Cover
Comença ara de franc CARDIOLOGIE.docx
Summary
# Studiegids: Cardiologie - Van Anamnese tot Behandeling
Dit studiegids synthetiseert de belangrijkste concepten uit de cardiologie, met een focus op diagnostiek, pathofysiologie, preventie en behandeling van cardiovasculaire aandoeningen.
## Hoofdstuk 1 – Anamnese en Klinisch Onderzoek
Een grondige anamnese vormt de basis van de cardiologische diagnostiek.
### De anamnese
#### Motief voor consultatie
De reden waarom een patiënt medische hulp zoekt, kan variëren van specifieke klachten tot algemene zorgen.
* **Hoest**:
* **Prikkelhoest**: Kan wijzen op longoedeem of hartfalen.
* **Sputaproductie**: Beschrijving van het sputum (hoeveelheid, kleur, consistentie) kan diagnostische aanwijzingen geven.
* **Hartkloppingen**: Onderscheid maken tussen een regelmatig en onregelmatig ritme is cruciaal; onregelmatigheden kunnen duiden op voorkamerfibrillatie.
* **Kortademigheid (Dyspneu)**:
* **Dyspneu**: Onaangename kortademigheid bij activiteiten die normaal gesproken geen kortademigheid veroorzaken.
* **Orthopneu**: Kortademigheid die toeneemt in liggende positie.
* **Paroxismale nachtelijke dyspneu (PND)**: Een plotselinge, ernstige kortademigheid die patiënten ’s nachts uit hun slaap wekt, vaak een teken van longoedeem.
* **Oedemen**: Zwelling, meestal in de benen of enkels, door vochtophoping als gevolg van verminderde hartfunctie.
* **Thoracale pijn**: De aard (stekend, drukkend) is belangrijk. Vage pijnklachten vereisen een grondige anamnese vanwege de vele mogelijke onderliggende oorzaken.
* **Syncope**: Plotseling bewustzijnsverlies, onderscheiden van epileptische aanvallen. Het onderscheid tussen een plotselinge en progressieve oorzaak is van belang.
* **Claudicatio intermittens**: Pijnlijke, krampachtige sensatie in de kuiten en dijen tijdens inspanning (étalagebenen), veroorzaakt door vernauwde slagaders in de benen.
#### Voorgeschiedenis
De medische geschiedenis van de patiënt is essentieel.
* **Cardiovasculair (CV) risicoprofiel**: Dit omvat risicofactoren die 90% van alle cardiovasculaire incidenten bepalen, zoals:
* Diabetes (type I en II)
* Hypertensie (met gebruikte medicatie)
* Hypercholesterolemie
* Nicotinegebruik
* Obesitas
* Stress (acuut of chronisch)
* **Familiale anamnese**: Cardiovasculaire incidenten (infarct, hypertensie) bij familieleden, met name bij mannen vóór 50 jaar en bij vrouwen vóór 60 jaar, verhogen het risico aanzienlijk.
* **Beroepsanamnese**: Beroepsgerelateerde stress of blootstelling aan schadelijke stoffen kan relevant zijn.
#### NYHA (New York Heart Association) classificatie
Deze classificatie beschrijft de functionele status van patiënten met hartfalen:
* **NYHA Klasse I**: Geen beperking in dagelijkse activiteiten; geen symptomen bij normale fysieke inspanning.
* **NYHA Klasse II**: Milde beperking van inspanningscapaciteit; milde symptomen (dyspneu, vermoeidheid, hartkloppingen) bij gewone inspanning.
* **NYHA Klasse III**: Sterke beperking van inspanningscapaciteit; klachten bij geringe inspanning (bv. één trap oplopen).
* **NYHA Klasse IV**: Klachten in rust, met toename bij de minste inspanning; grotendeels bed- of zetelgebonden.
#### Systeemanamnese
Dit onderdeel van de anamnese helpt om de aandoening in een bredere context te plaatsen en bijkomende problemen te detecteren:
* **Doel 1**: Aandoening kaderen binnen de bredere context (bv. hypertensie met renale problemen en verhoogd atheromatose risico).
* **Doel 2**: Bijkomende aandoeningen inschatten.
* **Doel 3**: Contra-indicaties voor behandelingen detecteren (bv. bètablokkers bij astma).
* **Doel 4**: Risico op bijwerkingen inschatten (bv. valrisico en bloedingsneiging bij anticoagulantia).
### Klinisch onderzoek
#### Ademhaling
* **Normaal**: Frequentie van 12-18 ademhalingen per minuut.
* **Bradypnoe**: Frequentie < 8 ademhalingen per minuut.
* **Cheyne-Stokes ademhaling**: Periodieke ademhaling met een crescendo-decrescendo patroon, vaak een teken van ernstig hartfalen.
* **Tachypnoe**: Frequentie > 20 ademhalingen per minuut, indicatief voor hypoxie, longoedeem, etc.
* **Verlengd experium**: Verlengde uitademing, kan duiden op obstructieve longaandoeningen zoals COPD of astma.
#### Auscultatie: hart
Een gestructureerde aanpak is cruciaal:
1. **Beoordelen van hartritme en harttonen**:
* Normaal: Twee tonen (S1 door sluiten AV-kleppen, S2 door sluiten aortaklep en pulmonalisklep).
* Abnormaal: Meer of minder dan twee tonen, wat kan duiden op klepproblemen (bv. pulmonale hypertensie).
2. **Beoordelen van hartgeruis**:
* **Systolisch geruis**: Tussen S1 en S2. Vaak door aortaklepstenose of mitralisklepinsufficiëntie.
* **Diastolisch geruis**: Tussen S2 en S1. Meestal pathologisch.
* **Lokalisatie**: Waar het geruis het best hoorbaar is, helpt bij het specificeren van de klepafwijking.
* **Intensiteit**: Geschaald van 1/6 tot 6/6.
* **Derde toon (S3)**: Kan wijzen op hartfalen en verhoogde vullingsdrukken.
#### Bloeddrukmeting
* **Methode**: Gebruik van een C1-gemarkeerd toestel of klassieke manchet.
* **Palpatoire meting**: Meet enkel de systolische bloeddruk.
* **Auscultatoire meting**:
* Manchet op de bovenarm, op hartniveau. Arm moet rusten.
* Manchet oppompen tot boven systolische druk.
* Langzaam leeglaten tot horen van eerste toon (systolische druk, Ps) en laatste toon (diastolische druk, Pd).
* Bij kinderen, zwangeren, ouderen: "muffling" (fase 4) is Pd.
* **Belangrijk**: Drie metingen verspreid over 5 minuten. Bij eerste meting bilateraal meten.
#### Hartfrequentie
* **Regelmatige pols**: Frequentie = (aantal slagen / 15s) \* 4.
* **Onregelmatige pols**: Frequentie = aantal slagen / 60s.
* **Polsdeficiet**: Verschil tussen hartfrequentie en polsfrequentie, vaak bij voorkamerfibrillatie.
#### Inspectie: Vena jugularis (V. jugularis)
* **Doel**: Inschatten van de centrale veneuze druk (CVD) als maat voor overvulling.
* **Methode**: Patiënt in liggende positie (30°, 60°, 90°).
* **Bevinding**: Meer dan halve vulling van V. jugularis wijst op verhoogde CVD en overvulling.
#### Inspectie: Huid en Extremiteiten
* Inspectie van de huid kan wijzen op cyanose, icterus, of tekenen van lipidenneerslag (xanthelasma, xanthoma).
* Extremiteiten: Beurding van kleur, temperatuur, en tekenen van perifeer vaatlijden.
#### Palpatie: Arteriële pulsaties
Beoordeling van:
* **Ritme**: Regelmatig of onregelmatig (polsdeficiet).
* **Hartfrequentie**: Zoals eerder beschreven.
* **Amplitude en kenmerken**:
* **Normaal**: 30-40 mmHg druk.
* **Zwakke pols**: Hartfalen, hypovolemie, aortaklepstenose (AS).
* **Vinnige pols**: Koorts, anemie, hyperthyreoïdie, aortaklepinsufficiëntie (AR).
* **Pulsus paradoxus**: Daling van systolische bloeddruk >10 mmHg bij inspiratie (bv. bij pericardtamponnade, COPD).
#### Meting: Enkel-arm index (EAI)
* **Doel**: Inschatten van perifeer vaatlijden (atheromatose).
* **Methode**: Vergelijking van de bloeddruk in de arm en het been.
* **Waarden**:
* Normaal: >0,95
* Mild: 0,8-0,95
* Matig: 0,5-0,79
* Ernstig: <0,5 (bv. kritieke ledemaatischemie).
#### Palpatie: Ictus cordis
* **Locatie**: 4e of 5e intercostaalruimte links, medioclaviculair.
* **Doel**: Kan de ligging van de mitralisklep inschatten, maar de sensitiviteit en specificiteit zijn beperkt.
* **Verandering**: Verplaatsing naar onder (linker ventrikelhypertrofie), naar lateraal (linker ventrikel dilatatie).
#### Overige
* **Abdominaal onderzoek**: Pijn in de leverregio kan duiden op rechterhartfalen.
* **Lengte en gewicht**: BMI bepaling.
* **Longauscultatie**: Kan tekenen van longoedeem of pulmonale hypertensie detecteren.
## Hoofdstuk 2 – Onderzoekstechnieken
### Overzicht gebruikte onderzoekstechnieken
De diagnostiek van cardiovasculaire aandoeningen maakt gebruik van een breed scala aan functionele en beeldvormende technieken.
#### Functionele onderzoeken
* **Electrocardiogram (ECG)**: Registreert de elektrische activiteit van het hart.
* **Mijlpalen**: P-golf (atriale depolarisatie), QRS-complex (ventriculaire depolarisatie), T-golf (ventriculaire repolarisatie).
* **Intervalen**: PR-interval (AV-geleiding), QRS-duur (ventriculaire depolarisatie), QT-interval (ventriculaire depolarisatie en repolarisatie).
* **12-afleidingen ECG**: In verticaal (I, II, III, aVR, aVL, aVF) en horizontaal vlak (V1-V6) voor een uitgebreid beeld van de elektrische activiteit.
* **Assen**: Bepaling van de elektrische as van het hart.
* **Ambulante ECG registratie**: Holterregistratie (24u of langer), event recorders, of geïmplanteerde looprecorders voor het vastleggen van ritmestoornissen over langere perioden.
* **Inspanningsproef**: Beoordeling van de cardiale respons op gecontroleerde inspanning, nuttig voor detectie van ischemie of ritmestoornissen bij patiënten met een intermediair risico.
* **Ambulante bloeddrukregistratie**: 24-uurs meting voor een accurate beoordeling van de bloeddruk overdag en ’s nachts.
* **TILT T-testing**: Onderzoek naar neurocardiogene syncope door de patiënt op een kanteltafel te plaatsen en de cardiovasculaire respons te observeren.
#### Beeldvorming
* **RX Thorax**: Minder informatief voor specifieke hartdiagnostiek, maar nuttig voor algemene beoordeling van hartgrootte, overvulling en andere thoracale afwijkingen.
* **Nucleaire beeldvorming**: Technieken zoals SPECT met radionucliden (bv. Thallium-201, Sestamibi) kunnen myocardperfusie en viabiliteit beoordelen, vaak in combinatie met inspanningstesten.
* **MR (Magnetische resonantie)**: Biedt gedetailleerde anatomische en functionele informatie van het hart.
* **Cardiologisch**:
* **Coronaire CT**: Beoordeling van de coronaire arteriën en andere thoracale structuren.
* **Coronarografie**: Invasieve visualisatie van de coronaire arteriën met contrastvloeistof.
* **Echocardiografie (TTE)**: Niet-invasieve beeldvorming met ultrageluid, essentieel voor morfologische en functionele beoordeling van het hart.
* **SONAR**: Basisprincipe van beeldvorming.
* **Doppler-effect**: Beoordeling van bloedstroomsnelheid en -richting.
* **Bernoulli-vergelijking**: Relatie tussen druk en snelheid.
* **Continuïteitsvergelijking**: Berekening van debiet en klepoppervlakken.
* **Slokdarmecho (TEE)**: Echocardiografie via de slokdarm voor betere visualisatie van bepaalde structuren.
* **Vasculaire duplex**: Echografie van bloedvaten voor beoordeling van stenose, insufficiëntie en obstructie.
* **CT-scans**:
* **CT coronairen**: Visualisatie van de coronaire arteriën.
* **Angio CT thorax**: Evaluatie van bloedvaten, longen en pleura.
#### Hartkatheterisatie
* **Principe**: Invasieve meting van drukken en saturaties in de hartcaviteiten, vaak gecombineerd met ventriculografie om de ejectiefractie en regionale contractiliteit te beoordelen.
#### Coronarografie
* **Anatomisch**: Invasieve beeldvorming om stenosen te detecteren.
* **Functioneel**: Evaluatie van stenosen met behulp van fractie-flow-reserve (FFR) of instant wave-free ratio (iFR).
#### Elektrofysiologisch onderzoek en ablatie
* **Principe**: Invasief onderzoek om symptomatische ritmestoornissen te detecteren en te behandelen (ablatie).
## Hoofdstuk 3 – Cardiovasculaire Preventie
Cardiovasculaire preventie is cruciaal voor het verminderen van morbiditeit en mortaliteit.
### Epidemiologie
* CV-incidenten zijn een belangrijke oorzaak van mortaliteit, met een stijgende trend in sommige landen en een afvlakking in andere.
* Leeftijd en socio-economische status zijn significante factoren.
### Cardiovasculaire risicofactoren (atheromatose)
* **Onveranderlijke risicofactoren**: Leeftijd, geslacht, genetische aanleg, familiale anamnese.
* **Beïnvloedbare risicofactoren**: Diabetes, hypertensie, hyperlipidemie, nicotinegebruik, obesitas, sedentair leven, stress. De Interheart studie toont aan dat de vier klassieke risicofactoren (nicotine, diabetes, hypertensie, hyperlipidemie) 90% van de CV-events verklaren.
### Cardiovasculaire preventie
* **Definitie**: Een gecoördineerde reeks maatregelen op populatie- en individueel niveau om de impact van CV-aandoeningen te verminderen.
* **Indelingen**:
* **Doelgroep**: Primordiale, primaire en secundaire preventie.
* **Niveau**: Individueel versus populatieniveau.
* **Kosteneffectiviteit**: Een belangrijke overweging bij elke preventieve maatregel.
* **Levenslang belang**: Atheromatose is een progressief proces, wat vroeg en consistent ingrijpen vereist.
### SCORE2(-OP) kaarten
* **Doel**: Het inschatten van het 10-jaar risico (%) op fatale en niet-fatale atherosclerotische events.
* **Integratie**: Combineert geslacht, leeftijd, niet-HDL cholesterol, rookgedrag en systolische bloeddruk.
* **Risicogroepen**: Categorisatie in risicogroepen met bijbehorende percentages.
### Impact van cardiovasculaire preventie op cijfers
* Preventieve maatregelen werken effectief, maar de implementatie door patiënten laat vaak te wensen over (bv. rookstop).
* Een holistische aanpak, inclusief levensstijlaanpassing en risicofactorbeheer, is essentieel.
### Rookstop
* **Methode**: Begeleiding en medicatie (nicotinesubstitutie, nicotine-afkering inducerende farmaca).
* **Impact**: Significant gewonnen levensjaren.
### Lichaamsbeweging
* **Aanbevelingen**: Minimaal 2,5-5 uur per week matige dynamische activiteit.
* **Impact**: Meer bewegen reduceert de kans op CV-events.
### Dieetmaatregelen
* **Aanbevelingen**: Gezonde voeding met beperking van verzadigde vetzuren, koolhydraten, zout, alcohol en gesuikerde dranken. Verhoging van groenten en fruit.
* **Impact**: Beperking van bepaalde voedingsmiddelen heeft een grote impact op de gezondheid.
### Hypertensie
* **Epidemiologie**: Veel interindividuele variatie in bloeddruk; bloeddruk stijgt met leeftijd en kan variëren met etniciteit.
* **Definitie**: Verschillende definities bestaan (bv. Europees vs. Amerikaans).
* **Oorzaken**: Essentiële hypertensie (80-90%) is multifactorieel (genetisch, omgevingsfactoren). Secundaire hypertensie (10-20%) heeft een specifieke oorzaak.
* **Behandeling**: Levenslang medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling met als streefdoel een bloeddruk van <140/90 mmHg.
### Diabetes
* **Definitie**: Diagnostiek via HbA1c, nuchtere glycemie, of orale glucosetolerantietest.
* **Risicostratificatie**: Diabetes met CV-aantasting is een zeer hoog risico.
* **Behandeling**: Levensstijl en medicatie (metformine, GLP1-agonisten, SGLT2-inhibitoren).
### Hyperlipidemie
* **Risicofactoren**: Verhoogd totaal cholesterol, LDL, triglyceriden; verlaagd HDL.
* **Streefdoelen**: Strengere LDL-targets worden momenteel gehanteerd (<70 mg/dl voor hoog risico, <55 mg/dl voor zeer hoog risico).
* **Behandeling**: Statines, ezetimibe, PCSK9-inhibitoren.
* **Lipoproteïne a (Lp(a))**: Een belangrijke marker voor CV-risico, genetisch bepaald en niet beïnvloedbaar door levensstijl.
### Gebruik van antiplaatjesmiddelen
* **Primaire preventie**: Geen overtuigende evidentie, hogere bloedingskans.
* **Secundaire preventie**: Na ACS (1 jaar DAPT, daarna levenslang salicylaat), na TIA/CVA (salicylaat of clopidogrel).
### Praktische aanpak van screening/evaluatie CV-risicoprofiel
* **Doelgroepen**: Patiënten die zelf vragen, risicogroepen, patiënten met reeds doorgemaakte CV-events.
* **Door wie**: Huisarts (centrale rol), verpleegkundige, cardioloog.
## Hoofdstuk 4 – Acuut Coronair Syndroom (ACS)
ACS omvat een spectrum van acute problemen in het coronair vaatbed, vaak met occlusie.
### Pathofysiologie atheromatose
* **Plaqueruptuur of erosie**: Leidt tot trombusvorming en vernauwing van het bloedvat, wat een acuut coronair syndroom kan veroorzaken.
### Klinische presentatie ACS
* **Klassieke symptomen**: Drukkende thoracale pijn met uitstraling, begeleid door malaise, zweten.
* **Atypische symptomen**: Vooral bij vrouwen, of asymptomatisch.
* **Duur van symptomen**: Kan een eerste episode zijn of een progressie van stabiele angor.
### Diagnose van ACS
* **Anamnese**: Cruciaal voor het onderscheiden van ACS van andere oorzaken van thoracale pijn.
* **ECG**: Onderscheid tussen STEMI (ST-elevatie) en NSTEMI (ST-segment depressie of T-top inversie).
* **Klinische chemie**: Bepaling van biomerkers zoals troponine.
### Soorten ACS
* **ACS type NSTEMI**: Subocclusie met ECG-veranderingen en verhoogde (of normale) biomerkers. Diagnose nooit uitsluitend op biomerkers.
* **ACS type STEMI**: Totale occlusie van een coronair vat, gekenmerkt door ST-elevatie op het ECG.
### Risicostratificatie bij ACS
* **Hoog risico**: Indicatie voor coronarografie binnen 24-48 uur (invasief beleid).
* **Laag risico**: Verdere niet-invasieve testen.
### Therapie
* **Monitoring**: Op de afdeling hartbewaking.
* **Medicamenteuze aanpak**:
* **DAPT**: Antiplaatjes aggregatie (aspirine + P2Y12-remmer).
* **Antitrombines**: Heparine, LMWH.
* **Ischemiereductie**: Bètablokkers, nitraten.
* **Plaquestabilisatie**: Statines, ACE-inhibitoren.
* **Revascularisatie**: Coronarografie met PCI (percutane coronaire interventie) of CABG (coronary artery bypass grafting), afhankelijk van de ernst en locatie van de laesie.
* **Secundaire preventie**: Aanpak van risicofactoren.
### ACS type STEMI
* **Pathofysiologie**: Totale occlusie, transmurale necrose van het myocard. "Time is muscle".
* **Symptomen**: Over het algemeen ernstiger dan bij NSTEMI, met dyspneu, autonome klachten. Soms atypisch.
* **Diagnose**: ECG-evolutie is cruciaal.
* **Behandeling**:
* **Kortetermijnbehandeling**: Primaire PCI (binnen 90 minuten), trombolyse indien PCI niet mogelijk is.
* **Ondersteunende therapie**: Zuurstof, pijnstilling, antiplaatjes/antithrombotica.
* **Langetermijnbehandeling**: Medicatie (ACE-inhibitoren, bètablokkers, statines), revalidatie.
### Complicaties/verwikkelingen na STEMI
* Hartfalen, ritmestoornissen, ruptuur van de hartwand, VSD, mitraalklepregurgitatie, periphracardiaal hematoom.
## Hoofdstuk 5 – Cardiale Pathofysiologie
Dit hoofdstuk bespreekt de mechanismen achter cardiale aandoeningen, met een focus op atheromatose en hartfalen.
### Atheromatose en ischemisch hartlijden
* **Atheromatose**: Proces van plaquevorming in de vaatwand, leidend tot vernauwing. Grote vaatreserve compenseert aanvankelijk.
* **Chronisch coronair hartlijden**: Evolutie van atheromatose kan leiden tot stabiele of instabiele angor. Meerdere factoren (systemisch, cardiaal, coronair) spelen een rol.
* **Ischemie**: Ontstaat door een onbalans tussen zuurstoftoevoer en -verbruik, leidend tot metabole, diastolische en mechanische veranderingen van het myocard.
### Cardiale dysfunctie en necrose
* **Determinanten van Cardiac Output (CO)**: Contractiliteit, preload, afterload.
* **Frank-Starling curves**: Illustreren de relatie tussen preload en slagvolume.
* **Druk-volume lus (PV loop)**: Grafische weergave van de ventrikel functie, beïnvloed door preload, afterload en contractiliteit.
### Pathofysiologie hartfalen
* **Op myocyten niveau**: Problemen met calciumhuishouding en contractiele eiwitten.
* **Op myocardniveau**:
* **Systolische dysfunctie (HFrEF)**: Verminderde contractiliteit en slagvolume.
* **Diastolische dysfunctie (HFpEF)**: Verstoorde relaxatie en vulling van het hart.
* **Compensatoire mechanismen**: Het lichaam probeert de pompfunctie te handhaven via neurohumorale systemen (RAAS, sympathisch zenuwstelsel), maar dit leidt op termijn tot remodelling en verdere schade.
## Hoofdstuk 6 – Chronisch Coronair Lijden (CCL)
Chronisch coronair lijden verwijst naar de langetermijngevolgen van atheromatose op de coronaire arteriën.
### Ischemie
* **Oorzaken**: Diverse cardiovasculaire, hematologische en systemische factoren die de bloedtoevoer of het zuurstofverbruik van het myocard beïnvloeden.
### Angor
* **Definitie**: Klinische presentatie van coronaire ischemie, gekenmerkt door drukkende pijn op de borst, uitgelokt door inspanning en verbeterend bij rust.
* **Soorten**: Typische angor, onstabiele angor, refractaire angor, vasospastische angor, Syndrome X (microvasculaire angor).
* **Classificatie**: CCS (Canadian Cardiovascular Society) classificatie van de ernst van de klachten.
### Diagnose bij angor
* **Pretest probabiliteit**: Gebaseerd op demografie, risicofactoren en klachtenpatroon.
* **Klinisch onderzoek**: Zoeken naar oorzaken en risicofactoren; soms afwijkende subrogaten.
* **ECG**: Tussen pijnepisoden vaak normaal; tijdens pijn ST-segment depressie en/of T-top inversie.
* **Bloedonderzoek**: Uitsluiten van onderliggende oorzaken (diabetes, hyperlipidemie, anemie, hyperthyreoïdie).
* **Beeldvorming**: RX thorax (uitsluiten andere oorzaken), Echocardiografie (functie, regionale kinetiek), Coronary artery calcium score (CACS), CT angio coronairen (hoge negatieve predictieve waarde).
* **Cycloergometrie (fietsproef)**: Waarde afhankelijk van pretest probabiliteit; kan gecombineerd worden met beeldvorming voor hogere diagnostische waarde.
* **Keuze primaire diagnostische technieken**: Inspanningstest met beeldvorming of coronaire CT.
### Risicostratificatie posttest en beleid na niet-invasieve testen
* **Laag risico**: Conservatief beleid.
* **Hoog risico**: Invasieve diagnostiek (coronografie) met revascularisatie.
### Behandeling bij chronisch coronair lijden
* **Optie I: Optimaal medicamenteus beleid (OMT)**:
* Correctie uitlokkende factoren.
* Correctie ischemie: Nitraten, bètablokkers, calciumantagonisten, ivabradine.
* Secundaire preventie: ACE-inhibitoren, salicylaat, statines.
* **Optie II: Revascularisatie**:
* **Indicatie**: Invaliderende klachten ondanks OMT, of hoog risico patiënten.
* **Technieken**: PCI (ballon, stent), CABG.
* **Verwikkelingen**: Bloeding, perforatie, CVA, infarct, in-stent restenose/-tromose.
### Opvolging bij chronisch coronair lijden (CCL)
* Klinische opvolging van symptomen, risicoprofiel, en medicamenteuze behandeling.
* Beeldvorming (echocardiografie) kan overwogen worden bij gedaalde LV-functie.
## Hoofdstuk 7 – Aortaklep en Pulmonaalklepaandoeningen
### Aortaklepstenose (AS)
* **Definitie**: Chronische progressieve aandoening met toenemende afterload voor het linker ventrikel.
* **Epidemiologie**: Meest voorkomende klepaandoening in Europa, vooral bij ouderen.
* **Etiologie**: Gecalcificeerde AS (degeneratief), bicuspide aortaklep (congenitaal), zelden door chronisch nierlijden of bestraling.
* **Pathofysiologie**: Obstructie van LV lediging -> LV druk stijgt -> LV hypertrofie, mismatch, ischemie, klachten (angor, syncope, hartfalen).
* **Vormen**: Gecalcificeerde AS, bicuspide aortaklep, reumatische AS.
* **Klachten en kliniek**: Lange tijd asymptomatisch; symptomen bij klepoppervlak < 1/3. Auscultatie: systolisch crescendo-decrescendo geruis, S4, zwakke pols.
* **Diagnose**: Kliniek, Echocardiografie (klepkenmerken, klepoppervlak, LV hypertrofie, snelheden), Hartkatheterisatie (drukgradiënt, klepoppervlak), ECG (LVH).
* **Behandeling**: Klepchirurgie (biologische of mechanische klep) of TAVI (transcatheter aortaklep implantatie). Indicaties: symptomatische ernstige AS, ernstige AS met gedaalde LV functie, matige AS bij geplande chirurgie.
### Aortaklepregurgitatie (AR)
* **Definitie**: Regurgitatie van bloed van de aorta naar de LV tijdens diastole.
* **Etiologie**: Dilatatie van de aortawortel, beschadiging van de aortaklep (endocarditis, bicuspide klep).
* **Pathofysiologie**: Volumeoverbelasting LV -> dilatatie LV -> verlaagde mechanische efficiëntie -> verhoogde energieverbruik, verlaagde coronaire perfusie, hartfalen.
* **Klachten en kliniek**: Vaak asymptomatisch; angina, bonzend hart, hartfalen. Auscultatie: hoogfrequent decrescendo diastolisch geruis.
* **Diagnose**: Kliniek, Echocardiografie (aortaworteldilatatie, regurgitatiejet, LV dilatatie), Catherisatie.
* **Behandeling**: Klepchirurgie, bij voorkeur vóór optreden van LV-dysfunctie. Indicaties: ernstige AR, symptomatische chronische AR, asymptomatische ernstige AR met uitgesproken LV dilatatie.
### Pulmonaalklepstenose (PS)
* **Etiologie**: Meestal aangeboren, zelden door reuma of carcinoïed syndroom.
* **Kliniek**: Moeheid, dyspneu, RV-falen. Auscultatie: ruw systolisch geruis L2 parasteraal.
* **Diagnose**: RX thorax, Echocardiografie (verhoogde snelheden P-klep), ECG (RV hypertrofie).
* **Behandeling**: Pulmonaalklepdilatatie (percutaan of chirurgisch), P-klepvervanging.
### Pulmonaalklepregurgitatie (PR)
* **Etiologie**: Functioneel (verhoogde pulmonaaldrukken) of organisch (destructie P-klep).
* **Diagnose**: Kliniek (diastolisch decrescendo geruis), Echocardiografie.
* **Therapie**: Meestal niet nodig, soms klepvervanging.
## Hoofdstuk 8 – Mitraalklep en Tricuspidklep Aandoeningen
### Mitraalklepstenose (MS)
* **Etiologie**: Reuma (meest frequent in endemische gebieden), auto-immuunziekten, carcinoïed syndroom, calcificatie door nierlijden.
* **Pathofysiologie**: Vernauwing klepoppervlak -> LA druk stijgt -> LA dilatatie, AF -> pulmonaal veneuze druk stijgt -> longoedeem, pulmonale hypertensie, RV falen.
* **Klachten en kliniek**: Symptomen bij klepoppervlak <2cm², klachten van rechterhartfalen, AF, embolieën, dyspneu. Auscultatie: luide S1, mitralis opening snap, diastolisch geroffel.
* **Diagnose**: Kliniek, RX thorax (LA dilatatie, calcificaties), Echocardiografie (morfologie, klepoppervlak, Doppler gradiënt, PH), Catherisatie, ECG (P mitrale, AF, RVH).
* **Behandeling**: Behandeling AF en emboliepreventie. Indicaties voor klepchirurgie: symptomen, risico op embolisatie, hemodynamische problemen. Technieken: PCI ballondilatatie, chirurgische commissurotomie, klepvervanging (biologisch of mechanisch).
### Mitraalklepregurgitatie (MR)
* **Definitie**: Terugstromen van bloed van LV naar LA tijdens systole. Meest voorkomende klepafwijking.
* **Soorten**: Morfologische (prolaps, reuma, bindweefselaandoeningen, endocarditis, myxoïde degeneratie) of functionele (dilatatie LV/LA door hartfalen, hypertrofe cardiomyopathie, ischemie).
* **Pathofysiologie**: Volumeoverbelasting -> LA dilatatie, LAP stijgt -> LV/LA remodelling -> verminderde CO. Acute MR -> longoedeem.
* **Klachten en kliniek**: Vaak asymptomatisch; hartfalen, embolieën, dyspneu. Auscultatie: zwakke S1, holosystolisch geruis, S3.
* **Diagnose**: Kliniek, RX thorax (aspecifiek), Echocardiografie (morfologie, mechanisme, ernst MR, impact op LA/LV), Catherisatie (ernst MR, PH).
* **Behandeling**: Conservatief bij milde MR. Indicaties voor klepchirurgie: symptomatische ernstige MR, asymptomatische MR met EF <60% en LVESD >40mm, of met AF/PH. Technieken: Mitraalklepherstel (voorkeur), klepvervanging.
### Tricuspidstenose (TS)
* **Epidemiologie**: Zeldzaam, vaker bij vrouwen, vaak geassocieerd met andere klepafwijkingen.
* **Etiologie**: Reuma, carcinoïed syndroom, degeneratie kunstklep.
* **Klachten en kliniek**: Abdominale klachten, dyspepsie, perifere oedemen, RV-falen. Auscultatie: diastolisch geroffel (neemt toe bij inspiratie).
* **Diagnose**: RX thorax (vergroot RA), Echocardiografie (verdikte klepblaadjes), ECG (P pulmonale).
* **Behandeling**: Afhankelijk van onderliggende oorzaak.
### Tricuspidregurgitatie (TR)
* **Epidemiologie**: Frequente observatie, goed getolereerd.
* **Etiologie**: Functioneel (RA/RV dilatatie, PH) of organisch (carcinoïed syndroom, endocarditis). Ebstein anomalie.
* **Klachten en kliniek**: Klachten van rechterhartfalen. Auscultatie: holosystolisch geruis parasternaal links, stuwing V. jugularis.
* **Diagnose**: Echocardiografie.
* **Behandeling**: Medische behandeling van de oorzaak (RV falen, PH). Klepherstel (anuloplastie) of -vervanging bij organische TR.
## Hoofdstuk 9 – Endocarditis
Endocarditis is een ernstige infectie van het endocard.
### Definitie & Epidemiologie
* Infectie van klepweefsel of cardiovasculair weefsel. Hoge mortaliteit en morbiditeit, vereist vaak heelkunde en langdurige antibiotica.
### Risicofactoren
* **Cardiaal**: Aangeboren kleplijden, klepprotheses, CIEDs, eerdere endocarditis.
* **Niet-cardiaal**: Centrale veneuze lijn, IV drugsgebruik, immunosuppressie, hemodialyse, recente procedures.
### Pathogenese
* **Mechanisme**: Endotheelschade -> NBTE -> bacteriële kolonisatie -> trombusvorming -> klepdestructie, embolisatie.
* **Verwekkers**: Streptokokken (meest frequent), Stafylokokken (agressiever), Enterokokken. Trends tonen een verschuiving naar nosocomiale infecties, IV drugsgebruik en stafylokokken.
### Kliniek
* **Algemene symptomen**: Malaise, koorts, nachtzweten, vermagering. Vaak latent beeld bij ouderen of immuungecompromitteerde patiënten.
* **Symptomen door complicaties**: Klepdestructie (nieuw geruis, hartfalen), perifere embolieën (abces, ischemie), immuungemedieerde fenomenen (Osler nodes, Roth vlekken), sepsis.
### Diagnosestelling
* **Gemodificeerde Duke criteria**: Gebaseerd op beeldvorming (echocardiografie, CT-scan), positieve hemoculturen en klinische/microbiologische criteria.
* **Beeldvorming**: TTE en TEE zijn essentieel. PET-CT kan nuttig zijn bij twijfel.
* **Hemoculturen**: Cruciaal, vóór start antibiotica.
### Probleemdiagnoses & Differentiaaldiagnose
* Endocarditis met negatieve cultuur, kunstklep endocarditis, endocarditis bij IV drugsgebruik.
* Verschillende andere inflammatoire en neoplastische ziekten kunnen endocarditis nabootsen.
### Therapie
* **Hartteam overleg**: Cardioloog, infectioloog, chirurg.
* **Antibiotica**: Langdurige IV behandeling, empirisch en daarna gericht op de verwekker.
* **Heelkunde**: Indicaties omvatten klepregurgitatie, grote vegetaties, abcesvorming, persisterende sepsis, kunstklep endocarditis <1 jaar.
* **Anticoagulantia**: Alleen op strikte indicatie.
### Infectieuze endocarditis profylaxie
* **Doelgroep**: Risicopatiënten (bv. met klepprotheses, aangeboren hartafwijkingen).
* **Aanbevelingen**: Goede mondhygiëne, vermijden van invasieve procedures.
* **Profylaxie**: Antibiotica vóór specifieke tandheelkundige en chirurgische ingrepen.
## Hoofdstuk 10 – Aangeboren Hartafwijkingen op Volwassen Leeftijd (ACHD)
ACHD omvat een breed scala aan congenitale hartmalformaties die op volwassen leeftijd gediagnosticeerd worden of gevolgen hebben.
### Epidemiologie & Consultaties
* Prevalentie: ~1% van geboorten.
* Consultaties omvatten onvolledig ontdekte afwijkingen, impact op psychosociaal functioneren, restmorbiditeit na correctie, en nieuwe problemen of verwikkelingen.
### Oorzaken
* Chromosomale afwijkingen, genetische predispositie, maternale factoren (infecties, medicatiegebruik).
### Overzicht Congenitale Afwijkingen
* **Ventrikel septum defect (VSD)**: Opening tussen de ventrikels, resulterend in een links-rechts shunt. Behandeling is heelkundig of percutaan. Late correctie kan leiden tot pulmonale hypertensie en Eisenmenger syndroom.
* **Atrium septum defect (ASD)**: Defect in het interatriale septum met links-rechts shunt. Kan pas op volwassen leeftijd symptomen geven. Behandeling is heelkundig of percutaan.
* **Patente Foramen Ovale (PFO)**: Functionele, intermitterende opening tussen de atria. Vaak asymptomatisch, maar kan geassocieerd zijn met paradoxale embolieën.
* **Patente Ductus Arteriosus (PDA)**: Persisterende verbinding tussen de aorta en pulmonalisarterie. Meestal op kinderleeftijd behandeld.
* **Coarctatio aortae**: Vernauwing van de aorta, vaak geassocieerd met bicuspide aortaklep en Turner syndroom. Kan leiden tot hypertensie en collaterale circulatie.
* **Tetralogie van Fallot**: Combinatie van VSD, RVOT obstructie, RV hypertrofie en overrijdende aorta. Behandeling is heelkundig, met risico op restletsels en aritmieën op lange termijn.
* **Transpositie van de grote vaten (TGA)**: Omgekeerde koppeling van aorta en pulmonalisarterie. Vereist palliatieve ingrepen (Rashkind septostomie) en urgente heelkunde. Lange termijn: RV dysfunctie als systeemventrikel.
* **Fontan circulatie**: Chirurgische palliatie voor patiënten met univentriculaire pathologie, met een trage flow die anticoagulantia vereist.
* **Marfan syndroom**: Bindweefselaandoening met cardiovasculaire afwijkingen (aorta aneurysma/dissectie, mitraalprolaps). Behandeling met bètablokkers/ARBs, en prophylactische chirurgie.
## Hoofdstuk 11 – Cardiomyopathie
Cardiomyopathieën zijn ziekten van de hartspier.
### Soorten Cardiomyopathieën (CMP)
* **Aangeboren CMP**: Gedilateerde (DCM), Hypertrofe (HCM), Restrictieve (RCM), Aritmogene RV Dysplasie (ARVD/ACM). Vaak genetisch bepaald.
* **Verworven CMP**: Inflammatoire, peripartum, metabole CMP.
### Hypertrofe Cardiomyopathie (HCM)
* **Definitie**: Genetisch bepaalde aandoening met secundaire hypertrofie van het myocard, veroorzaakt door mutaties in sarcomeergenen.
* **Epidemiologie**: Meest frequente oorzaak van plotse dood bij jongeren, familiaal voorkomend.
* **Subtypes**: Subaortische obstructie, globale hypertrofie, midventriculaire hypertrofie.
* **Klachten en kliniek**: Asymptomatisch, thoracale pijn, dyspneu, syncope, plotse dood. Kliniek kan normaal zijn in beginstadia; ejectiegeruis, mitralisklepinsufficiëntie.
* **Diagnose**: ECG (LVH), Echocardiografie (hypertrofie, obstructie, SAM), MRI, Genetica.
* **Behandeling**: Symptoombehandeling (bètablokkers, calciumantagonisten, disopyramide), specifieke therapie (mavacamten), heelkunde (septectomie), ICD-implantatie (primaire/secundaire preventie plotse dood).
### Gedilateerde Cardiomyopathie (DCM)
* **Definitie**: Dilatatie van de hartkamers met verminderde systolische functie, niet verklaard door andere oorzaken. Vaak genetisch bepaald door defecten in het cytoskelet.
* **Epidemiologie**: Meest voorkomend, vaak familiaal.
* **Klachten en kliniek**: Asymptomatisch in vroege stadia, later hartfalen, geleidingsstoornissen, aritmieën, syncope, plotse dood.
* **Diagnose**: ECG (niet specifiek), Beeldvorming (Echocardiografie, MRI), Coronarografie (uitsluiten ischemie), Biopsie (uitsluiten secundaire oorzaken), Genetica.
* **Behandeling**: Basistherapie chronisch hartfalen (ACEI/ARB/ARNI, BB, MRA, SGLT2-i), CRT, ICD, LVAD, harttransplantatie.
### Aritmogene Rechter Ventrikel Dysplasie (ARVD) / Aritmogene Cardiomyopathie (ACM)
* **Definitie**: CMP met primaire aantasting van het rechter ventrikel (vet- en fibreuze infiltratie), vaak ook LV-aantasting in later stadium.
* **Oorzaak**: Genetisch (AD/AR), vaak met syndromale uitingen.
* **Klachten en kliniek**: Ventriculaire ritmestoornissen, syncope, plotse dood.
* **Diagnose**: Genetica, beeldvorming (Echo, MRI, ventriculografie), ECG (T-top inversie, epsilon golf, RBTB).
* **Behandeling**: Medicatie (bètablokkers, amiodarone), ICD, harttransplantatie.
### Restrictieve Cardiomyopathie (RCM)
* **Definitie**: Stijf ventrikel door fibrose, met behoud van systolische functie maar verstoorde diastole.
* **Oorzaken**: Amyloïdose, Loeffler endocarditis, sarcoïdose, sclerodermie.
* **Klachten en kliniek**: Dyspneu, moeheid, hartfalen, hepatomegalie, oedemen.
* **Diagnose**: ECG (microvoltage), Beeldvorming (RX thorax, Echo, MRI, botscan), Biopsie.
* **Behandeling**: Beperkte therapeutische opties; euvolemie, etiologische behandeling, harttransplantatie.
### Niet-gedilateerde LV Cardiomyopathie (NDLVC)
* "Intermediaire fenotypes" met myocardaantasting niet gerelateerd aan ischemie, CMP criteria of andere bekende oorzaken.
### Verworven CMP
* Diverse oorzaken: endocriene, inflammatoire, metabole, toxische, tachycardiomyopathie, peripartum CMP, stress CMP.
## Hoofdstuk 12 – Acuut Hartfalen (AHF)
AHF is een snelle progressie van hartfalen symptomen, vaak levensbedreigend.
### Wat is Acuut Hartfalen (AHF)?
* Snelle onset of progressie van hartfalen symptomen (dyspneu, oedeem, hartkloppingen), vaak leidend tot ziekenhuisopname.
* Hoge mortaliteit, zowel tijdens opname als op lange termijn.
### Klinische Presentatie AHF
* **Klinische scenario's (KS)**:
* **KS1**: Acuut longoedeem (dyspneu + verhoogde SBP >140 mmHg).
* **KS2**: Acuut gedecompenseerd hartfalen (dyspneu + normale SBP 100-140 mmHg).
* **KS3**: Cardiogene shock (dyspneu + lage SBP <100 mmHg).
* **KS4**: Acuut cor pulmonale (geïsoleerd rechter ventrikel falen).
### Behandeling AHF
* **Algemene therapeutische middelen**: Zuurstof, diuretica, nitraten, (inotropica in ziekenhuis).
* **Behandeling KS1 & KS2**: Zittende houding met hangende benen, zuurstof, nitraten, diuretica (furosemide), morfine.
* **Behandeling KS3**: Doorverwijzing naar ziekenhuis, ondersteunende therapie (ventilatie, vulling), positieve inotropen, vasopressoren.
* **Behandeling KS4**: Therapie van de onderliggende oorzaak (bv. longembolie).
* **Follow-up**: Korte termijn consultatie, aanpassing therapie, revalidatie.
## Hoofdstuk 13 – Chronisch Hartfalen (CHF)
Chronisch hartfalen is een progressieve aandoening waarbij het hart niet meer effectief kan pompen.
### Kliniek
* **Klachten**: Dyspneu, moeheid, oedemen (sensitief maar niet specifiek). Orthopneu, PND, antecedenten (specifieker).
* **Symptomen**: Tachycardie, hypotensie, crepitaties, oedemen (sensitief). V. jugularis opzetting, hepatomegalie, derde harttoon (specifieker).
### Diagnose
* **Anamnese**: Gebruik van NYHA classificatie, zoeken naar oorzaak (cardiovasculair, metabool, toxisch, systemisch).
* **Klinisch onderzoek**: Auscultatie (S3), beoordeling V. jugularis.
* **Diagnostisch algoritme AHF**: Gebruik van anamnese, klinisch onderzoek en (NT-pro)BNP.
* **Aanvullende onderzoeken**: Bloedonderzoek, ECG, beeldvorming (RX thorax, Echo, MRI, CT, Coronarografie), Ergospirometrie, Holter.
### Aanpak en Behandeling van Hartfalen
* **Doel therapie**: Progressie afremmen, levenskwaliteit verbeteren, symptomen controleren.
* **Algemene therapie**: Levensstijlaanpassing (stop roken, alcohol beperken, gewichtscontrole, zoutbeperking, vochtbeperking), vaccins.
* **Medicamenteuze therapie**:
* **Klassieke onderhoudsbehandeling**: ACE-inhibitoren/ARBs/ARNI, bètablokkers, MRA, SGLT2-inhibitoren.
* **Overige medicatie**: Diuretica, Ivabradine, Digitalis, Vasodilatoren.
* **Belangrijke aandachtspunten**: Startdosering, titratie, controle nierfunctie en elektrolyten, interacties.
* **Niet-medicamenteuze therapie**: Revalidatie, Pacemaker (CRT), ICD, Catheter ablatie, Gentherapie/stamceltransplantatie, Heelkunde (revascularisatie, klepherstel, remodelling), Harttransplantatie, LVAD.
### Aandachtspunten
* **Oorzaken van acute detoriatie**: Cardiale en niet-cardiale factoren, patiëntgebonden factoren.
* **Palliatief beleid**: Vroegtijdige zorgplanning, adequate pijntherapie, comfort.
## Hoofdstuk 14 – Bradycardie en Geleidingsstoornissen
Dit hoofdstuk behandelt vertraagde hartritmes en problemen met de elektrische geleiding in het hart.
### Bradycardie
* **Definitie**: Hartfrequentie <60 bpm overdag, <50 bpm ’s nachts.
* **Oorzaken**: Extrinsiek (farmaca, hypothyroïdie, vagale stimulatie) of intrinsiek (sinusknoopdisfunctie, ischemie).
* **Sick sinus syndroom**: Sinoatriale ziekte met afwisselend brady- en tachy-aritmieën.
* **Behandeling bradycardie**: Behandelen van extrinsieke oorzaken, medicatie (atropine, isoproterenol), pacemakers.
### Geleidingsstoornissen
* **AV-geleiding**:
* **Graad 1 AV blok**: Verlaging PR-interval (>0,22s). Opvolgen.
* **Graad 2 AV blok**:
* **Type 1 (Mobitz)**: Progressieve PR-verlenging (Wenckebach). Opvolgen.
* **Type 2 (Mobitz)**: Plotselinge P-top zonder geleiding, PR-interval stabiel. Indicatie voor pacemaker.
* **Graad 3 AV blok (Totaal blok)**: Atria en ventrikels contraheren onafhankelijk. Vereist pacemaker.
* **Bundeltakblok**: Vertraagde of geblokkeerde geleiding in de bundeltakken, leidend tot verbreed QRS-complex.
* **Rechter bundeltakblok (RBTB)**: Vaak fysiologisch of door pulmonale hypertensie, ASD. ECG-kenmerken: rsR' in V1-V3.
* **Linker bundeltakblok (LBTB)**: Bijna altijd pathologisch (AS, CMP, ischemie). ECG-kenmerken: diepe S in V1-V3, brede R in I, aVL, V5-V6. Kan leiden tot hartfalen door asynchronie.
* **Combinaties**: Bifasciculair blok (bv. RBTB + linker anterior hemiblok) en trifasciculair blok (AV-blok + bifasciculair blok) verhogen het risico op totaal AV-blok.
### Pacemakers
* **Indicaties**: Symptomatische bradycardie, hooggradig AV-blok, sick sinus syndroom, bepaalde bundeltakblokken met hartfalen.
* **Soorten**: Eenkamer-, tweekamersysteem, CRT (cardiale resynchronisatietherapie).
* **Verwikkelingen**: Pocket hematoom, pneumothorax, leaddislocatie, infectie.
* **Beleid bij patiënten met PM**: Perioperatieve voorzorgen, vermijden van interferentie (GSM, magnetische velden).
## Hoofdstuk 15 – Tachycardie (Atriaal)
Dit hoofdstuk behandelt snelle hartritmes die ontstaan in de atria.
### Basismechanismen Tachycardie
* **Versnelde automaticiteit**: Sneller optreden van actiepotentialen (bv. sinustachycardie, junctionele tachycardie).
* **Getriggerde activiteit**: Spontane oscillaties aan het einde van het actiepotentiaal (afterdepolarisaties), vaak door myocardschade.
* **Reentry fenomeen**: Elektrische prikkel die een lus vormt, waardoor de depolarisatie zich herhaalt.
### Supraventriculaire Tachycardie (SVT)
* **Sinustachycardie**: Sneller hartritme door fysiologische of pathologische oorzaken. Behandeling richt zich op de onderliggende oorzaak.
* **Atrioventriculaire Junctie Tachycardie (AVNRT)**: Reentry fenomeen binnen de AV-knoop, vaak met plots begin en einde. Behandeling: vagale stimulatie, adenosine, medicatie, ablatie.
* **Atrioventriculaire Reentry Tachycardie (AVRT)**: Reentry via een accessoire bundel tussen atria en ventrikels. Kenmerkend voor WPW-syndroom. Behandeling: zelfde als AVNRT, maar vermijden van calciumantagonisten bij pre-exciatie.
* **Atriale Tachycardie**: Tachycardie uitgaande van een focus in het atrium (reentry of automaticiteit).
* **Multifocale Atriale Tachycardie (MAT)**: Meerdere focale activiteit in de atria, typisch bij COPD.
* **Atriale Flutter**: Macro-reentry in het rechter atrium, gekenmerkt door F-waves. Behandeling: cardioversie, medicatie, ablatie.
* **Atriale Fibrillatie (AF)**: Meest voorkomende aritmie, gekenmerkt door chaotische atriale activiteit en onregelmatige ventriculaire respons. Risico op CVA door trombusvorming.
### Aanpak Atriale Fibrillatie (AF)
* **Acute aanpak**: Behandelen uitlokkend event, ventrikelrespons controleren, cardioversie (elektrisch of medicamenteus), trombusuitsluiting met TEE.
* **Lange termijn aanpak**:
* **Emboolpreventie**: Anticoagulantia (NOACs of Vitamine K antagonisten) gebaseerd op CHA2DS2VASc score.
* **Ritmecontrole**: Medicatie of ablatie (pulmonaalvene-isolatie) om sinusritme te behouden.
* **Rate control**: Controle van de ventriculaire respons met bètablokkers, calciumantagonisten of digitalis.
* **Risicofactoren controleren**.
## Hoofdstuk 16 – Tachycardie (Ventriculair)
Dit hoofdstuk beschrijft snelle ritmes die ontstaan in de ventrikels.
### Kamertachycardie (VT) bij Structureel Hartlijden
* **Oorzaken**: Littekenvorming na infarct, cardiomyopathieën, hypertensie, kleplijden.
* **VT na myocardinfarct**: In acute fase (trigger) of laat na infarct (reentry). Verlaagde EF en symptomen van hartfalen verhogen het risico op plotse dood.
* **Prognose**: Slechter bij gedaalde EF en klinische symptomen.
* **Behandeling**: Medicatie (amiodaron, bètablokkers), ICD (primaire/secundaire preventie).
* **Klachten & Kliniek**: Soms weinig klachten, soms cardiaal arrest, hypotensie, palpitaties, syncope. AV-dissociatie (canon waves).
* **Diagnose**: ECG (breed QRS, AV-dissociatie, congruentie).
* **Behandeling**: Urgentie bij hemodynamisch instabiele patiënten (DC cardioversie). Stabiele patiënten: medicatie (amiodaron, lidocaïne), eventueel cardioversie.
### Lang QT Syndroom (LQTS)
* **Definitie**: Verlengd QT-interval op het ECG, kan leiden tot Torsade de Pointes (polymorfe VT).
* **Soorten**: Aangeboren (genetisch bepaald, bv. LQT1-3) en verworven (farmaca, elektrolytenstoornissen).
* **Klachten & Kliniek**: Palpitaties, plotse dood, syncope. ECG: Torsade de Pointes.
* **Behandeling**: Behandelen van oorzaak (corrigere elektrolyten, stoppen farmaca), pacing, bètablokkers, ICD.
### Brugada Syndroom
* **Definitie**: Idiopathische VF zonder structureel hartlijden, met karakteristieke ECG-afwijkingen (ST-elevatie type I).
* **Klachten & Kliniek**: Asymptomatisch, syncope, plotse dood.
* **Behandeling**: Vermijden van specifieke farmaca, familiale screening. ICD bij symptomatische patiënten.
### Catecholaminerge Polymorfe VT (CPVT)
* **Oorzaak**: Genetisch defect in calciumhuishouding, leidt tot inspanningsgebonden syncopes en plotse dood.
* **Behandeling**: Bètablokkers, ICD.
### Kamertachycardie in Normaal Hart
* **Idiopatische VT / RVOT VT**: Vaak goedaardig, meestal uit het rechter ventrikel outflow tract. Behandeling: bètablokkers, calciumantagonisten, ablatie.
### Niet-onderhouden Kamertachycardie
* Kortere episodes van VT (<30s). Diagnose soms bij screening. Behandeling afhankelijk van onderliggend lijden (bv. ICD bij verminderde EF).
## Hoofdstuk 16 – Syncope en Plotse Dood
Syncope is een tijdelijk bewustzijnsverlies door verminderde hersendoorbloeding. Plotse dood (SCD) is een onverwacht overlijden door cardiale oorzaken.
### Syncope
* **Definitie**: Plotseling, tijdelijk bewustzijnsverlies met verlies van posturale tonus, door verminderde cerebrale perfusie.
* **Oorzaken**: Zeer divers (reflex-gemedieerd, orthostatisch, cardiaal).
* **Diagnose**: Anamnese (cruciaal: omstandigheden, prodromi, bystanders), klinisch onderzoek (pols, BP, orthostatische proef), ECG, Echocardiografie. Aanvullende onderzoeken (monitoring, TILT-test, EFO) afhankelijk van verdenking.
* **DD**: Syncope versus epileptische aanval.
* **Behandeling**: Afhankelijk van oorzaak: uitleg, levensstijladviezen (vocht, zout, steunkousen, tilt-training), medicatie (minder succes), pacemaker (cardio-inhibitoir type), correctie oorzaak (bv. klepvervanging).
### Plotse Dood (SCD)
* **Incidentie**: Laag in algemene bevolking, hoger in risicopopulaties.
* **Oorzaken**: Tachycardie (VT/VF, Torsades), bradycardie. Bij jongeren vaak primaire elektrische stoornissen (LQTS, Brugada, CPVT, idiopathische VT), bij ouderen vaker structurele hartlijden (ischemisch hartlijden, cardiomyopathieën).
* **Risicofactoren SCD**:
* **Na myocardinfarct**: Uitgebreid infart, lage EF, hartfalen, ventriculaire aritmieën.
* **Bij DCM**: Lage EF, LGE op MRI, NSVT, genetische factoren.
* **Bij HCM**: Wanddikte, LA dimensie, LVOT gradiënt, syncope, NSVT, familiaal voorkomen.
* **Bij ARVD**: Gedaalde EF, NSVT/VT, ECG/Echo afwijkingen.
* **Andere**: Congenitale hartafwijkingen, primaire elektrische stoornissen.
* **Aanpak van SCD**:
* **Acute fase**: Reanimatie, correctie oorzaak (ischemische, metabole, medicamenteuze invloeden), cardiale stabilisatie.
* **Lange termijn**: Bètablokkers, klasse III anti-aritmica, ICD (primaire/secundaire preventie).
* **ICD gebruik**: Indicaties voor primaire (hoog risico) en secundaire preventie.
## Hoofdstuk 17 – Preoperatieve Evaluatie
Preoperatieve evaluatie is essentieel om cardiovasculaire risico's van een chirurgische ingreep in te schatten en te minimaliseren.
### Stap 1 – Investigaties
* **Klinische toestand**: Cardiovasculair risicoprofiel, cardiale voorgeschiedenis (infarct, angor, hartfalen, kleplijden), cardiale status (recent MI, instabiele angor, gedecompenseerd hartfalen, symptomatische aritmieën/klepstenose), comorbiditeiten (diabetes, nierinsufficiëntie, CVA, COPD).
* **Functionele status**: Beoordelen van de cardiale reserve (bv. aantal mets, trap lopen).
### Stap 2 – Bijkomende Investigaties
* **Laag risico**: Geen extra evaluatie.
* **Intermediair risico**: Non-invasieve testen (ECG, Echo, inspanningsproef/dobutamine stress echo).
* **Hoog risico**: Overwegen van invasieve tests (coronografie), vooral bij recente coronaire stenting (timing is cruciaal).
### Stap 3 – Besluiten
* **Optimalisatie**: Rookstop, correctie anemie en pijn, optimale medicamenteuze therapie.
* **Heelkunde**: Timing van electieve chirurgie, met name na coronaire stenting (BMS vs DES). Symptomatische klepstenose vereist vaak klepvervanging vóór andere chirurgie.
* **Perioperatieve monitoring**: ECG, biologie (troponine, CK-MB), herstarten medicatie (antiplaatjes).
* **Speciale gevallen**: Angor, hartfalen, devices (PM/ICD).
* **Lange termijn behandeling**: Naast perioperatieve zorg, ook advies voor risicofactorbeheer en ontdekking van nog niet gekende aandoeningen.
## Hoofdstuk 18 – Hypertensie
Hypertensie is een belangrijke, modificeerbare cardiovasculaire risicofactor met een lineaire relatie tussen bloeddruk en cardiovasculaire schade.
### Epidemiologie & Definitie
* Interindividuele variatie in bloeddruk, die stijgt met leeftijd en kan verschillen per etniciteit.
* Regelmatige bloeddrukmeting is noodzakelijk. Verschillende definities bestaan.
### Oorzaken
* **Essentiële hypertensie (80-90%)**: Multifactorieel, met genetische en omgevingsfactoren (zout, alcohol, stress, obesitas). Levenslange behandeling is noodzakelijk.
* **Secundaire hypertensie (10-20%)**: Veroorzaakt door specifieke aandoeningen (bv. endocrinologisch), vaak te genezen na behandeling van de oorzaak.
### Diagnose
* **Anamnese & Kliniek**: Vaak asymptomatisch ("silent killer"), kan leiden tot symptomen van orgaanschade (oogfundus, hartfalen, CVA).
* **Bloeddrukmeting**: Klassieke office meting, bevestiging via thuismeting of ambulante bloeddrukregistratie (24u). Verschillende definities voor diagnose gebaseerd op meetmethodes.
* **Workup**: Biologie (elektrolyten, lipiden, nierfunctie, urineonderzoek), ECG, Echocardiografie, Enkel-arm index, Carotis-IMT, Calciumscore (bij specifieke indicaties).
### Therapeutische Aanpak
* **Pijlers**: Levensstijladviezen en medicamenteuze behandeling.
* **Doelstelling**: Bloeddruk <120-129/70-79 mmHg.
* **Beleid ivm totaal CV risico**: Risicostratificatie via SCORE2 en inschatting van risicocondities.
* **Farmaca**: Alle klassieke antihypertensiva kunnen als eerste keuze gebruikt worden, vaak in combinatie (1 pil). Bètablokkers primair bij specifieke CV-indicaties.
* **Resistente hypertensie**: Hypertensie die niet onder controle is ondanks adequate therapie met drie klassen medicatie, vaak door non-compliance of secundaire oorzaken. Behandeling met MRA (bv. spironolacton) of amiloride.
* **Secundaire hypertensie**: Etiologische behandeling van de onderliggende oorzaak.
## Hoofdstuk 19 – Inflammatie en Hart
Dit hoofdstuk behandelt inflammatoire aandoeningen van het hart, zoals pericarditis en myocarditis.
### Pericardaandoeningen
* **Acute pericarditis**: Meest voorkomend door virale infecties, maar ook door maligniteit, trauma, post-infarct (Dressler syndroom), systeemaandoeningen.
* **Kliniek**: Thoracale pijn (stekend, AH-gebonden), pericardwrijven.
* **Diagnose**: ECG (diffuse ST-elevatie/depressie, PR-depressie), Echocardiografie (pericardvocht).
* **Behandeling**: Anti-inflammatoire medicijnen (NSAIDs, colchicine), vermijden corticosteroïden indien mogelijk.
* **Recurrente pericarditis**: Kan behandeld worden met langere dosering NSAIDs/salicylaten en colchicine; anti-IL-1 therapie is een recente optie.
* **Pericardvocht**: Vaak idiopathisch, drainage nodig bij tamponnade. Maligne pericardvochtuitstorting vereist drainage met intrapleurale chemotherapie.
* **Tamponnade**: Vochtophoping in het pericard dat de hartfunctie belemmert, vereist urgente drainage.
* **Constrictieve pericarditis**: Verdikking en verkalking van het pericard, vaak na TBC, ablatie, radiotherapie of recidiverende pericarditis.
### Myocarditis
* **Definitie**: Ontsteking van de hartspier, vaak perimyocarditis.
* **Oorzaken**: Viraal (meest frequent), protozoa (Chagas), niet-infectieus (eosinofiele myocarditis, checkpoint-inhibitoren, sarcoïdose).
* **Diagnose**: Biologie (CRP, troponine), ECG (repolarisatiestoornissen), Echocardiografie (dysfunctie, oedeem), Endomyocardbiopsie, MRI (oedeem, LGE).
* **Behandeling**: Supportieve behandeling zoals bij HFrEF (ACEI, BB, MRA), rust.
### CV Problemen bij Systemische Inflammatoire Aandoeningen
* Kleplijden (SLE, RA, APS), premature atheromatose, myocarddysfunctie, pulmonale hypertensie, thoracale aneurysma.
---
**Opmerking:** Dit studiegids biedt een gestructureerd overzicht van de belangrijkste concepten. Het is essentieel om de diepere details en nuances uit de originele literatuur te bestuderen voor een volledige voorbereiding.
Glossary
# Algemene Begrippenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Anamnese | Een systematische ondervraging van de patiënt om informatie te verzamelen over zijn/haar medische geschiedenis, huidige klachten, levensstijl en risicofactoren, essentieel voor het stellen van een diagnose en het opstellen van een behandelplan. |
| Klinisch onderzoek | Een fysiek onderzoek van de patiënt, uitgevoerd door een arts of zorgverlener, om vitale functies, lichaamsfuncties en mogelijke afwijkingen te beoordelen door middel van inspectie, palpatie, percussie en auscultatie. |
| Cardiovasculair (CV) risicoprofiel | De som van individuele risicofactoren die de kans op het ontwikkelen van cardiovasculaire aandoeningen beïnvloeden, zoals leeftijd, geslacht, familiale aanleg, hypertensie, diabetes, hypercholesterolemie en roken. |
| Dyspneu | Een onaangename sensatie van kortademigheid, die optreedt bij activiteiten die normaal gesproken geen kortademigheid veroorzaken, wat kan duiden op hart- of longproblemen. |
| Syncope | Plotseling bewustzijnsverlies en verlies van houding, veroorzaakt door een tijdelijke, ontoereikende bloedtoevoer naar de hersenen, onderscheiden van epileptische aanvallen door de afwezigheid van epileptiforme activiteit. |
| Atheromatose | Een chronisch ontstekingsproces dat leidt tot de vorming van plaques (atheromen) in de vaatwand van slagaders, gekenmerkt door de accumulatie van lipiden, ontstekingscellen en bindweefsel, wat vernauwing en vernauwing van de bloedvaten kan veroorzaken. |
| Revascularisatie | Een medische ingreep gericht op het herstellen van de bloedtoevoer naar een orgaan of weefsel dat door vernauwing of afsluiting van een bloedvat is aangetast, vaak toegepast bij coronaire hartziekten. |
| Myocarditis | Een ontsteking van de hartspier (myocard), vaak veroorzaakt door virale infecties, die kan leiden tot hartfalen, ritmestoornissen en plotselinge dood. |
| Cardiomyopathie | Een ziekte van de hartspier die de pompfunctie van het hart beïnvloedt, leidend tot hypertrofie, dilatatie of rigiditeit van de hartkamers en wat kan resulteren in hartfalen en aritmieën. |
| Hartfalen | Een chronische of acute aandoening waarbij het hart niet effectief genoeg bloed kan rondpompen om te voldoen aan de behoeften van het lichaam, resulterend in symptomen zoals dyspneu, vermoeidheid en oedeem. |
| Atherosclerose | Een chronisch inflammatoire ziekte van de vaatwanden, gekenmerkt door de accumulatie van lipiden en ontstekingscellen, leidend tot plaquevorming, vernauwingen en verminderde elasticiteit van slagaders. |
| Arythmie | Een afwijking van het hartritme, gekenmerkt door een onregelmatige hartslag, die te snel (tachycardie) of te langzaam (bradycardie) kan zijn, of door verstoorde geleiding van elektrische prikkels. |
| Endocarditis | Een infectie van het endocard, de binnenste laag van het hart, meestal veroorzaakt door bacteriële kolonisatie van hartkleppen, wat kan leiden tot klepbeschadiging, vegetaties en systemische complicaties zoals embolieën. |