Cover
Jetzt kostenlos starten Cursus Dwarslaesie.pdf
Summary
# Definitie, incidentie en oorzaken van een dwarslaesie
Dit deel van de studiegids behandelt de definitie van een dwarslaesie, de frequentie waarmee het voorkomt in de bevolking en de diverse factoren die tot deze aandoening kunnen leiden.
### 1.1 Definitie van een dwarslaesie
Een dwarslaesie wordt gedefinieerd als een letsel aan het ruggenmerg of een aantasting van de zenuwen binnen het wervelkanaal, wat resulteert in een tijdelijke of permanente verlamming. Meer specifiek betreft het een beschadiging van het ruggenmerg en/of de zenuwwortels die zich in het wervelkanaal bevinden. Deze beschadiging onderbreekt de continuïteit van zowel de opstijgende als de afdalende zenuwstructuren. Tevens gaat hierbij de besturing van de ruggenmergreflexen verloren of vallen de reflexen zelf uit [5](#page=5).
### 1.2 Incidentie en oorzaken van een dwarslaesie
#### 1.2.1 Incidentie
De incidentie van een dwarslaesie ligt tussen de 1 en 2 personen per 100.000 inwoners [6](#page=6).
#### 1.2.2 Oorzaken
De oorzaken van een dwarslaesie kunnen worden onderverdeeld in traumatische en niet-traumatische categorieën.
##### 1.2.2.1 Traumatische oorzaken
Ongeveer 75% van de dwarslaesies is van traumatische aard. Dit omvat letsels aan de wervels met bijkomende beschadiging van de zenuwbanen, bijvoorbeeld door motorongevallen. Andere voorbeelden van traumatische oorzaken zijn schot- of steekwonden, verkeersongevallen, arbeids- of sportongevallen, valpartijen, geweld en pogingen tot zelfmoord [6](#page=6).
##### 1.2.2.2 Niet-traumatische oorzaken
Circa 25% van de dwarslaesies is niet-traumatisch van oorsprong. Deze oorzaken kunnen omvatten [6](#page=6):
* Gevorderde slijtage van de wervels [6](#page=6).
* Uitgebreide discushernia's (hals van de ziekte van Bechterew) [6](#page=6).
* Ontstekingen van de ruggenwervels of het ruggenmerg [6](#page=6).
* Bloedingen of infarcten in het ruggenmerg [6](#page=6).
* Tumoren die zich in het wervelkanaal bevinden [6](#page=6).
---
# Stoornissen en complicaties na een dwarslaesie
Dit hoofdstuk bespreekt de primaire en secundaire stoornissen en complicaties die kunnen optreden na een dwarslaesie, waaronder motorische en sensibele uitval, spasticiteit, blaas- en darmproblemen, ademhalings- en circulatiestoornissen, decubitus en neurogene heterotrope ossificatie.
### 2.1 Motorische uitval
Motorische uitval ontstaat door onderbreking van de afdalende motorische systemen, waardoor de spieren distaal van de laesiehoogte niet meer worden bereikt. Deze uitval wordt geëvalueerd en getest aan de hand van myotomen en draagt bij aan de diagnose volgens de ASIA-schaal [9](#page=9).
### 2.2 Sensibele uitval
Sensibele uitval treedt op wanneer prikkels niet meer de cortex kunnen bereiken door onderbreking in het ruggenmerg. Dit resulteert in een uitval van alle sensibele kwaliteiten onder het niveau van de dwarslaesie, zoals aanraking, pijn, temperatuur en proprioceptie. Deze stoornissen kunnen leiden tot secundaire complicaties zoals decubitus, contracturen, seksuele stoornissen en psychische problemen. Vaak ontstaan gemengde sensibiliteitsstoornissen door de beschadiging van verschillende ruggenmergstrengen en variërende laesieniveaus aan beide zijden. De sensibele segmenten worden getest via het dermatoomschema en dragen bij aan de ASIA-diagnose [10](#page=10).
### 2.3 Niveaubepaling
Het beeld van een dwarslaesie wordt bepaald door de myelumbeschadiging, niet door het wervelkolomletsel. Ruggenmergsegmenten corresponderen niet meer met wervellichamen bij volwassenen. De dwarslaesie wordt internationaal benoemd naar het laatste intacte myelumsegment voor zowel motorische als sensibele kwaliteiten (volgens de ASIA-score) [11](#page=11).
#### 2.3.1 Onderscheid paraplegie en tetraplegie
Paraplegie betekent verlamming van romp en benen, terwijl tetraplegie verlamming van armen, romp en benen inhoudt. Deze syndromen zijn neurologisch en ontstaan door beschadiging van het centrale zenuwstelsel in het ruggenmerg. Een beschadiging in het cervicale gedeelte en het eerste thoracale segment leidt tot tetraplegie, terwijl een beschadiging onder Th1 of D1 resulteert in paraplegie. Fracturen op L1 en lager beschadigen de cauda equina, wat leidt tot een lower-motor neuron-type verlamming in de onderste ledematen [11](#page=11).
#### 2.3.2 ASIA schaal
De "International Standards for Neurological and Functional Classification of Spinal Cord Injury" (ISCSCI), opgesteld door de ASIA, dient voor een eenduidige beschrijving van dwarslaesieletsels. Het onderzoek richt zich op spierkrachtmeting van tien kernspieren/myotomen voor het motorisch niveau en 28 punten voor sensibiliteitsmeting. Het sensibele niveau wordt bepaald door het meest distale, intact geïnnerveerde dermatome met intacte pijn- en tastzin. Het motorisch niveau wordt bepaald door het meest caudaal gelegen myotoom met een minimale spierkracht van graad 3, terwijl de spieren daarboven graad 5 hebben [12](#page=12).
> **Tip:** De ASIA-schaal is cruciaal voor het vaststellen van de ernst en omvang van de dwarslaesie, wat essentieel is voor de verdere behandeling en prognose.
**Tabel 1: Kenspieren per myelumsegment** [13](#page=13).
| Myelumsegment | Kenspier |
| :------------ | :----------------------------------------------------- |
| C1-C3 | Nekspieren, m.trapezius |
| C4 | Diafragma, m. deltoïdeus |
| C5 | m. biceps brachii |
| C6 | m.extensor carpi radialis |
| C7 | m.triceps brachii |
| C8 | m.flexor digitorum |
| TH1 | Intrinsieke handmusculatuur |
| TH2-TH12 | Intercostaal musculatuur |
| Th7-L1 | Buikspieren |
| L2 | m.iliopsoas, adductoren |
| L3 | m.quadriceps femoris |
| L4 | m.tibiales anterior |
| L5 | m. tibialis posterior, m.extensor hallucis |
| S1 | m.gastrocnemius, m.soleus, m.flexor hallucis |
| S2 | m. flexor digitorum |
| S2, S3, S4 | Blaas en darm |
Een dwarslaesie is compleet als er geen sensibiliteit of willekeurige motoriek is in het laagste sacrale segment (S4-S5). Elke dwarslaesie met behoud van deze functies is incompleet [13](#page=13).
**ASIA Scores Impact Scale:**
* **A:** Compleet - geen sensibele of motorische functie behouden tot en met S4-S5 [13](#page=13).
* **B:** Incompleet - sensibele functie behouden, geen motorische functie onder laesieniveau tot S4-S5 [13](#page=13).
* **C:** Incompleet - motorische functie behouden onder laesieniveau, meer dan de helft van de sleutelspieren onder neurologisch niveau heeft spierkracht < graad 3 [13](#page=13).
* **D:** Incompleet - motorische functie behouden onder neurologisch niveau, ten minste de helft van de sleutelspieren onder neurologisch niveau heeft spierkracht $\ge$ graad 3 [13](#page=13).
* **E:** Normaal - sensibele en motorische functies normaal [13](#page=13).
### 2.4 Klinische syndromen
#### 2.4.1 Central Cord Syndrome
Dit syndroom kenmerkt zich door een laesie in de nekregio met behoud van sacrale sensibiliteit en grotere uitval van de bovenste ledematen dan de onderste. De oorzaak is meestal een centrale bloeding of oedeem [15](#page=15).
#### 2.4.2 Anterior Cord Syndrome
Bij dit syndroom is er vooral uitval van motorische functies en pijnwaarneming, terwijl de tastzin behouden blijft. De oorzaak is compressie van de arteria spinalis anterior door bot- of kraakbeenfragmenten [15](#page=15).
#### 2.4.3 Posterior Cord Syndrome
Ook wel 'Contusio medullae' genoemd, dit zeldzame syndroom ontstaat bij beschadiging van het posterieure ruggenmerg, met name de achterstrengen en tractus corticospinalis. Er is uitval van gnostische sensibiliteit (positie-, bewegingszin en vibratiezin) met behoud van spinothalamische functies (pijnzin) [15](#page=15).
#### 2.4.4 Brown-Séquard Syndrome
Bij dit syndroom is één zijde van het ruggenmerg aangetast. Dit leidt tot verlies van motorische functies en vibratiezin aan de homolaterale zijde, en verlies van pijn-, temperatuur-, tast- en drukzin aan de heterolaterale zijde. De prognose is gunstig, met meer dan 90% van de personen die in staat zijn te lopen [16](#page=16).
#### 2.4.5 Conus Medullaris Syndrome
Dit syndroom ontstaat door letsel op wervelniveau Th11-Th12 of Th12-L1, met beschadiging van de laagste sacrale ruggenmergsegmenten. Er is een combinatie van motorische uitval (aanvankelijk slappe verlamming van de benen, sfincterparalyse, gevolgd door atrofie), sensibele uitval in het rijbroekgebied, en stoornissen van blaas en rectum. Pijn staat niet op de voorgrond [16](#page=16).
#### 2.4.6 Cauda Equina Syndrome
Dit syndroom ontstaat door letsel op of onder wervelniveau L1-L2, met compressie/beschadiging van lumbosacrale zenuwwortels die de cauda equina vormen. Dit resulteert in stoornissen van blaas- en rectumfunctie, perianale sensibiliteitsstoornissen en zwakte van beenspieren. De reflexen (kniepees- en achillespeesreflex) zijn vaak afwezig. Sfincterstoornissen treden laat en minder uitgesproken op dan bij het conus medullaris syndroom [17](#page=17).
### 3 Secundaire stoornissen
#### 3.1 Spastische verlamming, slappe verlamming, contractuur vorming
Na een spinale shockfase onderscheidt men twee soorten verlammingen: spastische verlamming (UMN-laesie) en slappe verlamming (LMN-laesie) [18](#page=18).
##### 3.1.1 De spastische verlamming
Spasticiteit wordt veroorzaakt door laesies van het motorische systeem boven de motorische voorhoorncel. Het is het gevolg van het blijven bestaan van spinale reflexbogen die niet meer geremd worden door hogere centra. Kenmerken zijn hyperreflexie, pathologische reflexen en verhoogde spierspanning (spasticiteit van spinale oorsprong). Spasticiteit komt alleen voor als er onder het laesieniveau nog intact ruggenmerg aanwezig is [18](#page=18).
**Kenmerken van spasticiteit:**
* Weerstand afhankelijk van de snelheid van bewegen [18](#page=18).
* Verhoogde rusttonus [18](#page=18).
* Clonieën [18](#page=18).
* Knipmesfenomeen [18](#page=18).
* Vermindering van spierkracht en coördinatie [18](#page=18).
Bij dwarslaesiepatiënten is spasticiteit minder patroonmatig dan bij hersenletsel; er kan sprake zijn van flexiehypertonie in de heup met extensiehypertonie in de knie. Behandeling begint met het elimineren van uitlokkende prikkels zoals blaasovervulling, urineweginfecties, darmstoornissen, decubitus, ingegroeide teennagels, knellende kledij, emoties, inspanningen, koorts en contracturen. De mate van spasticiteit wordt vastgesteld met de Modified Ashworth Scale (MAS) [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** Spasticiteit wordt behandeld indien het zelfstandig functioneren, verzorging, of de persoon zelf hindert door pijn of andere stoornissen. De indicatie voor behandeling is gebaseerd op de gevolgen voor het vaardigheidsniveau en participatie, niet enkel op de stoornis zelf [20](#page=20).
Behandeling van spasticiteit omvat vaak medicatie, fysiotherapie en soms chirurgie [20](#page=20).
##### 3.1.2 De slappe verlamming
Een slappe verlamming (Lower Motor Neuron laesie) ontstaat bij onderbreking van het perifere zenuwstelsel, bijvoorbeeld in de cauda equina. De reflexboog zelf is beschadigd. Dit leidt tot motorische en sensibele uitval, en vegetatieve stoornissen zoals slappe blaas en darmen, seksuele stoornissen en vaattonusproblemen [20](#page=20).
##### 3.1.3 Contractuurvorming
Personen met een dwarslaesie hebben een verhoogd risico op gewrichtsbeperkingen door immobilisatie, spieronevenwicht, spasticiteit, pijn en NHO. Pees- en spierverkortingen kunnen leiden tot gewrichtsbeperking. Goede positionering, wisselhoudingen en mobilisaties helpen contracturen voorkomen. Veelvoorkomende contracturen zijn endorotatie en elevatie van de schouders, flexiecontracturen van elleboog en knie, heupflexie- en adductiecontracturen, en spitsvoeten [21](#page=21).
#### 3.2 Urologische stoornissen
##### 3.2.1 Neurogeen blaaslijden
De blaas heeft een drievoudige innervatie: parasympathisch (contractie), sympathisch (reservoirfunctie) en somatisch (lediging). Ruggenmergbeschadiging kan leiden tot uitval van vullingsgevoel, continentie en actieve lediging [22](#page=22).
* **Fase 1 (Spinale shock):** Atoon blaas en gesloten blaashals/urethra. Behandeling met intermitterende sondevoeding (6x daags) [22](#page=22).
* **Na de shockfase (+ 6 weken):** Ontwikkeling van een reflexblaas, slappe blaas of mengbeeld, geëvalueerd middels radiocystomanometrie (RCM) [22](#page=22).
* **Slappe blaas (autonome blaas):** Voortzetting van intermitterende sondevoeding [23](#page=23).
* **Reflexblaas:** Blaaslediging via tapotage (kloppen op onderbuik) of met een suprapubische sonde [23](#page=23).
* **Mengvormen:** Behandeling op basis van individuele onderzoeksgegevens [23](#page=23).
Goed blaasledigen is essentieel om nierproblemen te voorkomen en incontinentie te beheersen [23](#page=23).
> **Belangrijk:** Een individuele blaasregeling is cruciaal voor elke patiënt.
Chirurgische ingrepen met een stimulator kunnen overwogen worden indien andere methoden falen [23](#page=23).
#### 3.3 Gastro-intestinale stoornissen
Neurogeen darmlijden vertoont analogie met neurogeen blaaslijden. In de spinale shockfase is er geen maag- of darmfunctie; na de shockfase kunnen de darmen hun functie hervatten, maar aandrang en controle blijven afwezig. Er is sprake van een reflectoir of slap defaecatiemechanisme, vaak leidend tot obstipatie [24](#page=24).
**Belangrijke aandachtspunten voor darmregulatie:**
* Regelmatig stoelgangspatroon nastreven [24](#page=24).
* Reflex stimuleren via buikpers (indien functioneel) of prikkeling van de anus (vinger, zetpillen) [24](#page=24).
* Chronisch gebruik van contactlaxativa en medicatie met obstiperend effect vermijden [24](#page=24).
* Vezelrijke voeding, voldoende vochtopname, laxativa en lavementen [24](#page=24).
#### 3.4 Ademhalingsstoornissen
Ademhalingsstoornissen zijn de belangrijkste doodsoorzaak in de acute fase bij tetraplegie en hoge thoracale dwarslaesies door verlamming van ademhalingsspieren. Na de acute fase kunnen niet-ophoestbare slijmen en longontsteking optreden [25](#page=25).
**Maatregelen ter ondersteuning van de ademhaling:**
* Tapotage en vibraties (effectiviteit ter discussie) [25](#page=25).
* Ademhalingskinesitherapie [25](#page=25).
* Ondersteund ophoesten [25](#page=25).
* Aspireren [25](#page=25).
* Infectiepreventie door medicatie [25](#page=25).
* Ademhalingsoefeningen [25](#page=25).
* Zuurstoftoediening [25](#page=25).
**Aandachtspunten:**
* Goede houding is cruciaal, met name bij cervicale dwarslaesie door het uitpuilen van de buik, wat het diafragma belemmert. Een buikband kan hierbij helpen [25](#page=25).
* Ondersteund ophoesten moet door alle behandelaars en familieleden uitgevoerd kunnen worden [25](#page=25).
* Een diafragmapacemaker is een optie bij letsels hoger dan C4 [25](#page=25).
#### 3.5 Circulatie- en temperatuurstoornissen
##### 3.5.1 Temperatuur ontregeling
De thermoregulatie is gestoord door de dwarslaesie. Hogere laesies geven grotere gevolgen. Een laesie onder Th8 gedraagt zich warmbloedig, boven Th8 koudbloedig [26](#page=26).
* **Hypothermie:** Warme kleding, hogere omgevingstemperatuur, warme dranken, warm handbad [26](#page=26).
* **Hyperthermie:** Koelen met natte omslagen, ijspakkingen, ventilatie, koud handbad [26](#page=26).
##### 3.5.2 Hypotensie
Orthostatische hypotensie (bloeddrukdaling) ontstaat door veneuze pooling in de benen, waardoor de hersenen minder bevloeid worden. Gevolgen variëren van licht gevoel in het hoofd tot collaps. Geleidelijke verticalisatie middels sta- en zittraining helpt compensatiemechanismen ontwikkelen. Bij duizeligheid of wegval direct achterover liggen, liefst met benen omhoog [26](#page=26).
> **Belangrijk:** Verticalisatie moet zo snel mogelijk gebeuren om functionaliteit te winnen en het zenuwstelsel te activeren. Dit is zwaar en vereist multidisciplinair overleg [26](#page=26).
##### 3.5.3 Hypertensie
Hypertensie is onderdeel van autonome dysreflexie en treedt op bij dwarslaesies boven Th.7. Oorzaken zijn prikkels onder het laesieniveau, zoals blaas- of darmovervulling, of huidproblemen [27](#page=27).
**Symptomen:**
* **Onder laesieniveau:** Hypertensie, bleke koude extremiteiten [27](#page=27).
* **Boven laesieniveau:** Ernstige hoofdpijn, zweten, rood gelaat, neusademhalingsproblemen, soms wazig zien, verhoogde bloeddruk, lage polsfrequentie [27](#page=27).
Gevaar: bloeding door hypertensie. Bij constatering: persoon rechtop zetten, oorzaak elimineren en arts verwittigen [27](#page=27).
##### 3.5.4 Diep veneuze trombose
Een bloedklonter in een ader kan ontstaan door veranderde bloedsamenstelling, vaatziekten of veranderde bloedstroom. Dit kan leiden tot longembolie [28](#page=28).
**Preventieve maatregelen:**
* Passief doorbewegen van de benen [28](#page=28).
* Elastische kousen (dag en nacht) [28](#page=28).
* Hoogstand in de rolstoel door beensteunen [28](#page=28).
* Druk op venen of gekruiste benen vermijden [28](#page=28).
* Actieve oefentherapie en sport [28](#page=28).
* Medicatie [28](#page=28).
* Voetpomp [28](#page=28).
Abnormale zwelling aan de onderste ledematen dient direct gemeld te worden aan de behandelende geneesheer. Bij diagnose: kine- en ergotherapie stoppen [28](#page=28).
#### 3.6 Seksuele stoornissen
Seksualiteit is belangrijk en de beleving ervan kan veranderen na een dwarslaesie [29](#page=29).
##### 3.6.1 Bij de man
De gevolgen hangen af van de hoogte en compleetheid van de dwarslaesie. Lagere laesies leiden vaak tot geen erectie, hogere laesies vergroten de kans op erectie. Bij hogere laesies (UMN) is er vooral een reflexerectie, bij lagere laesies (LMN) is de erectie psychogeen. Ejaculatie is eerder mogelijk bij LMN-laesies, orgasmebeleving is vaak verloren. Mannen met een dwarslaesie zijn niet per se onvruchtbaar [29](#page=29).
##### 3.6.2 Bij de vrouw
De beleving van het orgasme is meestal verloren; clitoriszwelling, vochtuitscheiding ontbreken. Vrouwen ondervinden meer problemen door secundaire, niet-genitale factoren zoals spasticiteit, contracturen en zelfwaardering. Menstruatie en vruchtbaarheid blijven intact, zwangerschap is mogelijk met strikte medische opvolging [29](#page=29).
#### 3.7 Decubitus
Decubitus is weefseldegeneratie door zuurstoftekort, veroorzaakt door druk en schuifkracht. Preventie is levenslang belangrijk. De meeste decubitusletsels ontstaan in de spinale shockfase [30](#page=30).
**Lokalisatie:** Meestal ter hoogte van uitstekende botdelen zoals schouderbladen, ellebogen, sacrum, hielen, etc. [30](#page=30).
**Ontstaan:**
* **Extrinsieke factoren:** Druk, vochtigheid, temperatuur [31](#page=31).
* **Intrinsieke factoren:** Weefseldoorbloeding, voedingstoestand, anatomische verhoudingen, beweeglijkheid, sensibiliteit, leeftijd, psychische factoren [31](#page=31).
**Preventieve maatregelen:**
* Wisselhoudingen in bed, kantelbed [31](#page=31).
* Anti-decubitusmatrassen (statisch/dynamisch) [31](#page=31).
* Schuifkrachten vermijden [31](#page=31).
* Regelmatige huidcontrole [31](#page=31).
* Goede hygiëne (droog blijven) [31](#page=31).
* Goede lichamelijke conditie, evenwichtige voeding [31](#page=31).
* Regelmatig 'liften' in de rolstoel [31](#page=31).
* Anti-decubituskussens in rolstoel/zetel [31](#page=31).
#### 3.8 N.H.O. of Neurogene Heterotrope Ossificatie (P.A.O.)
Dit is een veelvoorkomende complicatie waarbij spontaan bot wordt aangemaakt in en rond gewrichten. Bij uitgebreide NHO kan volledige ankylose optreden. De oorzaak is onbekend. NHO komt vaker voor bij complete dwarslaesies en traumatische letsels. Het treedt meestal op rond grote perifere gewrichten en altijd onder het laesieniveau. Klassieke ontstekingsverschijnselen (zwelling, roodheid, lokale temperatuurstijging) zijn aanwezig; pijn wordt door sensibele uitval niet of onvolledig waargenomen. Behandeling bestaat uit medicatie, operatie, mobiliseren van het gewricht en adequate positionering [33](#page=33).
#### 3.9 Osteoporose ter hoogte van de lange beenderen
Osteoporose (ontkalking van het bot) ontstaat door het niet actief gebruiken van de onderste ledematen. Verminderde mobiliteit en belasting van het skelet spelen een rol. Na 16 maanden treedt stabilisatie op. Osteoporose komt gewoonlijk niet voor in de bovenste ledematen. Het kan gepaard gaan met hypercalciurie en nierstenen [34](#page=34).
**Preventieve maatregelen:**
* Medicatie [34](#page=34).
* Standing en axiaal belasten [34](#page=34).
#### 3.10 Arm- en handfunctiestoornissen
De uitgebreidheid van de handicap wordt sterk bepaald door de arm- en handfunctie, die afhankelijk is van de hoogte van het letsel [35](#page=35).
**Tabel 1: Overzicht van gevolgen naar hoogte van de dwarslaesie** [35](#page=35).
| Gevolg | ≥ C4 | C5 t/m C8 | T1 t/m T6 | T7 t/m L3 | Cauda |
| :--------------------- | :--- | :-------- | :-------- | :-------- | :---- |
| Beademing | X | | | | |
| Ademhaling | X | X | X | | |
| Hartfunctie | X | X | | | |
| Hypotensie | X | X | X | | |
| Temperatuurregulatie | X | X | X | | |
| Autonome Dysreflexie | X | X | X | | |
| Blaas | X | X | X | X | X |
| Darm | X | X | X | X | X |
| Houding & Mobiliteit | X | X | X | X | X |
| Decubitus | X | X | X | X | X |
| Trombose | X | X | X | X | X |
| Neurogene Heterotope Ossificatie (NHO) | X | X | X | X | X |
---
# Revalidatie en functionele classificatie bij dwarslaesie
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de revalidatiefasen, de toepassing van het ICF-model, en classificatiemethoden voor dwarslaesies, met een focus op functietraining en assessments.
## 3 Revalidatie en functionele classificatie bij dwarslaesie
### 3.1 De revalidatiefasen van dwarslaesie
De revalidatie van een persoon met een dwarslaesie verloopt in verschillende fasen: spinale shockfase, revalidatiefase en ontslagfase [56](#page=56) [7](#page=7) [83](#page=83).
#### 3.1.1 Spinale shockfase
De spinale shockfase is de initiële periode direct na het ruggenmergletsel, gekenmerkt door tijdelijke uitval van alle functies onder het niveau van het letsel [7](#page=7).
* **Kenmerken:**
* Slappe verlamming en afwezige reflexen [7](#page=7).
* Atonie van de blaas en het darmmechanisme [7](#page=7).
* Duur variërend van enkele uren tot weken of maanden [7](#page=7).
* Moeilijkheden bij het bepalen van de uiteindelijke functionele schade [7](#page=7).
* **Initiële Behandeling:**
* Opname op intensieve zorgen voor behandeling van levensbedreigende complicaties (longen, bloedsomloop) [7](#page=7).
* Onderzoeken van het letsel (hoogte en compleetheid) [7](#page=7).
* Stabilisatie van fracturen en behandeling van andere letsels [7](#page=7).
* **Paramedische Rol:**
* **Contact en informatie:** Ergotherapeut legt contact, informeert over de behandeling en verzamelt informatie over de persoon en zijn situatie [40](#page=40).
* **Opvolging psychosociale aspecten:** Eerlijke en professionele informatievoorziening is cruciaal, met de behandelende arts die de diagnose communiceert [40](#page=40).
* **Aanbieden en faciliteren van activiteiten:** Ergotherapeut zorgt voor hulpmiddelen om zelfstandigheid te bevorderen (bv. drinken, bedienen van apparaten) [40](#page=40).
* **Decubituspreventie:** Gebruik van speciale matrassen, wisselhoudingen, regelmatige controle [41](#page=41).
* **Passieve mobilisatie:** Kinesitherapie ter preventie van contracturen en diep veneuze trombose (DVT) [41](#page=41).
* **Ademhalingstherapie:** Vooral bij tetraplegie, door de kinesitherapeut [41](#page=41).
* **Sonderen:** Starten met intermittente sondage ter training van de blaas [41](#page=41).
* **Positionering:** Cruciaal voor comfort, zorgtaken, decubituspreventie, uithouding en activatie [41](#page=41).
* **Positionering in bed:**
* **Ruglig:** Semi-fowler principe (hoofd- en voeteinde 30° hoogstand), ondersteunde onderbenen, zwevende hielen, voet in 90° dorsiflexie. Rechtop zitten vermijden i.v.m. druk en schuifkrachten; 60° zithouding heeft voorkeur bij noodzaak [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Zijlig:** Hoek van 30° t.o.v. de matras, bovenste been achter onderste met flexie heup (30°) en knie (35°), rug ondersteunen om 30° hoek te vormen, sacrum drukvrij [43](#page=43).
* **Buiklig:** Goed alternatief, lage druk, kan beangstigend zijn voor tetraplegiepatiënten. Tevende tenen en gelaat drukvrij houden [44](#page=44).
* **Positionering van de tetraplegische arm/hand:** Functioneel, in overleg met multidisciplinair team. Doel is om verkorting van flexoren tegen te gaan en mobiliteit te behouden [45](#page=45).
* **Schouders:** Middenstand qua rotaties en lateroflexie, bovenarmen afwisselend 30-90° abductie, afwisselend exo- en endorotatie [45](#page=45).
* **Pols en hand:** Vroege behandeling is bepalend voor handfunctietraining [47](#page=47).
* **Motorisch complete dwarslaesie C4-C5:** Passieve hand, functionele handstand, anti-klauw. Pols 30° dorsiflexie, MCP/PIP 25° flexie, DIP 10° flexie [47](#page=47).
* **Motorisch complete dwarslaesie C6-C7:** Actieve functiehand, streven naar verkorting flexoren en m. opponens, tenodese-effect. Pols 30° dorsiflexie, MCP/PIP 90° flexie, DIP 0-10° flexie, duim oppositie en adductie [48](#page=48).
* **Positionering zittende houding:**
* **Passieve zithouding:** Achterover gekantelde houding voor groter steunoppervlak, lagere druk, hogere stabiliteit. Meest gebruikt in spinale shockfase en vroege revalidatiefase [49](#page=49).
* **Semi-actieve zithouding:** Tussen passief en actief, licht achterover gekantelde rolstoel voor ondersteuning. Geschikt voor laag-intensieve activiteiten [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Actieve zithouding:** Voor actieve deelname aan activiteiten, vereist actief bewaren van stabiliteit. De druk op de stuit is hier hoger [51](#page=51).
* **Zithouding actieve rolstoel:** Gebruik van wigzit of ergonomische zit voor personen met lagere letsels die rompmusculatuur kunnen gebruiken [52](#page=52).
* **Wisselhouding:** Essentieel voor decubituspreventie, zowel liggend als zittend. Interval van max. 4 uur (drukreducerende matras) of 2 uur (geen drukreducerende matras) [53](#page=53).
* **Sta-training:** Geleidelijke verticalisatie ter preventie van circulatoire problemen (orthostatische hypotensie). Voordelen: decubitus-, contractuur-, spasticiteits-, osteoporosepreventie, tromboseprofylaxe, voorkoming van nier-/blaas-/darmproblemen, psychologisch effect [55](#page=55).
#### 3.1.2 Revalidatiefase
Deze fase start wanneer de persoon en het letsel stabiel zijn en de patiënt wordt overgeplaatst naar een revalidatieafdeling of -centrum [56](#page=56).
* **Team Samenstelling:** Multidisciplinair team met revalidatiearts, verpleegkundigen, kinesitherapeut, ergotherapeut, maatschappelijk werker, psycholoog, en eventueel logopedist, specialisten, administratief personeel, orthesist-prothesist [56](#page=56).
* **Doelstellingen:**
* Managen en controleren van beperkingen [56](#page=56).
* Verlichten van zorgen van de revalidant en omgeving [56](#page=56).
* Trainen in omgaan met de beperking(en) [56](#page=56).
* Trainen in technieken voor dagelijkse activiteiten (A.D.L.) [56](#page=56).
* Voorbereiden op re-integratie in de samenleving [56](#page=56).
* **Taken Ergotherapeut:**
* Opvolging woning en omgevingsaanpassingen [57](#page=57).
* Bevorderen van tewerkstelling of werkhervatting [57](#page=57).
* Advies voor autoaanpassingen en CARA [57](#page=57).
* Advies voor vrijetijdsbesteding en sporten [57](#page=57).
* Referentiepersoon arm-handrevalidatie [57](#page=57).
* Opvolging positionering en decubituspreventie [57](#page=57).
* Opvolging spasticiteit [57](#page=57).
* Functietraining [57](#page=57).
* A.D.L.-training (wassen, kleden, transfers, huishoudelijke taken) [57](#page=57).
* Rolstoelvaardigheden [57](#page=57).
* Huishoudtraining [57](#page=57).
* Hulpmiddelenadvies en aanpassingen op maat [57](#page=57).
* Omgevingsaanpassingen [57](#page=57).
* Communicatie met bandagist en rolstoelverstrekker [57](#page=57).
* Levenslang leren over nieuwe behandelingen en technieken [57](#page=57).
* **Functietraining:** Oefenen van functies en vaardigheden op stoornisniveau of overgangsniveau tussen stoornis en activiteitsniveau [58](#page=58).
* **Hoofdbalans:** Vooral voor C2-C4 tetraplegie, geleidelijke afbouw halskraag [58](#page=58).
* **Zitbalans:** Training start bij mobilisatie in rolstoel [58](#page=58).
* **Gesteunde zitbalans in langzit:** Benen volledig ondersteund, armen passief of actief naast/achter romp, lichte kyfose romp [58](#page=58).
* **Ongesteunde langzit:** Zonder armsteun, optimale spierlengte hamstrings belangrijk [59](#page=59).
* **Gesteunde zitbalans in kortzit:** Zitten op rand bank/bed, bovenbenen maximaal gesteund, voeten op vloer/voetenbankje [59](#page=59).
* **Ongesteunde zitbalans in kortzit:** Zonder armsteun, kan leiden tot vergrote cervicale lordose bij hoge letsels [60](#page=60).
* **Puppyhouding:** Liggend op buik met armen onder lichaam, voor zelfleren bewegen of bij langdurige buikligging door decubitus [60](#page=60).
* **Houdingsverandering:**
* **Omrollen:** Vanuit zijlig/buiklig naar ruglig, makkelijker door zelf afduwen [61](#page=61).
* **Verplaatsen in langzit:** Mogelijk met of zonder m. triceps brachii [61](#page=61).
* **Benen verplaatsen in langzit:** Voor personen met volledige handfunctie of met m. biceps brachii en polsextensoren [62](#page=62).
* **Kruiphouding:** Mogelijk voor personen met C7 letsel [62](#page=62).
* **Tot zit komen:**
* **Paraplegie:** Vanuit zijlig of ruglig [63](#page=63).
* **Tetraplegie (C5-C6):** Vanuit zijlig, vereist enorme inspanning, hulpmiddelen aangewezen [63](#page=63).
* **Handfunctietraining:** Belangrijke taak van ergotherapeut bij tetraplegie [64](#page=64).
* **Arm-handfunctie per letselhoogte:**
* **C3 en C4 Compleet:** Schouder optrekken mogelijk, elleboog, pols en hand afunctioneel [65](#page=65).
* **C5 Compleet:** Schouder positioneren (beperkt), actieve elleboogflexie, actieve supinatie, pols afunctioneel (maar functioneel met cock-up orthese), winchgreep mogelijk [67](#page=67).
* **C6 Compleet:** Vrijwel volledige schouderfunctie, elleboog strekken adhv trucbeweging, actieve polsextensie, geen actieve grijpfunctie (maar wel tenodesegreep). Tenodesegreep berust op synergetische werking tussen vingerflexoren/pols extensoren en vinger extensoren/pols flexoren [68](#page=68).
* **C7 Compleet:** Geen schouder-/elleboogbeperkingen, actieve polsextensie, beperkte polsflexie, geen actieve grijpfunctie (maar wel verbeterde ADL door tricepsactiviteit) [69](#page=69).
* **C8 Compleet:** Geen beperkingen schouder, elleboog, pols; beperkingen in krachtgrepen en fijne motoriek [70](#page=70).
#### 3.1.3 Ontslagfase
Deze fase kenmerkt zich door de terugkeer naar huis en de voortzetting van revalidatie in ambulante centra of thuis [83](#page=83).
* **Ambulante Revalidatie:** Vaak voortzetting in ambulante centra met nieuwe doelstellingen (bv. reizen, vrije tijd) [83](#page=83).
* **Thuiszorg:** Reguliere kinesitherapie aan huis, ergotherapeut wordt ingeschakeld bij behoefte aan nieuwe hulpmiddelen [83](#page=83).
* **Lotgenotencontact:** Aangemoedigd om deel te nemen aan organisaties voor lotgenotencontact, wat belangrijk is voor de verwerking van het letsel en de revalidatie [83](#page=83).
* **Nieuwe Ontwikkelingen:** Belangrijk om op de hoogte te blijven van nieuwe technieken en technologieën [83](#page=83).
* **Ruggenmergstimulatie:** Voor pijnbestrijding [83](#page=83).
* **Nervus phrenicusstimulatie:** Voor diafragmale ademhaling bij complete laesie boven C3-C4 [83](#page=83).
* **Intrathecale infusie via geïmplanteerde pomp (ITB):** Voor vermindering van pijn en spasticiteit [84](#page=84).
* **Reconstructieve handchirurgie:** Kan handfunctie verbeteren bij meer dan 50% van de tetraplegische personen [84](#page=84).
* **Hoogtechnologische hulpmiddelen:** BerkelBike, exoskelet [84](#page=84).
### 3.2 Het ICF-model bij dwarslaesie
Het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) model biedt een kader om de impact van een dwarslaesie op verschillende levensgebieden te begrijpen [36](#page=36).
* **Stoornissen in lichaamsfuncties:**
* Verlies van functies van onderste extremiteiten [36](#page=36).
* Urologische, gastro-intestinale, genitale stoornissen [36](#page=36).
* Decubitus, spastische/slappe verlamming, contracturen [36](#page=36).
* Pijn, posttraumatische syringomyelie, neurogene heterotope ossificatie, osteoporose [36](#page=36).
* Circulatie- en temperatuurstoornissen, respiratoire stoornissen [36](#page=36).
* Arm- en handfunctiestoornissen [36](#page=36).
* **Beperkingen in activiteiten:**
* Beperkingen bij voortbewegen, staan, verplaatsen, transfers [36](#page=36).
* Beperkingen bij reiken en grijpen [36](#page=36).
* Beperkingen in persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken [36](#page=36).
* **Participatie:**
* Maaltijd verzorgen, huishoudelijke activiteiten [36](#page=36).
* Arbeid (scholing, prestaties) [36](#page=36).
* Vrijetijdsactiviteiten (hobby's, sport) [36](#page=36).
* **Persoonlijke factoren:**
* Rouwproces, trauma, zichtbare handicap [36](#page=36).
* Acceptatie, relatievorming, seksualiteit [36](#page=36).
* Verlies van sociale status, zelfstandigheid en privacy [38](#page=38).
* **Externe factoren:**
* Woning en omgeving aanpassen [36](#page=36).
* Hulpmiddelenadvies [36](#page=36).
* Afhankelijkheid van dienstverlening [36](#page=36).
### 3.3 Classificatie van dwarslaesies
De American Spinal Injury Association (ASIA) Impairment Scale is een veelgebruikte methode voor het classificeren van dwarslaesies.
* **ASIA Impairment Scale:**
* **Graad A:** Complete laesie; geen motorische of sensorische functie is behouden in de sacrale segmenten S4-S5 [8](#page=8).
* **Graad B:** Incomplete laesie; motorische functie is behouden in de sacrale segmenten S4-S5, of sensorische functie is behouden in de sacrale segmenten S4-S5, maar geen van beide [8](#page=8).
* **Graad C:** Incomplete laesie; motorische functie is behouden boven de neurologische niveau, maar vitale functie is niet behouden [8](#page=8).
* **Graad D:** Incomplete laesie; motorische functie is behouden boven de neurologische niveau, en meer dan de helft van de spierkracht is behouden [8](#page=8).
* **Graad E:** Normale motorische en sensorische functie [8](#page=8).
### 3.4 Functietraining
Functietraining richt zich op het verbeteren van specifieke lichaamsfuncties die nodig zijn voor dagelijkse activiteiten. Dit omvat training van hoofdbalans, zitbalans, houdingsveranderingen en specifieke handfuncties [58-65](#page=58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65) [58](#page=58).
### 3.5 Handfunctietraining
Handfunctietraining is cruciaal voor personen met een tetraplegie, waarbij de focus ligt op het verbeteren van grijp-, houdings- en manipulatievaardigheden. Dit wordt afgestemd op het niveau van het letsel, waarbij verschillende grepen en technieken worden geoefend [65-70](#page=65, 66, 67, 68, 69, 70) [64](#page=64).
### 3.6 Assessments
Diverse assessments worden gebruikt om de functionele capaciteiten van personen met een dwarslaesie te evalueren.
* **SCIM (Spinal Cord Independence Measure):** Een variatie van de FIM, specifiek gericht op personen met een dwarslaesie, om de evolutie van functionele revalidatie te meten. De SCIM meet zelfzorg, ademhaling en sfinctermanagement, en mobiliteit (kamer, toilet, binnen- en buitenhuis) [73-78](#page=73, 74, 75, 76, 77, 78) [71](#page=71).
* **VLT (Van Lieshout Test):** Beoordeelt de functionaliteit van de tetraplegische arm en hand op activiteitenniveau, met 10 of 19 taken die de "tetraplegische thema's" representeren [79](#page=79).
* **Sollerman Hand Function Test:** Ontwikkeld voor personen met tetraplegie, gebaseerd op zeven belangrijke grepen en 20 dagelijkse activiteiten om handfunctie met betrekking tot ADL te beoordelen [81](#page=81).
> **Tip:** Het is essentieel om de juiste assessment te kiezen op basis van de specifieke behoeften en het niveau van de dwarslaesie van de persoon [71](#page=71) [79](#page=79) [81](#page=81).
> **Voorbeeld:** De SCIM kan gebruikt worden om de algehele zelfstandigheid te meten, terwijl de Sollerman Hand Function Test gedetailleerdere informatie geeft over specifieke handvaardigheden die nodig zijn voor dagelijkse taken [71](#page=71) [81](#page=81).
---
# Activiteiten van het dagelijks leven en hulpmiddelen
Dit deel behandelt de praktische aspecten van revalidatie na een dwarslaesie, met focus op dagelijkse activiteiten, benodigde hulpmiddelen en aanpassingen om de zelfstandigheid te maximaliseren [86](#page=86).
### 4.1 Categorieën van dagelijkse activiteiten
De mate van zelfstandigheid en de benodigde hulpmiddelen variëren sterk afhankelijk van de hoogte van het letsel. Hieronder volgt een overzicht per letselhoogte [86](#page=86):
#### 4.1.1 C0-C4 laesie
* **Basisvaardigheden:** Armfunctie is afwezig; optrekken van schouders is eventueel mogelijk [86](#page=86).
* **ADL-niveau:** Drinken is mogelijk; eten is onzelfstandig; zitten in een rolstoel met hoofd-/neksteun en hoge inclineerbare rug is mogelijk; transfers vereisen volledige hulp; elektrisch rolstoel rijden is zelfstandig mogelijk; enkel meerijden met de auto [86](#page=86).
* **Hulpmiddelen:** Drinkstandaard en rietje, eetrobot, tillift, doucherolstoel, aangepast bad/douche, elektrische rolstoel met mond-, kin-, blaas-zuigbesturing, computer met mond- of kinbesturing, mondstick voor schrijven, handvrije telefoon, omgevingsbesturing [86](#page=86).
#### 4.1.2 C5 laesie
* **Basisvaardigheden:** Positioneren van de arm lukt gedeeltelijk met behulp van zwaartekracht; elleboogflexie is aanwezig; elleboogextensie via een trucbeweging; pols en hand zijn affunctioneel [87](#page=87).
* **ADL-niveau:** Drinken is mogelijk; eten is beperkt zelfstandig (voorbereidende hulp nodig); transfers vereisen hulp; scheren en tanden poetsen lukt met voorbereidende hulp en eventueel fixatiehulpmiddelen; hulp bij aankleden is nodig; persoon kan zitbalans even en met veel moeite bewaren met steun van de handen (niet functioneel); elektrisch rolstoel rijden is zelfstandig mogelijk; autorijden soms mogelijk met uitgebreide aanpassingen [87](#page=87).
* **Hulpmiddelen:** Drinkstandaard en rietje, fixatiehulpmiddelen aan de pols, tillift, draaischijf, elektrische rolstoel met joystick, computer met joystick, handvrije telefoon, omgevingsbesturing [87](#page=87).
#### 4.1.3 C6 en C7 laesie
* **Basisvaardigheden:** Positioneren arm lukt; elleboogextensie via trucbeweging (C6) of innervatie triceps (C7); polsextensie stuurt actieve functiehand waardoor passieve grepen mogelijk zijn; polsflexie is op C7-niveau inzetbaar, grepen actiever inzetbaar; langzit is functioneel bruikbaar [88](#page=88).
* **ADL-niveau:** Drinken en eten lukt zelfstandig, met voorbereidende hulp (bv. snijden); zelfstandig mits hulpmiddelen voor bedondersteuning; volledig zelfstandig, behalve intieme ADL; zelfstandig aan- en uitkleden met aangepaste sluitingen; gesteunde kortzit is mogelijk; transfers zelfstandig mits ideale omstandigheden; autorijden mogelijk met aanpassingen [88](#page=88).
* **Hulpmiddelen:** Aangepaste beker, mes met aangepaste greep/gehoekt mes, aangepast bestek, fixatiespalken, elektrisch hoog/laagbed, papegaai/lussen/touwladder, doucherolstoel, thermostaatkraan, zeepdispenser, aangepaste spalken en verzorgingsmaterialen, transfersplank, rolstoelhandschoenen, handbediende elektrische rolstoel, aangepaste auto (met rolstoellift), schijfhulpmiddelen, typaanpassingen/gebruik stylo [88](#page=88).
#### 4.1.4 C8 en Th1 laesie
* **Basisvaardigheden:** Geen beperkingen t.h.v. schouder, elleboog of pols; verminderde fijne motoriek bij C8; actieve grepen mogelijk; kortzit functioneel inzetbaar [89](#page=89).
* **ADL-niveau:** Volledig zelfstandig, ook voor toiletgebruik; zitten lukt vrij goed door steun van armen (geen rompmusculatuur); alle transfers zelfstandig; autorijden mogelijk [89](#page=89).
* **Hulpmiddelen:** Elektrisch hoog/laagbed, papegaai, doucherolstoel, beugels aan toilet, aangepast toilet en badkamerruimte, aangepaste sluitingen of rolstoelkledij, handbewogen rolstoel, elektrische rolstoel voor buiten, rolstoelhandschoenen, handbediende elektrische rolstoel, aangepaste auto [89](#page=89).
#### 4.1.5 Th2 en lager
* **Basisvaardigheden:** Volledige arm- en handfunctie; romp inzetbaar [90](#page=90).
* **ADL-niveau:** Volledig zelfstandig, ook voor toiletgebruik; alle transfers zelfstandig; autorijden mogelijk; bij lage letsels, loopfunctie mogelijk [90](#page=90).
* **Hulpmiddelen:** Elektrisch hoog/laagbed, papegaai, douchezitje, toilet op rolstoelhoogte, wandbeugels, badplank, rolstoelkledij, aangepaste hulpmiddelen, aangepaste auto, beenbeugels [90](#page=90).
#### 4.1.6 Th10 en lager
* **Basisvaardigheden:** Volledige arm- en handfunctie; romp inzetbaar [91](#page=91).
* **ADL-niveau:** Volledig zelfstandig, ook voor toiletgebruik; stappen mogelijk [91](#page=91).
* **Hulpmiddelen:** Wandbeugels, badplank, beenbeugels/loophulpmiddelen [91](#page=91).
### 4.2 Transfers
Het zelfstandig uitvoeren van transfers is cruciaal voor de zelfredzaamheid, vooral voor personen die alleen wonen of waarbij hulp van een partner vermeden moet worden [92](#page=92).
#### 4.2.1 Afhankelijke transfers
* **Passieve transfer met 2 personen:** Meestal gebruikt in de beginfase van revalidatie. De rolstoel wordt schuin naast het bed geplaatst, met de arm- en voetsteun weggeklapt. Eén persoon assisteert bij het optillen van de romp, terwijl de ander de benen ondersteunt. Goede positionering in de rolstoel is essentieel [92](#page=92).
* **Passieve transfer bed naar rolstoel door 1 persoon:** Geschikt voor personen met paraplegie die zich deels zelf kunnen optrekken. De hulpverlener grijpt de polsen vast en ondersteunt het optillen en verplaatsen van het zitvlak naar de rolstoel. Voor tetraplegiepatiënten wordt eerst een voorbereidende zijligging op de bedrand gecreëerd [93](#page=93).
#### 4.2.2 Zelfstandige transfers
* **Rolstoel naar bed:** Personen met paraplegie voeren dit vaak vanuit kortzit uit. Een andere methode is vanuit langzit, vergelijkbaar met tetraplegiepatiënten, waarbij eerst de benen op bed worden gelegd. Tetraplegiepatiënten (C5-C6) kunnen dit onder optimale omstandigheden zelfstandig uitvoeren, met hulpmiddelen zoals een transferplank of slings. Bij voorkeur wordt de transfer in langzit uitgevoerd, maar kortzit is soms noodzakelijk bij spasticiteit [95](#page=95) [96](#page=96).
* **Bed naar rolstoel:** Paraplegische personen plaatsen eerst het zitvlak in de rolstoel en daarna de benen op de voetsteunen, of vertrekken vanuit kortzit op bed. Tetraplegische personen plaatsen eerst het zitvlak in de rolstoel, en vervolgens de benen op de voetplank [96](#page=96).
* **Rolstoel naar toilet:** Deze transfer kan alleen in kortzit worden uitgevoerd. De rolstoel wordt schuin naast het toilet geplaatst, de voeten op de grond, en het zitvlak verplaatst. Toiletbeugels zijn vaak noodzakelijk, mogelijk met een papegaai boven het toilet. Dit is mogelijk vanaf C6-C7 letselhoogte [97](#page=97).
* **Toilet naar rolstoel:** Gebeurt in omgekeerde volgorde: eerst het zitvlak, dan de voeten. Niet iedereen gebruikt een toilet; sommigen gebruiken een douchestoel, andere ledigen de stoelgang op bed (C6-C7 en hoger), of gebruiken een toiletstoel of hebben een stoma [97](#page=97).
* **Bed naar douchestoel:** Vergelijkbaar met langzittransfers bed-rolstoel, maar moeilijker met een ontbloot lichaam. Talkpoeder op de zitting kan helpen, evenals een transferplank [98](#page=98).
* **Rolstoel naar douchezitje:** Vergelijkbaar met kortzit-transfer rolstoel-bed. Een douchezitje vereist weinig aanpassingen en kan inklapbaar zijn. De douche moet rolstoeltoegankelijk zijn, zonder opstaande rand [98](#page=98).
* **Rolstoel naar bad:** De rolstoel wordt naast het bad geplaatst, met een badplank over het bad. De persoon verplaatst zich naar de badplank en zakt in het bad. Een badzitje kan helpen. Het bad aflaten, zichzelf en de badrand afdrogen is cruciaal voor het uitstappen. Dit is een moeilijke transfer die voldoende spierkracht vereist, bij voorkeur met hulp. Hulpmiddelen: transferplank, badplank, badzitje, wandbeugels, antislip-matjes, badlift, tillift [98](#page=98).
* **Rolstoel naar auto:** Eerst de benen in de auto, dan het zitvlak op de autozitting. Een transferplank is vaak aan te raden vanwege de afstand en hoogteverschillen [99](#page=99).
* **Auto naar rolstoel:** Meestal wordt eerst het zitvlak in de rolstoel geplaatst, gevolgd door de benen [99](#page=99).
* **Rolstoel in en uit de auto laden:** De persoon transfereert zich eerst in de auto, demonteert de rolstoel en plaatst deze in de wagen. Alternatief kan de begeleider de rolstoel in de wagen leggen of een elektrisch systeem gebruiken [100](#page=100).
* **Rolstoel naar vloer:** Wenselijk voor personen die alleen wonen. Kan op drie manieren: met steun op de grond en zitting, door zich op te drukken en naar voren te zakken, of door de benen te kruisen en in zijdelingse zit te komen [100](#page=100).
* **Vloer naar rolstoel:** Van belang voor personen die alleen wonen. Kan op verschillende manieren: achterwaarts in langzit met steun op voetsteunen of zitting, zijdelings omhoog duwen vanuit een positie naast de rolstoel, vanuit kruiphouding met steun op de armen, of in kruiphouding voor de rolstoel. De laatste transfer kan zelfs door een tetraplegische persoon met sterke m. triceps brachii worden uitgevoerd onder optimale omstandigheden .
### 4.3 Zelfverzorging
ADL-training, gericht op optimale zelfstandigheid, kan vroeg in de revalidatie beginnen en wordt aangepast aan de beschikbare mogelijkheden .
#### 4.3.1 Duur en vorm van ADL-training
De duur en vorm zijn afhankelijk van de letselhoogte, complicaties, leeftijd, motivatie en inzet van de persoon. Volledig zelfstandig aankleden is meestal mogelijk vanaf C6 letselhoogte onder ideale omstandigheden, maar is tijdsintensief. Aankleden in de rolstoel is belangrijk voor participatie. Goede bedmobiliteit is nodig voor het wassen en kleden van het volledige lichaam .
#### 4.3.2 Hulpmiddelen en aanpassingen bij aankleden
* **Kleding:** Knoppen vervangen door klittenband, gebruik van praktisch materiaal, knopenhaak, aankleedstok, brede halsuitsnijding, verlengde rugzijde, ingewerkte ritssluiting met lus, cape i.p.v. jas .
* **BH:** Sluiting vervangen door klittenband, stretchmateriaal, aan- en uitkleedhaak .
* **Kousen en panty's:** Lus aan de kousen, aankleedstok met haakje, kousenaantrekker .
* **Slip, korte of lange broek:** Openen met klittenband of drukknopenband .
* **Schoenen:** Eén maat groter, voetplank bij minder goede grijpfunctie, elastische schoenen zonder veters, pantoffels of open schoenen, lus aan de achterkant, grijptang, verlengde schoenlepel .
* **Korset:** Hulp van derden nodig bij tetraplegie .
Veelvoorkomende problemen met reguliere kledij zijn rekbaarheid, pasvorm, lengte en decubitusrisico. Er zijn bedrijven die gespecialiseerde rolstoelkledij ontwikkelen .
#### 4.3.3 Wassen en lichaamsverzorging
De wens om zichzelf te wassen ontstaat vaak vroeg in de revalidatie .
* **Fase 1: Bed:** Gebruik van een bedbad is mogelijk wanneer rechtzitten nog niet veilig of comfortabel is. Dit kan ook na ontslag gehandhaafd worden .
* **Fase 2: Lavabo:** ADL-training kan voortgezet worden aan een aangepaste wastafel waar de rolstoel onder kan rijden .
* **Fase 3: Douche/bad:** Oefenen in een situatie die zo dicht mogelijk aansluit bij de thuissituatie is belangrijk, inclusief transfers in het nat en droog .
**Bad:** Aangepast bad, badlift, badplank, badzitje. Veiligheid is essentieel .
**Douche:** Gebruik van een doucherolstoel (met grote wielen voor zelfstandig rijden), douchestoel, of plafondrail met tildoek. Doucherolstoelen kunnen ook gebruikt worden voor blaas- of darmlediging. Een douchestoel vereist minder aanpassingen en de zitjes en beugels kunnen inklapbaar zijn .
**Toiletgebruik:** Slechts 15% voelt aandrang om te plassen; 30% voelt dit indirect. 95% heeft problemen met de sluitspier. Niet iedereen gebruikt een standaard toilet .
#### 4.3.4 Hulpmiddelen en aanpassingen voor persoonlijke verzorging
* **Wassen:** Washandje met elastiek, badborstel met aangepast handvat, zeep fixeren met antislip of aan een koord, zeep met pompsysteem, lussen in de handdoek, afdrogen met een badjas .
* **Haarverzorging:** Kam met verdikt/verlengd handvat, kam fixeren op een orthese, haarwassen in een wasbekken, staande of wandgemonteerde haardroger .
* **Scheren:** Scheerapparaat met kogelgewricht of bevestigd aan een orthese, elektrisch scheren is veiliger .
* **Tanden poetsen:** Materiaal binnen handbereik, borstel op hand fixeren met orthese, verlengd/verdikt handvat, elektrische tandenborstel, staande tube tandpasta, reinigen kunstgebitten met tabletten .
* **Nagelverzorging:** Nagelknipper met grote hefboom, nagelknipper op tafel fixeren, nagels vijlen op tafel, hulp van derden voor teennagels bij tetraplegie .
* **Cosmetica:** Halsspiegel of bevestigde spiegel, lippenstift/mascararoller op een buis of orthese .
### 4.4 Eten en drinken
Vanaf letselhoogte C5 kan een persoon meestal zelfstandig eten met voorbereidende hulp en hulpmiddelen .
#### 4.4.1 Hulpmiddelen en aanpassingen bij eten
* **Eetgerei:** Fixeren met orthese, verdikt handvat, aangepast bestek, stootrand op bord, antislip onder bord, ovale borden met verhoogde rand, schuin bord op antislip, broodplankje met verhoogde rand, aangepast mes, Nelson-mes (mes/vork combinatie), bordhouder met zuignappen, verzwaard botervlootje, eierdop op zuignap, flessenopener aan muur bevestigd, voedselhakker, omgebogen bestek, lichtgewicht bestek in hoek verstelbaar, warmwaterbord, verstelbaar eetplateau, armondersteuning (dynamisch, mechanisch/elektrisch) .
* **Eetrobots:** Zoals de Obi Robot, kunnen zelfstandig eten faciliteren .
#### 4.4.2 Hulpmiddelen en aanpassingen bij drinken
* **Drinkgerei:** Aangepast glas (licht, gemakkelijk vast te nemen), drinkstatief met rietje of kantelschenker, drinkbeker met tuit, handvat voor drinkbeker, plastic handgreep voor kopje, beker met groot oor (onderaan open), drinkbeker met twee grote oren, 'Manoy' drinkbeker (met uitsparing voor de hand) .
### 4.5 Wonen
Woningaanpassingen zijn vaak noodzakelijk, wat leidt tot complexe dossiers waarbij samengewerkt wordt met verzekeraars, sociale diensten, architecten en familie .
### 4.6 Rolstoeladvies
Een juiste rolstoelkeuze is essentieel voor het activiteiten- en participatieniveau. Belangrijke factoren zijn rompstabiliteit, beoogde activiteiten, toegankelijkheid van de woning en omgeving, terugbetalingsmogelijkheden, bedieningsmogelijkheden en de wijze van transfers (bv. met tillift) .
#### 4.6.1 Indicatie per letselhoogte
* **C4 of hoger:** Elektrische rolstoel met mond- of kinbesturing. Transfers meestal met tillift .
* **C5:** Elektrische rolstoel met aangepaste joystick .
* **C6-C7:** Korte, vlakke afstanden met manuele rolstoel (eventueel met handschoenen, veiligheidsgordel). Lange afstanden met elektrische rolstoel. Zelfstandig bedienen van arm-/zij-/beensteunen mits stevige functiehand .
* **C8-Th1:** Zelfstandig rijden met manuele rolstoel. Lange afstanden door autorijden of gebruik van handbike/elektrisch voorzetwiel. Rolstoel zelfstandig demonteerbaar mits quick release .
* **Th2 of lager:** Actieve rolstoel. Gebruik sportrolstoel bij sporten. Soms gebruik van rollator bij stapfunctie .
### 4.7 Verplaatsingen
Vlotte navigatie op websites voor autoaanpassingen is essentieel .
#### 4.7.1 Autoaanpassingen
Mogelijkheden omvatten aanpassingen om zelf auto te rijden, meerijden, of de rolstoel in de auto te plaatsen. Zelfstandig autorijden is mogelijk vanaf C6 onder ideale omstandigheden na goedkeuring door Cara, die rijgeschiktheid test en aanpassingen bespreekt .
#### 4.7.2 Mobiliteit buitenshuis
* **Taxi:** Taxicheques kunnen gebruik van aangepaste taxi's aan een verminderd tarief faciliteren .
* **Aangepast vervoer:** Bedrijven gespecialiseerd in rolstoelvervoer, zoals Antwerpse Rolkar, bieden mogelijkheden .
* **Openbaar vervoer:** NMBS en De Lijn hebben voorzieningen voor rolstoelgebruikers .
### 4.8 Vrije tijd
Het vinden van een zinvolle tijdsbesteding is een uitdaging, zeker bij hogere letsels .
#### 4.8.1 Sport
Sporten biedt diverse voordelen, waaronder verbeterde zitbalans, rolstoelbeheersing, spierversterking, coördinatie, en vermindering van spasticiteit en complicaties. Adequate informatie over mogelijkheden en voordelen is een belangrijke taak voor de ergotherapeut .
#### 4.8.2 Handwerk, gezelschapsspelen en lezen
Aangepaste hulpmiddelen zoals gefixeerde borduurringen, verlengde naalden, kaartenhouders, vergrote dobbelstenen en boekensteunen vergemakkelijken deze activiteiten .
#### 4.8.3 Reizen
Reizen met de rolstoel is mogelijk met gespecialiseerde bedrijven. Belangrijke aandachtspunten zijn transfers naar vliegtuigstoelen, transport van de rolstoel, en speciale voorwaarden voor elektrische rolstoelen en batterijen. Activiteiten op vakantie en accommodatie bepalen specifieke oefeningen .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dwarslaesie | Een ruggenmergletsel of aantasting van de zenuwen in het wervelkanaal die leidt tot tijdelijke of blijvende verlamming. Dit kan een onderbreking van de continuïteit van de opstijgende en afdalende structuren van het ruggenmerg veroorzaken, waardoor de besturing van ruggenmergreflexen wegvalt of de reflexen zelf uitvallen. |
| Spinale shockfase | De initiële fase direct na een dwarslaesie waarbij het ruggenmerg in shock is. Kenmerkend is dat alle verlammingen slap zijn, er geen reflexreacties optreden, de blaas atoon is en het darmdefaecatiemechanisme slap is. Deze fase kan uren tot weken duren. |
| Paraplegie | Een neurologisch syndroom dat een verlamming van de romp en de benen inhoudt, veroorzaakt door een beschadiging van het ruggenmerg op niveau Th1 of lager. |
| Tetraplegie | Een neurologisch syndroom dat een verlamming van de armen, romp en benen inhoudt, veroorzaakt door een beschadiging van het ruggenmerg in het cervicale gedeelte en het eerste thoracale segment. |
| ASIA schaal | Een internationale standaard voor neurologische classificatie van ruggenmergletsels (American Spinal Injury Association). Het wordt gebruikt om spierkracht en sensibiliteit te meten om het motorische en sensibele niveau van de laesie te bepalen, en om de mate van volledigheid (compleet of incompleet) van het letsel te classificeren. |
| Motorische uitval | Het verlies van actieve, willekeurige bewegingscontrole, veroorzaakt door de onderbreking van de afdalende motorische banen die spieren aansturen. Dit resulteert in verlamming distaal van de laesiehoogte. |
| Sensibele uitval | Het verlies van waarneming van prikkels zoals aanraking, pijn, temperatuur en proprioceptie, veroorzaakt door de onderbreking van de stijgende sensorische banen in het ruggenmerg. Dit treedt op onder het niveau van de dwarslaesie. |
| Spastische verlamming | Een type verlamming (upper motor neuron laesion) dat wordt veroorzaakt door laesies in de hersenen, hersenstam of ruggenmerg (exclusief de motorische voorhoorncel). Kenmerkt zich door hyperreflexie, pathologische reflexen en verhoogde spierspanning, omdat de normale remmende invloed van de hersencentra op spinale reflexen wegvalt. |
| Slappe verlamming | Een type verlamming (lower motor neuron laesion) dat ontstaat door onderbreking van het perifere zenuwstelsel in de cauda equina. Hierbij is de reflexboog zelf beschadigd, wat leidt tot motorische en sensibele uitval, en vegetatieve stoornissen zoals een slappe blaas en darmen. |
| Contractuurvorming | Een gewrichtsbeperking die optreedt door verkorting van pezen en spieren, vaak als gevolg van immobilisatie, spieronevenwicht, spasticiteit of pijn bij personen met een dwarslaesie. |
| Neurogeen blaaslijden | Stoornissen van de blaasfunctie veroorzaakt door ruggenmergbeschadiging, leidend tot problemen met het vullingsgevoel, continentie en actieve lediging. Kan resulteren in een reflexblaas, slappe blaas of een mengvorm. |
| Decubitus | Weefselbeschadiging (doorligwonden) veroorzaakt door langdurige druk en schuifkrachten, wat leidt tot zuurstoftekort in het weefsel. Personen met een dwarslaesie hebben een verhoogd risico hierop door beperkte mobiliteit en verminderde sensibiliteit. |
| Neurogene Heterotrope Ossificatie (NHO) / P.A.O. | De spontane aanmaak van botweefsel in en rond gewrichten waar dit normaal niet voorkomt, wat frequent voorkomt bij personen met een dwarslaesie en leidt tot beperkingen in mobiliteit en zelfverzorging. |
| ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een classificatiesysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie dat de focus legt op menselijke functionaliteit en de interactie tussen gezondheidstoestanden, omgevingsfactoren en persoonlijke factoren. Het is een raamwerk voor het beschrijven van gezondheid en de gevolgen daarvan. |
| ADL (Activiteiten Dagelijks Leven) | Een term die verwijst naar de basisvaardigheden en taken die iemand dagelijks uitvoert, zoals eten, wassen, aankleden en transfers. ADL-training is gericht op het maximaliseren van zelfstandigheid in deze activiteiten na een letsel. |
| SCIM (Spinal Cord Independence Measure) | Een meetschaal speciaal ontwikkeld voor personen met een dwarslaesie om hun functionele onafhankelijkheid te meten. Het meet vaardigheden op het gebied van zelfzorg, respiratie en sfinctermanagement, en mobiliteit. |
| VLT (Van Lieshout Test) | Een test die de functionaliteit van de tetraplegische arm en hand beoordeelt op het niveau van dagelijkse activiteiten. Het is bedoeld om veranderingen in handfunctie objectief te meten en bij te dragen aan therapeutische besluitvorming. |
| Sollerman Hand Function Test | Een gestandaardiseerde test die de handfunctie in relatie tot activiteiten van het dagelijks leven evalueert bij personen met tetraplegie. Het richt zich op het uitvoeren van functionele grepen. |
| Tenodesegreep | Een greep die mogelijk wordt gemaakt door de synergetische werking tussen de vingerflexoren en polsextensoren, of vice versa. Een passieve polsextensie kan bijvoorbeeld leiden tot flexie van de vingers, wat grijpen vergemakkelijkt bij personen met een bepaalde graad van dwarslaesie. |