Cover
Comença ara de franc Cursus actuele zorgthema's deel Steve Potters.pdf
Summary
# Overdracht en tegenoverdracht in de verpleegkunde
Dit onderwerp verkent de psychoanalytische concepten van overdracht en tegenoverdracht en hun praktische toepassing en implicaties binnen de verpleegkundige praktijk, waarbij de rol van persoonlijke factoren wordt benadrukt [4](#page=4).
### 1.1 Introductie tot overdracht en tegenoverdracht
#### 1.1.1 De psychoanalytische benadering
Overdracht en tegenoverdracht zijn concepten ontwikkeld door Sigmund Freud, die oorspronkelijk betrekking hadden op de therapeut-cliënt relatie binnen de psychoanalyse. Overdracht omvat het overbrengen van oude (kinder)gevoelens van de cliënt op de therapeut, terwijl tegenoverdracht het overbrengen van vroegere gevoelens van de therapeut op de patiënt betreft. In algemene zin dragen mensen, bewust en onbewust, gevoelens, verwachtingen, verlangens en vooroordelen over in hun interacties met anderen. Deze patronen van verwachtingen en overtuigingen, gevormd door vroege en latere socialisatie en ervaringen, beïnvloeden onze identiteit en relaties. In werkrelaties, met name waar sprake is van begeleiding en afhankelijkheid, is het essentieel om inzicht te krijgen in eigen overdrachtsmechanismen [5](#page=5).
De psychoanalyse stelt dat de persoonlijkheid is opgebouwd uit drie componenten: het Es, het Ich en het Uber-Ich, die elkaar wederzijds beïnvloeden [6](#page=6).
* **Het Es:** Dit is het instinctieve deel van de mens, dat onder andere levensinstincten (Eros) zoals genieten en overleven, en doodsinstincten (Thanatos) zoals agressie en woede omvat. Het Es is de bron van energie (libido) en wordt beschouwd als het 'kind' in de persoon, vol levenskracht, verlangen en spontaniteit. Het bevat gevoelsmatige herinneringen aan het verleden en fungeert als reservoir voor (tegen)overdracht [6](#page=6).
* **Het Uber-Ich:** Ook wel het superego genoemd, dit deel van de persoonlijkheid wordt gevormd onder invloed van opvoeders en de omgeving, en omvat normen, waarden en het geweten. Het richt zich op uitstel in tegenstelling tot het Es en bevat het 'ik-ideaal' en het normatieve weten, inclusief mogelijkheden voor schaamte en schuldgevoel [6](#page=6).
* **Het Ich:** Dit is het meest bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid (ego), dat het gedrag naar buiten toe beïnvloedt. Het Ich neemt de omgeving waar, handelt en bemiddelt tussen het Es en het Uber-Ich, kanaliseert gevoelens, zorgt voor uitstel en toetst handelingen aan de realiteit. Bij overdracht en tegenoverdracht heeft het Ich de functie om bewust te maken hoe oude gevoelens uit het Es en Uber-Ich een rol spelen in huidige relaties [6](#page=6).
Deze drie delen beïnvloeden ons handelen in de praktijk. Het Ich is het rationele weten, het Es werkt vanuit het lustprincipe, het Uber-Ich vanuit het morele principe en het Ich vanuit het realiteitsprincipe. Wanneer onbewuste ervaringen het huidige bestaan verstoren, kunnen deze in het Ich bewust gemaakt worden door middel van reflectie en feedback [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** De psychoanalytische benadering benadrukt dat vroegere ervaringen, zowel positief als negatief, een rol spelen in ons huidige denken, voelen en handelen. Het Ich speelt een cruciale rol in het bewustmaken van deze onbewuste gevoelens [7](#page=7).
#### 1.1.2 Begrippen: overdracht en tegenoverdracht
**Overdracht**
Overdracht is het fenomeen waarbij emoties, gevoelens, gedragingen en houdingen uit iemands verleden, met name uit de kindertijd, worden geprojecteerd op een actuele persoon, zoals een verpleegkundige. Deze overgedragen gevoelens komen niet overeen met de realiteit van de huidige persoon of situatie en zijn een herhaling van reacties op belangrijke figuren uit het verleden [8](#page=8).
* **Definitie overdracht (Delft, 2004):** Het overbrengen van gedachten, gevoelens, gedragingen, houdingen, fantasieën die iemand (cliënt) kan hebben tegenover een actuele persoon, hier bijvoorbeeld de verpleegkundige, en die niet overeenstemmen met de realiteit van die persoon. Het is eigenlijk een herhaling van reacties tegenover belangrijke figuren uit iemands verleden [8](#page=8).
Overdrachtgevoelens zijn niet accuraat in de huidige situatie of persoon, maar spelen wel een bepalende rol in de relatie tussen zorgvrager en verpleegkundige. Dit fenomeen treedt vooral op in situaties met ongelijkheid, waarbij de afhankelijke persoon (zorgvrager) mogelijk schade ondervindt doordat de meer onafhankelijke verpleegkundige niet de benodigde aandacht, erkenning of ruimte kan bieden. Het kennen van eigen kwetsbare plekken en overlevingsmechanismen kan leiden tot mildere oordelen over anderen [8](#page=8).
In de therapeutische relatie, een belangrijk element in verandering bij zorgvragers, vindt een continue, vaak onbewuste, uitwisseling van gevoelens, ideeën en fantasieën plaats. Het "witte" uniform van de verpleegkundige kan fungeren als een projectiescherm voor de zorgvrager, ingevuld vanuit diens eigen geschiedenis. Daarom is het cruciaal voor verpleegkundigen om zich bewust te zijn van de gevoelens (positief en negatief) die een zorgvrager bij hen oproept en om kritisch naar eigen gedrag te kijken en dit bij te sturen [8](#page=8).
**Voorbeeld:**
> Bert compenseert zijn kinderlijke behoefte aan gezelligheid en lang samenzijn tijdens Kerst door voor iedereen uitgebreide, gepersonaliseerde cadeaus en gedichten te kopen. Hoewel hij aan zijn Es-behoefte voldoet en aan het Uber-Ich ideaalbeeld van de ideale cadeautjeskoper, verliest zijn Ich het zicht op de omgeving die zich verveelt, wat duidt op een projectie van vroegere gemissen [7](#page=7).
**Casus Gert:** Gert is boos op zijn verpleegkundige omdat hij vindt dat deze niet duidelijk is in adviezen en omdat 'het praten niet helpt'. Deze boosheid vloeit voort uit zijn jeugd met strenge, emotioneel afstandelijke ouders die hem dwongen tot studeren en braafheid, maar weinig ruimte boden voor eigen wensen. In de relatie met de verpleegkundige, waar wel ruimte is voor eigen wensen, ervaart Gert zijn vroegkinderlijke emotionele verlatenheid en verwacht hij dat de verpleegkundige dit oplost door aan te geven wat hij moet voelen en doen. Dit is overdracht, een herhaling van de afhankelijkheid van vroeger. Als de verpleegkundige hierin meegaat, helpt het Gert niet verder en blijft hij afhankelijk. Gert kan de verpleegkundige als incompetent beschouwen omdat hij zich niet geholpen voelt door het uitblijven van directe sturing. De boosheid van Gert wordt ook gezien als weerstand tegen verandering, een pijnlijk proces van het herbeleven van oude pijn [9](#page=9).
**Weerstand:** Dit is een term ontwikkeld door Freud en kan zich uiten in diverse vormen zoals boosheid, aanhankelijkheid, stilte of het vergeten van afspraken. Verpleegkundigen dienen weerstand te herkennen en respectvol te benaderen, zodat de zorgvrager de achterliggende gevoelens kan begrijpen en loslaten [9](#page=9).
**Tegenoverdracht**
Tegenoverdracht is het fenomeen dat optreedt wanneer de verpleegkundige gevoelens, gedachten of gedragingen overbrengt op de zorgvrager, vaak als reactie op de overdracht van de zorgvrager. Volgens Freud is het het (onbewuste) gevoel dat bij de hulpverlener ontstaat als reactie op wat de zorgvrager overbrengt. Het gedrag van de zorgvrager kan de innerlijke wereld van de verpleegkundige aanspreken en oude gevoelens doen herleven. Dit kan leiden tot minder deskundige of minder professionele reacties van de verpleegkundige, zoals sneller kwaad worden of de zorgvrager ontwijken [10](#page=10).
* **Definitie tegenoverdracht (Delft, 2004):** Niet de zorgvrager, maar de hulpverlener heeft een misplaatste relatie. Hierbij gaat het over de overdrachtgevoelens van de verpleegkundige. Het zijn de emotionele reacties die een zorgvrager of een situatie bij ons oproept en waarvan we ons niet of slechts gedeeltelijk bewust zijn. Deze gevoelens hebben grotendeels te maken met onze eigen onverwerkte vroegkinderlijke belevingen, en beantwoorden niet helemaal aan de werkelijkheid van het moment [10](#page=10).
**Positieve overdracht – negatieve overdracht**
* **Positieve overdracht:** De huidige persoon is het object van gevoelens van tederheid, aantrekking, liefde, enz [10](#page=10).
* **Negatieve overdracht:** De huidige persoon is het object van gevoelens van haat, agressie, enz [10](#page=10).
**Voorbeeld:** Een persoon heeft langdurig conflict met zijn vader. Later vindt hij zijn baas, een leraar en een verpleegkundige onuitstaanbaar en zoekt conflicten op. Dit komt doordat deze personen eigenschappen vertonen van zijn vader [10](#page=10).
**Voorbeelden van tegenoverdracht:**
* Een verpleegkundige met onopgeloste conflicten met broers/zussen kan concurrentie- of dominante gevoelens oproepen bij jongere zorgvragers [11](#page=11).
* Een verpleegkundige die door zijn moeder werd gemanipuleerd met hysterische klachten, kan moeite hebben om naar zorgvragers met hysterisch gedrag te luisteren [11](#page=11).
* Een verpleegkundige, die als enige in zijn gezin is gaan studeren en door zijn vader werd gedegradeerd, reageert vanuit eigen gekwetstheid op een oudere man die twijfelt aan zijn kunnen als verpleegkundige. Hij geeft advies in plaats van door te vragen op de boosheid en wanhoop van de zorgvrager, uit eigen behoefte om zich als expert te bewijzen. Dit is tegenoverdracht die voortkomt uit eigen pijnlijke ervaringen [11](#page=11).
> **Tip:** Tegenoverdracht kan optreden wanneer een zorgvrager een gevoelige plek bij de verpleegkundige aanraakt, wat kan leiden tot een gevoel van machteloosheid. Bewuste tegenoverdracht, waarbij de verpleegkundige zich bewust is van deze gevoelens en ze kan hanteren, is essentieel voor professioneel handelen [12](#page=12).
#### 1.1.3 Kenmerken van (tegen)overdracht
Overdrachtgevoelens worden opgeroepen door de herkenbaarheid van situaties en/of de gelijkenis in personen. De situatie kan lijken op die van het verleden, of de persoon kan kenmerken hebben van familieleden, leerkrachten of opvoeders. De overgedragen gevoelens kunnen variëren van verwachtingen en wensen tot oordelen, oorspronkelijk gericht op ouders of leerkrachten [13](#page=13).
Verpleegkundigen worden frequent geconfronteerd met overdracht en tegenoverdracht in situaties van afhankelijkheid, zorg en intimiteit, omdat deze situaties voedingsbodems zijn voor dergelijke dynamieken. Zicht krijgen op mogelijke verstorende overdrachtsgevoelens van zorgvragers en eigen tegenoverdracht is daarom cruciaal. Dit geldt ook voor interacties met collega's en leidinggevenden, waar eveneens afhankelijkheidsrelaties en oude gevoelens een rol kunnen spelen [13](#page=13).
**Projectie:** De term 'projecteren' wordt vaak gebruikt bij overdracht. Dit is anders dan het afweermechanisme 'projecteren', waarbij eigen gevoelens bij een ander worden geplaatst omdat ze te zwaar zijn. Bij overdracht gaat het om het overbrengen van verwachtingen hoe de ander naar jou kijkt [13](#page=13).
**Voorbeeld van projectie:**
* **Projectie als verdedigingsmechanisme:** Hilde reageert defensief en boos op de hoofdverpleegkundige na een gesprek, omdat ze kritiek verwacht gebaseerd op eerdere ervaringen thuis toen ze ziek was [13](#page=13).
* **Projectie bij overdracht:** Hilde wordt geroepen door haar hoofdverpleegkundige. Ze is net ziek geweest en verwacht kritiek. Ze projecteert haar ervaringen van thuis, waar ze kritiek kreeg als ze ziek was, op de huidige situatie en reageert met defensieve boosheid [13](#page=13).
Overdrachtgevoelens zijn zorgvrager-afhankelijk, maar kunnen ook algemene kenmerken vertonen. De mate van hulpeloosheid of angst die een zorgvrager ervaart en overbrengt, verschilt per individu. Tegenoverdrachtgevoelens zijn hulpverlener-afhankelijk, maar ook hier zijn algemene patronen herkenbaar. Bijvoorbeeld, de mate van ergernis die de machteloosheid van een zorgvrager oproept, varieert per verpleegkundige [14](#page=14).
Hoewel elke relatie uniek is, kunnen bepaalde zorgvragers vergelijkbare gevoelens oproepen bij verschillende hulpverleners (bijvoorbeeld een zeurderige, agressieve of dwingende ondertoon). Omgekeerd kan een verpleegkundige bij verschillende zorgvragers vergelijkbare gevoelens oproepen (bijvoorbeeld autoriteit of warmte). Het scala aan gevoelens dat geprojecteerd kan worden is breed: van drift tot verliefdheid, sensualiteit tot afkeer. De reactie van de zorgvrager op de verpleegkundige en vice versa bepaalt de aard en het verloop van de zorgrelatie [14](#page=14).
**Positieve en negatieve overdracht**
Volgens Riekje Boswijk-Hummel kan overdracht binnen de zorgrelatie zich ontvouwen als zorgvragers voor het eerst echt geluisterd worden en respect ervaren. Ze kunnen het gevoel hebben dat er een 'ideale' vader of moeder is die hen kan redden, wat leidt tot de verwachting dat de verpleegkundige betrouwbaar is en afspraken nakomt. Plotse woede kan ontstaan wanneer de verpleegkundige zich een naam of situatie niet meer herinnert, wat een afspiegeling is van idealisering [15](#page=15).
Het hulpverleningsproces, volgens Boswijk-Hummel, verloopt vaak als volgt:
* De zorgvrager voelt zich alleen, onbegrepen en ongelukkig [15](#page=15).
* Vanuit dit gevoel ontstaat behoefte aan houvast en leiding [15](#page=15).
* Men draagt een "ideaalbeeld" over van degene die dit kan bieden [16](#page=16).
* In contact met de verpleegkundige voelt de zorgvrager zich begrepen, veilig en geborgen [16](#page=16).
* De verpleegkundige wordt het projectiepunt voor idealen en verwachtingen (overdracht) [16](#page=16).
* Deze overdrachtsgevoelens maken deel uit van het hulpverleningsproces; de verpleegkundige dient ze te kennen, herkennen en werkbaar te maken [16](#page=16).
* Na een periode van afhankelijkheid moet de zorgvrager zich kunnen losmaken van de verpleegkundige, waarna de relatie wordt afgebouwd en afgesloten [16](#page=16).
**Valkuilen en teleurstellingen:**
* Wanneer de verpleegkundige onbewust de behoefte heeft om op een voetstuk geplaatst te worden of een overdreven reddersbehoefte heeft (tegenoverdracht), wordt de relatie niet gelijkwaardig. De verpleegkundige blijft in een dominante rol [16](#page=16).
* Wanneer de verpleegkundige als een gewoon mens valt van zijn voetstuk, en de idealisering niet wordt opgepakt, kan de zorgvrager blijven zoeken naar de niet-bestaande ideale ouder, wat volwassenwording belemmert [16](#page=16).
Het hulpverleningsproces kan de volgende fasen doorlopen, vergelijkbaar met de kindertijd: afhankelijkheid, aanhankelijkheid en zelfstandigheid [16](#page=16).
* **Afhankelijkheid:** De zorgvrager is in eerste instantie volledig afhankelijk van de zorg [17](#page=17).
* **Aanhankelijkheid:** Een werkbare vorm van aanhankelijkheid ontwikkelt zich, waarbij de responsiviteit van de verpleegkundige de bereidheid tot groei van de zorgvrager stimuleert [17](#page=17).
* **Zelfstandigheid:** De therapeutische relatie wordt gelijkwaardiger, er is samenwerking, en de emotionele zelfstandigheid van de zorgvrager leidt tot het einde van de hulpverleningsrelatie [17](#page=17).
**Boswijk-Hummel onderscheidt:**
* **Positieve overdracht:** Projectie van de ideale vader/moeder op de verpleegkundige, gepaard gaand met gevoelens van afhankelijkheid, behoefte aan zorg, bewondering, verliefdheid [17](#page=17).
* **Negatieve overdracht:** Projectie van de onveilige, tekortschietende, afwijzende ouder op de verpleegkundige, gepaard gaand met gevoelens van angst, onveiligheid, eenzaamheid, boosheid [17](#page=17).
In de praktijk spelen positieve en negatieve aspecten van (tegen)overdracht vaak tegelijkertijd een rol [17](#page=17).
#### 1.1.4 (Tegen)overdracht in de praktijk
Het is niet zo dat alle gevoelens tussen personen overdrachtsgevoelens zijn; gewone affectie en ergernis kunnen functioneel zijn in interacties. Gevoelens geven informatie over de relatie en de betrokkenen. Het uiten van deze gevoelens kan functioneel zijn als het een doel dient, zoals het verbeteren van de sfeer of het bijstellen van het zelfbeeld. Echter, niet alles hoeft gezegd te worden, vooral niet als het de samenwerking negatief kan beïnvloeden, zoals het uiten van ergernis wanneer de verpleegkundige al geïrriteerd op het werk kwam [17](#page=17) [18](#page=18).
**Wanneer is een gevoel gewoon een gevoel en wanneer is het overdracht?**
Dit is niet eenduidig, maar **zelfbewustwording en zelfreflectie** zijn hierin leidend. Dit kan door [18](#page=18):
* Evaluatie van communicatie en handelingen [18](#page=18).
* Kritisch naar jezelf kijken en navragen/toetsen bij collega's [18](#page=18).
* Ervaring opdoen [18](#page=18).
Intercollegiaal overleg en intervisie zijn waardevol om situaties te verhelderen en gevoelens te toetsen. Dit vereist echter een zekere kwetsbaarheid en openheid, wat soms een drempel kan vormen voor verpleegkundigen, maar essentieel is voor professionele ontwikkeling [18](#page=18).
**Praktijkvoorbeeld: Te laat komen**
Structureel te laat komen kan zowel een gewoon gedrag zijn als een uiting van overdracht. Mogelijke oorzaken van overdracht kunnen zijn: angst of boosheid op autoriteiten, uitstelgedrag, het zoeken naar grenzen, of spanning die leidt tot fouten. Het bespreken van deze overdracht kan de zorgvrager bewust maken van achterliggende gevoelens en hem helpen deze te hanteren [18](#page=18) [19](#page=19).
**Tegenoverdracht kan optreden als de verpleegkundige:**
* Zich persoonlijk afgewezen voelt door het te laat komen [19](#page=19).
* Het te laat komen niet durft te begrenzen of feedback te geven [19](#page=19).
De heftigheid van de verpleegkundige's gevoelens (irritatie, teleurstelling, onmacht) kan een signaal zijn van tegenoverdracht [19](#page=19).
Wanneer een zorgvrager sterke affectie en waardering uit, mag dit een goed gevoel geven. Het kan echter problematisch worden wanneer [19](#page=19):
* De zorgvrager door de band met de verpleegkundige andere relaties verwaarloost [19](#page=19).
* De zorgvrager de verpleegkundige buitenproportioneel idealiseert [19](#page=19).
* De zorgvrager verliefd is en blijft op de verpleegkundige [19](#page=19).
**Tegenoverdracht kan optreden als de verpleegkundige:**
* Het liefdesgevoel van de zorgvrager versterkt of koestert [19](#page=19).
* Alleen samenwerkt met zorgvragers die hem/haar idealiseren [20](#page=20).
* Zichzelf als onmisbaar ziet en moeilijk kan loslaten [20](#page=20).
Nadenken over gevoelens en gedrag, evaluatie en bespreking met collega's leidt tot inzicht. Openstaan voor gevoelens, zowel bij jezelf als bij de ander, en hier adequaat op reageren is essentieel voor professioneel werken [20](#page=20).
**Casus groepssupervisie:** Dorien uit zich negatief en denigrerend over de opleiding. Docent Hanna voelt zich geraakt en confronteert Dorien, die erkent dat ze dit vaker doet. Door te vragen naar de achterliggende gevoelens en de effecten van haar gedrag, ontstaat bewustwording bij Dorien. Haar gedrag blijkt voort te komen uit de eisende toon van haar vader, die haar het gevoel gaf dat ze tekortschoot. Dit leidt tot ergernis en afstandelijkheid naar anderen. Bewustwording en feedback nodigen Dorien uit tot zelfreflectie en verwerking [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 1.1.5 Basishouding en vaardigheden
Een voorwaarde voor het werken in zorgrelaties is het beschikken over een basishouding en vaardigheden die voortkomen uit eigenschappen, opvattingen, normen en waarden. Dit referentiekader wordt continu bijgesteld door opvoeding, opleiding en ervaring [22](#page=22).
Belangrijke kwaliteiten in het omgaan met overdracht zijn: respect, onvoorwaardelijke positieve aanvaarding, empathie, feedback geven en durven confronteren [22](#page=22).
**Onvoorwaardelijke positieve aanvaarding:**
Dit betekent het vermogen om de persoon te 'ontvangen' zoals hij is, niet per se al het gedrag. Het is een voorwaarde voor gezonde ontwikkeling, waarbij een persoon niet hoeft te bestaan op voorwaarden, maar mag zijn met alle facetten. Door acceptatie leert een kind zichzelf te accepteren, wat weer de acceptatie van anderen mogelijk maakt [22](#page=22).
Voor verpleegkundigen kan het moeilijk zijn om iemand te begeleiden die men niet 'ziet zitten'. Het is belangrijk om deze gevoelens te accepteren, na te gaan of er sprake is van tegenoverdracht, en de aversie om te zetten in het benoemen van concrete gedragskenmerken [23](#page=23).
**Respect:**
Betekent het serieus nemen van de ander en deze bejegenen zoals je zelf bejegend zou willen worden. Het is de bereidheid de ander te laten zijn met andere gevoelens en gedragingen, zonder dit gedrag per se goed te keuren. Respect wordt vergemakkelijkt wanneer men zelf voldoende respect heeft ontvangen. Het gedrag is respectvol indien de zorgvrager dit zo ervaart [23](#page=23).
**Grenzen aan aanvaarding en respect:**
Iedereen heeft grenzen aan respect en aanvaarding. In werksituaties is het cruciaal om bewust te zijn van deze grenzen en kritisch te bekijken waarom men bepaalde zorgvragers moeilijk kan accepteren. Milde humor en relativeringsvermogen zijn kenmerken van een respectvolle hulpverlener. Opvallende afwijzing van afwijkend gedrag, zwart-witte normering en een strafbehoefte komen vaker voor bij volwassenen die moeite hebben met intimiteit en angst niet durven uiten [24](#page=24).
De grens van respect wordt vaak bereikt bij problematiek rondom kinderen, kindermishandeling en misbruik, met name bij pedofilie en incest. Voor hulpverleners kan dit een dilemma vormen omdat ze deze personen niet altijd kunnen vermijden [24](#page=24).
**Casus Carlo:** Carlo, werkzaam in een psychiatrische gevangenis, gelooft in regelgeving en straf en heeft weinig vertrouwen in zelfsturing. Zijn jeugd in een tehuis en latere gezinssituatie hebben hem geleerd emoties te ontkennen. Zijn onbewuste basisgevoel is angst voor het verlies van controle en de emoties die daarbij vrijkomen. Omdat zijn eigen emoties als kind niet gerespecteerd werden, ontkent hij deze nu bij anderen. Dit belemmert zijn vermogen tot wezenlijk respect voor collega's, zorgvragers en zichzelf [25](#page=25).
**Empathie:**
Empathie is het vermogen zich in te leven in de gedachtewereld of het gevoelsleven van een ander, zonder dit te hoeven hebben meegemaakt. Het is begrijpen, niet analyseren, beoordelen of veroordelen. Empathie nodigt de ander uit zijn of haar gevoel te ervaren en is nodig voor inzicht, verwerking en het gevoel begrepen te worden [26](#page=26).
**Casus Sharony en Carmen:** Sharony, een begeleidster, reageert fel en veroordelend op Carmen die een soa heeft opgelopen. Sharony's eigen onmacht, voortkomend uit haar eigen pijnlijke ervaringen met onbetrouwbare partners, speelt een rol in haar reactie (tegenoverdracht). Door haar onvermogen tot empathie voelt Carmen zich niet geholpen. In supervisie erkent Sharony haar eigen rol en maakt excuses aan Carmen, wat het belang van zelfreflectie en professionele groei onderstreept [26](#page=26).
**Echtheid en openheid in het contact:**
De verpleegkundige brengt gevoelens en gedrag in overeenstemming, zonder toneel te spelen. Oprechte interesse en openheid creëren een basis van vertrouwen en veiligheid, wat uitnodigt tot zelfreflectie. Het eigen referentiekader wordt zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten [26](#page=26) [27](#page=27).
**Confronteren:**
Naast luisteren en begrijpen is het belangrijk om gedrag te spiegelen en feedback te geven. Goed confronteren betekent feedback geven op een uitnodigende manier, zodat de ander bereid is ernaar te kijken. Overdracht en tegenoverdracht kunnen dit proces verstoren. Een positief zelfbeeld en zelfreflectie zijn voorwaarden voor effectieve feedback [27](#page=27).
**Bewustwording van (tegen)overdracht:**
Het is essentieel voor verpleegkundigen, die werken met afhankelijke mensen, om zich bewust te worden van hun (tegen)overdracht. Professionele groei is een continu proces [27](#page=27).
Overdracht en tegenoverdracht zijn altijd aanwezig en mogen er zijn. Bewustwording van overdracht kan een zinvol veranderingsproces starten, en bewustwording van tegenoverdracht vergroot de professionaliteit [28](#page=28).
**Studietip:** Oefeningen met casussen helpen bij het toepassen en verklaren van de termen overdracht en tegenoverdracht [28](#page=28).
**Oefening 1 (Casus Evi):** Evi neemt bewoners met een verstandelijke handicap veel te veel uit handen, ziende hen als kinderen. Dit komt voort uit haar eigen jeugd waarin ze snel zelfstandig moest worden en verlangde naar zorg en aandacht. Ze draagt haar eigen kinderbehoefte aan zorg en aandacht nu over op de bewoners. Dit is **overdracht**. Haar collega's signaleren dat dit niet respectvol is naar de mogelijkheden van de zorgvragers toe. Evi vindt het moeilijk niet te zorgen omdat ze niet het gevoel heeft te werken als ze de zorgvragers alles zelf laat doen [28](#page=28).
---
# Omgaan met agressie en het crisisontwikkelingsmodel
Dit deel van de studiehandleiding focust op de essentiële vaardigheden voor het omgaan met agressie in de zorg, met een diepgaande analyse van het crisisontwikkelingsmodel als leidraad voor preventie en interventie.
## 2. Omgaan met agressie
Omgaan met agressie omvat het voorkomen van destructief agressief gedrag en het ombuigen van dreigende escalaties naar hanteerbare conflicten. Door de principes van agressiehantering te integreren, vermindert de kans op geweld van de zorgvrager jegens zichzelf of anderen [31](#page=31).
### 2.1 Het begrip agressie
Agressie is een breed concept dat vanuit diverse invalshoeken wordt omschreven. Hoewel het vaak een negatieve connotatie heeft, omvat het ook andere betekenissen. Agressie kan beschouwd worden als een vorm van energie die aanzet tot gedrag en het bereiken van doelen. Het is inherent aan wisselwerking en omvat zowel interpersoonlijke interacties als interpsychische belevingen, zoals eigenwaarde en zelfperceptie [31](#page=31).
* **Constructief:** Sociaal aanvaardbaar en gezond gedrag [32](#page=32).
* **Destructief:** Niet aanvaardbaar gedrag dat schade toebrengt aan zichzelf, derden of voorwerpen [32](#page=32).
De focus van het omgaan met agressie ligt op de confrontatie met destructief, dreigend en agressief gedrag [32](#page=32).
### 2.2 Doelstelling van omgaan met agressie
In de zorg worden verpleegkundigen vaak geconfronteerd met destructieve agressie, waarbij de agressor meestal de leidende rol inneemt en een slachtofferrol verwacht van de hulpverlener. Dit rollenpatroon verstoort de therapeutische relatie, wat kan leiden tot escalatie. Het doel is om deze vicieuze cirkel te doorbreken en het conflict ondergeschikt te maken aan positieve uitkomsten, waarbij geweldloosheid en een ontwapenende houding centraal staan om een gezonde dialoog te bevorderen [32](#page=32).
### 2.3 Vertaling naar het verpleegkundige werkveld
De specifieke positie van de verpleegkundige verklaart mede waarom agressie en geweld vaker in interactie met hen ontstaan dan met andere beroepsgroepen. Verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de organisatie, bewaken grenzen en regels, en bepalen routines, waardoor ze geassocieerd worden met autoriteit. De roldiversiteit van de verpleegkundige (gezag én zorg, individuele en groepsgesprekken, aanwezigheid tijdens vrije tijd) kan leiden tot onduidelijke verwachtingen bij de zorgvrager. Bovendien zijn verpleegkundigen, samen met artsen, betrokken bij lichamelijke zorg (medicatie, wondverzorging), waardoor regressieve projecties zich hierop kunnen richten [32](#page=32) [33](#page=33).
Verpleegkundigen ondervinden uitdagingen door:
* Sterke betrokkenheid, wat neutraliteit in conflictsituaties bemoeilijkt [33](#page=33).
* De "frontlinie" positie, waarbij men situaties moet blijven hanteren, ondanks eigen agressie, vermoeidheid, angst of vooroordelen [33](#page=33).
* Frequente informele contacten die de drempel voor agressief gedrag kunnen verlagen [33](#page=33).
* De impact van agressie-incidenten, die sterke emoties (onzekerheid, angst, irritatie, agressie) oproepen en rationele inschatting bemoeilijken [33](#page=33).
* De plotsheid en onverwachtheid van agressie-incidenten, die moeilijk te anticiperen zijn [33](#page=33).
* De noodzaak om tegelijkertijd veiligheid te verzekeren, te de-escaleren, betrokkenen te verwijderen en de agressor te containen [33](#page=33).
* Het soms moeten interveniëren bij onbekende zorgvragers [34](#page=34).
* De ordeloze willekeur van de verpleegsituatie die creativiteit en aanpassing vereist [34](#page=34).
#### 2.3.1 Kenmerken van doeltreffende verpleegkundige interventies bij agressie
Effectief omgaan met agressie kent drie fases [34](#page=34):
1. **Voordat agressie zich voordoet:** Basisattitude van de verpleegkundige [34](#page=34).
2. **Bij een escalerende situatie:** Preventief omgaan met dreigend agressief gedrag [34](#page=34).
3. **Bij destructief agressief gedrag:** Verweertechnieken en de minst restrictieve maatregel [34](#page=34).
De basishouding van de verpleegkundige, een combinatie van professionele aspecten en persoonlijke eigenschappen, is cruciaal voor hoe de zorgvrager hulpverlening ervaart (respect, begrepen, veilig voelen). Essentiële basisvoorwaarden omvatten bezorgdheid voor het welzijn, respect, het geven van informatie, het vermogen om problemen te aanhoren en te dragen, en het bieden van de nodige steun. De verpleegkundige moet betrouwbaar zijn, beloftes nakomen, grenzen stellen (bv. niet onbeperkt opeisbaar zijn) en de zorgvrager informeren over afdelingsregels en de teambenadering t.a.v. agressief gedrag. Ook het herkennen en professioneel omgaan met eigen negatieve gevoelens (projectie, overdracht, tegenoverdracht) is belangrijk [34](#page=34) [35](#page=35).
### 2.4 Het beheersingsdilemma
Het beheersingsdilemma ontstaat wanneer de verpleegkundige in een noodsituatie moet kiezen tussen het geven van verantwoordelijkheid aan de zorgvrager (ondersteunende houding) of het overnemen van verantwoordelijkheid (directieve houding) [35](#page=35).
* **Verantwoordelijkheid geven aan de zorgvrager (ondersteunende houding):**
* Focust op de interne motivatie van de zorgvrager en diens autonomie en vrijheid [35](#page=35).
* De verpleegkundige neemt een niet-autoritaire, luisterende en begripvolle houding aan [36](#page=36).
* **Nadelen:** Grote risico's, tolereren van geweld, ontstaan van verwaarlozing [35](#page=35).
* **Verantwoordelijkheid overnemen van de zorgvrager (directieve houding):**
* Gericht op de behoefte aan veiligheid en zekerheid van de zorgvrager, waarbij grenzen en structuur extern worden aangeboden [36](#page=36).
* **Nadelen:** Te sterke angst en ongerustheid, overmatige beheersingspogingen, strakke regels die frustraties oproepen [35](#page=35).
De keuze tussen deze houdingen hangt af van de situatie, waarbij het crisisontwikkelingsmodel een leidraad biedt [36](#page=36):
* Bij gevaar voor controleverlies: ondersteunende houding [36](#page=36).
* Bij effectief controleverlies: directieve houding [36](#page=36).
### 2.5 Het crisisontwikkelingsmodel
Het crisisontwikkelingsmodel beschrijft de stadia die een crisis theoretisch kan doorlopen, samen met de bijbehorende attitudes en interventiemogelijkheden van de verpleegkundige. Het model gaat uit van een toenemend gevaar voor controleverlies, waarbij normaal gedrag evolueert naar acting-out. Het is een beschrijvend model dat concrete, gradueel opbouwende fasen onderscheidt en zich goed leent voor evaluatie [36](#page=36) [37](#page=37).
Geweld escalaties zijn vaak voorspelbaar aan de hand van voorafgaande signalen. Het kennen van het "normale" gedrag van een zorgvrager maakt het mogelijk om op eerste signalen van verandering te reageren en preventief te handelen. De betekenis die een zorgvrager geeft aan de non-verbale communicatie van de verpleegkundige is cruciaal, vooral als deze afwijkt van de verbale boodschap [37](#page=37).
Het model onderscheidt de volgende fasen:
#### 2.5.1 Fase 0: normaal gedrag
Dit is de situatie waarin het gedrag van de zorgvrager als normaal wordt beschouwd en geen voorbode is van acting-out. Het omvat het alledaagse gedrag, dat echter kan variëren per individu. Een verandering in het zoekgedrag naar ondersteuning kan een eerste teken zijn van gevaar voor controleverlies. Bij een psychotische zorgvrager kan plotseling reageren op aanspreking wijzen op een dreigende ontremming [38](#page=38).
**Interventiemogelijkheden:**
* Aandacht schenken aan de omgeving en veiligheid waarborgen [38](#page=38).
* Observeren en afstemmen op het individu [38](#page=38).
* Gedragsveranderingen nauwlettend volgen [39](#page=39).
* Omgevingsfactoren en veiligheid verbeteren [39](#page=39).
* Positieve mogelijkheden benutten en gewenst gedrag complimenteren [39](#page=39).
**Houding van de verpleegkundige:**
* Observeren en de vertrouwensband versterken [39](#page=39).
* Gerichte verbale interventie met open communicatie, gebruikmakend van open en halfopen vragen [39](#page=39).
* Neutrale, niet-provocerende kledij [39](#page=39).
* Ontspannen lichaamshouding, beperkt gebruik van handen en oogcontact zonder fixeren [39](#page=39).
* Aanrakingen zoveel mogelijk vermijden [39](#page=39).
* Zachte stem en consistente intonatie aanhouden [39](#page=39).
* Persoonlijke ruimte van anderhalve meter behouden en een schuine positie innemen [39](#page=39).
* Persoonlijke gesprekken vermijden in de kamer van de zorgvrager of het bureau, bij voorkeur in een spreekkamer [40](#page=40).
* Individuele gesprekken vooraf plannen en afspraken nakomen of melden bij afzegging [40](#page=40).
> **Voorbeeld Fase 0:** Kamiel, een bewoner van een woonzorgcentrum, is gewend aan zijn vaste plek en gedraagt zich soms luidruchtig als zijn stoel niet goed staat. Hij is terughoudend bij vreemden en raakt gespannen bij onrust. De verpleegkundige stemt de omgeving op hem af door zijn stoel juist te plaatsen, nieuwe gezichten geleidelijk te introduceren en drukte rondom hem te vermijden. Door korte gesprekjes over zijn interesses merkt de verpleegkundige op of hij geladen wordt, en gebruikt complimenten en invoelende reacties preventief [38](#page=38).
#### 2.5.2 Fase 1: gevaar voor controleverlies
In deze fase vernauwt het realiteitsbeeld van de zorgvrager, wat hen kwetsbaarder maakt voor escalatie door ogenschijnlijk kleine veranderingen. Het realiteitsbeeld is het beeld dat iemand heeft over zichzelf, anderen en de omgeving [40](#page=40).
**Mogelijke uitingsvormen:**
* **Non-verbaal:** Onrust, veranderde gelaatsuitdrukking, spanning in het gezicht, samengeperste lippen, beven, terugtrekken, heftiger reageren, gejaagde stap, ijsberen, versnelde of ingehouden ademhaling [41](#page=41).
* **Verbaal:** Minder zeggen/stil worden, luider of sneller praten, heftiger reageren [41](#page=41).
Dit zijn bescheiden waarschuwingstekens van een verandering van normaal gedrag [41](#page=41).
**Interventiemogelijkheden:**
* Verandering opmerken en het gewijzigde gedrag benoemen [42](#page=42).
* Informatie inwinnen over de betekenis van de nieuwe opstelling [42](#page=42).
* Hulp aanbieden, met toestemming van de zorgvrager [42](#page=42).
* Gedetailleerd beschrijven en registreren van het incident voor analyse [42](#page=42).
**Houding van de verpleegkundige:**
* Ondersteunend zijn, begrip tonen voor de situatie van de zorgvrager [42](#page=42).
* Gerichte verbale interventie met open communicatie, zoeken naar oplossingen [42](#page=42).
* Fysieke interventie is nog niet aan de orde [42](#page=42).
* Regel overschrijdend gedrag benoemen [42](#page=42).
* Correcte houding aannemen, spiegelt de rustige houding van de verpleegkundige [42](#page=42).
* Aanspreken van gelijke hoogte, door erlangs te gaan zitten, wat uitnodigt tot spreken [42](#page=42).
* Oogcontact behouden zonder te staren [42](#page=42).
* Ontspannen houding aannemen, benen niet kruisen, handen niet in de heup of gevouwen [43](#page=43).
* Aanrakingen vermijden, tenzij er een diepe vertrouwensband is [43](#page=43).
* Zachte stem en consistente toonhoogte aanhouden; stemvolume en intonatie mogen iets luider zijn bij het benoemen van regel overschrijdend gedrag, maar keren snel terug naar zacht [43](#page=43).
* Afstand van anderhalve meter behouden [43](#page=43).
* Zo snel mogelijk tijd vrijmaken voor de zorgvrager [43](#page=43).
> **Voorbeeld Fase 1:** Bij Kamiel kan de verpleegkundige de bezoekers elders plaatsen of Kamiel elders rust bieden, bijvoorbeeld met een middagdutje. De verpleegkundige kan benoemen dat Kamiel zich lijkt op te winden en bevestigen dat het goed is dat hij laat zien dat iets hem dwarszit. Afleiding door middel van een gesprek, muziek of een activiteit kan worden ingezet [42](#page=42).
#### 2.5.3 Fase 2: verlies van controle
In deze fase is er weinig tot geen realiteitsbesef meer. Het realiteitsbeeld is zodanig vernauwd dat een escalatie te verwachten is. De zorgvrager is de controle kwijt en zoekt naar grenzen, vaak door de omgeving te betrekken [43](#page=43) [44](#page=44).
**Mogelijke uitingsvormen:**
* **Non-verbaal:** Ontremming, agitatie, dreigend gedrag, suïcidaal of zelfverwondend gedrag (bv. krasvoorwerpen verzamelen) [44](#page=44).
* **Verbaal (geweld):** Roepen, schreeuwen, gillen, dreigen, provoceren, cynisme [44](#page=44).
**Interventiemogelijkheden:**
* **Directief zijn:** De interventies blijven verbaal. Controle overnemen, grenzen stellen op een duidelijke, heldere en concrete manier [44](#page=44).
* Richten op het gedrag, niet op de persoon [44](#page=44).
* Voorstellen naar de toekomst doen in plaats van verwijten naar het verleden [44](#page=44).
* Erkennen van boosheid en verontwaardiging, zonder erin mee te gaan [45](#page=45).
* Vragen naar wat er gebeurd is (feiten), niet naar emoties [45](#page=45).
* Gebruik van korte, eenvoudige en duidelijke zinnen; vermijden van waarom-vragen [45](#page=45).
* Onderhandelen, mits beloftes nagekomen kunnen worden [45](#page=45).
* Alternatieven aanbieden bij frustraties [45](#page=45).
* Omstaanders zoveel mogelijk verwijderen [45](#page=45).
* Minder "ruis" en prikkeling in de omgeving [46](#page=46).
**Houding van de verpleegkundige:**
* Controle nemen door aangeleerde verbale technieken op een directieve wijze [47](#page=47).
* Assertief, duidelijk en sterk zijn in verbale en non-verbale communicatie [47](#page=47).
* Niet roepen tot de orde vanaf een afstand [47](#page=47).
* Zelfverzekerde houding aannemen zonder dominant te worden [47](#page=47).
* De houding moet passen bij de persoonlijke stijl en waar men zich goed bij voelt [47](#page=47).
* Krachtig gebruik van handen, maar zonder uithalende bewegingen naar de zorgvrager [47](#page=47).
* Recht in de ogen kijken bij korte interventies, daarna terugkeren naar eerdere lichaamstaal [47](#page=47).
* Aanrakingen kunnen acting-out veroorzaken [47](#page=47).
* Duidelijke en krachtige taal spreken met een volume dat het stemvolume van de zorgvrager overschrijdt, om terug te keren naar de realiteit. Daarna terugkeren naar een zachte stem [48](#page=48).
* Opletten met spiegelen van toonaarden of houdingen [48](#page=48).
* Afstand van anderhalve tot twee meter behouden [48](#page=48).
> **Voorbeeld Fase 2:** Kamiel schreeuwt naar de verpleegkundige: "Stop! Stop! Of ik zal ze…". De verpleegkundige kan proberen om in verbaal contact te treden door aan te geven dat hij er voor Kamiel is en wil luisteren, maar dat Kamiel moet stoppen met roepen om kalm te kunnen praten. Omgevingsfactoren kunnen veranderd worden en het bezoek kan worden verwijderd. De verpleegkundige spreekt duidelijk en krachtig, bijvoorbeeld: "Kamiel, je bent boos en je schreeuwt. Ik wil rustig met je praten, maar dat kan alleen als je stopt met schreeuwen." [44](#page=44) [45](#page=45).
> **Studietip:** Het crisisontwikkelingsmodel benadrukt dat het gedrag van de zorgvrager bepalend is voor de attitude van de hulpverlener (ondersteunend of directief). Een mismatch in houding kan escalatie veroorzaken. De attitude kan snel wisselen naarmate het gedrag van de zorgvrager evolueert [48](#page=48).
##### 2.5.3.1 Verbale agressie
Verbale agressie kent verschillende vormen (scheldwoorden, bedreigingen, provoceren, generalisaties). Er bestaat geen "wondermiddel", en vaak is het nodig om verschillende technieken te hanteren [49](#page=49).
* **Bedreigingen:** Altijd serieus nemen [49](#page=49).
* **Denigrerende taal en generalisaties:** Helpen de zorgvrager afstand te creëren door het slachtoffer als object te zien. Het is belangrijk dat de zorgvrager de hulpverlener als mens en individu ziet [49](#page=49).
* **Herhalingen:** Wijs op een toename van agressie en vereisen vroegtijdig ingrijpen [49](#page=49).
#### 2.5.4 Fase 3: acting-out of chaos
De zorgvrager is overspoeld door wanhoop of razernij; andere denkprocessen zijn verdwenen. Dit resulteert in destructief, gewelddadig gedrag gericht naar zichzelf, anderen, materiaal of het afdelingsklimaat. Verbale grenzen stellen heeft geen effect meer [49](#page=49) [50](#page=50).
**Interventiemogelijkheden:**
* Interventies zijn hoofdzakelijk non-verbaal [50](#page=50).
* De hulpverlener grijpt in om het destructief gedrag te stoppen [50](#page=50).
* Hand in hand begeleiding, de zorgvrager wegbrengen uit de crisissituatie naar een veilige omgeving [50](#page=50).
* Medicatie toedienen [50](#page=50).
* Onderscheid maken tussen vormen van acting-out (bv. zelfverwondend gedrag vs. intentioneel geweld) [50](#page=50).
* **Criteria voor interventie:** Geïndividualiseerde oplossing, waarborgen van veiligheid voor iedereen, minst restrictieve wijze heeft de voorkeur [50](#page=50).
* Gebruik van een noodoproepsysteem om hulp in te roepen [50](#page=50).
* Verweertechnieken bij fysieke aanvallen [51](#page=51).
* Immobilisatietechnieken [52](#page=52).
* Beroep doen op politiediensten wanneer de dreiging of agressie te groot is [52](#page=52).
> **Tip:** Andrew Mc Donnell pleit ervoor de tijd en energie beter te besteden aan training in basisattitude, crisishantering en evaluatie, in plaats van aan verweertechnieken die in crisissituaties vaak verkeerd worden uitgevoerd [51](#page=51).
#### 2.5.5 Fase 4: ontspanning
Er treedt een terugkeer van het realiteitsbesef op, vaak gepaard gaande met schuldgevoelens [52](#page=52).
**Team interventies:**
* Tijd nemen om tot rust te komen [52](#page=52).
* Iedereen de ruimte geven om te vertellen wat hem/haar geraakt heeft [52](#page=52).
* De situatie evalueren: crisisontwikkeling, moment van ingrijpen, stadia van zorgvrager en verpleegkundige, knelpunten, gebruikte technieken, preventiemogelijkheden, vervolg, leerervaringen [52](#page=52).
**Zorgvrager interventies:**
* Bespreken hoe de situatie is verlopen [53](#page=53).
* Wat kan gedaan worden om een nieuwe escalatie te voorkomen [53](#page=53).
* Het belang van therapietrouw en medicatietrouw benadrukken [53](#page=53).
* Vermijden van schuldinducties [62](#page=62).
* Navragen bij de zorgvrager hoe een escalatie in de toekomst voorkomen kan worden [63](#page=63).
### 2.6 Vermindering van dwang en drang
Binnen fase 3 van het crisisontwikkelingsmodel ligt de focus op het stoppen van destructief geweld. Er is een beweging weg van de "dwang en drang" cultuur (materiële controle middelen zoals afzondering en fixeren) naar een fixatieloos en afzonderingsarm beleid. Dit laatste wordt in Nederland aangeduid met HIC (High en Intensive Care units) [53](#page=53).
#### 2.6.1 Nieuwe tendens in de GGZ: HIC
De HIC streeft naar hoge kwaliteit van zorg en minimale toepassing van gedwongen interventies voor patiënten in een ernstige psychiatrische crisis. De doelstellingen omvatten korte, effectieve behandelingen gericht op symptoomreductie en het bevorderen van eigen regie (herstelondersteunende zorg) [54](#page=54).
Voorwaarden voor een succesvolle HIC zijn:
* Deskundig opgeleid team met sterke communicatieve vaardigheden [54](#page=54).
* Betrekken van een ambulant team, naastbetrokkenen en ervaringsdeskundigen [55](#page=55).
* Een slim gebouwde afdeling met mogelijkheden voor high care, intensive care of extra beveiligde kamers [56](#page=56).
**De verpleegkundige in de HIC:**
* Vereist een proactieve houding, zorgvuldigheid in interactie en investeren in contact [56](#page=56).
* Gebruik van 5-minuten methodiek, oplossingsgericht werken, geweldloze communicatie [56](#page=56).
* Toepassing van specifieke conflicthanteringsmethoden zoals het crisisontwikkelingsmodel en het crisissignaleringsplan [56](#page=56).
* Werken zonder kantoor leidt tot frequenter, directer en laagdrempeliger contact, waardoor vroege signalen sneller worden opgemerkt [57](#page=57).
* Een-op-een begeleiding, eventueel met familie, en rooming-in kunnen effectief zijn [57](#page=57).
* Opschaling naar intensievere zorgruimtes (comfortroom, ICU, EBK) indien nodig [58](#page=58).
* Adequaat de-escaleren met focus op humaniteit, herstel van autonomie, samenwerking en wederzijds vertrouwen [58](#page=58).
### 2.7 Enkele aandachtspunten
#### 2.7.1 Toezicht houden
Zorgvuldig toezicht omvat meer dan regelmatige rondgangen; het vereist vaardigheid in het inschatten van het afdelingsklimaat en het doorzien van kleine nuances in sfeer en gedrag. Zowel te luide als te stille sferen kunnen duiden op escalatie. Het onderkennen van beginnende problemen kan escalatie voorkomen [59](#page=59).
**Mogelijke antecedenten voor geweld:**
* Toenemende onrust, lichamelijke spanning, motorische onrust, overdreven prikkelbaarheid [59](#page=59).
* Luider spreken, gestoorde motoriek [59](#page=59).
* Gespannen en boze mimiek, ontevredenheid [59](#page=59).
* Contact weigeren, terugtrekking [59](#page=59).
* Onduidelijke denkprocessen, beperkte concentratie [59](#page=59).
* Wanen of hallucinaties met een gewelddadig karakter [60](#page=60).
* Verbale of non-verbale bedreigingen [60](#page=60).
* Voortekenen herkenbaar uit vorige incidenten [60](#page=60).
* Agressieve of gewelddadige gevoelens verwoord door zorgvragers, of gerapporteerd door hulpverleners [60](#page=60).
#### 2.7.2 Alert zijn voor risicopatiënten
Factoren die het risico op agressie verhogen zijn:
* Voorgeschiedenis met geweld [60](#page=60).
* Jonge leeftijd, mannelijk geslacht [60](#page=60).
* Gerapporteerde dreigingen met geweld [60](#page=60).
* Associatie met een geweldgevoelige subcultuur [60](#page=60).
* Alcohol- of middelenmisbruik [60](#page=60).
* Actieve symptomen van schizofrenie of manie, vooral bij gerichte wanen/hallucinaties, preoccupatie met geweld, beïnvloedingswanen, agitatie, vijandigheid of achterdocht [60](#page=60).
* Gebrek aan medewerking met de behandeling [60](#page=60).
* Antisociale, explosieve of impulsieve persoonlijkheidskenmerken [60](#page=60).
* Omvang van sociale ondersteuning [61](#page=61).
* Onmiddellijke beschikbaarheid van een wapen [61](#page=61).
* Relatie tot het potentiële slachtoffer [61](#page=61).
#### 2.7.3 Kenmerken van een rustgevende en veilige omgeving
Afdelingen moeten comfort, veiligheid, privacy en huiselijkheid bieden [61](#page=61).
**Rustgevende kenmerken:**
* Propere en uitnodigende ruimtes [61](#page=61).
* Voldoende onthaalruimtes, inclusief voor zorgvragers onder politiebegeleiding [61](#page=61).
* Natuurlijk licht en frisse lucht [61](#page=61).
* Vermijden van drukte en hinderlijk geluid [61](#page=61).
* Voldoende ruimtelijk inzicht [61](#page=61).
* Voorzieningen voor rookruimtes en rookvrije ruimtes [61](#page=61).
* Een veilige "time-out" ruimte [61](#page=61).
* Veilige en toegankelijke persoonlijke bezittingen [61](#page=61).
* Veilige ruimtes voor activiteiten, zowel binnen als buiten [61](#page=61).
* Privéruimtes en kamers, met verzekerde privacy in sanitaire ruimten [61](#page=61).
* Personeel beschikt ook over privéruimtes [61](#page=61).
* Aangepaste omgevingstemperatuur en verluchting [61](#page=61).
* Voorzieningen voor individuele contacten (gesprekken, telefoongesprekken, ontmoetingsruimten) [61](#page=61).
#### 2.7.4 Medicatiebeleid ingepast in het crisisontwikkelingsmodel
* **Fase 0 (normaal gedrag):** Behandelend geneesheer kan orale medicatie voorstellen op basis van observatie en klinische indrukken. Maximale informatie en psycho-educatie zijn cruciaal voor therapietrouw [62](#page=62).
* **Fase 1 (gevaar voor controleverlies):** Orale medicatie kan worden ingesteld of aangepast, met onderhandeling met de zorgvrager en omgeving [62](#page=62).
* **Fase 2 (verlies van controle):** Instelling of aanpassing van orale medicatie kan noodzakelijk zijn om erger te voorkomen. De beslissing van de geneesheer is directief en minder een alternatieve keuze [62](#page=62).
* **Fase 3 (acting-out of chaos):** Bij gebrek aan andere medicamenteuze alternatieven en groot gevaar kan IM-injectie onder dwang overwogen worden. Dit is een ingrijpende ervaring die de vertrouwensrelatie en therapietrouw ernstig kan benadelen [62](#page=62).
* **Fase 4 (ontspanning):** Tijd en aandacht besteden aan evaluatie en bespreking met alle partijen. Voor de zorgvrager kan dit leiden tot beter begrip van medicatie en verhoogde therapietrouw; voor hulpverleners tot snellere instelling/aanpassing van medicatie en betere opvolging om ingrijpende maatregelen te voorkomen [63](#page=63).
---
# Psychotrauma bij verpleegkundigen en verwerking
Hier is een gedetailleerde samenvatting over "Psychotrauma bij verpleegkundigen en verwerking", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud, gericht op een studiehandleiding voor examens.
## 3. Psychotrauma bij verpleegkundigen en verwerking
Dit onderwerp behandelt de impact van ingrijpende gebeurtenissen op verpleegkundigen, de definitie en kenmerken van psychotrauma, risico- en beschermende factoren, en strategieën voor zelfhulp en professionele opvang.
### 3.1 Inleiding
Verpleegkundigen komen door de aard van hun beroep intensief in contact met lijden, aftakeling en dood, wat hen een verhoogd risico geeft op het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen. Een aanzienlijk percentage van de zorgprofessionals ontwikkelt mogelijk een Posttraumatische Stress-stoornis (PTSS). Hoewel getraind om hulp te verlenen, staan verpleegkundigen niet altijd stil bij de emotionele impact die deze gebeurtenissen op henzelf hebben. Gebrek aan specifieke opleiding rond het omgaan met traumatische situaties en cliënten kan hierbij een rol spelen, terwijl goede training in agressiehantering positief kan bijdragen aan het voorkomen van PTSS. Gevoelens als woede, pijn, verdriet, angst en schuld zijn normaal, zeker gezien de emotionele belasting die verpleegkundigen ervaren [64](#page=64).
### 3.2 Casussen
De verstrekte casussen illustreren de impact van traumatische gebeurtenissen op verpleegkundigen en hun omgang hiermee.
* **Casus 1:** Een recent afgestudeerde verpleegkundige op de intensive care-afdeling krijgt te maken met de dood van een patiënt na een reeks complicaties. Zij voelt zich persoonlijk verantwoordelijk en onderdrukt de gebeurtenis jarenlang, wat leidt tot symptomen van verstijving, nachtmerries en vermijdingsgedrag in crisissituaties. Pas later, na een periode van gevoeligheid voor oude trauma's, begint zij de emoties rond schuld en woede te erkennen en de gebeurtenis te verwerken [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Casus 2:** Een verpleegkundige in een woonzorgcentrum wordt geconfronteerd met de zelfmoord van een bewoonster. De gebeurtenis leidt tot langdurige angst, schrikachtigheid, vermijdingsgedrag in de douche en nachtmerries. Ondanks de pogingen van de omgeving, blijft de angst aanwezig en de verwerking duurt lang [66](#page=66) [67](#page=67).
* **Casus 3:** Een beginnende verpleegkundige in een psychiatrisch ziekenhuis ervaart een bedreigende situatie waarbij een patiënt haar probeert te wurgen. Na de gebeurtenis belandt ze in langdurig ziekteverlof, kampt met slaapproblemen, nachtmerries en het gevoel te hebben gefaald. Het duurt aanzienlijk lang voordat ze de gebeurtenis kan integreren en weer kan functioneren [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
### 3.3 Ingrijpende gebeurtenissen en psychotrauma
#### 3.3.1 Veelvoorkomend verschijnsel
Ambulanceverpleegkundigen lopen een verhoogd risico op het meemaken van aangrijpende gebeurtenissen, zoals verkeersongevallen, verbrandingen en geweld, waarbij de betrokkenheid van kinderen een extra impact heeft. Psychiatrische verpleegkundigen worden vaker geconfronteerd met agressie, wat hun gevoel van veiligheid verstoort. Zelfmoordpogingen en zelfmoorden komen frequent voor in de psychiatrie, en de dreiging ervan is zeer stresserend, mede door de intense band die verpleegkundigen met hun zorgvragers kunnen hebben. Verpleegkundigen op andere afdelingen, in verpleegtehuizen of thuiszorg, worden eveneens geconfronteerd met menselijk drama, waarbij empathie kan leiden tot eigen emotionele pijn. Seksuele intimiteiten vormen eveneens een probleem, met een aanzienlijk percentage verpleegkundigen dat hiermee te maken krijgt [70](#page=70) [71](#page=71).
#### 3.4 Definitie psychotrauma
Een psychotrauma kan worden omschreven als een gebeurtenis die buiten het patroon van gebruikelijke menselijke ervaringen valt en die bij vrijwel iedereen duidelijk leed zou veroorzaken. Het is een gebeurtenis die zo verschrikkelijk is dat de betrokkene de emotionele impact nauwelijks aankan, waardoor hij of zij emotioneel verwond wordt (vanuit het Griekse 'trauma' = wonde). De meerderheid van de verpleegkundigen die schokkende gebeurtenissen meemaakt, loopt geen psychotrauma op, maar wanneer de reacties langer dan enkele weken aanhouden, spreekt men van een "Posttraumatische stress-stoornis" (PTSS). Psychotrauma en PTSS hebben vergelijkbare symptomen, waarbij de duur van de klachten het onderscheid maakt [71](#page=71) [72](#page=72).
##### 3.4.1 De drie hoofdkenmerken
De belangrijkste kenmerken van psychotrauma zijn:
1. **Herbeleving reacties:** De gebeurtenis wordt telkens weer als reëel ervaren, wat zich uit in terugkerende, levendige herinneringen, vaak gepaard gaand met intense gevoelens van schuld, angst, onmacht of agressie. Dit kan ook leiden tot nachtmerries of overstuur raken bij het zien van gelijkaardige situaties [72](#page=72).
2. **Ontkenning:** Dit omvat het niet kunnen of willen voelen van de bijbehorende gevoelens, het vermijden van gedachten aan het incident, en het ontlopen van situaties die eraan herinneren. Dit kan zich uiten in ziekteverzuim, verdovend gedrag (roken, drinken), of zich storten op activiteiten. Geheugenverlies van feiten en een gevoel van vervreemding van eigen gevoelens kunnen optreden [72](#page=72).
3. **Verhoogde waakzaamheid:** Een staat van continue verhoogde alertheid kenmerkt zich door schrikachtigheid bij voorheen onbeduidende gebeurtenissen, concentratieproblemen voor normale bezigheden, een verhoogd risico op fouten, en prikkelbaarheid, wat kan leiden tot plotselinge uitbarstingen. Dit kan zich ook uiten in piekeren en slapeloosheid 's nachts [72](#page=72).
Het meest opvallende kenmerk van psychotrauma is de afwisseling tussen herbeleving en ontkenning, waarbij de getroffene tussen deze twee uitersten wordt heen en weer geslingerd. Herkenning van psychotrauma kan plaatsvinden door te letten op het feit dat iemand "anders" is dan voorheen [72](#page=72) [73](#page=73).
##### 3.4.2 Risicofactoren
Risicofactoren voor het ontwikkelen van een psychotrauma kunnen worden onderverdeeld in kwetsbaarheidsfactoren en beschermende factoren.
###### 3.4.2.1 Kwetsbaarheid factoren
* **Duur en intensiteit van het incident:** Langdurige of zeer intense blootstelling aan traumatische gebeurtenissen vergroot het risico [73](#page=73).
* **Persoonlijkheid van de verpleegkundige:** Een reeds bestaande kwetsbare persoonlijkheid, gevormd door genetische, psychische en sociale factoren (zoals seksueel misbruik in het verleden, introversie, angstigheid), maakt iemand vatbaarder. Verpleegkundigen die onder grote druk staan ten tijde van het incident (bv. door scheiding, miskraam, ouderschap) zijn ook kwetsbaarder [73](#page=73).
* **Onvoorspelbaarheid van het incident:** Situaties die niet te voorzien of voor te bereiden zijn, laten diepere wonden achter [73](#page=73).
* **Geringe controleerbaarheid of het niet kunnen ingrijpen:** Situaties waarin de verpleegkundige machteloos is en niet kan handelen, zoals bij grote rampen, verhogen het risico [73](#page=73).
* **Sterke identificatie met het slachtoffer:** Verpleegkundigen die zich sterk identificeren met slachtoffers, zeker van hun eigen leeftijd of met een vergelijkbare achtergrond, worden dieper geraakt. Het lijden en sterven van kinderen is hierbij bijzonder bedreigend [73](#page=73).
* **Uitblijven van sociale steun:** Gebrek aan steun kan diverse oorzaken hebben, waaronder de neiging om ellende te vermijden, onwetendheid over hoe te reageren, het gevoel niet de aangewezen persoon te zijn, of angst om zelf overweldigd te worden door emoties [73](#page=73).
###### 3.4.2.2 Beschermende factoren
* **Voorspelbaarheid:** Kennis over mogelijke uitkomsten kan helpen [73](#page=73).
* **Controleerbaarheid:** Het gevoel van controle over een situatie is beschermend [73](#page=73).
* **Coping stijl:** De manier waarop iemand met emoties omgaat, is belangrijk. Een **actieve stijl** (situatie naar hand zetten, oplossingen zoeken, confrontatie aangaan) is over het algemeen gunstiger voor de lange termijn dan een **passieve stijl** (emotionele reactie, vermijding, klagen). Een subtiele mix van beide is ideaal voor lange termijn verwerking [73](#page=73).
* **Sociale steun:** Adequate ondersteuning vanuit de omgeving is cruciaal [73](#page=73).
### 3.5 Verwerking: zelfhulp en opvang
Het verwerken van een psychotrauma is een intensief proces dat tijd en inspanning kost, waarbij de confrontatie met pijnlijke gevoelens noodzakelijk is. Ontkenning dient als een buffer om te herstellen van de directe kwelling, terwijl herbeleving de emoties activeert. De duur van de klachten en het vermogen om te herstellen zijn afhankelijk van de manier waarop de verwerking plaatsvindt. Het aanpakken van de gebeurtenis helpt bij het opbouwen van een nieuw wereldbeeld en het bijstellen van zekerheden, rechtvaardigheid en vertrouwen [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 3.5.1 Verwerkingsstrategieën
De hoofddoelen van het verwerkingsproces zijn het zoeken naar betekenis en het hervinden van controle. Vier strategieën helpen hierbij [76](#page=76):
1. **Zoeken naar een verklaring:** Naast emotionele verwerking is het belangrijk om antwoorden te vinden op vragen als "Wat is er gebeurd?", "Waarom?", en "Waarom ik?". Het vinden van een verklaring, zelfs door iemand de schuld te geven (initieel zichzelf, later eventueel anderen), biedt een vorm van controle. Uiteindelijk is het doel om de gebeurtenis in een realistisch perspectief te zien en te accepteren dat fouten gemaakt kunnen worden [76](#page=76).
2. **Het vertellen van een verhaal:** Het expliciet vertellen van het verhaal is de belangrijkste strategie om de herhalingsreacties te doorbreken en controle terug te krijgen over de ongevraagde beelden en emoties. Door het verhaal herhaaldelijk te vertellen, ontstaat structuur en orde, komen herinneringen terug, en krijgen emoties woorden. Dit stelt de persoon in staat de gebeurtenis een plaats te geven. Voor degenen die moeite hebben met praten, kan het opschrijven van het verhaal een alternatief zijn [76](#page=76) [77](#page=77).
3. **Vergelijken met anderen:** Aanvankelijk vergelijken getraumatiseerde personen zich met degenen die het beter hebben gedaan. Na verloop van tijd kan het perspectief verschuiven naar het vergelijken met mensen die het slechter hebben getroffen, wat de eigenwaarde kan verhogen. Lotgenotencontact, waarbij ervaringen worden uitgewisseld, kan troost bieden door te ontdekken dat anderen in soortgelijke omstandigheden ook moeilijkheden hebben ondervonden [77](#page=77).
4. **Positieve interpretatie:** Mensen die schokkende gebeurtenissen overwinnen, ervaren vaak dat ze er sterker uit zijn gekomen en er veel van hebben geleerd. Dit kan leiden tot een vergroot inzicht in zichzelf en anderen, een betere onderscheiding van hoofdzaken en bijzaak, en een helderder beeld van wat werkelijk belangrijk is in het leven [77](#page=77).
#### 3.5.2 Tips voor zelfhulp
De volgende tips bieden praktische handvatten voor verpleegkundigen die met ingrijpende gebeurtenissen te maken krijgen:
* Erken de gebeurtenis en gun jezelf tijd voor herstel.
* Wissel confrontatie af met ontspanning en routineactiviteiten.
* Uit gevoelens, deel ze met partner, kinderen en collega's.
* Praat regelmatig over de ervaring, zowel met anderen als in gedachten.
* Wees kwetsbaar en accepteer steun, vooral van lotgenoten.
* Accepteer dat herinneringen en emoties nog enige tijd zullen aanhouden.
* Bezig zijn kan verlichtend werken, maar vermijd overactiviteit.
* Neem voldoende tijd voor rust, slaap en sociale contacten.
* Communiceer openlijk over behoeften met familie, vrienden en collega's.
* Probeer, na de initiële hevige emoties, een zo normaal mogelijk leven te leiden en vermijd langdurig thuisblijven.
* Schrijf gevoelens op of kies een andere creatieve uitingsvorm.
* Wees voorbereid op wisselende reacties vanuit de omgeving.
* Besef dat overweldigende gevoelens na verloop van tijd zullen verminderen.
* Erken dat een incident eerdere verliezen kan activeren.
* Vermijd het nemen van belangrijke beslissingen in de acute fase.
* Neem initiatief om steun te zoeken als deze onvoldoende wordt geboden.
* Gebrek aan reactie betekent niet per se gebrek aan belangstelling; veel mensen weten niet hoe ze moeten helpen.
* Vergeving (door jezelf en anderen) is een essentieel onderdeel van genezing.
* Wees voorzichtig met slaapmedicatie, antidepressiva en kalmeermiddelen vanwege het risico op afhankelijkheid [78](#page=78) [79](#page=79).
**Lijst voor professionele hulp:**
Professionele hulp is aangewezen wanneer:
* Intense gevoelens of lichamelijke reacties (chronische spanning, verwardheid, uitputting, langdurige lichamelijke symptomen) niet hanteerbaar zijn.
* Na een maand nog steeds verdoofdheid en leegte aanwezig zijn, en actieve inspanning nodig is om niets te voelen.
* Nachtmerries en slecht slapen aanhouden.
* Er niemand is met wie gevoelens gedeeld kunnen worden, terwijl dit wel nodig is.
* Relaties onder druk komen te staan of er actuele problemen ontstaan (werk/privé).
* Er een obsessie is met de vrees voor herhaling.
* Er buitenproportioneel heftig wordt gereageerd op gebeurtenissen.
* Na een jaar nog steeds niet normaal functioneren en geen verbetering optreedt.
* Buitengewone prikkelbaarheid aanhoudt.
* Schuldgevoelens, angst, haat- of wraakgevoelens na verloop van tijd niet verminderen.
* De omgeving aangeeft dat iemand sterk is veranderd (cynisme, teruggetrokkenheid, negativiteit).
* Na een maand nog steeds geen genot ervaren kan worden.
* Blijvende paniekaanvallen optreden na het incident [79](#page=79).
#### 3.5.3 Tips voor de naaste omgeving
De naaste omgeving speelt een cruciale rol in de opvang. Mensen weten vaak niet hoe ze met andermans verdriet om moeten gaan, en veel "troostende" uitspraken blijken niet helpend te zijn [80](#page=80).
**Lijst met tips om iemand te helpen:**
* Blijf contact houden en beschikbaar, zelfs bij afwijzende reacties.
* Focus op het heden en verleden, niet onmiddellijk op de toekomst.
* Blijf dicht bij je eigen gevoelens in je reacties.
* Sta de ander toe te huilen; dit werkt helend.
* Raak de ander aan; aanraking kan veel betekenen waar woorden tekortschieten.
* Praat in het begin niet te veel; laat de ander aan het woord en stel open vragen.
* Vat regelmatig samen wat je de getroffene hoort zeggen om begrip te tonen.
* Wees aanwezig op de achtergrond; gezelschap is vaak belangrijker dan veel praten.
* Wees voorzichtig met grapjes.
* Moedig herstel niet aan, maar veroordeel ook geen gevoelens (zoals agressie of schuld).
* Behandel de getroffene als een normaal mens; vermijd overmatige ernst of bezorgdheid.
* Vermijd bevoogdende uitspraken ("Je zult je wel... voelen").
* Als je niet weet wat te zeggen, geef dat dan aan ("Ik heb erg met je te doen... maar ik weet niet wat").
* Grijp het verhaal van de getroffene niet aan om over eigen ervaringen te vertellen; houd de focus op de ander.
* Doe iets voor de getroffene (kaartje, bloemetje); het gebaar telt.
* Wees geduldig; de behoefte om hetzelfde verhaal te herhalen kan lang aanhouden.
* Betrek de getroffene bij gezamenlijke activiteiten, oefen zachte druk uit als nodig.
* Geef geen adviezen of goedkope raad ("probeer goed te slapen").
* Vermijd clichés ("Je bent niet de enige," "het hoort erbij").
* Helpende reacties zijn bijvoorbeeld: "vertel eens hoe je je voelt," "huil maar goed door," "je bent erg sterk" [81](#page=81) [82](#page=82).
#### 3.6 Opvang in een ziekenhuis
In veel ziekenhuizen is de opvang voor personeel na schokkende gebeurtenissen beperkt. Dit komt deels door de opvatting dat verpleegkundigen zelfredzaam zijn, en deels door het misverstand dat ze bestand zijn tegen dergelijke gebeurtenissen. Echter, een goed personeelsbeleid zou moeten voorzien in adequate opvang om personeelsverlies te voorkomen. Een procedure voor slachtofferhulp, indien nodig opgestart door een collega omdat de getraumatiseerde zelf de situatie vaak minimaliseert, kan de verpleegkundige opvangen, de situatie evalueren, en de werking van de afdeling waarborgen. Hoe sneller hulp wordt geboden, hoe beter het herstelverloop zal zijn. Verwerkingsstrategieën zijn hierbij ook van toepassing [82](#page=82) [83](#page=83).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Overdracht | Het onbewust overbrengen van gedachten, gevoelens, gedragingen en houdingen die iemand (cliënt) heeft ten opzichte van een actuele persoon (bv. de verpleegkundige), die niet overeenkomen met de realiteit van die persoon, maar een herhaling zijn van reacties op belangrijke figuren uit het verleden. |
| Tegenoverdracht | De (onbewuste) emotionele reactie of gevoelens die de hulpverlener (verpleegkundige) ontwikkelt ten opzichte van de zorgvrager, vaak als reactie op de overdracht van de zorgvrager, en die mede beïnvloed wordt door eigen onverwerkte vroegkinderlijke ervaringen. |
| Es | Volgens de psychoanalytische theorie van Freud, het instinctieve deel van de persoonlijkheid dat gericht is op onmiddellijke bevrediging, zoals levens- (Eros) en doodsinstincten (Thanatos). Het Es bevat oergevoelens en is het reservoir voor (tegen)overdracht. |
| Uber-Ich | Volgens de psychoanalytische theorie van Freud, het deel van de persoonlijkheid dat de normen, waarden en het geweten vertegenwoordigt, ontwikkeld onder invloed van opvoeders en omgeving. Het Uber-Ich is gericht op uitstel en bevat het ik-ideaal en het normatief weten. |
| Ich | Volgens de psychoanalytische theorie van Freud, het bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid dat bemiddelt tussen het Es en het Uber-Ich, de omgeving waarneemt, handelt en gedrag presenteert aan anderen. Het Ich toetst aan de realiteit en zorgt voor censuur van onbewuste gevoelens. |
| Psychotrauma | Een gebeurtenis die buiten de normale menselijke ervaring valt en die bij vrijwel iedereen duidelijk leed veroorzaakt, waardoor de betrokkene emotioneel gewond raakt en de gebeurtenis moeilijk kan verwerken. |
| Posttraumatische stress-stoornis (PTSS) | Een psychische aandoening die kan ontstaan na een traumatische gebeurtenis, waarbij de symptomen van psychotrauma langer dan enkele weken aanhouden en het dagelijks functioneren ernstig belemmeren. |
| Crisisontwikkelingsmodel | Een model dat de ontwikkeling van een crisissituatie beschrijft in graduele fasen, van normaal gedrag tot acting-out en ontspanning, met bijbehorende uitingsvormen en aanbevolen interventies voor de verpleegkundige. |
| Acting-out | Een fase binnen het crisisontwikkelingsmodel waarin de zorgvrager destructief en gewelddadig gedrag vertoont, gericht op zichzelf, anderen of materiaal, waarbij verbale grenzen geen effect meer hebben. |
| Dwang en drang | Maatregelen die worden toegepast om een zorgvrager te controleren en veilig te houden in een crisissituatie, zoals afzondering en fixatie. Er is een beweging naar een fixatieloos en afzonderingsarm beleid in de GGZ. |
| HIC (High Intensive Care) | Een behandelunit binnen de GGZ die intensieve klinische zorg biedt aan patiënten met een ernstige psychiatrische crisis, met als doel hoge kwaliteit van zorg en minimale toepassing van gedwongen interventies. |
| Verwerkingsstrategieën | Methoden die mensen gebruiken om een psychotrauma te verwerken, waaronder het zoeken naar een verklaring, het vertellen van het verhaal, vergelijken met anderen en positieve interpretatie. |
| Zelfhulp | Praktische tips en strategieën die individuen kunnen toepassen om met een ingrijpende gebeurtenis om te gaan en psychisch welzijn te behouden na een traumatische ervaring. |
| Professionele hulp | Hulp die ingeroepen kan worden wanneer zelfhulp ontoereikend is, zoals therapie, begeleiding door specialisten of ondersteuning van het behandelteam, bij aanhoudende psychische klachten na een traumatische gebeurtenis. |