Cover
Comença ara de franc Stuvia-9249975-europese-en-belgische-privaatrechtsgeschiedenis-deel-extern-recht-volledige-samenvatting-1820-eerste-zit.pdf
Summary
# Inleiding tot de cursus en de studieaanpak
Dit gedeelte van de cursus introduceert de algemene structuur, de studiemethoden en het belang van de verschillende onderdelen binnen het vak Europese en Belgische privaatrechtsgeschiedenis [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.1 Structuur van de leerstof
De leerstof wordt opgesplitst in twee hoofdbrokken: het juridische deel en het historische deel [2](#page=2).
#### 1.1.1 Audiodocumentatie vs. Hoorcolleges
* **Historische deel:** Dit deel wordt voornamelijk aangeboden via slides met audiocommentaar. Dit gedeelte wordt als gemakkelijker te begrijpen beschouwd [2](#page=2).
* **Juridische deel:** Dit deel wordt als moeilijker beschouwd en wordt daarom in een hoorcollege in het auditorium behandeld. Er is geen apart hoorcollege voor het deel extern recht [2](#page=2).
#### 1.1.2 Doel van de werkwijze
Deze aanpak met een combinatie van audiodocumentatie en hoorcolleges is bedoeld om meer tijd in de les vrij te maken voor de meer complexe juridische materie [2](#page=2).
### 1.2 De aanpak van het studeren
#### 1.2.1 Wat te kennen
* De kernleer- of is de commentaar bij de slides, met uitzondering van de slides aan het einde van elk hoofdstuk die studietips, voorbeeldvragen, leestips, toerismetips, en 'leuk om weten'-informatie bevatten [2](#page=2).
* Bij de slides voor extern recht geldt de commentaar als leerstof, hoewel de professor soms specifieke details zoals bepaalde datums kan aangeven als minder belangrijk (bijvoorbeeld de eerste helft van de 3e eeuw enkel globaal kennen) [2](#page=2).
* De slides aan het einde van een hoofdstuk met studietips worden sterk aangeraden om te bekijken [2](#page=2).
* Voorbeeldvragen die voorzien worden, zijn vergelijkbaar met de vragen op het examen [2](#page=2).
* De overzichtsslides zijn van groot belang en moeten goed gekend worden, omdat ze een overzicht geven van de cursusinhoud en mogelijks een basis vormen voor vragen zoals "bespreek het ius commune op 1 blad". Deze overzichtsslides worden aangeduid met een asterisk [3](#page=3).
> **Tip:** Benadruk de overzichtsslides; de grote lijnen ervan moeten goed gekend zijn [4](#page=4).
#### 1.2.2 Gebruik van het boek
Het handboek ("D. Heirbaut, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot het Belgisch Burgerlijk Wetboek") is geen directe leerstof, maar dient als een nuttig naslagwerk om zaken op te zoeken die minder uitgebreid in de slides aan bod komen [2](#page=2).
#### 1.2.3 Het examen
* Tijdens het examen mogen wetboeken meegenomen worden. Het is raadzaam om zowel nieuwe als oude Belgische Burgerlijke Wetboeken mee te nemen [2](#page=2).
* Voor het deel extern recht is het wetboek minder essentieel, maar wel voor het deel interne rechtsgeschiedenis [2](#page=2).
#### 1.2.4 Praktische regelingen voor de leerstof
* Slides met audiocommentaar moeten niet op eigen tempo doorgenomen worden, maar volgens de instructies via Ufora [3](#page=3).
* De slides worden per 1 à 2 hoofdstukken of delen ervan behandeld, wat pedagogisch zinvoller wordt geacht [3](#page=3).
* Het is de bedoeling om de slides vroegtijdig te bekijken en de PPs wekelijks door te nemen, bij voorkeur niet in de laatste weken van het semester [3](#page=3).
* Vragen over de leerstof worden pas beantwoord voor de delen die de professor heeft aangeraden. Vragen over eerdere delen die al behandeld zijn, worden niet meer beantwoord [3](#page=3).
* Het bewerken van slides door studenten is uiteraard mogelijk [3](#page=3).
* Onderbroken slides, waarbij een bepaald punt uit een opsomming een aparte slide krijgt, worden ook gebruikt [4](#page=4).
#### 1.2.5 Communicatie en feedback
* Vragen kunnen gesteld worden via Padlet, waar ook suggesties kunnen worden ingediend [3](#page=3).
* De slides zijn vooraf beluisterd door doctorandi, maar fouten en onduidelijkheden blijven mogelijk en dienen via Padlet gemeld te worden [4](#page=4).
### 1.3 Inhoudelijke focus: Wat is recht?
#### 1.3.1 Definitie van recht
Recht wordt gedefinieerd als "het geheel van sanctioneerbare regels die het leven in een gemeenschap regelen" [5](#page=5).
#### 1.3.2 De rol van rechtsgeschiedenis
* Recht is niet altijd logisch. Rechtsgeschiedenis is nodig om de oorsprong en de redenen achter niet-logische juridische regels te begrijpen [5](#page=5).
* **Voorbeeld:** Echtscheidingen vereisen in België, zelfs bij overeenstemming, nog steeds de tussenkomst van de rechtbank. Dit is een erfenis van middeleeuwse kerkelijke invloeden die echtscheidingen ontmoedigden [5](#page=5).
* **Voorbeeld:** Artikel 1674 van het Burgerlijk Wetboek uit 1804 (BW van 1804) regelt de nietigverklaring van een koopcontract wegens benadeling. De regel van "niemand spreekt met 7/12" betekent minder dan de helft, en de historische context is nodig om te begrijpen waarom dit niet explicieter genoteerd werd [5](#page=5).
* De logica in het recht kan soms slechts schijn zijn [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp dat recht niet altijd synoniem is met logica; rechtsgeschiedenis biedt hierin inzicht [5](#page=5).
#### 1.3.3 Belangrijke juridische termen
* **BW van 1804:** Verwijst naar het 'Oud Burgerlijk Wetboek' [5](#page=5).
* **BBW:** Staat voor het Belgisch Burgerlijk Wetboek [5](#page=5).
---
# De Romeinse periode: evolutie van recht en instellingen
Dit deel behandelt de ontwikkeling van het Romeinse recht en de instellingen door verschillende periodes, van de primitieve oud-Romeinse periode tot de klassieke en na-klassieke periodes, met aandacht voor de juridische bronnen en procedures.
## 2. De Romeinse periode: evolutie van recht en instellingen
De Romeinse periode wordt chronologisch ingedeeld in vier hoofdfasen: de Oud-Romeinse periode, de Voor-klassieke periode, de Klassieke periode en de Na-klassieke periode. Deze indeling weerspiegelt de historische, politieke en maatschappelijke evolutie van Rome, en hoe deze veranderingen de ontwikkeling van het recht en de instellingen beïnvloedden [17](#page=17) [30](#page=30).
### 2.1 Oud-Romeinse periode (ca. 753 v.C. – ca. 250 v.C.)
Deze periode kenmerkt zich door een primitief Rome en een primitief recht. Rome groeide in deze tijd van een stadstaat tot heerser over een aanzienlijk deel van Italië, maar de maatschappij bleef grotendeels agrarisch en primitief [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.1.1 De familia en de pater familias
De **familia** was de basiseenheid van de maatschappij en omvatte niet alleen de directe familie, maar ook de boerderij zelf met al haar bezittingen (grond, vee, materiaal). De **pater familias** was het hoofd van de familia en had een quasi-dictatoriale macht, inclusief het recht op leven en dood over zijn huisgenoten [18](#page=18).
#### 2.1.2 Primitieve rechtsbronnen
De belangrijkste rechtsbronnen in deze periode waren **gewoonte** en **wetgeving** [25](#page=25).
* **Gewoonte:** Handelingen die op een bepaalde manier werden verricht en zo moesten blijven [25](#page=25).
* **Wet:** De **wet der XII Tafelen** was een belangrijke vroege codificatie, tot stand gekomen op verzoek van de plebejers om meer rechtszekerheid te bieden tegenover het gewoonterecht dat voornamelijk door patriciërs werd geïnterpreteerd. Wetten uitgevaardigd door de volksvergadering heetten **leges** (door de *comitia*) en **plebiscita** (door de *concilium plebis*). Na de **lex Hortensia** (287 v.C.) werden *plebiscita* gelijkgesteld aan *leges* en ook bindend voor patriciërs [25](#page=25).
#### 2.1.3 Primitieve procedure
De procedure was aanvankelijk gebaseerd op **eigenrichting**. Later evolueerde dit naar een primitieve procesvorm met een element van **geseculariseerde** procedure, waarbij men niet meer uitsluitend op godsoordelen vertrouwde. De **legis actio** was de procedurele vorm, gekenmerkt door rituelen en plechtige handelingen, en was enkel toegankelijk voor Romeinen. Deze procedure verliep in twee fasen: eerst bij de praetor om het proces te starten, en daarna bij een door de praetor aangewezen rechter. Het woord **actio** had in deze periode de betekenis van een ritueel of show om een proces te starten [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.1.4 Instellingen in de Oud-Romeinse periode
De instellingen in deze periode weerspiegelden de primitieve maatschappij [20](#page=20).
* **Koningstijd (tot 510 v.C.):** De koning had veel macht (politiek, militair, religieus, juridisch), maar moest rekening houden met de pater familias. Er waren drie standen: **patriciërs** (aristocratie), **plebejers** (niet-afhankelijke burgers) en **clientes** (afhankelijke burgers). Slaven vormden een vierde groep die als 'dingen' werden beschouwd [20](#page=20).
* **Republiek (vanaf 510 v.C.):** Na de verdrijving van de koningen ontstond een republiek met een strijd tussen patriciërs en plebejers. De belangrijkste instelling werd de **senaat** (machtscentrum, bestaande uit rijke oudere mannen). Daarnaast waren er de **volksvergaderingen** (*comitia* en *concilium plebis*), die echter minder macht hadden door de groei van Rome en de invloed van de magistraten. De **magistraten** waren verkozen overheidspersonen (geen rechters), met een jaarlijks mandaat, vaak collegiaal, niet gespecialiseerd en onbetaald. Enkele belangrijke magistraten waren [21](#page=21) [22](#page=22):
* **Priesters:** Namen religieuze bevoegdheden over [23](#page=23).
* **Consuls:** Hoofdfiguren met politieke en militaire macht (twee per jaar) [23](#page=23).
* **Praetor:** Verantwoordelijk voor het recht, vergelijkbaar met een minister van justitie [23](#page=23).
* **Censor:** Hield toezicht op moraal en bepaalde de leden van de senaat (ambt voor 5 jaar) [23](#page=23).
* **Aedielen:** Marktmagistraten, ook betrokken bij marktrecht [23](#page=23).
* **Quaestoren:** Financiën [23](#page=23).
* **Volkstribunen:** Plebejische magistraten met vetorecht ter bescherming van de plebejers tegen de macht van de patriciërs; onschendbaar [24](#page=24).
### 2.2 Voor-klassieke periode (ca. 250 v.C. – ca. 0)
Deze periode wordt gekenmerkt door de expansie van Rome tot een wereldrijk. Deze groei had ingrijpende gevolgen voor zowel de instellingen als het recht. Het centrale thema is dat Rome groeit en het recht meegroeit [30](#page=30).
#### 2.2.1 Aanpassing van instellingen
De expansie noodzaakte een aanpassing van de instellingen [31](#page=31).
* **Praetor:** Er kwam een tweede praetor bij: de **praetor urbanus** (recht tussen Romeinen) en de **praetor peregrinus** (recht tussen Romeinen en vreemdelingen, en tussen vreemdelingen onderling). De *praetor peregrinus* was progressiever door contact met diverse volkeren [31](#page=31).
* **Italië en Provincies:** Italië werd gelijkgeschakeld met Rome en de rest van het rijk werd bestuurd door **provinciegouverneurs** (vaak voormalige magistraten) [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Verval van instellingen:** Volksvergaderingen verloren aan belang door de omvang van het rijk, en de rol van de censor nam af [32](#page=32).
#### 2.2.2 Aanpassing van rechtsbronnen door de praetor
De gewoonte en wetgeving verloren aan belang ten voordele van het **magistratenrecht** (met name het **praetoriaans recht**) [32](#page=32).
* **Praetor maakt recht:** De praetor verleende of weigerde **actio's** (in deze periode: rechtsmiddel, toegang tot de rechter). Soms deed de praetor dit tegen de letter van de wet of gewoonte in, vaak om kiezers te plezieren, waardoor hij een centrale figuur werd in de rechtspraak. De praetor verklaarde een **edict** aan het begin van zijn ambtsperiode, waarin hij aangaf welke *actio's* en *exceptio's* hij zou toestaan [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Ius Civile en Ius Honorarium:** Er ontstond een onderscheid tussen **ius civile** (traditioneel Romeins recht, enkel voor Romeinen) en **ius honorarium** (het recht gecreëerd door magistraten, zoals de praetor) [34](#page=34).
* **Ius Gentium:** Het **ius gentium** (recht der volkeren) werd ontwikkeld door de *praetor peregrinus* voor geschillen tussen personen van verschillende volkeren. In de praktijk was dit een aangepaste versie van het *ius civile* en beïnvloedde het de ontwikkeling van het Romeinse recht [34](#page=34).
* **Soorten Actio's:**
* *Actiones civiles:* Uit het *ius civile*.
* *Actiones honorariae:* Uit het *ius honorarium*.
* *Actiones utiles:* Actio's naar analogie, door aanpassing van bestaande *actio's* [35](#page=35).
* *Actiones ficticiae:* Gebaseerd op een fictie, waarbij men aanneemt dat aan een voorwaarde is voldaan [35](#page=35).
* *Actiones in factum:* Gebaseerd op de feiten van het specifieke geval [35](#page=35).
#### 2.2.3 Aanpassing van de procedure
De **legis actio** werd geleidelijk verdrongen door de **formula procedure**, oorspronkelijk ontwikkeld voor vreemdelingen en afkomstig uit het *ius gentium* [37](#page=37).
* **Formula procedure:** Deze procedure was minder formalistisch dan de *legis actio*. Het verliep in twee fasen [37](#page=37):
1. **Fase *in iure*** (voor de praetor): De eiser diende zijn verhaal in en vroeg om een *actio*. De praetor kon deze toestaan of weigeren. De verweerder kon vervolgens een **verweer ten gronde** voeren of een **exceptio** (uitzondering) vragen. Hierna konden nog reacties volgen zoals **replicatio** en **duplicatio** [37](#page=37) [38](#page=38).
2. **Fase *apud iudicem*** (voor de rechter): De rechter (een privépersoon) deed uitspraak. Veroordelingen waren altijd in **equivalent** (geldwaarde), nooit in natura, behalve bij **noxale acties** (schade berokkend door een slaaf of kind) [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Litis contestatio:** Dit was de vaststelling van het geding, waarbij partijen akkoord gingen met de gekozen rechter. Het zorgde voor de **consumerende werking** (nadat een *litis contestatio* was geweest, kon men niet opnieuw een actio vragen over dezelfde zaak; *non bis in idem*) [39](#page=39).
* **Actio Iudicati:** Na het vonnis kon, indien niet uitgevoerd, een *actio iudicati* worden ingesteld, wat kon leiden tot verkoop van alle goederen van de veroordeelde [40](#page=40).
#### 2.2.4 Juristenrecht (Jurisprudentia)
Hoewel de praetor het recht formeel maakte, steunde hij sterk op de **rechtsleer** (*jurisprudentia*) van juristen. Deze juristen (jurisprudentes) gaven gratis advies en beïnvloedden zo inhoudelijk het recht, wat voornamelijk ten goede kwam aan de rijken [36](#page=36).
### 2.3 Klassieke periode (ca. 0 – ca. 250)
Dit is de bloeiperiode van Rome en van het Romeinse recht. Rome controleerde nu het hele Middellandse Zeegebied en verder [43](#page=43).
#### 2.3.1 Rome krijgt een keizer: het principaat
De crisis van de republiek leidde tot de instelling van het **principaat** door Augustus. Dit was een monarchie vermomd als republiek, waarbij de keizer (*princeps*) de hoogste macht had. Deze periode kenmerkte zich door de **Pax Romana**, vrede en stabiliteit in het rijk [44](#page=44).
* **Constitutio Antoniniana:** In het begin van de 3e eeuw werd aan alle inwoners van het rijk het Romeinse burgerschap verleend, waardoor het onderscheid tussen *ius civile* en *ius gentium* vervaagde [44](#page=44).
#### 2.3.2 Instellingen in het principaat
De oude instellingen bleven bestaan, maar de macht lag bij de keizer, die als **supermagistraat** alle functies bekleedde [45](#page=45).
* **Keizerlijke controle:** De keizer gebruikte de senaat als stroman om wetten (*senatusconsulta*) uit te vaardigen, aangezien hij hen controleerde als censor [45](#page=45).
* **Keizerlijke provincies:** Naast de reguliere provincies waren er ook keizerlijke provincies, rechtstreeks bestuurd door door de keizer benoemde ambtenaren [45](#page=45).
* **Gebreken:** Het systeem was afhankelijk van de persoon van de keizer en kende crises door onduidelijke opvolging [45](#page=45).
#### 2.3.3 Rechtsbronnen in de klassieke periode
* **Verdwijnen van gewoonte en volksvergaderingen:** Gewoonte en wetgeving uit de volksvergaderingen verloren hun betekenis [46](#page=46).
* **Senatusconsulta:** Wetten uitgevaardigd door de senaat (*senatusconsulta*) werden de belangrijkste wetgevingsvorm, maar dit was in feite vermomde keizerlijke wetgeving [46](#page=46).
* **Achteruitgang van de praetor:** De macht van de praetor nam af. Keizer Hadrianus gaf opdracht aan Salvius Julianus om het **Edictum Perpetuum** te schrijven, waarmee het edict van de praetor voorgoed werd vastgelegd [46](#page=46).
* **Keizersrecht:** De keizer maakte nu openlijk recht via verschillende bronnen:
* **Edicten:** Algemeen bindende maatregelen van de keizer, die voor altijd golden [46](#page=46).
* **Decreti:** Uitspraken van de keizer als rechter, die als wet fungeerden [47](#page=47).
* **Mandaten:** Instructies van de keizer aan ambtenaren [47](#page=47).
* **Rescripten:** Juridische adviezen op schrift van de keizer, die als wet golden voor wat betreft het recht [47](#page=47).
#### 2.3.4 Juristenrecht in de klassieke periode
De juristen (*juris prudentes*) bleven de belangrijkste rol spelen in de rechtspraak, nu georganiseerd via het **ius respondendi**, een recht om adviezen te geven die bindend waren voor rechters [47](#page=47) [48](#page=48).
* **Bloei van het Romeinse recht:** Het klassieke Romeinse recht, sterk casuïstisch en gericht op praktische problemen, wordt beschouwd als de bloeiperiode van het Romeinse recht [48](#page=48).
* **Belangrijke juristen:** Labeo, Capito, Gaius, Salvius Julianus, Papinianus, Paulus, Ulpianus en Modestinus [49](#page=49).
* **Instituten van Gaius:** Een invloedrijk leerboek, ondanks dat het als minder prestigieus werd beschouwd [48](#page=48).
#### 2.3.5 Cognitio-procedure
De **cognitio extraordinaria** (keizerlijke procedure) begon de **formula procedure** te beconcurreren en uiteindelijk te verdringen [49](#page=49).
* **Verloop:** De gehele procedure stond onder controle van de keizer of zijn ambtenaar, waardoor de scheiding in twee fasen (*in iure* en *apud iudicem*) verdween. De term *actio* kreeg hier de betekenis van vordering of eis [50](#page=50).
* **Consumentieve werking:** De *litis contestatio* verloor zijn betekenis; de consumerende werking werd verbonden aan het vonnis [50](#page=50).
* **Recht op beroep:** Dit werd ingevoerd om de keizerlijke macht te controleren en diende uiteindelijk de macht van de keizer, niet primair de rechten van de burger [51](#page=51).
* **Tenuitvoerlegging:** De tenuitvoerlegging was minder streng dan in de formula procedure [51](#page=51).
### 2.4 Na-klassieke periode (ca. 250 – 527)
Deze periode wordt gekenmerkt door het verval van Rome en de toenemende macht van de keizer. Het recht weerspiegelt dit verval. De centrale gedachte is dat Rome achteruitgaat, en het recht dus ook [53](#page=53).
#### 2.4.1 Instellingen in de na-klassieke periode
De macht van de keizer nam verder toe, wat leidde tot veranderingen in de instellingen, hoewel veel structuren bleven bestaan [53](#page=53).
#### 2.4.2 Rechtsbronnen in de na-klassieke periode
* **Juristenrecht:** Het werk van juristen bleef belangrijk, maar de autonomie van de juristen nam af door toenemende keizerlijke controle en de evolutie naar jurist-ambtenaren [48](#page=48).
* **Keizerlijke wetgeving:** De keizerlijke wetgeving (edicten, decreten, etc.) werd dominant [46](#page=46).
#### 2.4.3 Procedure in de na-klassieke periode
De **cognitio-procedure** werd de standaardprocedure. Het recht op beroep ontwikkelde zich verder en stimuleerde de verschriftelijking. De tenuitvoerlegging werd vereenvoudigd [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
#### 2.4.4 Justinianus
De periode culmineert in de codificatie van het Romeinse recht onder keizer Justinianus, hoewel dit buiten het bestreken bereik van de tekst valt [17](#page=17) [30](#page=30) [42](#page=42) [53](#page=53).
---
# Het ius commune en de periode van de Verlichting
Dit gedeelte behandelt de periode waarin het ius commune dominant werd in Europa, de rol van universiteiten daarin, en de radicale breuk die de Verlichting teweegbracht met de nadruk op rede en de opkomst van codificatie.
### 3.1 De opkomst en verspreiding van het ius commune (ca. 1100 - ca. 1800)
#### 3.1.1 De maatschappelijke transformatie rond 1100
Rond 1100 onderging Europa een significante transformatie. De landbouwproductiviteit nam toe, waardoor meer mensen gevoed konden worden en er nieuw akkerland beschikbaar kwam. Dit leidde tot een bevolkingstoename. Een groter deel van de bevolking ging zich bezighouden met handel en nijverheid, wat resulteerde in meer investeringen en de opkomst van nieuwe sociale groepen zoals ambtenaren en handelaars. Op cultureel vlak markeerde deze periode de opkomst van universiteiten. Deze maatschappelijke veranderingen vergrootten de behoefte aan een meer geavanceerd rechtssysteem [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 3.1.2 De herontdekking van het Corpus Iuris Civilis (CIC)
In plaats van volledig nieuw recht te creëren, besloot men in deze periode het Corpus Iuris Civilis (CIC) van Justinianus opnieuw uit de kast te halen en te gebruiken als gemeenschappelijk recht voor heel Europa. Dit wordt ook wel de "herontdekking" van het CIC genoemd, hoewel het Romeinse recht in het zuiden nooit volledig verdwenen was, maar als een primitiever recht was blijven bestaan. De herontdekking betrof specifiek de volledige toepassing ervan, met name de Digesten die voorheen minder gebruikt werden. De hoge kosten van een CIC-exemplaar (ongeveer 700.000 euro vandaag) maakten de implementatie ervan pas mogelijk toen de economie dit kon dragen [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 3.1.3 De rol van universiteiten
De opkomst van universiteiten was direct verbonden met de herontdekking van het CIC. Deze instituten boden een plek om te leren werken met het CIC en om het recht als een wetenschappelijk studieobject te behandelen. Aanvankelijk ontstonden universiteiten organisch door docenten die studenten aantrokken. Universiteiten specialiseerden zich vaak in één studiegebied; Bologna was bijvoorbeeld primair een rechtenuniversiteit. De verbinding tussen recht en universiteiten leidde tot een academisch recht, soms met het risico van wereldvreemdheid bij professoren die minder praktisch gericht waren, in tegenstelling tot het Engelse model waarbij men in de leer ging bij een jurist [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 3.1.4 Het ius commune en de receptie
Het resultaat van de studie van het CIC aan universiteiten was dat het Romeinse recht het gemeenschappelijk recht van Europa werd, bekend als het *ius commune*. De term *ius commune* omvat zowel het Romeinse recht als het Romano-canonieke recht (kerkelijk recht gebaseerd op Romeins recht). Dit stond in contrast met het *ius proprium*, oftewel het gewoonterecht. De verspreiding van het *ius commune* in Europa wordt aangeduid met de term "receptie". Het gemeenschappelijk recht betekende niet per se dezelfde rechtsregels in heel Europa, maar wel dezelfde methode en hetzelfde materiaal (het CIC). De term *ius commune* is veelzijdig en mag niet zomaar vertaald worden; het verwijst naar een gemeenschappelijk recht voor sprekers van een bepaalde taal (in dit geval Latijn voor een groot deel van Europa). De methode van het *ius commune* evolueerde voortdurend [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 3.1.5 De scholen van het ius commune
De methoden en benaderingen van het CIC worden aangeduid als "scholen". Deze evolueerden over de periode van het ius commune [82](#page=82):
* **Glossatoren (ca. 1100-1250):** Deze school ontleent zijn naam aan de "glosse", een uitleg van woorden of zinnen die tussen de regels of in de marge van een tekst werd geschreven. De glossatoren gingen uit van de perfectie van het CIC en probeerden onduidelijkheden en interne contradicties op te lossen door uitleg en distincties (onderscheid in betekenissen van termen). Ze ontwikkelden onderwijsmethoden zoals de *lectura* (college), *repetitio* (herhaling en praktische toepassing), en *quaestio* (diepgaande studie). Het werk van Accursius, de standaardglosse, bracht de glossen van verschillende professoren samen in één handboek. Kritiek op de glossatoren omvat hun wereldvreemdheid, gebrek aan praktische gerichtheid, en het negeren van Griekse teksten [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Commentatoren (ca. 1250-1500):** Deze school bouwde voort op het werk van de glossatoren en bestudeerde zowel het CIC als de glossen. Ze verdiepten de scholastieke methode en introduceerden vernieuwing door niet-Romeins recht te bestuderen met Romeinse rechtstechnieken. Ze introduceerden het principe dat *ius proprium* primair toegepast moest worden, en *ius commune* subsidiair. Dit leidde tot nieuwe theorieën, zoals de statutenleer, die de basis vormde voor het internationaal privaatrecht, en concepten als *locus regit actum*, *lex patriae*, en *lex loci rei sitae*. De *consilia* (adviezen) werden een belangrijke nieuwe vorm van juridische literatuur. Bartolus was een prominente figuur uit deze periode [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Humanisten (ca. 1500-1600):** Deze school was een tegenhanger van de renaissance in de letteren. Ze streefden naar een terugkeer naar het zuivere Romeinse recht zoals het in de oudheid bestond, met minachting voor middeleeuwse toevoegingen. Ze gebruikten de filologische en historische methoden om het CIC te reconstrueren. Humanisten hervormden het onderwijs door zich te baseren op de *Instituten* van Justinianus, wat leidde tot een beter begrip van het Romeinse recht en een relativering van het CIC als een product van een specifieke tijd. Kritiek op humanisten is dat ze niet praktisch gericht waren en te veeleisend voor studenten. Ze brachten het Romeinse recht van een voetstuk, wat leidde tot een gelijkwaardige beschouwing van Romeins en gewoonterecht of de noodzaak voor een nieuw recht. De *mos Gallicus* (Franse methode) ontstond in deze periode, contrasterend met de *mos Italicus* (Italiaanse methode) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Vernunftrecht (ca. 1600-1800):** Deze stroming, die voortbouwt op het werk van Hugo Grotius, streeft naar een autonoom recht dat losgekoppeld is van God. Het kenmerkt zich door systematisch en quasi-mathematisch denken, waarbij recht gebaseerd wordt op logisch en mechanisch redeneren, en een onderscheid wordt gemaakt tussen algemeen en specifiek recht. Hoewel het vernunftrecht een nieuw recht nastreefde, leidden de bekende structuren van het ius commune er vaak toe dat men bij dezelfde inhoud uitkwam, maar wel met meer systematiek en de afschaffing van ongelijkheid en slavernij .
#### 3.1.6 Romano-canonieke recht
Het Romano-canonieke recht is het kerkelijk recht gebaseerd op Romeins recht. De kerk zag zichzelf als erfgenaam van Rome en wilde vergelijkbaar recht hebben. Gratianus stelde rond 1140 het *Decretum Gratiani* op, een tekst vergelijkbaar met het CIC, maar met een andere inhoud en niet definitief. Paus Gregorius IX bracht in 1234 de decretalen van na 1140 samen in het *Liber Extra*. Decretalen waren pauselijke wetgeving in briefvorm. Na het *Liber Extra* volgden nog meer collecties, en in de 16e eeuw werden deze samengevoegd tot het *Corpus Iuris Canonici*. Dit recht werd op dezelfde manier bestudeerd als het Romeinse recht [90](#page=90) [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 3.1.7 Wisselwerking tussen Romeins en Romano-canonieke recht
Romeins recht en Romano-canonieke recht werden beide aan universiteiten bestudeerd en beïnvloedden elkaar sterk. Het Romeinse recht beïnvloedde het Romano-canonieke recht door de rol van de paus te versterken als keizer en wetgever, en door de methode en redeneerstructuur van het Romeinse recht over te nemen. Het CIC werd ook als geldend recht beschouwd in de kerk indien er geen specifieke kerkelijke regel was die dit tegensprak. Dit leidde tot een juridisering van de kerk, waarbij kerkelijk recht loskwam van theologie. Het Romano-canonieke recht beïnvloedde het Romeinse recht met name via de *officialiteiten* (kerkelijke rechtbanken) en de scheidsrechtspraak, wat zichtbaar werd in gebieden als het huwelijk. De invloed van het Romano-canonieke recht was vooral significant in de middeleeuwen en eindigde in de 16e eeuw, hoewel het een rol speelde in de ontwikkeling van het vernunftrecht [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94).
#### 3.1.8 Verspreiding van het ius commune
De verspreiding van het *ius commune* over Europa kende regionale verschillen [94](#page=94).
* **Mediterrane wereld:** In gebieden met een Romeinse rechtstraditie (zoals Italië en Zuid-Frankrijk) werd het *ius commune* een upgrade van het bestaande recht. Italië was het centrum van de glossatoren en commentatoren, waardoor het *ius commune* er snel doorbrak [94](#page=94) [95](#page=95).
* **Gebieden met (zogenaamd) Germaans gewoonterecht:** Hier moest het *ius commune* een nieuw systeem vormen [94](#page=94).
* **Massale receptie:** Landen als het Duitse Rijk (na 1495 met de oprichting van het Reichskammergericht) en Schotland (in de 16e eeuw ter weerstand tegen Engeland) namen het *ius commune* in grote mate over. De Verenigde Provincies (Nederland) ontwikkelden een Rooms-Hollandse recht door een mengeling van inheems gewoonterecht en Romeins recht, wat later geëxporteerd werd naar Zuid-Afrika [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Pays de droit coutumier (gewoonterechtlanden):** In Noord-Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden hield het gewoonterecht stand, mede door weerstand van de Franse koning. Het Romeinse recht kreeg hier een subsubsidiaire rol [100](#page=100) [99](#page=99).
* **Buitenstaanders/Periferie:** Zwitserland kende aanvankelijk een vroege invloed van het *ius commune*, maar verwierp het later uit politieke redenen. Engeland volgde een afwijkend pad (common law). Noord-Europa werd aanvankelijk vooral beïnvloed door het canoniek recht, met een latere impact van het vernunftrecht. Oost-Europa zag invloeden via Duitsland, terwijl Zuid-Oost-Europa en Rusland beïnvloed werden door de *Basilika* [100](#page=100) .
#### 3.1.9 Succes van het ius commune
Het succes van het *ius commune* kan verklaard worden door verschillende factoren :
* **Eigen kwaliteiten:** Het was een modern, geschreven recht, afkomstig van professoren, en werd als kwalitatief hoogstaand beschouwd. Het CIC was ook vollediger dan lokaal gewoonterecht .
* **Steun van machthebbers:** De Duitse keizer, de paus en andere vorsten steunden het *ius commune* omdat het hun macht legitimeerde. Steden moesten het *ius commune* ook gebruiken ter verdediging tegen vorsten .
* **Voorkeuren van juristen:** Het *ius commune* sloot buitenstaanders buiten, wat de positie van geleerde juristen versterkte, en intellectueel snobisme bevorderde .
* **Notarissen en luiheid:** Formulierboeken met *ius commune* verspreidden het recht via notarissen. Het was ook gemakkelijker om één recht te leren dan duizenden lokale rechten (luiheid) .
* **Zwakheid van gewoonterecht:** Lokaal gewoonterecht was vaak verbrokkeld, ongeschreven en minder omvangrijk dan het *ius commune* .
Er was echter ook verzet tegen het *ius commune*, met name omdat het in strijd kon zijn met gevestigde belangen, exclusief was, en minder toegankelijk voor de gewone bevolking .
### 3.2 De periode van de Verlichting en de breuk met het ius commune (ca. 1800)
#### 3.2.1 De Verlichting: een nieuwe denkrichting
De Verlichting, die rond 1800 culmineerde, was een maatschappijkritische stroming die geloofde in de mogelijkheid om op aarde een ideale maatschappij en geluk te bereiken, in tegenstelling tot de vroegere focus op het hiernamaals. Deze stroming benadrukte het menselijk verstand en logisch redeneren als instrumenten om uit de "duisternis" van het verleden naar "licht" te gaan. Dit leidde tot politieke veranderingen zoals het verlicht absolutisme en revoluties, en op juridisch vlak tot de afschaffing van ongelijkheid en privileges, het gelijkheidsbeginsel, en de scheiding van kerk en staat. Recht werd gezien als een instrument voor maatschappijverandering (social engineering) .
#### 3.2.2 De breuk met het verleden (ca. 1800)
De Verlichting bracht een fundamentele verandering in de opvatting over recht: nieuw werd goed en oud werd slecht. Er ontstond een behoefte aan een nieuw, universeel recht en een techniek om dit door te voeren, namelijk de codificatie .
#### 3.2.3 Wetgeving vóór de Verlichting
Voor de Verlichting was er weinig algemene wetgeving, met uitzonderingen in Scandinavië, Engeland en het Koninkrijk Sicilië. In de vroege moderne tijden (16e-18e eeuw) nam de absolutistische vorst de rol van wetgever op zich (*princeps legibus solutus*), maar toch bleef nationale wetgeving beperkt. In Frankrijk leidde een geleidelijke evolutie van detailregelingen, via de ordonnanties van Colbert en d'Aguesseau, uiteindelijk tot het Burgerlijk Wetboek van 1804. In de Zuidelijke Nederlanden bleef de wetgeving beperkt, met het Eeuwig Edict van 1611 als een belangrijke, zij het weinig vernieuwende, uitzondering .
#### 3.2.4 Universeel recht en vernunftrecht
Het idee van universeel recht, dat overal en voor iedereen geldt, is ouder dan de Verlichting en vond zijn oorsprong in het natuurrecht. De Verlichting gaf hier echter een concrete invulling aan door het ontwikkelen van een specifiek, positief recht dat gebaseerd was op het menselijk verstand. Dit werd bekend als het *vernunftrecht* (Duitse term). Het vernunftrecht bouwde voort op het logisch redeneren van Hugo Grotius, maar was autonoom en losgekoppeld van God. De Spaanse neo-scholastiek en Grotius worden gezien als voorlopers. Het vernunftrecht kenmerkte zich door systematisch en quasi-mathematisch denken en streefde naar een volledig nieuw recht dat logisch en mechanisch tot stand kwam. Hoewel het *vernunftrecht* de intentie had om te breken met het *ius commune*, leidde de logische redenering vaak tot dezelfde inhoud, zij het met meer systematiek en de afschaffing van ongelijkheid en slavernij .
#### 3.2.5 Codificatie als techniek
Om het vernieuwende, universele recht van de Verlichting door te voeren, was codificatie noodzakelijk. Een codificatie is een oorspronkelijke, omvattende en uitputtende onderneming om een geheel rechtsgebied op een homogene, doorlopende en logisch sluitende wijze vast te leggen in een wetboek. Dit maakte het recht begrijpelijk en innovatief, en zorgde voor rechtszekerheid. Vroege codificaties kwamen voor in Scandinavië, Pruisen (Allgemeines Landrecht) en Oostenrijk (Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch - ABGB). De meest invloedrijke codificatie is de *Code Civil* (Code Napoléon) van 1804. Juristen stonden vaak weigerachtig tegenover codificatie vanwege de bedreiging van de gevestigde juridische orde, wat leidde tot pogingen tot commentaarverboden en het controleren van rechters als *bouche de la loi* (mond van de wet), wat echter mislukte .
---
# Nationale rechtssystemen en moderne ontwikkelingen
Hier is een gedetailleerde samenvatting van het onderwerp "Nationale rechtssystemen en moderne ontwikkelingen" voor jouw studiehandleiding, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Nationale rechtssystemen en moderne ontwikkelingen
Dit deel van het studiemateriaal onderzoekt de evolutie van rechtssystemen in Europa na het ius commune, met een focus op de ontwikkeling van nationale rechtsordes, codificatiebewegingen, de unieke positie van Engeland, en de impact van digitalisering en Europese integratie, met specifieke aandacht voor België.
### 4.1 De opkomst van nationale rechtssystemen na het Ius Commune
Na de periode van het *ius commune*, dat een gemeenschappelijk rechtskader bood in Europa, ontstond er geleidelijk een tendens naar de vorming van nationale rechtssystemen. Dit proces was complex en werd beïnvloed door zowel de voortzetting van bestaande juridische tradities als de introductie van nieuwe juridische concepten.
#### 4.1.1 Reacties van het gewoonterecht en de ontwikkeling van juridische praktijken
Het gewoonterecht, dat vóór het *ius commune* dominant was, reageerde op de toenemende invloed van het Romeinse recht. In de periode van de 12e tot de 15e eeuw waren er autonome pogingen om het gewoonterecht te verbeteren, voornamelijk gericht op:
* **Tendens tot eenmaking**: Om de versnippering van plaatselijk gewoonterecht tegen te gaan, probeerde men eenmaking te realiseren door middel van uitwisseling van rechters of het inwinnen van advies bij andere rechtbanken via de "hoofdvaart" .
* **Tendens tot verwetenschappelijking en professionalisering**: Om het "primitieve" karakter van het gewoonterecht te overwinnen, streefde men naar meer wetenschappelijkheid en professionalisering. Dit werd mede vormgegeven door de **voorsprekers**, die fungeerden als woordvoerders van de rechtbank en die vaak de intellectuele auteurs waren van de vonnissen. Hun opleiding gebeurde in de praktijk, door middel van notities die werden bewaard .
* **Tendens tot verschriftelijking**: Om de mondelinge aard van het gewoonterecht te compenseren en de kennis te bewaren, werd het opgeschreven. Aanvankelijk gebeurde dit privaat, maar later ging men over tot officiële optekeningen, zoals de **homologatie van costumen**. De vorst speelde hierin een centrale rol, met Frankrijk als een belangrijk voorbeeld. De **Sachsenspiegel** van Eike von Repgau wordt genoemd als een uitzonderlijk succesvol werk van gewoonterecht, dat een grote invloed had in Duitsland, Nederland en Oost- en Centraal-Europa .
#### 4.1.2 Praktische rechtsleer (16e-18e eeuw)
Van de 16e tot de 18e eeuw ontstond de **praktische rechtsleer** (*pratique*), een school van Romeins recht die zich ook bezighield met het gewoonterecht. Deze stroming was een reactie op het **humanisme**, dat zich te veel richtte op de klassieke oudheid en daardoor in de praktijk minder nuttig werd geacht. De praktische rechtsleer nam echter wel elementen over van het humanisme, zoals de nadruk op een goed gestructureerd onderwijs. Deze stroming was Europees van aard en beïnvloedde de ontwikkeling van het gewoonterecht door middel van verschriftelijking, verwetenschappelijking en eenmaking .
De invloed van het *ius commune* op het gewoonterecht ging via verschriftelijking en de terminologie en systematiek van het Romeinse recht. Dit leidde tot een tendens tot eenmaking, waarbij men streefde naar een gemeenschappelijk recht binnen een bepaald land, zoals de *droit commun de France* of het *gemeines Recht* in Duitsland. Omgekeerd had het gewoonterecht ook invloed op de universitaire wereld, bijvoorbeeld door de opkomst van leerstoelen over lokaal recht en de publicatie van juridische werken in de volkstaal .
#### 4.1.3 De bolwerken van gewoonterecht: Lex Mercatoria, Feodaal Recht en Engeland
Gedurende de opkomst van het *ius commune*, vanaf 1100, waren er enkele gebieden die weerstand boden aan de volledige dominantie van het Romeinse recht. Deze "bolwerken" zijn:
* **Lex Mercatoria (Handelsrecht)**: Het handelsrecht ontwikkelde zich vanaf de 11e eeuw met de economische herleving van Europa. De bronnen hiervan waren de gewoonten van jaarmarkten, de gewoonten van de **Hanzen** (koopmansgilden), en het zeerecht (zoals het recht van Rhodos en Oléron). Kenmerkend was het belang van het gegeven woord, de nadruk op snelheid en billijkheid, en de professionaliteit van de handelaar. Hoewel er ideeën waren over een uniform Europees handelsrecht (*lex mercatoria*), was dit recht niet overal hetzelfde en was er een significante invloed van het *ius commune* in de Mediterrane wereld, terwijl die invloed in Noord-Europa beperkter was. In Frankrijk ontwikkelde zich wel een apart handelsrecht met aparte rechtbanken, de **consulaire rechtbanken**, onder Lodewijk XIV. Dit Franse model van afzonderlijk handelsrecht werd later, via de Franse overheersing, ook in België ingevoerd .
* **Feodaal Recht**: Feodaliteit is een systeem van rechtsregels betreffende heren, vazallen en lenen, gebaseerd op een feodaal contract. Hoewel men vroeger dacht dat feodaliteit een creatie van de Karolingers was en een bolwerk tegen het *ius commune* vormde, toont recenter onderzoek aan dat het later ontstond en zelfs beïnvloed werd door het *ius commune*. De **Libri Feudorum** waren een belangrijk middeleeuws addendum bij het Corpus Iuris Civilis, dat aan universiteiten werd bestudeerd. Feodaliteit werd in de 17e-18e eeuw geassocieerd met misbruiken en werd afgeschaft door de Franse Revolutie (1789/1795). Het had een belangrijke impact op het publiekrecht (constitutionalisme, parlementarisme) en het privaatrecht (goede trouw, eigendomsrecht) .
* **Engeland (Common Law)**: Het Engelse recht, ook wel *common law* genoemd, wordt traditioneel als een uitzondering beschouwd. De term *common law* kent meerdere betekenissen: het recht dat niet onder het *ius commune* viel, rechtersrecht in contrast met *statute law* (wetgeving), en het oudste deel van het Engelse recht ontwikkeld door koninklijke rechtbanken als gemeenschappelijk recht voor heel Engeland, in tegenstelling tot *equity*. Cruciaal is dat de *common law* van oorsprong continentaal recht is, voortkomend uit de Normandische verovering in 1066. Vroege invloeden van het *ius commune* drongen reeds door via onderwijsinstellingen zoals de **Inns of Court** en de werken van auteurs als Glanvill en Bracton. De invloed van het *ius commune* op Engeland werd ook gemarkeerd door het canoniek recht en speciale hoven zoals de Admiralty. De traditionele visie op de "edele afzondering" van Engels recht ten opzichte van Europa wordt tegenwoordig genuanceerd, en de Brexit heeft geleid tot een mogelijke vergroting van de kloof tussen het VK en de EU .
#### 4.1.4 Procedurele ontwikkelingen
Procedureel kende men een tendens tot **centralisering**, met de opkomst van beroepshoven zoals het Parlement van Parijs, de Raad van Vlaanderen en de Grote Raad van Mechelen. Engeland vormde hierop een uitzondering met een systeem zonder centraal beroepssysteem. De centralisering gaf de vorst meer macht over het recht. Daarnaast was er sprake van **professionalisering** van rechters, die steeds vaker universitaire juristen werden, wat leidde tot een verschriftelijking van de procedure (*libelprocedure*) .
### 4.2 Codificatie en de opkomst van nationale wetboeken
De verlichting en de Franse Revolutie leidden tot een sterke drang naar codificatie, wat resulteerde in de creatie van nationale wetboeken die de basis vormden voor moderne rechtssystemen.
#### 4.2.1 De Franse Code Civil (Code Napoléon)
De Franse Revolutie maakte de weg vrij voor codificatie, ondanks eerdere mislukkingen zoals de projecten van Cambacérès door politieke instabiliteit. Onder Napoleon Bonaparte werd in 1804 de **Code Civil des Français** (later bekend als de Code Napoléon) uitgevaardigd. Napoleon speelde een cruciale rol als politieke auteur door zijn druk en betrokkenheid bij de totstandkoming van het wetboek. De Code Civil was een combinatie van revolutionair en pre-revolutionair recht, wat continuïteit met het oude recht garandeerde en bijdroeg aan de eenmaking en stabiliteit van Frankrijk .
De invloed van de Code Civil was enorm:
* **In Frankrijk**: De Code Civil wordt gezien als de echte grondwet van Frankrijk, die eenheid en stabiliteit bracht .
* **In België**: De Franse wetgeving, inclusief de Code Civil, werd na 1795 in België ingevoerd. Dit leidde tot een eenmaking van het Belgische recht, hoewel het door sommigen als vreemd recht werd beschouwd, ondanks de eerdere Franse invloed op de Nederlanden. Na de onafhankelijkheid in 1830 bleef België de Franse wetboeken gebruiken omdat er geen eigen Belgische wetboeken tot stand kwamen, mede door politieke redenen en de voorkeur van juristen voor het Franse recht. Pogingen tot nieuwe wetboeken, zoals het werk van Laurent, mislukten door politieke en sociale omstandigheden. Het Strafwetboek het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel (2e helft 19e eeuw) werden wel tot stand gebracht, maar met diverse gebreken en sterke Franse invloed .
* **Rest van de wereld**: De Franse Code Civil had een grote invloed in Europa en de koloniën, en wordt beschouwd als de tweede meest belangrijke rechtstekst uit de geschiedenis na het Corpus Iuris Civilis .
#### 4.2.2 De Duitse ontwikkeling: BGB en de historische school
Duitsland kende een andere ontwikkelingsgang. De **Historische School** van **Savigny** stelde dat recht een product is van de *volksgeist* (volksgeest) en de geschiedenis, en dus niet louter van de rede. Dit leidde tot een sterke nadruk op de Romeinse rechtstraditie, met name via de **Pandektisten**, die het Romeinse recht wetenschappelijk en systematisch bewerkten. Hun werk vormde de basis voor het **Bürgerliches Gesetzbuch (BGB)**, dat in 1900 in werking trad en het einde van het *ius commune* in Duitsland markeerde. Het BGB werd geprezen om zijn wetenschappelijke kwaliteit en systematiek, maar bekritiseerd om zijn ontoegankelijkheid voor het grote publiek en het potentieel voor misbruik van *generalklauseln*. De impact van het BGB was Europees, hoewel de begrijpelijkheid van de Code Civil de voorkeur genoot .
De *Kodifikationsstreit* tussen Thibaut (voor een uniform Duits BW) en Savigny (tegen codificatie) in 1814 toonde de discussie over de uniformering van het Duitse recht aan, een debat dat ook vandaag de dag relevant is in Europa .
#### 4.2.3 België: Van Franse invloed tot nationale codificatiepogingen
België bleef lange tijd onder Franse invloed, wat resulteerde in de adoptie van de Franse wetboeken. Na de onafhankelijkheid waren pogingen tot nationale codificatie moeizaam. Het hercodificatieplan van Koen Geens in 2016 beoogt een grondige hervorming van het Belgische rechtssysteem, met een nieuwe indeling van het Burgerlijk Wetboek en de modernisering van andere wetboeken. Dit plan is ambitieus en tracht de chaos van het bestaande recht aan te pakken, mede door de noodzaak van een grondige herziening van het juridisch landschap .
### 4.3 Moderne ontwikkelingen en de impact van digitalisering en Europese integratie
De 20e en 21e eeuw werden gekenmerkt door nieuwe juridische dynamieken, waaronder de invloed van digitalisering en Europese integratie.
#### 4.3.1 Digitalisering en de transformatie van het recht
De digitale revolutie heeft een ingrijpende impact gehad op het rechtssysteem. Hoewel de technologie al langer bestond, kwamen de echte veranderingen na 2000 met de doorbraak van het internet en nieuwe toepassingen zoals online verkoop, sociale media en AI. Deze disruptieve innovaties creëren juridische problemen, zoals auteursrecht op AI-gegenereerde teksten en de toepasselijkheid van recht bij grensoverschrijdende digitale transacties. Juristen worden geconfronteerd met de noodzaak zich aan te passen aan deze veranderingen, waarbij traditionele juridische beroepen mogelijk minder relevant worden. Er is een groeiende aandacht voor het gebruik van AI in het recht, evenals voor de aanpassing van wetgeving aan de digitale realiteit, zoals de principes van het European Law Institute (ELI) inzake blockchain en smart contracts .
#### 4.3.2 Europese integratie en de vorming van Europees recht
Europese integratie heeft geleid tot een tendens tot **europeanisering** van het recht, waarbij Europese instellingen nieuwe rechtsnormen creëren. Dit proces wordt gedreven door economische voordelen, kwaliteitsverbetering en de bevordering van mobiliteit van juristen binnen Europa. Pogingen tot codificatie van een Europees privaatrecht, zoals de ontwikkeling van een Europees Burgerlijk Wetboek, zijn gaande, maar complex door nationale verschillen en de trage voortgang van wetgevingsprocessen .
Het **Brussel-effect** beschrijft hoe niet-EU-landen de EU-regelgeving overnemen vanwege de omvang en de kwaliteit van de EU-markt. De Europese integratie stimuleert ook de **regionalisering** en **nationale hercodificatie**, wat deels een tegenreactie is op de europeanisering .
#### 4.3.3 Nationale rechtssystemen in de 20e en 21e eeuw
In de 20e eeuw kenden Europese rechtssystemen een periode van **stagnatie**, mede door de continuïteit van nationale rechten en de populariteit van rechtenstudies die de toegang tot juridische beroepen bemoeilijkten. Er was een explosie van wetgeving en rechtspraak, gedreven door mondigere burgers en een streven naar maatschappelijk sturen, maar de juridische wetenschap bleef vaak te technisch en autoriteitsgebonden .
* **België**: België kende na 1830 een sterke verfransing, gevolgd door een vernederlandisering vanaf 1873. Dit proces was echter moeizaam en leidde tot verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië in de juridische praktijk en rechtspraak. Het hercodificatieplan van Geens is een poging om het Belgische recht te moderniseren en te integreren .
* **Duitsland**: Het Duitse BGB, hoewel wetenschappelijk hoogstaand, had een beperkte Europese impact vanwege zijn complexiteit. Duitsland verloor zijn leiderschap op juridisch gebied mede door de morele impact van de Tweede Wereldoorlog en de emigratie van vooraanstaande juristen .
* **Engeland**: Het Engelse recht bleef grotendeels gebaseerd op precedentenrecht, met enkele vernieuwingen door de invloed van Bentham's studenten .
De toekomst van het recht wordt gekenmerkt door **rechtspluralisme**, **vernieuwing** door digitalisering, de opkomst van niet-westers recht, europeanisering en regionalisering .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Privaatrechtsgeschiedenis | De studie van de evolutie van de rechtsregels en instellingen die de verhoudingen tussen private personen regelen, van de Romeinse tijd tot heden. |
| Extern recht | Dat deel van de rechtsgeschiedenis dat zich bezighoudt met de externe factoren en de bronnen die de ontwikkeling van het recht hebben beïnvloed, zoals maatschappelijke veranderingen en de rol van de wetgever en rechtsleer. |
| Intern recht | Dat deel van de rechtsgeschiedenis dat zich richt op de rechtsregels zelf en hoe deze in de loop der tijd zijn geëvolueerd, bijvoorbeeld met betrekking tot echtscheidingen of dwaling in het verbintenissenrecht. |
| Materiële bronnen van recht | Maatschappelijke veranderingen die leiden tot de noodzaak om rechtsregels aan te passen of te creëren, zoals de uitvinding van de computer of de auto. |
| Formele bronnen van recht | De instanties of processen die het recht daadwerkelijk veranderen of creëren, zoals wetgeving door de overheid, rechtspraak, rechtsleer door rechtsgeleerden en gewoonte. |
| Kenbronnen van recht | Bronnen die informatie verschaffen over de inhoud van rechtsregels, die in het verleden vaak mondeling of niet-geschreven waren, in tegenstelling tot de huidige internetbronnen. |
| Corpus Iuris Civilis | Een omvangrijke codificatie van het Romeinse recht, samengesteld in opdracht van keizer Justinianus, die essentieel is voor onze kennis van het Romeinse recht. |
| Ius commune | Het gemeenschappelijke recht van Europa, dat grotendeels gebaseerd is op het Romeinse recht (Corpus Iuris Civilis) en het Romano-canonieke recht, en dat zich verspreidde vanaf de 11e eeuw. |
| Glossatoren | Rechtsgeleerden uit de middeleeuwen die het Corpus Iuris Civilis bestudeerden en becommentarieerden door middel van glossen, wat de basis legde voor het Europese rechtsonderwijs. |
| Commentatoren | Rechtsgeleerden uit de late middeleeuwen die voortbouwden op het werk van de glossatoren, de scholastieke methode verder ontwikkelden en meer aandacht besteedden aan het lokale gewoonterecht en de praktijk. |
| Humanisten | Rechtsgeleerden uit de renaissance die streefden naar een zuiver Romeins recht door middel van taalkundige en historische methoden, met minachting voor de middeleeuwen. |
| Vernunftrecht | Het recht gebaseerd op rede en logisch denken, dat centraal stond tijdens de Verlichting en leidde tot de opkomst van codificatie en het idee van een universeel recht. |
| Codificatie | Het systematisch vastleggen van een geheel rechtsgebied in een omvangrijk en logisch gestructureerd wetboek, zoals de Code Civil van Napoleon, met als doel het recht begrijpelijk en vernieuwend te maken. |
| Volksgeist (Volksgeest) | Het idee, voornamelijk geassocieerd met de historische school van Savigny, dat recht een product is van de geschiedenis en de collectieve ervaringen van een volk, in tegenstelling tot loutere rede. |
| Pandektisten | Rechtsgeleerden uit de 19e eeuw die het Romeinse recht, met name de Digesten (Pandecten), systematiseerden en aanpasten aan de moderne tijd, wat leidde tot het Pandektensysteem en een hoge kwaliteit, maar ook tot een zekere wereldvreemdheid van het recht. |
| Common law | Het Engelse recht dat zich ontwikkelde vanaf de 12e eeuw als gemeenschappelijk recht voor heel Engeland, gebaseerd op gewoonterecht en feodaal recht uit Normandië, en dat voornamelijk rechtersrecht is. |
| Lex mercatoria | Een mythe over een universeel Europees handelsrecht dat losstond van het ius commune en gewoonterecht, hoewel er wel specifieke regels en rechtbanken voor handelaren bestonden. |
| Feodaal recht | De rechtsregels die betrekking hebben op heren, vazallen en lenen, gebaseerd op een feodaal contract, dat vanaf de 11e-12e eeuw een belangrijke rol speelde in de middeleeuwse maatschappij. |
| Rechtspluralisme | Een situatie waarin meerdere rechtsordes naast elkaar bestaan en invloed op elkaar uitoefenen, zoals het ius commune dat interageerde met lokaal gewoonterecht, of de Europese en niet-Europese rechtsinvloeden. |