico op het ontwikkelen van auto-immuunziekten, waaronder diabetes type 1. |
| CTLA-4 | Een eiwit dat de activiteit van T-cellen moduleert, met name T-helpercellen. Het speelt een rol bij het onderdrukken van immuunreacties en het voorkomen van auto-immuniteit. |
| PTPN22 | Een gen dat codeert voor een eiwit tyrosine fosfatase, betrokken bij de signaaltransductie in immuuncellen. Mutaties in dit gen worden geassocieerd met een verhoogd risico op diverse auto-immuunziekten. |