Cover
Jetzt kostenlos starten Congenitale slikstoornissen.pdf
Summary
# Terminologie en classificatie van slikstoornissen
Dit gedeelte definieert cruciale terminologie rond voedings- en slikproblemen en categoriseert slikstoornissen om een beter begrip van de doelgroepen en onderliggende mechanismen te verkrijgen.
### 1.1 Terminologie van voedingsgerelateerde problemen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende termen om de aard en ernst van problemen met eten en drinken te specificeren.
#### 1.1.1 Voedingsstoornis of dysfagie
Een voedingsstoornis, ook wel dysfagie genoemd, omvat problemen die optreden bij het veilig en efficiënt consumeren van voeding. Deze problemen kunnen directe consequenties hebben voor de gezondheid en ontwikkeling van een kind, zoals impact op groei en gewicht. Dysfagie kan congenitaal (aangeboren) of verworven zijn, en valt binnen het werkgebied van de logopedist [1](#page=1).
#### 1.1.2 Voedingsprobleem (feeding problem)
Een voedingsprobleem daarentegen betreft moeilijkheden met het opnemen, verteren of verwerken van voedsel, zoals bijvoorbeeld diarree. Hoewel logopedie hierbij betrokken kan zijn, ligt de primaire aanpak van deze problemen op medisch vlak [1](#page=1).
#### 1.1.3 Eet- en drinkmoeilijkheden
Eet- en drinkmoeilijkheden worden gedefinieerd als gedragsmatige of omgevingsgebonden problemen rondom eten en drinken. Voorbeelden hiervan zijn een kind dat een moeilijke eter is, een beperkt voedingsaanbod accepteert, alleen wil eten wanneer de televisie aanstaat, of weigert bepaalde voedselstructuren of smaken. Dit zijn geen medische problemen of slikstoornissen en hebben geen directe medische gevolgen, maar kunnen wel stress binnen het gezin veroorzaken [1](#page=1).
#### 1.1.4 Eetstoornis
Een eetstoornis is een psychiatrische aandoening waarbij de relatie tussen eten en lichaamsbeeld verstoord is, zoals anorexia of boulimia. Deze term wordt niet gebruikt bij jonge kinderen en valt buiten het werkgebied van de logopedist [1](#page=1).
### 1.2 Classificatie van slikstoornissen
Slikstoornissen kunnen worden geclassificeerd op basis van de problemen met specifieke vaardigheden die kinderen ontwikkelen, en op basis van de onderliggende oorzaken van deze problemen.
#### 1.2.1 Op basis van problemen met vaardigheden (vanaf geboorte tot ± 3 jaar)
Deze classificatie richt zich op de ontwikkeling van essentiële vaardigheden voor het eten en drinken bij jonge kinderen:
* **Zuigproblemen:** Onvoldoende of inefficiënt zuigen aan de borst of fles, wat leidt tot verminderde voedselinname en mogelijke groeiproblemen [1](#page=1).
* **Problemen met lepelvoeding:** Moeite met het sluiten van de lippen rond een lepel [1](#page=1).
* **Kauapproblemen:** Problemen met het afbijten of verwerken van voedsel [1](#page=1).
* **Drinkproblemen uit een beker:** Moeilijkheden met lipafsluiting en de coördinatie tussen drinken en slikken [1](#page=1).
* **Combinatie van bovenstaande problemen:** Een mix van de reeds genoemde vaardigheidsproblemen [1](#page=1).
* **Speekselcontroleproblemen:** Moeite met het controleren van speeksel, wat kan resulteren in speekselvloed (congenitale dysfagie) [1](#page=1).
#### 1.2.2 Doelgroepen op basis van onderliggende oorzaken
Slikstoornissen kunnen voortkomen uit diverse onderliggende oorzaken, wat leidt tot verschillende doelgroepen:
* **Prematuur geboren kinderen:** Kinderen die geboren zijn vanaf 24 weken zwangerschap [1](#page=1).
* **Kinderen met aangeboren afwijkingen:** Kinderen met afwijkingen aan de eet- en slikorganen, zoals schisis of een gespleten tong [1](#page=1).
* **Kinderen met genetische afwijkingen:** Soms is bij aanmelding de specifieke diagnose nog niet bekend, omdat er niet direct een genetische screening wordt uitgevoerd [1](#page=1).
* **Kinderen met neurologische afwijkingen:** Dit omvat aandoeningen zoals cerebrale parese (CP) en orale dyspraxie (moeite met het plannen en uitvoeren van mondbewegingen) [1](#page=1).
* **Kinderen met Autisme Spectrum Stoornissen (ASS):** Deze kinderen kunnen sensorische gevoeligheden, rigiditeit, specifieke voorkeuren en behoefte aan routines vertonen die invloed hebben op eten en drinken [1](#page=1).
#### 1.2.3 ICF-model
Het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)-model biedt een uitgebreid kader om slikstoornissen te analyseren:
* **Lichaamsfuncties en -structuren:** Hieronder vallen stoornissen in de zuig-, slik- of kauwfuncties [1](#page=1).
* **Activiteiten en participatie:** Dit betreft de mogelijkheid om zelfstandig te eten en deel te nemen aan gezinsmaaltijden [1](#page=1).
* **Omgevingsfactoren:** Hierbij wordt gekeken naar externe invloeden zoals de houding van het kind, gebruikte hulpmiddelen, ouderbegeleiding en de eetomgeving [1](#page=1).
* **Persoonlijke factoren:** Dit omvat individuele kenmerken van het kind, zoals leeftijd, ontwikkelingsniveau, motivatie en eerdere eetervaringen [1](#page=1).
> **Tip:** Het is essentieel om de juiste terminologie te gebruiken, omdat dit direct invloed heeft op de diagnostiek, de te volgen behandelstrategie en de afbakening van de expertise van de logopedist.
---
# Normale ontwikkeling van mondfuncties en prikkelverwerking
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de normale ontwikkeling van essentiële mondfuncties zoals zuigen, slikken en kauwen, en de integratie daarvan met sensorische prikkelverwerking bij jonge kinderen.
### 2.1 Primaire mondfuncties: motoriek
De primaire mondfuncties – zuigen, slikken en kauwen – zijn cruciaal voor zowel voeding als de ontwikkeling van spraak en taal. Deze voedingsmotoriek is nauw verbonden met de algemene motorische en sensorische ontwikkeling van het kind [2](#page=2).
#### 2.1.1 Zuigen
Zuigen is de eerste georganiseerde mondmotorische functie en vormt de basis voor latere mondmotorische vaardigheden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voedend zuigen, gericht op voedselopname, en niet-voedend zuigen, zoals aan een duim of speen [2](#page=2).
* **Reflexmatig zuigen:** Dit is aanwezig tot ongeveer 3 maanden en vereist een specifieke prikkel: aanraking rond de mond leidt tot een zoekreflex gevolgd door een zuig-slikreflex [2](#page=2).
* **Ademhaling en coördinatie:** De anatomie van een baby, met name de farynx, faciliteert de combinatie van zuigen, slikken en ademen, wat cruciaal is voor veilig drinken [2](#page=2).
* **Zuigtechnieken:** Bij borstvoeding wordt vaak gebruik gemaakt van pompzuigen (vacuüm) of likzuigen (tong tegen lepel). Rietjeszuigen ontwikkelt zich doorgaans rond de leeftijd van 2 jaar [2](#page=2).
#### 2.1.2 Slikken
De zuig-slikreflex evolueert naar een meer onwillekeurige slikreflex waarbij de voedselbolus zich ter hoogte van de gehemeltebogen bevindt. Het is belangrijk te realiseren dat niet elke zuigbeweging automatisch leidt tot slikken; wanneer een baby stopt met zuigen, stopt ook het slikken, waarbij een kleine hoeveelheid melk achterblijft [2](#page=2).
* **Evolutie naar gescheiden functies:** Het doel is de ontwikkeling van geïsoleerd zuigen en geïsoleerd slikken. Een baby kan wel zuigen zonder te slikken, maar niet slikken zonder te zuigen [2](#page=2).
#### 2.1.3 Kauwen
De ontwikkeling van kauwen begint met een bijtreflex die evolueert naar willekeurige verticale kauwbewegingen die het kind leert te controleren. De wurGREflex, die bij baby's relatief vooraan ligt, verplaatst zich geleidelijk naar achteren [2](#page=2).
* **Rotatoire kauwbewegingen:** Deze ontwikkelen zich rond de leeftijd van 2 à 3 jaar [2](#page=2).
* **Tongontwikkeling:** Van een transversale tongreflex naar laterale tongbewegingen, wat nodig is om voedsel tussen de kiezen te bewegen [2](#page=2).
* **Volwassen kauwpatroon:** Dit wordt doorgaans tussen 3 en 4 jaar bereikt [2](#page=2).
#### 2.1.4 Lepelvoeding en drinken uit een beker
Lepelvoeding start rond de leeftijd van 6 maanden en evolueert van sabbelen/zuigen naar het afhappen van voedsel van de lepel. Een goede lipsluiting is essentieel voor het succesvol ontvangen van voedsel van de lepel. Aanvankelijk duwt het kind voedsel naar buiten (tongprotrusie), wat normaal is en geleidelijk verdwijnt. De consistentie van het voedsel start met dun gepureerd [2](#page=2).
* **Consistentie van voeding:**
* 0-6 maanden: dun vloeibaar (borst- of flesvoeding) [4](#page=4).
* Vanaf ± 4 maanden: dun gepureerd en pap [4](#page=4).
* 5-7 maanden: dik gepureerd en voeding die snel zacht wordt [4](#page=4).
* 8-12 maanden: fijngemaakte voeding met stukjes en iets hardere consistentie [4](#page=4).
* 12-18 maanden: grof geplette voeding en hardere stukjes [4](#page=4).
* **Rapley methode:** Een manier om vaste voeding te introduceren waarbij de baby zelf bepaalt wat, hoeveel en hoe snel hij eet, vanaf ± 6 maanden [4](#page=4).
* **Verstikkingsgevaar:** Geen noten, pinda’s, rauwe wortels en stukken appels in babyvoeding tot 5 jaar, en het vermijden van lopend eten vanwege verhoogd verstikkingsgevaar [4](#page=4).
Drinken uit een beker start ongeveer 2 maanden na introductie van lepelvoeding, meestal met kleine slokjes water. De volledige afbouw van de fles vindt plaats tussen 18 en 24 maanden. Zelfstandig eten en drinken ontwikkelt zich tussen 18 maanden en 2 jaar [3](#page=3).
### 2.2 Prikkelverwerking
#### 2.2.1 Sensibiliteit
De orale sensibiliteit wordt in de eerste levensmaanden sterk bepaald door orale reflexen. Tot ± 3 maanden is gedrag voornamelijk reflexmatig. Vanaf 3 maanden neemt de reflexactiviteit af door rijping van het centrale zenuwstelsel en ervaring [3](#page=3).
#### 2.2.2 Orale reflexen
Verschillende orale reflexen spelen een rol in de ontwikkeling van mondfuncties [3](#page=3).
* **Palmomental reflex:** Een aangeboren orale reflex die het snelst verdwijnt; prikkeling van de hand op de borst veroorzaakt een beweging rond de mond [3](#page=3).
* **Tepelzoekreflex:** Een prikkel rond de mond leidt ertoe dat de baby het hoofd draait en de mond opent [3](#page=3).
* **Zuig-slikreflex:** Aanraking van het voorste deel van de mond triggert automatisch zuigen en slikken [3](#page=3).
* **Bijtreflex:** Een op en neer bewegende onderkaak die deel uitmaakt van de zuigreflex [3](#page=3).
#### 2.2.3 Orale beschermingsreflexen
Deze reflexen zijn essentieel voor de bescherming van de luchtwegen [3](#page=3).
* **Wurgreflex:** Bij prikkeling door een groot voorwerp ter hoogte van de gehemeltebogen beweegt de tong naar voren om het voorwerp naar buiten te duwen [3](#page=3).
* **Hoestreflex:** Een voedseldeeltje ter hoogte van de larynx triggert hoesten om de luchtweg te beschermen [3](#page=3).
**Klinische betekenis:** De aanwezigheid van beschermingsreflexen is een veiligheidsmechanisme. Het ontbreken van een of meerdere van deze reflexen kan duiden op moeilijkheden bij het opnemen en verwerken van voedsel en mogelijke dysfagie [3](#page=3).
### 2.3 Neurologie en anatomische groei
Bij de motorische verwerking van de slikact zijn vrijwel alle zenuwen aanwezig. Als één zenuw uitvalt, kan dit leiden tot problemen. De receptoren registreren de grootte van de voedseldeeltjes [4](#page=4).
### 2.4 Congenitale slikstoornis: abnormale ontwikkeling van de mondfuncties
Bij zuigelingen met congenitale slikstoornissen kunnen verschillende problemen optreden [4](#page=4).
* **Zuigeling (geboorte tot 6 maanden):**
* Niet of onvoldoende orale reflexen, verminderde sensibiliteit, wat leidt tot onveilig of inefficiënt voeden en mogelijk sondevoeding [4](#page=4).
* Abnormale tonus, zoals overstrekken, wat onvoldoende buiging veroorzaakt en zuigen bemoeilijkt [4](#page=4).
* Abnormaal bewegingspatroon met slechte coördinatie van mondbewegingen [4](#page=4).
* Anatomische afwijkingen die zuigen en slikken bemoeilijken [4](#page=4).
* **Kind ouder dan 7 maanden:**
* Moeilijk verlopende lepelvoeding [4](#page=4).
* Niet of moeilijk drinken uit de beker [4](#page=4).
* Niet of slecht kauwen [4](#page=4).
---
# Klinisch redeneren en onderzoek bij slikstoornissen
Dit gedeelte behandelt het proces van klinisch redeneren en logopedisch onderzoek bij slikstoornissen, van de analyse van de hulpvraag tot de observatie van eten en drinken, met specifieke aandacht voor zuigen, eten met een lepel en drinken uit een beker.
### 3.1 Analyse van de hulpvraag – anamnese
De anamnese is een cruciaal startpunt voor het klinisch redeneren bij slikstoornissen en omvat een gedetailleerde bevraging van ouders of verzorgers over diverse aspecten van de ontwikkeling en het voedingspatroon van het kind [5](#page=5).
* **Zwangerschap:** Vragen over de hoeveelheid vruchtwater (te veel kan wijzen op onvoldoende slikbewegingen tijdens de zwangerschap) [5](#page=5).
* **Geboorte en start voeding:** Informatie over borst- of flesvoeding [5](#page=5).
* **Voedingen:** Gedetailleerde informatie over de duur, hoeveelheid en consistentie van voedingen [5](#page=5).
* **Teruggeven van voeding/overgeven:** Navragen of er sprake is van regurgitatie of braken [5](#page=5).
* **Gedrag tijdens eten:** Observaties over het gedrag van het kind tijdens maaltijden [5](#page=5).
* **Overgangsfasen:** Specifieke aandacht voor de introductie van lepelvoeding (rond 3 maanden), koek/brood, en de overgang van gemalen naar stukjes voedsel [5](#page=5).
* **Eerdere adviezen:** Informatie over reeds ontvangen adviezen [5](#page=5).
* **Hulpvraag:** Duidelijke formulering van de specifieke hulpvraag [5](#page=5).
### 3.2 Logopedisch onderzoek naar structuren en functies
Na de anamnese volgt een gedetailleerd logopedisch onderzoek gericht op de anatomische structuren en functionele vaardigheden die relevant zijn voor slikken [5](#page=5).
* **Anatomie mondstructuur:** Beoordeling van de symmetrie van lippen, aangezicht, tong en gehemelte [5](#page=5).
* **Ademhaling:** Observatie van de ademhalingspatronen, zowel in rust als tijdens het eten en drinken [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Reflexactiviteit:** Evaluatie van de aanwezigheid van reflexen die normaal verdwenen moeten zijn (bv. persisterende orale reflexen) of juist afwezigheid van noodzakelijke reflexen [5](#page=5).
* **Tonus:** Beoordeling van de spierspanning (tonus) in het algemeen, in het aangezicht en de mond (hypotonie of hypertonie) [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Sensibiliteit/responsiviteit:** Testen van de gevoeligheid en reactiviteit in het aangezicht en de mond, onderscheidend tussen hypo- en hypersensibiliteit [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Bewegingsmogelijkheden:** Onderzoek naar de mobiliteit en coördinatie van de lippen, wangen, tong en het zachte gehemelte (velum) [5](#page=5).
### 3.3 Observatie van drinken en eten
De observatie van het daadwerkelijke eten en drinken biedt inzicht in de functionele vaardigheden van het kind en eventuele compensatiestrategieën [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.3.1 Houding
* De zithouding van het kind en de ouder wordt geëvalueerd, inclusief het gebruikte stoeltje of zitje, de mate van zelfstandigheid in zitten, en de positionering van het hoofd (opgericht, achterover/voorover gebogen) [5](#page=5).
#### 3.3.2 Tonus en Sensibiliteit
* De tonus en sensibiliteit worden zowel globaal als specifiek ter hoogte van het aangezicht en de mond beoordeeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hypo- en hypertonie/sensibiliteit [6](#page=6).
#### 3.3.3 Ademhaling tijdens eten en drinken
* Er wordt gelet op de ademhaling gedurende het eet- en drinkproces om mogelijke interferentie of complicaties te identificeren [6](#page=6).
#### 3.3.4 Consistentie van het voedsel
* De observatie omvat de reactie van het kind op verschillende consistenties: vloeibaar, halfvast en vast [6](#page=6).
#### 3.3.5 Materiaal
* Het gebruikte materiaal, zoals een beker, lepel of fles, wordt in ogenschouw genomen [6](#page=6).
#### 3.3.6 Zuigen
* **Observatiemogelijkheden:**
* **NOMAS (Neonatal Oral-Motor Assessment Scale):** Een schaal voor het observeren en beoordelen van zuiggedrag bij zuigelingen tot 3 maanden [6](#page=6).
* **2 minuten niet-voedend zuigen:** Het kind zuigt op een speen of vinger zonder voeding. Observatiepunten zijn kaak- en tongbewegingen, ritme en coördinatie met ademhaling, om de pure zuigvaardigheid te beoordelen [6](#page=6).
* **2 minuten voedend zuigen:** Het kind zuigt aan de borst of fles. Observatiepunten omvatten effectiviteit (melkopname), kaak- en tongbewegingen, zuig-slik-adem-coördinatie, en het ritme en de duur van zuigreeksen, om functioneel zuigen te beoordelen [6](#page=6).
* **Resultaat:**
* **Normaal:** Regelmatig zuigpatroon, goede coördinatie, voldoende melkopname [6](#page=6).
* **Dysorganised:** Onvoldoende ontwikkeld zuigpatroon, suboptimale coördinatie [6](#page=6).
* **Dysfunctie:** Significante afwijking die behandeling behoeft [6](#page=6).
#### 3.3.7 Eten met lepel
* **Aanbieden door ouder:** De wijze van aanbieden (schuin, recht, schrapen) wordt bekeken [6](#page=6).
* **Mondmotorisch:**
* Mondopening en kaakgradatie (belangrijk voor spraakontwikkeling) [6](#page=6).
* Afhappen of sabbelen van de lepel [6](#page=6).
* Kauwen, spoelen en slikken: wordt er op ongeschikt voedsel gekauwd of wordt eten gespoeld als het direct doorgeslikt kan worden? [6](#page=6).
* Wurgreflex, tongbeweging (protrusie), lipfunctie (bv. opgetrokken lippen bij hypofunctie) [6](#page=6).
#### 3.3.8 Eten van vaste voeding (koek of brood)
* **Kauwbewegingen:** Evaluatie van verticale/rotatoire bewegingen, het pletten tegen het verhemelte, of het doorslikken van grote stukken zonder kauwen [6](#page=6).
* **Wurgreflex:** Aanwezigheid van een wurgreflex wordt genoteerd [6](#page=6).
* **Tong:** De lateralisatie (verplaatsing naar de zijkant) van de tong wordt beoordeeld [7](#page=7).
* **Voedselplaatsing in de mond:** Waar het voedsel geplaatst wordt en of het direct zijwaarts wordt verplaatst of eerst bevochtigd wordt [7](#page=7).
#### 3.3.9 Drinken uit beker
* **Aanbieden:** De positie van de beker (vooraan tegen lippen, dieper in de mond) en of de beker na het slikken wordt weggehaald [7](#page=7).
* **Mondmotoriek:** Beoordeling van mondopening/sluiting, tongpositie, lipcontact met de beker, verslikken, bijten op de rand, zuigen, en de hoeveelheid en snelheid van inname [7](#page=7).
#### 3.3.10 Speekselcontrole
* **Kwijlen/speekselvloed:** Normaal tot 3 jaar. De aanwezigheid, afwezigheid en hoeveelheid van kwijlen worden vastgesteld (bv. door slabbetje te wegen voor en na een tijdsperiode) [7](#page=7).
### 3.4 Logopedische diagnose rekening houdend met medische onderzoeken
De logopedische diagnose wordt gesteld in samenhang met bevindingen uit medische onderzoeken, wat een holistisch beeld geeft van de slikstoornis [7](#page=7).
* **Structuren van de mond/aangezicht:** Resultaten van het logopedisch onderzoek naar de anatomie [7](#page=7).
* **Allergieën:** Potentiële invloed van allergische reacties op het slikken [7](#page=7).
* **Gastro-oesofageale reflux (GOR):** Terugvloei van maaginhoud naar de slokdarm kan slikproblemen veroorzaken of verergeren [7](#page=7).
* **Stofwisselingsonderzoek:** Onderzoek naar metabole stoornissen die slikken kunnen beïnvloeden [7](#page=7).
* **Röntgenonderzoek:** Beeldvormend onderzoek voor anatomische afwijkingen [7](#page=7).
* **Slikvideo's (FEES/VFSS):**
* **Doel:** Nagaan van aspiratie (voedsel/vloeistof in de luchtwegen) en/of penetratie (voedsel/vloeistof in de larynx boven de stembanden) en de achterliggende oorzaak achterhalen [7](#page=7).
* **Werkwijze:** Vaak uitgevoerd met fluorscopie op video, in zijaanzicht, waarbij barium wordt ingenomen samen met voedsel van verschillende consistenties (vloeibaar, halfvast, vast) [7](#page=7).
> **Tip:** Het belang van het integreren van medische bevindingen met logopedisch onderzoek kan niet genoeg benadrukt worden voor een accurate diagnose en effectieve behandeling van slikstoornissen.
> **Voorbeeld:** Een kind met een vermoeden van slikstoornissen kan zowel een logopedisch onderzoek ondergaan om de mondmotoriek te evalueren, als een slikvideo om objectief aspiratie vast te stellen, wat cruciaal is voor de behandelstrategie.
---
# Behandeling van slikstoornissen en specifieke aandachtspunten
Deze sectie biedt een overzicht van algemene behandelmethoden, houding, mondcontrole, de keuze van voedsel en materiaal, en specifieke aandachtspunten bij kinderen met cerebrale parese (CP) en bij verslikken, inclusief oefeningen voor eten en drinken.
### 4.1 Algemene behandelmethodes
De algemene behandelmethodes voor slikstoornissen richten zich op het normaliseren en ontwikkelen van motoriek, hoofdcontrole, tonus en sensibiliteit. Diverse therapieën worden hierbij toegepast [8](#page=8):
* **Bobath:** Gericht op spiercontrole, balans en houdingscontrole, waarbij functionele bewegingen en normale reflexpatronen worden gestimuleerd [8](#page=8).
* **Muëller:** Focust op sensorische stimulatie ter bevordering van de ontwikkeling van bewegingspatronen en motorische reacties [8](#page=8).
* **Jean Ayres:** Richt zich op sensorische verwerking en het leren verwerken van prikkels, met name nuttig voor kinderen met sensorische over- of ondergevoeligheid [8](#page=8).
* **Voita:** Stimuleert reflexmatige bewegingen en helpt bij coördinatie en spierreorganisatie, vaak toegepast bij jonge kinderen met neurologische beperkingen [8](#page=8).
* **Petö:** Maakt gebruik van specifieke houdingen en drukpunten om reflexbewegingen te stimuleren en de ontwikkeling van motoriek en houdingscontrole te verbeteren [8](#page=8).
### 4.2 Houding
Een juiste houding is essentieel voor effectief eten en slikken.
#### 4.2.1 Houding van het kind
* Bij jonge kinderen, met name bij drinken, is het aan te raden dat de benen van het kind onder de armen van de ouder worden geplaatst, met de heupen in een hoek van ongeveer 90 graden [8](#page=8).
* Het hoofd van het kind dient in het verlengde van de rug te liggen [8](#page=8).
* Een meer opgerichte houding, gesteund door een kussen tegen een tafelrand, kan ook functioneel zijn [8](#page=8).
#### 4.2.2 Houding van de ouder
* De ouder dient op gelijke hoogte te zijn met het kind of iets lager [8](#page=8).
* Oogcontact met de baby moet mogelijk zijn [8](#page=8).
* Er kan lichte druk op het borstbeen van het kind worden uitgeoefend [8](#page=8).
### 4.3 Mondcontrole
Mondcontrole is cruciaal voor het veilig innemen en verwerken van voedsel en vloeistoffen.
#### 4.3.1 Technieken voor mondcontrole
* **Van opzij:** Vooral nuttig bij hele jonge kinderen op schoot, met name tijdens het drinken uit een beker [8](#page=8).
* **Van voren:** Wordt toegepast bij lepelvoeding en kauwen [9](#page=9).
#### 4.3.2 Aandachtspunten bij mondcontrole
* Gebruik rustige en stevige druk [9](#page=9).
* Bouw de druk langzaam op bij afweerreacties [9](#page=9).
* Pas mondcontrole niet altijd toe als het niet nodig is [9](#page=9).
* Indien tongprotrusie aanwezig is, blijf de techniek toepassen [9](#page=9).
* Voer de mondcontrole zo onopvallend mogelijk uit, zonder verbale instructie [9](#page=9).
* Let te allen tijde op de ademhaling van het kind [9](#page=9).
### 4.4 Het juiste voedsel
De keuze van voedsel speelt een belangrijke rol bij de behandeling van slikstoornissen.
* **Consistentie:** Glad gemixte of gepureerde voeding zonder stukjes is vaak de eerste stap. Voeding met stukjes kan later worden geïntroduceerd [9](#page=9).
* **Temperatuur:** Voeding kan warm, koud of lauw zijn [9](#page=9).
* **Combinatie:** Een combinatie van vast en vloeibaar voedsel is mogelijk [9](#page=9).
* **Kauwbaar voedsel:** Stimuleert bolusvorming. Stevig/knapperig voedsel zoals chips en koeken kan helpen. Geen gistrijk voedsel, zoals brood, wordt geadviseerd [9](#page=9).
* **Voedsel dat blijft plakken:** Denk aan voedsel dat aan het gehemelte blijft plakken [9](#page=9).
* **Voedsel dat invloed heeft op speeksel:** Zuur voedsel en melkproducten (echte melk, geen amandelmelk) kunnen de speekselproductie beïnvloeden [9](#page=9).
* **Dikte:** De dikte van vloeistoffen kan indien nodig worden aangepast [9](#page=9).
### 4.5 Materiaal
Het juiste materiaal kan het voedingsproces vergemakkelijken.
* **Lepel:** Hard plastic lepels bieden een consistente prikkel. Variatie in lengte en ondiepte is mogelijk [9](#page=9).
* **Vork:** Een vork met botte puntjes kan gebruikt worden [9](#page=9).
* **Beker:** De Munchkin beker (blauwe beker) met een neusuitsparing wordt aanbevolen [9](#page=9).
* **Bord:** Een bord van geschikt formaat is belangrijk [9](#page=9).
### 4.6 Voeden
Het voeden zelf vereist specifieke technieken.
#### 4.6.1 Borstvoeding en flesvoeding
Voor zeer jonge kinderen met slikproblemen wordt borstvoeding en flesvoeding door een beperkt aantal logopedisten behandeld [9](#page=9).
#### 4.6.2 Eten met/van een lepel
* Kies het juiste formaat lepel [9](#page=9).
* Neem kleine beetjes vooraan op de lepel [9](#page=9).
* Plaats de lepel met druk op de tong en verwijder deze horizontaal uit de mond, zonder te schrapen [9](#page=9).
#### 4.6.3 Drinken uit een beker
* Kinderen kunnen angst hebben voor verslikken of te veel vloeistof in de mond krijgen [9](#page=9).
* Gebruik geen glazen bekers [9](#page=9).
* Plaats de beker tegen de onderlip en kantel deze totdat de vloeistof de lippen raakt [9](#page=9).
* De beker kan in de mond blijven zonder na elke slok te worden weggehaald [9](#page=9).
* Mondcontrole van opzij kan hierbij toegepast worden [9](#page=9).
#### 4.6.4 Kauwen
* Een goede houding en mondcontrole van voren zijn essentieel [10](#page=10).
* De consistentie van het voedsel is belangrijk: zacht kauwbaar voedsel (zoals een koekje), maar ook hard kauwbaar voedsel (vermijd noten, rauwe groenten, appel) [10](#page=10).
* **Plaatsing:** Voedsel wordt tussen de kiezen via de wang geplaatst, afwisselend links en rechts [10](#page=10).
### 4.7 Speekselcontrole
Speekselverlies, zowel anterieur (uit de mond) als posterieur (naar de keel en luchtwegen), kan leiden tot complicaties zoals verslikken en aspiratie [10](#page=10).
#### 4.7.1 Oorzaken van kwijlen
Diverse oorzaken kunnen bijdragen aan anterieur of posterieur kwijlen, waaronder:
* Geen of wisselende lipsluiting [10](#page=10).
* Dyskinetische tongbewegingen die de parotisklieren stimuleren [10](#page=10).
* Tongprotrusie of tongthrust die speeksel naar voren duwt [10](#page=10).
* Retractie van de tong, wat leidt tot kokhalzen en een verstoorde verzamel- en propulsiefase [10](#page=10).
* Kaak sperren of kaakklemmen, waardoor de tong geen vacuüm kan maken [10](#page=10).
* Verminderde intra-orale sensibiliteit, wat leidt tot een verstoorde slikinzet en lage slikfrequentie [10](#page=10).
* Weinig tot geen orale bewegingsmogelijkheden van tong, lippen en kaken [10](#page=10).
* Verhoogde en pathologische reflexactiviteit (wurgreactie, bijtreactie, zoekreactie) die willekeurige mondmotoriek verstoort [10](#page=10).
#### 4.7.2 Onderzoek naar kwijlen
* Observeren van speekselverlies tijdens dagelijkse activiteiten [10](#page=10).
* Het bepalen van de 'drooling quotient' (DQ), een score tussen 0 en 100 die de ernst en frequentie van speekselverlies meet [10](#page=10).
* Gebruik van visueel analoge schalen [10](#page=10).
#### 4.7.3 Behandeling van kwijlen
De behandeling van kwijlen kan zowel gedragsmatig, medicamenteus als chirurgisch zijn.
* **Gedragsmatig:**
* Afleren van in stand houdende mondgewoonten [10](#page=10).
* Bewust maken van een natte of droge mond/kin/lip [10](#page=10).
* Leren slikken op vraag [10](#page=10).
* Mondmotorische oefeningen, met name bij een lage tonus van de mondspieren [10](#page=10).
* Compensatie aanleren, zoals afvegen [10](#page=10).
* **Medicatie:** Kan gericht zijn op het verminderen van speekselproductie. Hierbij is het belangrijk dat er niet te weinig speeksel wordt geproduceerd. Botox-injecties in de speekselklieren kunnen de speekselproductie tijdelijk verminderen [10](#page=10).
* **Chirurgie:** Kan bestaan uit het afklemmen of verleggen van speekselklieren, of het verleggen van speekseluitgangen naar de achterzijde van de mond/keel [11](#page=11).
### 4.8 Aandachtspunten bij kinderen met CP
Kinderen met cerebrale parese (CP) vereisen specifieke aandachtspunten bij het eten en slikken.
* **Goede uitgangshouding:** Zorg voor voldoende flexie van het hoofd (licht voorovergebogen) om veilig eten en slikken te ondersteunen [11](#page=11).
* **Voldoende tonus opwekken:** Dit is nodig voor stabiliteit en controle van hoofd, nek en mond [11](#page=11).
* **Sensibiliteit:** Vermijd overmatige prikkels, aangezien sterke stimulatie afweerreacties kan veroorzaken [11](#page=11).
* **Mondcontrole:** Kan helpen bij voeding, speekselcontrole en tanden poetsen. Het normaliseert de sensibiliteit en verhoogt de tonus [11](#page=11).
#### 4.8.1 Ingrijpen bij verslikken
Bij verslikken is direct ingrijpen geboden:
* Breng het kind onmiddellijk in een buiging, met het hoofd licht voorover om de luchtweg te beschermen [11](#page=11).
* Baby's kunnen op hun kop worden gehouden [11](#page=11).
* Levensreddende manoeuvres zoals de Heimlichgreep kunnen worden toegepast [11](#page=11).
### 4.9 Oefeningen voor eten en drinken
#### 4.9.1 Oefening – eten (koek)
Het proces van een koek eten omvat verschillende stappen:
1. **Hap nemen:**
* De mond opent zich met ongeveer 1 tot 1,5 cm, afhankelijk van de hapgrootte [11](#page=11).
* De kaakgradatie (mate van kaakopening) moet zijn afgestemd op de hap. Problemen ontstaan wanneer de kaak te ver wordt geopend, waardoor de tong naar achteren schuift en de hap achter de tanden of onder de tong terechtkomt [11](#page=11).
* De koek bevindt zich tussen de tanden, met de lippen rustend op de koek [11](#page=11).
* **Afbijten:** De tong maakt een zijwaartse beweging en kantelt om de hap naar de kiezen te brengen. Sommige individuen bijten 'zijwaarts' af om deze tongbeweging te vermijden [11](#page=11).
2. **Kauwen:**
* Normaal gesproken vindt een rotatoire beweging van de onderkaak plaats. Veel kinderen maken echter enkel een verticale beweging [11](#page=11).
* **Tongfunctie:** Het voedsel wordt op het midden van de tong verzameld in een soort 'putje'. Met hulp van de wangen (door zuigen tegen de kiezen) wordt negatieve druk gecreëerd, waardoor het voedsel goed blijft liggen [11](#page=11).
3. **Transport naar keel:**
* De tongpunt rust tegen de alveolen. Door een 'golfbeweging' wordt het voedsel richting de amandelbogen geleid [11](#page=11).
4. **Bescherming tijdens slikken (3 beveiligingsmechanismen):**
* **Epiglottis:** Sluit de larynx af [11](#page=11).
* **Stemplooien:** Sluiten [11](#page=11).
* **Larynx:** Beweegt omhoog, trekt de slokdarm open, waardoor voedsel veilig naar de maag kan [11](#page=11).
#### 4.9.2 Oefening – drinken
Het proces van drinken omvat de volgende stappen:
1. **Plaatsing van de lippen:**
* De beker wordt tegen het middelste derde deel van de lippen geplaatst [12](#page=12).
* Een veelvoorkomend probleem bij kinderen is dat zij vaak op de beker bijten [12](#page=12).
* **Lipgradatie:** De lippen zijn bijna gesloten tijdens het drinken. Met een open mond kan gedronken worden, maar dit verhoogt de kans op verslikken [12](#page=12).
2. **Tongfunctie:**
* De tong vormt een kommetje waar de vloeistof in terechtkomt. Dit kommetje ontstaat door de tongspieren die de randen optillen [12](#page=12).
* Samen met de wangen wordt een negatieve druk (zuigkracht) gecreëerd, waardoor de vloeistof goed in de mond blijft [12](#page=12).
3. **Doorslikken:**
* Net als bij vast voedsel wordt de vloeistof met een golfbeweging van de tong naar de keel geleid [12](#page=12).
* Dezelfde beveiligingsmechanismen treden in werking als bij het slikken van vast voedsel: de epiglottis sluit de luchtpijp (larynx) af, de stemplooien sluiten, en de larynx beweegt omhoog om de slokdarm te openen, zodat voedsel veilig naar de maag kan [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Voedingsstoornis (dysfagie) | Problemen die verband houden met het veilig en efficiënt consumeren van voedsel en dranken, met directe gevolgen voor de gezondheid en ontwikkeling van een kind. Dit kan zowel aangeboren als verworven zijn en valt onder het werkgebied van de logopedist. |
| Voedingsprobleem (feeding problem) | Moeilijkheden bij het opnemen, verteren of verwerken van voedsel, wat kan leiden tot problemen zoals diarree. Hoewel logopedie betrokken kan zijn, is de primaire aanpak medisch van aard. |
| Eet- en drinkmoeilijkheden | Problemen rond eten en drinken die gedragsmatig of omgevingsgebonden zijn, zoals kieskeurig eten, beperkt voedingsaanbod of voorkeur voor eten onder specifieke omstandigheden. Dit wordt niet beschouwd als een medisch probleem of slikstoornis. |
| Eetstoornis | Een psychiatrische aandoening waarbij de relatie tussen eten en lichaamsbeeld verstoord is, zoals anorexia of boulimia. Deze term wordt doorgaans niet gebruikt bij jonge kinderen en valt buiten het werkgebied van de logopedist. |
| Congenitale dysfagie | Een aangeboren slikstoornis die wordt gekenmerkt door problemen met speekselcontrole, resulterend in speekselvloed. |
| Prematuur geboren kinderen | Kinderen die te vroeg geboren worden, vaak vanaf 24 weken zwangerschap, en die specifieke aandacht nodig hebben vanwege hun kwetsbaarheid en mogelijke ontwikkelingsachterstanden op het gebied van voeding. |
| Schisis | Een aangeboren afwijking die bekend staat als een gespleten lip en/of gehemelte, wat significante invloed kan hebben op het zuigen, slikken en spreken. |
| Orale dyspraxie | Een stoornis die de moeite met het plannen en uitvoeren van mondbewegingen beschrijft, wat invloed heeft op het eten, drinken en spreken. |
| Autismespectrumstoornis (ASS) | Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door uitdagingen op het gebied van sociale interactie, communicatie en repetitief gedrag, wat ook de eetgewoonten kan beïnvloeden door sensorische gevoeligheden en rigiditeit. |
| ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een classificatiesysteem dat de gezondheid en de daarmee samenhangende toestanden beschrijft vanuit drie perspectieven: lichaamsfuncties en -structuren, activiteiten en participatie, en omgevings- en persoonlijke factoren. |
| Primaire mondfuncties | Essentiële functies van de mond die noodzakelijk zijn voor overleving en ontwikkeling, waaronder zuigen, slikken en kauwen. |
| Zuig-slik-adem-coördinatie | Het cruciale samenspel tussen het zuigen, slikken en ademen, wat essentieel is voor baby's om veilig en efficiënt te kunnen drinken en ademen. |
| Rotatoire kauwbewegingen | Draaiende bewegingen van de onderkaak die gebruikt worden om voedsel te vermalen, en die zich ontwikkelen rond de leeftijd van 2 tot 3 jaar. |
| Tongprotrusie (tongthrust) | Het naar voren duwen van de tong, wat aanvankelijk een normale reflex is bij baby's tijdens het eten, maar bij oudere kinderen kan duiden op een onderliggend probleem en de voedselinname kan belemmeren. |
| Wurgreflex | Een beschermingsreflex die ervoor zorgt dat grotere voedseldeeltjes worden uitgestoten, om verstikking te voorkomen. Bij baby's ligt deze reflex verder naar voren en verplaatst zich geleidelijk naar achteren. |
| Palmomentale reflex | Een aangeboren orale reflex, die verdwijnt na ongeveer 3 maanden, waarbij druk op de handpalm een automatische beweging rond de mond veroorzaakt. |
| Sondevoeding | Vloeibare voeding die via een slangetje direct in het maag-darmkanaal wordt toegediend, wanneer een kind onvoldoende kan eten of drinken. |
| PEG-sonde (percutaan endoscopisch gastrostomie) | Een permanente maagsonde die chirurgisch wordt ingebracht om langdurige voeding toe te dienen, vaak bij kinderen met ernstige slikproblemen. |
| Bobath-methode | Een behandelmethode gericht op het normaliseren van spiercontrole, balans en houdingscontrole, ter bevordering van functionele bewegingen en normale reflexpatronen, vaak toegepast bij neurologische aandoeningen. |
| Muëller-methode | Een behandelmethode die focust op sensorische stimulatie om de ontwikkeling van bewegingspatronen en motorische reacties te ondersteunen. |
| Jean Ayres-methode | Een behandelbenadering gericht op sensorische integratie, om kinderen te helpen prikkels te verwerken, met name nuttig bij sensorische over- of ondergevoeligheid. |
| Voita-methode | Een behandeltechniek die reflexmatige bewegingen stimuleert om coördinatie en spierreorganisatie te bevorderen, vaak gebruikt bij jonge kinderen met neurologische beperkingen. |
| Petö-methode | Een methode die reflexbewegingen stimuleert via specifieke houdingen en drukpunten om de ontwikkeling van motoriek en houdingscontrole te verbeteren. |
| Epiglottis | Het strotklepje dat de luchtwegen afsluit tijdens het slikken, om te voorkomen dat voedsel in de luchtpijp terechtkomt. |
| Larynx | Het strottenhoofd, dat tijdens het slikken omhoog beweegt om de toegang tot de luchtpijp te vergroten en de slokdarm te openen. |
| Anterieur speekselverlies | Speeksel dat uit de mond loopt aan de voorkant, wat bij kinderen onder de 3 jaar als normaal wordt beschouwd. |
| Posterieur speekselverlies | Speeksel dat naar de keel en luchtwegen loopt, wat een risico vormt voor verslikken en aspiratie. |
| Drooling quotient (DQ) | Een maat die de ernst en frequentie van speekselverlies bepaalt, met een schaal van 0 (droog) tot 100 (veel verlies). |