Cover
Comença ara de franc TMO-topic 3_onderzoeksmethodologie - steekproefproces.pdf
Summary
# Het steekproefproces in kwantitatief onderzoek
Het steekproefproces in kwantitatief onderzoek omvat een reeks stappen om een representatieve selectie van een populatie te verkrijgen voor data-analyse.
## 1. Het steekproefproces in kwantitatief onderzoek
Het steekproefproces is een cruciaal onderdeel van kwantitatief onderzoek en wordt doorlopen tijdens de planningsfase van het onderzoek. Het bestaat uit zes kernfacetten: het bepalen van het populatiekader, het bepalen van het steekproefkader, het bepalen van de steekproeftrekking, het bepalen van de steekproefgrootte, de representativiteitscontrole en extrapolatie [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De fasen van TMO onderzoeksmethodologie
Het gehele onderzoeksproces binnen TMO is onderverdeeld in drie hoofdfasen: de planningsfase, de uitvoeringsfase en de rapportagefase. Het steekproefproces valt primair binnen de planningsfase, hoewel de representativiteitscontrole en extrapolatie plaatsvinden in de uitvoeringsfase [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.2 Populatiekader
Het populatiekader omvat alle individuen of eenheden waarover men uitspraken wil doen. Dit kan een eindige (bijvoorbeeld alle inwoners van een stad) of een oneindige populatie betreffen [3](#page=3).
### 1.3 Steekproefkader
Het steekproefkader is een lijst of een andere bron die de eenheden van de populatie bevat waaruit daadwerkelijk een steekproef getrokken kan worden. Dit kan bijvoorbeeld een namenlijst zijn, een geografische afbakening of een online platform. Een belangrijk aspect hierbij is de mate van dekking: onderdekking (niet alle relevante eenheden zijn opgenomen) versus overdekking (eenheden zijn opgenomen die niet tot de populatie behoren). Eventueel kan screening nodig zijn om respondenten te selecteren die aan specifieke criteria voldoen [4](#page=4).
### 1.4 Methoden van steekproeftrekking
Het bepalen van de methode van steekproeftrekking is essentieel, omdat de keuze bepaalt of en hoe er geëxtrapoleerd kan worden naar de populatie. De voorwaarde voor extrapolatie is een representatieve trekking [5](#page=5).
#### 1.4.1 Aselecte steekproeftrekking
Bij aselecte steekproeftrekking heeft elke eenheid in het steekproefkader een bekende, niet-nul kans om in de steekproef te worden opgenomen. Soorten aselecte trekkingen zijn [7](#page=7):
* **Volledig aselect:** Elke eenheid heeft een gelijke kans op selectie [7](#page=7).
* **Systematisch:** Een startpunt wordt willekeurig gekozen, waarna eenheden met een vast interval worden geselecteerd. Het interval wordt berekend als $N/n$, waarbij $N$ de populatiegrootte is en $n$ de steekproefgrootte. Bijvoorbeeld, met $N=1000$ en $n=50$, is het interval 20. Als het startpunt 8 is, worden respondenten 8, 28, 48, enzovoort geselecteerd [8](#page=8).
* **Getrapt:** De populatie wordt in stadia verdeeld, en selecties worden in elk stadium gemaakt [7](#page=7).
* **Gestratificeerd:** De populatie wordt opgedeeld in homogene subgroepen (strata) op basis van één kenmerk (bijvoorbeeld geslacht). Vervolgens wordt uit elk stratum een aselecte steekproef getrokken, waarbij de proportie in de steekproef gelijk is aan de proportie in de populatie voor dat kenmerk. Er is per stratum een apart steekproefkader nodig [9](#page=9).
* **Cluster:** De populatie wordt opgedeeld in heterogene groepen (clusters). Vervolgens worden willekeurig clusters geselecteerd totdat de gewenste steekproefgrootte is bereikt [10](#page=10).
* **Random walk:** Een methode waarbij respondenten op een bepaalde manier benaderd worden, bijvoorbeeld door een startpunt te kiezen en vervolgens respondenten in de omgeving te selecteren volgens een willekeurig patroon [7](#page=7).
#### 1.4.2 Selecte steekproeftrekking
Bij selecte steekproeftrekking is de kans op selectie niet bekend en berust de keuze op praktische overwegingen of oordeel van de onderzoeker. Dit type trekking is over het algemeen niet geschikt voor extrapolatie naar de populatie in kwantitatief onderzoek, maar kan wel nuttig zijn voor kwalitatief (voor)onderzoek of pilots. Soorten selecte trekkingen zijn [11](#page=11) [13](#page=13):
* **Gemakkelijkheid:** Respondenten worden geselecteerd op basis van hun bereikbaarheid of beschikbaarheid [11](#page=11).
* **Oordeel:** De onderzoeker selecteert respondenten op basis van zijn of haar deskundigheid en inschatting van wie het meest geschikt is [11](#page=11).
* **Sneeuwbal:** Bestaande respondenten worden gevraagd om andere potentiële respondenten aan te wijzen. Dit wordt vaak gebruikt voor moeilijk bereikbare populaties [11](#page=11).
* **Quota:** De steekproef wordt samengesteld om vooraf bepaalde kenmerken (quota) te matchen, vaak op basis van meerdere kenmerken (minstens twee). De onderzoeker zoekt respondenten totdat de quota voor elk kenmerk zijn vervuld. Dit vereist één steekproefkader, maar de trekking is selectief en er vindt screening plaats [12](#page=12).
> **Tip:** Aselecte steekproeftrekking is de voorkeursmethode in kwantitatief onderzoek wanneer de resultaten generaliseerbaar moeten zijn naar de populatie. Selecte methoden zijn meer geschikt voor verkennend of kwalitatief onderzoek [13](#page=13).
### 1.5 Steekproefgrootte
De bepaling van de steekproefgrootte ($n$) is een tweede cruciale voorwaarde voor representativiteit bij extrapolatie. De grootte kan statistisch of indicatief bepaald worden [14](#page=14).
#### 1.5.1 Statistische bepaling van de steekproefgrootte
De statistisch bepaalde steekproefgrootte is gebaseerd op schattingsvraagstukken, waarbij de steekproefresultaten als schatting voor de populatie dienen. Belangrijke concepten hierbij zijn [16](#page=16):
* **Betrouwbaarheid ($z$):** Hoe zeker men wil zijn van de resultaten. Een hogere betrouwbaarheid (bv. 95% of 99%) vereist een grotere steekproef [16](#page=16).
* **Foutmarge ($e$) / Onnauwkeurigheid:** Het verschil tussen het steekproefresultaat en de werkelijke populatiewaarde. Een kleinere foutmarge vereist een grotere steekproef [16](#page=16).
De formules voor het berekenen van de steekproefgrootte zijn:
Voor een oneindige populatie:
$$n \geq \frac{z^2 \cdot p \cdot q}{e^2}$$ [18](#page=18).
Voor een eindige populatie:
$$n \geq \frac{N \cdot z^2 \cdot p \cdot q}{z^2 \cdot p \cdot q + (N-1) \cdot e^2}$$ [18](#page=18).
Waarbij:
* $n$ = steekproefgrootte
* $N$ = populatiegrootte
* $z$ = betrouwbaarheidsniveau (z-score)
* $p$ = geschatte proportie van de uitkomstvariabele in de populatie
* $q$ = $1-p$
* $e$ = foutmarge (standaardafwijking van de schatting)
Het is niet altijd direct duidelijk of $N$ eindig of oneindig is. De relatie tussen betrouwbaarheid en onnauwkeurigheid is omgekeerd evenredig: een hogere betrouwbaarheid of een kleinere foutmarge vereist een grotere steekproef [16](#page=16) [18](#page=18).
**Voorbeeld oefening:**
Gegeven: $n=202$, $z=1.96$, $p=54\%$ ($0.54$), $e=3\%$ ($0.03$), $q=46\%$ ($0.46$).
Gevraagd: Bereken de benodigde steekproefgrootte ($n$).
$$n \geq \frac{(1.96)^2 \cdot 0.54 \cdot 0.46}{(0.03)^2} = \frac{3.8416 \cdot 0.2484}{0.0009} \approx 1061$$
Conclusie: 202 respondenten is onvoldoende [19](#page=19).
Gevraagd: Bereken de foutmarge ($e$) bij $n=202$.
$$e = z \cdot \sqrt{\frac{p \cdot q}{n}}$$
$$e = 1.96 \cdot \sqrt{\frac{0.54 \cdot 0.46}{202}} = 1.96 \cdot \sqrt{\frac{0.2484}{202}} \approx 1.96 \cdot \sqrt{0.00123} \approx 1.96 \cdot 0.035 \approx 0.0687$$
Conclusie: De foutmarge is ongeveer $6.87\%$ [19](#page=19) [23](#page=23).
#### 1.5.2 Indicatieve bepaling van de steekproefgrootte
Deze methode wordt gebruikt wanneer er geen strikte statistische eisen zijn of wanneer er minder nauwkeurigheid vereist is. De grootte wordt dan meer op basis van praktische overwegingen bepaald, maar moet nog steeds de representativiteit waarborgen [14](#page=14).
### 1.6 Representativiteitscontrole
Representativiteitscontrole vindt plaats alvorens te extrapoleren naar de populatie. Dit is een controle om na te gaan of de steekproef de populatie daadwerkelijk goed weerspiegelt op belangrijke kenmerken [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Wanneer:** Tijdens de uitvoeringsfase, nadat de gegevensverzameling is afgerond [20](#page=20).
* **Wat:** Vergelijken van de kenmerken van de steekproef met die van de populatie (indien bekend) [21](#page=21).
#### 1.6.1 Opties bij onvoldoende representativiteit
Indien na controle blijkt dat het aantal respondenten kleiner is dan statistisch berekend en bijwerving niet mogelijk is, zijn er twee opties [22](#page=22):
1. **Indicatieve resultaten accepteren:** De resultaten worden gepresenteerd als indicatief, met een grotere foutmarge, en er wordt niet geëxtrapoleerd naar de gehele populatie [22](#page=22).
2. **Foutmarge ($e$) herberekenen:** De foutmarge wordt opnieuw berekend op basis van het daadwerkelijke aantal respondenten ($n$) om de mogelijke onnauwkeurigheid weer te geven [22](#page=22) [23](#page=23).
### 1.7 Extrapolatie
Extrapolatie is het proces waarbij de resultaten van de steekproef worden gebruikt om conclusies te trekken over de gehele populatie. Dit is alleen mogelijk als aan de voorwaarden van representatieve steekproeftrekking en een voldoende grote steekproef is voldaan [15](#page=15) [24](#page=24) [6](#page=6).
* **Methode:** Extrapolatie gebeurt aan de hand van het betrouwbaarheidsinterval (BI) [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Betrouwbaarheidsinterval:** Het BI geeft een onder- en bovengrens weer waarbinnen de populatieparameter waarschijnlijk ligt [24](#page=24) [25](#page=25).
* Ondergrens: Resultaat steekproef ($ \hat{x} $ of $p$) minus foutmarge ($e$) [24](#page=24) [25](#page=25).
* Bovengrens: Resultaat steekproef ($ \hat{x} $ of $p$) plus foutmarge ($e$) [24](#page=24) [25](#page=25).
Formeel wordt het betrouwbaarheidsinterval weergegeven als:
$$BI = [\hat{x} - e; \hat{x} + e]$$
of voor proporties:
$$BI = [p - e; p + e]$$ [25](#page=25).
---
# Methoden van steekproeftrekking
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende methoden die gebruikt kunnen worden om een steekproef te trekken uit een populatie, onderverdeeld in selecte en aselecte technieken. De juiste keuze van de methode is cruciaal voor de mogelijkheid tot extrapolatie van de resultaten naar de gehele populatie, wat alleen mogelijk is indien de trekking representatief is [5](#page=5).
### 2.1 Aselecte steekproeftrekking
Aselecte steekproeftrekking omvat methoden waarbij elk element in de populatie een bekende, niet-nul kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen. Dit vergroot de kans op een representatieve steekproef [7](#page=7).
#### 2.1.1 Volledig aselecte trekking
Bij deze methode heeft elk element uit de populatie dezelfde kans om geselecteerd te worden. Dit is de meest basale vorm van aselecte trekking [7](#page=7).
#### 2.1.2 Systematische trekking
Bij systematische trekking wordt een vast interval gebruikt om respondenten te selecteren na een willekeurig startpunt. Het interval wordt berekend als de populatiegrootte ($N$) gedeeld door de gewenste steekproefgrootte ($n$). Het startpunt ($s$) wordt willekeurig gekozen en moet kleiner of gelijk zijn aan het interval [7](#page=7) [8](#page=8).
**Voorbeeld:** Bij een populatie van $N=1000$ en een gewenste steekproef van $n=50$, is het interval $1000/50 = 20$. Als het willekeurige startpunt respondent 8 is, worden respondenten geselecteerd met nummers 8, 28, 48, 68, enzovoort [8](#page=8).
#### 2.1.3 Getrapte trekking
Deze methode (niet gedetailleerd beschreven in de verstrekte tekst, maar wel genoemd als een type aselecte trekking ) houdt in dat de populatie in stappen of trappen wordt verdeeld, waarbij op elke trap een aselecte selectie plaatsvindt [7](#page=7).
#### 2.1.4 Gestratificeerde trekking
Bij gestratificeerde trekking wordt de populatie eerst opgedeeld in homogene subgroepen (strata) op basis van één of meer kenmerken. Vervolgens wordt uit elk stratum een aselecte trekking uitgevoerd, waarbij de proporties van de strata in de steekproef gelijk zijn aan de proporties in de populatie. Dit vereist voor elk stratum een eigen steekproefkader [9](#page=9).
**Voorbeeld:** Als de populatie voor 60% uit mannen en 40% uit vrouwen bestaat, dan moet de steekproef ook voor 60% uit mannen en 40% uit vrouwen bestaan [9](#page=9).
#### 2.1.5 Cluster trekking
Bij cluster trekking wordt de populatie opgedeeld in heterogene groepen (clusters). Vervolgens worden willekeurig clusters geselecteerd totdat de gewenste steekproefgrootte is bereikt. Alle elementen binnen de geselecteerde clusters worden vervolgens in de steekproef opgenomen [10](#page=10).
#### 2.1.6 Random walk
Deze methode (genoemd als een type aselecte trekking ) is niet verder gespecificeerd in de verstrekte tekst [7](#page=7).
### 2.2 Selecte steekproeftrekking
Selecte steekproeftrekking omvat methoden waarbij de kans op selectie voor elk element niet noodzakelijk bekend of gelijk is, en de keuze van respondenten mede gebaseerd is op gemak, oordeel van de onderzoeker of specifieke criteria. Dit leidt over het algemeen tot minder representatieve steekproeven [11](#page=11).
#### 2.2.1 Gemakkelijkheidstrekking
Hierbij worden respondenten geselecteerd die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de onderzoeker [11](#page=11).
#### 2.2.2 Oordeels- of doelgerichte trekking
De onderzoeker gebruikt zijn of haar professionele oordeel om de meest geschikte respondenten te selecteren die voldoen aan bepaalde criteria [11](#page=11).
#### 2.2.3 Sneeuwbal trekking
Deze methode (genoemd als een type selecte trekking ) wordt vaak gebruikt voor moeilijk bereikbare populaties. Initiële respondenten worden gevraagd om andere potentiële respondenten aan te wijzen die aan de criteria voldoen, waarna het proces zich als een sneeuwbal voortzet [11](#page=11).
#### 2.2.4 Quota trekking
Quota trekking is een selecte steekproefmethode die gebruikmaakt van quota's die zijn gebaseerd op kenmerken van de populatie om de representativiteit te benaderen, zonder dat er een volledig steekproefkader nodig is. Minstens twee kenmerken worden hierbij gebruikt om de populatie te verdelen. De onderzoeker selecteert vervolgens respondenten die aan de gestelde quota voldoen, vaak door middel van selecte trekking en screening. De proporties in de steekproef moeten overeenkomen met de proporties in de populatie voor elk kenmerk en elk quotum [11](#page=11) [12](#page=12).
**Voorbeeld:** Bij een onderzoek naar mannen en vrouwen, waarbij mannen 60% van de populatie uitmaken en vrouwen 40% wordt een steekproef getrokken met dezelfde verhoudingen. Als er een tweede kenmerk is, bijvoorbeeld leeftijd, dan worden de quota's ook op basis daarvan verdeeld. Zo kan er een quotum zijn voor 50% mannen in een bepaalde leeftijdscategorie en 30% vrouwen in een andere leeftijdscategorie [12](#page=12).
> **Tip:** Hoewel gestratificeerde trekking en quota trekking op het eerste gezicht vergelijkbaar lijken omdat ze beide gebruik maken van subgroepen en proporties, verschilt het fundamenteel in de manier waarop de selectie plaatsvindt. Gestratificeerde trekking is aselect binnen elke stratum, terwijl quota trekking selectief is.
> **Tip:** Bij aselecte methoden is extrapolatie naar de populatie mogelijk, mits de steekproef representatief is. Bij selecte methoden is deze generalisatie beperkter en moet men voorzichtiger zijn met conclusies over de gehele populatie [5](#page=5).
---
# Bepaling en controle van de steekproefgrootte
Dit gedeelte behandelt de methoden voor het bepalen van de benodigde steekproefgrootte en het belang van representativiteit, inclusief de controle ervan na de gegevensverzameling [14](#page=14).
### 4.1 Het bepalen van de steekproefgrootte
De steekproefgrootte kan op twee manieren worden bepaald: statistisch of indicatief. De correcte keuze van de methode is cruciaal voor de mogelijkheid tot extrapolatie van de resultaten naar de populatie. Een fundamentele voorwaarde hierbij is dat de grootte van de steekproef representatief is [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 4.1.1 Statistisch bepaalde steekproefgrootte
Bij een schattingsvraagstuk wordt het steekproefresultaat gebruikt als schatting voor de populatie. De betrouwbaarheid, vaak aangeduid met $z$, en de gewenste onnauwkeurigheid of foutmarge, aangeduid met $e$, zijn hierbij belangrijke factoren [16](#page=16).
Er zijn twee formules voor het berekenen van de benodigde steekproefgrootte ($n$), afhankelijk van of de populatiegrootte ($N$) als oneindig of eindig wordt beschouwd [18](#page=18):
* **Voor een oneindige populatie ($N = \infty$)**:
$$n \geq \frac{z^2 \cdot p \cdot q}{e^2}$$
Hierbij is $p$ de geschatte proportie in de populatie en $q = 1 - p$ [18](#page=18).
* **Voor een eindige populatie ($N$)**:
$$n \geq \frac{N \cdot z^2 \cdot p \cdot q}{z^2 \cdot p \cdot q + (N-1) \cdot e^2}$$
Deze formule corrigeert voor de eindige populatie [18](#page=18).
Het is belangrijk om te weten wanneer $N$ als eindig of oneindig beschouwd kan worden en wat de relatie is tussen betrouwbaarheid ($z$) en onnauwkeurigheid ($e$) [18](#page=18).
> **Tip:** $p$ en $q$ worden vaak conservatief geschat op 50% (0.5) om de maximale steekproefgrootte te garanderen, tenzij er al sterke voorkennis is over de proporties [19](#page=19).
#### 4.1.2 Voorbeeld van statistische berekening
Stel, de volgende gegevens zijn gegeven: $n = 202$ (een reeds uitgevoerde steekproef), $z = 1,96$ (voor een betrouwbaarheidsniveau van 95%), $p = 54\%$ (0.54), en $e = 3\%$ (0.03) [19](#page=19).
* **Gevraagd: Is de steekproef van 202 voldoende?**
We gebruiken de formule voor een oneindige populatie voor de benodigde steekproefgrootte:
$$n \geq \frac{z^2 \cdot p \cdot q}{e^2}$$
$$n \geq \frac{(1,96)^2 \cdot 0,54 \cdot 0,46}{(0,03)^2}$$
$$n \geq \frac{3,8416 \cdot 0,2484}{0,0009}$$
$$n \geq \frac{0,95348064}{0,0009}$$
$$n \geq 1059,42$$
Conclusie: $n \geq 1061$. De oorspronkelijke steekproef van 202 is dus onvoldoende [19](#page=19).
* **Gevraagd: Wat is de foutmarge ($e$) bij een steekproef van $n = 202$?**
We herschikken de formule om $e$ te isoleren:
$$e = z \cdot \sqrt{\frac{p \cdot q}{n}}$$
$$e = 1,96 \cdot \sqrt{\frac{0,54 \cdot 0,46}{202}}$$
$$e = 1,96 \cdot \sqrt{\frac{0,2484}{202}}$$
$$e = 1,96 \cdot \sqrt{0,00123}$$
$$e = 1,96 \cdot 0,03507$$
$$e \approx 0,0687 \text{ of } 6,87\%$$
Conclusie: Bij een steekproef van 202 is de foutmarge ongeveer 6,87% [19](#page=19) [23](#page=23).
### 5. Controle van de representativiteit
Alvorens resultaten te extrapoleren, is het essentieel om de representativiteit van de steekproef te controleren. Deze controle vindt plaats in de uitvoeringsfase van het steekproefproces [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 5.1 Betekenis en moment van controle
De representativiteitscontrole beoogt te verifiëren of de verzamelde steekproef ook daadwerkelijk de populatie weerspiegelt waarover men uitspraken wil doen. Dit gebeurt nadat de gegevens zijn verzameld [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 5.2 Gevolgen van een niet-representatieve steekproef
Indien na de representativiteitscontrole blijkt dat het aantal respondenten ($n$) kleiner is dan het statistisch berekende aantal en er geen mogelijkheid is om extra respondenten te enquêteren, zijn er twee opties [22](#page=22):
1. **Indicatieve resultaten:** De resultaten kunnen enkel nog indicatief worden gepresenteerd, zonder de mogelijkheid tot statistische extrapolatie naar de populatie.
2. **Herberekenen van de foutmarge ($e$):** De foutmarge kan opnieuw worden berekend op basis van de daadwerkelijk verkregen steekproefgrootte. Met de formule $e = z \cdot \sqrt{\frac{p \cdot q}{n}}$ wordt de nieuwe, waarschijnlijk grotere, foutmarge bepaald [22](#page=22) [23](#page=23).
---
# Extrapolatie van onderzoeksresultaten
Extrapolatie is de laatste stap in het onderzoeksverwerkingsproces, waarbij de resultaten van een steekproef worden gegeneraliseerd naar de gehele populatie met behulp van het betrouwbaarheidsinterval [24](#page=24).
### 4.1 Het concept van extrapolatie
Extrapolatie omvat het proces van het uitbreiden van de bevindingen uit een steekproef naar een grotere groep, namelijk de populatie waaruit de steekproef is getrokken. Dit is alleen betrouwbaar wanneer de initiële steekproeftrekking representatief is voor de populatie [24](#page=24) [25](#page=25) [6](#page=6).
### 4.2 Het betrouwbaarheidsinterval bij extrapolatie
Het betrouwbaarheidsinterval (BI) speelt een cruciale rol bij de extrapolatie van onderzoeksresultaten. Het biedt een reeks waarden waarbinnen de werkelijke populatiewaarde waarschijnlijk ligt [24](#page=24).
Het betrouwbaarheidsinterval wordt gedefinieerd als:
$$BI = [ \bar{x} - e; \bar{x} + e ]$$ [25](#page=25).
waarbij:
- $ \bar{x} $ het resultaat van de steekproef is [25](#page=25).
- $ e $ de foutmarge (error) vertegenwoordigt [24](#page=24) [25](#page=25).
Voor proporties kan het interval er als volgt uitzien:
$$BI = [ p - e; p + e ]$$ [25](#page=25).
waarbij $ p $ de geschatte proportie in de steekproef is.
#### 4.2.1 De foutmarge
De foutmarge $ e $ is de breedte rondom het steekproefresultaat die de onzekerheid van de schatting weergeeft. De ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval wordt verkregen door de foutmarge van het steekproefresultaat af te trekken, en de bovengrens wordt verkregen door de foutmarge bij het steekproefresultaat op te tellen [24](#page=24).
### 4.3 Voorwaarden voor succesvolle extrapolatie
De primaire voorwaarde voor het succesvol extrapoleren van onderzoeksresultaten is dat de steekproef representatief is voor de populatie. Dit betekent dat de kenmerken van de steekproef overeenkomen met die van de populatie, waardoor de kans op vertekening wordt geminimaliseerd [25](#page=25) [6](#page=6).
> **Tip:** Zorg altijd voor een grondige controle van de representativiteit van de steekproef (rep controle) alvorens over te gaan tot extrapolatie. Een niet-representatieve steekproef leidt tot ongeldige generalisaties [25](#page=25).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Populatiekader | De volledige lijst of verzameling van alle eenheden die tot de doelgroep van een onderzoek behoren, vanuit waaruit een steekproef getrokken kan worden. |
| Steekproefkader | Een operationele lijst of afbakening van de eenheden waaruit daadwerkelijk een steekproef wordt getrokken; dit kan een deel van of gelijk zijn aan het populatiekader. |
| Steekproef | Een selectie van individuen of eenheden uit een grotere populatie, bedoeld om representatief te zijn voor die populatie. |
| Selecte steekproeftrekking | Een methode van steekproeftrekking waarbij de onderzoeker subjectieve keuzes maakt, wat leidt tot een niet-willekeurige selectie van respondenten. |
| Aselecte steekproeftrekking | Een methode van steekproeftrekking waarbij elke eenheid in het populatiekader een bekende, niet-nul kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen, wat leidt tot een willekeurige selectie. |
| Systematische steekproeftrekking | Een aselecte methode waarbij de eerste eenheid willekeurig wordt gekozen en vervolgens elke k-de eenheid wordt geselecteerd op basis van een vast interval (N/n). |
| Gestratificeerde steekproeftrekking | Een aselecte methode waarbij de populatie eerst wordt verdeeld in homogene subgroepen (strata) op basis van één of meer kenmerken, waarna binnen elk stratum een steekproef wordt getrokken. |
| Clustersteekproeftrekking | Een aselecte methode waarbij de populatie eerst wordt verdeeld in heterogene groepen (clusters), waarna willekeurig clusters worden geselecteerd en binnen die clusters de steekproef wordt getrokken. |
| Quota steekproeftrekking | Een selecte methode waarbij respondenten worden geselecteerd totdat vooraf bepaalde quota, gebaseerd op kenmerken van de populatie, zijn bereikt, vaak met gebruik van een steekproefkader en screening. |
| Steekproefgrootte (n) | Het totale aantal eenheden of respondenten dat wordt opgenomen in de steekproef, cruciaal voor de statistische betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. |
| Representativiteit | De mate waarin de kenmerken van de steekproef overeenkomen met de kenmerken van de populatie waaruit deze is getrokken. |
| Extrapolatie | Het proces van het generaliseren van de resultaten verkregen uit een steekproef naar de gehele populatie, met inachtneming van een bepaalde foutmarge. |
| Betrouwbaarheidsinterval (BI) | Een reeks waarden binnen welk de werkelijke populatiewaarde met een bepaalde waarschijnlijkheid (betrouwbaarheidsniveau) zal liggen, berekend op basis van de steekproefresultaten en de foutmarge. |
| Foutmarge (e) | Het bereik rondom een steekproefschatting waarbinnen de werkelijke populatiewaarde naar verwachting zal vallen; het geeft de onnauwkeurigheid van de schatting aan. |