Cover
Comença ara de franc Deel III Cursus Inleiding tot het recht (2).pdf
Summary
# De wetgevende procedure in België
De wetgevende procedure in België beschrijft de formele stappen die gevolgd moeten worden om tot een bindende wet te komen, met specifieke aandacht voor de rollen van de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, en de variaties hierin naargelang de aard van de aangelegenheid [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De federale wetgevende macht
Op federaal niveau bestaat de wetgevende macht in principe uit de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Zij vaardigen wetten in formele zin uit, die doorgaans ook wetten in materiële zin zijn, wat betekent dat ze tot stand komen door de gezamenlijke werking van twee of drie van deze takken [1](#page=1).
### 1.2 De taakverdeling tussen de Kamer en de Senaat
#### 1.2.1 Vóór 1993
Voor de grondwetsherziening van 1993 hadden de Kamer en de Senaat gelijke bevoegdheden [1](#page=1).
#### 1.2.2 1993-2014
Met de Vierde Staatshervorming in 1993 werd de taakverdeling gewijzigd. De Kamer kreeg exclusieve bevoegdheid voor politieke controle op de Regering en controle op de openbare financiën. De Senaat vervulde de rol van reflectiekamer en gaf uiting aan de gevoeligheden van gemeenschappen en gewesten. Beide kamers bleven gezamenlijk bevoegd voor grondbeginselen van de Staat en de verhouding tussen federale staat, gemeenschappen en gewesten. Er werden drie soorten aangelegenheden onderscheiden [2](#page=2):
* Monocamerale aangelegenheden: de Senaat speelde geen rol meer [2](#page=2).
* Volledig bicamerale aangelegenheden: Kamer en Senaat traden op voet van gelijkheid op [2](#page=2).
* Gedeeltelijk bicamerale aangelegenheden: de Kamer had het laatste woord en de Senaat fungeerde als reflectiekamer [2](#page=2).
#### 1.2.3 2014 - Zesde Staatshervorming
In het kader van de Zesde Staatshervorming werden de bevoegdheden van de Senaat verder beperkt. Er blijven drie wetgevingsprocedures bestaan: verplicht bicameraal, optioneel bicamraal en monocameraal [3](#page=3).
* **Monocamerale aangelegenheden:** exclusief federale materies waarin geen inspraak van deelstaten wordt gewenst [3](#page=3).
* **Optioneel bicamerale aangelegenheden:** materies die de bevoegdheden van deelstaten raken, waarbij de federale staat het standpunt van de deelstaten wil kennen [3](#page=3).
* **Verplicht bicamerale aangelegenheden:** aangelegenheden die het bestaan en de organisatie van federale staat en deelstaten raken, of de essentie van federalisme, waarover een akkoord tussen federale staat en deelstaten vereist is [3](#page=3).
Het evocatierecht van de Senaat werd beperkt tot een eenmalig recht van inspraak [3](#page=3).
**Verplicht bicamerale aangelegenheden:** Artikel 77 Gw. somt de volgende aangelegenheden op waarvoor Kamer en Senaat gelijkelijk bevoegd zijn [4](#page=4):
1. Verklaring tot herziening van de Grondwet, herziening en coördinatie van de Grondwet [4](#page=4).
2. Aangelegenheden die krachtens de Grondwet door beide kamers geregeld dienen te worden [4](#page=4).
3. Wetten die met bijzondere meerderheid moeten worden aangenomen [4](#page=4).
4. Wetten betreffende de instellingen en financiering van de Duitstalige Gemeenschap [4](#page=4).
5. Wetten betreffende de financiering van politieke partijen en controle op verkiezingsuitgaven [4](#page=4).
6. Wetten betreffende de organisatie van de Senaat en het statuut van senator [4](#page=4).
7. Andere aangelegenheden aangeduid bij bijzondere meerderheidswet [4](#page=4).
**Optioneel bicamerale aangelegenheden:** Artikel 78 Gw. somt de volgende aangelegenheden op die door de Senaat kunnen worden geëvoceerd [4](#page=4):
1. Wetten ter uitvoering van wetten die met bijzondere meerderheid worden aangenomen [4](#page=4).
2. Wetten bedoeld in diverse artikelen van de Grondwet (o.a. 5, 39, 115, 117-118, 121, 123, 127-129, 131, 135-137, 141-143, 163, 165-167, 169, 170, 175, 177), met uitzondering van de wetgeving op geautomatiseerde stemming [4](#page=4).
3. Wetten aangenomen conform artikel 169 om naleving van internationale of supranationale verplichtingen te verzekeren [4](#page=4).
4. Wetten op de Raad van State en federale administratieve rechtscolleges [4](#page=4).
5. Andere aangelegenheden aangeduid bij bijzondere meerderheidswet [4](#page=4).
**Monocamerale aangelegenheden:** Alle andere aangelegenheden dan die bedoeld in artikelen 77 en 78 Gw. worden gezamenlijk uitgeoefend door de Koning en de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De residuaire wetgevende bevoegdheid ligt bij de Kamer en de Koning [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.3 De wetgevende procedure
De cascade-regel bepaalt welke procedure gevolgd moet worden: eerst wordt nagegaan of de materie verplicht bicamraal is, dan optioneel bicamraal, en zo niet, volgt de monocamerale procedure [5](#page=5).
#### 1.3.1 Initiatiefrecht
Het recht om een wetgevend voorstel of ontwerp in te dienen en amendementen voor te stellen [5](#page=5).
* **Monocamerale procedure:** Enkel leden van de Kamer en de Koning kunnen een initiatief nemen [5](#page=5).
* **Bicamerale procedure:** De Koning, leden van de Kamer en leden van de Senaat kunnen een initiatief nemen [5](#page=5).
* **Optioneel bicamerale procedure:** Leden van de Kamer en de Koning kunnen een initiatief nemen [5](#page=5).
Een initiatief van de Koning wordt een wetsontwerp (projet de loi) genoemd, terwijl een initiatief van parlementsleden een wetsvoorstel (proposition de loi) is. Bij ontbinding van het Parlement vervallen ongestemde voorstellen en ontwerpen [5](#page=5) [6](#page=6).
**Initiatief van de Koning (wetsontwerp):**
Een voorontwerp van wet moet voor advies worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State, behalve voor louter formele wetten. Indien het voorontwerp de bevoegdheid van de federale overheid overschrijdt en tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten behoort, wordt het doorgestuurd naar het Overlegcomité voor advies binnen 40 dagen bij consensus. Een wetsontwerp gaat vergezeld van een memorie van toelichting [6](#page=6).
De voorzitter van de Kamer of Senaat kan de tekst van wetsontwerpen voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorleggen [6](#page=6).
**Parlementair initiatief (wetsvoorstel):**
Een wetsvoorstel hoeft niet verplicht aan de afdeling wetgeving van de Raad van State te worden voorgelegd. De voorzitters van Kamer of Senaat kunnen echter op eigen initiatief advies vragen, of zijn hiertoe verplicht indien minstens een derde van de leden van de kamer, de meerderheid van een taalgroep, of minstens 12 leden van de parlementaire overlegcommissie daarom verzoeken. Ook ministers kunnen advies vragen. Als de afdeling wetgeving oordeelt dat het voorstel de bevoegdheid te buiten gaat, wordt het Overlegcomité ingeschakeld, dat de Regering kan vragen amendementen in te dienen. Wetsvoorstellen gaan vergezeld van een toelichting [7](#page=7).
#### 1.3.2 De monocamerale procedure
1. **Inoverwegingneming van een wetsvoorstel:** Vóór bespreking in commissie moet over de inoverwegingneming worden gestemd. Dit dient als filter om ongeschikte voorstellen te weren, maar wordt quasi automatisch goedgekeurd [7](#page=7).
2. **Verzending naar en bespreking in de bevoegde parlementaire commissie:** Na indiening van een wetsontwerp of inoverwegingneming van een wetsvoorstel, wordt dit naar de bevoegde commissie verwezen. De initiatiefnemer licht de tekst toe, gevolgd door algemene en artikelsgewijze bespreking, waarbij amendementen kunnen worden ingediend. Er volgt stemming per artikel en vervolgens over het geheel. Een schriftelijk verslag wordt opgemaakt. Veel voorstellen stranden hier [8](#page=8).
3. **Behandeling en stemming in de plenaire vergadering:** Na commissiewerk wordt het voorstel op de agenda van de Kamer ingeschreven. De goedkeuringsprocedure omvat algemene bespreking, artikelsgewijze bespreking, artikelsgewijze stemming en stemming over het geheel (eventueel na een tweede lezing). Discussies vinden in openbare vergadering plaats [8](#page=8) [9](#page=9).
4. **Overzending aan de Koning:** Het aangenomen ontwerp wordt door de Kamer aan de Koning overgemaakt [9](#page=9).
5. **Bekrachtiging en afkondiging door de Koning:** Bekrachtiging is de rechtshandeling waarbij de Koning instemt met het ontwerp. Hij kan geen wijzigingen meer aanbrengen. De datum van bekrachtiging is de datum van de wet. De bekrachtiging is niet aan een termijn gebonden en de ministers dragen de politieke verantwoordelijkheid. Afkondiging bevestigt het bestaan van de wet en beveelt de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad met het ’s lands zegel. Bekrachtiging en afkondiging worden onder één handtekening gegeven, medeondertekend door de bevoegde minister en de minister van justitie. De afkondiging is de eerste daad van uitvoering van de wet [10](#page=10) [9](#page=9).
6. **Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad:** Geen enkele wet is verbindend dan na bekendmaking. De bekendmaking geschiedt in het Belgisch Staatsblad, waarin de Nederlandse en Franse teksten verschijnen. Beide teksten zijn officieel en authentiek. De Duitse vertaling wordt ook bekendgemaakt, maar is een vertaling en bij interpretatieproblemen wordt naar de Nederlandse en Franse teksten gekeken. Door bekendmaking wordt de wet tegenstelbaar aan eenieder; niemand mag zich beroepen op onwetendheid [11](#page=11).
7. **Inwerkingtreding:** De datum waarop de rechten en plichten bindend worden. In beginsel treedt de wet in werking op de tiende dag na bekendmaking, tenzij de wet anders bepaalt [12](#page=12).
#### 1.3.3 De bicamerale procedure
Een wetsvoorstel of -ontwerp moet door beide kamers (Kamer en Senaat) worden goedgekeurd. Het voorstel of ontwerp kan in beide kamers worden ingediend. Eerst wordt het behandeld in de kamer waar het werd ingediend (commissie, dan plenaire vergadering). Na goedkeuring door één kamer, wordt het naar de andere kamer gestuurd, waar dezelfde procedure volgt. Indien er amendementen zijn, wordt de geamendeerde tekst heen en weer gestuurd totdat beide kamers akkoord zijn. Daarna volgen bekrachtiging, afkondiging en bekendmaking [12](#page=12).
#### 1.3.4 De optioneel bicamerale procedure
Het initiatief kan enkel uitgaan van Kamerleden of de Koning. Wetsvoorstellen van de Kamer en wetsontwerpen van de regering worden in de Kamer ingediend en daar behandeld. Na goedkeuring in de Kamer wordt het ontwerp aan de Senaat overgezonden. De Senaat kan het wetsontwerp evoceren (zelf behandelen) binnen 15 dagen na overzending, mits instemming van de meerderheid van de senatoren en een derde van de leden van elke taalgroep [13](#page=13).
* **Indien de Senaat niet evoceert:** Overzending aan de Koning [13](#page=13).
* **Indien de Senaat evoceert:** De Senaat heeft 30 dagen om het te onderzoeken [13](#page=13).
* Als de termijn verstrijkt of de tekst niet wordt gewijzigd, wordt het teruggezonden naar de Kamer [13](#page=13).
* Als de Senaat het ontwerp amendeert, wordt het teruggezonden naar de Kamer voor een tweede behandeling. De Kamer kan akkoord gaan, de amendementen verwerpen of nieuwe wijzigingen aanbrengen. De beslissing van de Kamer is definitief, zij heeft het laatste woord [14](#page=14).
Daarna wordt de tekst overgezonden aan de Koning voor bekrachtiging en afkondiging, gevolgd door bekendmaking en inwerkingtreding [14](#page=14).
### 1.4 Voorkoming en regeling van belangenconflicten
Deze procedure omvat een tijdelijke schorsing met het oog op overleg. Bij gebrek aan oplossing wordt de zaak verwezen naar de Senaat en het Overlegcomité [14](#page=14).
### 1.5 De grondwettelijke alarmbel
Artikel 54 Gw. voorziet in de bescherming van de Franstalige minderheid in het federaal Parlement [14](#page=14).
### 1.6 De verschillende wijzen van stemmen
Stemmingen gebeuren bij volstrekte meerderheid, tenzij er uitzonderingen zijn: dubbele tweederdemeerderheid of bijzondere versterkte meerderheid [14](#page=14).
#### 1.6.1 Volstrekte meerderheid
Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen (helft + één van de uitgebrachte stemmen). Er is een aanwezigheidsquorum van de helft plus één van de leden vereist (76/150 Kamerleden, 31/60 senatoren). Onthoudingen tellen mee voor het aanwezigheidsquorum, maar niet voor de meerderheid bij de stemming [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.6.2 Dubbele tweederdemeerderheid
Vereist dat twee derden van de leden van Kamer en Senaat aanwezig zijn en dat het voorstel twee derden van de uitgebrachte stemmen verkrijgt. Dit geldt onder andere voor herziening van de Grondwet, benoeming van de opvolger van de Koning bij gebrek aan nakomelingen, en toestemming voor de Koning om tegelijk hoofd van een andere staat te zijn [15](#page=15).
* Kamer: 100 van de 150 leden aanwezig [15](#page=15).
* Senaat: 40 van de 60 leden aanwezig [15](#page=15).
#### 1.6.3 Bijzondere versterkte meerderheid (versterkte gekwalificeerde meerderheid)
Vereist dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep in beide kamers aanwezig is, de meerderheid van de leden in elke taalgroep de tekst aanneemt, en het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen tweederde van de uitgebrachte stemmen bereikt. Dit geldt onder andere voor het onttrekken van gebieden aan de indeling in provincies, grenswijzigingen, vaststelling van samenstelling en werking van Gemeenschapsparlementen en hun Regeringen, en vaststelling van samenstelling, bevoegdheid en functioneren van het Grondwettelijk Hof. Deze wetten worden bijzondere meerderheidswetten genoemd en staan hiërarchisch hoger dan gewone wetten [16](#page=16).
* Kamer: meerderheid (helft + één) aanwezig van beide taalgroepen [17](#page=17).
* Senaat: meerderheid (helft + één) aanwezig van beide taalgroepen [17](#page=17).
### 1.7 Bijzondere soorten wetten
#### 1.7.1 Interpretatieve wetten
Deze wetten worden door de wetgever zelf uitgevaardigd om onduidelijkheid over de betekenis van wetgeving weg te nemen. Er zijn drie voorwaarden: de geïnterpreteerde wet moet rechtsonzekerheid veroorzaken, de interpretatieve wet moet de onzekerheid wegnemen, en de wetgever stemt een nieuwe wet die verondersteld wordt met de eerste wet één geheel te hebben gevormd (retroactieve werking) [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 1.7.2 Wetten aangenomen met een bijzondere meerderheid
Zie 1.6.3 [18](#page=18).
#### 1.7.3 Programmawetten
Een geheel van maatregelen ter verwezenlijking van het algemeen en financieel beleid van de regering, dat samen met de Rijksbegroting aan de Kamers wordt voorgelegd. Ze hebben vaak een budgettaire doelstelling en kunnen zeer uiteenlopende onderwerpen behandelen, waardoor ze ook wel 'vuilbakwetten' worden genoemd [18](#page=18).
#### 1.7.4 Opdrachtwetten
Zie verder bij de bespreking van de Koninklijke besluiten [18](#page=18).
#### 1.7.5 Besluitwetten
Deze juridische constructies kwamen tot stand tijdens de beide wereldoorlogen toen het Parlement niet kon samenkomen. Tijdens WOI werd de wetgevende macht uitgeoefend door Koning Albert I met zijn ministers, en tijdens WOII door de in raad vergaderde ministers. Het Hof van Cassatie heeft de wetskracht hiervan bekrachtigd, waardoor ze dezelfde juridische waarde hebben als wetten [18](#page=18) [19](#page=19).
---
# Normatieve bevoegdheden van deelstaten
Dit deel behandelt de totstandkoming van decreten door de gemeenschappen en gewesten, en ordonnanties door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [22](#page=22).
### 2.1 Het decreet
#### 2.1.1 Algemeen
De drie gemeenschappen, het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest oefenen hun normatieve bevoegdheid uit via decreten. Decreten zijn voor deze deelstaten wat wetten zijn voor de federale Staat. Ook de Franse Gemeenschapscommissie vaardigt decreten uit voor bevoegdheden die door de Franse Gemeenschap werden overgedragen. De decreetgevende macht wordt uitgeoefend door de parlementen en regeringen van de gemeenschappen en gewesten [22](#page=22).
#### 2.1.2 Rechtskracht van het decreet
Een decreet heeft kracht van wet en neemt in de hiërarchie van rechtsnormen dezelfde rang in als een federale wet. De federale wetgever is niet langer bevoegd voor aangelegenheden waarvoor decreten mogen worden genomen. Decreten kunnen bestaande wetten wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. Het belangrijkste verschil met een wet is het toepassingsgebied: een wet geldt op het gehele Belgische grondgebied, terwijl een decreet enkel geldt op het grondgebied van de betrokken deelstaat (ratione loci) [22](#page=22).
#### 2.1.3 Soorten decreten
##### 2.1.3.1 Bijzondere (meerderheids)decreten
Deze vereisen een bijzondere meerderheid: de meerderheid van de leden moet aanwezig zijn en twee derden van de uitgebrachte stemmen moeten ja-stemmen zijn. De gevallen waarin dit vereist is, worden bepaald door of krachtens de Grondwet. Bijzondere decreten staan in de hiërarchie lager dan de Grondwet maar hoger dan gewone decreten; een gewoon decreet kan dus niet afwijken van een bijzonder decreet [23](#page=23).
##### 2.1.3.2 Gewone decreten
Deze worden aangenomen bij gewone meerderheid (de helft plus één van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden aanwezig is) [23](#page=23).
#### 2.1.4 Procedure van totstandkoming van het decreet
De procedure vertoont grote gelijkenissen met de wetgevende procedure [23](#page=23).
* **Recht van initiatief:** Dit behoort toe aan de leden van het Parlement (voorstel van decreet) en aan de gemeenschaps- of gewestregering (ontwerp van decreet) [23](#page=23).
* **Raadpleging van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State:** Een ontwerp van decreet wordt voorafgegaan door een voorontwerp dat voor advies wordt voorgelegd aan de Afdeling Wetgeving van de Raad van State. Een uitzondering geldt bij hoogdringendheid, waarbij het advies beperkt kan worden tot de bevoegdheidskwestie. Indien de Afdeling Wetgeving oordeelt dat een voorontwerp de bevoegdheid te buiten gaat, wordt het doorgezonden naar het Overlegcomité voor een gemotiveerd advies binnen 40 dagen, met nadruk op consensus en eventuele verbeteringsvragen [24](#page=24).
Voorstellen van decreet hoeven niet verplicht naar de Afdeling Wetgeving te gaan, maar kunnen wel op initiatief van parlementaire voorzitters of op verzoek van ten minste één derde van de leden worden voorgelegd. Eventueel volgt dan de tussenkomst van het Overlegcomité [24](#page=24).
* **Behandeling in het gemeenschaps- of gewestparlement:**
Het voorstel of ontwerp wordt besproken in de bevoegde parlementaire commissie, waar eerst artikelsgewijze stemming plaatsvindt (inclusief amendementen) en vervolgens stemming over het geheel van de artikelen. Na goedkeuring in de commissie volgt doorverwijzing naar de plenaire vergadering van het parlement van de deelstaat [24](#page=24).
Nadelen van het monocamerale stelsel worden opgevangen door een systeem van tweede lezing en, in het Vlaams Parlement, een reflectietermijn. Er bestaat geen communautaire alarmbel, maar wel een ideologische alarmbel [25](#page=25).
* **Bekrachtiging en afkondiging:** Dit gebeurt door de regering van de betrokken gemeenschap of gewest, meer bepaald door ondertekening door de Minister-President en de bevoegde minister [25](#page=25).
* **Bekendmaking en inwerkingtreding:** Decreten zijn verbindend na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Ze zijn verbindend de tiende dag na bekendmaking, tenzij anders bepaald in het decreet [25](#page=25).
### 2.2 De ordonnantie
Er bestaan twee soorten ordonnanties [26](#page=26).
#### 2.2.1 Ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in gewestelijke aangelegenheden
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft identieke bevoegdheden als de andere gewesten, maar met strengere voorwaarden voor constitutieve autonomie. De bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement worden uitgeoefend via ordonnanties in plaats van decreten. Het recht van initiatief behoort toe aan de Regering en de parlementsleden. Ordonnanties hebben in principe dezelfde rechtskracht als decreten, en kunnen geldende wetsbepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Ze gelden op het gebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Ordonnanties in gewestelijke aangelegenheden zijn echter onderworpen aan een bijkomend toezicht van de rechter en de federale overheid [26](#page=26).
#### 2.2.2 Ordonnanties van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
In Brussel-Hoofdstad heeft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegdheid in persoonsgebonden aangelegenheden voor individuele Brusselaars en voor instellingen die vanwege hun verplicht tweetalig karakter niet tot één specifieke gemeenschap behoren (bipersoonsgebonden aangelegenheden). Wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie optreedt op dit vlak, vaardigt zij ordonnanties uit die wetskrachtig zijn zonder bestuurlijk toezicht door andere gemeenschappen. Deze ordonnanties kunnen geldende wetsbepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen en gelden op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Deze ordonnanties zijn onderworpen aan hetzelfde rechterlijke toezicht als gewestelijke ordonnanties, maar niet aan federaal bestuurlijk toezicht [27](#page=27).
#### 2.2.3 Procedure van totstandkoming van een ordonnantie
De procedure is identiek aan die van een decreet. Het ontwerp of voorstel wordt ingediend in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, behandeld in de bevoegde commissie en vervolgens in de plenaire vergadering. Een tweede lezing kan gevraagd worden. Na parlementaire goedkeuring volgt bekrachtiging en afkondiging door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, gevolgd door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De inwerkingtreding is in principe de 10e dag na publicatie, tenzij anders bepaald [27](#page=27).
#### 2.2.4 Bijzondere ordonnanties
In beginsel worden ordonnanties aangenomen bij gewone meerderheid. Echter, voor sommige ordonnanties is een bijzondere meerderheid vereist. Dit kan een volstrekte meerderheid van de stemmen en in elke taalgroep zijn, of een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen en volstrekte meerderheid in elke taalgroep. Ordonnanties betreffende de organisatie van gewestelijke volksraadplegingen vereisen een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, met aanwezigheid van de meerderheid van de leden en een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep. Bijzondere ordonnanties staan in de hiërarchie lager dan de Grondwet maar hoger dan gewone ordonnanties [28](#page=28).
---
# Samenwerkingsakkoorden binnen de federale staat
Samenwerkingsakkoorden zijn een cruciaal instrument voor coördinatie en samenwerking tussen de verschillende entiteiten van de Belgische federale staat [29](#page=29).
### 3.1 Het concept van samenwerkingsakkoorden
Het Belgische federale systeem is gestoeld op het principe van coöperatief federalisme, wat de noodzaak van overleg en samenwerking tussen de diverse entiteiten binnen het federale België onderstreept. De meest verregaande vorm van deze samenwerking is het samenwerkingsakkoord [29](#page=29).
#### 3.1.1 Juridische basis en doelstellingen
Samenwerkingsakkoorden worden geregeld door artikel 92bis van de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen (BWHI). De voornaamste doelstellingen van deze akkoorden zijn [29](#page=29):
* **Materiële coördinatie:** Dit omvat de gezamenlijke uitoefening van exclusieve bevoegdheden [29](#page=29).
* **Procedurele samenwerking:** Dit betreft de instelling van overleg- en geschillenbeslechtingsmechanismen, evenals de gezamenlijke oprichting en het beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen [29](#page=29).
Het is belangrijk dat een samenwerkingsakkoord de federale Staat, de gemeenschappen of de gewesten niet toestaat om bevoegdheden die hen door de Grondwet of een bijzondere wet zijn toegewezen, af te staan of ongedaan te maken. Met andere woorden, ze kunnen geen uitwisseling, afstand of teruggave van bevoegdheden inhouden [29](#page=29).
#### 3.1.2 Vergelijking met internationale verdragen
Samenwerkingsakkoorden worden beschouwd als overeenkomsten tussen autonome overheden, vergelijkbaar met verdragen in de internationale rechtsorde. De procedure voor het sluiten van een samenwerkingsakkoord vertoont dan ook gelijkenissen met het sluiten van een internationaal verdrag. Het akkoord wordt onderhandeld en gesloten door de betrokken uitvoerende machten, en in veel gevallen vereist het nadien goedkeuring bij wet, decreet of ordonnantie [29](#page=29).
> **Tip:** De analogie met internationale verdragen helpt om de juridische aard en de totstandkomingsprocedure van samenwerkingsakkoorden te begrijpen.
### 3.2 Verplicht en facultatief karakter
In bepaalde aangelegenheden is het sluiten van een samenwerkingsakkoord verplicht. Dit geldt bijvoorbeeld voor verenigingen van gemeenten en provincies die de grenzen van een Gewest overschrijden en tot nut van het algemeen zijn, zoals het samenwerkingsakkoord van 28 november 2013 betreffende gewestgrensoverschrijdende intercommunales. In andere gevallen is het sluiten van een samenwerkingsakkoord facultatief, zoals de oprichting van het Interfederaal Gelijkekansencentrum [30](#page=30).
Met elke staatshervorming neemt de lijst van verplichte samenwerkingsakkoorden toe. Dit gebeurt vaak wanneer bevoegdheden aan de deelstaten worden overgedragen; de verplichting om ter zake een samenwerkingsakkoord te sluiten, legt hieraan een zekere beperking op [30](#page=30).
#### 3.2.1 Politieke en coördinerende functie
Samenwerkingsakkoorden vervullen een ‘paraconstitutionele functie’. Ze dienen als een tegenwicht voor een te ver doorgedreven autonomie van de deelstaten. Politiek gezien maken ze de overdracht van bevoegdheden aan de deelstaten soms makkelijker te aanvaarden. Bovendien worden ze steeds vaker ingezet om complexe communautaire kwesties naar verder overleg te verschuiven [30](#page=30).
> **Tip:** Samenwerkingsakkoorden kunnen gezien worden als een politiek instrument om de federale structuur te stabiliseren en de samenwerking te bevorderen, met name bij gevoelige bevoegdheidsoverdrachten.
### 3.3 Geschillenbeslechting
Bij betwistingen tussen de partijen over de uitlegging of de uitvoering van een samenwerkingsakkoord, wordt dit behandeld door een speciaal opgerichte rechtscollege, namelijk een samenwerkingsgerecht. Dit betreft een ad hoc gerecht dat specifiek voor dit doel wordt ingesteld [30](#page=30).
### 3.4 Plaats in de hiërarchie van de normen
De precieze plaats van samenwerkingsakkoorden in de hiërarchie van de normen is niet expliciet bepaald door de Grondwet of bijzondere wetten. Wel staat vast dat zij ondergeschikt zijn aan het internationaal recht, de Grondwet en de bijzondere meerderheidswetten. Meestal wordt aangenomen dat ze in de hiërarchie der rechtsnormen boven de ‘gewone’ wetskrachtige normen staan [30](#page=30).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wet in formele zin | Een wet die tot stand komt door de gezamenlijke werking van de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, ongeacht de inhoud ervan. |
| Wet in materiële zin | Een norm die gericht is tot een algemeen publiek en die rechten en plichten oplegt, ongeacht hoe deze tot stand is gekomen. |
| Bicameraal stelsel | Een wetgevingssysteem waarbij twee kamers, in België de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, betrokken zijn bij de totstandkoming van wetten. |
| Monocamerale aangelegenheden | Aangelegenheden waarbij enkel één kamer, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, een rol speelt in het wetgevingsproces. |
| Bicamerale aangelegenheden | Aangelegenheden waarbij beide kamers, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, betrokken zijn bij het wetgevingsproces. |
| Evocatierecht | Het recht van de Senaat om bepaalde wetsontwerpen of -voorstellen naar zich toe te trekken en zelf te onderzoeken. |
| Wetsontwerp (projet de loi) | Een wetgevend initiatief dat uitgaat van de Koning, voorgesteld door de regering. |
| Wetsvoorstel (proposition de loi) | Een wetgevend initiatief dat uitgaat van leden van de wetgevende kamers. |
| Afdeling Wetgeving van de Raad van State | Een afdeling binnen de Raad van State die geacht wordt advies te geven over de legaliteit en wenselijkheid van wetsontwerpen en -voorstellen. |
| Overlegcomité | Een orgaan dat consensus zoekt bij bevoegdheidsoverschrijdingen tussen de federale overheid en de deelstaten bij het opstellen van wetgevende teksten. |
| Plenaire vergadering | De vergadering van alle leden van een parlementaire kamer waar uiteindelijke stemmingen plaatsvinden. |
| Bekrachtiging | De rechtshandeling waarbij de Koning, als tak van de wetgevende macht, zijn goedkeuring verleent aan een aangenomen wetsontwerp. |
| Afkondiging | De handeling waarbij de Koning het bestaan van de wet bevestigt en beveelt dat deze met het staatszegel wordt bekleed en bekendgemaakt. |
| Belgisch Staatsblad | Het officiële publicatieorgaan waarin wetten en andere officiële besluiten worden bekendgemaakt. |
| Inwerkingtreding | De datum waarop een wet verbindend wordt en de rechten en plichten die erin zijn vastgelegd, effectief worden. |
| Decreet | Een normatieve akte die wordt uitgevaardigd door de parlementen van de gemeenschappen en gewesten in België en die dezelfde rechtskracht heeft als een federale wet binnen hun bevoegdheidsgebied. |
| Ordonnantie | Een normatieve akte die wordt uitgevaardigd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en die rechtskracht heeft binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. |
| Bijzondere meerderheidswet | Een wet die, naast de gewone meerderheid, specifieke gekwalificeerde meerderheden vereist voor goedkeuring, vaak met betrekking tot fundamentele staatsaangelegenheden. |
| Gewone meerderheid | De helft plus één van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de helft plus één van de leden aanwezig is. |
| Bijzondere decreten | Decreten die, net als bijzondere wetten, specifieke gekwalificeerde meerderheden vereisen voor hun goedkeuring, vaak met betrekking tot aangelegenheden die de autonomie van de deelstaten raken. |
| Gewone decreten | Decreten die worden aangenomen met een gewone meerderheid. |
| Samenwerkingsakkoord | Een overeenkomst tussen autonome overheden binnen de Belgische federale staat, gericht op materiële of procedurele coördinatie en samenwerking. |
| Coöperatief federalisme | Een principe binnen het Belgische federale systeem dat samenwerking en overleg tussen de federale overheid en de deelstaten bevordert. |
| Normenhiërarchie | De rangorde van rechtsnormen, waarbij hogere normen voorrang hebben op lagere normen. |
| Retroactiviteit | De terugwerkende kracht van een wet, waardoor deze van toepassing is op feiten die zich voordeden vóór de inwerkingtreding ervan. |
| Interpretatieve wet | Een wet die de betekenis van een bestaande wet verduidelijkt op een wijze die bindend is voor alle rechtssubjecten, inclusief de rechter. |
| Programmawet | Een wet die een verzameling maatregelen bevat ter verwezenlijking van het algemeen en financieel beleid van de regering, vaak voorgelegd samen met de begroting. |
| Opdrachtwet | Een wet die de regering de opdracht geeft om nadere regels uit te werken via besluiten (zie verder bij Koninklijke besluiten). |
| Besluitwet | Een juridische constructie die ontstond tijdens noodtoestanden (wereldoorlogen) waarbij de wetgevende macht niet door het Parlement kon worden uitgeoefend en de regering deze bevoegdheid waarnam. |