Cover
Comença ara de franc PGO Chronische Dyspnoe
Summary
# Definitie en pathofysiologie van dyspneu
Dit onderwerp behandelt de definitie van dyspneu, zowel subjectief als objectief, en de onderliggende pathofysiologische mechanismen die leiden tot het gevoel van kortademigheid, met nadruk op de interactie tussen afferente en efferente signalen en de rol van verschillende receptoren.
## 1. Definitie van dyspneu
Dyspneu is een subjectief ervaren symptoom dat wordt gekenmerkt door een onaangename sensatie van ademhalingsongemak. Het kan variëren in intensiteit en wordt beïnvloed door meerdere fysiologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren. De American Thoracic Society (ATS) definieert dyspneu als: "Een term die wordt gebruikt om een subjectieve ervaring van ademhalingsongemak te beschrijven, die bestaat uit kwalitatief verschillende sensaties die in intensiteit kunnen variëren. Deze ervaring ontstaat uit interacties tussen meerdere fysiologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren, en kan aanleiding geven tot secundaire fysiologische en gedragsmatige reacties."
### 1.1 Subjectieve versus objectieve dyspneu
* **Subjectieve dyspneu:** Dit is de persoonlijke ervaring van kortademigheid, zoals gerapporteerd door de patiënt. Deze ervaring is sterk afhankelijk van individuele perceptie, culturele achtergrond en eerdere ervaringen.
* **Objectieve dyspneu:** Hoewel dyspneu primair subjectief is, kan het gepaard gaan met objectief waarneembare tekenen van ademhalingsstress, zoals verhoogde ademfrequentie, gebruik van hulpademhalingsspieren, of afwijkende ademhalingspatronen. Pathofysiologisch verwijst het naar de onderliggende mechanismen die de subjectieve ervaring veroorzaken.
### 1.2 Kwantificeren van subjectieve dyspneu
Om de subjectieve ervaring van dyspneu te kwantificeren, worden diverse schalen gebruikt:
* **Borg-schaal (Rating of Perceived Exertion, RPE):** Deze schaal, lopend van 6 tot 20, meet de subjectieve inspanning of benauwdheid tijdens fysieke activiteit. Een score van 6 betekent geen inspanning en 20 maximale inspanning. Deze schaal correleert doorgaans goed met hartfrequentie en ventilatie.
* **Modified Medical Research Council Dyspnoe-schaal (mMRC):** Deze schaal beoordeelt de mate van kortademigheid zoals de patiënt die ervaart in het dagelijks functioneren. De schaal loopt van 0 (enkel kortademig bij zeer zware inspanning) tot 4 (te kortademig om het huis te verlaten of zich te kleden). De mMRC wordt veel gebruikt bij COPD.
* **NYHA-classificatie (New York Heart Association):** Oorspronkelijk ontwikkeld voor hartfalen, maar breder toepasbaar bij chronische aandoeningen met inspanningsgebonden kortademigheid. Deze schaal beschrijft vier klassen (I-IV) van functionele beperking.
## 2. Pathofysiologie van dyspneu
Dyspneu ontstaat door een disbalans tussen de verwachte ademhalingsinspanning (efferente signalen) en de daadwerkelijke terugkoppeling vanuit de luchtwegen, longen en borstkas (afferente signalen).
### 2.1 Het samenspel van signalen
* **Efferente signalen:** Motorische signalen vanuit de motorcortex sturen de ademhalingsspieren aan en creëren een gevoel van inspanning (effort).
* **Afferente signalen:**
* **Chemoreceptoren:** In de carotis en aortaboog reageren op hypoxie, hypercapnie of acidose, wat de ademdrive verhoogt en een gevoel van "air hunger" kan veroorzaken.
* **Vagale receptoren:** In de luchtwegen mediëren het gevoel van benauwdheid of druk op de borst ("chest tightness").
* **Sensorische cortex:** Integreert deze afferente prikkels tot de subjectieve ervaring van kortademigheid.
### 2.2 Mismatch tussen verwachting en realiteit
Een centraal mechanisme in de pathofysiologie van dyspneu is de mismatch tussen de efferente signalen (wat het brein stuurt naar de ademhalingsspieren) en de afferente feedback (wat de receptoren in de luchtwegen, longen en borstkas terugmelden).
* **Mismatch in inspanning:** Als de inspanning die het brein stuurt om te ventileren groter is dan de daadwerkelijke ventilatie (bijvoorbeeld door verhoogde luchtwegweerstand of verminderde longcompliantie), kan dit dyspneu veroorzaken.
* **Mismatch in ademdrive:** Verhoogde ademdrive door bijvoorbeeld hypoxie of hypercapnie, zonder dat de ademhalingsspieren deze adequaat kunnen beantwoorden, leidt tot een gevoel van "air hunger".
* **Mismatch in mechanische belasting:** Verhoogde weerstand in de luchtwegen, verminderde compliantie van de longen of borstkas, of verhoogde ademarbeid kunnen dyspneu veroorzaken, zelfs bij normale gasuitwisseling.
### 2.3 Bijkomende mechanismen
* **Mechanische belasting:** Factoren zoals verhoogde luchtwegweerstand (bv. bij COPD of astma) of verminderde compliantie van de longen of thoraxwand verhogen de ademarbeid en kunnen dyspneu veroorzaken.
* **Metaboreceptoren:** Onvoldoende zuurstoftoevoer in perifere spieren, vermoedelijk via metaboreceptoren die signalen van inspanning doorgeven, kan bijdragen aan dyspneu. Dit kan optreden bij aandoeningen zoals anemie, hartfalen of deconditionering.
### 2.4 Rol van receptoren
Verschillende receptoren spelen een cruciale rol bij het genereren van de signalen die bijdragen aan dyspneu:
* **Chemoreceptoren:** Gevoelig voor veranderingen in arteriële pO2, pCO2 en pH.
* **Receptoren in de luchtwegen:**
* **Irritatiereceptoren:** Reageren op irritatie (bv. door chemicaliën, rook), wat kan leiden tot hoest, bronchoconstrictie en een gevoel van benauwdheid.
* **J-receptoren (juxtacapillaire receptoren):** Gelegen in de alveolaire wand, reageren op zwelling van de interstitiële ruimte (bv. bij longoedeem), wat een gevoel van diepe inademingsnood kan veroorzaken.
* **Stretch receptoren:** Gevoelig voor rek van de longen, reguleren de ademhalingsdiepte en -frequentie.
* **Receptoren in de borstkas en skeletspieren:** Gevoelig voor rek en inspanning, dragen bij aan de proprioceptie van de ademhalingsbeweging.
* **Metaboreceptoren:** Gelegen in spieren, reageren op metabole veranderingen tijdens inspanning.
---
# Diagnostische instrumenten en methoden voor dyspneu
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over diagnostische instrumenten en methoden voor dyspneu, gericht op examengerichte studie.
## 2. Diagnostische instrumenten en methoden voor dyspneu
Dyspneu is een subjectieve ervaring van ademhalingsongemak die diverse oorzaken kan hebben, van milde aandoeningen tot levensbedreigende situaties. Een systematische aanpak is essentieel voor een correcte diagnose en behandeling, waarbij anamnese, klinisch onderzoek en specifieke diagnostische instrumenten centraal staan.
### 2.1 Subjectieve beoordeling van dyspneu
Diverse schalen en vragenlijsten worden gebruikt om de subjectieve ervaring van dyspneu door de patiënt te kwantificeren en te classificeren.
#### 2.1.1 Borg-schaal (Rating of Perceived Exertion, RPE)
* **Doel:** Het meten van de subjectief ervaren inspanning of benauwdheid tijdens fysieke activiteit.
* **Schaal:** Loopt van 6 tot 20.
* 6: Geen inspanning.
* 20: Maximale inspanning.
* **Gebruik:** Patiënten geven aan hoe zwaar de ademhaling of beweging aanvoelt. De score correleert doorgaans goed met hartfrequentie en ventilatie.
* **Toepassing:** Klinische evaluatie van dyspneu, revalidatieprogramma's en inspanningstesten om belasting aan te passen en progressie te volgen.
#### 2.1.2 mMRC-dyspnoescore (modified Medical Research Council)
* **Doel:** Het beoordelen van de mate van kortademigheid zoals de patiënt die zelf ervaart, gerelateerd aan dagelijks functioneren.
* **Schaal:** Bestaat uit vijf gradaties (0–4).
* 0: Kortademig enkel bij zeer zware inspanning.
* 4: Te kortademig om het huis te verlaten of bij het aankleden.
* **Gebruik:** Patiënt geeft het niveau van beperking in dagelijks functioneren aan.
* **Toepassing:** Frequent gebruikt bij klinische evaluatie van COPD en maakt deel uit van de GOLD-classificatie.
#### 2.1.3 NYHA-classificatie (New York Heart Association)
* **Doel:** Functionele indeling van de ernst van hartfalen, maar breder toepasbaar bij chronische aandoeningen met inspanningsgebonden kortademigheid.
* **Schaal:** Vier klassen (I–IV).
* Klasse I: Geen beperking in fysieke activiteit.
* Klasse IV: Symptomen zelfs in rust; elke fysieke activiteit verergert de klachten.
* **Gebruik:** Beschrijft de ernst van functionele beperking gebaseerd op symptomen tijdens inspanning.
* **Toepassing:** Eenvoudig toe te passen, helpt bij het objectiveren van de impact op dagelijks functioneren en het volgen van behandelingsresultaten.
### 2.2 Anamnese als diagnostisch instrument
De anamnese is cruciaal en kan tot 30% van de chronische dyspneu diagnoses helpen stellen. Het systematisch uitvragen van de klachten, risicofactoren en comorbiditeiten is essentieel.
* **Eerste inschatting:**
* **Aard en patroon van dyspneu:** Variatie in tijd en intensiteit, triggers (bv. inspanning, nachtelijk).
* *Denk aan astma:* Meestal toenemend bij inspanning.
* *Denk aan functioneel:* Indien verbetering optreedt.
* *Beklemming of thoracale last:* Kan wijzen op bronchoconstrictie.
* *Luchthonger:* Kan wijzen op chemoreceptorstimulatie (bv. metabole factoren, hypoxemie).
* *Verhoogde ademarbeid:* Kan wijzen op abnormale mechanische belasting (bv. COPD, longziekten, neuromusculaire aandoeningen).
* **Invloed van houding:**
* *Orthopnee:* Dyspneu in rugligging.
* *Paroxysmaal nachtelijke dyspneu (PND):* Plotselinge kortademigheid 's nachts.
* **Risicofactoren en comorbiditeit:**
* *Rookstatus:* Sterke indicator voor COPD.
* *Voorgeschiedenis van atopie, allergische rhinitis, eczeem:* Indicatie voor astma.
* *Comorbiditeiten:* Chronische rhinosinusitis, gastro-oesofageale reflux (GORD), obesitas.
* **Andere oorzaken/symptomen:**
* *Koorts:* Kan wijzen op infectie.
* *Draaiduizeligheid, paresthesieën:* Hyperventilatiesyndroom, dysfunctioneel ademen.
* *Koorts, nachtzweten, onverklaard gewichtsverlies, hemoptoe:* Infectie, inflammatoir, neoplastisch proces.
* *Fysieke tekenen van hartfalen:* Verhoogde centrale veneuze druk (CVD), perifeer oedeem, crepitaties.
* *Fysieke tekenen van luchtwegobstructie:* Verlengd en/of piepend expirium, wheezing, verminderd ademgeruis, gebruik van hulpademhalingsspieren.
* *Medicatiegebruik:* Bepaalde medicijnen (bv. bètablokkers) kunnen astma verergeren; amiodaron en methotrexaat kunnen fibrose veroorzaken.
* **Alarmsymptomen:** Indicaties voor potentieel levensbedreigende situaties die onmiddellijke aandacht vereisen.
* Zeer uitgesproken dyspneu, onvermogen om volledige zinnen uit te spreken.
* Tachypneu (ademfrequentie > 25-30/min) of verminderde ademhaling (kan wijzen op uitputting).
* Tachycardie (hartfrequentie > 110-120/min).
* Zuurstofsaturatie lager dan 92%.
* Nieuw begin van "pursed lip breathing" (lippen tuiten bij uitademing).
* Gebruik van hulpademhalingsspieren.
* Cyanose, acute verwardheid, perifeer oedeem, voorkamerfibrillatie (VKF), belangrijke hypotensie.
* **"Niet-pluisgevoel":** Een intuïtief gevoel van ongerustheid gebaseerd op ervaring, context en subtiele signalen, dat kan helpen bij het identificeren van patiënten die verdere evaluatie behoeven, hoewel het op zichzelf een beperkte diagnostische waarde heeft voor levensbedreigende aandoeningen.
### 2.3 Klinisch onderzoek
Het klinisch onderzoek vult de anamnese aan en helpt bij het objectiveren van de bevindingen.
* **Algemene indruk:** Ademhalingsfrequentie, gebruik van hulpademhalingsspieren, cyanose.
* **Cardiovasculair onderzoek:** Hartslag, ritme, souffle, bloeddruk, perifere pulsaties, oedeem.
* **Pulmonaal onderzoek:** Inspectie van de thorax, palpatie, percussie, auscultatie van de longen (ademgeruis, crepitaties, rhonchi, wheezing, verlengd expirium).
* **Vitale parameters:** Hartfrequentie, bloeddruk, ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie, temperatuur.
### 2.4 Aanvullende onderzoeken
Indien anamnese en klinisch onderzoek geen duidelijke diagnose opleveren, worden aanvullende onderzoeken ingezet. Deze kunnen vaak in de eerstelijns setting worden uitgevoerd.
#### 2.4.1 Spirometrie
* **Doel:** Meten van luchtwegobstructie en reversibiliteit van deze obstructie. Gouden standaard voor het onderscheiden van astma en COPD.
* **Indicaties:**
* Onderscheid tussen astma en COPD.
* COPD: Heeft een uitsluitende kracht (normale spirometrie sluit ernstige obstructie uit).
* Astma: Heeft een aantonende kracht (afwijkende spirometrie ondersteunt de diagnose), maar een normale spirometrie sluit astma niet uit.
* **Parameters:** FEV1 (forcereerd uitgeademd volume in 1 seconde), FVC (forcereerde vitale capaciteit), FEV1/FVC-ratio, MMEF (Maximum Mid-Expiratory Flow).
* **Reversibiliteitstest:** Evaluatie van de respons op bronchodilatoren (bv. Salbutamol). Een reversibiliteit van >10% op FEV1 of FVC na inhalatie ondersteunt de diagnose astma.
* **Astma-COPD Overlap Syndroom (ACOS):** Komt voor bij patiënten met astma en niet-volledig reversibele obstructie, vaak bij rokers of oudere astmapatiënten.
* **Praktische overwegingen:**
* Betrouwbaar in de huisartsenpraktijk met correcte uitvoering en interpretatie.
* Gebruik van correcte referentiewaarden (leeftijd, geslacht, afkomst).
* Standaardisatie in uitvoering en rapportage is belangrijk.
* Goede coaching van de patiënt tijdens de test is cruciaal.
#### 2.4.2 Elektrocardiogram (ECG)
* **Doel:** Beoordelen van de elektrische activiteit van het hart, opsporen van ritmestoornissen, ischemie en tekenen van hartfalen.
* **Indicaties:** Bij verdenking op hartfalen of andere cardiale pathologie.
* **Waarde:**
* Een **normaal ECG** is een goede uitsluiter voor hartfalen met verlaagde ejectiefractie. Het sluit hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) echter niet uit.
* Een **abnormaal ECG** is een zwakke aantoner voor hartfalen, maar kan wel nuttig zijn voor het identificeren van de onderliggende etiologie (bv. voorkamerfibrillatie, ischemie, AV-blok).
* **Specifieke bevindingen:** Voorkamerfibrillatie (VKF) is een goede voorspeller voor hartfalen. Lage precordiale voltages kunnen wijzen op pericardiale effusie, COPD, hypothyroïdie, obesitas.
#### 2.4.3 RX-thorax (Röntgenfoto van de borstkas)
* **Doel:** Visualiseren van de longen, pleura, hart en mediastinum om structurele afwijkingen op te sporen.
* **Indicaties:**
* Chronische hoest (> 8 weken).
* Aanhoudende kortademigheid.
* Verdenking op longaandoeningen zoals pneumonie, carcinoom, pneumothorax, interstitiële longziekten.
* **Waarde:**
* **COPD en astma:** Niet direct te diagnosticeren met een thoraxfoto, maar kan wel andere pathologie uitsluiten of ondersteunen.
* **Hartfalen:** Een afwijkende thoraxfoto (bv. cardiomegalie, vergrote cor-thorax ratio, Kerley-lijntjes, peribronchiaal oedeem) kan de diagnose ondersteunen. Een normale thoraxfoto sluit hartfalen echter niet uit.
* **Andere pathologie:** Kan helpen bij het diagnosticeren van bronchitis, emfyseem, carcinoom, pneumothorax.
#### 2.4.4 Laboratoriumonderzoek
* **Doel:** Beoordelen van diverse biochemische en hematologische parameters.
* **Belangrijke parameters:**
* **Hemoglobine (Hb):** Om anemie uit te sluiten als oorzaak van dyspneu. Anemie komt ook frequent voor als comorbiditeit bij hartfalen.
* **Polycytemie:** Kan wijzen op chronische hypoxie.
* **Thyroïdstimulerend hormoon (TSH):** Om hypo- of hyperthyroïdie uit te sluiten.
* **Leukocyten (met differentiatie):** Kan wijzen op infectie. Atypische pneumonie kan optreden bij afwezigheid van linksverschuiving. Eosinofielen zijn relevant bij verdenking op allergische componenten.
* **C-reactief proteïne (CRP):** Verhoogd CRP (≥ 100 mg/l) kan pneumonie suggereren; laag CRP (< 20 mg/l) sluit pneumonie vrijwel uit.
* **D-dimeren:** Belangrijk in beslisregels voor het uitsluiten van longembolie, met name bij patiënten met een lage pre-test kans. Een negatieve test kan longembolie uitsluiten.
* **NT-proBNP (of BNP):** Natriuretische peptiden zijn zeer nuttig voor het uitsluiten van hartfalen. Verhoogde waarden boven afkapgrenzen, die leeftijd-afhankelijk kunnen zijn, wijzen op de noodzaak van verdere cardiale diagnostiek (bv. echocardiografie).
#### 2.4.5 Cardiopulmonale inspanningstest (CPET)
* **Doel:** Gedetailleerde evaluatie van de cardiovasculaire en respiratoire respons op inspanning.
* **Indicaties:** Bij onverklaarde dyspneu na initiële diagnostiek (anamnese, K.O., spirometrie, RX-thorax, ECG, echocardiografie).
* **Waarde:** Kan helpen bij het identificeren van de onderliggende pathofysiologie, zoals deconditionering (lage VO2max). In 75-99% van de gevallen van persisterende dyspneu kan CPET een specifieke etiologie identificeren.
#### 2.4.6 FeNO-meting (Fractional exhaled Nitric Oxide)
* **Doel:** Beoordelen van de mate van eosinofiele ontsteking in de luchtwegen.
* **Waarde:** Een verhoogde FeNO-waarde (cut-off rond 50 ppb) heeft een hoge specificiteit (ongeveer 90%) en aantonende kracht voor astma. Een lage waarde (<40 ppb) sluit astma niet uit. De interpretatie kan beïnvloed worden door roken en inhalatietherapie met corticosteroïden. De rol in de huisartsenpraktijk is nog in ontwikkeling.
### 2.5 Multifactoriële oorzaken en comorbiditeit
Een aanzienlijk deel van de patiënten (ongeveer 30-40%) heeft een multifactoriële oorzaak voor hun dyspneu. Dit maakt de diagnostiek complex.
* **Onderdiagnostiek van deconditionering:** Fysieke deconditionering is een veelvoorkomende, vaak ondergediagnosticeerde oorzaak van dyspneu, met name bij sedentaire patiënten.
* **Comorbiditeit:** Patiënten met COPD hebben frequent comorbiditeiten zoals hartfalen, ischemische hartziekten, angststoornissen, en slaapapneu. Dit beïnvloedt de gezondheidstoestand en prognose.
* **Multidisciplinaire aanpak:** Bij complexe gevallen met meerdere oorzaken is samenwerking tussen huisarts, longarts, cardioloog en andere specialisten vaak noodzakelijk.
### 2.6 Specifieke syndromen en aandoeningen
* **Functioneel ademen/Hyperventilatiesyndroom:** Gekenmerkt door ademhalingspatronen die niet overeenkomen met de inspanning, vaak geassocieerd met angst, paniekstoornissen en psychische klachten. Symptomen kunnen krampen in handen en voeten, tintelingen rond de mond en duizeligheid omvatten.
* **Vocal Cord Dysfunction (VCD):** Een vorm van dysfunctioneel ademen waarbij de stembanden tijdens inspiratie adduceren, wat leidt tot een gevoel van vernauwing. Vaak misdiagnosticeerd als astma. Triggers zijn onder meer sterke geuren, stof, inspanning of stress.
* **Long-COVID:** Aanhoudende dyspneu na een COVID-19 infectie kan multifactorieel zijn, inclusief verminderde inspanningstolerantie, spierzwakte, en/of dysfunctioneel ademen, vaak geassocieerd met psychische klachten.
> **Tip:** Bij aanhoudende dyspneu is het essentieel om een brede differentiële diagnose te overwegen, inclusief minder voorkomende oorzaken en de impact van comorbiditeiten.
> **Tip:** De interpretatie van diagnostische testen moet altijd in de context van de individuele patiënt, diens klachten en risicofactoren plaatsvinden. Een normale uitslag op één test sluit een aandoening niet altijd volledig uit.
---
# Klinische casuïstiek en differentiële diagnostiek van chronische dyspneu
Dit onderdeel belicht de diagnostische aanpak van chronische dyspneu door middel van casuïstiek, differentiële diagnoses en relevante onderzoeken.
### 3.1 Definitie en prevalentie van dyspneu
Dyspneu is een subjectief ervaren onaangename sensatie van ademhalingsmoeilijkheden. Het is een veelvoorkomend symptoom, met een aanzienlijke impact op de levenskwaliteit en een breed klinisch spectrum, variërend van milde infecties tot levensbedreigende aandoeningen. In de huisartsenpraktijk komt dyspneu frequent voor, waarbij de prevalentie toeneemt met de leeftijd. Virale infecties zijn frequent bij jongeren, terwijl ouderen vaker kampen met hartfalen, COPD, astma of angststoornissen. Een systematische klinische aanpak is essentieel voor een accurate diagnose.
#### 3.1.1 Pathofysiologie van dyspneu
Dyspneu ontstaat door een mismatch tussen verwachte (efferente) en ontvangen (afferente) signalen vanuit de ademhalingswegen, longen en borstkas. Motorische signalen van de hersenen sturen de ademhalingsspieren aan en creëren een gevoel van inspanning. Chemoreceptoren detecteren veranderingen in zuurstof- en koolstofdioxidegehalte, wat de ademdrive beïnvloedt. Vagale receptoren in de luchtwegen dragen bij aan het gevoel van benauwdheid. Mechanische belasting, zoals verhoogde luchtwegweerstand of verminderde longcompliantie, kan ook dyspneu veroorzaken, zelfs bij normale gasuitwisseling. Tekorten aan zuurstoftoevoer in perifere spieren kunnen eveneens een rol spelen.
#### 3.1.2 Kwantificering van dyspneu
* **Borg-schaal (Rating of Perceived Exertion, RPE):** Een schaal van 6 tot 20 die de subjectief ervaren inspanning of benauwdheid tijdens fysieke activiteit meet. Deze schaal correleert met hartfrequentie en ventilatiegraad.
* **Modified Medical Research Council (mMRC) Dyspnoescore:** Een schaal van 0 tot 4 die de mate van kortademigheid beoordeelt zoals de patiënt die zelf ervaart en de impact ervan op het dagelijks functioneren. Deze wordt frequent gebruikt in de klinische evaluatie van COPD.
* **NYHA-classificatie (New York Heart Association):** Oorspronkelijk ontwikkeld voor hartfalen, maar breder toepasbaar bij chronische aandoeningen met inspanningsgebonden kortademigheid. Deze schaal beschrijft vier klassen (I-IV) van functionele beperking.
### 3.2 Casuïstiek en diagnostische aanpak
#### 3.2.1 Casus Louis (79 jaar)
**Eerste consult:** Louis, een 79-jarige man, presenteert zich met progressieve kortademigheid, vooral bij inspanning, die al enkele maanden bestaat en sinds kort is verergerd. Hij is een roker, heeft een voorgeschiedenis van pneumonie en hypothyroïdie. Zijn vrouw is hemiplegisch. Bij lichamelijk onderzoek wordt diffuse wheezing en een verlengd expirium geconstateerd, met een saturatie van 96%.
* **Aanvullend onderzoek:**
* **Laboratorium:** Beperkte plaats in de diagnostiek, D-dimeren en NT-proBNP kunnen relevant zijn. Anemie, TSH, WBC, CRP en sedimentatie zijn minder primair relevant, tenzij infectie wordt vermoed.
* **ECG:** Zinvol bij verdenking op hartfalen. Een normaal ECG sluit hartfalen vrijwel uit, een afwijkend ECG kan inzicht geven in de etiologie.
* **RX-thorax:** Niet geschikt voor diagnose van COPD of astma, maar kan andere pathologie zoals maligniteit of pneumothorax aantonen. Kan helpen bij de diagnose van hartfalen.
* **Spirometrie:** Essentieel voor de differentiatie tussen astma en COPD. Bij Louis toonde de spirometrie een FEV1/FVC van 58.9%, wat duidt op GOLD 2 COPD (cat B).
**Vervolgconsult (1.5 jaar later):** Louis wordt opgenomen met een ernstige AECOPD en wordt behandeld met LAMA + LABA. Nu presenteert hij zich opnieuw met toenemende benauwdheid, zelfs in rust, en orthopneu. Hij heeft pitting oedeem aan de onderste ledematen.
* **Nieuwe overwegingen:** De symptomen (orthopneu, oedeem, gewichtstoename) doen verdenking rijzen op hartfalen, naast een mogelijke AECOPD.
* **Aanvullend onderzoek:** NT-proBNP bepaling werd verhoogd, wat leidde tot een echocardiografie.
* **Diagnose:** Hartfalen met gedaalde ejectiefractie (EF rond 40-45%), met uitval inferior, septaal en anteroseptaal.
* **Behandeling:** Opstart met Enalapril, Furosemide, Simvastatine en Acetylsalicylzuur, met een langzame opbouw van Bisoprolol.
#### 3.2.2 Casus Cindy (37 jaar)
Cindy, een 37-jarige niet-rokende vrouw, meldt zich met chronische dyspneu, die is ontstaan na een milde COVID-19-infectie. Ze ervaart ook uitputting, slaap- en concentratieproblemen, en is tijdelijk arbeidsongeschikt. Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen, haar saturatie is 96%, BMI is 31. Bloedonderzoek toont geen infectie, normale D-dimeren en NT-proBNP.
* **Initiële hypotheses:** Postviraal syndroom, astma, of een "niet-pluis" gevoel.
* **Bijkomend onderzoek:**
* **ECG:** Normaal, geen tekenen van ritmestoornis of myocarditis.
* **Inspanningstest hart:** Negatief voor pulmonale hypertensie.
* **Longfunctie:** Vroegtijdig onderbroken door een hyperventilatie-aanval. Spirometrie waarden: Tiffeneau 92%, FVC 79%, FEV1 89%.
* **Arterieel bloedgas:** pH 7.56, pO2 112 mmHg, pCO2 24 mmHg, Saturatie 98%. Kenmerken van hyperventilatie.
* **RX-thorax:** Randnormaal met mogelijk discreet versterkte tekening in het rechter middenveld, mogelijk een post-infectieus sequeel.
* **Cardiopulmonale inspanningstest (CPET):** VO2max van 23.8 ml/min/kg, wat duidt op een zeer lage cardiorespiratoire fitheid (deconditionering).
* **Werkdiagnose:** Long-COVID dyspneu, multifactorieel (deconditionering, obesitas, herstelbelemmerende copingstijl, dysfunctioneel ademen).
* **Aanbevelingen:** Verwijzing naar een longarts indien klachten persisteren, verwijzing naar een oefen- of fysiotherapeut voor revalidatie, en mogelijk een logopedist voor ademhalingsoefeningen.
#### 3.2.3 Casus Nina (12 jaar)
Nina, een 12-jarig meisje, heeft sinds 4-5 weken aanhoudende kortademigheid, vooral bij inspanning. Ze probeert diep in te ademen, wat geforceerd klinkt. Er zijn geen nachtelijke symptomen.
* **Eerste consultatie:**
* **Anamnese:** Vragen naar triggers, seizoensgebondenheid, familiegeschiedenis van astma of allergieën.
* **Klinisch onderzoek:** Grove rhonchi beiderzijds.
* **RX-thorax:** Normaal, met een vasculair versterkte tekening.
* **Werkhypothese:** Astma.
* **Behandeling:** Trial met ICS (Fluticason 50µg 2x2 puffs) en SABA (Salbutamol 100µg 4x1 puff) bij klachten.
* **Beoordeling van de aanpak:** De gekozen therapie (lage dosering ICS, frequent SABA gebruik) is niet optimaal en kan leiden tot gewenning en exacerbates.
* **Evaluatie:** Planning van evaluatie van de klachten en astmacontrole.
* **Tweede consult:** Klachten blijven aanhouden, puffs zijn gestopt wegens gebrek aan effect. Spirometrie in de praktijk is normaal maar moeilijk uitvoerbaar.
* **Vervolgstap:** Verwijzing naar pediatrie.
* **Spirometrie (pediatrie):** Obstructief met meer dan 10% reversibiliteit, wat astma ondersteunt.
* **Huidtesten:** Positief voor huisstofmijt, meelmijt en bijvoet.
* **Therapie-aanpassing:**
* Switch naar drogepoederinhalator met hogere dosis ICS + LABA (bv. Symbicort 2x 1 puff per dag) met extra puff als reliever (geen SABA).
* Prikkelvermijding.
* Uitleg aan ouders en Nina over concrete adviezen ter prikkelvermijding (o.a. huisstofmijt reductie, vermijden huisdieren).
### 3.3 Differentiële diagnostiek van chronische dyspneu
#### 3.3.1 Algemene diagnostische strategie
1. **Toestandsbeeld inschatten:** Acute pathologie? Alarmsymptomen?
2. **Diagnostische vragen:** Leeftijd, geslacht, voorgeschiedenis, specifieke klachtenpatronen.
3. **Anamnese:** Herkennen van ziektescripts, risicofactoren (roken, atopie, comorbiditeiten).
4. **Klinisch onderzoek:** Fysieke tekenen van cardiopulmonale aandoeningen, luchtwegobstructie, hartfalen.
5. **Werkhypothese formuleren:** Op basis van de initiële informatie.
6. **Bijkomende gerichte onderzoeken:** Spirometrie, ECG, RX-thorax, laboratoriumonderzoek, NT-proBNP, echocardiografie, CPET.
#### 3.3.2 Belangrijke differentiële diagnoses
* **Cardiopulmonale oorzaken (tot 90%):**
* **Astma:** Typisch op jongere leeftijd, variabele klachten, tekenen van atopie, familiaal voorkomen.
* **COPD:** Sterk geassocieerd met roken, progressieve obstructie.
* **Longembolie:** Hoewel vaak acuut, kan chronische impact hebben. Hemoptoë, pleuritische pijn, D-dimeren.
* **Acuut/Chronisch hartfalen:** Orthopneu, paroxismale nachtelijke dyspneu, perifere oeden, crepitaties, verhoogd NT-proBNP, afwijkingen op echocardiografie.
* **Cardiale ischemie:** Kan zich manifesteren als dyspneu.
* **Interstitiële longziekten:** zoals longfibrose en sarcoïdose.
* **Maligniteit:** Luchtwegtumoren, lymfomen.
* **Niet-cardiopulmonale oorzaken (ongeveer 30-40%):**
* **Deconditionering:** Vaak ondergediagnosticeerd, verminderde inspanningscapaciteit (lage VO2max).
* **Obesitas:** Restrictief syndroom door mechanische belasting van het diafragma.
* **Dysfunctioneel ademen / Hyperventilatiesyndroom / Angst- of paniekstoornis:** Gekenmerkt door onregelmatig ademhalingspatroon, gevoel van benauwdheid, soms met perifere symptomen zoals krampen en tintelingen.
* **Vocal Cord Dysfunction (VCD):** Adductie van stembanden tijdens inspiratie, vaak misdiagnosticeerd als astma.
* **Neuromusculaire aandoeningen:** Beïnvloeden ademhalingsspieren.
* **Postviraal syndroom (Long-COVID):** Kan leiden tot aanhoudende dyspneu, vermoeidheid, cognitieve klachten.
* **Anemie:** Verminderde zuurstoftransportcapaciteit.
* **Hypo-/hyperthyroïdie:** Invloed op metabolisme en ademhaling.
#### 3.3.3 Diagnostische middelen
* **Anamnese en klinisch onderzoek:** Cruciaal voor het formuleren van de initiële hypotheses (ongeveer 30% van de diagnoses kan hieruit volgen).
* **Spirometrie:** Gouden standaard voor obstructie en reversibiliteit, essentieel voor de differentiatie tussen astma en COPD. Een normale spirometrie sluit astma niet uit.
* **ECG:** Zinvol bij verdenking op hartfalen, maar een normaal ECG sluit hartfalen niet volledig uit. Ritmestoornissen zoals voorkamerfibrillatie zijn een goede indicator.
* **RX-thorax:** Kan helpen bij het opsporen van longpathologie, hartfalen (cor-thorax ratio, Kerley-lijntjes), maar heeft geen diagnostische waarde voor astma of COPD op zich.
* **Laboratoriumonderzoek:**
* **Hemoglobine:** Voor anemie.
* **TSH:** Voor schildklierfunctie.
* **WBC, CRP:** Bij verdenking op infectie.
* **D-dimeren:** Bij verdenking op longembolie.
* **NT-proBNP:** Zeer nuttig om hartfalen uit te sluiten (hoge uitsluitende kracht). Afkapwaarden variëren met leeftijd.
* **IgE testing:** Overwegen bij verdenking op allergisch astma.
* **Echocardiografie:** Technische standaard voor hartfalen, om EF en structurele afwijkingen te beoordelen.
* **Cardiopulmonale inspanningstest (CPET):** Biedt extra informatie bij onverklaarde dyspneu na initiële onderzoeken, helpt bij het identificeren van de etiologie en stelt revalidatiedoelstellingen (o.a. bepaling van VO2max).
* **FeNO-meting (Fractional exhaled Nitric Oxide):** Toekomstige rol in de huisartsenpraktijk, met een hoge specificiteit voor astma bij een afkapwaarde van 50 ppb.
#### 3.3.4 Multifactoriële oorzaken en comorbiditeit
Bij een aanzienlijk deel van de patiënten (rond de 40%) is er sprake van een multifactoriële oorzaak van chronische dyspneu, vaak door een combinatie van pulmonale, cardiale en niet-cardiopulmonale factoren. Deconditionering wordt vaak ondergediagnosticeerd. Comorbiditeiten zoals obesitas, slaapapneu en angststoornissen kunnen de diagnostiek en behandeling complex maken en vereisen een multidisciplinaire aanpak.
> **Tip:** De initiële analyse van dyspneu dient altijd te starten met een ABCDE-beoordeling om levensbedreigende situaties te identificeren. Het "niet-pluisgevoel" van de arts, hoewel intuïtief, heeft een beperkte diagnostische waarde op zich, maar kan een nuttig signaal zijn in combinatie met andere factoren.
> **Tip:** Bij de interpretatie van spirometrie is het cruciaal om correcte referentiewaarden te gebruiken en de technische uitvoering te waarborgen. Overleg met een longarts of open longfunctielabo is aan te raden.
> **Tip:** NT-proBNP heeft een hogere sensitiviteit en uitsluitende kracht voor hartfalen dan een ECG, en wordt daarom beschouwd als een betere uitsluiter.
> **Tip:** Bij kinderen is het belangrijk de juiste inhalatietechniek en toedieningsvorm te kiezen (bv. voorzetkamer bij jonge kinderen) en de prikkelvermijding te optimaliseren. De TIP-aandachtspunten (Therapietrouw, Inhalatietechniek, Prikkelvermijding) zijn essentieel bij de opvolging van astma.
---
# Beleid en multidisciplinaire aanpak bij chronische dyspneu
Chronische dyspneu is een veelvoorkomend, invaliderend symptoom dat een systematische en doordachte klinische aanpak vereist, vaak met een multidisciplinaire invalshoek gezien de multifactoriële oorzaken en de nood aan persoonsgerichte zorg.
### 4.1 Definitie en prevalentie
Dyspneu, of kortademigheid, is een subjectieve, onaangename gewaarwording van de ademhaling. Het is een frequent voorkomende klacht in de huisartsenpraktijk, met gemiddeld 27 contacten per 1.000 patiënten per jaar. Het klinische spectrum is breed, variërend van milde, zelflimiterende aandoeningen tot levensbedreigende situaties. Dyspneu kan zich op diverse manieren uiten en wordt beïnvloed door fysiologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren.
### 4.2 Pathofysiologie van dyspneu
Dyspneu ontstaat door een mismatch tussen de verwachte en de werkelijke terugkoppeling uit de ademhalingswegen. Dit omvat:
* **Motorische signalen:** Aanbod van motorische signalen uit de motorcortex naar de ademhalingsspieren, wat leidt tot een gevoel van inspanning.
* **Chemoreceptoren:** Stimulatie van chemoreceptoren bij hypoxie, hypercapnie of acidose, wat een "air hunger" kan veroorzaken.
* **Vagale receptoren:** Activatie van vagale receptoren in de luchtwegen, wat kan leiden tot een gevoel van benauwdheid of druk op de borst.
* **Mechanische factoren:** Verhoogde luchtwegweerstand of verminderde compliantie van de longen of borstkas, zelfs bij normale gasuitwisseling.
* **Perifere signalen:** Onvoldoende zuurstoftoevoer naar perifere spieren, vermoedelijk via metaboreceptoren, zoals bij anemie of deconditionering.
### 4.3 Beoordeling van dyspneu
Verschillende schalen kunnen worden gebruikt om de subjectieve ervaring van dyspneu te kwantificeren:
* **Borg-schaal (Rating of Perceived Exertion, RPE):** Meet de subjectieve ervaren inspanning of benauwdheid tijdens fysieke activiteit op een schaal van 6 tot 20. Correlatie met hartfrequentie en ventilatiegraad.
* **MMRC-dyspnoescore (modified Medical Research Council):** Beoordeelt de mate van kortademigheid zoals de patiënt deze zelf ervaart, met gradaties van 0 (enkel bij zeer zware inspanning) tot 4 (te kortademig om het huis te verlaten). Veel gebruikt bij COPD voor ernstinschatting.
* **NYHA-classificatie (New York Heart Association):** Oorspronkelijk voor hartfalen, maar breder toepasbaar voor chronische aandoeningen met inspanningsgebonden kortademigheid. Kent vier klassen (I-IV) die de functionele beperking aangeven.
### 4.4 Diagnostische aanpak van chronische dyspneu
De diagnostiek van chronische dyspneu is vaak complex en vereist een systematische aanpak.
#### 4.4.1 Eerste inschatting
* **ABCDE-methode:** Essentieel om acute pathologie en alarmsymptomen tijdig te detecteren.
* **Alarmsymptomen:** Uitgesproken dyspneu, tachypneu ( > 25-30/min), tachycardie ( > 110-120/min), saturatie lager dan 92%, gebruik van hulpademhalingsspieren, cyanose, acute verwardheid, perifeer oedeem, ventrikelfibrilleren, hypotensie.
* **Anamnese:**
* **Aard en patroon van dyspneu:** Acuut versus geleidelijk, triggers, variatie in tijd en intensiteit.
* **Invloed van houding:** Orthopneu, paroxysmale nachtelijke dyspneu.
* **Risicofactoren en comorbiditeit:** Rookstatus (COPD), atopie (astma), cardiovasculaire aandoeningen, obesitas, medicatiegebruik (bv. bètablokkers, amiodaron).
* **Bijkomende symptomen:** Koorts, nachtzweten, gewichtsverlies, hemoptoë (infectie, maligniteit), perifere oedeem, crepitaties (hartfalen), verlengd/piepend expirium, verminderd ademgeruis (luchtwegobstructie).
* **Niet-pluisgevoel:** Intuïtief gevoel van ongerustheid bij de arts, gebaseerd op ervaring en subtiele signalen.
#### 4.4.2 Klinisch onderzoek
* **Vitale parameters:** Beoordeling van ademhalingsfrequentie, hartfrequentie, bloeddruk en zuurstofsaturatie.
* **Auscultatie:** Inspectie van hart- en longgeluiden.
* **Perifeer onderzoek:** Inspectie op oedeem, cyanose.
#### 4.4.3 Belangrijkste diagnostische onderzoeken
* **Spirometrie:** Hoeksteen voor het onderscheiden van astma en COPD.
* **COPD:** Uitsluitende kracht.
* **Astma:** Aantonende kracht, maar een normale spirometrie sluit astma niet uit.
* **Astma-COPD Overlap Syndroom (ACOS):** Bij patiënten met astma die roken of hebben gerookt, of oudere astmapatiënten met niet-volledig reversibele obstructie.
* Betrouwbaar in de huisartsenpraktijk, met aandacht voor correcte uitvoering en interpretatie met gebruik van referentiewaarden.
* **ECG:** Zinvol bij verdenking op hartfalen. Een normaal ECG sluit hartfalen met gedaalde ejectiefractie grotendeels uit, maar niet hartfalen met beharende ejectiefractie. Een abnormaal ECG is een slechte aantoner maar kan inzicht geven in de etiologie.
* **RX-thorax:** Helpt bij het opsporen van andere pathologieën (carcinoom, pneumothorax, tekenen van hartfalen) maar is geen diagnostisch middel voor COPD of astma. Een afwijkende thoraxfoto kan hartfalen ondersteunen, een normale foto sluit het niet uit.
* **Laboratoriumonderzoek:**
* **D-dimeren:** Belangrijk in beslisregels voor longembolie bij patiënten met een lage pre-test kans.
* **NT-proBNP:** Essentieel bij verdenking op hartfalen; hogere waarden wijzen op pathologie. Afkapwaarden variëren met leeftijd.
* **Hemoglobine:** Uitsluiten anemie als oorzaak van dyspneu, relevant bij hartfalen.
* **TSH:** Schildklierfunctie.
* **Leucocyten, CRP:** Differentiëren bij infectie.
* **Eosinofielen:** Relevant bij allergische componenten.
* **Echocardiografie:** Technisch onderzoek om hartfalen met gedaalde ejectiefractie vast te stellen.
* **Cardiopulmonale inspanningstest (CPET):** Kan additionele informatie verschaffen bij onverklaarde dyspneu na initiële diagnostiek, met name voor deconditionering en identificatie van specifieke etiologieën.
* **FeNO-meting (Fractional Exhaled Nitric Oxide):** Toekomstige rol in de huisartsenpraktijk, met name voor diagnostiek van astma (hoge specificiteit bij > 50 ppb). Waarde wordt beïnvloed door roken en ICS-gebruik.
#### 4.4.4 Diagnostisch landschap van chronische dyspneu
Veelvoorkomende oorzaken zijn: astma, COPD, longembolie, acute en chronische decompensatie van het hart, cardiale ischemie, deconditionering, obesitas, dysfunctioneel ademen, angststoornissen, neuromusculaire aandoeningen, postviraal syndroom (Long-COVID), anemie, schildklierafwijkingen, interstitiële longziekten en maligniteiten.
### 4.5 Multifactoriële oorzaken en comorbiditeit
Bij ongeveer 30-40% van de patiënten is de oorzaak van chronische dyspneu multifactorieel. Dit maakt de diagnostiek en aanpak complexer. Deconditionering wordt vaak ondergediagnosticeerd in de eerste lijn.
* **Veelvoorkomende combinaties:**
* COPD met comorbiditeit (hartfalen, ischemische hartziekten, deconditionering, angststoornis, obesitas, obstructief slaapapneu).
* Astma-COPD Overlap Syndroom.
* Long-COVID met deconditionering, obesitas en dysfunctioneel ademen.
* **Multidisciplinaire aanpak:** Essentieel bij onverklaarde of multifactoriële dyspneu. Dit omvat samenwerking tussen huisarts, longarts, cardioloog, psycholoog, kinesist en logopedist.
### 4.6 Preventie, zelfmanagement en persoonsgerichte zorg
Een persoonsgerichte aanpak is cruciaal, met aandacht voor:
* **Preventie:** Modificatie van risicofactoren zoals roken en obesitas.
* **Zelfmanagement:** Patiënteneducatie, aanleren van copingstrategieën en therapietrouw.
* **Astma:** Opstellen van een persoonlijk astma-actieplan, focus op therapietrouw, inhalatietechniek, prikkelvermijding en correcte keuze van toedieningsvorm.
* **Multimodale aanpak:** Combinatie van fysieke beweging, gedragsinterventies, voeding en medicatie, aangepast aan de individuele patiënt.
* **Doelgerichte zorg:** Afgestemd op de specifieke oorzaken, comorbiditeiten en de individuele behoeften en mogelijkheden van de patiënt.
### 4.7 Specifieke aandachtspunten
* **Functioneel ademen/hyperventilatie:** Kan primair of secundair zijn aan een cardiopulmonale aandoening. Kenmerkt zich door symptomen als krampen, tintelingen en duizeligheid.
* **Vocal Cord Dysfunction (VCD):** Een vorm van dysfunctioneel ademen waarbij de stembanden contraheren tijdens inspiratie. Vaak misdiagnosticeerd als astma.
* **Long-COVID:** Kan leiden tot persisterende dyspneu, verminderde inspanningstolerantie en dysfunctioneel ademen. Verwijzing naar gespecialiseerde zorg kan geïndiceerd zijn.
* **Obesitas en deconditionering:** Dragen significant bij aan dyspneu en verminderde inspanningscapaciteit. Een multimodale aanpak is vereist.
**Tip:** Bij twijfel of aanhoudende klachten, wees niet bang om te verwijzen naar specialistische zorg of een multidisciplinair team in te schakelen. De realiteit is dat chronische dyspneu vaak een complexe puzzel is waarbij meerdere disciplines nodig zijn voor een optimale oplossing.
**Tip:** Chronische dyspneu is vaak een symptoom van een onderliggende aandoening, maar kan ook multifactorieel zijn. Een grondige anamnese, gericht klinisch onderzoek en strategische inzet van aanvullende diagnostiek zijn essentieel voor een juiste diagnose en effectief beleid.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dyspneu | Een subjectieve ervaring van ademhalingsongemak, bestaande uit kwalitatief verschillende sensaties die in intensiteit kunnen variëren en voortkomen uit interacties tussen fysiologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren. |
| Anamnese | Het medisch gesprek met een patiënt waarbij informatie wordt verzameld over de ziektegeschiedenis, symptomen, leefgewoonten en antecedenten om tot een diagnose te komen. |
| Klinisch onderzoek | Een systematisch lichamelijk onderzoek door een arts om de gezondheidstoestand van een patiënt te beoordelen, symptomen te identificeren en diagnostische aanwijzingen te verzamelen. |
| Pathofysiologie | De studie van de abnormale functies en mechanismen van organen en weefsels die optreden bij ziekte of letsel, en hoe deze leiden tot symptomen en ziektebeelden. |
| Afferente signalen | Sensorische signalen die vanuit de periferie (bv. longen, spieren) naar het centrale zenuwstelsel worden geleid, zoals prikkels van chemoreceptoren en mechanoreceptoren. |
|efferente signalen | Motorische signalen die vanuit het centrale zenuwstelsel naar de periferie worden geleid, zoals de aansturing van ademhalingsspieren vanuit de motorcortex. |
| Chemoreceptoren | Zintuigcellen die reageren op chemische veranderingen in het lichaam, zoals de zuurstof- en koolstofdioxidegehaltes in het bloed, en die een rol spelen bij de ademregulatie. |
| Vagale receptoren | Receptoren in de luchtwegen die reageren op rek en druk, en die signalen via de nervus vagus naar het centrale zenuwstelsel sturen, wat bijdraagt aan het gevoel van benauwdheid. |
| Borg-schaal | Een schaal (Rating of Perceived Exertion, RPE) die de subjectieve ervaren inspanning of benauwdheid kwantificeert tijdens fysieke activiteit, lopend van 6 (geen inspanning) tot 20 (maximale inspanning). |
| mMRC-dyspnoescore | De gemodificeerde Medical Research Council Dyspnoe-schaal, een meetinstrument om de mate van kortademigheid te beoordelen zoals de patiënt die zelf ervaart, variërend van 0 (enkel bij zeer zware inspanning) tot 4 (te kortademig om huis te verlaten of aan te kleden). |
| NYHA-classificatie | De New York Heart Association-classificatie, een indeling van hartfalenpatiënten gebaseerd op de mate van functionele beperking en symptomen tijdens inspanning, met vier klassen (I-IV). |
| Spirometrie | Een longfunctietest die de ademhalingscapaciteit meet door middel van een geforceerde uitademing, gebruikt voor de diagnose en differentiatie van obstructieve longziekten zoals astma en COPD. |
| RX-thorax | Een röntgenfoto van de borstkas die gebruikt wordt om afwijkingen in de longen, het hart en de pleura te detecteren, zoals tumoren, pneumothorax, en tekenen van hartfalen. |
| ECG (Elektrocardiogram) | Een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart, gebruikt om hartritmestoornissen, hartinfarcten en andere cardiale aandoeningen te diagnosticeren. Een normaal ECG sluit hartfalen met gedaalde ejectiefractie grotendeels uit. |
| NT-proBNP (N-terminal pro-B-type natriuretic peptide) | Een bloedtest die een marker is voor hartfalen. Verhoogde waarden wijzen op overmatige spanning op de hartkamers en worden gebruikt om hartfalen te diagnosticeren of uit te sluiten. |
| COPD (Chronisch Obstructieve Pulmonale Disease) | Een progressieve longziekte die wordt gekenmerkt door langdurige ontsteking van de luchtwegen en schade aan de longblaasjes, wat leidt tot chronische hoest, slijmproductie en kortademigheid. |
| Astma | Een chronische ontstekingsziekte van de luchtwegen die wordt gekenmerkt door reversibele vernauwing van de luchtwegen, wat leidt tot symptomen zoals piepende ademhaling, kortademigheid, hoesten en beklemming op de borst. |
| Longembolie | Een aandoening waarbij een bloedstolsel (embolus) vanuit elders in het lichaam, meestal vanuit de benen, naar de longen reist en een bloedvat in de longen blokkeert, wat kan leiden tot kortademigheid, pijn op de borst en mogelijk een fatale afloop. |
| Hartfalen | Een chronische aandoening waarbij het hart niet efficiënt genoeg bloed kan rondpompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen, wat kan leiden tot kortademigheid, vermoeidheid en oedeem. |
| Deconditionering | Een vermindering van de fysieke conditie en inspanningstolerantie als gevolg van inactiviteit of een sedentaire levensstijl, wat kan leiden tot kortademigheid bij lichte inspanning. |
| Dysfunctioneel ademen | Een ademhalingspatroon dat niet optimaal is en kan bijdragen aan symptomen zoals kortademigheid, hyperventilatie en spierspanning. Het omvat onder andere paradoxale stembandbewegingen en hyperventilatiesyndroom. |
| Long-COVID | Een reeks langdurige symptomen die kunnen aanhouden na een COVID-19-infectie, waaronder aanhoudende dyspneu, vermoeidheid, cognitieve problemen en spierzwakte. |
| CPET (Cardiopulmonale inspanningstest) | Een geavanceerde test die de reactie van het hart en de longen op inspanning onderzoekt, gebruikt bij onverklaarde dyspneu om de onderliggende pathofysiologie te identificeren. |
| FeNO-meting (Fractional exhaled Nitric Oxide) | Een test die de hoeveelheid stikstofoxide in de uitgeademde lucht meet, gebruikt als biomarker voor eosinofiele ontsteking in de luchtwegen en ter ondersteuning van de diagnose astma. |
| Multifactorieel | Een aandoening of symptoom dat wordt veroorzaakt door een combinatie van meerdere factoren, zowel biologisch als omgevingsgerelateerd. |
| Multidisciplinaire aanpak | Een zorgbenadering waarbij verschillende zorgverleners met verschillende disciplines samenwerken om de patiënt holistisch te behandelen, wat met name belangrijk is bij complexe aandoeningen zoals chronische dyspneu. |
| Hyperventilatie-syndroom | Een aandoening gekenmerkt door abnormaal snel en diep ademen, vaak geassocieerd met angst of paniekaanvallen, wat kan leiden tot symptomen zoals duizeligheid, tintelingen en kortademigheid. |
| Vocal Cord Dysfunction (VCD) | Een vorm van dysfunctioneel ademen waarbij de stembanden tijdens de inademing naar elkaar toe bewegen, wat een gevoel van vernauwing van de luchtwegen en kortademigheid veroorzaakt. |