Cover
Comença ara de franc 5.Diabetes.pptx
Summary
# Diabetes mellitus: definitie, oorzaken en prevalentie
Dit onderwerp biedt een overzicht van diabetes mellitus, inclusief de definitie, de verschillende oorzaken en de wereldwijde prevalentie ervan.
## 1. Definitie van diabetes mellitus
Diabetes mellitus, vaak simpelweg diabetes genoemd, is een chronische medische aandoening die wordt gekenmerkt door verhoogde bloedglucosespiegels. Dit ontstaat wanneer het lichaam onvoldoende insuline produceert of de geproduceerde insuline niet effectief kan gebruiken. Insuline is een hormoon dat essentieel is voor de regulatie van de bloedsuikerspiegel.
Er zijn verschillende typen diabetes, waarvan de drie meest voorkomende zijn:
* Diabetes type 1
* Diabetes type 2
* Zwangerschapsdiabetes
## 2. Oorzaken van diabetes
De oorzaken van diabetes variëren afhankelijk van het type:
### 2.1 Diabetes type 1
Dit type wordt veroorzaakt door auto-immuune destructie van de bètacellen in de pancreas. Dit leidt tot een absoluut insulinetekort.
### 2.2 Diabetes type 2
De oorzaken van diabetes type 2 zijn multifactorieel en omvatten:
* **Verminderde insulinegevoeligheid:** De lever, spieren en vetweefsels reageren minder goed op insuline (insulineresistentie).
* **Verminderde insulinesecretie:** De pancreas produceert onvoldoende insuline in reactie op stijgende bloedsuikerspiegels.
* **Verhoogde glucoseproductie door de lever:** De lever produceert meer glucose dan nodig is.
### 2.3 Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) treedt op tijdens de zwangerschap wanneer het lichaam van de zwangere vrouw onvoldoende insuline kan produceren of gebruiken, wat resulteert in verhoogde bloedsuikerspiegels. Dit komt meestal voor in het tweede of derde trimester en kan tijdelijk zijn.
## 3. Prevalentie van diabetes
Diabetes is een veelvoorkomende aandoening wereldwijd.
### 3.1 Wereldwijde prevalentie
Volgens schattingen hebben wereldwijd ongeveer 422 miljoen mensen diabetes.
### 3.2 Groeiende trends
Het aantal mensen met diabetes neemt toe. Dit wordt toegeschreven aan:
* Veroudering van de bevolking.
* Veranderingen in levensstijl, waaronder ongezonde voeding en gebrek aan lichaamsbeweging.
* Stijgend voorkomen van overgewicht en obesitas.
### 3.3 Type 2 diabetes en kinderen
* **Type 2 diabetes:** Dit is verreweg de meest voorkomende vorm en verantwoordelijk voor het merendeel van de diabetesgevallen wereldwijd.
* **Kinderen:** Er is een opvallende stijging te zien in het aantal kinderen met diabetes in de afgelopen jaren.
> **Tip:** Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de verschillende typen diabetes, aangezien dit consequenties heeft voor de oorzaken, behandeling en prognose. De stijgende prevalentie, met name van type 2 diabetes en bij kinderen, benadrukt het belang van preventie en vroege opsporing.
---
# Het spijsverteringsstelsel en de rol van de pancreas
Dit deel van de studiegids behandelt de anatomie van het spijsverteringsstelsel en focust specifiek op de cruciale rol van de pancreas in zowel de exocriene als endocriene processen, inclusief de regulatie van de bloedsuikerspiegel.
### 2.1 Anatomie van het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit twee hoofdcomponenten: het spijsverteringskanaal en de accessoire organen.
#### 2.1.1 Het spijsverteringskanaal
Het spijsverteringskanaal is een doorlopende buis die begint bij de mond en eindigt bij de anus. De belangrijkste onderdelen zijn:
* Mond- en keelholte
* Slokdarm (oesofagus)
* Maag
* Dunne darm
* Dikke darm
#### 2.1.2 Accessoire organen van de spijsvertering
Deze organen helpen bij de spijsvertering, maar het voedsel passeert er niet direct doorheen. De belangrijkste accessoire organen zijn:
* Gebitselementen
* Tong
* Speekselklieren
* Lever
* Galblaas
* Pancreas
### 2.2 De pancreas
De pancreas, ook wel alvleesklier genoemd, is een essentieel orgaan dat achter de maag ligt. De pancreas strekt zich uit vanaf het duodenum (twaalfvingerige darm) tot aan de milt en is ongeveer 15 centimeter lang en weegt ongeveer 80 gram. Het orgaan kent twee belangrijke delen met verschillende functies: het exocriene deel en het endocriene deel.
#### 2.2.1 Het exocriene deel van de pancreas
Het exocriene deel van de pancreas is primair verantwoordelijk voor de productie en secretie van spijsverteringsenzymen en bicarbonaatoplossingen. Deze stoffen spelen een cruciale rol bij de verdere vertering van voedsel in de dunne darm.
#### 2.2.2 Het endocriene deel van de pancreas
Het endocriene deel van de pancreas is verantwoordelijk voor de hormoonproductie die essentieel is voor de regulatie van de bloedsuikerspiegel. Dit deel bestaat uit speciale cellen:
##### 2.2.2.1 Alfacellen
* **Functie:** Produceren en scheiden het hormoon glucagon uit.
* **Werking glucagon:** Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel. Dit gebeurt door:
* De afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren tot glucose.
* De omzetting van andere stoffen (zoals aminozuren en glycerol) in glucose in de lever te bevorderen (gluconeogenese).
##### 2.2.2.2 Betacellen
* **Functie:** Produceren en scheiden het hormoon insuline uit.
* **Werking insuline:** Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel. Dit doet het door:
* Het bevorderen van de opname van glucose door lichaamscellen voor energieproductie.
* Het reguleren van de opslag en het gebruik van suiker (glucose) in het lichaam.
> **Tip:** De interactie tussen insuline en glucagon is een cruciaal voorbeeld van hormonale homeostase, waarbij het lichaam streeft naar een stabiele bloedsuikerspiegel ondanks variaties in voedselinname en energieverbruik.
### 2.3 Regulatie van de bloedsuikerspiegel
De bloedsuikerspiegel wordt nauwkeurig gereguleerd door de pancreas (insuline en glucagon) en andere mechanismen. Er zijn diverse tests om de bloedsuikerspiegel te meten en diabetes te diagnosticeren.
#### 2.3.1 Diagnostische tests voor diabetes
* **Nuchtere bloedsuikertest:** Meet de bloedsuikerspiegel na minimaal 8 uur vasten. Een waarde van $126$ milligram per deciliter (mg/dL) of hoger kan wijzen op diabetes.
* **Orale Glucose Tolerantie Test (OGTT):** Na het drinken van een glucoseoplossing wordt na twee uur de bloedsuikerspiegel gemeten. Een waarde van $200$ mg/dL of hoger duidt op diabetes.
* **Willekeurige bloedsuikertest:** Kan op elk moment van de dag worden uitgevoerd. Een waarde van $200$ mg/dL of hoger, in combinatie met symptomen van diabetes, kan diagnostisch zijn.
* **Hemoglobine A1c-test (HbA1c-test):** Meet het gemiddelde bloedsuikerniveau over de afgelopen twee tot drie maanden. Een waarde van $6.5\%$ of hoger wordt beschouwd als diabetes.
#### 2.3.2 Pre-diabetes
Pre-diabetes is een toestand waarin de bloedsuikerspiegel hoger is dan normaal, maar nog niet hoog genoeg voor een diabetesdiagnose. Personen met pre-diabetes hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes type 2. Levensstijlveranderingen, zoals gezondere voeding, meer beweging en gewichtsverlies, kunnen de progressie naar diabetes vertragen of voorkomen.
#### 2.3.3 Metabool syndroom
Het metabool syndroom is een cluster van risicofactoren die het risico op hart- en vaatziekten, beroertes en diabetes type 2 verhogen. Kenmerken zijn:
* Abdominale obesitas (tailleomtrek mannen $\geq 102$ cm, vrouwen $\geq 88$ cm)
* Hoge bloeddruk ($\geq 130/85$ mm Hg)
* Hoge nuchtere bloedsuikerspiegel ($\geq 100$ mg/dL of $\geq 5.6$ mmol/L)
* Verhoogde triglyceriden ($\geq 150$ mg/dL of $\geq 1.7$ mmol/L)
* Lage HDL-cholesterol (mannen $< 40$ mg/dL, vrouwen $< 50$ mg/dL)
### 2.4 Diabetes Mellitus
Diabetes Mellitus (vaak kortweg diabetes genoemd) is een chronische aandoening die gekenmerkt wordt door te hoge bloedsuikerspiegels. Dit ontstaat door een tekort aan insuline of door de onvermogen van het lichaam om insuline effectief te gebruiken. Er zijn verschillende vormen, waaronder diabetes type 1, type 2 en zwangerschapsdiabetes.
#### 2.4.1 Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) treedt op tijdens de zwangerschap wanneer het lichaam onvoldoende insuline kan produceren of gebruiken, wat leidt tot verhoogde bloedsuikerspiegels. Het treedt meestal op in het tweede of derde trimester en kan tijdelijk zijn. Vrouwen met zwangerschapsdiabetes hebben een verhoogd risico op zwangerschapscomplicaties en op het ontwikkelen van diabetes type 2 later in het leven. Screening gebeurt meestal tussen 24 en 28 weken zwangerschap via een glucosetolerantietest.
### 2.5 Complicaties van diabetes
Langdurig hoge bloedsuikerspiegels kunnen leiden tot ernstige complicaties, die grofweg worden ingedeeld in complicaties aan de kleine bloedvaten en de grote bloedvaten.
#### 2.5.1 Aantasting van de kleine bloedvaten
* **Oog (Diabetische retinopathie):** Beschadiging van de bloedvaten in het netvlies kan leiden tot lekkages, oedeem, groei van abnormale bloedvaten, bloedingen, littekens en netvliesloslating, met mogelijk gezichtsverlies of blindheid. Regelmatige oogonderzoeken zijn cruciaal.
* **Zenuwuiteinden (Diabetische neuropathie):** Kan verschillende vormen aannemen:
* **Perifere neuropathie:** Aantasting van zenuwen in armen, handen, benen en voeten; kan pijn, tintelingen, gevoelloosheid, zwakte en problemen met evenwicht veroorzaken.
* **Autonome neuropathie:** Beïnvloedt zenuwen die inwendige organen reguleren (hart, bloedvaten, spijsvertering, geslachtsorganen); kan leiden tot hartritmestoornissen, spijsverteringsproblemen en seksuele disfunctie.
* **Focale neuropathie:** Plotselinge aantasting van een specifieke zenuw of groep zenuwen, wat pijn of spierzwakte kan veroorzaken.
* **Proximale neuropathie (diabetische amyotrofie):** Beïnvloedt dijbeenzenuwen, kan hevige pijn in heupen, dijen of billen veroorzaken en leiden tot zwakte in de benen.
* **Nier (Diabetische nefropathie):** Beschadiging van de nieren, beginnend met proteïnurie (eiwit in urine). Na verloop van tijd kan de nierfunctie verminderen, wat leidt tot ophoping van afvalstoffen en vocht. Kan nierdialyse noodzakelijk maken.
#### 2.5.2 Aantasting van de grote bloedvaten
Dit kan leiden tot cardiovasculaire problemen, cerebrale aandoeningen (zoals beroertes) en perifeer vaatlijden.
#### 2.5.3 Acute complicaties
* **Diabetische ketoacidose (DKA):** Een ernstige complicatie, vooral bij type 1 diabetes, die optreedt bij een ernstig insulinetekort. Het lichaam breekt vet af voor energie, wat leidt tot de ophoping van ketonen (zuren) in het bloed. Symptomen omvatten extreme dorst, frequent urineren, misselijkheid, braken, buikpijn, diepe ademhaling en verwardheid. DKA is een medische noodsituatie die directe ziekenhuisopname en behandeling met vocht en insuline vereist.
* **Hypoglycemie:** Een te lage bloedsuikerspiegel, die kan optreden bij zowel type 1 als type 2 diabetes. Oorzaken zijn onder meer te weinig eten, een maaltijd overslaan, na fysieke inspanning, overdosering van medicatie, alcoholgebruik of nierinsufficiëntie.
* **Behandeling bij bewuste patiënt:** Toedienen van snelle suikers (bv. druivensuiker) gevolgd door complexe suikers (bv. boterham).
* **Behandeling bij onbewuste patiënt:** Glucagon injectie of neusspray.
### 2.6 Behandeling van diabetes
De behandeling van diabetes is afhankelijk van het type diabetes.
#### 2.6.1 Behandeling type 1
* **Insuline-injecties of -pomp:** Essentieel om het tekort aan lichaamseigen insuline te compenseren. Dit omvat vaak meerdere injecties per dag of continu gebruik van een insulinepomp.
* **Monitoring:** Frequent meten van de bloedsuikerspiegel (minstens 4 keer per dag, en bij autorijden of symptomen).
#### 2.6.2 Behandeling type 2
* **Levensstijl aanpassingen:**
* **Dieet:** Beperking van suiker, bewerkte koolhydraten en verzadigde vetten; focus op vezels, volle granen, magere eiwitten, groenten en fruit. Portiecontrole en regelmatige maaltijden zijn belangrijk.
* **Lichaamsbeweging:** Regelmatige aerobe oefeningen en krachttraining verbeteren de insulinegevoeligheid.
* **Gewichtsbeheersing:** Gewichtsverlies kan de bloedsuikerspiegel significant verbeteren.
* **Medicamenteuze behandeling:**
* **Metformine:** Vaak de eerste keuze; vermindert glucoseproductie in de lever en verhoogt de insulinegevoeligheid.
* **Andere klassen medicatie:** Sulfonylurea's, DPP-4-remmers, SGLT-2-remmers, GLP-1 receptoragonisten (zoals Semaglutide/Ozempic, dat de insulineproductie stimuleert, maaglediging vertraagt en ook kan helpen bij gewichtsverlies en cardiovasculaire gezondheid).
* **Insuline:** Kan nodig zijn als orale of injecteerbare medicatie de bloedsuikerspiegel niet voldoende onder controle houdt.
### 2.7 Voeding en suikers
Het begrijpen van het verschil tussen snelle en trage suikers is cruciaal voor diabetesmanagement.
#### 2.7.1 Snelle suikers (enkelvoudige koolhydraten)
* **Kenmerken:** Snel afgebroken en geabsorbeerd, leiden tot snelle stijging van de bloedsuikerspiegel en een snelle energieboost, gevolgd door een energiedip.
* **Bronnen:** Snoep, frisdranken, koekjes, gebak, witte rijst, wit brood.
* **Aanbeveling:** Met mate consumeren vanwege lage voedingswaarde en potentieel voor gewichtstoename.
#### 2.7.2 Trage suikers (meervoudige koolhydraten)
* **Kenmerken:** Langzaam afgebroken en geleidelijk afgegeven aan het bloed, zorgen voor stabiele en langdurige energie. Rijk aan vezels, vitaminen en mineralen.
* **Bronnen:** Volkoren granen, groenten, fruit, peulvruchten, noten en zaden.
* **Aanbeveling:** Worden als gezonder beschouwd en dragen bij aan een verzadigd gevoel en gewichtsbeheersing.
#### 2.7.3 De glycemische index (GI) en glycemische lading (GL)
* **Glycemische index (GI):** Een maatstaf die aangeeft hoe snel koolhydraten in een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel verhogen (schaal 0-100). Hoge GI (70+) geeft snelle stijgingen, lage GI (55-) geleidelijke stijgingen.
* **Factoren die de GI beïnvloeden:** Samenstelling van de maaltijd (vet, eiwit, vezels verlagen GI), bereidingswijze, duur van bereiding, grootte van het product, maaglediging, darmwerking en temperatuur (kouder = lagere GI).
* **Glycemische lading (GL):** Houdt rekening met zowel de GI als de hoeveelheid koolhydraten in een portie.
* GL > 20: hoog
* GL 10-20: gemiddeld
* GL < 10: laag
### 2.8 Zelfmanagement van diabetes
Effectief zelfmanagement vereist educatie over het herkennen van symptomen van hypo- en hyperglycemie, begrip van medicatie en dieetadviezen.
---
# Diagnostiek, typen diabetes en pre-diabetes
Deze sectie behandelt de diagnostische criteria voor diabetes, de verschillende typen diabetes (met name type 1 en type 2), het concept pre-diabetes en het metabool syndroom als risicofactoren.
### 3.1 Diabetes mellitus: een overzicht
Diabetes mellitus, kortweg diabetes, is een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door verhoogde bloedsuikerspiegels. Dit ontstaat wanneer het lichaam onvoldoende insuline produceert of de geproduceerde insuline niet effectief kan gebruiken. Insuline is een hormoon dat essentieel is voor de regulering van de bloedsuikerspiegel. Wereldwijd is diabetes een veelvoorkomende aandoening, met naar schatting 422 miljoen mensen die eraan lijden in 2021. Factoren zoals vergrijzing, ongezonde levensstijlen en toenemend overgewicht dragen bij aan de stijgende prevalentie, met name voor type 2 diabetes. Opvallend is ook de stijging van het aantal kinderen met diabetes.
### 3.2 Diagnostische criteria voor diabetes
De diagnose diabetes wordt gesteld op basis van specifieke bloedsuikerwaarden, gemeten met verschillende tests:
* **Nuchtere bloedsuikertest:** Deze test meet de bloedsuikerspiegel na een periode van minimaal 8 uur zonder eten. Een nuchtere bloedsuikerwaarde van $126$ milligram per deciliter (mg/dL) of hoger wijst op diabetes.
* **Orale Glucose Tolerantie Test (OGTT):** Na het consumeren van een glucose-rijke drank wordt na twee uur de bloedsuikerspiegel gemeten. Een waarde van $200$ mg/dL of hoger na twee uur duidt op diabetes.
* **Willekeurige bloedsuikertest:** Deze test kan op elk moment van de dag worden uitgevoerd. Indien de bloedsuikerwaarde $200$ mg/dL of hoger is en er symptomen van diabetes aanwezig zijn, kan dit wijzen op de aandoening.
* **Hemoglobine A1c-test (HbA1c-test):** Deze test geeft een indicatie van de gemiddelde bloedsuikerspiegel over de afgelopen twee tot drie maanden. Een HbA1c-waarde van $6,5\%$ of hoger wordt beschouwd als diabetes.
### 3.3 Typen diabetes
Er zijn verschillende typen diabetes, waarvan de meest voorkomende type 1, type 2 en zwangerschapsdiabetes zijn.
#### 3.3.1 Diabetes type 1
Diabetes type 1 wordt veroorzaakt door auto-immuune destructie van de bètacellen in de pancreas. Dit leidt tot een absoluut insulinetekort, met als gevolg een stijging van de bloedsuikerspiegel.
* **Symptomen van diabetes type 1:**
* Gewichtsverlies
* Spierzwakte
* Ketoacidose (met acetongeur, verwardheid)
* **Laboratoriumkenmerken:**
* Gestegen bloedsuikerspiegel
* Gestegen HbA1c
* Metabole acidose
* Ketonen in bloed en urine
* Positieve antilichamen
#### 3.3.2 Diabetes type 2
Diabetes type 2 wordt gekenmerkt door twee hoofdoorzaken: verminderde insulinegevoeligheid in lever, spier- en vetweefsel (insulineresistentie) en een verminderde insulinesecretie door de bètacellen bij stijgende bloedsuikerspiegels. Daarnaast draagt de lever bij aan de stijging van de bloedsuikerspiegel door verhoogde glucoseproductie.
#### 3.3.3 Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) is een vorm van diabetes die tijdens de zwangerschap optreedt, meestal in het tweede of derde trimester. Het ontstaat wanneer het lichaam van de zwangere vrouw niet voldoende insuline kan produceren of gebruiken, wat leidt tot verhoogde bloedsuikerspiegels. Deze vorm kan tijdelijk zijn. Vrouwen met zwangerschapsdiabetes hebben een verhoogd risico op zwangerschapscomplicaties en op het ontwikkelen van diabetes type 2 op latere leeftijd. Screening vindt plaats tussen de 24e en 28e zwangerschapsweek via een glucosetolerantietest.
* **Complicaties van zwangerschapsdiabetes:**
* Vroeggeboorte
* Zwangerschapsvergiftiging
* Verhoogde kans op keizersnede
* Te zware baby's (met ademhalingsproblemen na de geboorte)
### 3.4 Pre-diabetes
Pre-diabetes is een toestand waarbij de bloedsuikerspiegel hoger is dan normaal, maar nog niet hoog genoeg om de diagnose diabetes te stellen. Het is een belangrijke waarschuwingssignaal voor een verhoogd risico op het ontwikkelen van type 2 diabetes. Levensstijlveranderingen zoals gezondere voeding, meer lichaamsbeweging en gewichtsverlies kunnen de progressie naar diabetes type 2 voorkomen of vertragen.
### 3.5 Het metabool syndroom
Het metabool syndroom is een cluster van aandoeningen die het risico op hartziekten, beroertes en diabetes type 2 aanzienlijk verhogen. Het wordt vaak geassocieerd met obesitas en een sedentaire levensstijl. De volgende criteria worden gebruikt voor de diagnose van het metabool syndroom:
* **Abdominale obesitas:**
* Mannen: tailleomtrek $\geq 102$ cm
* Vrouwen: tailleomtrek $\geq 88$ cm
* **Hoge bloeddruk:**
* $\geq 130/85$ mm Hg
* **Hoge nuchtere bloedsuikerspiegel:**
* $\geq 100$ mg/dL (of $\geq 5.6$ mmol/L)
* **Verhoogde triglyceriden:**
* $\geq 150$ mg/dL (of $\geq 1.7$ mmol/L)
* **Lage niveaus van HDL-cholesterol:**
* Mannen: $< 40$ mg/dL (of $< 1.0$ mmol/L)
* Vrouwen: $< 50$ mg/dL (of $< 1.3$ mmol/L)
Het beheersen van het metabool syndroom omvat gewichtsverlies, een gezond dieet en regelmatige lichaamsbeweging.
### 3.6 Behandeling van diabetes
De behandeling verschilt per type diabetes.
#### 3.6.1 Behandeling van diabetes type 1
De behandeling van diabetes type 1 is gericht op het compenseren van het insulinetekort. Dit gebeurt door middel van insuline-injecties of een insulinepomp.
* **Insuline therapie:**
* Snelwerkende insuline voor elke maaltijd.
* Eén dosis traagwerkende insuline als basis.
* Minimaal vier injecties per dag.
* **Controle:**
* Minimaal 4x per dag bloedsuiker meten (nuchter, voor ontbijt, middageten, avondmaal en voor slapengaan).
* Altijd meten voor autorijden.
* Meten bij symptomen van hypo- of hyperglycemie.
* **Problemen:**
* Drug-induced hypoglycemie
* Nachtelijke hypoglycemie
#### 3.6.2 Behandeling van diabetes type 2
De behandeling van diabetes type 2 is gericht op het verbeteren van de insulinegevoeligheid, het verminderen van de glucoseproductie in de lever en het stimuleren van de insulinesecretie. Levensstijlveranderingen zijn hierbij cruciaal.
* **Levensstijlinterventies:**
* **Dieet:** Een gezond dieet met beperking van suikers, bewerkte koolhydraten en verzadigde vetten. Focus op vezels, volle granen, magere eiwitten, groenten en fruit. Portiecontrole en regelmatige maaltijden zijn belangrijk.
* **Lichaamsbeweging:** Regelmatige aerobe oefeningen en krachttraining verbeteren de insulinegevoeligheid en de glucosestofwisseling.
* **Gewichtsbeheersing:** Gewichtsverlies kan de bloedsuikerspiegel significant verbeteren. Het reduceren van $10\%$ van het lichaamsgewicht kan al een beduidend resultaat geven.
* **Medicamenteuze behandeling:**
* **Metformine:** Wordt bij elke diagnose van type 2 diabetes gestart. Het vermindert de glucoseproductie door de lever en verhoogt de insulinegevoeligheid.
* **Andere klassen medicatie:** Sulfonylurea's, DPP-4-remmers, SGLT-2-remmers, GLP-1 receptoragonisten.
* **GLP-1 receptoragonisten (bv. Ozempic/Semaglutide):** Stimuleren de insulineproductie, vertragen maaglediging en kunnen helpen bij gewichtsverlies en cardiovasculaire verbeteringen.
* **Insuline:** Kan worden voorgeschreven als orale medicatie onvoldoende effectief is.
### 3.7 Complicaties van diabetes
Diabetes kan leiden tot zowel acute als chronische complicaties.
#### 3.7.1 Acute complicaties
* **Hyperglycemie:** Hoge bloedsuikerspiegels.
* **Diabetische ketoacidose (DKA):** Een ernstige complicatie, voornamelijk bij type 1 diabetes, waarbij het lichaam vet afbreekt voor energie, wat leidt tot ketonen en verzuring van het bloed. Symptomen zijn extreme dorst, frequent urineren, misselijkheid, braken, buikpijn, diepe ademhaling (Kussmaul-ademhaling), verwarring en bewustzijnsverlies. Vereist onmiddellijke ziekenhuisbehandeling.
* **Hypoglycemie:** Lage bloedsuikerspiegels. Kan optreden bij zowel type 1 als type 2 diabetes door te weinig eten, overslaan van maaltijden, fysieke inspanning, overdosering van medicatie, alcoholgebruik of nierinsufficiëntie.
* **Symptomen:** Zweten, trillen, hartkloppingen, duizeligheid, honger, verwarring.
* **Behandeling (bij bewuste patiënt):** Toediening van snelle suikers (druivensuiker, cola) gevolgd door complexe suikers (boterham).
* **Behandeling (bij onbewuste patiënt):** Glucagon injectie of neusspray.
#### 3.7.2 Chronische complicaties
Chronische complicaties van diabetes ontstaan door schade aan zowel kleine als grote bloedvaten.
* **Aantasting van kleine bloedvaten:**
* **Diabetische retinopathie (oog):** Beschadiging van bloedvaten in het netvlies, wat kan leiden tot lekkage, oedeem, abnormale bloedvatgroei, bloedingen en uiteindelijk verlies van gezichtsvermogen of blindheid. Regelmatige oogonderzoeken zijn cruciaal voor vroege opsporing en behandeling.
* **Diabetische neuropathie (zenuwen):** Kan verschillende vormen aannemen:
* *Perifere neuropathie:* Aantasting van zenuwen in ledematen, met symptomen als pijn, tintelingen, gevoelloosheid en zwakte.
* *Autonome neuropathie:* Aantasting van zenuwen die inwendige organen reguleren (hart, spijsvertering etc.), met mogelijke problemen zoals hartritmestoornissen, spijsverteringsproblemen en seksuele disfunctie.
* *Focale neuropathie:* Aantasting van specifieke zenuwen, leidend tot plotselinge spierzwakte of pijn.
* *Proximale neuropathie:* Aantasting van dijbeenzenuwen, met pijn in de heupen/billen en zwakte in de benen.
* **Diabetische nefropathie (nier):** Beschadiging van de nieren, wat kan leiden tot proteïnurie (eiwit in urine) en uiteindelijk nierfalen, waarbij dialyse nodig kan zijn. Symptomen zoals vermoeidheid, zwelling en kortademigheid treden vaak pas laat op.
* **Aantasting van grote bloedvaten:**
* Cardiaal (hart)
* Cerebraal (hersenen)
* Perifeer vaatlijden (ledematen)
### 3.8 Voeding en diabetes
De glycemische index (GI) en glycemische lading (GL) zijn belangrijke concepten bij de voeding voor mensen met diabetes.
* **Snelle suikers (enkelvoudige koolhydraten):** Snel verteerd en geabsorbeerd, leiden tot snelle stijgingen van de bloedsuikerspiegel. Te vinden in snoep, frisdranken, koekjes.
* **Trage suikers (meervoudige koolhydraten):** Langzaam verteerd en geabsorbeerd, zorgen voor een stabiele en langdurige energievoorziening. Te vinden in volkoren producten, groenten, fruit.
* **Glycemische index (GI):** Meet hoe snel koolhydraten in een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel verhogen (schaal van 0-100).
* Hoge GI ($\geq 70$): cornflakes, wit brood.
* Matige GI ($56-69$): honing, witte rijst.
* Lage GI ($\leq 55$): bonen, linzen, volkoren producten, de meeste groenten en fruit.
* De GI wordt beïnvloed door de samenstelling van de maaltijd, bereidingswijze, duur van bereiding, grootte van het product, maaglediging en darmwerking, en temperatuur.
* **Glycemische lading (GL):** Houdt rekening met zowel de GI als de hoeveelheid koolhydraten in een portie.
* Hoge GL $> 20$
* Gemiddelde GL $10-20$
* Lage GL $< 10$
### 3.9 Zelfmanagement van diabetes
Educatie over diabetesmanagement, het herkennen van symptomen van hypo- en hyperglycemie, en het begrijpen van medicatie en dieet zijn essentieel voor effectief zelfmanagement.
---
# Behandeling van diabetes: medicatie en levensstijl
De behandeling van diabetes richt zich op het managen van de bloedsuikerspiegel door middel van medicatie en aanpassingen in de levensstijl, met als doel het voorkomen van complicaties en het verbeteren van de levenskwaliteit.
### 4.1 Medicamenteuze behandeling
De medicamenteuze behandeling is afhankelijk van het type diabetes en de individuele behoeften van de patiënt.
#### 4.1.1 Medicatie bij diabetes type 1
Patiënten met diabetes type 1 hebben een absoluut insulinetekort en zijn daarom altijd afhankelijk van insulinetherapie.
* **Insuline-injecties/pomp:** Dit is de hoeksteen van de behandeling en vervangt het ontbrekende lichaamseigen insuline. Een veelvoorkomend schema omvat snelwerkend insuline voor elke maaltijd en één dosis traagwerkend insuline om een basale insulinespiegel te handhaven, wat neerkomt op minimaal vier injecties per dag.
* **Controle:** Strikte monitoring van de bloedsuikerspiegel is essentieel, minimaal vier keer per dag (nuchter, voor ontbijt, middageten, avondmaal en voor het slapengaan), en ook voor autorijden of bij symptomen van hypo- of hyperglycemie.
* **Problemen:** Mogelijke complicaties zijn onder meer medicijngeïnduceerde hypoglycemie en nachtelijke hypoglycemie.
#### 4.1.2 Medicatie bij diabetes type 2
Bij diabetes type 2 is het doel om de insulinegevoeligheid te verhogen, de insulinesecretie te ondersteunen en de glucoseproductie door de lever te verminderen.
* **Metformine:** Dit is doorgaans de eerste medicatie die wordt voorgeschreven bij een diagnose van diabetes type 2. Metformine werkt door de glucoseproductie in de lever te verminderen en de insulinegevoeligheid te verhogen.
* **Andere klassen medicatie:** Naast Metformine kunnen diverse andere medicijnklassen worden ingezet, afhankelijk van de respons en individuele behoeften. Hieronder vallen:
* **Sulfonylurea's:** Stimuleren de alvleesklier om meer insuline af te geven.
* **DPP-4-remmers:** Verlengen de werking van incretines, hormonen die de insulineafgifte stimuleren en de glucagonafgifte remmen.
* **SGLT-2-remmers:** Zorgen voor uitscheiding van glucose via de nieren.
* **GLP-1 receptoragonisten:** Deze injecteerbare medicijnen, zoals Semaglutide (Ozempic), stimuleren de insulineproductie, vertragen de maaglediging en kunnen bijdragen aan gewichtsverlies. Ze hebben ook aangetoond gunstige cardiovasculaire effecten te hebben.
* **Insuline:** Indien orale medicatie en andere injecteerbare middelen onvoldoende effect hebben om de bloedsuikerspiegel te reguleren, kan insuline alsnog worden voorgeschreven.
#### 4.1.3 Verschil in behandeling type 1 en type 2
Het fundamentele verschil in behandeling ligt in de oorzaak van de hyperglycemie: bij type 1 is er een absoluut insulinetekort, wat insuline-exogene toediening vereist, terwijl bij type 2 vaak sprake is van insulineresistentie en/of een relatief insulinetekort, wat eerst met orale of andere injecteerbare middelen wordt aangepakt.
### 4.2 Levensstijl als behandelstrategie
Aanpassingen in levensstijl spelen een cruciale rol in de behandeling van zowel type 1 als type 2 diabetes, en zijn vaak de eerste stap in de behandeling van pre-diabetes en type 2 diabetes.
#### 4.2.1 Dieet
Een gezond en gebalanceerd dieet is essentieel voor diabetesmanagement.
* **Focus:** Beperking van suikers, bewerkte koolhydraten en verzadigde vetten. Verhoging van de consumptie van vezels, volle granen, magere eiwitten, groenten en fruit.
* **Portiecontrole en maaltijdfrequentie:** Het hanteren van portiecontrole en het nuttigen van regelmatige maaltijden helpt bij het stabiliseren van de bloedsuikerspiegel.
##### 4.2.1.1 Snelle en trage suikers
Het onderscheid tussen snelle en trage suikers is belangrijk voor het begrijpen van de impact op de bloedsuikerspiegel.
* **Snelle suikers (enkelvoudige koolhydraten):**
* **Kenmerken:** Worden snel afgebroken en geabsorbeerd, wat leidt tot snelle stijgingen van de bloedsuikerspiegel en een korte energieboost, gevolgd door een energiedip.
* **Bronnen:** Snoep, frisdranken, koekjes, gebak, witte rijst, wit brood.
* **Aanbeveling:** Met mate consumeren vanwege lage voedingswaarde en potentieel bijdragen aan gewichtstoename.
* **Trage suikers (meervoudige koolhydraten):**
* **Kenmerken:** Worden langzaam afgebroken, wat leidt tot een geleidelijke en stabiele afgifte van glucose in het bloed voor langdurige energie.
* **Bronnen:** Volkoren granen, groenten, fruit, peulvruchten, noten en zaden.
* **Aanbeveling:** Gezonder alternatief door rijkdom aan vezels, vitaminen en mineralen; bevordert verzadiging en gewichtsbeheersing.
##### 4.2.1.2 Glycemische index (GI) en Glycemische lading (GL)
De glycemische index (GI) en glycemische lading (GL) zijn hulpmiddelen om de impact van voedsel op de bloedsuikerspiegel te beoordelen.
* **Glycemische index (GI):**
* **Definitie:** Meet hoe snel koolhydraten in een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel verhogen.
* **Schaal:** 0-100.
* Laag: $\le 55$ (bijv. bonen, linzen, volkoren producten)
* Matig: $56-69$ (bijv. honing, witte rijst)
* Hoog: $\ge 70$ (bijv. cornflakes, wit brood)
* **Factoren die de GI beïnvloeden:** Maaltijdsamenstelling (vetten, eiwitten, vezels vertragen opname), bereidingswijze en duur, grootte van het product, maaglediging en darmwerking, temperatuur (koud is lager dan warm).
* **Glycemische lading (GL):**
* **Definitie:** Houdt rekening met zowel de GI als de hoeveelheid koolhydraten in een portie.
* **Waardering:**
* Laag: $< 10$
* Gemiddeld: $10-20$
* Hoog: $> 20$
#### 4.2.2 Lichaamsbeweging
Regelmatige lichaamsbeweging is cruciaal voor diabetesmanagement door de insulinegevoeligheid te verbeteren.
* **Soorten oefeningen:** Zowel aerobe oefeningen (wandelen, joggen, zwemmen) als krachttraining hebben positieve effecten op de glucosestofwisseling.
* **Effect:** Zorgt voor een sterke verbetering van de glucosestofwisseling en kan helpen bij het voorkomen of vertragen van de progressie naar type 2 diabetes.
#### 4.2.3 Gewichtsbeheersing
Overgewicht is een significante risicofactor voor type 2 diabetes.
* **Doel:** Gewichtsverlies, zelfs een reductie van 10% van het lichaamsgewicht, kan leiden tot een aanzienlijke verbetering van de bloedsuikerspiegel en de algehele gezondheid.
* **Rol:** Het aanpakken van obesitas is een belangrijke pijler in de preventie en behandeling van metabool syndroom en type 2 diabetes.
### 4.3 Zelfmanagement en educatie
Effectief zelfmanagement van diabetes vereist adequate kennis en vaardigheden.
* **Educatie:** Patiënten moeten worden voorgelicht over het herkennen van symptomen van hyperglycemie en hypoglycemie, het correct gebruiken van medicatie, en het belang van dieet en lichaamsbeweging.
* **Rol:** Door zelfmanagement kunnen patiënten proactief hun gezondheid beheren en de kans op complicaties verkleinen.
### 4.4 Chronische complicaties
Langdurig hoge bloedsuikerspiegels kunnen leiden tot schade aan kleine en grote bloedvaten, met diverse complicaties tot gevolg.
#### 4.4.1 Aantasting van de kleine bloedvaten
* **Oog (Diabetische retinopathie):** Schade aan de bloedvaten in het netvlies. Kan leiden tot lekkage, vochtophoping, abnormale vaatgroei, bloedingen, littekens, netvliesloslating en uiteindelijk gezichtsverlies. Vroege opsporing via regelmatige oogonderzoeken is cruciaal. Behandeling kan bestaan uit laserchirurgie, injecties of operaties.
* **Zenuwuiteinden (Diabetische neuropathie):** Kan diverse vormen aannemen:
* **Perifere neuropathie:** Treft zenuwen in armen, handen, benen, voeten; symptomen variëren van pijn en tintelingen tot gevoelloosheid en zwakte; kan evenwicht en coördinatie aantasten.
* **Autonome neuropathie:** Beïnvloedt zenuwen van inwendige organen (hart, bloedvaten, spijsvertering, geslachtsorganen); kan leiden tot hartritmestoornissen, spijsverteringsproblemen, seksuele disfunctie.
* **Focale neuropathie:** Aantasting van specifieke zenuwen; kan plotselinge spierzwakte of pijn veroorzaken.
* **Proximale neuropathie (diabetische amyotrofie):** Beïnvloedt dijbeenzenuwen; kan hevige pijn in de heupen/billen en zwakte in de benen veroorzaken.
* **Nier (Diabetische nefropathie):** Schade aan de nieren. Kan leiden tot proteïnurie (eiwit in urine) en geleidelijk verminderde nierfunctie. Symptomen in latere stadia zijn vermoeidheid, zwelling, kortademigheid, verminderde eetlust, en kan uiteindelijk dialyse noodzakelijk maken.
#### 4.4.2 Aantasting van de grote bloedvaten
Dit kan leiden tot cardiaal en cerebraal vaatlijden, evenals perifeer vaatlijden.
### 4.5 Acute complicaties
Acute complicaties van diabetes vereisen onmiddellijke medische aandacht.
#### 4.5.1 Hyperglycemie
* **Diabetische ketoacidose (DKA):** Een ernstige complicatie, voornamelijk bij type 1 diabetes, die ontstaat door een ernstig insulinetekort. Het lichaam breekt vet af voor energie, wat leidt tot de vorming van ketonen die zich ophopen in het bloed.
* **Symptomen:** Extreme dorst, frequent urineren, misselijkheid, braken, buikpijn, diepe ademhaling (Kussmaul-ademhaling), verwarring, bewustzijnsverlies.
* **Behandeling:** Een medische noodsituatie die ziekenhuisopname, intraveneuze vochttoediening en insuline vereist.
#### 4.5.2 Hypoglycemie
Hypoglycemie (lage bloedsuikerspiegel) kan optreden bij zowel type 1 als type 2 diabetes.
* **Oorzaken:** Te weinig eten (maaltijd overslaan), fysieke inspanning, overdosering van insuline of andere antidiabetica, alcoholgebruik, nierinsufficiëntie.
* **Behandeling (bij bewuste patiënt):** Toediening van snelle suikers (druivensuiker, cola) gevolgd door complexe suikers (boterham).
* **Behandeling (bij onbewuste patiënt):** Glucagon injectie of Glucagon neusspray.
---
# Complicaties van diabetes
Dit gedeelte behandelt de acute en chronische complicaties die kunnen ontstaan als gevolg van diabetes mellitus, met de nadruk op de aantasting van kleine en grote bloedvaten, evenals specifieke acute ontregelingen.
### 5.1 Chronische complicaties van diabetes
Chronische complicaties van diabetes ontstaan door langdurig verhoogde bloedsuikerspiegels en kunnen worden onderverdeeld in aantasting van de kleine bloedvaten (microvasculair) en de grote bloedvaten (macrovasculair).
#### 5.1.1 Aantasting van de kleine bloedvaten
De microvasculaire complicaties van diabetes betreffen voornamelijk de ogen, de zenuwen en de nieren.
##### 5.1.1.1 Diabetische retinopathie
Diabetische retinopathie is een complicatie die optreedt wanneer de bloedvaten in het netvlies van het oog beschadigd raken door chronisch hoge bloedsuikerspiegels. Dit kan leiden tot:
* **Lekkende bloedvaten:** In het beginstadium kunnen kleine bloedvaten gaan lekken, wat resulteert in oedeem (vochtophoping) en zichtproblemen.
* **Groei van abnormale bloedvaten:** Op termijn kunnen abnormale nieuwe bloedvaten groeien op het netvlies, wat kan leiden tot bloedingen, littekens en netvliesloslating.
* **Gevolgen:** Ernstig gezichtsverlies of blindheid.
**Diagnostiek en behandeling:**
Diabetische retinopathie heeft vaak geen vroege symptomen. Regelmatige oogonderzoeken zijn cruciaal voor vroege opsporing. Behandelingen omvatten laserchirurgie, injecties met medicijnen die de groei van nieuwe bloedvaten remmen, of chirurgische ingrepen.
##### 5.1.1.2 Diabetische neuropathie
Diabetische neuropathie tast verschillende delen van het zenuwstelsel aan. De belangrijkste vormen zijn:
* **Perifere neuropathie:** De meest voorkomende vorm, die de zenuwen in de ledematen aantast. Symptomen variëren van pijn, tintelingen en gevoelloosheid tot spierzwakte. Dit kan ook het evenwicht en de coördinatie beïnvloeden, wat leidt tot een verhoogd risico op verwondingen.
* **Autonome neuropathie:** Beïnvloedt de zenuwen die de inwendige organen reguleren (hart, bloedvaten, spijsverteringsstelsel, geslachtsorganen). Dit kan leiden tot problemen zoals een abnormale hartslag, spijsverteringsstoornissen en seksuele disfunctie.
* **Focale neuropathie:** Treedt op wanneer een specifieke zenuw of groep zenuwen in een bepaald gebied wordt aangetast, wat plotselinge spierzwakte of pijn kan veroorzaken, meestal aan één kant van het lichaam.
* **Proximale neuropathie (diabetische amyotrofie):** Beïnvloedt de dijbeenzenuwen, wat kan leiden tot hevige pijn in de dijen, heupen of billen, en spierzwakte in de benen.
##### 5.1.1.3 Diabetische nefropathie
Diabetische nefropathie is nierschade die kan ontstaan als gevolg van langdurig hoge bloedsuikerspiegels.
* **Vroege tekenen:** Proteïnurie (overmatig eiwit in de urine).
* **Voortschrijdende schade:** De nieren verliezen hun vermogen om afvalstoffen en overtollig vocht te filteren, wat leidt tot een opeenhoping van gifstoffen in het lichaam.
* **Symptomen in latere stadia:** Vermoeidheid, zwelling van de enkels, kortademigheid, verminderde eetlust.
* **Eindstadium:** Kan leiden tot de noodzaak van dialyse.
#### 5.1.2 Aantasting van de grote bloedvaten
De macrovasculaire complicaties van diabetes betreffen de grote bloedvaten en omvatten cardiaal (hart), cerebraal (hersenen) en perifeer vaatlijden. Deze complicaties resulteren uit het versneld atherogeen proces door diabetes.
> **Tip:** Hoewel de tekst specifiek de aantasting van kleine bloedvaten gedetailleerd uitwerkt, is het belangrijk te onthouden dat de aantasting van grote bloedvaten (hart- en vaatziekten, beroertes, claudicatio intermittens) eveneens een zeer significante en vaak voorkomende chronische complicatie van diabetes is.
### 5.2 Acute complicaties van diabetes
Acute complicaties zijn potentieel levensbedreigende ontregelingen die snel kunnen optreden.
#### 5.2.1 Diabetische ketoacidose (DKA)
DKA is een ernstige complicatie, quasi enkel bij diabetes type 1, die optreedt bij een absoluut insulinetekort.
* **Mechanisme:** Het lichaam kan glucose niet als energiebron gebruiken en begint vet af te breken, wat leidt tot de vorming van ketonen die zich ophopen in het bloed (verzuring).
* **Symptomen:** Extreme dorst, frequent urineren, misselijkheid en braken, buikpijn, diepe ademhaling (Kussmaul-ademhaling), verwardheid of bewustzijnsverlies.
* **Gevolgen:** Een medische noodsituatie die onmiddellijke ziekenhuisbehandeling vereist met intraveneuze toediening van vocht en insuline.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met diabetes type 1 die zijn insuline is vergeten, kan tekenen van DKA ontwikkelen zoals snelle ademhaling, hevige buikpijn en acetongeur uit de adem.
#### 5.2.2 Hypoglycemie
Hypoglycemie, een te lage bloedsuikerspiegel, kan zowel bij type 1 als type 2 diabetes voorkomen.
* **Oorzaken:** Te weinig eten, een maaltijd overslaan, na fysieke inspanning, overdosering van insuline of andere bloedglucoseverlagende medicatie, alcoholgebruik, nierinsufficiëntie.
* **Behandeling (bij bewuste patiënt):** Toediening van snelle suikers (bv. druivensuiker, frisdrank) gevolgd door complexe suikers (bv. boterham).
* **Behandeling (bij onbewuste patiënt):** Glucagon injectie of glucagon neusspray.
> **Tip:** Het is essentieel dat patiënten met diabetes en hun omgeving op de hoogte zijn van de symptomen van hypoglycemie en hoe hier adequaat op te reageren.
### 5.3 Voeding en diabetesmanagement
Een gezond dieet, lichaamsbeweging en zelfmanagement zijn cruciaal voor het voorkomen en behandelen van diabetescomplicaties.
#### 5.3.1 Dieet en lichaamsbeweging
* **Dieet (Type 2):** Beperken van suiker, bewerkte koolhydraten en verzadigde vetten. Verhoogde inname van vezels, volle granen, magere eiwitten, groenten en fruit. Portiecontrole en regelmatige maaltijden zijn essentieel.
* **Lichaamsbeweging:** Verbetert de insulinegevoeligheid. Aerobe oefeningen en krachttraining zijn gunstig.
* **Gewichtsbeheersing:** Cruciaal voor type 2 diabetes, omdat gewichtsverlies de bloedsuikerspiegel kan verbeteren.
* **Pré-diabetes:** Kan vaak worden gekeerd met dieet en lichaamsbeweging.
#### 5.3.2 Snelle en trage suikers
Het onderscheid tussen snelle en trage suikers (koolhydraten) is belangrijk voor de bloedsuikerregulatie.
* **Snelle suikers (enkelvoudige koolhydraten):**
* **Kenmerken:** Worden snel afgebroken en geabsorbeerd.
* **Bronnen:** Snoep, frisdranken, koekjes, gebak, witte rijst, wit brood.
* **Effect:** Snelle stijging van de bloedsuikerspiegel, gevolgd door een energiedip.
* **Aanbeveling:** Met mate consumeren; bevatten weinig voedingsstoffen.
* **Trage suikers (complexe koolhydraten):**
* **Kenmerken:** Worden langzaam afgebroken en geven geleidelijk glucose af aan het bloed.
* **Bronnen:** Volkoren granen, groenten, fruit, peulvruchten, noten en zaden.
* **Effect:** Langzame en gestage stijging van de bloedsuikerspiegel, wat zorgt voor langdurige energie.
* **Aanbeveling:** Gezonder, rijk aan voedingsvezels, vitaminen en mineralen; dragen bij aan verzadiging en gewichtsbeheersing.
#### 5.3.3 Glycemische index (GI) en glycemische lading (GL)
* **Glycemische index (GI):** Een maatstaf die aangeeft hoe snel koolhydraten in een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel verhogen.
* **Schaal:** 0-100.
* **Classificatie:**
* Hoog: $\ge 70$
* Matig: $56-69$
* Laag: $\le 55$
* **Factoren die GI beïnvloeden:** Samenstelling van de maaltijd (vetten, eiwitten, vezels), bereidingswijze, duur van bereiding, grootte van het product, maaglediging en darmwerking, temperatuur.
* **Glycemische lading (GL):** Houdt rekening met de hoeveelheid koolhydraten in een portie van een product.
* **Classificatie:**
* Hoog: $> 20$
* Gemiddeld: $10-20$
* Laag: $< 10$
#### 5.3.4 Zelfmanagement
Educatie over diabetesmanagement, herkenning van symptomen van hoge of lage bloedsuikerspiegels, en begrip van medicatie en dieet zijn cruciaal voor effectief zelfmanagement.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Diabetes mellitus | Een chronische medische aandoening gekenmerkt door hoge niveaus van glucose (suiker) in het bloed, veroorzaakt door onvoldoende insulineproductie of ineffectief gebruik ervan. |
| Insuline | Een hormoon geproduceerd door de betacellen van de pancreas dat de bloedsuikerspiegel reguleert door glucoseopname door cellen te stimuleren en opslag ervan te bevorderen. |
| Glucagon | Een hormoon geproduceerd door de alfacellen van de pancreas dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren en gluconeogenese te bevorderen. |
| Pancreas | Een klier in het spijsverteringsstelsel met zowel exocriene functies (productie van spijsverteringsenzymen en bicarbonaat) als endocriene functies (productie van insuline en glucagon). |
| Exocriene deel | Het deel van de pancreas dat verantwoordelijk is voor de productie en afscheiding van spijsverteringsenzymen en bicarbonaatoplossingen die helpen bij de voedselvertering in de dunne darm. |
| Endocriene deel | Het deel van de pancreas dat hormonen zoals insuline en glucagon produceert en afgeeft aan de bloedbaan om de bloedsuikerspiegel te reguleren. |
| Nuchtere bloedsuikertest | Een test die de bloedsuikerspiegel meet na minimaal 8 uur vasten; een waarde van 126 mg/dL of hoger kan duiden op diabetes. |
| Orale Glucose Tolerantie Test (OGTT) | Een test waarbij na inname van een glucoseoplossing na twee uur de bloedsuikerspiegel wordt gemeten; een waarde van 200 mg/dL of hoger duidt op diabetes. |
| Hemoglobine A1c-test (HbA1c-test) | Een test die het gemiddelde bloedsuikerniveau over de afgelopen twee tot drie maanden meet; een waarde van 6,5% of hoger wordt beschouwd als diabetes. |
| Diabetes Type 1 | Een auto-immuunziekte waarbij de betacellen van de pancreas worden vernietigd, wat leidt tot een absoluut insulinetekort en een stijging van de bloedsuikerspiegel. |
| Diabetes Type 2 | Een aandoening gekenmerkt door verminderde insulinegevoeligheid (insulineresistentie) en/of verminderde insulinesecretie, wat leidt tot een stijging van de bloedsuikerspiegel. |
| Pre-diabetes | Een gezondheidstoestand waarbij de bloedsuikerspiegel hoger is dan normaal, maar nog niet hoog genoeg voor een diabetesdiagnose, met een verhoogd risico op type 2 diabetes. |
| Metabool syndroom | Een cluster van aandoeningen waaronder abdominale obesitas, hoge bloeddruk, verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel, verhoogde triglyceriden en lage HDL-cholesterol, die het risico op hartziekten, beroertes en diabetes verhogen. |
| Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) | Een vorm van diabetes die optreedt tijdens de zwangerschap, waarbij het lichaam van de zwangere vrouw niet voldoende insuline kan produceren of gebruiken, wat leidt tot verhoogde bloedsuikerspiegels. |
| Diabetische ketoacidose (DKA) | Een ernstige complicatie van diabetes, vooral type 1, die optreedt wanneer het lichaam onvoldoende insuline heeft en vet afbreekt voor energie, wat leidt tot de ophoping van ketonen in het bloed. |
| Hypoglycemie | Een aandoening waarbij de bloedsuikerspiegel te laag is, wat kan optreden bij zowel type 1 als type 2 diabetes door verschillende oorzaken zoals te weinig eten, fysieke inspanning, of overdosering van medicatie. |
| Diabetische retinopathie | Een complicatie van diabetes waarbij de bloedvaten in het netvlies van het oog beschadigd raken door langdurig hoge bloedsuikerspiegels, wat kan leiden tot gezichtsverlies of blindheid. |
| Diabetische neuropathie | Een complicatie van diabetes die verschillende delen van het zenuwstelsel aantast, waaronder perifere, autonome, focale en proximale neuropathie, met symptomen variërend van pijn tot gevoelloosheid en zwakte. |
| Diabetische nefropathie | Een complicatie van diabetes waarbij de bloedvaten in de nieren beschadigd raken, wat kan leiden tot proteïnurie en uiteindelijk verminderde nierfunctie en de noodzaak van dialyse. |
| Glycemische index (GI) | Een maatstaf die aangeeft hoe snel koolhydraten in een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel verhogen na consumptie, gemeten op een schaal van 0 tot 100. |
| Glycemische lading (GL) | Een maatstaf die het effect op de bloedsuiker van een portie van een product weergeeft, rekening houdend met zowel de glycemische index als de hoeveelheid koolhydraten in de portie. |
| Snelle suikers (enkelvoudige koolhydraten) | Eenvoudige koolhydraten die snel worden afgebroken en geabsorbeerd, wat leidt tot snelle stijgingen in het bloedsuikerniveau, te vinden in snoep, frisdranken en wit brood. |
| Trage suikers (meervoudige koolhydraten) | Complexe koolhydraten die langzaam worden afgebroken en geleidelijk glucose in het bloed afgeven, wat zorgt voor een langdurige energievoorziening, te vinden in volkoren granen, groenten en fruit. |