Cover
Jetzt kostenlos starten SPP 2025_2026 les 17 Lezen, spellen en dyslexie_studentenversie.pptx
Summary
# Leren lezen en spellen
Oké, hier is de samenvatting voor "Leren lezen en spellen", examengeklaard en gestructureerd volgens jouw instructies.
## 1. Leren lezen en spellen
Technisch lezen en spellen zijn essentiële middelen voor effectieve schriftelijke communicatie en studerend lezen, en geen doel op zich.
### 1.1 Leren lezen
Het leren lezen van woorden is gebaseerd op het **alfabetisch principe**, wat inhoudt dat kinderen de koppeling tussen klanken (fonemen) en letters of lettercombinaties (grafemen) leren. Dit proces vereist diverse deelvaardigheden en een proces genaamd decoderen.
#### 1.1.1 Deelvaardigheden voor lezen en spellen
De volgende deelvaardigheden zijn cruciaal voor zowel lezen als spellen:
* **Fonologisch bewustzijn**: Het vermogen om met de klankstructuur van taal te manipuleren.
* **Visuele discriminatie**: Het onderscheiden van visuele vormen en patronen.
* **Visuele analyse**: Het ontleden van visuele elementen.
* **Visuele synthese**: Het samenvoegen van visuele elementen tot een geheel.
* **Auditieve discriminatie**: Het onderscheiden van geluiden.
* **Auditieve analyse**: Het ontleden van geluiden.
* **Auditieve synthese**: Het samenvoegen van geluiden tot een woord.
* **Geheugen**: Het opslaan en ophalen van informatie, met name klank-tekenkoppelingen.
#### 1.1.2 Decoderen
Decoderen is het proces waarbij de geleerde klank-tekenkoppelingen worden toegepast om een woord hardop uit te spreken. Dit is een fundamentele stap in het leesproces.
### 1.2 Leren spellen
Leren spellen in het Nederlands wordt beheerst door verschillende principes, naast het aanleren van specifieke spellingstrategieën en -categorieën.
#### 1.2.1 Spellingprincipes van het Nederlands
1. **Fonologisch principe**:
* Dit is de basisregel: elk foneem (klank) correspondeert met één grafeem (letter of lettercombinatie), en vice versa.
* Woorden die strikt volgens dit principe worden gespeld, noemt men **klankzuivere woorden**.
* Er bestaan echter uitzonderingen, zoals de klanken /ei/ en /ij/ die hetzelfde klinken maar verschillend worden gespeld.
* **Tip:** Dit principe betekent schrijven zoals je het hoort, onder de voorwaarde dat de klanken correct zijn aangeleerd en de corresponderende grafemen bekend zijn.
2. **Morfologisch principe**:
* Dit principe stelt dat de betekenis en vorm van een woord centraal staan. Woorden worden gespeld vanuit hun stam en afleidingen, niet primair op basis van de klank op dat moment.
* Het wordt toegepast via regels zoals de **regel van gelijkvormigheid** en de **regel van overeenkomst (analogie)**.
* **Morfemen** zijn de kleinste betekenisdragende eenheden in woorden.
* **Voorbeeld:** Het woord "hond" eindigt op een /t/-klank, maar de 'd' wordt behouden omdat de meervoudsvorm "honden" is (verlengingsregel). Dit wijkt af van het fonologisch principe.
3. **Etymologisch principe**:
* Dit principe houdt rekening met de **historische oorsprong** van woorden.
* Woorden die uit andere talen zijn geleend of waarvan de spelling door de tijd heen is gegroeid (bv. au/ou, ij/ei), behouden hun oorspronkelijke schrijfwijze.
* **Tip:** Deze woorden moeten vaak 'gewoon uit het hoofd geleerd' worden.
#### 1.2.2 Spellingstrategieën en spellingcategorieën
Voor effectief spellen is het belangrijk om kinderen verschillende spellingstrategieën aan te leren. Woorden worden vaak ingedeeld in categorieën om dit te faciliteren:
* **Luisterwoorden / Hoorwoorden**: Woorden die grotendeels fonologisch gespeld kunnen worden (bv. "haai", "huis", "maan").
* **Regelwoorden**: Woorden waarvoor specifieke spellingregels gelden, zoals regels voor woordstammen, achtervoegsels of klankgroepen (bv. "hond" + "t" = "vindt", "verdieping").
* **Weetwoorden / Onthoudwoorden / Materiaalwoorden / Inprenting**: Woorden waarvan de spelling niet direct fonologisch of via een regel te verklaren is en dus uit het hoofd geleerd moeten worden (bv. "koud", "ijsje").
Het doel van deze categorieën is het aanleren van een efficiënte en flexibele inzet van spellingstrategieën.
### 1.3 Definities en begrippen
* **Leerproblemen**: Problemen die individuen ondervinden bij het aanleren van schoolse vaardigheden zoals lezen, spellen en rekenen.
* **Leesproblemen**: Specifieke moeilijkheden met het accuraat en vlot lezen van woorden.
* **Spellingproblemen**: Specifieke moeilijkheden met het correct spellen van woorden.
* **Rekenproblemen**: Specifieke moeilijkheden met het aanleren van rekenvaardigheden.
#### 1.3.1 Indeling leerproblemen op basis van oorzaak
* **Primaire stoornissen**: Deze problemen zijn geïsoleerd en direct gerelateerd aan cognitieve of biologische factoren in het individu zelf, zonder dat andere ontwikkelingsgebieden noodzakelijk vertraagd hoeven te zijn. Dyslexie en dyscalculie vallen hieronder.
* **Secundaire problemen**: Deze moeilijkheden zijn het gevolg van factoren buiten het specifieke leergebied zelf, zoals ongunstige omgevingsfactoren (bv. ontoereikende didactiek) of kindfactoren (bv. lage intelligentie, gedragsproblemen).
#### 1.3.2 Kenmerken en kernproblemen van dyslexie
Dyslexie is meer dan alleen problemen met lezen en spellen. De kernproblemen omvatten:
* Traag en/of foutief lezen van woorden.
* Veel spellingfouten maken.
* Vergelijkbare problemen met lezen en spellen in vreemde talen.
* Hardnekkige problemen ondanks adequate instructie.
> **Tip:** De misvatting dat dyslexie betekent dat iemand "woordblind" is, is onjuist. Dyslectici hebben geen problemen met het zien zelf, hoewel sommige theorieën wijzen op mogelijke problemen met de visuele verwerking in de hersenen.
Daarnaast kunnen leerproblemen, waaronder dyslexie, leiden tot bredere moeilijkheden:
* **Begrijpend lezen**: Moeite met het begrijpen van teksten.
* **Schrijven van een opstel**: Problemen met structuur, woordkeuze en formulering.
* **Onthouden van instructies**.
* **Aanbrengen van orde en structuur**.
* **Oproepen van gepaste woorden**.
* **Rekenen**.
Kinderen met leerproblemen hebben een verhoogd risico op sociale en emotionele moeilijkheden, omdat hun leerervaringen van invloed kunnen zijn op hun zelfbeeld en interacties.
### 1.4 Classificatie dyslexie (diagnostische criteria)
Volgens de definitie van de Stichting Dyslexie Nederland is dyslexie een specifieke leerstoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. Dit mag geen gevolg zijn van omgevingsfactoren of een algemene beperking.
#### 1.4.1 Criteria voor diagnose van dyslexie
Om de diagnose dyslexie te kunnen stellen, moeten aan de volgende drie criteria voldaan zijn:
1. **Achterstandscriterium**:
* **Uitleg**: Het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant lager dan wat van het individu verwacht mag worden, rekening houdend met leeftijd en omstandigheden.
* **Operationalisering**: Gebruik van genormeerde tests die een score beneden percentiel 10 aangeven op woordniveau. Dit kan eventueel worden aangevuld met zins- en tekstniveau. Herhaalde metingen kunnen de consistentie van deze achterstand aantonen.
* **Kritische bedenking**: Wat met zwakke lezers/spellers die net boven percentiel 10 scoren?
2. **Hardnekkigheidscriterium of didactische resistentie**:
* **Uitleg**: Het probleem in het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, zelfs na adequate en specifieke remediërende instructie en oefening.
* **Operationalisering**: Ondanks langdurige (minimaal zes maanden), frequente en gepaste remediërende zorg (op school of via therapie), blijft de vooruitgang beperkt. De remediëring moet taakspecifiek, individueel gericht en passen binnen de gehanteerde zorgfasen van de school.
* **Kritische bedenking**: Wat wanneer er geen (voldoende) begeleiding geboden kan worden omwille van sociaal-economische redenen?
3. **Exclusiviteitscriterium (milde vorm)**:
* **Uitleg**: De leerproblemen mogen niet volledig verklaard kunnen worden door andere condities, zoals een verstandelijke beperking, visuele of auditieve problemen, ongunstige omgevingscondities of onvoldoende onderwijs. De problemen zijn ernstiger dan op basis van deze factoren verwacht zou worden.
* **Operationalisering**: Onderzoek of de leerproblemen niet primair veroorzaakt worden door:
* **Andere kindkenmerken**: Sterk verminderde visus, verminderd gehoor, verstandelijke beperking.
* **Kenmerken van de onderwijscontext**: Kwalitatief onvoldoende onderwijs.
* **Kenmerken van de gezinscontext**: Andere moedertaal dan schooltaal, problemen thuis.
* **Kritische bedenking**: Het belang van een relevante vergelijkingsgroep is cruciaal voor een correcte beoordeling.
### 1.5 Comorbiditeit
Dyslexie komt vaak voor samen met andere problematiek (comorbiditeit), zoals:
* Dyscalculie
* Spraak- en taalontwikkelingsstoornissen
* Coördinatie-ontwikkelingsstoornissen (DCD)
* ADHD
Bij een vermoeden van dyslexie is een breder onderzoek naar deze gebieden daarom aan te raden.
### 1.6 Prevalentie
Naar schatting komt dyslexie voor bij **5 à 10% van de bevolking**. Wereldwijd kan de prevalentie variëren, mede afhankelijk van de eenduidigheid van de koppeling tussen fonemen en grafemen in de specifieke taal.
### 1.7 Prognose
Lezen is een cruciale voorwaarde voor participatie en succes in het leven, zowel op school als in de maatschappij. Een vroegtijdige herkenning en adequate ondersteuning van leerproblemen zoals dyslexie kunnen bijdragen aan het voorkomen van sociale en emotionele problemen, werkloosheid en andere negatieve uitkomsten.
Mensen met dyslexie kunnen functioneel geletterd worden, hoewel het lezen langzamer en moeizamer kan verlopen. Het leerproces kan tot ongeveer de leeftijd van 15 jaar verbeteren met stimulering. Voor jongvolwassenen spelen digitale hulpmiddelen een steeds grotere rol. Sociale-emotionele ondersteuning is hierbij essentieel.
---
# Definities en classificatie van leerproblemen
Dit onderwerp omvat de definitie van leerproblemen, de indeling in primaire en secundaire leerproblemen, en de specifieke kenmerken en misvattingen rond dyslexie.
### 2.1 Leerproblemen: definities en begrippen
Leerproblemen worden gedefinieerd als moeilijkheden die personen ondervinden bij het aanleren van schoolse vaardigheden. Dit omvat problemen met lezen, spellen en rekenen. Het belang van technisch lezen en spellen als middel om begrijpend lezen, studerend lezen en schriftelijke communicatie te bereiken wordt benadrukt; het is geen doel op zich.
#### 2.1.1 Indeling leerproblemen op basis van oorzaak
Leerproblemen kunnen worden ingedeeld op basis van hun oorzaak in primaire en secundaire stoornissen:
* **Primaire stoornissen:** Hierbij is er sprake van een probleem in het lezen, spellen of rekenen zelf, veroorzaakt door geïsoleerde cognitieve en/of biologische problemen. Deze problemen hoeven niet noodzakelijk gepaard te gaan met een vertraging in andere ontwikkelingsgebieden. Dyscalculie en dyslexie worden als primaire stoornissen beschouwd.
* **Secundaire leerproblemen:** Dit zijn moeilijkheden die het gevolg zijn van factoren buiten het specifieke leergebied zelf. Dit kunnen ongunstige omgevingsfactoren zijn, zoals inefficiënte instructie of didactiek, of ongunstige kindfactoren, zoals een zwakkere intelligentie, fysieke of sensoriële beperkingen, gedrags- of emotionele problemen. Ook factoren zoals de gezinscontext en schoolcontext kunnen hierbij een rol spelen.
### 2.2 Dyslexie: kenmerken en misvattingen
Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door hardnekkige problemen in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. Deze problemen zijn niet te wijten aan omgevingsfactoren of algemene beperkingen.
#### 2.2.1 Kernproblemen bij dyslexie
De kernproblemen bij dyslexie beperken zich niet uitsluitend tot lezen en spellen. Ze omvatten:
* **Problemen met lezen en/of spellen:** Traag en foutief lezen, en veel spellingfouten maken. Deze problemen kunnen zich ook voordoen bij het leren van vreemde talen.
* **Meer dan alleen lezen en spellen:** Dyslexie kan ook leiden tot moeilijkheden met begrijpend lezen, het schrijven van opstellen, het onthouden van instructies, het oproepen van de juiste woorden, het aanbrengen van orde en structuur, en zelfs met rekenen.
* **Sociale en emotionele moeilijkheden:** Kinderen met leerproblemen, waaronder dyslexie, hebben een verhoogd risico op gedrags- en emotionele problemen. De afstemming van het opvoedingsaanbod op de pedagogische vraag bepaalt mede de ontwikkeling van het kind.
#### 2.2.2 Misvattingen over dyslexie
Een veelvoorkomende misvatting is dat dyslexie gelijk staat aan 'woordblindheid'.
* **Misvatting:** Dyslectici hebben problemen met het zien zelf, waardoor ze letters in een woord verkeerd zien of in de verkeerde volgorde.
* **Werkelijkheid:** Dyslectici hebben geen problemen met het zien zelf. Sommige onderzoekers suggereren dat er problemen zijn met de visuele verwerking in de hersenen bij dyslectici, maar dit is één van de mogelijke verklaringen. De kern ligt bij de koppeling tussen klanken en letters.
#### 2.2.3 Criteria voor de diagnose van dyslexie
De diagnose dyslexie wordt gesteld op basis van drie criteria:
1. **Achterstandscriterium:** Het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen van het individu, gegeven diens leeftijd en omstandigheden, verwacht mag worden.
* **Operationalisering:** Dit wordt gemeten via genormeerde tests op woordniveau (eventueel aangevuld met zins- en tekstniveau). Een achterstand wordt aangenomen wanneer het niveau beneden percentiel 10 ligt, zelfs na herhaalde metingen.
* **Kritische bedenking:** Wat met zwakke lezers/spellers die net boven percentiel 10 scoren?
2. **Hardnekkigheidscriterium of didactische resistentie:** Het probleem in het aanleren en toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, ondanks adequate remediërende instructie en oefening.
* **Operationalisering:** Dit criterium is voldaan wanneer er ondanks langdurige, frequente en gepaste remediërende zorg op school en/of therapie slechts beperkte vooruitgang is. De remediëring moet taakspecifiek en individueel gericht zijn, binnen de context van gefaseerde zorg op school.
* **Kritische bedenking:** Wat wanneer er geen begeleiding wordt geboden omwille van sociaal-economische redenen? En is dyslexie pas vast te stellen vanaf het tweede leerjaar?
3. **Exclusiviteitscriterium (milde vorm):** De leerproblemen bij dyslexie mogen niet volledig verklaard worden door andere condities in of buiten de leerling, zoals een verstandelijke beperking, ongunstige omgevingscondities, een sterk verminderde visus of gehoor, of een andere moedertaal dan de schooltaal. De leerproblemen zijn ernstiger dan wat op basis van deze ongunstige condities verwacht kan worden.
* **Operationalisering:** De leerproblemen worden niet volledig verklaard door andere kindkenmerken, kenmerken van de onderwijscontext (bv. kwalitatief onvoldoende onderwijs) of kenmerken van de gezinscontext (bv. problemen thuis).
* **Kritische bedenking:** Het belang van een relevante vergelijkingsgroep is cruciaal.
#### 2.2.4 Comorbiditeit
Dyslexie komt vaak voor in combinatie met andere problematieken, zoals dyscalculie, spraak- en taalontwikkelingsstoornissen (TOS) en aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Daarom is bij een vermoeden van dyslexie een breder onderzoek naar rekenen, aandacht, algemene taalontwikkeling, coördinatie en executieve functies aangewezen.
#### 2.2.5 Prevalentie
De prevalentie van dyslexie wordt algemeen geschat op 5 à 10%. Wereldwijd kan de specifieke schriftelijke taal een rol spelen in de voorkomen ervan; waar de koppeling tussen fonemen en grafemen minder eenduidig is, komt dyslexie vaker voor.
#### 2.2.6 Prognose
Lezen is essentieel voor participatie en succes in school en maatschappij. Zonder adequate ondersteuning kunnen mensen met dyslexie functioneel geletterd blijven, maar wel traag en met meer inspanning lezen. Met stimulering en de toenemende beschikbaarheid van digitale hulpmiddelen verbetert het leerproces nog tot ongeveer de leeftijd van 15 jaar. Het belang van sociaal-emotionele ondersteuning is hierbij cruciaal, om sociale en emotionele problemen, werkloosheid en criminaliteit te voorkomen.
---
# Diagnostische criteria voor dyslexie
Dit onderdeel beschrijft de definitie van dyslexie en de drie diagnostische criteria die gehanteerd worden, inclusief de operationaliseringen en kritische bedenkingen per criterium.
### 3.1 Definitie van dyslexie
Dyslexie wordt gedefinieerd als een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. Dit probleem is niet het gevolg van omgevingsfactoren, noch van een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.
### 3.2 Criteria voor diagnostiek
Om de diagnose dyslexie te kunnen stellen, moet voldaan worden aan de volgende drie criteria:
#### 3.2.1 Achterstandscriterium
Dit criterium stelt dat het vaardigheidsniveau van technisch lezen op woordniveau en/of spelling significant lager ligt dan wat van het individu verwacht mag worden, rekening houdend met diens leeftijd en omstandigheden.
* **Operationalisering achterstandscriterium:**
* Er is sprake van een ernstig probleem met technisch lezen en/of spellen.
* Dit wordt vastgesteld middels een genormeerde test, waarbij gebruik gemaakt wordt van een relevante normgroep.
* De meting richt zich primair op het woordniveau, maar kan aangevuld worden met analyses op zins- en tekstniveau.
* Een score beneden percentiel 10 (pc 10) duidt op een significante achterstand.
* Het criterium wordt beoordeeld aan de hand van herhaalde metingen.
#### 3.2.2 Hardnekkigheidscriterium of didactische resistentie
Dit criterium houdt in dat het probleem in het aanleren en toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, zelfs wanneer er adequate remediërende instructie en oefening wordt geboden.
* **Operationalisering hardnekkigheidscriterium of didactische resistentie:**
* Ondanks langdurige, frequente en gepaste remediërende zorg op school en/of therapie, wordt slechts beperkte vooruitgang geboekt.
* **Langdurig:** De begeleiding duurt minimaal zes maanden.
* **Frequent:** De begeleiding wordt met regelmaat aangeboden.
* **Remediëring:** De geboden zorg is taakspecifiek en individueel gericht.
* De context van de zorg is ingebed in de schoolse fasen van verhoogde zorg en uitbreiding van zorg, eventueel in samenwerking met externe hulpverleners.
#### 3.2.3 Exclusiviteitscriterium (milde vorm)
Dit criterium stelt dat de leerproblemen bij dyslexie niet volledig verklaard mogen worden door andere condities, zowel binnen als buiten de leerling. De leerproblemen zijn dus ernstiger dan wat op basis van deze ongunstige condities verwacht zou worden.
* **Operationalisering exclusiviteitscriterium (milde vorm):**
* De leerproblemen worden niet volledig verklaard door:
* **Andere kindkenmerken:** zoals sterk verminderde visus, verminderd gehoor of een verstandelijke beperking.
* **Kenmerken van de onderwijscontext:** zoals kwalitatief onvoldoende onderwijs.
* **Kenmerken van de gezinscontext:** zoals een andere moedertaal dan de schooltaal of problemen thuis.
### 3.3 Kritische bedenkingen bij de criteria
Er zijn enkele kritische bedenkingen te formuleren bij de gehanteerde diagnostische criteria:
* **Achterstandscriterium:**
* Wat te doen met zwakke lezers/spellers die net boven percentiel 10 scoren, maar wel significante problemen ondervinden?
* **Hardnekkigheidscriterium of didactische resistentie:**
* Hoe om te gaan met situaties waarin adequate begeleiding niet geboden kan worden, bijvoorbeeld vanwege sociaal-economische redenen?
* Vanaf welk leerjaar mag de diagnose dyslexie gesteld worden?
* **Exclusiviteitscriterium (milde vorm):**
* Het belang van een relevante vergelijkingsgroep bij de beoordeling van dit criterium is cruciaal.
### 3.4 Comorbiditeit
Dyslexie kan samengaan met andere stoornissen, waaronder:
* Dyscalculie
* Spraak- en taalontwikkelingsstoornissen
* Coördinatie-ontwikkelingsstoornis (DCD)
* Aandachtstekort-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD)
Bij een vermoeden van dyslexie is daarom ruimer onderzoek aangewezen, gericht op rekenen, aandacht, algemene taalontwikkeling, coördinatie en executieve functies.
### 3.5 Prevalentie
De geschatte prevalentie van dyslexie ligt algemeen tussen de 5% en 10%. Wereldwijd kan de specifieke schriftelijke taal een rol spelen in de voorkomen; wanneer de koppeling tussen fonemen en grafemen minder eenduidig is, komt dyslexie vaker voor.
### 3.6 Prognose
Technisch lezen is een fundamentele voorwaarde voor participatie en succes in het onderwijs en de maatschappij. Adequate ondersteuning kan de prognose verbeteren en bijdragen aan het voorkomen van sociale en emotionele problemen, werkloosheid en criminaliteit. Mensen met dyslexie zijn doorgaans redelijk functioneel geletterd, hoewel lezen traag kan verlopen en meer inspanning vraagt. Het leerproces kan verbeteren met stimulering tot ongeveer de leeftijd van 15 jaar. Voor jongvolwassenen zijn digitale hulpmiddelen belangrijk, en sociaal-emotionele ondersteuning is noodzakelijk.
---
# Comorbiditeit, prevalentie en prognose van dyslexie
Dit onderwerp onderzoekt de samenhang van dyslexie met andere stoornissen, de frequentie ervan en de langetermijnvooruitzichten en de impact op participatie.
### 4.1 Comorbiditeit
Dyslexie komt frequent samen voor met andere problematieken. Vaak waargenomen comorbiditeiten zijn:
* **Dyscalculie:** Specifieke rekenstoornis.
* **Spraak- en taalontwikkelingsstoornissen:** Moeilijkheden met de ontwikkeling van spraak en/of taal.
* **DCD (Developmental Coordination Disorder):** Ontwikkelingsstoornis van de motorische coördinatie.
* **ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder):** Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.
Vanwege deze hoge comorbiditeit is het bij een vermoeden van dyslexie cruciaal om breder onderzoek te verrichten. Dit onderzoek dient zich te richten op rekenvaardigheden, aandacht, algemene taalontwikkeling, coördinatie en executieve functies.
> **Tip:** Het onderkennen van comorbiditeit is essentieel voor een adequate diagnose en effectieve interventie, omdat de verschillende problematieken elkaar kunnen beïnvloeden.
### 4.2 Prevalentie
De algemene prevalentie van dyslexie wordt geschat op **5 tot 10%** van de bevolking. Wereldwijd kan de specifieke schriftelijke taal een rol spelen in het voorkomen van dyslexie. Met name in talen waar de koppeling tussen fonemen (klanken) en grafemen (letters) minder eenduidig is, komt dyslexie vaker voor.
### 4.3 Prognose
Lezen is een fundamentele vaardigheid die cruciaal is voor participatie en succes in het leven, zowel op school als in de maatschappij. Een adequate leesvaardigheid draagt bij aan:
* **Schoolloopbaan:** Succesvoller onderwijs en verdere opleidingsmogelijkheden.
* **Plaats in de maatschappij:** Betere kansen op de arbeidsmarkt en maatschappelijke integratie.
* **Preventie van:** Sociale en emotionele problemen, werkloosheid en criminaliteit.
Mensen met dyslexie kunnen ondanks hun moeilijkheden functioneel geletterd zijn, wat betekent dat ze weliswaar langzamer lezen en er meer moeite voor nodig hebben, maar wel in staat zijn teksten te begrijpen.
Het leerproces op het gebied van lezen en spellen kan nog verbeteren, mits er gestimuleerd wordt, tot ongeveer de leeftijd van 15 jaar. Voor jongvolwassenen met dyslexie spelen digitale hulpmiddelen een steeds belangrijkere rol bij het faciliteren van geletterdheid en participatie.
> **Tip:** Een positieve prognose voor mensen met dyslexie is sterk afhankelijk van een combinatie van adequate ondersteuning op het gebied van lees- en spellingvaardigheden, het benutten van compenserende hulpmiddelen en gerichte sociaal-emotionele ondersteuning. Deze laatste is cruciaal om de impact van de leerstoornis op het welzijn en de zelfwaardering te minimaliseren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Technisch lezen | Het proces van het accuraat en vlot kunnen uitspreken van geschreven woorden, wat een middel is voor begrijpend lezen. |
| Begrijpend lezen | Het proces waarbij de lezer betekenis uit de tekst haalt, wat het uiteindelijke doel is van leesonderwijs. |
| Alfabetisch principe | Het principe waarbij er een koppeling wordt gelegd tussen spraakklanken (fonemen) en letters of lettercombinaties (grafemen) in de geschreven taal. |
| Foneem | De kleinste betekenisonderscheidende klank in een taal, zoals de klank /a/ in "appel". |
| Grafeem | De kleinste eenheid in de geschreven taal die een foneem weergeeft, zoals de letter 'a' of de combinatie 'aa'. |
| Fonologisch bewustzijn | Het vermogen om klanken in gesproken taal te herkennen, te manipuleren en te identificeren, wat cruciaal is voor het leren lezen en spellen. |
| Visuele discriminatie | Het vermogen om subtiele verschillen tussen visuele prikkels, zoals letters en vormen, waar te nemen. |
| Auditieve discriminatie | Het vermogen om subtiele verschillen tussen auditieve prikkels, zoals klanken, waar te nemen. |
| Decoderen | Het proces van het omzetten van geschreven letters of lettercombinaties in klanken om zo woorden te kunnen lezen. |
| Fonologisch principe | Het basisprincipe van de Nederlandse spelling waarbij er zoveel mogelijk een één-op-één relatie is tussen klank (foneem) en letter (grafeem). |
| Morfologisch principe | Het principe van vormovereenkomst in de spelling, waarbij woorden gespeld worden op basis van hun betekenisdragende delen (morfemen) en niet enkel op klank. |
| Etymologisch principe | Het principe waarbij de spelling van woorden gebaseerd is op hun historische herkomst of oorsprong, vaak toegepast bij leenwoorden en historisch gegroeide schrijfwijzen. |
| Morfeem | Het kleinste betekenisdragende deel van een woord, zoals "hond" in "honden" of "loop" in "loopte". |
| Luisterwoorden (hoorwoorden) | Woorden die gespeld worden zoals ze gehoord worden, conform het fonologische principe. |
| Regelwoorden | Woorden waarbij specifieke spellingregels toegepast moeten worden, zoals regels voor klankgroepen of meervoudsvorming. |
| Weetwoorden (onthoudwoorden) | Woorden waarvan de spelling niet direct afleidbaar is uit klank of regels en daarom uit het hoofd geleerd moeten worden. |
| Leerproblemen | Problemen die personen ondervinden bij het verwerven van schoolse vaardigheden, zoals lezen, spellen en rekenen. |
| Primaire stoornissen | Leerproblemen die ontstaan door geïsoleerde cognitieve of biologische problemen zonder dat er per se sprake is van een algemene ontwikkelingsvertraging. |
| Secundaire lees-/spellingproblemen | Leerproblemen die het gevolg zijn van factoren buiten het directe leren van lezen en spellen, zoals ongunstige omgevingsfactoren of kindfactoren. |
| Dyslexie | Een specifieke leerstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in het accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. |
| Achterstandscriterium | Een criterium voor de diagnose dyslexie waarbij het vaardigheidsniveau van lezen en/of spellen significant lager ligt dan verwacht op basis van leeftijd en omstandigheden. |
| Hardnekkigheidscriterium (didactische resistentie) | Een criterium voor de diagnose dyslexie waarbij het leerprobleem aanhoudt ondanks adequate en intensieve remediërende instructie en oefening. |
| Exclusiviteitscriterium | Een criterium voor de diagnose dyslexie waarbij de leerproblemen niet volledig verklaard kunnen worden door andere factoren zoals een verstandelijke beperking of ongunstige omgevingscondities. |
| Comorbiditeit | De gelijktijdige aanwezigheid van twee of meer stoornissen of aandoeningen bij een persoon, zoals dyslexie in combinatie met dyscalculie of ADHD. |
| Prevalentie | De mate waarin een bepaalde aandoening of kenmerk voorkomt in een specifieke populatie op een bepaald moment. |
| Prognose | De verwachte ontwikkeling of uitkomst van een aandoening of leerprobleem, inclusief de kans op verbetering en de mogelijke langetermijngevolgen. |