Cover
Jetzt kostenlos starten Handout Brandwonden.pptx
Summary
# Definitie en epidemiologie van brandwonden
Dit document beschrijft de definitie, epidemiologie, oorzaken en specifieke kenmerken van brandwonden.
## 1. Definitie en epidemiologie van brandwonden
### 1.1 Definitie van een brandwonde
Een brandwonde wordt gedefinieerd als een defect of beschadiging van de huid en/of onderliggend(e) weefsel(s) veroorzaakt door mechanische en/of thermische en/of chemische en/of elektromagnetische en/of elektrische oorzaken.
### 1.2 Epidemiologie in België
Er bestaat geen nationaal register voor brandwonden in België. Schattingen, gebaseerd op extrapolatie van gegevens uit bijvoorbeeld Nederland, suggereren dat er jaarlijks ongeveer 120.000 brandwonden in België plaatsvinden.
* Ongeveer 10.000 van deze brandwonden (8,5%) vereisen poliklinische of gehospitaliseerde behandeling.
* 700 tot 900 patiënten worden jaarlijks opgenomen in een brandwondencentrum.
* Naar schatting 40.000 patiënten per jaar worden door een huisarts behandeld.
* Er zijn jaarlijks ongeveer 150 overlijdens als gevolg van brandwonden.
### 1.3 Risicogroepen en oorzaken
De meerderheid van de brandwonden (75%) vindt plaats in de huiselijke omgeving.
* **Kinderen:** 50% van de huiselijke brandwonden treft kinderen onder de 16 jaar, waarvan 65% zelfs kinderen onder de 5 jaar. De voornaamste oorzaak bij kinderen zijn 'scalden' (verbrandingen door hete vloeistoffen).
* **Volwassenen:** De voornaamste oorzaak bij volwassenen is vlamverbranding.
* **Arbeid:** 5-10% van de brandwonden doet zich voor op het werk.
* **Geslacht:** Mannen zijn vaker betrokken bij brandwondenongevallen (75%).
### 1.4 Patofysiologische aspecten van brandwonden
#### 1.4.1 Lokale fysiologische reacties
* **Verhoogde capillaire permeabiliteit:** Dit leidt tot plasmalekkage en oedeemvorming, wat tot 48 uur na de brandwonde kan aanhouden, met een piek rond 8 uur post-burn. Na 48 uur normaliseert de permeabiliteit, tenzij er trombose van de capillairen optreedt.
* **Evolutie van diepte:** Oppervlakkige brandwonden kunnen in de eerste dagen na het incident dieper worden.
* **Oedeemontwikkeling:**
* Het aangezicht heeft een goede bloedvoorziening, wat leidt tot een beter helingspotentieel, maar ook tot snelle en uitgebreide oedeemontwikkeling.
* Bij de onderste ledematen kan oedeem ontstaan door de liggende houding en de gelijkmatige drukverdeling. Om dit te voorkomen, worden hoogstand en elastische verbanden aangeraden.
#### 1.4.2 Specifieke oorzaken
##### 1.4.2.1 Thermische oorzaak (Hitte)
Thermische brandwonden worden veroorzaakt door vlammen, flashes, scalding (hete vloeistoffen), of direct contact. De hitte leidt tot denaturatie van proteïnen en verlies van integriteit van de plasmamembraan. De ernst van de brandwonde hangt af van:
* **Temperatuur:** Hogere temperaturen veroorzaken sneller ernstigere schade.
* **Duur van het contact:** Langdurig contact, zelfs bij lagere temperaturen, kan leiden tot diepere brandwonden.
* **Dikte van de huid:** Dunne huid, zoals op het gezicht of de handen, is gevoeliger voor diepere schade dan dikkere huid.
De diepte van de brandwonde is gerelateerd aan de temperatuur en de duur van de blootstelling.
##### 1.4.2.2 Thermische oorzaak (Koude)
Snelle afkoeling leidt tot intracellulaire ijskristallen, terwijl trage afkoeling extracellulaire ijskristallen veroorzaakt. Extracellulaire kristallen leiden tot cel-dehydratatie. Langdurige temperatuurdaling resulteert altijd in intracellulaire ijskristallen.
##### 1.4.2.3 Chemische oorzaak
Chemische brandwonden veroorzaken een radicale verandering van de weefsel-pH en kunnen toxische effecten hebben of systemisch worden geabsorbeerd. De weefselvernietiging gaat door zolang het chemische product aanwezig is.
* **Zuren:** Veroorzaken meestal verkleuring en een korstvorming.
* **Alkalische middelen:** Verzepen de huid en dringen dieper door dan zuren, wat kan leiden tot diepe brandwonden uren na initieel contact.
Voorbeelden van stoffen zijn natriumhydroxide (NaOH), cement, natriumhypochloriet (NaClO) (basen), en zwavelzuur ($H_2SO_4$), zoutzuur (HCl), salpeterzuur ($HNO_3$), mierenzuur ($CH_2O_2$) (zuren).
De ernst hangt af van het type product, concentratie, hoeveelheid, contactduur, penetratie, werkingsmechanisme en temperatuur.
* **Waterstoffluoride (HF):** Is een sterk corrosief zuur.
* **Mechanisme:** Waterstofionen veroorzaken een brandwonde vergelijkbaar met sterkere zuren. Fluoride-ionen zijn lipofiel, dringen diep in het weefsel, veroorzaken progressieve necrose en binden zich aan calcium ($Ca^{2+}$) en magnesium ($Mg^{2+}$), leidend tot hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie.
* **Ernst:** De ernst en zichtbaarheid van de brandwonde zijn afhankelijk van de concentratie HF en kunnen uren tot dagen na contact optreden. Een brandwonde met 1% van het lichaamsoppervlak (TBSA) met meer dan 50% HF-concentratie, of meer dan 5% TBSA met gelijk welke HF-concentratie, kan dodelijk zijn.
##### 1.4.2.4 Elektriciteit
* **Echte elektrische brandwonden (high tension):** Kenmerken zich door een ingangs- en uitgangswonde. Er is een aanzienlijk risico op diepe weefselnecrose, nier- en hartproblemen. De omzetting van elektrische energie in hitte verklaart de weefselschade volgens de formule: $Energie = 0,24 \times (Voltage)^2 \times Weerstand$.
* **Elektrische flashes:** Hierbij stroomt geen elektrische stroom door het lichaam. Ze veroorzaken brandwonden aan blootgestelde lichaamsdelen, vaak handen en aangezicht. Diepe brandwonden kunnen ontstaan als kleding vlam vat.
* **Cardiale follow-up:** Een normaal ECG bij opname en afwezigheid van bewustzijnsverlies rechtvaardigen geen cardiale monitoring. Bij EKG-afwijkingen of bewustzijnsverlies wordt 24 uur monitoring geadviseerd.
##### 1.4.2.5 Elektromagnetische straling
Blootstelling aan elektromagnetische straling kan DNA-schade veroorzaken, wat leidt tot een inflammatoire reactie en apoptose van huidcellen. De ernst hangt af van het type straling, de duur en de intensiteit van de blootstelling.
### 1.5 Systemische fysiologische reacties bij brandwonden
* **Hypovolemische shock:** Ernstig vochtverlies door plasmaverlies kan leiden tot hypovolemische shock. Dit treedt op bij volwassenen met brandwonden groter dan 15% TBSA en bij kinderen groter dan 10% TBSA, indien onvoldoende behandeld. In tegenstelling tot andere wondtypes is bloedverlies hier niet de primaire oorzaak.
* **Systemische effecten van cytokines:** Bij brandwonden met een TBSA van 30% of meer kunnen vrijgekomen cytokines en inflammatoire mediatoren systemische effecten hebben.
### 1.6 Indicaties voor doorverwijzing en opname
De criteria voor poliklinische opvolging, ziekenhuisopname, of doorverwijzing naar een brandwondencentrum zijn afhankelijk van de TBSA, leeftijd, diepte van de brandwonde en specifieke locaties.
* **Poliklinische opvolging/thuiszorg:**
* % TBSA < 3% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA < 5% indien tussen 10 jaar en 49 jaar.
* % TBSA 3e graad < 2% (alle leeftijden).
* **Opname ziekenhuisafdeling:**
* % TBSA 3-10% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA 5-20% indien tussen 10 jaar en 49 jaar.
* % TBSA 3e graad 2-5% (alle leeftijden).
* Vermoeden inhalatietrauma.
* Circulaire verbranding.
* Bijkomende medische of psycho-sociale problemen die vatbaarheid voor infectie verhogen.
* **Doorverwijzing naar brandwondencentrum:**
* % TBSA > 10% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA > 20% indien tussen 10 jaar en 49 jaar.
* % TBSA 3e graad > 5% (alle leeftijden).
* Brandwonden thv aangezicht, handen, genitalia, peri-anaal of gewrichten.
* Ernstige brandwonden ten gevolge van elektrocutie of chemische oorsprong.
* Ernstige beschadiging van het longweefsel door inhalatie.
* Brandwonden met geassocieerde traumatische letsels.
* Syndroom van Lyell, SSSS.
* Ernstige weefselnecrose door trauma of medische oorsprong over een oppervlakte van > 10% (bv. abces van Fournier, necrotiserende fasciitis).
### 1.7 Brandwondencentra in België
Er zijn zes brandwondencentra in België: Antwerpen, Gent, Leuven, Neder-over-Heembeek, Luik en Charleroi.
### 1.8 Inschatting van de verbrande lichaamsoppervlakte (TBSA)
De uitgebreidheid van brandwonden wordt uitgedrukt in percentage van het lichaamsoppervlak (TBSA). 1e graads verbrandingen tellen hierbij niet mee. Methoden om TBSA in te schatten zijn:
* Regel van 9 (Wallace)
* Hand van de patiënt (handpalm met gestrekte vingers = 1% TBSA)
* Lund Browder schema
* E-burn app
### 1.9 Inschatting van de weefselschade (diepte)
De inschatting van de weefselschade is cruciaal voor de behandeling.
* **Klinische evaluatie:** Gebaseerd op subjectieve waarneming zoals het uitzicht van de wonde, capillaire refill, pijngevoeligheid en de aanwezigheid van haartjes. Deze methode is echter vaak onbetrouwbaar, met name voor 2e graads brandwonden, en de definitieve schade is niet altijd direct zichtbaar. De accuraatheid hangt sterk af van ervaring.
* **Laser Doppler Imaging (LDI):** Meet de microvasculaire circulatie en geeft een kleurgecodeerd beeld van de weefselperfusie. LDI in combinatie met klinische evaluatie biedt een hoge mate van nauwkeurigheid.
#### 1.9.1 Graden van brandwonden
* **1e graads brandwond:**
* Niveau: Epidermis.
* Kenmerken: Droog erytheem, geen blaren, pijn na enkele uren, mogelijk oedeem.
* Helingspotentieel: Genezing binnen 2 weken, waarschijnlijk zonder zichtbare littekens.
* **Oppervlakkige 2e graads brandwond:**
* Niveau: Papillaire dermis.
* Kenmerken: Blaarvorming, vochtig uitzicht na verwijderen blaren, oedeem, zeer pijnlijk, snelle capillaire refill.
* Helingspotentieel: Genezing binnen 2-3 weken, variabel risico op hypertrofe littekens.
* **Diepe 2e graads brandwond:**
* Niveau: Reticulaire dermis.
* Kenmerken: Wolkig wit-rood uitzicht, vochtig uitzicht, blaren vaak afwezig, oedeem, verminderde pijnsensatie, verminderde capillaire refill.
* Helingspotentieel: Genezing > 3 weken, hoog risico op hypertrofe littekens.
* **3e graads brandwond:**
* Niveau: Hypodermis.
* Kenmerken: Witte, bruine, zwart gekleurde verkleuring, kartonachtig aanvoelen, oedeem, afwezige pijnsensatie, afwezige capillaire refill.
* **4e graads brandwond (subdermaal):**
* Niveau: Spier, bot, interstitieel weefsel.
* Kenmerken: Verkoolde, droge, bruine of witte verkleuring, afwezige pijnsensatie, beperkte of geen bewegingsmogelijkheid. Vaak amputatie noodzakelijk.
#### 1.9.2 Laser Doppler Imaging (LDI) en helingspotentieel
* **Helingspotentieel (HP):** De tijd in dagen waarbinnen een brandwonde potentieel kan genezen. Dit correleert met het risico op hypertrofe littekens.
* HP $\le$ 14 dagen: rode kleur op LDI-scan, genezing waarschijnlijk zonder zichtbare littekens.
* HP 14-21 dagen: gele kleur op LDI-scan, variabel risico op hypertrofe littekens.
* HP > 21 dagen: blauwe kleur op LDI-scan, hoog risico op hypertrofe littekens, chirurgische interventie is vaak nodig.
* **Scanning moment:** Dag 2 tot 5 post-burn.
* **Factoren die de LDI-accuraatheid beïnvloeden:** Aanwezigheid van blaren, korsten, zalven, crèmes en beweging van de patiënt.
### 1.10 Wondheling en littekenvorming
De snelheid van wondheling beïnvloedt de littekenvorming. Snelle wondheling (binnen 2 weken) resulteert in minder hypertrofie en contracturen. Wondheling die langer dan 3 weken duurt, geeft een zeer hoog risico op hypertrofe littekens.
### 1.11 Behandeling van brandwonden (inleiding)
De behandeling van brandwonden kent een fasering: ontsteking (0-5 dagen), proliferatie (2 dagen-3 weken) en littekenvorming/remodellering (3 weken-2 jaar). Een snelle wondheling bevordert minder hypertrofie en contracturen. Wondbeheer omvat: Tissue management (vitaal wondbed), moisture balance (vochtig wondmilieu), inflammation & infection control, en epithelial advancement.
### 1.12 Conserverende behandeling van brandwonden
#### 1.12.1 Eerste hulp
* **Koelen:** Koel de brandwonde met stromend water (15-30°C) gedurende 10-20 minuten. Vermijd ijs of water kouder dan 8°C om verdere schade te voorkomen. De patiënt mag niet onderkoeld raken.
* **Chemische brandwonden:** Minimaal 30-60 minuten spoelen met lauw water. Vermijd contaminatie van gezonde huid.
* **Diphoterine® / Hexafluorine®:** Speciale oplossingen die de pH kunnen herstellen en de penetratie van chemische stoffen tegengaan. Hexafluorine® is specifiek voor HF-brandwonden.
* **Verband:** Gebruik een steriel of proper verband om de wonde te beschermen tegen surinfectie. Een "burn kit" kan een alternatief zijn voor initiële koeling bij grote brandwonden of transport.
#### 1.12.2 Conserveratieve behandeling voor specifieke graden
* **1e graads verbranding:** Een vochtinbrengende crème of zalf is voldoende. Geen verband nodig. Pijnstillers kunnen worden voorgeschreven.
* **Brandwonden met HP $\le$ 21 dagen:**
* 2e graads oppervlakkige brandwonden.
* Een deel van de 2e graads diepe brandwonden.
* Conserverende behandeling tot volledige genezing, met focus op een schoon, vitaal wondbed en infectiepreventie.
#### 1.12.3 Wondverzorging als onderdeel van conserverende behandeling
* **Vitaal wondbed:** Douchen van de wonde/patiënt (onderkoeling vermijden), verwijderen van sieraden, dode huid, haren en biofilm. Pek/bitumen/teer kan verwijderd worden met olijfolie/boter.
* **Blaren:** Verwijderen van blaren is controversieel. Het kan evaluatie van de diepte vergemakkelijken en interferentie met LDI verminderen, maar het blaardak kan ook als biologisch verband dienen.
* **Wondreiniging:** Producten zoals Prontosan® (betaine en polyhexanide) kunnen gebruikt worden voor wondreiniging en het afbreken van biofilm.
#### 1.12.4 Infectiepreventie en -behandeling
Acute infectie is een ernstige complicatie. Strategieën omvatten het beheersen van bacteriële belasting met antiseptica en antimicrobiële verbanden, eventueel in combinatie met systemische antibiotica.
* **Antimicrobiële middelen:** Diverse topicale middelen zoals polyvidon-jodium (ISO-BETADINE®), azijnzuur (effectief tegen Pseudomonas), Flaminal® Forte/Hydro, en honingverbanden kunnen worden ingezet.
#### 1.12.5 Topicale behandeling/therapie
* **ISO-BETADINE® DERMICUM 10%:** Breed spectrum antimicrobieel.
* **Azijnzuur:** Effectief tegen Pseudomonas, met een bacteriostatische werking. Lagere concentraties zijn minder cytotoxisch.
* **Flaminal® Forte / Flaminal® Hydro:** Hydrocolloïdgel met alginaten.
* **Gepolariseerd Licht (Bioptron®):** Kan worden gebruikt ter stimulatie van wondheling.
* **Flammazine® en Flammacerium®:** Breed antibacterieel spectrum, maar bemoeilijken wondevaluatie en vertragen wondheling.
* **Honingverbanden:** Ter behandeling van geïnfecteerde wonden en ter stimulatie van wondgenezing.
* **Diprosone crème:** Voor de behandeling van hypergranulatie.
#### 1.12.6 Specifieke aandachtspunten bij verbanden
* Vingers/tenen apart verbinden.
* Ogen, neus en mond moeten vrij blijven voor ademhaling.
* Melolin® is niet geschikt voor brandwonden.
### 1.13 Chirurgische behandeling van brandwonden
Chirurgische technieken omvatten escharotomie, fasciotomie, excisie (debridement) en wondbedekking.
* **Wondbedekking:**
* **Allografts:** Donorhuid van een overledene, gebruikt als biologisch verband of ter voorbereiding op huidtransplantatie.
* **Autografts:** Huid van de patiënt zelf, de gouden standaard voor definitieve bedekking.
* **Biologische behandelingen (tissue engineering):** Gebruik van MMP-regulatoren, groeifactoren, en levende cellen (autologe fibroblasten, keratinocyten) of dermale substituten.
### 1.14 Littekenbehandeling na brandwonden
Littekenvorming is een natuurlijk proces, maar kan leiden tot complicaties zoals hypertrofie en contracturen.
#### 1.14.1 Littekenvorming (Remodelleringsfase)
De remodelleringsfase, die tot 2 jaar na wondsluiting kan duren, omvat de vervanging van type III collageen door type I collageen en de herschikking van collageenvezels.
#### 1.14.2 Factoren die rol spelen bij littekenvorming
* **Snelheid van wondheling:** Snellere genezing leidt tot minder hypertrofie en contracturen.
* **Mechanische krachten:** Afwisselende trekkrachten kunnen de activiteit van fibroblasten en de collageensynthese beïnvloeden.
* **Trans-epidermaal waterverlies (TEWL):** Verhoogde TEWL door een verstoorde barrièrefunctie activeert fibroblasten tot extra collageenproductie.
* **UV-stralen:** Gedeeltelijk of afwezige pigmentatie in nieuwe huid verhoogt het risico op zonnebrand en littekenverkleuring.
* **Patiëntgebonden factoren:** Genetische eigenschappen (huidskleur) en therapietrouw.
#### 1.14.3 Typen littekens en complicaties
* **Normotrofische littekens:** Minimaal litteken, ontstaat bij snelle genezing (HP < 14 dagen).
* **Atrofische littekens:** Ingedukte littekens door onvoldoende weefselregeneratie.
* **Hypertrofische littekens:** Verheven, stijf litteken door overproductie van collageen. Beperkt tot het wondgebied, reageert op conservatieve behandeling.
* **Contracturen:** Littekens over flexiezijden van gewrichten die leiden tot bewegingsverlies.
* **Keloiden:** Bijzonder soort hypertrofische littekens die niet beperkt blijven tot het wondgebied. Hebben een significant familiair risico en komen meer voor bij donkere huidtypes en vrouwen. Conservatieve therapie is vaak onvoldoende; operatieve verwijdering met brachytherapie is soms nodig.
#### 1.14.4 Littekenbehandeling
De littekenbehandeling start na wondsluiting en kan 6 tot 24 maanden duren. Preventie is effectiever dan behandeling van bestaande littekens.
* **Hydratatie:** Crèmes (bv. Eucerin, Nivea, Alhydran) meerdere keren per dag aanbrengen om uitdroging, kloven en jeuk te voorkomen. Langdurige toepassing is nodig, soms levenslang.
* **Zonnebescherming:** Factor 30 of hoger, of UV-beschermende kledij, om zonnebrand en hyperpigmentatie te voorkomen.
* **Druktherapie:** Essentieel voor hypertrofische littekens en contracturen. Wordt toegepast met Tubigrip® of op maat gemaakte drukkleding gedurende 20-22 uur per dag, gedurende 8-24 maanden.
* **Pelottes:** Stukken schuim die onder drukkleding geplaatst worden om lokale druk te verhogen.
* **Siliconen:** Gebruikt bij een verstoorde barrièrefunctie van de huid, in de vorm van kledij, sheets of gels, om vochtverlies te verminderen en fibroblastactiviteit te temperen.
* **Injectie met cortisonen:** Voor littekens die niet goed reageren op drukkleding en siliconen.
* **Andere behandelingen:** Kinesitherapie, chirurgische correcties, hydrotherapie, radiotherapie, camouflage.
---
# Pathofysiologische reacties en oorzaken van brandwonden
Deze sectie behandelt de lokale en systemische fysiologische reacties op brandwonden, samen met de diverse oorzaken zoals thermische, chemische, elektrische en elektromagnetische invloeden.
### 2.1 Lokale fysiologische reacties bij brandwonden
Bij lokale brandwonden treedt een verhoogde capillaire permeabiliteit op, wat leidt tot plasmalekkage. Dit effect kan tot 48 uur na de verbranding aanhouden, met een piek rond 8 uur post-burn. Indien de capillairen niet getromboseerd zijn, normaliseert de permeabiliteit na 48 uur. Het is cruciaal om te weten dat oppervlakkige brandwonden gedurende de eerste dagen na de initiële verwonding dieper kunnen worden.
Het aangezicht, met zijn rijke bloedvoorziening, kent een groter helingspotentieel, maar ook een snelle en uitgebreide oedeemontwikkeling.
Bij de onderste ledematen is extra aandacht vereist voor oedeemvorming, omdat de druk hier gelijk verdeeld is in liggende houding. In staande houding is de druk op de voeten het hoogst en in het hoofd het laagst, wat de oedeemontwikkeling beïnvloedt.
**Preventie van oedeem in de onderste ledematen:**
* Hoogstand van de ledematen.
* Gebruik van elastische verbanden boven het wondverband (bijv. dubbele Tubigrip).
### 2.2 Oorzaken van brandwonden
#### 2.2.1 Thermische oorzaak (hitte)
Thermische brandwonden worden veroorzaakt door contact met hittebronnen zoals vlammen, flashes, hete vloeistoffen (scalding) of door direct contact. De hitte leidt tot denaturatie van proteïnen en verlies van integriteit van de plasmamembraan. De dermis is een betere warmtegeleider dan de hypodermis.
De ernst van een thermische brandwond is afhankelijk van:
* **Temperatuur:** Bijvoorbeeld kokend water (100°C), hete koffie (79-85°C), of hete vetten/oliën (149-260°C).
* **Duur van het contact:** Hoe langer het contact, hoe ernstiger de schade.
* **Dikte van de huid:** De epidermis van dunne, behaarde huid (gemiddeld 0,07-0,12 mm) heeft 4 lagen, terwijl de dikkere, haarloze huid (gemiddeld 0,8-1,4 mm) 5 lagen heeft. Handpalmen en voetzolen hebben een dikkere epidermis.
De relatie tussen diepte, temperatuur en blootstellingstijd is een cruciale factor in het bepalen van de ernst van de brandwond.
#### 2.2.2 Thermische oorzaak (koude)
Snelle afkoeling kan leiden tot de vorming van intracellulaire ijskristallen, terwijl langzame afkoeling extracellulaire ijskristallen veroorzaakt. Extracellulaire ijskristallen leiden tot cel-dehydratatie. Langdurige blootstelling aan lage temperaturen resulteert onvermijdelijk in intracellulaire ijskristallen.
#### 2.2.3 Chemische oorzaak
Chemische brandwonden veroorzaken een radicale verandering van de weefsel-pH en kunnen toxische effecten of systemische absorptie teweegbrengen. Weefselvernietiging persisteert zolang de chemische stof aanwezig is.
* **Zuren:** Veroorzaken vaak verkleuring van de huid en vormen een korst.
* **Alkalische middelen:** Verzepen de huid en penetreren dieper dan zuren, wat kan leiden tot ernstige weefselvernietiging en diepe brandwonden uren na contact.
De ernst van chemische brandwonden wordt bepaald door:
* Type product
* Concentratie
* Hoeveelheid product
* Contactduur
* Penetratie
* Werkingsmechanisme
* Temperatuur
**Specifiek: Waterstoffluoride (HF)**
Waterstoffluoride is een sterk corrosief anorganisch zuur dat voorkomt in industriële en huishoudelijke producten. De fluoride-ionen zijn lipofiel en dringen diep in het weefsel, wat leidt tot progressieve, pijnlijke necrose. HF bindt zich aan calcium en magnesium, wat kan resulteren in hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie.
De weefselbeschadiging door HF kent twee mechanismen:
1. **Waterstof-ionen:** Veroorzaken directe brandwonden vergelijkbaar met sterkere zuren (HCl, H₂SO₄).
2. **Fluoride-ionen:** Zorgen voor weefselnecrose en systemische toxiciteit.
De manifestatie van HF-brandwonden varieert met de concentratie:
* HF > 50%: Onmiddellijke pijn en weefseldestructie.
* HF 20-50%: Brandwond zichtbaar binnen enkele uren.
* HF < 20%: Brandwond kan tot 24 uur na contact zichtbaar worden.
* HF 3%: Symptomen kunnen uren tot dagen na contact optreden.
Brandwonden met een TBSA (Total Body Surface Area) van 1% met >50% HF-concentratie, of >5% TBSA met gelijk welke HF-concentratie, kunnen dodelijk zijn.
#### 2.2.4 Elektrische oorzaak
* **True High Tension Elektriciteit:** Veroorzaakt typisch zowel een ingangs- als uitgangswond. Er is een hoog risico op massieve diepe weefselnecrose, nierproblemen en hartproblemen. De elektrische energie wordt omgezet in hitte, berekend als $0,24 \times (\text{voltage})^2 \times \text{weerstand}$. De voltage is de primaire determinant van weefselschade.
* **Flash Elektriciteit:** Er gaat geen elektrische stroom door het lichaam, maar de intense hitte kan brandwonden veroorzaken aan blootgestelde lichaamsdelen, met name handen en aangezicht. Diepe brandwonden zijn mogelijk, bijvoorbeeld als kleding vlam vat.
**Cardiale follow-up bij elektrische brandwonden:**
Indien het elektrocardiogram (ECG) bij opname normaal is en er geen bewustzijnsverlies was, is continue cardiale monitoring niet noodzakelijk. Bij ECG-afwijkingen of bewustzijnsverlies wordt 24 uur monitoring geadviseerd.
#### 2.2.5 Elektromagnetische straling
Beschadiging treedt op door de inwerking van elektromagnetische straling op het DNA, wat een inflammatoire reactie en apoptose van huidcellen veroorzaakt. De ernst is afhankelijk van de soort straling (UVA, UVB, RX, etc.) en de duur en intensiteit van de blootstelling.
### 2.3 Systemische fysiologische reacties bij brandwonden
Verlies van plasma door de verhoogde capillaire permeabiliteit kan leiden tot hypovolemische shock. De omvang van het vochtverlies is direct gerelateerd aan de uitgebreidheid van de brandwond.
* **Hypovolemische shock bij volwassenen:** Treedt op bij brandwonden die meer dan 15% TBSA beslaan, indien niet adequaat behandeld.
* **Hypovolemische shock bij kinderen:** Treedt op bij brandwonden die meer dan 10% TBSA beslaan, indien niet adequaat behandeld.
In tegenstelling tot andere wondtypen, wordt hypovolemische shock bij brandwonden primair veroorzaakt door vochtverlies en niet door bloedverlies.
Het vrijkomen van cytokines en andere inflammatoire mediatoren op de plaats van de brandwond kan systemische effecten hebben bij brandwonden met een TBSA vanaf 30%.
### 2.4 Criteriadie de noodzaak voor doorverwijzing/opname bepalen
#### 2.4.1 Criteria voor poliklinische opvolging / thuiszorg
* % TBSA < 3% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA < 5% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* % 3e graads brandwonden < 2% (alle leeftijden).
#### 2.4.2 Criteria voor opname ziekenhuisafdeling
* % TBSA 3-10% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA 5-20% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* % 3e graads brandwonden 2-5% (alle leeftijden).
* Vermoeden van inhalatietrauma.
* Circulaire brandwonden.
* Bijkomende medische problematiek die vatbaarder maakt voor infectie.
* Bijkomende psycho-sociale problematiek.
#### 2.4.3 Criteria voor doorverwijzing naar brandwondencentrum
* % TBSA > 10% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA > 20% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* % 3e graads brandwonden > 5% (alle leeftijden).
* Brandwonden thv aangezicht, handen, genitalia, peri-anaal of gewrichten.
* Ernstige brandwonden ten gevolge van elektrocutie of chemische oorsprong.
* Ernstige beschadiging van het longweefsel door inhalatie.
* Brandwonden en psychosociale antecedenten (incl. mishandeling).
* Brandwonden met geassocieerde traumatische letsels.
* Syndroom van Lyell, SSSS (Staphylococcal Scalded Skin Syndrome).
* Ernstige weefselnecrose door trauma of medische oorsprong over een oppervlakte van > 10% (abces van Fournier, necrotiserende fasciitis, deglovement, etc.).
---
# Criteria voor doorverwijzing en opname in brandwondencentra
Dit deel van de studiehandleiding beschrijft de criteria die bepalen of een patiënt poliklinisch opgevolgd kan worden, opgenomen moet worden in een ziekenhuisafdeling, of doorverwezen moet worden naar een gespecialiseerd brandwondencentrum.
### 3.1 Algemene principes voor opname en doorverwijzing
De beslissing voor de setting van de zorg (poliklinisch, ziekenhuisafdeling, brandwondencentrum) is gebaseerd op een combinatie van factoren, waaronder de ernst van de brandwonde (uitgedrukt in percentage van het totale lichaamsoppervlak, TBSA), de diepte van de brandwonde, de leeftijd van de patiënt, en specifieke locaties of oorzaken van de brandwonde.
### 3.2 Criteria voor poliklinische opvolging / thuiszorg
Patiënten komen in aanmerking voor poliklinische opvolging of thuiszorg indien zij voldoen aan de volgende criteria:
* **Percentage TBSA (Total Body Surface Area) voor 1e en 2e graads brandwonden:**
* Minder dan 3% TBSA bij patiënten jonger dan 10 jaar of ouder dan 49 jaar.
* Minder dan 5% TBSA bij patiënten tussen 10 en 49 jaar oud.
* **Percentage TBSA voor 3e graads brandwonden:**
* Minder dan 2% TBSA, ongeacht de leeftijd.
### 3.3 Criteria voor opname op een ziekenhuisafdeling
Opname op een algemene ziekenhuisafdeling is geïndiceerd voor patiënten met de volgende kenmerken:
* **Percentage TBSA voor 1e en 2e graads brandwonden:**
* 3% tot 10% TBSA bij patiënten jonger dan 10 jaar of ouder dan 49 jaar.
* 5% tot 20% TBSA bij patiënten tussen 10 en 49 jaar oud.
* **Percentage TBSA voor 3e graads brandwonden:**
* 2% tot 5% TBSA, ongeacht de leeftijd.
* **Aanwezigheid van specifieke risicofactoren of complicaties:**
* Vermoeden van inhalatietrauma.
* Circulaire verbranding (verbranding rondom een ledemaat of lichaamsdeel, wat kan leiden tot compartimentsyndroom).
* Bijkomende medische problematiek die de patiënt vatbaarder maakt voor infectie.
* Bijkomende psycho-sociale problematiek.
### 3.4 Criteria voor doorverwijzing naar een brandwondencentrum
Doorverwijzing naar een gespecialiseerd brandwondencentrum is noodzakelijk voor patiënten met ernstigere brandwonden of specifieke risicofactoren:
* **Percentage TBSA voor 1e en 2e graads brandwonden:**
* Meer dan 10% TBSA bij patiënten jonger dan 10 jaar of ouder dan 49 jaar.
* Meer dan 20% TBSA bij patiënten tussen 10 en 49 jaar oud.
* **Percentage TBSA voor 3e graads brandwonden:**
* Meer dan 5% TBSA, ongeacht de leeftijd.
* **Locatie van de brandwonde:**
* Brandwonden ter hoogte van het aangezicht, handen, genitalia, peri-anaal gebied, of gewrichten.
* **Oorzaak van de brandwonde:**
* Ernstige brandwonden ten gevolge van elektrocutie.
* Ernstige brandwonden ten gevolge van chemische oorsprong.
* **Bijkomende letsels of aandoeningen:**
* Ernstige beschadiging van het longweefsel door inhalatie van rook of hete dampen.
* Psycho-sociale antecedenten (inclusief mishandeling).
* Brandwonden met geassocieerde traumatische letsels.
* Ernstige weefselnecrose door trauma of medische oorsprong over een oppervlakte van meer dan 10% (bijvoorbeeld Fournier's gangreen, necrotiserende fasciitis, degloving-letsels).
* Syndroom van Lyell (toxische epidermale necrose) of SSSS (stafylokokken-geïnduceerde geschilferde huidsyndroom).
### 3.5 Overzicht van de Belgische brandwondencentra
België telt zes gespecialiseerde brandwondencentra:
* Antwerpen
* Gent
* Leuven
* Neder-over-Heembeek
* Luik
* Charleroi
**Tip:** Het is cruciaal om de criteria voor doorverwijzing accuraat toe te passen om te verzekeren dat patiënten de meest geschikte en gespecialiseerde zorg ontvangen. Een vertraging in de doorverwijzing kan leiden tot complicaties en een langzamer herstel.
---
# Diagnostiek en inschatting van brandwonden
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de methoden voor het inschatten van de uitgebreidheid en diepte van brandwonden.
## 4. Diagnostiek en inschatting van brandwonden
De diagnostiek en inschatting van brandwonden richt zich op twee cruciale aspecten: het bepalen van de totale verbrande lichaamsoppervlakte (TBSA - Total Body Surface Area) en het beoordelen van de diepte van de weefselschade. Deze evaluatie is essentieel voor het bepalen van de ernst van de brandwond, het kiezen van de juiste behandeling en het inschatten van de prognose.
### 4.1 Inschatten van de verbrande lichaamsomvang (TBSA)
Het bepalen van de omvang van verbrande lichaamsdelen is essentieel voor de verdere management van de brandwondpatiënt. Hierbij worden enkel de brandwonden van de tweede en/of derde graad meegenomen; eerste graads brandwonden tellen niet mee voor deze berekening. Er zijn verschillende methoden beschikbaar om de TBSA in te schatten:
#### 4.1.1 Regel van 9 van Wallace
De Regel van 9 is een veelgebruikte, eenvoudige methode. Elk lichaamsdeel krijgt een percentage toegewezen, gebaseerd op veelvouden van 9.
* Hoofd en nek: $9\%$
* Elke bovenste ledemaat (arm): $9\%$
* Voorzijde romp: $18\%$
* Achterzijde romp: $18\%$
* Elke onderste ledemaat (been): $18\%$
* Genitalia: $1\%$
> **Tip:** Deze methode is een snelle schatting, maar minder accuraat voor kinderen en zeer specifieke wonden.
#### 4.1.2 Hand van de patiënt
Een zeer eenvoudige techniek is het gebruiken van de hand van de patiënt. De palm van de gesloten, gestrekte hand, inclusief de vingers, staat gelijk aan $1\%$ van het lichaamsoppervlak. Deze methode is vooral nuttig in thuissituaties voor een snelle eerste inschatting.
#### 4.1.3 Lund-Browder-schema
Het Lund-Browder-schema is een gedetailleerdere en nauwkeurigere methode, voornamelijk gebruikt in ziekenhuizen. Het houdt rekening met leeftijdsverschillen door specifieke percentages toe te kennen aan verschillende lichaamsdelen voor diverse leeftijdscategorieën.
#### 4.1.4 E-burn app
Moderne technologie biedt ook digitale hulpmiddelen zoals de E-burn app, die beschikbaar is voor Android en iOS. Deze apps kunnen helpen bij het accuraat berekenen van de TBSA.
### 4.2 Inschatten van de weefselschade (diepte van de brandwond)
Het inschatten van de diepte van de weefselschade is complex en vereist klinische ervaring. De definitieve weefselschade is niet altijd onmiddellijk zichtbaar na het verbrandingsincident, vooral bij tweede-graads brandwonden.
#### 4.2.1 Klinische evaluatie
Dit is de meest gebruikte en minst kostbare methode. Het is een subjectieve beoordeling gebaseerd op:
* **Uitzicht van de wonde:** Verkleuring, aanwezigheid van blaren, vochtigheid.
* **Capillaire refill:** De snelheid waarmee de kleur terugkeert na druk op de huid.
* **Pijngevoeligheid:** De mate van pijn die de patiënt ervaart.
* **Aanwezigheid en vastzitten van haartjes:** Haren kunnen uitvallen bij diepere brandwonden.
> **Tip:** Klinische evaluatie is minder betrouwbaar voor tweede-graads brandwonden, en de meest voorkomende fout is een overschatting van de diepte. Ervaring speelt een cruciale rol in de accuraatheid van deze methode. Consultatie van experts of telezorg kan helpen bij gebrek aan ervaring. In de acute fase is het inschatten van de TBSA belangrijker.
##### 4.2.1.1 Eerste graads verbranding
* **Niveau:** Epidermis.
* **Kenmerken:** Droog erytheem, geen blaren, pijn, mogelijk oedeem.
##### 4.2.1.2 Oppervlakkige tweede graads brandwonden
* **Niveau:** Papillaire dermis.
* **Kenmerken:** Blaarvorming, vochtig uitzicht na verwijderen blaren, oedeem, zeer pijnlijk, snelle capillaire refill.
##### 4.2.1.3 Diepe tweede graads brandwonden
* **Niveau:** Reticulaire dermis.
* **Kenmerken:** Wolkig wit-rood uitzicht, vochtig uitzicht, blaren vaak afwezig, verminderde pijnsensatie, verminderde capillaire refill.
##### 4.2.1.4 Derde graads brandwonden
* **Niveau:** Hypodermis.
* **Kenmerken:** Witte, bruine, vlamachtig zwarte verkleuring, kartonachtig aanvoelen, oedeem, afwezige pijnsensatie, afwezige capillaire refill.
##### 4.2.1.5 Vierde graads brandwonden (subdermaal)
* **Niveau:** Spier, bot, interstitieel weefsel.
* **Kenmerken:** Verkoolde, droge, bruine of witte verkleuring, afwezige pijnsensatie, beperkte of geen bewegingsmogelijkheid. Vaak amputatie noodzakelijk.
#### 4.2.2 Helingspotentieel (HP)
Het helingspotentieel is de tijd (in dagen) waarbinnen een brandwond potentieel kan genezen. Dit is een indicator voor het risico op hypertrofische littekens.
* Wondheling binnen 2 weken: waarschijnlijk geen zichtbare littekens.
* Wondheling tussen 2-3 weken: variabel risico op hypertrofische littekens.
* Wondheling $> 3$ weken: zeer hoog risico op hypertrofische littekens.
#### 4.2.3 Weefselperfusie: Laser Doppler Imaging (LDI)
Laser Doppler Imaging is een techniek die de microvasculaire circulatie (bewegende rode bloedcellen) in de brandwond inschat. Het genereert een kleurgecodeerd beeld van de weefselperfusie.
* LDI geeft, in combinatie met klinische evaluatie, een hoge overeenkomst met biopsie en de effectieve helingstijd.
* De kleurcodering van het LDI-beeld correleert met het helingspotentieel:
* **Rood:** Perfusie $> 14$ dagen (oppervlakkige brandwond).
* **Geel:** Perfusie $14-21$ dagen.
* **Blauw:** Perfusie $> 21$ dagen (diepe brandwond).
**Moment voor scanning:** Dag 2 tot 5 na de brandwonde.
> **Tip:** Factoren zoals blaren, korsten, zalven, crèmes en beweging van de patiënt kunnen de accuraatheid van LDI beïnvloeden. Het is cruciaal om deze factoren te minimaliseren of te corrigeren voor een betrouwbare meting. Het verwijderen van blaren de dag voor de scan is aanbevolen.
Het bepalen van de TBSA en de diepte van de brandwond zijn de eerste cruciale stappen in het management van de brandwondenpatiënt, die de verdere behandelingsstrategie zullen bepalen.
---
# Behandeling van brandwonden
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding voor de behandeling van brandwonden, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 5. Behandeling van brandwonden
De behandeling van brandwonden omvat een multidisciplinaire aanpak, gericht op wondzorg, preventie van complicaties en optimalisatie van het helingspotentieel, met zowel conservatieve als chirurgische strategieën.
### 5.1 Algemene principes van wondzorg
De kernprincipes van wondzorg, ook wel bekend als het TIMERS-model, vormen de basis voor de behandeling van brandwonden:
* **Tissue Management:** Zorgen voor een vitaal wondbed door het verwijderen van necrotisch weefsel en debridement.
* **Infection & Inflammation Control:** Het beheersen van bacteriële belasting en ontstekingen, wat cruciaal is om infecties te voorkomen en de genezing te bevorderen.
* **Moisture Balance:** Het creëren en handhaven van een optimaal vochtig wondmilieu, essentieel voor celmigratie en wondgenezing.
* **Edge of Healing:** Het stimuleren van epithelisatie, oftewel de vorming van nieuwe huidcellen aan de randen van de wond.
* **Regeneration:** Het bevorderen van weefselregeneratie en het minimaliseren van littekenvorming.
* **Structure/Support:** Het bieden van ondersteuning en bescherming aan de wond, bijvoorbeeld door middel van verbanden of druktherapie.
### 5.2 Classificatie en evaluatie van brandwonden
De ernst en diepte van een brandwonde worden geclassificeerd op basis van de betrokken huidlagen. De evaluatie omvat het inschatten van het verbrande lichaamsoppervlak (TBSA) en de diepte van de weefselschade.
#### 5.2.1 Inschatten van de verbrande lichaamsomvang (TBSA)
Verschillende methoden worden gebruikt om de omvang van brandwonden te schatten:
* **Regel van 9 (Wallace):** Een eenvoudige methode waarbij het lichaam in secties van 9% wordt verdeeld.
* **Hand van de patiënt:** De handpalm met gesloten en gestrekte vingers staat gelijk aan ongeveer 1% van het lichaamsoppervlak.
* **Lund Browder:** Een meer gedetailleerd schema, voornamelijk gebruikt in ziekenhuizen.
* **E-burn app:** Een mobiele applicatie voor evaluatie.
Bij het inschatten van de TBSA worden alleen brandwonden van de 2e en 3e graad meegerekend; 1e graads brandwonden worden hierbij niet meegenomen.
#### 5.2.2 Inschatten van de weefselschade (diepte)
De diepte van de brandwonde wordt klinisch geëvalueerd, hoewel dit inherent onbetrouwbaar kan zijn, vooral in de acute fase.
* **1e graads verbranding:** Aangetroffen op het niveau van de epidermis. Kenmerken zijn droog erytheem, geen blaren, pijn en mogelijk oedeem na enkele uren.
* **Oppervlakkige 2e graads brandwonden:** Aangetroffen op het niveau van de papillaire dermis. Kenmerken zijn blaarvorming, een vochtig uitzicht na het verwijderen van blaren, oedeem, grote pijngevoeligheid en snelle capillaire refill.
* **Diepe 2e graads brandwonden:** Aangetroffen op het niveau van de reticulaire dermis. Kenmerken zijn een wolkig wit-rood uitzicht, vochtig uitzicht, blaren die dikwijls afwezig zijn, oedeem, verminderde pijnsensatie en verminderde capillaire refill.
* **3e graads brandwonden:** Aangetroffen op het niveau van de hypodermis. Kenmerken zijn witte, bruine of zwart verkoolde verkleuring, een kartonachtig aanvoelen van de huid, oedeem, afwezige pijnsensatie en afwezige capillaire refill.
* **4e graads brandwonden (subdermaal):** Betreft spier, bot of interstitieel weefsel. Kenmerken zijn verkoolde, droge, bruine of witte verkleuring, afwezige pijnsensatie en beperkte of geen bewegingsmogelijkheid. Vaak is amputatie noodzakelijk.
**Tip:** Klinische evaluatie van de diepte is het meest accuraat in 60-75% van de gevallen, met een neiging tot overschatting van de diepte. De definitieve weefselschade is niet altijd onmiddellijk zichtbaar.
#### 5.2.3 Laser Doppler Imaging (LDI)
LDI is een techniek die de microvasculaire circulatie in de brandwonde scant. Het geeft een kleurgecodeerd beeld dat de weefselperfusie weergeeft:
* **Rood:** Hoge perfusie, wijst op een oppervlakkige brandwonde met een helingspotentieel (HP) van minder dan 14 dagen.
* **Geel:** Matige perfusie, HP tussen 14 en 21 dagen.
* **Blauw:** Lage perfusie, wijst op een diepe brandwonde met een HP groter dan 21 dagen.
LDI, in combinatie met klinische evaluatie, toont een hoge mate van overeenkomst met biopsieën en de effectieve genezingstijd.
**Factoren die interfereren met LDI:** Aanwezigheid van blaren, korsten, zalven, crèmes, beslag en beweging van de patiënt kunnen de resultaten beïnvloeden.
### 5.3 Behandeling van brandwonden
De behandeling van brandwonden wordt onderverdeeld in conservatieve en chirurgische benaderingen, waarbij het helingspotentieel (HP) een leidraad vormt voor de keuze: HP ≤ 21 dagen wordt conservatief behandeld, HP > 21 dagen vereist chirurgische interventie.
#### 5.3.1 Conservatieve behandeling
Conservatieve behandeling is geïndiceerd voor brandwonden met een helingspotentieel van minder dan of gelijk aan 21 dagen, waaronder 1e graads brandwonden en oppervlakkige 2e graads brandwonden.
##### 5.3.1.1 Eerste hulp
* **Koeling:** Koel de brandwonde direct met stromend kraantjeswater (15°C – 30°C) gedurende 10 tot 20 minuten. Gebruik **geen ijs** om verdere schade te voorkomen. Bij chemische brandwonden: spoelen gedurende minstens 30 tot 60 minuten.
* **Afdekking:** Gebruik een steriel of proper verband (bv. uit een 'burn kit') om de wond te beschermen tegen surinfectie. Een doek geïmpregneerd met gel kan dienen als voorlopige bedekking.
* **Let op onderkoeling:** Vooral bij grote brandwonden is voorzichtigheid geboden om onderkoeling te voorkomen.
##### 5.3.1.2 Zorgen voor een proper en vitaal wondbed
* **Reinigen:** Douche de wond/patiënt om dode huid, haren, slijmerige lagen en eventueel aanwezige substanties zoals pek of teer (met olijfolie/boter) te verwijderen. Verwijder sieraden om compartimentsyndroom te voorkomen.
* **Blaren:** Er zijn tegenstrijdige adviezen over het verwijderen van blaren. Redenen voor verwijdering zijn evaluatie van de echte weefselschade, voorkomen van infectie, en interferentie met LDI. Indien een blaar wordt geopend, kan het blaardak als biologisch verband dienen.
* **Specifieke reinigingsmiddelen:**
* **Prontosan®:** Een wondreiniger die helpt bij het verwijderen van biofilm.
* **Azijnzuur (1%):** Vooral effectief tegen *Pseudomonas*, met een bacteriostatische werking. Hogere concentraties zijn cytotoxisch. Geschikt voor matig tot sterk exsuderende wonden.
* **Diphoterine®:** Specifiek voor chemische brandwonden, neutraliseert zuren en basen, herstelt fysiologische pH, en voorkomt penetratie van chemische stoffen. Niet voor HF-brandwonden.
* **Hexafluorine®:** Specifiek voor waterstoffluoride (HF)-brandwonden, fixeert H+ en F- ionen.
##### 5.3.1.3 Preventie en behandeling van infecties
Acute infectie is een ernstige complicatie. Strategieën omvatten:
* **Topische antimicrobiële middelen:** Profylactisch en therapeutisch gebruik van antiseptica en antimicrobiële verbanden.
* **Systemische antibiotica:** Gebruiken bij wonden met tekenen van systemische infectie.
* **Veelvoorkomende verwekkers:** *Pseudomonas aeruginosa*, *Staphylococcus aureus*, *E. coli*, *Klebsiella spp.*, *Enterococcus spp.*, *Candida spp.*
* **Topische behandelingen:**
* **Polyvidon jodium (bv. Iso-Betadine® Dermicum 10%):** Breed spectrum antisepticum, te gebruiken als zodanig of verdund voor wondspoeling. Controleer het jodiumgehalte bij frequent gebruik.
* **Honingverbanden:** Breedspectrum antibacterieel, licht debriderende werking.
* **Flammazine® en Flammacerium®:** Breed antibacterieel spectrum. Nadelen zijn bemoeilijkte wondevaluatie en vertraagde wondheling. Niet compatibel met Nexobrid®.
* **Iso-Betadine® Gel 10%:** Voor geïnfecteerde wonden, licht debriderende werking.
##### 5.3.1.4 Passende wondbehandeling / therapie
* **Flaminal® Forte / Flaminal® Hydro:** Hydrocolloïdgel met alginaten.
* **Gepolariseerd Licht (Bioptron®):** Stimuleert wondgenezing, met specifieke behandeltijden per lichaamszone en wondtype.
* **Honingverbanden:** Voor behandeling van geïnfecteerde wonden, licht debriderend effect.
* **Diproson® creme:** Voor behandeling van hypergranulatie.
* **Melolin®:** Niet geschikt voor brandwonden; wel voor droge, weinig exsuderende, oppervlakkige wonden.
* **Specifieke aandachtspunten:** Vingers/tenen apart verbinden, neus, mond en ogen vrijhouden.
##### 5.3.1.5 Behandeling van restdefecten en stimulatie van wondgenezing
* **Honingverbanden:** Toegepast op restdefecten of om wondgenezing te stimuleren.
* **Gepolariseerd licht:** Kan gebruikt worden om wondgenezing te bevorderen.
#### 5.3.2 Chirurgische behandeling
Chirurgische behandeling is geïndiceerd voor brandwonden met een helingspotentieel groter dan 21 dagen, waarbij de diepere huidlagen zijn aangetast.
##### 5.3.2.1 Chirurgische technieken
* **Escharotomie / Fasciotomie:** Insnijdingen in de verkoolde huid (eschar) of fascie om circulatoire belemmering te verlichten.
* **Excisie (debridement):** Chirurgisch verwijderen van necrotisch weefsel. Dit kan variëren van beperkt debridement tot volledige excisie van de brandwonde.
* **Nexobrid®:** Een enzymatisch debridement middel.
##### 5.3.2.2 Wondbedekking
* **Allografts:** Donorhuid van een overledene, gebruikt als biologisch verband om de genezingstijd te verkorten en het wondbed voor te bereiden op huidtransplantatie.
* **Autografts:** Huidtransplantaten van de eigen patiënt. Dit is de gouden standaard voor definitieve wondbedekking. Verschillende technieken bestaan, zoals dunne huidtransplantaten.
* **Biologische behandelingen (Tissue Engineering):** Gebruik van MMP-regulatoren, groeifactoren, of levende cellen om weefselregeneratie te stimuleren.
* **Dermale substituten:** Kunstmatige of synthetische materialen die de dermis nabootsen en de huidgroei bevorderen.
### 5.4 Littekenbehandeling na brandwonden
Littekenbehandeling is een langdurig proces dat direct na wondsluiting begint en tot 2 jaar kan duren. Preventie van littekens is effectiever dan de behandeling van reeds bestaande littekens.
#### 5.4.1 Factoren die de littekenvorming beïnvloeden
* **Snelheid van wondgenezing:** Snellere genezing resulteert in minder hypertrofie en contracturen.
* **Mechanische krachten:** Afwisselende trekkrachten stimuleren fibroblasten en collageensynthese.
* **Transepidermale water loss (TEWL):** Verhoogde TEWL leidt tot activatie van fibroblasten en overmatige collageenproductie (hypertrofie).
* **UV-stralen:** Beschadigen de huid en kunnen leiden tot hyperpigmentatie van littekens.
* **Genetische eigenschappen:** Huidskleur en aanleg spelen een rol.
#### 5.4.2 Typen littekens
* **Normotrofische littekens:** Minimaal litteken, ontstaat na wondgenezing binnen 14 dagen.
* **Atrofische littekens:** Ingedeukt litteken, ontstaan wanneer de huid weefsel niet goed kan regenereren.
* **Hypertrofische littekens:** Verheven, stijf litteken door overproductie van collageen. Beperkt tot het wondgebied. Reageert op conservatieve behandeling.
* **Contracturen:** Littekens over gewrichten die leiden tot functieverlies en mobiliteitsbeperking.
* **Keloiden:** Bijzonder soort hypertrofische littekens die buiten het wondgebied groeien. Hebben een significant familiair of rasgebonden risico en vereisen vaak operatieve verwijdering in combinatie met bestraling.
#### 5.4.3 Behandelingsmethoden voor littekens
* **Hydratatie:** Regelmatig aanbrengen van vochtinbrengende crèmes (bv. Eucerin®, Nivea®, Alhydran®) om uitdroging, jeuk en kloven te voorkomen. Kan levenslang nodig zijn bij diepe brandwonden.
* **Zonnebescherming:** Factor 30 of hoger en UV-beschermende kledij om zonnebrand en verkleuring van littekens te voorkomen.
* **Druktherapie:** Toepassing van druk met behulp van Tubigrip®, op maat gemaakte drukkleding, of pelottes, gedurende 20-22 uur per dag. Meest langdurige deel van de behandeling (8-24 maanden).
* **Siliconen:** Gebruik van siliconenkledij, -sheets of -gels om de barrièrefunctie van de huid te herstellen en verdamping te verminderen. Kan gecombineerd worden met druktherapie.
* **Inspuiting met cortisonen:** Kan overwogen worden bij littekens die niet goed reageren op andere therapieën.
* **Andere methoden:** Kinesitherapie (massage, spalken), chirurgische correcties (flapchirurgie, microneedling), hydrotherapie, radiotherapie, maquillage.
> **Tip:** De behandeling van littekens kan van cruciaal belang zijn voor het herstel van functie en cosmetisch resultaat. Een proactieve en consistente aanpak is essentieel.
> **Tip:** Wondzorg is een B1 handeling die onder de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige valt. Bij twijfel of tegenstrijdige adviezen is dialoog met de arts en duidelijke documentatie in het wondzorgdossier noodzakelijk.
---
# Chirurgische behandeling en moderne wondzorg
Dit deel van de studiehandleiding behandelt essentiële chirurgische technieken en geavanceerde methoden voor de behandeling van complexe wonden, met een specifieke focus op brandwonden.
### 6.1 Chirurgische technieken
De chirurgische benadering van brandwonden omvat diverse technieken gericht op het verwijderen van beschadigd weefsel, het beheersen van bloedtoevoer en het creëren van een basis voor heling of reconstructie.
#### 6.1.1 Escharotomie en fasciotomie
* **Escharotomie**: Dit is een incisie door de eschar (verbrande, dode huid) om de onderliggende weefsels te ontlasten. Het is cruciaal bij circulaire brandwonden van ledematen of de borstkas, waar de eschar te strak kan worden en de bloedcirculatie of ademhaling kan belemmeren (compartimentsyndroom). Door de eschar in te snijden, wordt de drukopbouw verminderd en de doorbloeding hersteld.
* **Fasciotomie**: Wanneer een compartimentsyndroom zelfs na escharotomie aanhoudt of bij diepere weefselschade, kan een fasciotomie noodzakelijk zijn. Hierbij wordt de fascie (bindweefsel om spieren) ingesneden om de druk binnen de spiercompartimenten te verlichten. Dit is een meer invasieve procedure die diepere weefselschade aanpakt.
#### 6.1.2 Debridement (Excisie)
Debridement, of excisie, is het chirurgisch verwijderen van necrotisch (afgestorven) of geïnfecteerd weefsel uit de wond.
* **Indicaties**: Necrotisch weefsel vormt een voedingsbodem voor bacteriën en belemmert wondgenezing. Vroege en efficiënte debridement is essentieel voor het voorkomen van infecties en het bevorderen van een schone wondbodem voor definitieve sluiting.
* **Methoden**:
* **Scalpel-debridement**: Traditionele chirurgische excisie met een scalpel.
* **Enzymatisch debridement**: Gebruik van enzymen om necrotisch weefsel af te breken.
* **Mechanisch debridement**: Zoals met waterstralen of speciale apparatuur.
* **Nexobrid®**: Een biologisch product dat selectief necrotisch weefsel afbreekt met behulp van enzymen die uit ananasextracten worden gewonnen. Dit vermindert de noodzaak voor chirurgische excisie en spaart vitaal weefsel.
#### 6.1.3 Wondbedekking
Na debridement is een adequate wondbedekking cruciaal voor heling, bescherming en het voorkomen van infecties.
* **Allografts (donorhuid)**:
* **Definitie**: Huid van een overleden donor, die tijdelijk als biologisch verband dient.
* **Indicaties**: Gebruikt als biologisch verband om de genezingstijd te verkorten, pijn te verminderen en het wondbed voor te bereiden op definitieve huidtransplantatie met eigen huid (autograft).
* **Soorten**: Glycerol gepreserveerde humane donorhuid, ingevroren humane donorhuid.
* **Autografts (eigen huid)**:
* **Definitie**: Huidtransplantaten genomen van gezonde gebieden van de patiënt zelf.
* **Toepassing**: Kan variëren van dunne lagen epidermis (epidermale autografts) tot volledige huiddiktes (full-thickness autografts), afhankelijk van de diepte van de brandwond en het te bedekken gebied. Dit is de gouden standaard voor definitieve wondsluiting bij diepere brandwonden.
* **Flapchirurgie**:
* **Definitie**: Chirurgische procedure waarbij een lap weefsel, inclusief bloedvaten, wordt verplaatst om een groter defect te bedekken. Dit wordt gebruikt bij zeer complexe wonden waar huidtransplantatie alleen onvoldoende is.
### 6.2 Moderne wondzorg: Biologische behandelingen en tissue engineering
Moderne benaderingen maken gebruik van biologische middelen en geavanceerde technieken om wondgenezing te stimuleren en de resultaten te optimaliseren.
#### 6.2.1 Biologische behandelingen
Deze behandelingen richten zich op het moduleren van het ontstekingsproces en het bevorderen van de proliferatie- en epithelisatiefasen.
* **MMP regulatoren**: Moduleren matrix metalloproteinases (MMP's) om de ontstekingsfase te beheersen.
* **Groeifactoren**:
* **Platelet Derived Growth Factor (PDGF)**: Stimuleert de proliferatiefase, bevordert angiogenese en celproliferatie.
* **Epidermal Growth Factor (EGF)**: Stimuleert epithelisatie en weefselremodellering.
* **Behandeling met levende cellen**:
* **Autologe fibroblasten**: Worden gebruikt om de proliferatiefase te ondersteunen door collageensynthese te bevorderen.
* **Autologe keratinocyten**: Worden gebruikt om de epithelisatiefase te stimuleren en de huidbarrière te herstellen.
* **Dermale substituten**: Kunstmatige of biologische structuren die dienen als drager voor celgroei of om de dermis te reconstrueren.
#### 6.2.2 Tissue engineering
Tissue engineering combineert cellen, biomaterialen en groeifactoren om weefsels te creëren die de natuurlijke functie van verloren weefsel kunnen herstellen. Dit omvat de ontwikkeling van huidvervangers en andere reconstructieve weefsels.
> **Tip**: Het succes van chirurgische interventies en moderne wondzorg is sterk afhankelijk van een grondige evaluatie van de wonddiepte, de grootte (TBSA - Total Body Surface Area) en de algemene toestand van de patiënt. Multidisciplinaire aanpak is hierbij essentieel.
---
# Littekenvorming en littekenbehandeling
Hier is de studiehandleiding voor littekenvorming en littekenbehandeling, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 7. Littekenvorming en littekenbehandeling
Dit onderwerp behandelt het proces van littekenvorming na brandwonden, de verschillende soorten littekens en hun behandelingsmodaliteiten.
### 7.1 Het proces van littekenvorming
Littekenvorming is een natuurlijk proces na wondgenezing, dat kan duren van 6 tot 24 maanden. Preventie van littekens leidt meestal tot betere resultaten dan de behandeling van reeds bestaande littekens.
#### 7.1.1 De remodelleringsfase
De remodelleringsfase, die tot 2 jaar na wondsluiting kan voortduren, omvat de vervanging van type III collageen door type I collageen. Collageenvezels worden herschikt, waardoor de rekbaarheid van het litteken toeneemt tot 70 à 80% van normaal weefsel. Het erythemateuze uitzicht neemt af naarmate overbodige bloedvaatjes verdwijnen door apoptose.
#### 7.1.2 Factoren die een rol spelen bij littekenvorming
Verschillende factoren beïnvloeden de littekenvorming:
* **Snelheid van wondgenezing:** Vertraagde wondheling leidt tot verlengde inflammatie en een verhoogde productie van collageen III en myofibroblasten, wat resulteert in meer hypertrofie en contracturen. Snelle wondgenezing (< 14 dagen) minimaliseert deze risico's.
* **Mechanische krachten:** Afwisselende trekkrachten op de wonde stimuleren de activiteit van fibroblasten en de synthese van collageen, wat kan leiden tot contracturen.
* **Transepidermale water loss (TEWL):** Verhoogde TEWL door een verstoorde barrièrefunctie van de nieuwe huid activeert fibroblasten, die extra collageen aanmaken, leidend tot hypertrofie.
* **Afgenomen degradatie van collageen:** Dit draagt bij aan de accumulatie van collageen en dus aan littekenvorming.
* **UV-stralen:** De natuurlijke bescherming tegen UV-stralen door pigmentcellen is verminderd in nieuw geëpithelialiseerd littekenweefsel, wat leidt tot een verhoogd risico op zonnebrand en lelijke verkleuring (hyperpigmentatie).
* **Patiëntgebonden factoren:** Genetische eigenschappen (huidskleur) en therapietrouw spelen een rol.
### 7.2 Soorten littekens en complicaties
* **Normotrofische littekens:** Dit zijn minimale littekens die vrijwel hetzelfde uitzien als de normale huid. Ze ontstaan na wondgenezing binnen 14 dagen. De fibroblasten waren beperkt actief en de wonde is snel geëpithelialiseerd. De kleur kan licht afwijken.
* **Atrofische littekens:** Deze littekens zien er ingedeukt uit omdat de huid het weefsel niet correct heeft kunnen regenereren.
* **Hypertrofische littekens:** Gekenmerkt door verhevenheid en stijfheid, ontstaan ze door een overproductie van collageen type III en myofibroblasten. Het litteken blijft beperkt tot het wondgebied. Risico op ontwikkeling is groter na wondheling die langer duurt dan 16 tot 18 dagen en na huidtransplantaties. Ze hebben een felrode tot paarsblauwe kleur door een verhoogd aantal kleine bloedvaatjes. Kinderen en patiënten met een huid boven het borstbeen, schouders, nek en oren lopen een verhoogd risico. Ze reageren doorgaans goed op conservatieve behandeling.
* **Contracturen:** Ontstaan wanneer wondcontractie doorgaat na re-epithelialisatie, vooral over flexiezijdes van gewrichten. Dit kan leiden tot gewrichtscontracturen, functieverlies en verminderde mobiliteit.
* **Keloïden:** Een bijzondere vorm van hypertrofische littekens die zich buiten het oorspronkelijke wondgebied uitbreiden. Er is een significant familiair of rasgebonden risico, meer voorkomend bij donkere huidtypes en tussen de leeftijd van 10 tot 30 jaar, met een voorkeur bij vrouwen. Keloïden hebben tijd nodig om te ontstaan en kunnen jaren na de initiële verwonding verschijnen. Conservatieve therapie alleen is vaak onvoldoende; chirurgische verwijdering gecombineerd met brachytherapie (bestraling) is soms nodig. De ratio type I tot type III collageen is hierbij veel hoger dan in normaal weefsel.
### 7.3 Littekenbehandeling
De littekenbehandeling begint direct na wondsluiting en kan tot 24 maanden duren. Een preventieve aanpak geeft doorgaans betere resultaten. De behandeling bestaat uit verschillende componenten:
#### 7.3.1 Hydratatie
* **Doel:** Voorkomen van een te droge huid, kloofjes, wondjes en verlichting van jeuk.
* **Frequentie:** Meerdere keren per dag (minimaal 3 keer).
* **Duur:** Na oppervlakkige brandwonden enkele weken tot maanden; na diepe brandwonden en huidtransplantaties vaak levenslang wegens het ontbreken of onvoldoende herstel van talgklieren.
* **Producten:** Crèmes zoals Eucerin® calming cream, Nivea®, Alhydran®.
* **Applicatie:** Breng een dunne laag crème aan en wrijf zachtjes in tot volledige opname.
#### 7.3.2 Zonnebescherming
* **Risico's:** Verminderde natuurlijke bescherming tegen UV-stralen, verhoogd risico op zonnebrand en littekenverkleuring (diep paars, hyperpigmentatie).
* **Maatregelen:** Totale zonnebescherming (factor 30 of hoger) en UV-beschermende kledij bij blootstelling aan de zon.
#### 7.3.3 Druktherapie
* **Indicatie:** Wondgenezing > 14-16 dagen en huidtransplantaties.
* **Duur:** Meest langdurige deel van de behandeling (8 tot 24 maanden).
* **Start:** 1 week na wondgenezing.
* **Frequentie:** 20-22 uur per dag.
* **Druk:** 15 mmHg tot 25 mmHg (geen consensus).
* **Preventief/curatief:** Eerder preventief dan curatief.
* **Praktische methoden:**
* **Tubigrip®:** Eenvoudige en goedkope oplossing, functioneert als een tussenstap naar op maat gemaakte drukkleding. Dubbel aanbrengen voor gelijkmatige druk.
* **Op maat gemaakte drukkleding:** (Bijv. Tricolast®, Lymed®, Thuasne®). Opmeten zo snel mogelijk na wondheling, klaar binnen ongeveer een week na opmeting.
#### 7.3.4 Pelottes
* **Doel:** Plaatselijk de druk op ernstig hypertrofische littekens verhogen.
* **Toepassing:** Stukjes polyurethaanschuim die onder de drukkleding geplaatst worden.
* **Draagtijd:** 18 tot 20 uur per dag.
#### 7.3.5 Siliconen
* **Indicatie:** Verstoorde barrièrefunctie van de huid.
* **Werkingsmechanisme:** Vermindert vochtverdamping door de huid, waardoor hydratatie verbetert en de activiteit van fibroblasten afneemt, wat leidt tot minder littekenweefsel.
* **Vormen:** Elastische siliconenkledij, siliconensheets (zachte plaatjes of verbanden), vloeibare siliconengels.
* **Extra voordelen:** Siliconensheets onder drukkledij geven extra druk en zijn nuttig op plaatsen waar drukkledij moeilijk te gebruiken is (hals, gezicht).
* **Specifieke toepassingen:** Gezichtsmaskers en halskragen (minervas) voor druk- en siliconentherapie bij uitgebreide brandwonden in het gezicht en de hals.
#### 7.3.6 Injecties met cortisonen
* **Indicatie:** Littekens die onvoldoende reageren op druktherapie en siliconen, of bij kleinere littekens.
* **Toepassing:** Geïnjecteerd op verschillende plaatsen, tot 3 herhalingen met intervallen van 1 tot 2 maanden.
* **Resultaten:** Wisselend, kan pijnlijk zijn (kinderen kunnen lichte verdoving nodig hebben).
#### 7.3.7 Andere behandelingen
* **Kinesitherapie:** Massage, spalken.
* **Chirurgische correcties:** Flapchirurgie, microneedling.
* **Hydrotherapie.**
* **Radiotherapie.**
* **Maquillage.**
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Brandwonde | Een letsel aan de huid en/of onderliggend weefsel veroorzaakt door mechanische, thermische, chemische, elektromagnetische of elektrische oorzaken. |
| Epidermis | De buitenste laag van de huid, bestaande uit vier of vijf lagen, met een gemiddelde dikte van 0,07 tot 1,4 mm, afhankelijk van de locatie en aanwezigheid van haar. |
| Dermis | De laag van de huid onder de epidermis, die bloedvaten, zenuwen en haarzakjes bevat en beter warmte geleidt dan de hypodermis. |
| Hypodermis | De diepste laag van de huid, bestaande uit vetweefsel, gelegen onder de dermis. |
| Oedeem | Zwelling veroorzaakt door een ophoping van vocht in het weefsel, vaak voorkomend bij brandwonden door verhoogde capillaire permeabiliteit. |
| Capillaire permeabiliteit | De mate waarin de wanden van de haarvaten doorlaatbaar zijn voor vloeistoffen en stoffen uit het bloed naar het omringende weefsel. |
| Denaturatie van proteïnen | Het proces waarbij de structuur van eiwitten permanent wordt veranderd, bijvoorbeeld door blootstelling aan hitte, wat leidt tot verlies van hun biologische functie. |
| Scald | Een brandwonde veroorzaakt door hete vloeistoffen. |
| Vlamverbranding | Een brandwonde veroorzaakt door directe blootstelling aan vlammen. |
| Waterstoffluoride (HF) | Een sterk anorganisch zuur dat corrosieve eigenschappen heeft en diepe weefselnecrose kan veroorzaken door binding met calcium en magnesium in het weefsel. |
| Hypocalciemie | Een abnormaal lage concentratie calcium in het bloed, wat kan optreden na blootstelling aan waterstoffluoride. |
| Hypomagnesiemie | Een abnormaal lage concentratie magnesium in het bloed, wat kan optreden na blootstelling aan waterstoffluoride. |
| Hyperkaliemie | Een abnormaal hoge concentratie kalium in het bloed, wat kan optreden na blootstelling aan waterstoffluoride. |
| Elektriciteitsbrandwonden | Brandwonden veroorzaakt door elektrische stroom die door het lichaam gaat, wat leidt tot omzetting van elektrische energie in hitte en diepe weefselschade. |
| Flash-elektriciteit | Brandwonden veroorzaakt door kortstondige blootstelling aan elektrische energie zonder dat de stroom door het lichaam gaat, vaak resulterend in oppervlakkige brandwonden op blootgestelde lichaamsdelen. |
| EKG | Elektrocardiogram, een medische test die de elektrische activiteit van het hart meet. |
| Elektromagnetische straling | Energie die zich voortplant in de vorm van golven, zoals UVA, UVB en röntgenstraling, die DNA-schade en ontstekingsreacties in de huid kunnen veroorzaken. |
| Cytokines | Kleine eiwitten die een rol spelen bij celcommunicatie, met name in het immuunsysteem, en die systemische effecten kunnen hebben bij ernstige brandwonden. |
| Hypovolemische shock | Een levensbedreigende aandoening die optreedt wanneer het lichaam veel vocht verliest, zoals bloed of plasma, waardoor het hart onvoldoende bloed kan rondpompen. |
| TBSA (Total Body Surface Area) | Totale Lichaamsoppervlakte, een maatstaf die wordt gebruikt om de uitgebreidheid van brandwonden op het lichaam te kwantificeren, uitgedrukt in percentages. |
| Poliklinische opvolging | Medische zorg en monitoring die plaatsvindt zonder dat de patiënt opgenomen wordt in het ziekenhuis, vaak voor minder ernstige aandoeningen of tijdens het herstel. |
| Brandwondencentrum | Een gespecialiseerde medische faciliteit die is uitgerust voor de behandeling van ernstige brandwonden, met een multidisciplinair team van experts. |
| Inhalatietrauma | Schade aan de luchtwegen en longen veroorzaakt door het inademen van hete lucht, rook of giftige gassen, vaak voorkomend bij brandwonden. |
| Circulaire verbranding | Een brandwonde die zich volledig rond een ledemaat of lichaamsdeel uitstrekt, wat kan leiden tot afknelling van de bloedcirculatie. |
| Psycho-sociale problematiek | Problemen die verband houden met de psychologische en sociale welzijn van een persoon, die de genezing en het herstel van brandwonden kunnen beïnvloeden. |
| Syndroom van Lyell | Een ernstige, acute reactie van de huid die gepaard gaat met loslating van de epidermis en slijmvliezen, ook wel toxische epidermale necrose genoemd. |
| SSSS (Staphylococcal Scalded Skin Syndrome) | Een bacteriële huidinfectie bij kinderen, veroorzaakt door toxines van Staphylococcus aureus, die leidt tot blaarvorming en afschilfering van de huid. |
| Necrotiserende fasciitis | Een zeldzame, ernstige bacteriële infectie die snel het bindweefsel (fascia) en de onderhuidse weefsels vernietigt, vaak aangeduid als "vleesetende bacterie". |
| Deglovement | Een type letsel waarbij de huid en onderhuids weefsel van het onderliggende spierweefsel worden gescheiden, zoals bij een ernstig trauma. |
| Abces van Fournier | Een acute, necrotiserende infectie van de perineale en genitale weefsels, voornamelijk bij mannen. |
| Laser Doppler Imaging (LDI) | Een niet-invasieve techniek die gebruikmaakt van laserlicht om de bloedperfusie in de huid te meten, nuttig voor het inschatten van de diepte en helingspotentieel van brandwonden. |
| Helingspotentieel (HP) | De geschatte tijd in dagen waarin een brandwonde waarschijnlijk zal genezen, wat correleert met het risico op hypertrofische littekens. |
| Epitheel | Het weefsel dat de oppervlakken van het lichaam bekleedt, zoals de huid en de bekleding van organen. |
| Epithelialisatie | Het proces waarbij nieuwe huidcellen (epitheelcellen) de wond overgroeien om de wond te sluiten. |
| Granulatie | Het proces van vorming van nieuw bindweefsel en bloedvaatjes in een wond, kenmerkend voor de proliferatiefase van wondgenezing. |
| Contractie | Het samentrekken van de huid en onderliggende weefsels tijdens het genezingsproces, wat kan leiden tot misvormingen of beperking van beweging. |
| Wondbed preparatie | Het proces van het reinigen en voorbereiden van een wondbed om optimale omstandigheden te creëren voor genezing. |
| Bacterieel evenwicht | De balans tussen de aanwezige bacteriën in een wond en de reactie van het lichaam, waarbij het doel is om pathogene groei te voorkomen. |
| Topische antiseptica | Stoffen die lokaal op de huid worden aangebracht om bacteriële groei te remmen of te doden. |
| Antimicrobiële verbanden | Wondverbanden die stoffen bevatten die bacteriën doden of remmen, om infectie te voorkomen of te behandelen. |
| Systemische antibiotica | Antibiotica die oraal of intraveneus worden toegediend en zich door het hele lichaam verspreiden om een infectie te bestrijden. |
| Polyvidon jodium | Een antisepticum dat jodium bevat, vaak gebruikt voor wonddesinfectie. |
| Azijnzuur | Een organisch zuur dat wordt gebruikt als antisepticum, met name effectief tegen Pseudomonas. |
| Flaminal® Forte / Flaminal® Hydro | Hydrocolloïdgel gebaseerde producten met alginaten, gebruikt voor wondzorg en het creëren van een vochtig wondmilieu. |
| Gepolariseerd Licht (Bioptron®) | Een lichttherapie die wordt gebruikt om wondgenezing te stimuleren en ontstekingen te verminderen. |
| Flammazine® | Een crème met zilver sulfadiazine, gebruikt voor de behandeling van brandwonden vanwege de antibacteriële eigenschappen. |
| Flammacerium® | Een combinatie van Flammazine® en ceriumnitraat, gebruikt voor diepe brandwonden om korstvorming te bevorderen. |
| Honingverbanden | Wondverbanden geïmpregneerd met honing, bekend om hun antibacteriële en wondhelende eigenschappen. |
| Diprosone® | Een crème met betamethasonedipropionaat, gebruikt voor de behandeling van hypergranulatie. |
| Escharotomie | Een chirurgische procedure waarbij een incisie wordt gemaakt in een verkoolde huid (eschar) om de circulatie te herstellen. |
| Fasciotomie | Een chirurgische procedure waarbij een incisie wordt gemaakt in de fascie om de druk in een compartiment te verlichten. |
| Debridement | Het chirurgisch verwijderen van dood of beschadigd weefsel uit een wond. |
| Allografts | Huidtransplantaten afkomstig van een andere persoon (donor). |
| Autografts | Huidtransplantaten afkomstig van de patiënt zelf. |
| Tissue engineering | Een biologische behandeling die levende cellen en biomaterialen gebruikt om weefsels te reconstrueren of te vervangen. |
| MMP (Matrix Metalloproteinase) | Enzymen die betrokken zijn bij de afbraak van extracellulaire matrix, met name tijdens de inflammatoire en remodelleringsfasen van wondgenezing. |
| TIMP (Tissue Inhibitor of Metalloproteinase) | Moleculen die de activiteit van MMP's remmen. |
| Fibroblasten | Cellen in bindweefsel die collageen en andere extracellulaire matrixcomponenten produceren. |
| Myofibroblasten | Gespecialiseerde fibroblasten met contractiele eigenschappen, die een rol spelen bij wondcontractie en littekenvorming. |
| Transepidermal Water Loss (TEWL) | De hoeveelheid water die door de huid verdampt, een indicator van de integriteit van de huidbarrière. |
| Hypertrofisch litteken | Een verheven litteken dat beperkt blijft tot het oorspronkelijke wondgebied, veroorzaakt door overmatige collageenproductie. |
| Contractuur | Een permanente samentrekking van spieren, pezen of huid die leidt tot misvorming en beperking van beweging. |
| Keloïd | Een type hypertrofisch litteken dat zich uitbreidt buiten de grenzen van het oorspronkelijke wondgebied en een significante familiaire of raciale component kan hebben. |
| Normotrofisch litteken | Een litteken dat zich heeft gevormd na een wondgenezing van minder dan 14 dagen, met een minimaal verheven en bijna normaal uiterlijk. |
| Atrofisch litteken | Een litteken dat er ingedeukt uitziet door onvoldoende weefselregeneratie. |
| Druktherapie | Een behandeling die bestaat uit het uitoefenen van constante druk op littekens om de bloedtoevoer te verminderen en de collageenproductie te beïnvloeden. |
| Pelottes | Stukken schuimmateriaal die onder drukkleding worden geplaatst om de druk op specifieke gebieden van hypertrofische littekens te verhogen. |
| Cortisoneninjectie | Een injectie van corticosteroïden in een litteken om ontsteking te verminderen en de groei te remmen. |
| Siliconen | Materialen die worden gebruikt om de huid te hydrateren en de verdamping van vocht te verminderen, waardoor de littekenvorming wordt beïnvloed. |
| Kinesitherapie | Fysiotherapie, inclusief massage en spalken, om mobiliteit en functie te herstellen na brandwonden. |
| Radiotherapie | Behandeling met straling, soms gebruikt voor de beheersing van ernstige littekens. |
| Maquillage | Cosmetische camouflage om littekens te verbergen. |