Cover
Comença ara de franc Voedingszorg bij bariatrie_D. Laforge.pptx
Summary
# Inleiding tot bariatrische chirurgie en gewichtsverlies
Dit onderwerp biedt een overzicht van bariatrische chirurgie, inclusief de verschillende ingrepen, hoe gewichtsverlies wordt uitgedrukt en geëvalueerd, en de screeningsprocedures die voorafgaand aan dergelijke ingrepen plaatsvinden.
### 1.1 Overzicht van bariatrische ingrepen
Bariatrische ingrepen kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën, gebaseerd op hun werkingsmechanisme:
* **Restrictieve methoden:** Deze methoden beperken de voedselinname door de maagcapaciteit te verkleinen, wat leidt tot een verhoogd verzadigingsgevoel. Voorbeelden zijn de laparoscopische aanpasbare maagband (LAGB) en de sleeve gastrectomie (gastric sleeve).
* **Malabsorptieve methoden:** Deze methoden beperken de opname van voedingsstoffen door een omleiding van de darmen. Voorbeelden zijn de biliopancreatische derivatie (BPD) of Scopinaro en de sleeve gastrectomie met duodenal switch (DS).
* **Restrictieve en malabsorptieve methoden:** Een voorbeeld hiervan is de one anastomosis gastric bypass (ook wel "mini" gastric bypass genoemd).
Veelvoorkomende afkortingen voor deze ingrepen zijn:
* LAGB: Laparoscopic Adjustable Gastric Band
* GS: Gastric Sleeve / Sleeve Gastrectomy
* GP: Gastric Bypass
* SADI-S: Single Anastomosis Duodeno-Ileal Bypass met Sleeve Gastrectomy
* DS: Duodenal Switch
* BPD: Biliopancreatic Diversion
### 1.2 Uitdrukking van gewichtsverlies na chirurgie
Het succes van bariatrische chirurgie wordt voornamelijk geëvalueerd aan de hand van het **procentuele excessieve gewichtsverlies (% EWL - Excess Weight Loss)**. Dit percentage wordt berekend ten opzichte van het lichaamsgewicht dat een patiënt zou hebben bij een Body Mass Index (BMI) van 25 kg/m².
$$ \text{\% EWL} = \frac{\text{Startgewicht} - \text{Huidig gewicht}}{\text{Startgewicht} - \text{Streefgewicht (BMI 25)}} \times 100\% $$
Een % EWL van minstens 50% wordt algemeen beschouwd als een succesvol resultaat na een bariatrische ingreep, conform de Reinhold-criteria. Deze maatstaf wordt gebruikt om verschillende ingrepen te vergelijken en om de voortgang van de patiënt op te volgen tijdens de multidisciplinaire nazorg.
**Voorbeeld:**
Een patiënt met een lengte van 1,67 m, een startgewicht van 114 kg (BMI 41 kg/m²) en een streefgewicht voor BMI 25 van $1,67 \times 1,67 \times 25 \approx 69,7$ kg, weegt na 6 maanden 92 kg.
Het excessieve startgewicht is $114 \text{ kg} - 69,7 \text{ kg} = 44,3 \text{ kg}$.
Het excessieve gewichtsverlies is $114 \text{ kg} - 92 \text{ kg} = 22 \text{ kg}$.
Het % EWL is:
$$ \text{\% EWL} = \frac{22 \text{ kg}}{44,3 \text{ kg}} \times 100\% \approx 49,7\% $$
Dit resultaat ligt net onder de 50% EWL-drempel voor succes.
### 1.3 Screening
Screening van patiënten voor bariatrische chirurgie is een multidisciplinair proces. Het doel is te beoordelen of de patiënt voldoet aan de criteria voor een ingreep. De preoperatieve evaluatie omvat consultaties bij verschillende specialisten:
* **Chirurg:** Beoordeelt de algehele medische geschiktheid.
* **Endocrinoloog:** Evalueert de metabole en nutritionele status en optimaliseert comorbiditeiten.
* **Psychiater/Klinisch psycholoog:** Beoordeelt de mentale gezondheid, inclusief het uitsluiten van eetstoornissen of andere psychische aandoeningen die het succes kunnen belemmeren.
* **Diëtist:** Screen de huidige voedingsgewoonten, de motivatie van de patiënt, en de bereidheid tot levenslange aanpassing van leefstijl. Ook wordt een korte toelichting gegeven over pre- en postoperatieve voedingstherapie.
Een belangrijk aandachtspunt bij de screening door de diëtist is het analyseren van het huidige eetpatroon, gewichtsevolutie, eerdere dieetpogingen, fysieke activiteit, en de motivatie en bereidheid tot levenslange aanpassing van gewoontes.
Vanaf 25 september 2023 is het verplicht om minimaal drie maanden te plannen tussen de eerste consultatie en de operatie.
### 1.4 Preoperatieve behandeling
Vaak wordt preoperatief een Very Low Calorie Diet (VLCD), dat eiwitrijk en koolhydraatarm is, voorgeschreven. Het doel hiervan is het verkleinen van het volume van de lever en daarmee het operatierisico te verminderen. Er zijn echter geen specifieke evidence-based richtlijnen voor de duur van deze diëten, die per instelling kunnen variëren van twee tot zes weken voor de ingreep. Meestal wordt hierbij gebruik gemaakt van eiwitdiëten met maaltijdvervangers.
### 1.5 Voedingsanamnese en -analyse
De diëtist voert een gedetailleerde voedingsanamnese uit om het eetpatroon van de patiënt in kaart te brengen. Dit omvat:
* **Bewustwording van eetpatroon:** Vaak door het bijhouden van een eetdagboekje.
* **Behandeling van eetgedrag/eetstoornis:** Indien aanwezig, preoperatief aanpakken.
* **Bespreking van dieetkenmerken:**
* Bewust eten ('mindful').
* Rustig eten, kleine hapjes nemen en goed kauwen.
* Aandacht voor het herkennen van verzadiging.
* Frequente maaltijden (minimaal 6 per dag).
* Eten en drinken in termen van 'hapje', 'slokje', 'een stukje'.
* Kritisch kiezen van voedingsmiddelen (kwaliteit!).
* Minimaal 60 minuten matig intensieve beweging per dag.
### 1.6 Voedingsmiddelen en -stoffen
Na bariatrische chirurgie is er een verhoogd risico op tekorten aan diverse voedingsstoffen, zowel pre- als postoperatief. Dit komt mede door het gebruik van vloeibare producten en energierijke voedingsmiddelen die de energietoevoer kunnen beïnvloeden, maar vooral door de verminderde opname van essentiële voedingsstoffen. Routinematige laboratoriumbepalingen zijn cruciaal voor de opsporing en behandeling van voedingsdeficiënties.
**Belangrijkste voedingsstoffen die suppletie behoeven:**
* **Eiwitten:** Essentieel voor het behoud van spiermassa, vooral 3-6 maanden na de ingreep. Patiënten met een lange lis (Roux-lis langer dan 150 cm) lopen een verhoogd risico op ondervoeding. De aanbeveling varieert, maar ligt doorgaans tussen 60 en 1.5 gram eiwit per kilogram ideaal lichaamsgewicht per dag, afhankelijk van het type ingreep en de tijd na operatie. Eiwitpreparaten van hoge biologische waarde (wei-, caseïne- en ei-eiwitten) worden aanbevolen.
* **Vitamine B1:** Essentieel voor neurologische functies. Deficiënties kunnen leiden tot perifere neuropathie, Wernicke-Korsakoff-encefalopathie en psychosen. De aanbeveling is minimaal 12 mg per dag, voor risicopatiënten 50-100 mg per dag.
* **Vitamine B6:** Overmatige inname kan leiden tot ernstige neuropathische klachten. Het is belangrijk om rekening te houden met de inname uit energierijke dranken, geviteamineerde producten en supplementen. Een normale dosering (rond 100% ADH) is doorgaans voldoende.
* **Foliumzuur:** Deficiënties komen frequent voor (9-38%) door verminderde opname in de dunne darm. De aanbeveling is 400-800 µg per dag, bij deficiëntie of zwangerschap 1000 µg per dag.
* **Vitamine B12:** Risico op deficiëntie bij malabsorptieve ingrepen. Hoog gedoseerde WLS-supplementen met 14000% ADH kunnen deficiënties helpen voorkomen. Orale inname van 350-1000 µg per dag wordt aanbevolen.
* **Vitamine A:** Komt frequent voor na BPD/DS (tot 70% na 4 jaar) en ook na gastric bypass (10-50% na 4 jaar). De aanbevolen inname varieert per ingreep, bijvoorbeeld 1500-3000 µg/dag voor RYGB & SG en 3000 µg/dag voor BPD/DS.
* **Calcium en Vitamine D:** Calciumsuppletie van 1500-2000 mg per dag in de vorm van calciumcitraat, verdeeld over de dag, is aanbevolen. Vitamine D-suppletie van 3000 IE (75 µg)/dag is eveneens belangrijk. De opname van vitamine D is afhankelijk van galzuren en wordt het best ingenomen bij de grootste maaltijd.
* **Vitamine E:** Een supplement met 100% ADH is meestal voldoende. De aanbevolen dagelijkse inname is 15 mg.
* **Vitamine K:** Deficiëntie komt vooral voor na BPD/DS en kan opgespoord worden met de protrombinetijd. Bij chronische malabsorptie is 1-2 mg per dag oraal of parenteraal geïndiceerd. Opletten bij patiënten die antistollingsmedicatie nemen.
* **IJzer:** Lage ijzerconcentraties en anemie komen frequent voor na verschillende ingrepen. De absorptie van heamijzer en non-heamijzer is significant verminderd na een jaar. De aanbeveling is 45-60 mg per dag, en orale inname dient gescheiden te worden van calciumsupplementen en fytaten.
* **Jodium:** Suppletie is noodzakelijk, hoewel niet altijd specifiek beschreven in de ASMBS-richtlijnen.
* **Zink en Koper:** Deficiëntie kan vroeg postoperatief ontstaan. Voorzichtigheid is geboden met zinksuppletie (≥ 50 mg kan koperabsorptie verminderen). Een aanbevolen ratio is 8-22 mg zink en 2 mg koper per dag (met 8-15 mg zink per 1 mg koper).
* **Magnesium:** Tekorten komen frequent voor in de eerste maanden na de operatie, maar de status kan verbeteren. Deficiëntie wordt bij 32% van de patiënten na 5 jaar nog vastgesteld.
* **Selenium:** Weinig is bekend over deficiëntie, hoewel sommige studies dit aangeven na bariatrische chirurgie.
> **Tip:** Postoperatieve follow-up omvat levenslange monitoring van de vitamine- en mineralenstatus. Er bestaan speciaal aangepaste multivitamine- en mineralensupplementen op de markt die rekening houden met de specifieke ingreep.
### 1.7 Diëtistische diagnose
Een diëtistische diagnose wordt gesteld na analyse van de verzamelde gegevens en wordt opgesteld volgens het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)-model. Het omvat:
* Morbide obesitas met metabole chirurgie, BMI en gewichtsverloop.
* Onderliggende medische factoren (comorbiditeiten).
* Gedragsfactoren (eetgedrag, emotioneel eten, eetbuien).
* Voedings- en bewegingsbeperkingen.
* Externe en persoonlijke factoren (sociale omgeving, stress, eerdere dieetervaringen).
### 1.8 Behandeldoelen
De algemene behandeldoelen na bariatrische chirurgie zijn:
* Optimaal gewichtsverlies bereiken (minimaal 50% EWL) om gezondheidsrisico's en comorbiditeiten te verbeteren.
* Optimalisatie van de voeding ter preventie van macro- en micronutriëntendeficiënties en ondervoeding.
* Preventie van complicaties zoals reflux oesophagitis, ongewenste dilatatie van de slokdarm en maag.
* Voorkomen van dumping.
* Voorkomen van gewichtstoename (weight regain).
* Minimaal 150-300 minuten matig intensieve fysieke activiteit per week, aangevuld met 2-3 keer per week krachttraining.
### 1.9 Postoperatieve dieetbehandelingsrichtlijnen
Het postoperatieve dieet volgt een opklimschema van vloeibaar naar vast voedsel, wat kan variëren van één dag tot zes weken, afhankelijk van de chirurg en de instelling.
**Algemene kenmerken en praktische adviezen (ASMBS Guidelines):**
* **Vloeibare voeding:** Starten met vloeibare voeding (maximaal 100-150 ml per portie).
* **Kleine, frequente maaltijden:** Een kleine maag vereist kleine maaltijden, met 3 kleine hoofdmaaltijden en 3 kleine tussendoortjes per dag.
* **Levenslange suppletie:** Aanpassen van vitamines en mineralen is levenslang noodzakelijk.
* **Scheiden van eten en drinken:** Niet drinken tijdens maaltijden, maar ongeveer 30 minuten ervoor of erna.
* **Vermijden van koolzuurhoudende dranken:** Deze kunnen gastro-oesofageale reflux en oprispingen veroorzaken.
* **Rustig en bewust eten:** Goed kauwen en stoppen bij verzadiging.
* **Vezelinname:** Aandacht voor mogelijke obstipatie door verminderde vezelinname; eventueel laxantia op advies van arts.
**Textuurgradatie:**
* **Fase 1: Heldere, vloeibare fase:** Heldere, ongesuikerde dranken.
* **Fase 2: Vloeibare fase (week 1-2):** Vloeibare, eiwitrijke maaltijdvervangers, magere, ongesuikerde melkproducten verrijkt met eiwitpreparaat (50-100 ml per portie).
* **Fase 3: Gemixte fase (week 3-4):** Aangevuld met eiwitpreparaat en vloeibare eiwitrijke maaltijdvervanger.
* **Fase 4: Zachte voeding (week 5-6).**
* **Fase 5: Gezonde, vaste voeding:** In kleine hoeveelheden, laag in vet en suiker.
**Aanbevelingen op lange termijn:** Een gezonde, evenwichtige en gevarieerde voeding is cruciaal.
> **Voorbeeld:** Een hulpmiddel om de eiwitinname te garanderen, is werken met eiwitruilwaarden. Eén eiwitruilwaarde (ERW) staat voor 5 gram eiwit. Minimaal 60 gram eiwitten per dag betekent minimaal 12 eiwitruilwaarden per dag.
### 1.10 Dumpingsyndroom
Het dumpingsyndroom treedt op na een te snelle maaglediging. Er zijn twee soorten:
* **Vroege dumping:** Treedt op +/- 30 minuten na de maaltijd. Veroorzaakt door sterk geconcentreerde voeding die vocht aan de bloedbaan onttrekt, met symptomen als een vol gevoel, darmkrampen, diarree, lage bloeddruk, hartkloppingen, duizeligheid, zwakte en sufheid.
* **Late dumping:** Treedt op 1,5 tot 2 uur na de maaltijd. Veroorzaakt door een slechte afstemming tussen glycemie en insulineproductie, resulterend in hypoglycemie. Symptomen zijn zweten, rusteloosheid, duizeligheid, sterke honger en hartkloppingen.
**Dieetkenmerken bij dumping:**
* Rustig eten en goed kauwen.
* Niet drinken tijdens de maaltijd, wel 30 minuten na de maaltijd.
* 6-8 kleine maaltijden verspreid over de dag.
* Vermijden van vetrijke maaltijden en producten.
* Ideale verdeling van koolhydraten: maximaal 30 gram per hoofdmaaltijd, maximaal 15 gram per tussendoortje.
* Bij aanhoudende klachten: oplosbare, fermenteerbare, visceuze voedingsvezels in samenspraak met de arts.
### 1.11 Weight regain na een ingreep
Gewichtstoename na een bariatrische ingreep is niet ongewoon. Ongeveer 20-25% van het verloren gewicht kan terugkomen over een periode van 10 jaar. De meest voorkomende oorzaken zijn:
* Niet naleven van dieet- en leefstijladviezen (terugval in oude gewoontes, gebrek aan beweging, stress).
* Medicatie geassocieerd met gewichtstoename of verminderd gewichtsverlies.
* Psychologische oorzaken.
* Chirurgische oorzaken (complicaties).
---
# Preoperatieve screening en behandeling
De preoperatieve screening en behandeling bij bariatrische ingrepen is een multidisciplinair proces dat de patiënt voorbereidt op een ingrijpende levensverandering, met speciale aandacht voor voeding.
### 3.1 Screening
Screening is een verplicht onderdeel om te bepalen of een patiënt voldoet aan de criteria voor een bariatrische ingreep. Dit proces vindt plaats binnen een multidisciplinair team en omvat verschillende evaluaties:
* **Chirurg:** Beoordeelt de medische geschiedenis, obesitas-gerelateerde comorbiditeiten (zoals diabetes type 2, hypertensie, slaapapneu) en berekent de Body Mass Index (BMI). Een BMI van ten minste 40 kg/m², of 35 kg/m² met comorbiditeiten, is een indicatie voor chirurgie.
* **Endocrinoloog:** Evalueert de metabole en nutritionele status, bepaalt cardiovasculaire risico's en optimaliseert de behandeling van comorbiditeiten om chirurgische risico's te verminderen.
* **Psychiater/klinisch psycholoog:** Beoordeelt de mentale gezondheid om eetstoornissen, verslavingsproblematiek of onbehandelde psychische aandoeningen (zoals depressie) uit te sluiten die het succes van de ingreep kunnen belemmeren.
* **Diëtist:** Voert een preoperatief consult uit om de huidige voedingsgewoonten te screenen. Dit omvat een analyse van BMI, gewichtsevolutie, eerdere dieetpogingen en fysieke activiteit. Ook wordt de motivatie van de patiënt en de bereidheid om levenslang aanpassingen te maken geëvalueerd. Een korte toelichting over de nutritionele therapie pre- en postoperatief wordt gegeven.
Vanaf 25 september 2023 is het verplicht om minimaal drie maanden te plannen tussen de eerste consultatie en de operatie. Na de multidisciplinaire evaluatie volgt een overleg.
### 3.2 Preoperatieve behandeling
De preoperatieve behandeling omvat specifiek dieet- en voedingsadvies, waarbij de rol van de diëtist cruciaal is.
#### 3.2.1 VLCD (Very Low Calorie Diet)
Vaak wordt preoperatief een VLCD (eiwitrijk en koolhydraatarm) voorgeschreven. Het doel hiervan is het verminderen van het levervolume en daarmee het operatierisico. Er zijn echter geen algemene evidence-based richtlijnen voor het gebruik van VLCD's. De duur van een dergelijk dieet kan variëren van twee tot zes weken voor de ingreep, en de richtlijnen verschillen per instelling. Dit dieet wordt vaak gevolgd met behulp van proteïnediëten met maaltijdvervangers, zoals Modifast®. De toepassing hiervan is afhankelijk van de specifieke instelling.
> **Tip:** Hoewel VLCD's niet altijd strikt evidence-based zijn, worden ze in de praktijk vaak toegepast om patiënten voor te bereiden op de operatie door het verkleinen van de lever.
#### 3.2.2 Voedingsanamnese en -analyse
Een grondige voedingsanamnese en -analyse is essentieel. Dit proces omvat:
* **Bewustwording van het eetpatroon:** Patiënten worden aangemoedigd om een eetdagboek bij te houden om hun eetpatroon in kaart te brengen.
* **Behandeling van eetgedrag:** Het behandelen van eetgedrag en eventuele eetstoornissen preoperatief is van belang.
* **Bespreking van dieetkenmerken:**
* **Bewust eten ('mindful'):** Langzaam eten, kleine hapjes nemen en goed kauwen.
* **Herkennen van verzadiging:** Aandacht besteden aan het lichaamssignaal van verzadiging.
* **Frequente maaltijden:** Minimaal zes maaltijden per dag plannen.
* **Kleine porties:** Denken en eten in termen van 'hapje', 'slokje', 'een stukje'.
* **Kwaliteit van voedingsmiddelen:** Kritisch kiezen voor voedingsmiddelen met een hoge kwaliteit.
* **Lichamelijke activiteit:** Minimaal 60 minuten matig intensieve beweging per dag nastreven.
#### 3.2.3 Voedingsmiddelen en -stoffen
Preoperatief is er aandacht voor potentiële tekorten aan essentiële voedingsstoffen, met name eiwitten, vitamines (zoals B12 en D) en mineralen (zoals ijzer en calcium). Deze tekorten kunnen zowel pre- als postoperatief optreden en vereisen suppletie. Routinematige laboratoriumbepalingen zijn cruciaal voor het opsporen en behandelen van deze voedingsdeficiënties.
* **Eiwit:** Onvoldoende eiwitinname na een maagverkleining kan leiden tot spierverlies drie tot zes maanden na de operatie. Patiënten met een lange Roux-lis hebben een verhoogd risico op ondervoeding. De aanbevelingen voor eiwitbehoefte variëren, maar liggen over het algemeen tussen de 60 gram en 1,5 gram per kilogram ideaal lichaamsgewicht per dag, afhankelijk van het type ingreep en de tijd na de operatie.
* **Vitamines en Mineralen:** Specifieke aandacht gaat uit naar vitamine B1, B6, foliumzuur, vitamine B12, vitamine A, calcium en vitamine D, vitamine E, vitamine K, ijzer, jodium, zink, koper, magnesium en selenium. De absorptie van deze voedingsstoffen kan significant veranderen afhankelijk van het type bariatrische ingreep, met name bij malabsorptieve methoden.
> **Tip:** Het is belangrijk om patiënten te informeren over de specifieke absorptieveranderingen die per ingreep optreden, zodat de suppletie hierop kan worden afgestemd.
De diëtistische diagnose wordt gesteld op basis van de ICF-classificatie en omvat een analyse van morbiditeit, medische factoren, gedragsfactoren (eetgedrag), voedings- en bewegingsbeperkingen, en externe en persoonlijke factoren zoals sociale omgeving en psychische klachten. De behandeldoelen richten zich op optimaal gewichtsverlies, preventie van deficiënties en complicaties, en het voorkomen van 'weight regain'.
---
# Voedingsstoffen en suppletie na bariatrische ingrepen
Voedingsstoffen en suppletie na bariatrische ingrepen is cruciaal voor het minimaliseren van deficiënties en het waarborgen van de gezondheid op lange termijn na bariatrische chirurgie.
## 3. Voedingsstoffen en suppletie na bariatrische ingrepen
Bariatrische chirurgie, hoewel effectief voor gewichtsverlies, kan leiden tot diverse voedingsdeficiënties door veranderingen in de maag- en darmanatomie en -fysiologie. Adequate postoperatieve voedingszorg, inclusief gerichte suppletie, is essentieel om deze risico's te beheersen.
### 3.1 Belangrijke voedingsstoffen en mogelijke deficiënties
Na bariatrische ingrepen kan de opname van verschillende nutriënten significant verminderd zijn, afhankelijk van het type ingreep.
#### 3.1.1 Eiwitten
* **Belang:** Essentieel voor het behoud van spiermassa, wondgenezing en algemene lichaamsfuncties.
* **Risico op deficiëntie:** Verhoogd, met name bij patiënten met lange "roux-lis" lengtes (bijvoorbeeld bij Single Anastomosis Duodeno-ileal bypass met Sleeve gastrectomy (SADI-S) of Duodenal Switch (DS)). Spiermassaverlies, zwakte, vermoeidheid en haarverlies zijn symptomen van ondervoeding.
* **Aanbevelingen:**
* 1,1 tot 1,5 gram eiwit per kilogram ideaal lichaamsgewicht per dag, afhankelijk van de ingreep en BMI.
* Minimaal 60 gram eiwit per dag is een algemene ondergrens.
* Bij ziekte, 1,5 gram per kilogram vetvrije massa of 1,2 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht bij een gezonde BMI.
* **Suppletie:** Eiwitpreparaten met hoge biologische waarde (wei-, caseïne-, ei-eiwitten) kunnen worden toegevoegd aan zuivelproducten of aangelengd met water. Het is belangrijk dat dit niet als volledige maaltijdvervanger wordt gebruikt om een eenzijdig voedingspatroon te voorkomen. Een typisch preparaat bevat minimaal 80-90 gram zuiver eiwit per 100 gram poeder, met weinig koolhydraten en vet.
#### 3.1.2 Vitamine B1 (Thiamine)
* **Belang:** Cruciaal voor het energiemetabolisme en de neurologische functie.
* **Risico op deficiëntie:** Hoog bij malabsorptieve ingrepen, omdat vitamine B1 wordt geabsorbeerd in het proximale jejunum, dat vaak wordt omzeild. Frequent braken en eenzijdige voedselinname verhogen het risico. Ernstige gevolgen zijn perifere neuropathie, Wernicke-Korsakoff syndroom en psychosen.
* **Aanbevelingen:** Minimaal 12 mg per dag. Risicopatiënten kunnen 50 tot 100 mg per dag nodig hebben.
#### 3.1.3 Vitamine B6 (Pyridoxine)
* **Belang:** Speelt een rol in tal van enzymatische reacties, waaronder eiwitmetabolisme.
* **Risico op deficiëntie:** Een te hoge inname kan leiden tot ernstige neuropathische klachten. Een deficiëntie kan verband houden met tekorten aan zink, riboflavine of niacine. Overmatige inname uit energierijke dranken, verrijkte producten of haarverlies supplementen dient vermeden te worden.
* **Aanbevelingen:** De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) is doorgaans voldoende. Een gastric bypass verbetert de opname van vitamine B6.
#### 3.1.4 Foliumzuur
* **Belang:** Essentieel voor DNA-synthese en celgroei.
* **Risico op deficiëntie:** De opname in het proximale dunne darmdeel is verminderd na bariatrische ingrepen. Dit komt voor bij 9-38% van de patiënten.
* **Aanbevelingen:** 400-800 µg per dag (200-400% ADH). Bij deficiëntie en/of zwangerschap: 1000 µg per dag. Het is belangrijk om pre- en postoperatief te monitoren, zeker bij patiënten met slechte therapietrouw.
#### 3.1.5 Vitamine B12 (Cobalamine)
* **Belang:** Cruciaal voor neurologische functies en de vorming van rode bloedcellen.
* **Risico op deficiëntie:** Verhoogd risico bij malabsorptieve ingrepen en sleeve gastrectomie (GS).
* **Aanbevelingen:** 350-1000 µg per dag (orale inname).
* **Suppletie:** Bij vastgestelde deficiëntie wordt intramusculaire vitamine B12-injecties of orale/sublinguale suppletie met hooggedoseerde supplementen aanbevolen. Hooggedoseerde (bv. 14.000% ADH) WLS-supplementen resulteren in minder deficiënties dan reguliere supplementen.
#### 3.1.6 Vitamine A
* **Belang:** Belangrijk voor zicht, immuunsysteem en huid.
* **Risico op deficiëntie:** Komt frequent voor na Biliopancreatische Derivatie (BPD)/Duodenal Switch (DS) (tot 70% na 4 jaar) en na gastric bypass (10-50% na 4 jaar).
* **Aanbevelingen:**
* RYGB & SG: 5000-10000 IE (1500-3000 µg) per dag.
* BPD/DS: 10000 IE (3000 µg) per dag.
* Overmatige suppletie dient vermeden te worden.
#### 3.1.7 Calcium en Vitamine D
* **Belang:** Essentieel voor botgezondheid en calciumhuishouding.
* **Risico op deficiëntie:** De opname van calcium is afhankelijk van galzuren en kan verminderd zijn. Vitamine D-opname kan ook beïnvloed worden.
* **Aanbevelingen:**
* Calcium: 1500-2000 mg per dag, bij voorkeur in de vorm van calciumcitraat (betere biologische beschikbaarheid). De inname dient verdeeld te worden over meerdere malen per dag (500-600 mg per inname).
* Vitamine D: 3000 IE (75 µg) per dag. Inname bij de grootste maaltijd kan de opname verbeteren.
#### 3.1.8 Vitamine E
* **Belang:** Antioxiderende werking, beschermt celmembranen.
* **Risico op deficiëntie:** Deficiëntie is zeldzaam bij adequate suppletie met 100% ADH. Bij aangetoonde deficiëntie van vetoplosbare vitamines (A, D) kan vitamine E-status ook gemonitord worden.
* **Aanbevelingen:** 15 mg per dag.
#### 3.1.9 Vitamine K
* **Belang:** Cruciaal voor bloedstolling.
* **Risico op deficiëntie:** Voornamelijk na BPD/DS. Kan worden opgespoord met de protrombinetijd.
* **Aanbevelingen:**
* RYGB & SG: 90-120 µg per dag.
* BPD/DS: 300 µg per dag.
* Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die antistollingsmedicatie nemen.
#### 3.1.10 IJzer
* **Belang:** Essentieel voor zuurstoftransport (hemoglobine).
* **Risico op deficiëntie:** Zeer frequent, met anemie, lage ijzerconcentraties en laag ferritinegehalte, met name na gastric bypass (GP) en BPD/DS. De absorptie van zowel heem- als non-heemijzer is significant verminderd na de ingreep.
* **Aanbevelingen:** 45-60 mg per dag.
* **Suppletieadvies:** Orale ijzerinname dient gescheiden te worden van calciumsupplementen, antacida en voeding rijk aan fytaten en polyfenolen.
#### 3.1.11 Jodium
* **Belang:** Noodzakelijk voor de schildklierhormoonproductie.
* **Risico op deficiëntie:** De belangrijkste bron is brood, waarvan de inname na de operatie vaak afneemt. Suppletie is noodzakelijk.
* **Aanbevelingen:** Niet expliciet beschreven in ASMBS guidelines, maar suppletie is geïndiceerd.
#### 3.1.12 Zink en Koper
* **Belang:** Belangrijk voor tal van enzymatische processen en immuunfunctie.
* **Risico op deficiëntie:** Kan vroeg postoperatief ontstaan, met name na GP. Opslag is beperkt en absorptie neemt af.
* **Aanbevelingen:** Zink: minimaal 8-22 mg per dag. Koper: minimaal 2 mg per dag.
* **Suppletieadvies:** Voorzichtigheid is geboden met zinksuppletie; meer dan 50 mg zink kan de koperabsorptie verminderen. De ratio zink:koper is belangrijk (8-15 mg zink per 1 mg koper).
#### 3.1.13 Magnesium
* **Belang:** Betrokken bij honderden enzymatische reacties, spier- en zenuwfunctie.
* **Risico op deficiëntie:** Vaak voorkomend in de eerste maanden na operatie, maar de magnesiumstatus kan verbeteren door opheffing van diabetes en verbeterde absorptie. Desalniettemin kan na 5 jaar nog steeds 32% van de patiënten een deficiëntie hebben.
* **Aanbevelingen:** ASMBS guidelines geven geen specifieke hoeveelheid in supplementen aan.
#### 3.1.14 Selenium
* **Belang:** Antioxiderende rol, belangrijk voor schildklierfunctie en immuunsysteem.
* **Risico op deficiëntie:** Weinig bekend over deficiëntie, hoewel sommige studies dit aangeven na bariatrische chirurgie.
* **Aanbevelingen:** ASMBS guidelines geven geen adviezen over preventie of behandeling van deficiëntie.
### 3.2 Algemene aanbeveling voor suppletie
Na een bariatrische ingreep is levenslange, adequate suppletie van vitamines en mineralen essentieel. Monitoring van de vitamine- en mineralenstatus moet levenslang plaatsvinden. Er bestaan speciaal aangepaste multivitamine- en mineralensupplementen die rekening houden met de specifieke ingreep.
> **Tip:** Bij het beoordelen van een multivitamine- en mineralensupplement is het cruciaal om te controleren of het alle benodigde nutriënten in de juiste doseringen bevat en geschikt is voor het specifieke type bariatrische ingreep.
### 3.3 Hulpmiddelen voor suppletie
Er zijn commerciële producten beschikbaar die specifiek zijn ontwikkeld voor patiënten na bariatrische chirurgie, zoals die van FitForMe en Barianutrics. Deze producten zijn vaak aangepast aan de specifieke absorptieveranderingen die optreden na verschillende types ingrepen.
### 3.4 Diëtistische diagnose en behandeldoelen
De diëtistische diagnose wordt gesteld na een grondige analyse van de verzamelde gegevens, rekening houdend met medische, psychologische en gedragsfactoren.
De behandeldoelen omvatten:
* Het bereiken van optimaal gewichtsverlies ($\ge$ 50% EWL).
* Het optimaliseren van de voeding ter voorkoming van macro- en micronutriëntdeficiënties en ondervoeding.
* Het voorkomen van complicaties zoals reflux oesophagitis en ongewenste dilatatie van de slokdarm en maag.
* Het voorkomen van het dumpingsyndroom.
* Het voorkomen van weight regain (gewichtstoename na initieel gewichtsverlies).
### 3.5 Dieetbehandelplan en postoperatieve voedingsadviezen
Het postoperatieve dieet volgt een gefaseerd schema, beginnend met vloeibare voeding en geleidelijk overgaand naar vaste voeding.
* **Fasen:**
1. Heldere, vloeibare fase (ongesuikerde dranken).
2. Vloeibare fase (week 1-2): vloeibare, eiwitrijke maaltijdvervangers, magere melkproducten verrijkt met eiwitpoeder (50-100 ml per portie).
3. Gemixte fase (week 3-4): aangevuld met eiwitpreparaat en vloeibare eiwitrijke maaltijdvervanger.
4. Zachte voeding (week 5-6).
5. Gezonde, vaste voeding in kleine hoeveelheden, laag in vet en suiker.
* **Algemene aanbevelingen op lange termijn:**
* Kleine maaltijden: 3 kleine hoofdmaaltijden en 3 kleine tussenmaaltijden.
* Levenslange suppletie van een aangepast vitamine- en mineralensupplement.
* Niet drinken tijdens maaltijden, maar 30 minuten ervoor of erna.
* Vermijd koolzuurhoudende dranken.
* Rustig eten, goed kauwen, en stoppen bij verzadiging.
* Voldoende vochtinname (minimaal 1,5 liter per dag).
* Vermijd energierijke dranken (vruchtensap, alcohol), draden, kleverig en vezelig voedsel.
* Vermijd gebruik van rietjes.
> **Voorbeeld:** Een patiënt na bariatrische chirurgie dient zijn voeding langzaam te nuttigen, met kleine hapjes, en te stoppen zodra een verzadigingsgevoel optreedt. Het scheiden van eten en drinken met minimaal een halfuur is cruciaal.
* **Eiwitinname faciliteren:** Het gebruik van eiwitruilwaarden kan helpen om de eiwitinname te objectiveren. Een eiwitruilwaarde (ERW) staat voor 5 gram eiwit. Minimaal 12 ERW per dag is vereist (gelijk aan 60 gram eiwit).
#### 3.5.1 Voorbeelden van eiwitrijke tussendoortjes
* Yoghurt, fruityoghurt, drinkyoghurt (zonder suiker, met zoetstof), eventueel verrijkt met eiwitpoeder.
* Pudding zonder suiker (met zoetstof).
* Gekookt ei.
* Toastje met magere smeerkaas, vissla (op basis van magere platte kaas), filet americain.
* Eiwitshake (zonder suiker).
### 3.6 Het dumpingsyndroom
Het dumpingsyndroom treedt op na een te snelle maaglediging, waarbij voedsel in grote hoeveelheden naar de dunne darm gaat.
* **Vroege dumping** (± 30 min. na maaltijd): Veroorzaakt door sterk geconcentreerde voeding die veel vocht uit de bloedbaan naar de dunne darm trekt. Symptomen zijn: vol gevoel, darmkrampen, diarree, lage bloeddruk, hartkloppingen, duizeligheid, zwakte, sufheid.
* **Late dumping** (1,5-2 uur na maaltijd): Ontstaat door een ontregelde bloedsuiker-insulinebalans. Snel opgenomen suikers leiden tot een hoge piek in de bloedsuiker, gevolgd door een overmatige insulineproductie, wat resulteert in een hypoglycemie. Symptomen zijn: zweterigheid, onrust, duizeligheid, 'hongergevoel', hartkloppingen.
#### 3.6.1 Dieetkenmerken bij dumping
* Rustig eten en goed kauwen.
* Niet drinken tijdens maaltijden, wel 30 minuten na de maaltijd.
* 6-8 kleine maaltijden verspreid over de dag.
* Vermijd vetrijke maaltijden en producten.
* Beperk koolhydraten bij de hoofdmaaltijd tot maximaal 30 gram en bij tussendoortjes tot maximaal 15 gram (eventueel 30 gram bij uitzondering).
* Bij aanhoudende klachten kunnen oplosbare, fermenteerbare, visceuze voedingsvezels worden overwogen in overleg met een arts.
### 3.7 Weight regain na een ingreep
Gewichtstoename na een bariatrische ingreep is niet ongewoon en ongeveer 20-25% van het verloren gewicht kan in de loop van 10 jaar terugkomen. De meest voorkomende oorzaken zijn:
* Het niet naleven van dieet- en leefstijladviezen.
* Medicatie geassocieerd met gewichtstoename of verminderd gewichtsverlies.
* Psychologische oorzaken.
* Chirurgische oorzaken (complicaties).
---
# Postoperatieve voeding en complicaties
Dit deel behandelt de voedingsaanbevelingen en veelvoorkomende complicaties na bariatrische chirurgie, met een focus op de overgang naar een vast dieet en de aanpak van problemen zoals het dumpingsyndroom en gewichtsrecidief.
## 4. Postoperatieve voeding en complicaties
### 4.1 Postoperatieve voedingsaanbevelingen
Na een bariatrische ingreep is een gestructureerd postoperatief voedingsschema essentieel voor herstel en het voorkomen van complicaties. Dit schema evolueert van vloeibare voeding naar een vast dieet, waarbij specifieke richtlijnen gevolgd worden om de patiënt te ondersteunen.
#### 4.1.1 Algemene principes van postoperatieve voeding
* **Start met vloeibare voeding:** Direct na de operatie wordt begonnen met maximaal 100 tot 150 ml vloeibare voeding per portie. Dit is cruciaal vanwege de verkleinde maagcapaciteit.
* **Kleine, frequente maaltijden:** Het advies is om 3 kleine hoofdmaaltijden en 3 kleine tussenmaaltijden te nuttigen verspreid over de dag.
* **Levenslange suppletie:** Het blijvend gebruik van een aangepast vitamine- en mineraalsupplement is noodzakelijk voor het voorkomen van tekorten.
* **Scheiden van drinken en eten:** Patiënten wordt geadviseerd om minimaal 30 minuten voor of na een maaltijd met vast voedsel te drinken. Dit voorkomt dat voedsel te snel door de maag spoelt en het verzadigingsgevoel beperkt wordt. Dranken worden langzaam genuttigd (ongeveer 25 centiliter per 30 tot 40 minuten).
* **Voldoende hydratatie:** Zorg voor een inname van minimaal 1,5 liter vocht per dag om uitdroging te voorkomen.
* **Vermijden van koolzuurhoudende dranken:** Deze kunnen gastro-oesofageale reflux en boeren veroorzaken, wat pijnlijk kan zijn.
* **Rustig en bewust eten:** Eten moet langzaam gebeuren, op een ontspannen manier. Patiënten moeten stoppen met eten zodra ze verzadigd zijn of bij pijn of misselijkheid.
* **Goed kauwen:** Het voedsel moet zeer goed gekauwd worden.
* **Obstipatiepreventie:** Vanwege een mogelijke vermindering van vezelrijke voeding kan obstipatie optreden. Laxantia kunnen op advies van een arts overwogen worden.
#### 4.1.2 Vermijden van specifieke voedingsmiddelen en texturen
* **Energierijke dranken:** Vruchtensappen en alcohol dienen vermeden te worden. Keuzes zijn water, thee en koffie (met mate vanwege cafeïne), en lichte bouillon.
* **Moeilijk te kauwen texturen:** Vermijd kleverige, vezelige en taaie voeding zoals draderig vlees, fruit met veel vliesjes of pitten, en vers brood (dat een deegbal kan vormen in de maag).
* **Voorkeur voor:** Fijn gesneden zacht vlees, vis, vleeswaren, brood van 1 à 2 dagen oud, beschuiten, cracotten of geroosterd brood, en zacht gekookte/gestoofde groenten.
#### 4.1.3 Postoperatief opklimschema
Het traject van vloeibare naar vaste voeding varieert, afhankelijk van de chirurg en de instelling, en kan 1 dag tot 6 weken duren.
* **Fase 1: Heldere, vloeibare fase:** Heldere, ongesuikerde dranken.
* **Fase 2: Vloeibare fase:** Week 1 en 2. Vloeibare, eiwitrijke maaltijdvervangers, magere, ongesuikerde melkproducten verrijkt met eiwitpreparaat. Porties van 50 tot 100 ml per keer.
* **Fase 3: Gemixte fase:** Week 3 en 4. Aangevuld met eiwitpreparaat en vloeibare eiwitrijke maaltijdvervanger.
* **Fase 4: Zachte voeding:** Week 5 en 6.
* **Fase 5: Gezonde, vaste voeding:** In kleine hoeveelheden, laag in vet en suiker.
#### 4.1.4 Voedingsaanbevelingen op lange termijn
Op lange termijn is een gezonde, evenwichtige en gevarieerde voeding cruciaal.
* **Aanbevolen minimale basisvoeding (ASMBS):** Er is een aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor de laatste fase.
* **Eiwitvoorziening:** Werken met eiwitruilwaarden kan helpen om de eiwitinname praktisch te maken. Eén eiwitruilwaarde (ERW) staat gelijk aan 5 gram eiwit. Een minimale inname van 60 gram eiwitten per dag vereist minimaal 12 ERW per dag.
> **Voorbeeld van eiwitruilwaarden:**
> * 150 ml magere melk, sojamelk verrijkt met calcium, karnemelk (1 ERW)
> * 150 ml magere yoghurt (1 ERW)
> * 50 g magere platte kaas (1 ERW)
> * 20 g magere kaas (1 ERW)
> * 1 ei (1 ERW)
> * 25 g magere vleeswaren (1 ERW)
> * 30 g vis (1 ERW)
#### 4.1.5 Belangrijkste voedingsstoffen en supplementatie
* **Eiwitten:** Essentieel voor het behoud van spiermassa (minimaal 60 gram per dag, oplopend tot 1,5 gram per kilogram ideaal lichaamsgewicht). Eiwitpreparaten van hoge biologische waarde (wei, caseïne, ei) hebben de voorkeur.
* **Vitamine B1:** Belangrijk omwille van de opname in het proximale jejunum. Deficiëntie kan leiden tot ernstige neurologische klachten. Aanbeveling: minimaal 12 mg/dag (risicopatiënten 50-100 mg/dag).
* **Vitamine B6:** Opletten met te hoge inname, dit kan neuropathische klachten veroorzaken. Energie- en vitamerijke dranken, en supplementen tegen haarverlies kunnen hoge gehaltes bevatten.
* **Foliumzuur:** Deficiëntie komt frequent voor door verminderde opname in de dunne darm. Aanbeveling: 400-800 µg/dag, bij deficiëntie en/of zwangerschap 1000 µg/dag.
* **Vitamine B12:** Risico op deficiëntie bij malabsorptieve ingrepen. Suppletie met intramusculaire injecties of orale/sublinguale supplementen is bij deficiëntie aangewezen. Aanbeveling: 350-1000 µg/dag (oraal).
* **Vitamine A:** Komt frequent voor na BPD/DS, en ook na gastric bypass. Aanbeveling: RYGB & SG: 1500-3000 µg/dag; BPD/DS: 3000 µg/dag.
* **Calcium & Vitamine D:** Calcium: 1500-2000 mg (calciumcitraat) verdeeld over de dag. Vitamine D: 3000 IE (75 µg)/dag, best ingenomen bij de grootste maaltijd.
* **Vitamine E:** Geen deficiëntie bij standaarddoseringen. Aanbeveling: 15 mg/dag.
* **Vitamine K:** Deficiëntie vooral na BPD/DS, op te sporen via protrombinetijd. Bij chronische malabsorptie 1-2 mg/dag. Oppassen bij antistollingsmedicatie. Aanbeveling: RYGB & SG: 90-120 µg/dag; BPD/DS: 300 µg/dag.
* **IJzer:** Hoge prevalentie van ijzerdeficiëntie en anemie na verschillende ingrepen, zelfs bij suppletie. Absorptie van heamijzer en non-heamijzer is significant verminderd postoperatief. Inname best gescheiden van calcium, antacida en fytaten. Aanbeveling: 45-60 mg/dag.
* **Jodium:** Noodzaak tot suppletie wordt benadrukt, hoewel niet specifiek beschreven in de ASMBS guidelines.
* **Zink & Koper:** Deficiëntie kan vroeg postoperatief ontstaan. Voorzichtig met zinksuppletie (≥ 50 mg) vanwege mogelijke verminderde koperabsorptie. Aanbeveling: minimaal 8-22 mg zink en 2 mg koper per dag.
* **Magnesium:** Vaak tekorten in de eerste maanden na de operatie, maar de status verbetert doorgaans. Deficiëntie na 5 jaar bij ongeveer 32% van de patiënten.
* **Selenium:** Weinig bekend over deficiëntie, maar sommige studies wijzen erop na bariatrische chirurgie.
> **Tip:** Het is cruciaal om een gespecialiseerd multivitamine- en mineraalsupplement te gebruiken dat is aangepast aan de specifieke bariatrische ingreep. Levenslange monitoring van de vitamine- en mineralenstatus is essentieel.
### 4.2 Dumpingsyndroom
Het dumpingsyndroom is een veelvoorkomende complicatie die optreedt na een te snelle maaglediging, waarbij het voedsel te snel in de dunne darm terechtkomt. Er worden twee vormen onderscheiden: vroeg en laat dumping.
#### 4.2.1 Vroege dumping
* **Ontstaan:** Treedt op circa 30 minuten na de maaltijd.
* **Oorzaak:** Sterk geconcentreerde vaste of vloeibare voeding (vooral suiker- en vetrijk) onttrekt vocht aan de bloedbaan naar de dunne darm. Dit leidt tot een aanzienlijke vochtstroom (3 tot 4 liter) vanuit de bloedvaten naar de darm.
* **Gevolgen:** Een vol gevoel, darmkrampen, diarree, daling van de bloeddruk, hartkloppingen, duizeligheid, zwaktegevoel, sufheid, en in ernstige gevallen flauwvallen.
#### 4.2.2 Late dumping
* **Ontstaan:** Treedt op 1,5 tot 2 uur na de maaltijd.
* **Oorzaak:** Een ontregeling tussen de glycemie (bloedsuikerspiegel) en de insulineproductie. Bepaalde suikers worden te snel opgenomen, wat leidt tot een sterke stijging van de bloedsuikerspiegel. Hierop volgt een excessieve insulineproductie. Wanneer de bloedsuikerspiegel alweer daalt, ontstaat er een tekort aan suiker in de bloedbaan (hypoglycemie).
* **Gevolgen:** Zweterigheid, onrust, duizeligheid, geeuwhonger, hartkloppingen.
#### 4.2.3 Dieetkenmerken bij dumping
Om het dumpingsyndroom te beheersen, zijn specifieke dieetaanpassingen noodzakelijk:
* **Rustig eten en goed kauwen:** Essentieel om de voedselbrij te verkleinen.
* **Niet drinken tijdens maaltijden:** Wachten tot minimaal 30 minuten na de maaltijd.
* **Kleine, frequente maaltijden:** 6 tot 8 kleine maaltijden verspreid over de dag.
* **Vermijden van vetrijke maaltijden en producten:** Vetten vertragen de maaglediging minder dan suikers.
* **Ideale verdeling van koolhydraten:**
* Hoofdmaaltijd: maximaal 30 gram koolhydraten.
* Tussendoor: maximaal 15 gram koolhydraten.
* Bij uitzondering tussendoor: maximaal 30 gram koolhydraten.
* **Oplosbare, fermenteerbare, visceuze voedingsvezels:** Kunnen worden overwogen bij aanhoudende klachten, in samenspraak met een arts.
> **Belangrijk:** Deze dieetkenmerken zijn cruciaal voor het verminderen van de symptomen van dumping.
### 4.3 Weight regain na een ingreep
Gewichtstoename na een bariatrische ingreep is niet ongewoon. Het is gebruikelijk dat ongeveer 20% tot 25% van het verloren gewicht terugkomt over een periode van 10 jaar.
#### 4.3.1 Meest voorkomende oorzaken van gewichtsrecidief
* **Slecht opvolgen van dieet- en leefstijladviezen:** Hervallen in oude gewoontes, gebrek aan lichaamsbeweging, en omgaan met stress spelen hierbij een grote rol.
* **Medicatie:** Bepaalde medicijnen kunnen geassocieerd zijn met gewichtstoename of een verminderd gewichtsverlies.
* **Psychologische oorzaken:** Emotioneel eten, stress en andere psychologische factoren kunnen bijdragen aan gewichtsrecidief.
* **Chirurgische oorzaken:** Complicaties na de ingreep kunnen ook invloed hebben op het gewichtsverloop.
> **Tip:** Langdurige, multidisciplinaire follow-up, inclusief psychosociale ondersteuning en regelmatige dieetadvisering, is essentieel voor het minimaliseren van de kans op gewichtsrecidief.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bariatrie | Een medisch vakgebied dat zich bezighoudt met de oorzaken, preventie en behandeling van obesitas, inclusief chirurgische ingrepen. |
| Preoperatief | De periode vóór een chirurgische ingreep. |
| Postoperatief | De periode na een chirurgische ingreep. |
| Voedingsstoffen | Substanties die essentieel zijn voor groei, instandhouding en herstel van het lichaam, zoals koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen en mineralen. |
| Dumpingsyndroom | Een reeks symptomen die optreedt na bepaalde maagoperaties, veroorzaakt door een te snelle lediging van de maaginhoud naar de dunne darm. |
| Weight regain | Het terugwinnen van lichaamsgewicht na een initiële periode van gewichtsverlies, met name na bariatrische chirurgie. |
| VLCD (Very Low Calorie Diet) | Een zeer calorierijk dieet, vaak gebruikt ter voorbereiding op een bariatrische ingreep, dat meestal eiwitrijk en koolhydraatarm is om de lever te verkleinen. |
| EWL% (Excess Weight Loss) | Een maatstaf die het percentage overgewicht aangeeft dat een patiënt heeft verloren na een bariatrische ingreep, berekend ten opzichte van het ideale gewicht of een gewicht bij een bepaalde BMI. |
| Multidisciplinair team | Een groep zorgprofessionals uit verschillende disciplines die samenwerken om de patiënt te behandelen en te begeleiden. |
| Voedingsanamnese | Een gedetailleerde vraaggesprek of analyse van de voedingsgewoonten en -patronen van een patiënt. |
| Diëtistische diagnose | Een specifieke diagnose met betrekking tot de voedingsstatus en eetgedrag van een patiënt, vaak opgesteld volgens een gestandaardiseerd kader zoals ICF. |
| Malabsorptie | Een aandoening waarbij de dunne darm onvoldoende voedingsstoffen kan opnemen uit de voeding. |
| Restrictieve methoden | Chirurgische technieken bij bariatrie die de hoeveelheid voedsel die de maag kan bevatten, beperken, wat leidt tot een sneller verzadigingsgevoel. |
| Malabsorptieve methoden | Chirurgische technieken bij bariatrie die de opname van voedingsstoffen door de darmen omzeilen of verkorten. |
| Deficiëntie | Een tekort aan een bepaalde voedingsstof, zoals een vitamine of mineraal, in het lichaam. |
| Suppletie | Het aanvullen van de voeding met extra vitaminen, mineralen of andere voedingsstoffen, vaak in de vorm van pillen of poeders. |
| ADH (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid) | De hoeveelheid van een voedingsstof die gemiddeld nodig is om de gezondheid te behouden. |
| Vetvrije massa | Het lichaamsgewicht exclusief vetweefsel; ook wel de actieve lichaamsmassa genoemd. |
| Protrombinetijd | Een laboratoriumtest die de tijd meet die nodig is voor bloedstolling, wat kan wijzen op een tekort aan vitamine K. |
| Osmotisch effect | Een effect dat ontstaat wanneer een hoge concentratie opgeloste stoffen in een vloeistof vocht aantrekt door een semipermeabel membraan, zoals in de darmwand. |
| Glycemie | De concentratie glucose (suiker) in het bloed. |
| Hypoglycemie | Een te lage concentratie glucose in het bloed. |
| Fermenteerbare, visceuze voedingsvezels | Vezels die in de dikke darm worden afgebroken door bacteriën en een slijmerige consistentie hebben, wat kan helpen bij het vertragen van de maaglediging. |