Cover
Jetzt kostenlos starten U4.pdf
Summary
# Werkwoorden voor 'zijn' en plaatsaanduidingen
Dit deel van de cursus introduceert de Japanse werkwoorden iru en aru, die 'zijn' of 'zich bevinden' betekenen, samen met diverse plaatsaanduidende naamwoorden en partikels [3](#page=3).
### 1.1 Werkwoorden voor 'zijn': いる (iru) en ある (aru)
In het Japans zijn er twee werkwoorden die de betekenis 'zijn' of 'zich bevinden' overbrengen: いる (iru) en ある (aru). Het verschil tussen deze twee werkwoorden is gebaseerd op het type onderwerp dat wordt beschreven [3](#page=3).
* **いる (iru):** Dit werkwoord wordt gebruikt voor levende wezens, zoals mensen en dieren [3](#page=3).
* **ある (aru):** Dit werkwoord wordt gebruikt voor levenloze objecten, planten en abstracte concepten [3](#page=3).
**Voorbeelden:**
* 学生がいます (gakusei ga imasu) - Een student is er / bevindt zich [3](#page=3).
* 本があります (hon ga arimasu) - Een boek is er / bevindt zich [4](#page=4).
Het partikel **が (ga)** wordt gebruikt om het onderwerp aan te duiden in werkwoordzinnen [3](#page=3).
#### 1.1.1 Zinsstructuur met いる en ある
De basisstructuur voor deze werkwoordzinnen is:
* Voor levende wezens: Locatie + に (ni) + Onderwerp (mens/dier) + が (ga) + いる (iru) [31](#page=31).
* Voor levenloze objecten/dingen: Locatie + に (ni) + Onderwerp (ding) + が (ga) + ある (aru) [31](#page=31).
Wanneer een vraag wordt gesteld over wie of wat zich ergens bevindt, wordt de structuur als volgt:
* Locatie + に (ni) + Vraagwoord (wie/wat) + が (ga) + いる/ある + か (ka) [34](#page=34).
**Voorbeelden van vragen en antwoorden:**
* この教室にだれがいますか。(Kono kyōshitsu ni dare ga imasu ka?) - Wie is er in dit lokaal [34](#page=34)?
* つくえの上に何がありますか。(Tsukue no ue ni nani ga arimasu ka?) - Wat ligt er op het bureau [34](#page=34)?
#### 1.1.2 Van onderwerp naar topic: ~は ~に いる・ある
Een andere veelgebruikte zinsstructuur is die waarbij het onderwerp wordt geïntroduceerd als het 'topic' met het partikel **は (wa)**. Dit verschuift de focus van de locatie naar het onderwerp zelf.
* Topic (mens/dier) + は (wa) + Locatie + に (ni) + いる (iru) [36](#page=36).
* Topic (ding) + は (wa) + Locatie + に (ni) + ある (aru) [36](#page=36).
Wanneer een vraag wordt gesteld over de locatie van een topic:
* Topic + は (wa) + Vraagwoord (plaats) + に (ni) + いる/ある + か (ka) [36](#page=36).
**Voorbeelden:**
* 学生はどこにいますか。(Gakusei wa doko ni imasu ka?) - Waar is de student [36](#page=36)?
* 日本語の本はどこにありますか。(Nihongo no hon wa doko ni arimasu ka?) - Waar is het Japanse boek [36](#page=36)?
**Voorbeeld van een conversatie:**
* ねこはどこにいますか。(Neko wa doko ni imasu ka?) - Waar is de kat [37](#page=37)?
* いすの下 (Isu no shita) - Onder de stoel [37](#page=37).
* ひきだしの中 (Hikidashi no naka) - In de lade [38](#page=38).
* つくえの上 (Tsukue no ue) - Op het bureau [39](#page=39).
**Vergelijking van zinsstructuren:**
* **Focus op locatie:** つくえの上に ねこが います。(Tsukue no ue ni neko ga imasu.) - Op het bureau bevindt zich een kat [44](#page=44).
* **Focus op onderwerp (topic):** ねこは つくえの上に います。(Neko wa tsukue no ue ni imasu.) - De kat bevindt zich op het bureau [44](#page=44).
### 1.2 Platsaanduidingen
Plaatsaanduidingen in het Japans kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën [10](#page=10).
#### 1.2.1 Plaatsaanduidende naamwoorden
Dit zijn specifieke woorden die locaties aanduiden, zoals universiteit (大学 - daigaku), kantine (食堂 - shokudō), postkantoor (郵便局 - yūbinkyoku) etc [5](#page=5).
#### 1.2.2 Hierarchische plaatsaanduidingen (Hier, Daar, Daar Verderop, Waar?)
* **ここ (koko):** Hier (dichtbij de spreker) [10](#page=10) [9](#page=9).
* **そこ (soko):** Daar (dichtbij de toehoorder) [10](#page=10).
* **あそこ (asoko):** Daar ver(derop) (ver van zowel spreker als toehoorder) [10](#page=10).
* **どこ (doko):** Waar? [10](#page=10).
#### 1.2.3 'Voorzetsels' als naamwoorden
In het Nederlands gebruiken we voorzetsels om relaties tussen objecten en locaties aan te geven, maar in het Japans worden deze functies vaak vervuld door naamwoorden die een specifieke positie beschrijven. Deze worden vaak gecombineerd met het partikel **の (no)** om de relatie aan te geven [10](#page=10) [24](#page=24).
* **上 (ue):** Boven, op. Voorbeeld: つくえの上 (tsukue no ue) - Boven/op het bureau [11](#page=11) [25](#page=25).
* **下 (shita):** Onder. Voorbeeld: くるまの下 (kuruma no shita) - Onder de auto [11](#page=11) [24](#page=24).
* **前 (mae):** Voor. Voorbeeld: 山田さんのまえ (Yamada-san no mae) - Voor meneer Yamada [12](#page=12) [27](#page=27).
* **後ろ (ushiro):** Achter. Voorbeeld: 山田さんのうしろ (Yamada-san no ushiro) - Achter meneer Yamada [12](#page=12) [27](#page=27).
* **中 (naka):** Binnen, in. Voorbeeld: かばんの中 (kaban no naka) - In de tas [13](#page=13) [24](#page=24).
* **外 (soto):** Buiten [13](#page=13).
* **奥 (oku):** Achterin, diep in [14](#page=14).
* **左 (hidari):** Links [15](#page=15) [26](#page=26).
* **右 (migi):** Rechts [15](#page=15) [26](#page=26).
* **隣 (tonari):** Naast, aangrenzend. Voorbeeld: 山田さんのとなり (Yamada-san no tonari) - Naast meneer Yamada [16](#page=16) [17](#page=17) [27](#page=27).
* **横 (yoko):** Naast, ter zijde [18](#page=18).
* **向こう(側) (mukō(gawa)):** Aan de overkant, daar ver vandaan [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 1.2.4 Richtingsaanduidingen
* **北 (kita):** Noord [21](#page=21).
* **東 (higashi):** Oost [21](#page=21).
* **南 (minami):** Zuid [21](#page=21).
* **西 (nishi):** West [21](#page=21).
#### 1.2.5 Tussen/Onder
* **間 (aida):** Tussen. Dit wordt gebruikt om aan te geven dat iets zich bevindt tussen twee andere entiteiten [22](#page=22).
**Structuur:** Naamwoord 1 + と (to) + Naamwoord 2 + の (no) + 間 (aida) [23](#page=23).
**Voorbeeld:** 本屋と花屋の間の図書館 (Hon'ya to hanaya no aida no toshokan) - De bibliotheek tussen de boekwinkel en de bloemenzaak [23](#page=23).
> **Tip:** Onthoud dat in het Japans de structuur vaak 'locatie + の (no) + naamwoord' is om relatieve posities aan te geven, in plaats van het Nederlandse voorzetsel direct te vertalen [24](#page=24).
### 1.3 Plaatsaanduidende partikels
Partikels spelen een cruciale rol in het aangeven van plaats in Japanse zinnen. De keuze van het partikel hangt af van de aard van het werkwoord en de specifieke betekenis die men wil overbrengen [29](#page=29) [45](#page=45).
* **~に (ni):** Wordt gebruikt voor:
* **Locatie bij statische werkwoorden:** Dit partikel duidt de plaats aan waar iets of iemand zich bevindt (statisch). Het wordt **niet** gebruikt bij werkwoorden van beweging. [29](#page=29) [30](#page=30).
* Voorbeeld: アルマにいます。(Aroma ni imasu.) - Ik ben in Alma [45](#page=45).
* **Richting/Bestemming:** Bij werkwoorden van beweging geeft 'ni' de richting of bestemming aan [29](#page=29) [45](#page=45).
* Voorbeeld: 日本へ行きます。(Nihon e ikimasu.) - Ik ga naar Japan. (Let op, hier wordt vaak え (e) gebruikt voor richting, maar 'ni' kan ook voorkomen in specifieke contexten.) [45](#page=45).
* Voorbeeld: 授業に行きます。(Jugyō ni ikimasu.) - Ik ga naar de les [45](#page=45).
* **Ontmoeting:** Kan worden gebruikt om aan te geven met wie een actie plaatsvindt, specifiek bij 'ontmoeten' (会う - au) [46](#page=46).
* Voorbeeld: 森さんは図書館の前にアリスさんに会いました。(Mori-san wa toshokan no mae ni Arisu-san ni aimashita.) - Meneer Mori ontmoette mevrouw Alice voor de bibliotheek [46](#page=46).
* **~で (de):** Wordt gebruikt voor:
* **Plaats van handeling:** Dit partikel duidt de plaats aan waar een actie plaatsvindt. Het wordt **niet** gebruikt bij statische werkwoorden [29](#page=29) [46](#page=46).
* Voorbeeld: アルマで食べます。(Aroma de tabemasu.) - Ik eet in Alma [45](#page=45).
* Voorbeeld: 森さんは図書館の近くで待ちます。(Mori-san wa toshokan no chikaku de machimasu.) - Meneer Mori wacht in de buurt van de bibliotheek [46](#page=46).
* **~から (kara):** Geeft de oorsprong of afkomst aan, meestal in combinatie met werkwoorden als 来る (kuru - komen) [29](#page=29) [45](#page=45).
* Voorbeeld: ゲントから来ました。(Gento kara kimashita.) - Ik kwam uit Gent [45](#page=45).
**Overzicht van partikels en hun gebruik met plaatsaanduidende naamwoorden:**
* **Statische situaties:** 図書館の後ろに食堂があります。(Toshokan no ushiro ni shokudō ga arimasu.) - Er is een kantine achter de bibliotheek [46](#page=46).
* **Actie op een plaats:** 本田さんとアリスさんは食堂の中で食べます。(Honda-san to Arisu-san wa shokudō no naka de tabemasu.) - Meneer Honda en mevrouw Alice eten in de kantine [46](#page=46).
* **Beweging naar een plaats:** 森さんは友だちと図書館へ行きます。(Mori-san wa tomodachi to toshokan e ikimasu.) - Meneer Mori gaat met een vriend naar de bibliotheek [46](#page=46).
* **Statische situatie nabij:** 森さんは図書館の近くにいます。(Mori-san wa toshokan no chikaku ni imasu.) - Meneer Mori is in de buurt van de bibliotheek [46](#page=46).
> **Tip:** Wees alert op het onderscheid tussen locaties waar iets *is* (statisch, met ~に) en locaties waar iets *gebeurt* (actie, met ~で) [46](#page=46).
---
# Hoffelijke vorm van 'zijn'
Dit gedeelte introduceert de formele en hoffelijke vorm van het werkwoord 'zijn', **ございます** ($gozaimasu$), als alternatief voor **あります** ($arimasu$).
### Inleiding tot ございます ($gozaimasu$)
**ございます** ($gozaimasu$) is de formele en hoffelijke vorm van het werkwoord **あります** ($arimasu$). Het wordt gebruikt om beleefdheid uit te drukken en is essentieel in formele situaties, zoals gesprekken met winkelpersoneel, bedienden of andere personen waarmee een formele relatie bestaat [47](#page=47).
### Gebruik en vergelijking met あります ($arimasu$)
* **あります** ($arimasu$) is de neutrale vorm van het werkwoord dat 'zijn' of 'hebben' betekent [47](#page=47).
* **ございます** ($gozaimasu$) is de formele, hoffelijke variant die in plaats van **あります** ($arimasu$) wordt gebruikt in beleefde conversaties [47](#page=47).
> **Tip:** Hoewel **あります** ($arimasu$) in alledaagse, informele situaties volstaat, is het cruciaal om **ございます** ($gozaimasu$) te gebruiken in formelere contexten om respect te tonen.
### Voorbeelden van het gebruik van ございます ($gozaimasu$)
Hieronder volgen voorbeelden die het gebruik van **ございます** ($gozaimasu$) in dialoogvorm illustreren:
**Voorbeeld 1:**
Klant: 「すみません。トイレはどこにありますか。」 ($Sumimasen. Toire wa doko ni arimasu ka.$ - Excuseer mij, waar is het toilet?)
Medewerker warenhuis: 「5階にございます。」 ($5-kai ni gozaimasu.$ - Het is op de 5e verdieping.)
**Voorbeeld 2:**
Klant: 「このTシャツのMサイズはありますか。」 ($Kono T-shatsu no M saizu wa arimasu ka.$ - Heeft u dit T-shirt in maat M?)
Verkoper: 「はい、ございます。」 ($Hai, gozaimasu.$ - Ja, dat hebben we.)
**Voorbeeld 3:**
Klant: 「すみません。黒いかさ、ありますか。」 ($Sumimasen. Kuroi kasa, arimasu ka.$ - Excuseer mij, heeft u zwarte paraplu's?)
Verkoper: 「はい、ございます。」 ($Hai, gozaimasu.$ - Ja, die hebben we.)
Deze voorbeelden laten zien hoe **ございます** ($gozaimasu$) functioneert als een beleefdere vervanging voor **あります** ($arimasu$) wanneer men antwoordt op een vraag of een feit presenteert in een hoffelijke toon.
---
# Het partikel 'no' en 'desu'
Dit onderdeel behandelt het gebruik van het partikel 'no' als vervanging van een naamwoord en 'desu' als vervanging van een partikel plus werkwoord [48](#page=48).
### 3.1 Het partikel 'no' ter vervanging van een naamwoord
Het partikel 'no' kan gebruikt worden om een naamwoord te vervangen, met name wanneer de context duidelijk maakt welk naamwoord bedoeld wordt. Dit voorkomt herhaling en maakt de taal vloeiender [48](#page=48).
**Principes en voorbeelden:**
* **Vervanging van een bezit:**
* `あれは 先生のかばんです。 これは 学生のです。` (Dat daar is de tas van de leraar. Dit hier is die van de student.) [50](#page=50).
* In dit voorbeeld vervangt 'のです' (no desu) het volledige naamwoord 'かばん' (kaban - tas) [50](#page=50).
* **Vervanging van een adjectief of bijvoeglijk naamwoord:**
* `くろいえんぴつを かいました。 あかいのは かいませんでした。` (Ik heb het zwarte potlood gekocht. Het rode heb ik niet gekocht.) [50](#page=50).
* Hier vervangt 'のは' (no wa) 'えんぴつ' (enpitsu - potlood) in de tweede zin, waarbij het contrast met 'くろい' (kuroi - zwart) wordt benadrukt [50](#page=50).
* **Combinatie met andere partikels:**
* `そのべんりなのも 高いですね。` (Ook die handige is duur.) [50](#page=50).
* 'のも' (no mo) duidt aan dat 'ook' van toepassing is op het vervangen naamwoord.
**Structuur van zinnen met 'no' ter vervanging:**
* `[Adjectief [Naamwoord は [Adjectief です。`
* Vb4a: `先生の車は 白いです。` (De auto van de leraar is wit.) [51](#page=51).
* `[Adjectief の です。`
* Vb4b: `先生の車は 白いのです。` (De auto van de leraar is een witte.) - Hier wordt de nadruk gelegd op de witte kleur [51](#page=51).
* `[Naamwoord は [Naamwoord です。`
* Vb4c: `先生の車は 白い車です。` (De auto van de leraar is een witte auto.) [51](#page=51).
* **Aanwijzend voornaamwoord + 'no' + naamwoord:**
* `いすの 下の かばん は だれのですか。` (De tas onder de stoel, van wie is die?) [53](#page=53).
* Hier wordt een hele constructie (`[Naamwoord の [Naamwoord]`) gebruikt om een specifieke entiteit te beschrijven: `いすの 下の かばん` (de tas onder de stoel) [53](#page=53).
**Tip:** Let goed op de context om te bepalen welk naamwoord er precies vervangen wordt door 'no'. Dit versterkt het begrip van de Japanse zinsconstructie.
### 3.2 'Desu' ter vervanging van een partikel + werkwoord
'Desu' (です) kan ook functioneren als een verkorte vorm voor een combinatie van een partikel en een werkwoord, met name in antwoorden op vragen. Dit zorgt voor bondigheid en directheid in de communicatie [54](#page=54).
**Toepassingen en voorbeelden:**
* **Antwoord op een vraag over een actie:**
* Vraag: `朝、何を のみますか。` (Wat drink je 's ochtends?)
* Volledig antwoord: `水を のみます。` (Ik drink water.)
* Verkorte antwoord: `水です。` (Water.) [55](#page=55).
* **Antwoord op een vraag over locatie:**
* Vraag: `えんぴつは どこに ありますか。` (Waar is het potlood?)
* Volledig antwoord: `つくえの上に あります。` (Het is op het bureau.)
* Verkorte antwoord: `つくえの上です。` (Op het bureau.) [55](#page=55).
* **Antwoord op een vraag over herkomst:**
* Vraag: `わださんは どこから 来ましたか。` (Waar komt Wada vandaan?)
* Volledig antwoord: `日本から 来ました。` (Hij komt uit Japan.)
* Verkorte antwoord: `日本です。` (Japan.) [55](#page=55).
* **Indicatie van voorkeur of keuze:**
* Vraag: `ひろしさんは何を食べますか。` (Wat eet Hiroshi?)
* Antwoord: `ぼくはすしです。` (Ik [eet sushi.)
* Dit impliceert: `ぼくは すしを 食べます。` (Ik eet sushi.) [55](#page=55).
* Vraag: `たろうさんは。` (En Taro?)
* Antwoord: `私はてんぷらです。` (Ik [eet tempura.)
* Dit impliceert: `私は てんぷらを 食べます。` (Ik eet tempura.) [55](#page=55).
**Tip:** Dit gebruik van 'desu' is heel gangbaar in informele gesprekken en is een efficiënte manier om te antwoorden zonder onnodige herhaling. Het is belangrijk om te herkennen dat 'desu' hier niet de betekenis van 'zijn' in de standaard zin heeft, maar een impliciet werkwoord of een hele zinsconstructie vervangt.
---
# Woordenschat en telwoorden
Dit deel behandelt een tweede gebruik van 'sore', introduceert telwoorden, verschillende maatwoorden voor tijd, geld en personen, en vraagwoorden [56](#page=56).
### 4.4 Tweede gebruik van "sore"
Hoewel het document geen specifiek tweede gebruik van "sore" uitlegt in de gegeven tekst, wordt in context aangegeven hoe "sore" gebruikt kan worden om te verwijzen naar iets dat eerder is genoemd, vergelijkbaar met "dat ding" of "die zaak" [57](#page=57).
Voorbeelden:
* "きのう、田中さんに 会いました。その 人は、父の友だちです。" (Gisteren heb ik Tanaka ontmoet. Die persoon is een vriend van mijn vader.) [57](#page=57).
* "「『ぼっちゃん』は、読みましたか。」「え、なんですか、それ は?」" ("Heb je 'Botchan' gelezen?" "Eh, wat is dat?") [57](#page=57).
### 4.5 Telwoorden
Japanse telwoorden volgen een specifieke structuur, waarbij voor de getallen 1 tot en met 10 verschillende uitspraken en schrijfwijzen bestaan [59](#page=59).
* 1: ひとつ (hitotsu) [59](#page=59).
* 2: ふたつ (futatsu) [59](#page=59).
* 3: みっつ (mittsu) [59](#page=59).
* 4: よっつ (yottsu) [59](#page=59).
* 5: いつつ (itsutsu) [59](#page=59).
* 6: むっつ (muttsu) [59](#page=59).
* 7: ななつ (nanatsu) [59](#page=59).
* 8: やっつ (yattsu) [59](#page=59).
* 9: ここのつ (kokonotsu) [59](#page=59).
* 10: とお (too) [59](#page=59).
### 4.6 Maatwoorden
Maatwoorden worden gebruikt om entiteiten te tellen en te kwantificeren. Specifieke maatwoorden worden gebruikt voor tijd, geld, verdiepingen, personen en leeftijden [60-71](#page=60-71).
#### 4.6.1 Tijd
Maatwoorden voor tijd omvatten jaren, maanden, dagen, uren, minuten en de duur van tijd [61-65](#page=61-65).
* **Jaren:** ~年【ねん】 (nen) [61](#page=61).
* Voorbeeld: 2025年 (2025 nen) [61](#page=61).
* **Maanden:** ~月【がつ】 (gatsu) [61](#page=61).
* Wordt gebruikt voor de maanden van het jaar (1 tot 12) [61](#page=61).
* **Dagen:** ~日【にち】 (nichi) [61](#page=61).
* Wordt gebruikt voor de dagen van de maand (1 tot 31) [61](#page=61).
* Een datum wordt gevormd als: ~年~月~日 (nen gatsu nichi) [61](#page=61).
* Voorbeeld: 14 juli 2000 → 2000年7月14日 (nisen nen shichi gatsu juu yokka) [61](#page=61).
* **Uur (tijdstip):** ~時【じ】 (ji) [65](#page=65).
* Uitzonderingen: 4時 (yoji), 7時 (shichiji), 9時 (kuji) [65](#page=65).
* **Minuten:** ~分【ふん】 (fun) [65](#page=65).
* Uitzonderingen: 1分 (ippun), 6分 (roppun), 8分 (happun), 10分 (juppun of jippun) [65](#page=65).
* **Uur (duur):** ~時間【じかん】 (jikan) [65](#page=65).
* Voorbeeld: 4時間 (yoji kan), 9時間 (kuji kan) [65](#page=65).
* **Weken:** ~週間【しゅうかん】 (shūkan) [65](#page=65).
* Voorbeeld: 4週間 (yon shūkan) [65](#page=65).
* **Half:** 半 (han) [68](#page=68).
* Wordt gebruikt om "half" aan te geven. Bijvoorbeeld 2時半 (ni ji han) - half drie [68](#page=68).
> **Tip:** Oefen de maanden van het jaar en de dagen van de maand, want hier zijn veel uitzonderingen. Zeg regelmatig de datum hardop om vlot te worden [64](#page=64).
#### 4.6.2 Geld en Nummers
* **Yen:** ~円【えん】 (en) [69](#page=69).
* Voorbeeld: 4円 (yo en) [69](#page=69).
* **Euro:** ~ユーロ (yūro) [69](#page=69).
* **Nummer:** ~番【ばん】 (ban) [69](#page=69).
* **Verdieping:** ~階【かい】 (kai) [69](#page=69).
* Gelijkvloers is 1階 (ikkai) [69](#page=69).
* Tweede verdieping is 3階 (san gai) [69](#page=69).
#### 4.6.3 Personen en Leeftijd
* **Aantal personen:** ~人【にん】 (nin) [70](#page=70).
* Uitzonderingen: 1人 (hitori), 2人 (futari) [70](#page=70).
* **Student (jaar):** ~年生 (nensei) [70](#page=70).
* **Leeftijd:** ~歳【さい】 (sai) [70](#page=70).
* Uitzondering: 20歳 (hatachi) [70](#page=70).
#### 4.6.4 Combinaties met partikels
Tel- en maatwoorden kunnen gecombineerd worden met naamwoorden en partikels, gevolgd door een werkwoord [71](#page=71).
* Structuur: naamwoord + partikel + telwoord + maatwoord + werkwoord [71](#page=71).
* Voorbeeld: 学生が 50人 来ました (gakusei ga gojuu nin kimashita) - Er kwamen 50 studenten [71](#page=71).
> **Voorbeeld:**
> • studenten kwamen.
> • veel studenten kwamen. (bijwoord) [71](#page=71).
> • Hoeveel studenten kwamen er? (vraagwoord) [71](#page=71).
> • Er kwamen 50 studenten. (tel-/maatwoord) [71](#page=71).
### 4.7 Vraagwoorden
Vraagwoorden worden gebruikt om informatie op te vragen over prijs, kwantiteit, leeftijd en dagen [73-77](#page=73-77).
* **いくら (ikura):** Hoeveel kost dat? (prijs) [73](#page=73).
* Voorbeeld: その本は いくらですか。(Sono hon wa ikura desu ka.) - Hoeveel kost dat boek [73](#page=73)?
* **いくつ (ikutsu):** [73](#page=73).
1. Hoeveel? (kwantiteit)
* Voorbeeld: いすが いくつありますか。(Isu ga ikutsu arimasu ka.) - Hoeveel stoelen zijn er [73](#page=73)?
* Voorbeeld: テーブルが いくつありますか。(Tēburu ga ikutsu arimasu ka.) - Hoeveel tafels zijn er [74](#page=74)?
2. Hoe oud? (leeftijd)
* Voorbeeld: いくつですか。(Ikutsu desu ka.) of なんさいですか。(Nansai desu ka.) - Hoe oud ben je [73](#page=73)?
* Voor beleefde vorm: おいくつですか。(Oikutsu desu ka.) [73](#page=73).
* **何日 (nan nichi):** Welke dag (van de maand) [75](#page=75)?
* Voorbeeld: 今日は 何日ですか。(Kyō wa nan nichi desu ka.) - Welke dag is het vandaag [75](#page=75)?
* **何曜日 (nan yōbi):** Welke dag (van de week) [75](#page=75)?
* Voorbeeld: 今日は 何曜日ですか。(Kyō wa nan yōbi desu ka.) - Welke dag van de week is het vandaag [75](#page=75)?
* **何人 (nan nin):** Hoeveel personen [76](#page=76)?
* Voorbeeld: 日本人が 何人【なんにん】来ましたか。(Nihonjin ga nan nin kimashita ka.) - Hoeveel Japanners kwamen er [76](#page=76)?
* Voorbeeld: この教室に 日本人が 何人いますか。(Kono kyōshitsu ni Nihonjin ga nan nin imasu ka.) - Hoeveel Japanners zijn er in dit klaslokaal [77](#page=77)?
#### 4.7.1 Vertaling van 'hebben'
Het werkwoord 'hebben' kan in het Japans vertaald worden met いる (iru) voor personen/dieren, of ある (aru) voor dingen. Het lijdend voorwerp, oftewel dat wat je hebt, wordt aangegeven met het partikel が (ga). Dit wordt verder behandeld in unit 6 [78](#page=78).
> **Voorbeeld:**
> * Ik heb een oudere zus. → あねがいます。(Ane ga imasu.) [78](#page=78).
> * Ik heb een zwarte auto. → 黒い車があります。(Kuroi kuruma ga arimasu.) [78](#page=78).
> **Oefening (Vertaal):**
> * Ik heb één jongere zus. Ze is in 2010 geboren. Ik heb ook een jonger broertje. Hij is nu 9 jaar [79](#page=79).
> * Hier staan 9 stoelen. Een tafel is er niet [79](#page=79).
> **Oefening (Vertaal - oplossing):**
> * Ik heb één jongere zus.
> いもうとが 一人【ひとり】います。(Imōto ga hitori imasu.) [80](#page=80).
> Ze is in 2010 geboren.
> 2010年【ねん】に 生まれました。(Nisen jū nen ni umaremashita.) [80](#page=80).
> Ik heb ook een jonger broertje.
> おとうとも います。(Otōto mo imasu.) [80](#page=80).
> Hij is nu 9 jaar.
> 今【いま】9さいです。(Ima kyū sai desu.) [80](#page=80).
> * Hier staan 9 stoelen. Een tafel is er niet.
> ここに いすが 9つ 【ここのつ】あります。(Koko ni isu ga kokonotsu arimasu.) [80](#page=80).
> つくえは ありません。(Tsukue wa arimasen.) [80](#page=80).
---
# Toekomstige examens en studie
Dit gedeelte behandelt informatie over een aankomend proefexamen, de inhoud daarvan, en de introductie van nieuw studiemateriaal, specifiek katakana.
### 5.1 Proefexamen
Het proefexamen vindt plaats op maandag 27 oktober, van 9 tot 12 uur in lokaal PSI 91.93. De onderdelen van het examen zijn als volgt verdeeld [81](#page=81):
* **Taalkunde - Grammatica (theorie + oefeningen):** 45 minuten [81](#page=81).
* **Kanji:** 15 minuten [81](#page=81).
* **Taalbeheersing - Lezen:** 30 minuten [81](#page=81).
* **Schrijven:** 45 minuten [81](#page=81).
De te studeren stof voor de onderdelen grammatica (theorie en oefeningen), woordenschat (inclusief 'passieve' kanji), lezen en schrijven omvat units 1 tot en met 3. De kanji die tijdens de les van Mw Takeyama zijn behandeld, en die voor het examen relevant zijn, omvatten units 1 tot en met 4 [81](#page=81).
### 5.2 Introductie katakana en feedback proefexamen
Op donderdag 30 oktober wordt het katakana geïntroduceerd en zal er eerste feedback worden gegeven op het proefexamen [82](#page=82).
#### 5.2.1 Katakana als zelfstudie
Katakana wordt aangeduid als zelfstudie, waarbij studenten worden aangemoedigd er tijdig mee te beginnen. Voor deze sessie wordt gevraagd de cursus Hiragana en Katakana mee te brengen [82](#page=82).
> **Tip:** Begin tijdig met de zelfstudie van katakana om goed voorbereid te zijn op de introductie en de bijbehorende feedback.
> **Tip:** Zorg dat je de benodigde studiematerialen, zoals de cursus Hiragana en Katakana, bij de hand hebt voor de sessie op donderdag.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| いる (iru) | Een Japans werkwoord dat 'zich bevinden' betekent, specifiek gebruikt voor levende wezens zoals mensen en dieren. Het geeft de aanwezigheid van iets aan. |
| ある (aru) | Een Japans werkwoord dat 'zijn' of 'bestaan' betekent, voornamelijk gebruikt voor levenloze objecten en abstracte concepten om hun aanwezigheid aan te duiden. |
| が (ga) | Een Japans partikel dat meestal het onderwerp van een zin aanduidt, vooral in combinatie met werkwoorden als いる (iru) en ある (aru) om te specificeren wat of wie aanwezig is. |
| です (desu) | Een beleefde copula in het Japans, vergelijkbaar met 'zijn' in het Nederlands. Het wordt gebruikt aan het einde van zinnen om ze beleefd te maken en wordt vaak gebruikt na naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden. |
| ここ (koko) | Een aanwijzend voornaamwoord in het Japans dat 'hier' betekent, verwijzend naar een plaats dichtbij de spreker. |
| そこ (soko) | Een aanwijzend voornaamwoord in het Japans dat 'daar' betekent, verwijzend naar een plaats dichtbij de toehoorder. |
| あそこ (asoko) | Een aanwijzend voornaamwoord in het Japans dat 'daar verder weg' betekent, verwijzend naar een plaats verder weg van zowel de spreker als de toehoorder. |
| どこ (doko) | Een vragend voornaamwoord in het Japans dat 'waar' betekent en wordt gebruikt om de locatie van iets of iemand te vragen. |
| 上 (ue) | Een Japans woord dat 'boven' of 'op' betekent. Het wordt vaak gebruikt in combinatie met andere woorden om relatieve posities aan te geven. |
| 下 (shita) | Een Japans woord dat 'onder' of 'beneden' betekent. Net als 上 (ue), wordt het gebruikt om relatieve posities te beschrijven. |
| 前 (mae) | Een Japans woord dat 'voor' betekent in de betekenis van vooruit of vóór iets geplaatst. |
| 後ろ (ushiro) | Een Japans woord dat 'achter' betekent, verwijzend naar de achterkant van iets. |
| 中 (naka) | Een Japans woord dat 'binnen' of 'in' betekent. Het geeft aan dat iets zich in een afgesloten ruimte bevindt. |
| 外 (soto) | Een Japans woord dat 'buiten' betekent, verwijzend naar de ruimte buiten een bepaald gebied. |
| 左 (hidari) | Een Japans woord dat 'links' betekent, verwijzend naar de linkerzijde. |
| 右 (migi) | Een Japans woord dat 'rechts' betekent, verwijzend naar de rechterzijde. |
| 隣 (tonari) | Een Japans woord dat 'naast' of 'aangrenzend' betekent, verwijzend naar een object of persoon die direct naast iets anders is gelegen. |
| 間 (aida) | Een Japans woord dat 'tussen' of 'interval' betekent. Het wordt gebruikt om de ruimte of relatie tussen twee of meer dingen aan te geven. |
| ~ございます (gozaimasu) | Een formele en hoffelijke vorm van het werkwoord ある (aru) en いる (iru). Het wordt gebruikt in beleefde taal om 'er is/zijn' aan te duiden, vooral in dienstencontexten. |
| の (no) | Een Japans partikel dat verschillende grammaticale functies kan hebben, waaronder bezit aanduiden ('van') of een naamwoord vervangen. |
| ~ございます (gozaimasu) | Een formele en hoffelijke vorm van het werkwoord ある (aru) en いる (iru). Het wordt gebruikt in beleefde taal om 'er is/zijn' aan te duiden, vooral in dienstencontexten. |
| ~(で)す (desu) | Een beleefde copula in het Japans, vergelijkbaar met 'zijn' in het Nederlands. Het wordt gebruikt aan het einde van zinnen om ze beleefd te maken en wordt vaak gebruikt na naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden. |
| そ~ (sore) | Een demonstratief voornaamwoord in het Japans dat verwijst naar iets dat dicht bij de toehoorder is of naar iets dat eerder in de conversatie is genoemd. Het kan ook gebruikt worden om een algemene situatie aan te duiden. |
| いくつ (ikutsu) | Een Japans vraagwoord dat gebruikt wordt om de hoeveelheid van dingen te vragen (meestal minder dan tien) of de leeftijd van personen. |
| 何人 (nannin) | Een Japans vraagwoord dat wordt gebruikt om te vragen naar het aantal personen. |
| ~時 (ji) | Een Japans telwoord dat 'uur' betekent bij het aangeven van de tijd. |
| ~分 (fun/pun) | Een Japans telwoord dat 'minuut' betekent bij het specificeren van de tijd. |
| ~日 (nichi) | Een Japans telwoord dat 'dag' betekent, gebruikt bij het tellen van dagen van de maand. |
| ~月 (gatsu) | Een Japans telwoord dat 'maand' betekent, gebruikt bij het specificeren van maanden van het jaar. |
| ~年 (nen) | Een Japans telwoord dat 'jaar' betekent, gebruikt bij het specificeren van jaren. |
| ~円 (en) | De Japanse munteenheid, vergelijkbaar met de euro of dollar. |
| ~番 (ban) | Een Japans telwoord dat 'nummer' betekent, gebruikt voor volgnummers of identificatie. |
| ~階 (kai) | Een Japans telwoord dat 'verdieping' betekent, gebruikt voor de lagen van een gebouw. |
| ~人 (nin) | Een Japans telwoord dat 'persoon' betekent, gebruikt om het aantal mensen aan te geven. |
| ~歳 (sai) | Een Japans telwoord dat 'leeftijd' betekent. |