Languages
Cover
Deeltje Taalgrens samenvatting.pdf
Summary
# De totstandkoming van de taalgrens doorheen de geschiedenis
Dit hoofdstuk onderzoekt de historische ontwikkeling van de Belgische taalgrens, met nadruk op de invloed van volkeren en politieke gebeurtenissen door de eeuwen heen.
### 1.1 De oudheid
#### 1.1.1 Romeinse expansiedrang en moeilijke grenzen
In de oudheid bewoonden verschillende Germaanse stammen gebieden ten noorden van de Donau en de Rijn. De Romeinse expansiedrang leidde tot contacten en uiteindelijk tot de opkomst van het Latijn als opgelegde taal in Germaanse gebieden. Dit creëerde een vroege taalgrens tussen Germaanse en Romaanse volkeren in de eerste eeuw voor Christus. Door de eeuwen heen was er een constante strijd aan de grens tussen Germania en Gallië. In de derde eeuw na Christus kregen Germaanse stammen, met name Juten, Saksen, Angelen en Franken, meer invloed in noordelijk Gallië en vestigden zich permanent ten noorden van de Rijn, Maas en Waal. Opvallend is dat de noordelijke Romeinse verdedigingslinie een traject volgde dat sterk overeenkomt met de huidige Belgische taalgrens [1](#page=1).
### 1.2 De middeleeuwen
#### 1.2.1 Het Frankische tijdperk
Na de Romeinse overheersing begonnen de Franken hun veroveringen. Zij spraken Gallo-Romaanse dialecten die zich zouden ontwikkelen tot talen zoals Frans en Italiaans, terwijl in het noorden van het rijk Germaanse dialecten de basis legden voor talen als Duits en Nederlands. In Belgica, een drassig gebied aan de noordelijke rand van het Frankische rijk, troffen de Franken een nog sterkere Germaanse bevolking aan. Het Nederlands is in deze context een overblijfsel van de Frankische aanwezigheid in de Lage Landen. De taalgrens lag ongeveer gelijk met de Romeinse verdedigingslinies, van Doornik tot Keulen, waarbij boven de grens Germaanse dialecten en onder de grens Romaanse dialecten domineerden, met wederzijdse beïnvloeding [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.2 Het Karolingisch-Frankische rijk
Onder Karel de Grote consolideerde het Frankische rijk zich, waarbij de taalgrens nauwelijks verschoof. In de noordelijke streken ontwikkelde zich het Nederduits, terwijl Romaanse dialecten onder de grens verder evolueerden. Karel de Grote legde Latijn op als lingua franca voor onderwijs, prediking en bestuur [2](#page=2).
> **Tip:** Een lingua franca is een taal die fungeert als communicatiemiddel tussen groepen met verschillende moedertalen. Voorbeelden zijn Russisch in de Sovjet-Unie en hedendaags Frans en Engels [2](#page=2).
Na de dood van Karel de Grote en het Verdrag van Verdun werd het rijk verdeeld, waardoor de Lage Landen een grensgebied werden tussen Francia en Germania. De hoed van Francia was Germaans gebied, terwijl de sokken van het Duitse gebied Romaans waren [2](#page=2).
#### 1.2.3 Lappendeken van staten
Vanaf de negende eeuw ontwikkelden zich graafschappen en vanaf de twaalfde eeuw waren de Lage Landen een lappendeken van vazalstaten, gebonden aan de Franse of Duitse vorst. Het feodale leenstelsel organiseerde deze hiërarchie, waarbij de vorst aan de top stond en leenmannen gebieden bestuurden in ruil voor trouw en verdediging. Grote rivieren verbonden steden, en waar handelaren elkaar ontmoetten, werd dezelfde taal gesproken. Boven de taalgrens kreeg het Oudnederlands vorm, lijkend op Duits, onder de naam Diets. Onder de taalgrens evolueerden dialecten tot het Waals, gesproken door de Romaanse bevolking [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.4 Groei van de steden
Ondanks de bloei van de volkstaal in Vlaanderen, bleef Frans de taal van het bestuur en de sociale klim. Dit creëerde een sociale taalgrens die het gewone volk, sprekend Vlaams, scheidde van de gegoede burgerij die Frans sprak en aan de kant van de Franse vorst stond [3](#page=3).
> **Tip:** Taal wordt in België nog steeds gezien als integratiemiddel, essentieel voor werk, sociale interactie en promotie [3](#page=3).
Filips IV van Frankrijk probeerde zich in de 13e/14e eeuw te bemoeien met het welvarende graafschap Vlaanderen, wat leidde tot conflict en de Guldensporenslag in 1302, waarbij Vlaanderen onafhankelijk bleef van Frankrijk. In de 14e eeuw overschreden hertogdommen zoals Vlaanderen, Brabant en Limburg de taalgrens zonder problemen, maar de sociale taalgrens bleef prominent [3](#page=3).
#### 1.2.5 Het Groot Privilege
In 1477 kondigde Maria van Bourgondië het Groot Privilege af, een soort grondwet die de Bourgondische gebieden meer zelfbesturingsrecht gaf. Dit privilege bevatte ook de eerste taalwetgeving in de regio, met artikelen relevant voor taalpolitiek [3](#page=3).
#### 1.2.6 De Habsburgers
Na de dood van Maria en het vredesakkoord van Maximiliaan van Oostenrijk met Frankrijk, werd Maria's taalwetgeving tenietgedaan en keerde het Frans terug als centrale taal. In het Diets speelde Vlaams een belangrijke rol, eerst in Brugge, Ieper en Gent, daarna in Brabant, en ontwikkelde zich tot het gestandaardiseerde Nederduytsch, mede dankzij de boekdrukkunst. Filips de Schone en zijn zoon Karel V regeerden over een uitgestrekt rijk [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** Het rijk van Karel V werd wel eens omschreven als 'een rijk waarin de zon nooit onderging' vanwege de immense omvang [4](#page=4).
Karel V bracht de XVII Provinciën samen, waarbij zijn hof en de edelen Frans spraken, terwijl Nederlands werd gebruikt voor communicatie met het volk. De Gentenaars protesteerden tegen de hoge belastingen van Karel V, wat leidde tot de legende van de 'stroppendragers'. Het rijk van Karel V werd later opgesplitst, en de Nederlanden kwamen onder de Spaans-Habsburgse gebieden [4](#page=4).
### 1.3 De zestiende eeuw
#### 1.3.1 De turbulente Nederlanden
Filips II, een Spanjaard die de Nederlanden niet goed kende, zorgde voor ontevredenheid. De protestantse opstand tegen het katholicisme, met nadruk op de individuele relatie met God en de Bijbel, kreeg vaste voet aan de grond in de noordelijke Nederlanden [5](#page=5).
> **Tip:** Belangrijke verschillen tussen katholicisme en protestantisme liggen in de rol van de Kerk, de priester en de individuele gelovige [5](#page=5).
Filips II verdeelde de Nederlanden in kerkelijke eenheden, waarbij de bisdomgrenzen niet altijd overeenkwamen met de taalgrens, wat leidde tot enclaves. De opstand tegen de Spaanse overheersing en godsdienstpolitiek resulteerde in de Tachtigjarige Oorlog, en het Verdrag van Münster in 1648 erkende de afsplitsing van de Verenigde Provinciën. Brabantse en Vlaamse notabelen vluchtten naar het noorden, wat leidde tot een braindrain uit Vlaanderen en Brabant. Taalpurisme en de opkomst van 'proper' Nederlands versus plat dialect creëerden een nieuwe taalgrens. De standaardisering van het Nederlands en de verschillen tussen Noord- en Zuid-Nederlands dateren mede uit deze periode van lange afscheidingen [5](#page=5).
### 1.4 De zeventiende-achttiende eeuw
#### 1.4.1 Wissel van de macht
De Zuidelijke Nederlanden, onder Spaans bewind, kenden een strikt rooms-katholiek geloof en minder vrijheden. Frankrijk veroverde een deel van Vlaanderen, en Lodewijk verbood het Vlaamse dialect, wat het einde betekende voor het Vlaams in Frans-Vlaanderen [6](#page=6).
#### 1.4.2 Frans versus Vlaams versus Nederlands
In de Zuidelijke Nederlanden bleef Frans de bestuurstaal, terwijl in andere gebieden Germaanstalige grootheden werden gewaardeerd. Een vooraanstaand figuur nam voor het eerst het woord 'Vlaams' in de mond om te verwijzen naar alle Germaanse dialecten in de Oostenrijkse Nederlanden, wat de aanzet gaf om dit gebied 'Vlaanderen' te noemen [6](#page=6).
#### 1.4.3 De Verenigde Nederlands Staten
Vlaanderen, Henegouwen, Namen en het 'Oostenrijks' Gelder vormden de Verenigde Nederlandse Staten in 1790, met afspraken over gemeenschappelijke verdediging en een nationaal leger. De taalgrens werd hierbij genegeerd, wat tweetalige afspraken noodzakelijk maakte. Na slechts een jaar hield dit experiment op te bestaan en werden de gewesten weer deel van de Oostenrijkse Nederlanden [6](#page=6).
#### 1.4.4 De Napoleontische tijd
In 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden officieel deel van Frankrijk, en de Napoleontische tijd bracht gestructureerde veranderingen zoals de invoering van achternamen en nieuwe bestuurlijke grenzen. Echter, Frans werd de bestuurstaal, Franstalige middelbare scholen werden opgericht, en hogescholen werden eentalig Frans [6](#page=6).
### 1.5 De negentiende eeuw
#### 1.5.1 De (her)geboorte van België
Na de nederlaag van Napoleon werden de negen zuidelijke departementen opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden. Grote verschillen in taal, economie, cultuur en religie tussen Noord en Zuid leidden tot spanningen. Koning Willem I probeerde de gemoederen te bedaren door Nederduits als landstaal in te voeren en het onderwijs boven de taalgrens te vernederlandsen. Tegelijkertijd werd Frans de bestuurstaal onder de taalgrens. Op 4 oktober 1830 riepen separatisten de onafhankelijkheid van België uit, erkend door het Noorden in januari 1831, met Leopold I als vorst [7](#page=7).
#### 1.5.2 België in de kinderschoenen
De grondwet van 1831 legde taalvrijheid vast, maar in de praktijk herstelde het Frans zich als dominante taal in het openbare leven. Volgens de auteur waren het Nederlands en Duits nog onvoldoende gestandaardiseerd om een grondwet in te noteren. In 1839 scheidde België officieel van Nederland en werden de landgrenzen vastgelegd [7](#page=7).
#### 1.5.3 De Vlaamse Beweging
Jan Frans Willems, een Orangist, was misnoegd over de dominantie van het Frans en publiceerde pro-Nederlandse teksten, wat de geboorte van de Vlaamse Beweging markeerde. Deze beweging ijverde voor de gelijkheid tussen het Nederlands en het Frans en zorgde ervoor dat de term 'Vlaanderen' het hele Nederlandstalige gebied ging omvatten. Hendrik Conscience was ook een belangrijk voorvechter voor het Nederlands. De Vlaamse Beweging pleitte via petities en toespraken voor gelijkwaardigheid en richtte een Grievencommissie op, wat de eerste stappen in de politiek waren [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.5.4 De eerste taalwetten
In 1873 werd de eerste taalwet ingevoerd, die Nederlands als officiële strafrechtstaal in de Vlaamse provincies bepaalde. Dit doet denken aan de taalwetten van het Groot Privilege, ondanks het tijdsverschil van vijf eeuwen. Een tweede taalwet in 1878 bepaalde dat de bestuurstaal in een gebied de taal moest zijn die de bevolking sprak. Franstalige dorpen aan de Vlaamse kant van de taalgrens werden wettelijk tweetalig, en in Brussel was de publieke berichtgeving tweetalig, terwijl de administratieve correspondentie Franstalig bleef, tenzij om een Nederlandstalige versie werd gevraagd, wat leidde tot de oprichting van faciliteitengemeenten. De derde taalwet in 1883 regelde de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs in het rijksnet. De invoering van algemeen stemrecht vergrootte de Vlaamse vertegenwoordiging in het parlement. In 1898 werd de Gelijkheidswet aangenomen, die Nederlands en Frans officieel gelijkwaardige talen in België maakte [8](#page=8).
### 1.6 De twintigste eeuw
#### 1.6.1 Streektaal = voertaal
De tegenstellingen tussen flaminganten en de Waalse Beweging groeiden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgde de Franstalige legerleiding ervoor dat Vlaamse soldaten ontevreden waren over het Franstalige bestuursapparaat. De Duitse invallers voerden de 'Flamenpolitik' in, die Nederlands als bestuurstaal en voertaal aan de Gentse universiteit beloofde. Na de oorlog vormden Vlaams-nationalisten de Frontpartij. De Wet-Van Cauwelaert stelde dat 'spreektaal is voertaal'. In 1921 werden compromissen gesloten waarbij gemeentebesturen intern Frans mochten blijven gebruiken en in Brussel gemeenten werden toegevoegd aan Brussel-stad. België balanceerde tussen het territorialiteitsprincipe (spreektaal = voertaal) en het individualiteitsprincipe (mijn taal) [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.6.2 Nieuwe taalwetten
In 1930 werd de Universiteit Gent officieel eentalig Nederlands, en rijksdiensten zoals de post en de gendarmerie moesten de 'spreektaal=voertaal'-wetgeving volgen. In 1935 werd het rechtssysteem territorialiteitsgewijs één- of meertalig. In 1938 werd de legeropleiding aangepast zodat soldaten in hun spreektaal werden opgeleid. Nederlands werd omarmd als omgangs- en cultuurtaal in Vlaanderen [9](#page=9).
#### 1.6.3 Flamenpolitik herhaald
Hitler voerde tijdens de bezetting een 'Flamenpolitik' uit, waarbij hij Vlamingen, vanwege hun Germaanse achtergrond, steunde en Vlaamse krijgsgevangenen vrijliet, terwijl Waalse collaborateurs later ook werden opgenomen in de bezettingspolitiek. Vlaams-nationalistische partijen collaboreerden om hun Vlaamse eisen te realiseren, wat na de oorlog bleef klinken en leidde tot nieuwe staatsstructuren [9](#page=9).
#### 1.6.4 De taalgrens wetenschappelijk bekeken
Het territorialiteitsbeginsel had de grenzen tussen eentalige gebieden in België onduidelijk gemaakt, wat de taalstrijd tot een strijd om grondgebieden transformeerde. De Vlaamse gemeenschap drong aan op een wetenschappelijke vastlegging van de taalgrens. Arthur Gilson stelde in 1961 een wetsvoorstel voor om 22 taalgrensgemeenten te hertekenen, gemeenten te verschuiven en 17 gemeenten te verplichten tot publieke tweetaligheid, met 'faciliteiten' voor minderheidstalen [9](#page=9).
> **Tip:** 'Faciliteiten' zijn uitzonderingen op het officiële taalgebruik in een bestuurlijk eentalig gebied, toegestaan aan een anderstalige minderheid [10](#page=10) [9](#page=9).
Op 31 oktober 1962 werd een officieel vastgelegde taalgrens door België getrokken [10](#page=10).
#### 1.6.5 De taalgrens herbekeken
In het Taalcompromis van Hertoginnedal werd besloten dat Brussel tweetalig zou zijn, Halle-Vilvoorde Nederlandstalig en van Brussel gescheiden, en zes gemeenten in de Brusselse rand Nederlandstalig met Franse faciliteiten [10](#page=10).
#### 1.6.6 Het einde van één unie
De unitaire staatsstructuur verdween, universiteiten en politieke partijen splitsten zich [10](#page=10).
#### 1.6.7 Naar federalisme
De eerste staatshervorming in 1970 legde de basis voor meer regionale verantwoordelijkheden en ministers in vier taalgebieden, drie gemeenschappen en drie gewesten. Vanaf 1980 kozen de Belgen voor verschillende regeringen. In 2011 werd na aandringen de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst, een belangrijke eis van Vlaamse partijen [10](#page=10).
### 1.7 Eindbeschouwing
Zelfs vandaag worden regels soms genegeerd of naar eigen hand gezet, wat leidt tot hevige reacties en taalrellen [10](#page=10).
---
# Romeinse expansie en de vroege taalgrens
De totstandkoming van de taalgrens wordt behandeld, met specifieke aandacht voor de Romeinse expansie, kolonisatie en de interactie tussen Germaanse en Romaanse volkeren.
### 3.1 De oudheid
#### 3.1.1 Romeinse expansiedrang en moeilijke grenzen
Het gebied ten noorden van de Donau en de Rijn, tot aan de Noordzee en verder naar het oosten, werd bewoond door diverse stammen die gemeenschappelijk Germaanse talen spraken. De Romeinen doopten dit gebied tot Germania. De Romeinse expansiedrang leidde tot talloze overwinningen, waarbij ook Germaanse stammen werden onderworpen [1](#page=1).
De Tungri, die zich later in de streek vestigden, waren al volledig Germaans en dreven handel met de Romeinen. Onder Romeinse invloed werd het Latijn de opgelegde taal en de Romeinse cultuur de heersende. Dit markeerde in de eerste eeuw voor Christus het ontstaan van een taalgrens tussen de gebieden van de Germaanse en de Romaanse volkeren [1](#page=1).
Gedurende eeuwen was er sprake van een strijd aan de grens tussen Germania en Gallië. De Germanen waren talrijk, terwijl de Romeinen door de uitgestrektheid van de grens dun gezaaid waren. In de derde eeuw na Christus wisten Germaanse stammen, met name Juten, Saksen, Angelen en Franken, meer voet aan de grond te krijgen in noordelijk Gallië. Zij staken de eens stevig bewaakte rivieren de Rijn, Maas en Waal over en vestigden zich er permanent [1](#page=1).
Opvallend is de ligging van de dubbele Romeinse verdedigingslinie. De meest noordelijke verdedigingsgrens volgde een traject dat nauwelijks afwijkt van de huidige taalgrens binnen België [1](#page=1).
#### 3.1.2 Het Frankische tijdperk
In 481 werd Clovis gekroond tot de eerste bekende Frankische koning, waarna de Franken aan hun veroveringstocht begonnen. Zij behielden aspecten van de Romeinse overheersing die goed functioneerden en pasten andere elementen aan hun eigen behoeften aan. Het Frankische volk sprak Gallo-Romaanse dialecten, die zich later zouden ontwikkelen tot de talen die we nu kennen als Frans, Spaans, Catalaans, Italiaans, Portugees, Roemeens en Reto-Romaans. In het noorden van het rijk vormden het Oergermaans en Indo-Europees de basis voor de ontwikkeling van talen als Duits, Nederlands, Gotisch, Fries en Engels [1](#page=1).
---
# De middeleeuwen en de ontwikkeling van Germaanse en Romaanse dialecten
Dit document bespreekt de vroege ontwikkeling van Germaanse en Romaanse dialecten in de Lage Landen, met een focus op de invloed van het Frankische tijdperk, het Karolingenrijk en de periode van de vazalstaten.
## 3 De middeleeuwen en de ontwikkeling van Germaanse en Romaanse dialecten
### 3.1 Frankische aanwezigheid en de taalgrens
De Lage Landen, met name Belgica, waren een drassig gebied aan de noordelijke uithoek van het Frankische rijk. De bevolking hier was minder geromaniseerd dan in andere delen van het Romeinse rijk. Bij de aankomst van de Franken troffen zij een volk dat door contacten met noorderburen nog germaanser was geworden. Het hedendaagse Nederlands is een overblijfsel van deze Frankische aanwezigheid in de Lage Landen. De oorspronkelijke grens van dit Frankische gebied lag ongeveer waar de Romeinse verdedigingslinies hadden gelegen, van Doornik in het westen tot Keulen. Deze grens fungeerde als een overgangszone waar Germaanse dialecten de overhand hadden boven de grens, en Romaanse dialecten zich eronder verder ontwikkelden. In deze overgangszone beïnvloedden en vloeiden de twee taalgroepen in elkaar over [2](#page=2).
### 3.2 Het Karolingenrijk en de opkomst van dialecten
#### 3.2.1 Het Karolingenrijk en lingua franca
Na de dood van Clovis werd het Merovingische rijk verdeeld, totdat Karel de Grote een aanzienlijk grondgebied veroverde. De taalgrens was in deze periode weinig verschoven. In onze streken werd de taal aan de noordkant van de taalgrens aangeduid met de verzamelnaam Nederduits. Onder de taalgrens ontwikkelden zich de Romaanse dialecten verder. Karel de Grote promootte Latijn als lingua franca voor onderwijs, prediking en bestuur. Een lingua franca is een taal die gebruikt wordt voor communicatie tussen groepen met verschillende moedertalen, zoals Russisch in de USSR, of tegenwoordig Frans en Engels op internationaal niveau [2](#page=2).
Na de dood van Karel de Grote leidde het Verdrag van Verdun tot de verdeling van het Karolingische rijk onder zijn kleinzonen, wat eeuwenlange strijd om grondgebieden zou veroorzaken. Tegen de tiende eeuw lagen de Lage Landen als buffer tussen de grootmachten Francia en Germania. Het noordelijke deel van Francia was Germaans gebied, terwijl de zuidelijke gebieden van Germania Romaans waren [2](#page=2).
#### 3.2.2 Lappenken van staten en het feodale systeem
Vanaf de negende eeuw werkten heersers met vazallen: door de vorst aangestelde leenheren die een gebied mochten besturen in ruil voor trouw en verdediging. Vanaf de negende eeuw ontwikkelden zich ook graafschappen. In de twaalfde eeuw waren de Lage Landen een lappendeken van vazalstaten die ofwel de Franse, ofwel de Duitse vorst toebehoorden [2](#page=2).
Het feodale leenstelsel kende aan de top de vorst, die kroonvazallen rechten verleende op gebieden. Deze kroonvazallen konden op hun beurt weer leenmannen of vazallen aannemen, en zo ontstond een hiërarchie van achter- en achter-achtervazallen. De laagste in de hiërarchie, de leenman, was verantwoording verschuldigd aan de leenheer, in ruil voor bescherming of privileges. De Graaf van Vlaanderen was bijvoorbeeld een leenman van de vorst van Frankrijk. De grote rivieren speelden een verbindende rol tussen de steden, waar handelaren elkaar ontmoetten en een gemeenschappelijke taal spraken [2](#page=2).
### 3.3 De evolutie van Oudnederlands en Waals
Boven de taalgrens kreeg het Oudnederlands vorm, hoewel het nog veel gelijkenissen vertoonde met het Duits. De verzamelnaam voor deze dialecten was Diets. Onder de taalgrens evolueerden dialecten die onder de parapluterm Waals werden geschaard. Het Diets werd door het gewone volk gesproken, terwijl het Waals door de Romaanse bevolking werd gehanteerd [3](#page=3).
### 3.4 Groei van de steden en de sociale taalgrens
Hoewel de stedelingen in Vlaanderen uitblonken in hun volkstaal, leidde dit niet tot hogere posities. De taal van bestuur was het Frans, de taal van de vorst. Zonder kennis van het Frans was sociale promotie beperkt. Dit creëerde een sociale taalgrens die het gewone volk, dat Vlaams sprak en zwaar werk verrichtte, scheidde van de welgestelde burgerij die het Frans beheerste en invloed had aan het Franse hof. Dit concept van een sociale taalgrens is nog steeds relevant, waarbij taalvaardigheid een rol speelt in werkgelegenheid, sociale integratie en carrièrekansen [3](#page=3).
De Franse koning Filips IV (Filips de Schone) zag de rijkdom van het graafschap Vlaanderen en wilde zich meer bemoeien met het bestuur, wat leidde tot conflicten met de Graaf van Vlaanderen, een leenman van de Franse vorst. De Franse koning bezette Vlaanderen, wat de Guldensporenslag ontketende. In 1302 werd Vlaanderen niet opnieuw bij Frankrijk gevoegd [3](#page=3).
Gedurende de veertiende eeuw smeden hertogen en vorsten van diverse gebieden trouw- en familiebanden. Gebieden zoals het Vlaanderen van de veertiende eeuw, het vorstendom Brabant en Limburg, en het graafschap Loon, overschreden alle drie de taalgrens zonder dat dit problemen opleverde. De sociale taalgrens was daarentegen wel zeer duidelijk [3](#page=3).
### 3.5 Het Groot Privilege en taalpolitiek
Gedwongen door de omstandigheden kondigde Maria van Bourgondië in 1477 het Groot Privilege af. Dit document omschreef, als een soort grondwet, hoe de verschillende landen binnen het Bourgondische gebied meer zelfbesturingsrecht kregen. Een relevant aspect voor taalpolitiek was dat Maria van Bourgondië hiermee de eerste taalwetgeving in de regio oplegde [3](#page=3).
### 3.6 De Habsburgers en de terugkeer van het Frans
Na de dood van Maria trouwde zij met Maximiliaan van Oostenrijk. Hij sloot vervolgens een vredesakkoord met Frankrijk. De door Maria ingestelde taalwetgeving werd hierdoor terzijde geschoven, en het Frans nam opnieuw een centrale plaats in in het leven van de bevolking [3](#page=3).
---
# De sociale taalgrens en de groei van steden
Dit onderwerp verkent de opkomst van een sociale taalgrens naast de geografische, met een focus op de taal van bestuur en sociale mobiliteit binnen groeiende steden.
### 4.1 De opkomst van de sociale taalgrens in steden
Naast de bestaande geografische taalgrens ontstond er een andere, sociale taalgrens die de sociale mobiliteit beïnvloedde. De taal van het bestuur en de elite was het Frans, wat betekende dat kennis van het Frans essentieel was om sociaal te stijgen. Dit creëerde een scheiding tussen het gewone volk, dat Vlaams sprak en fysiek werk verrichtte, en de welgestelde burgerij die profiteerde van de connecties met de Franse vorst [3](#page=3).
> **Tip:** Vandaag de dag zien we dit concept nog terug in België, waar taal wordt beschouwd als een middel voor integratie en carrièrekansen. Anderstaligen kunnen nog steeds te maken krijgen met discriminatie op de arbeidsmarkt of huizenmarkt als ze het Nederlands onvoldoende beheersen [3](#page=3).
### 4.2 Historische context en stedelijke ontwikkeling
In de periode van de dertiende naar de veertiende eeuw toonde de Franse vorst Filips IV (Filips de Schone) belangstelling voor de rijkdom van het graafschap Vlaanderen, wat leidde tot conflicten met de Graaf van Vlaanderen. De Franse bezetting van Vlaanderen culmineerde in de Guldensporenslag van 1302, waarna Vlaanderen niet opnieuw bij Frankrijk werd gevoegd [3](#page=3).
Gedurende deze periode ontwikkelden hertogen en vorsten diverse allianties. Gebieden zoals het veertiende-eeuwse Vlaanderen, het vorstendom Brabant en Limburg, en het graafschap Loon overschreden de taalgrens zonder problemen, hoewel de sociale taalgrens duidelijk aanwezig bleef [3](#page=3).
### 4.3 Taalpolitiek en privileges
Maria van Bourgondië kondigde in 1477 het Groot Privilege af, een soort grondwet die de Bourgondische gebieden meer zelfbestuur verleende. Dit privilege bevatte ook artikelen die relevant waren voor taalpolitiek, en markeerde de introductie van de eerste taalwetgeving in de regio [3](#page=3).
Echter, na het overlijden van Maria en het huwelijk van haar weduwnaar Maximiliaan van Oostenrijk met de Franse vorst, werd Maria's taalwetgeving terzijde geschoven en nam het Frans opnieuw een centrale plaats in [3](#page=3).
### 4.4 De bloei van het Nederlands en de Habsburgers
Het Diets, met name het Vlaams, speelde een belangrijke rol in deze periode. Vanuit steden als Brugge, Ieper en Gent verschoof de invloed naar Brabant. De taal evolueerde en werd verfijnder in literaire werken. De boekdrukkunst droeg bij aan de snelle verspreiding van een steeds meer gestandaardiseerde taal die bekend werd als Nederduytsch [4](#page=4).
Zoon van Maximiliaan, Filips de Schone, werd vorst van de Nederlanden, en zijn zoon Karel de Vijfde regeerde in de zestiende eeuw over een uitgestrekt rijk waar de zon letterlijk nooit onderging vanwege de omvang [4](#page=4).
Karel V bracht de Lage Landen samen in de XVII Provinciën. Zijn hof en de hooggeplaatste edelen spraken Frans, waardoor de sociale taalgrens bleef bestaan. Het Nederlands werd wel gebruikt voor communicatie met het gewone volk [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** De Gentse bijnaam 'de stropendragers' ontstond toen de Gentenaren protesteerden tegen de hoge belastingen die Karel V oplegde om zijn oorlogen te financieren. Ze werden hard aangepakt en moesten met stroppen om de hals vergeving smeken [4](#page=4).
Karel V gaf zijn heerschappij door aan zijn zoon Filips II, terwijl zijn broer vorst werd van Oostenrijk en Hongarije. Het Heilige Roomse Rijk werd opgesplitst, en de Nederlanden kwamen onder de Spaans-Habsburgse gebieden, die geografisch gescheiden werden door Frankrijk [4](#page=4).
---
# Taalpolitiek en de vestiging van de moderne taalgrens
Dit hoofdstuk behandelt de historische ontwikkelingen die leidden tot de huidige taalgrens in België, vanaf de 16e eeuw tot heden, met focus op taalwetten en politieke hervormingen.
### 5.1 De zestiende eeuw: opstand en standaardisering
De 16e eeuw werd gekenmerkt door onvrede in de Nederlanden onder Spaans bewind, aangewakkerd door religieuze verschillen tussen katholicisme en protestantisme. De protestanten verwierpen de hiërarchische structuur van de katholieke kerk en legden de nadruk op een direct contact met God en de Bijbel. Filips II probeerde de Nederlanden kerkelijk te reorganiseren, maar de grenzen van de bisdommen liepen niet parallel met de taalgrens, wat leidde tot taalkundige enclaves. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) resulteerde in de officiële afsplitsing van de Verenigde Provincïen na het Verdrag van Münster in 1648. Dit leidde tot een "braindrain" van hooggeschoolden uit Vlaanderen en Brabant naar het noorden. In deze periode werkten figuren als Vondel en Hooft mee aan de standaardisering van de Nederlandse taal, wat tevens leidde tot een taalgrens tussen gestandaardiseerd Nederlands en lokale dialecten [5](#page=5).
### 5.2 De zeventiende-achttiende eeuw: machtswisselingen en Franse invloed
In de Zuidelijke Nederlanden, onder Spaans en later Oostenrijks-Habsburgs bewind, heerste een strikt katholicisme. Frankrijk oefende aanzienlijke druk uit, waarbij Lodewijk XIV het Vlaamse dialect verbood en de taalgrens in Frans-Vlaanderen deed opschuiven. Frans bleef de bestuurstaal in de Zuidelijke Nederlanden, terwijl aan de andere kant Germaanstalige grootheden werden gewaardeerd. De term 'Vlaams' begon op te komen om alle Germaanse dialecten in de Oostenrijkse Nederlanden aan te duiden. Kortstondig ontstonden de Verenigde Nederlandse Staten, maar deze hielden spoedig op te bestaan. De Napoleontische tijd bracht bestuurlijke hervormingen met zich mee, zoals de invoering van achternamen en nieuwe administratieve grenzen, maar ook de verplichting van het Frans als bestuurstaal en de oprichting van Franstalige middelbare scholen en hogescholen [6](#page=6).
### 5.3 De negentiende eeuw: de geboorte van België en de Vlaamse Beweging
Na de val van Napoleon werden de zuidelijke departementen opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden, wat leidde tot spanningen vanwege culturele, economische en religieuze verschillen. Koning Willem I probeerde de situatie te kalmeren door Nederduitsch als landstaal in te voeren en het onderwijs te vernederlandsen boven de taalgrens, maar Frans bleef de dominante taal onder de taalgrens. Op 4 oktober 1830 riepen separatisten de onafhankelijkheid van België uit, erkend door het Noorden eind januari 1831. De grondwet van 1831 legde weliswaar taalvrijheid vast, maar in de praktijk herstelde het Frans zich als dominante taal in het openbare leven, deels omdat het Nederlands en Duits als onvoldoende gestandaardiseerd werden beschouwd voor juridische teksten. De officiële scheiding met Nederland in 1839 legde de landsgrenzen vast. De Vlaamse Beweging, geïnitieerd door figuren als Jan Frans Willems en Hendrik Consience, ontstond als reactie op de Franse dominantie en ijverde voor gelijkheid tussen het Nederlands en het Frans [7](#page=7).
#### 5.3.1 De eerste taalwetten
De Vlaamse Beweging drong aan op politieke gelijkheid, wat leidde tot de oprichting van een Grievencommissie. In 1873 werd de eerste taalwet ingevoerd, die Nederlands als officiële strafrechttaal in de Vlaamse provincies vastlegde, vergelijkbaar met eerdere taalwetten uit het Groot Privilege. In 1878 volgde een tweede taalwet die het bestuurlijk taalgebruik moest baseren op de spreektaal van de bevolking, maar met aanpassingen die leidden tot tweetalige gemeenten en faciliteitengemeenten in Brussel. De derde taalwet in 1883 zorgde voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs in het rijksnet. Met de invoering van algemeen stemrecht nam de Vlaamse vertegenwoordiging in het parlement toe, wat culmineerde in de Gelijkheidswet van 1898, die Nederlands en Frans officieel als gelijkwaardige talen in België erkende [8](#page=8).
### 5.4 De twintigste eeuw: territorialiteit, federalisme en de taalgrens
In de 20e eeuw groeide de tegenstelling tussen flaminganten en de Waals Beweging, versterkt door de Franstalige legerleiding en de Duitse "Flamenpolitik" tijdens de Eerste Wereldoorlog, die Nederlands als bestuurstaal en voertaal aan de universiteit van Gent beloofde. Na de oorlog vormden Vlaams-nationalisten de Frontpartij. De Wet-Van Cauwelaert stelde 'spreektaal is voertaal'. Compromissen in 1921 erkenden dat gemeentebesturen intern in het Frans konden blijven werken en voegden gemeenten toe aan Brussel, wat leidde tot een spanning tussen het territorialiteitsbeginsel en het individualiteitsbeginsel [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 5.4.1 Nieuwe taalwetten en de Flamenpolitik
In 1930 werd de Universiteit Gent officieel eentalig Nederlands, en vanaf dan golden de 'spreektaal=voertaal'-wetgeving ook voor rijksdiensten. Het rechtssysteem werd in 1935 territorialiteitsgewijs één- of meertalig, en soldaten werden in 1938 in hun moedertaal opgeleid. Het Nederlands werd omarmd als omgangs- en cultuurtaal in Vlaanderen. De Flamenpolitik van Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog steunde initieel Vlamingen op basis van hun Germaanse achtergrond, beloofde onafhankelijkheid en liet Waalse collaborateurs toe in de bezettingspolitiek. Vlaams-nationalistische partijen collaboreerden om hun eisen te realiseren, wat na de oorlog de roep om een nieuwe staatsstructuur versterkte [9](#page=9).
#### 5.4.2 De taalgrens wetenschappelijk bekeken en herbekeken
Het territorialiteitsbeginsel had de grenzen tussen eentalige gebieden onduidelijk gelaten, en de taalstrijd transformeerde tot een strijd om grondgebieden. De Vlaamse gemeenschap vroeg om een wetenschappelijke vastlegging van de taalgrens, wat samenviel met de economische bloei van Vlaanderen en de crisis in Wallonië. In 1961 werd een wetsvoorstel ingediend om taalgrensgemeenten te hertekenen, gemeenten te verschuiven en bepaalde gemeenten verplicht tweetalig te maken met faciliteiten voor minderheidstalen. Uitzonderingen op het officiële taalgebruik die in een gemeente van een bestuurlijk eentalig gebied aan een anderstalige minderheid worden toegestaan, worden gedefinieerd als 'faciliteiten'. Op 31 oktober 1962 liep er een officiële taalgrens door België. Het Taalcompromis van Hertoginnedal in 1962 besloot tot een tweetalig Brussel, een Nederlandstalig Halle-Vilvoorde en zes Nederlandstalige gemeenten in de Brusselse rand met Franse faciliteiten [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 5.4.3 Het einde van één unie en de weg naar federalisme
Vanaf 1970 leidde dit tot de splitsing van universiteiten en politieke partijen, wat het einde van de eenheidsstaat inluidde. De eerste staatshervorming in 1970 legde de basis voor meer regionale verantwoordelijkheden en ministers binnen taalgebieden, gemeenschappen en gewesten. Vanaf 1980 kozen de Belgen voor verschillende regeringen. In 2011 werd de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst, een belangrijke eis van Vlaamse partijen. De huidige situatie kent nog steeds incidentele taalrellen en discussies rond de interpretatie van taalregels [10](#page=10).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Taalgrens | Een lijn die het gebied van sprekers van de ene taal scheidt van het gebied van sprekers van een andere taal. In België markeert deze grens de scheiding tussen het Nederlandstalige en het Franstalige landsgedeelte. |
| Germaanse talen | Een tak van de Indo-Europese talen, waartoe onder andere Nederlands, Duits, Engels en Zweeds behoren. Deze talen delen gemeenschappelijke kenmerken in hun oorsprong en structuur. |
| Romaanse talen | Talen die voortgekomen zijn uit het Latijn, de taal van het Romeinse Rijk. Voorbeelden zijn Frans, Spaans, Italiaans en Portugees. |
| Latijn | De taal van de oude Romeinen, die een grote invloed heeft gehad op veel Europese talen, met name de Romaanse talen. Het was lange tijd de taal van bestuur, wetenschap en kerk in West-Europa. |
| Gallië | De historische naam voor het gebied dat ruwweg overeenkomt met het huidige Frankrijk en delen van België, Zwitserland en Duitsland. Het werd bewoond door Keltische stammen. |
| Lingua franca | Een taal die wordt gebruikt als gemeenschappelijke communicatiemiddel tussen sprekers van verschillende moedertalen. Dit kan een wereldtaal zijn zoals Engels, of een regionale taal met brede acceptatie. |
| Feodaal leenstelsel | Een middeleeuws sociaal en politiek systeem waarbij land werd verleend door een leenheer aan een leenman in ruil voor militaire dienst en loyaliteit. Dit creëerde een hiërarchische structuur van landbezit en macht. |
| Diets | Een historische verzamelnaam voor de Germaanse dialecten die in de middeleeuwen in de Nederlanden werden gesproken, en die de voorlopers zijn van het moderne Nederlands. |
| Waals | Verwijst naar de Romaanse dialecten en talen die in het zuidelijke deel van de Lage Landen werden gesproken, voornamelijk in het gebied van het huidige Wallonië. |
| Sociale taalgrens | Een taalkundig fenomeen waarbij een taalbarrière ontstaat op basis van sociale klasse of status, ongeacht de geografische ligging. Hogere sociale klassen gebruiken vaak een andere taal dan lagere klassen. |
| Groot Privilege | Een document uit 1477 waarin Maria van Bourgondië steden en gewesten meer zelfbestuur verleende. Het bevat ook artikelen die als vroege taalwetgeving kunnen worden beschouwd. |
| Nederduytsch | Een historische term die in de 16e eeuw werd gebruikt om te verwijzen naar de taal die in de Nederlanden werd gesproken, met name de standaardiserende vorm van het Nederlands. |
| Tachtigjarige Oorlog | Een opstand van de Nederlandse gewesten tegen de Spaanse overheersing, die leidde tot de onafhankelijkheid van de Verenigde Provinciën in 1648. |
| Taalpurisme | Een beweging die streeft naar de "zuivering" van een taal van vreemde invloeden en de bevordering van oorspronkelijke of inheemse woorden en uitdrukkingen. |
| Territorialiteitsbeginsel | Een juridisch principe dat bepaalt dat de wetgeving van een gebied van toepassing is op iedereen binnen dat gebied, ongeacht hun taal. Dit principe werd later toegepast op de taalgrenzen in België. |
| Individualiteitsbeginsel | Een juridisch principe dat stelt dat individuen het recht hebben om hun eigen taal te gebruiken, ongeacht de officiële taal van het gebied waarin ze zich bevinden. Dit staat tegenover het territorialiteitsbeginsel. |
| Faciliteitengemeenten | Gemeenten in België waar een specifieke minderheidstaal (meestal Frans in Nederlandstalige gebieden of Nederlands in Franstalige gebieden) speciale rechten en voorzieningen geniet. |
Cover
Nederlands 1 - Thema interactief voorlezen - 2025 - studentenversie 9-10-2025.pdf
Summary
# Interactief voorlezen: methodiek en voordelen
Dit onderwerp verkent de essentie van interactief voorlezen, de voordelen ervan voor taalontwikkeling en begrip, en het cruciale belang ervan, met name voor kinderen uit taalarme milieus, met een focus op fictieverhalen.
### 1.1 Wat is interactief voorlezen?
Interactief voorlezen is een voorleesmethode die verder gaat dan het louter voorlezen van een tekst. Het houdt in dat de voorlezer actief in interactie gaat met de kinderen, zowel voor, tijdens als na het voorlezen. Dit kan gebeuren door het stellen van open vragen, het geven van inhoudelijke opmerkingen over het verhaal, het aanbieden van positieve feedback en het leggen van verbanden tussen de verhaalinhoud en de leefwereld van de leerlingen. Het doel is om kinderen actief en doelgericht te betrekken bij diverse soorten teksten, waaronder verhalende (prenten)boeken, informatieve teksten, brieven en kranten. De kern van interactief voorlezen is de wederkerige interactie tussen de voorlezer en de leerlingen, waardoor het moment rijk en leerzaam wordt [4](#page=4).
> **Tip:** Interactief voorlezen is niet hetzelfde als expressief voorlezen. Expressief voorlezen richt zich op het gebruik van intonatie, mimiek en gebaren om het verhaal levendig te maken, terwijl interactief voorlezen de actieve inbreng van de kinderen centraal stelt. Een combinatie van beide is het meest effectief voor betrokkenheid en verhaalbegrip [4](#page=4) [5](#page=5).
"Interactief voorlezen betekent dat er ruimte is voor de inbreng van de kinderen voor, tijdens en na het voorlezen. Via een rijke interactie worden kinderen actief betrokken bij het verhaal." [4](#page=4).
### 1.2 De vele voordelen van interactief voorlezen
#### 1.2.1 Stimulering van taalontwikkeling en geletterdheid
Voorlezen, en dan met name interactief voorlezen, wordt breed erkend als een effectieve strategie voor de stimulering van de taalontwikkeling bij jonge kinderen. Het draagt bij aan de beginnende of ontluikende geletterdheid. Kinderen die positieve leeservaringen opdoen, ontwikkelen een grotere interesse en plezier in lezen, wat kan leiden tot een natuurlijke motivatie om zelf te leren lezen. Dit resulteert in meer leeservaring, verbeterde leesvaardigheid en een sterker zelfvertrouwen, wat een opwaartse spiraal in de leesontwikkeling creëert [5](#page=5).
> **Tip:** Het motto "Wie vaak leest, leest beter. Wie beter leest, leest vaker. Zo ontstaat een positieve leesspiraal." vat de cumulatieve effecten van interactief voorlezen goed samen [5](#page=5).
#### 1.2.2 Bevordering van mondelinge en sociale-emotionele vaardigheden
Interactief voorlezen bevordert de mondelinge taalvaardigheid en breidt de woordenschat van kinderen uit. Daarnaast ontwikkelt het sociale en emotionele vaardigheden, zoals empathie, het innemen van verschillende perspectieven en het begrijpen van de emoties van personages [6](#page=6).
#### 1.2.3 Verrijking van grammaticale kennis en wereldbeeld
Door blootstelling aan complexere taalstructuren in verhalen, kan interactief voorlezen de grammaticale kennis van kinderen vergroten. Ook hun vertelvaardigheid kan verbeteren door de ervaring met goed gestructureerde verhalen. Bovendien draagt voorlezen bij aan een uitgebreidere kennis van de wereld, omdat kinderen via boeken kennismaken met nieuwe situaties en concepten [6](#page=6).
#### 1.2.4 Cruciale rol bij kinderen uit taalarme omgevingen
Interactief voorlezen is van essentieel belang voor kinderen die opgroeien in een taalarme context. Deze kinderen hebben vaak thuis minder blootstelling aan een rijke taal- en leesomgeving. Onderzoek toont aan dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaal-economische status (SES) een minder rijke woordenschat hebben en minder kwalitatieve interactie ervaren, wat kan leiden tot een achterstand in mondelinge en geschreven taalontwikkeling. Schoolse voorleessessies kunnen hierdoor de talige input bieden die deze kinderen thuis missen, om latere leesproblemen te voorkomen [6](#page=6).
#### 1.2.5 Focus op fictieverhalen
De effecten van interactief voorlezen zijn het grootst bij fictieverhalen. Deze worden als iets eenvoudiger begrepen door jonge kinderen dan non-fictieteksten, en de betrokkenheid is groter doordat kinderen zich kunnen inleven in personages en gebeurtenissen. Daarom ligt de nadruk in het curriculum van Nederlands 1 op het interactief voorlezen van verhalen [6](#page=6).
---
# Structuur en kenmerken van een interactief voorleesmoment
Een interactief voorleesmoment is een gestructureerde activiteit die bestaat uit drie fasen: voor, tijdens en na het lezen, en wordt gekenmerkt door specifieke technieken die de betrokkenheid en het leerproces van kinderen vergroten [7](#page=7).
### 2.1 Fasering van een interactief voorleesmoment
Een interactief voorleesmoment is op te delen in drie distincte fasen: de fase vóór het lezen, de fase tijdens het lezen en de fase na het lezen. Elke fase is cruciaal voor een logische opbouw en het maximaliseren van de leeropbrengst [13](#page=13) [7](#page=7).
#### 2.1.1 Fase 1: Voor het lezen
Deze fase dient ter voorbereiding van de kinderen op het komende voorleesmoment, met als doel hen te oriënteren op de tekst en hen te voorzien van extra kennis en woordenschat ter ondersteuning van het begrip [7](#page=7).
* **Oriëntatie op de tekst:** Kinderen worden geïnformeerd over het leesdoel en hun verwachtingen ten aanzien van de tekst worden besproken [7](#page=7).
* **Boek-snuffelen:** Er wordt stilgestaan bij de kenmerken van het boek, zoals de kaft, de titel, de auteur en de illustrator, en de hoofdpersonages worden bondig besproken [7](#page=7).
* **Verbindingen maken met de leefwereld:** Kinderen worden aangemoedigd om verbanden te leggen tussen de inhoud van het boek en hun eigen ervaringen en leefwereld [8](#page=8).
* **Bespreken van belangrijke woorden en uitdrukkingen:** Woorden of uitdrukkingen die essentieel zijn voor het begrip van de tekst worden vooraf besproken. Dit kan ook de uitleg van specifieke begrippen omvatten, zoals "Noordpool" en "Tropen" bij het verhaal "Een ijsbeer in de Tropen" [8](#page=8).
* **Gebruik van relevante voorwerpen of afbeeldingen:** Het meebrengen en bespreken van voorwerpen of afbeeldingen die verband houden met het verhaal kan de betrokkenheid vergroten [8](#page=8).
> **Tip:** Het stellen van voorspelvragen op basis van de kaft kan bij jonge kleuters verwarring veroorzaken, omdat hun vermogen tot zelfsturing en cognitieve flexibiliteit nog beperkt is om initiële misvattingen te corrigeren. Voor oudere kinderen of wanneer de kaft ondubbelzinnig is, kan het wel een goede werkwijze zijn. Het is nuttig om de voorspellingen van de kinderen te noteren of te tekenen om deze later te kunnen vergelijken met de werkelijke verhaallijn [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.1.2 Fase 2: Tijdens het voorleesmoment
Tijdens deze fase wordt de tekst voorgelezen en wordt er actief in gesprek gegaan met de kinderen over de inhoud [10](#page=10).
* **Betekenis geven aan woorden en uitdrukkingen:** Samen wordt er betekenis toegekend aan specifieke woorden en uitdrukkingen die tijdens het lezen voorkomen [10](#page=10).
* **Herlezen en terugbladeren:** Zinnen of stukjes tekst kunnen worden herlezen, of er kan worden teruggegrepen naar eerdere passages in het boek om het begrip te verduidelijken [10](#page=10).
* **Bespreken van illustraties:** Er wordt voldoende tijd genomen om de illustraties te bespreken, waarbij belangrijke details, verhaalelementen of elementen die niet direct in de tekst worden vermeld, maar wel zichtbaar zijn, worden belicht [11](#page=11).
* **Verbanden leggen in de tekst:** Kinderen worden uitgedaagd om verbanden te ontdekken binnen de tekst, bijvoorbeeld door de discrepantie tussen de netheid van een personage en de vuiligheid van de moeder te analyseren [11](#page=11).
* **Verbindingen met de leefwereld:** Kinderen worden gestimuleerd om verbanden te leggen tussen het verhaal en hun eigen leefwereld, met een terugkoppeling naar het verhaal [11](#page=11).
* **Actief aan de slag met inhoud en vorm:** Kinderen worden betrokken bij het bedenken van alternatieve oplossingen voor problemen in het verhaal of het creëren van aanvullende illustraties [11](#page=11).
* **Focussen op het leesdoel:** De gestelde vragen en interacties worden gericht op het vooropgestelde leesdoel [12](#page=12).
* **Activeren van (jonge) kleuters:** Bij jongere kleuters worden actieve participatievormen toegepast, zoals het meezeggen van refreinzinnetjes of het uitvoeren van doe-opdrachtjes die relevant zijn voor het verhaal [12](#page=12).
> **Tip:** Retorische vragen kunnen de betrokkenheid van kleuters vergroten door hen kort te laten meedenken zonder te veel cognitieve inspanning, wat vaak leidt tot een enthousiaste reactie. Het is belangrijk om een balans te vinden tussen de tekstflow en de ruimte voor inbreng van de voorlezer en de leerlingen, waarbij lange conversaties tijdens een eerste lezing beperkt blijven [12](#page=12).
#### 2.1.3 Fase 3: Na het voorlezen
Direct na het voorlezen vindt de nabespreking plaats, een cruciale fase voor het nagaan van begrip, het consolideren van nieuwe woordenschat en het bespreken van thema's [13](#page=13).
* **Beoordeling vanuit verschillende invalshoeken:** Kinderen krijgen de ruimte om het verhaal te beoordelen op basis van inhoud, betekenis, taal en afbeeldingen, waarbij reacties worden gestimuleerd en kinderen op elkaar kunnen reageren [13](#page=13).
* **Terugblik op het leesdoel:** Het initiële leesdoel wordt geëvalueerd aan de hand van de inhoud van het verhaal [13](#page=13).
* **Verdieping in inhoud en vorm:** De inhoud en vorm van de tekst worden verder uitgediept, bijvoorbeeld door de hoofdpersonen, setting en gebeurtenissen te bespreken, inclusief de probleemoplossing [13](#page=13).
* **Actief aan de slag met nieuwe woorden:** Kinderen krijgen de gelegenheid om nieuwe woorden actief te gebruiken, bijvoorbeeld door balletfiguren uit te proberen na het lezen van "Honden doen niet aan ballet" [14](#page=14).
* **Spreken over emoties en ervaringen:** De tekst kan aanleiding geven tot gesprekken over emoties en persoonlijke ervaringen die het verhaal oproept [14](#page=14).
* **Inzoomen op specifieke thema's:** Bepaalde thema's die in het boek aan bod komen, zoals meten of vriendschap, kunnen verder worden uitgewerkt [14](#page=14).
* **Terugblik op voorspellingen:** De vooraf gemaakte voorspellingen worden vergeleken met de daadwerkelijke verhaallijn [14](#page=14).
* **Links met actualiteit en leefwereld:** Er worden verbanden gelegd met de actualiteit of de bredere leefwereld van de kinderen, zoals gesprekken over de maan en de hemel [14](#page=14).
* **Actieve verwerking van tekst (vorm en inhoud):** Kinderen kunnen een nieuw einde bedenken of een nieuwe kaft creëren, of tekeningen maken die aansluiten bij het verhaal [15](#page=15).
De nabespreking kan uitmonden in onderwijsleeractiviteiten binnen diverse domeinen zoals drama, beeld, beweging, schrijven, wiskunde, wereldoriëntatie, enzovoort [15](#page=15).
> **Belang van elke fase:** Elke fase biedt kansen om kinderen te oriënteren op tekstvorm en -inhoud, dieper in te gaan op de tekst en illustraties, te reflecteren over de impact van de tekst, de verworven informatie toe te passen, en (jonge) kleuters te activeren. Het is essentieel om de kinderen goed te observeren tijdens elke fase om hen zo actief mogelijk te betrekken [16](#page=16).
### 2.2 Effectieve kenmerken van interactief voorlezen
Een rijke interactieve voorleessessie wordt gekenmerkt door een reeks effectieve technieken die de betrokkenheid en het leerproces van kinderen bevorderen. Het is belangrijk om een evenwicht te bewaren tussen interactie en de flow van het verhaal [17](#page=17).
1. **Bespreek samen de eigenschappen van het boek:** Stil staan bij de titel, auteur en kaft, en kinderen actief betrekken bij het verkennen van het boek, zoals het openen van flappen. Ook tijdens en na het lezen kunnen typische kenmerken van boeken, zoals de opmaak van letters, worden besproken [17](#page=17).
2. **Ga dieper in op de inhoud van de tekst:** Verduidelijking en verdieping bieden bij gebeurtenissen, personages en ervaringen die om meer uitleg vragen, gebaseerd op het vooropgestelde doel. Dit kan ook inhouden dat er meer informatie wordt gegeven over een thema gerelateerd aan de tekst of dat er langer wordt stilgestaan bij de onderliggende boodschap [18](#page=18).
3. **Stel open (denk)vragen:** Nodig kinderen uit om mee te denken over wat ze zien en horen, wat de basis vormt van interactief voorlezen [19](#page=19).
4. **Help de kinderen door te modelleren, extra vragen te stellen en tips te geven:** Wanneer kinderen een antwoord niet weten, kunnen gerichte tips helpen of kunnen ze elkaar ondersteunen. Doorvragen, bijvoorbeeld door een kleuter minimaal twee tot drie antwoordbeurten te laten geven, stimuleert dieper nadenken. Vragen kunnen ook aan andere kleuters worden voorgelegd om hen te laten reageren op elkaars ideeën [20](#page=20).
5. **Sta stil bij nieuwe woorden en uitdrukkingen:** Breng woordenschat aan in context en laat kinderen de nieuwe woorden gebruiken, waarbij direct feedback kan worden gegeven op het gebruik ervan [21](#page=21).
6. **Bekijk samen aandachtig de afbeeldingen:** Neem de tijd om naar de afbeeldingen te kijken, ga in gesprek over wat er te zien is, en sta open voor de inbreng van de kinderen. Ook de verhaallijn en woordenschat kunnen gekoppeld worden aan de illustraties [22](#page=22).
7. **Geef positieve feedback en moedig de kinderen aan:** Aanmoediging van reacties en inbreng motiveert kinderen om actiever deel te nemen en het voorleesmoment echt interactief te maken [23](#page=23).
8. **Gebruik de tekst om de kinderen zelf te laten vertellen en leg linken met hun eigen leefwereld:** Wanneer kinderen dingen herkennen, kunnen ze zich beter inleven en gemotiveerder zijn om inbreng te doen. De tekst kan ook de leefwereld van kinderen verbreden door verschillen en verrassingen te bespreken. Een persoonlijke noot van de voorlezer werkt eveneens motiverend [24](#page=24).
Deze acht effectieve kenmerken bieden een raamwerk voor het creëren van een rijke en interactieve voorleeservaring [25](#page=25).
---
# Woordenschatontwikkeling en didactische doelen van voorlezen
Interactief voorlezen is een krachtige methode om de woordenschat van jonge kinderen te verrijken en hen verschillende educatieve doelen te laten bereiken, variërend van taalverwerving tot het prikkelen van creativiteit en emotionele ontwikkeling. Dit onderdeel behandelt strategieën voor het omgaan met moeilijke woorden tijdens het voorlezen en de diverse doelen die met interactief voorlezen nagestreefd kunnen worden [26](#page=26).
### 3.1 Omgaan met moeilijke woordenschat tijdens het voorlezen
Interactief voorlezen biedt een uitgelezen kans om de woordenschat van kinderen actief te stimuleren. Het gaat verder dan enkel begrip; het bevordert diepe woordkennis, waarbij kinderen woorden niet alleen herkennen en begrijpen, maar ze ook in diverse contexten kunnen toepassen. Dit is met name belangrijk voor kinderen met een andere thuistaal, die vaak een beperktere Nederlandse woordenschat hebben [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 3.1.1 Waarom stil te staan bij woordenschat tijdens voorlezen?
Het expliciet aandacht besteden aan woorden tijdens het voorlezen stimuleert niet alleen het taalbegrip, maar ook de actieve taalproductie van kinderen. Interactief voorlezen is effectiever dan 'gewoon' voorlezen, omdat het zowel de expressieve als receptieve woordenschat vergroot en kinderen directe feedback krijgen. Een voorbeeld hiervan is de interactie rond het woord "cape" in het prentenboek "Stef Skelet wil vliegen", waarbij kinderen via dialoog en associatie betekenis geven aan het woord [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 3.1.2 Selecteren van doel- of sleutelwoorden
Niet elk nieuw woord behoeft expliciete uitleg. De focus dient te liggen op woorden die essentieel zijn voor het begrip van het verhaal. Richtlijnen voor selectie zijn [27](#page=27):
* Beperk het aantal tot 5 tot 10 woorden [27](#page=27).
* Geef voorkeur aan woorden die herhaaldelijk voorkomen [27](#page=27).
* Zorg voor variatie in moeilijkheidsgraad [27](#page=27).
* Selecteer verschillende woordsoorten, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden; zelfstandige naamwoorden zijn doorgaans makkelijker [27](#page=27).
#### 3.1.3 Integreren van expliciete woordenschatinstructie
Expliciete woordenschatinstructie kan voor, tijdens en na het lezen van het verhaal plaatsvinden om diepe woordkennis te stimuleren [28](#page=28).
* **Voorafgaand aan het lezen:** Introduceer essentiële sleutelwoorden, peil de voorkennis en verduidelijk de woorden. Bijvoorbeeld, de betekenis van "cape" kan met behulp van de coverafbeelding worden besproken [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Tijdens het lezen:** Gebruik diverse technieken om de geselecteerde woorden te verduidelijken [28](#page=28):
* Geef kindvriendelijke definities of laat kinderen deze formuleren [28](#page=28).
* Bied synoniemen aan [28](#page=28).
* Verduidelijk het woord via de context van het verhaal [28](#page=28).
* Gebruik illustraties ter ondersteuning [28](#page=28).
* Geef concrete voorbeelden [28](#page=28).
* Beeld het woord uit [28](#page=28).
* Herhaal de woorden en stimuleer actief gebruik door vragen te stellen of voorspellingen te laten doen [28](#page=28).
* **Na het lezen:** Gebruik de nabespreking om te reflecteren op het verhaal en de woordenschat. Herhaal en toets de nieuwe woorden om het begrip te verdiepen. Een voorbeeld hiervan is het controleren of kinderen een cape herkennen bij Superman [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 3.1.4 Omgaan met overige moeilijke woorden en zinswendingen
Woorden die niet essentieel zijn voor het begrip van de verhaallijn hoeven niet uitgebreid te worden behandeld. Korte verduidelijkingen door middel van synoniemen, uitbeelden of aanwijzen volstaan. Het schrappen van moeilijke woorden wordt afgeraden omdat dit een leerkans wegneemt; verhalen bieden vaak woorden en zinswendingen die in dagelijkse gesprekken minder voorkomen, maar belangrijk zijn voor latere geletterdheid [30](#page=30).
Echter, bij een opeenstapeling van moeilijke woorden is het raadzaam het verhaal in eigen woorden te vertellen, eventueel later het origineel nog eens te herhalen. Woorden die kleuters absoluut niet kunnen begrijpen, zoals 'abstract' of 'vierkantswortel', kunnen beter worden weggelaten [30](#page=30).
### 3.2 Didactische doelen van interactief voorlezen
Kinderboeken bieden een breed scala aan mogelijkheden voor educatieve doelen in de kleuterklas. Deze doelen kunnen geïntegreerd worden aangeboden en omvatten onder meer taalverwerving, opvoeding (waarden en zingeving), verwerking van gevoelens, informatieoverdracht, prikkeling van creativiteit, waardering van esthetiek en ontspanning. De hieronder beschreven doelen refereren vaak aan de minimumdoelen voor het kleuteronderwijs van de Vlaamse Overheid [31](#page=31).
#### 3.2.1 Om de taalverwerving te stimuleren
Dit is het meest voor de hand liggende doel van het gebruik van boeken in de klas [32](#page=32).
##### 3.2.1.1 Schriftelijke taalontwikkeling
Ontluikende geletterdheid, de vroege fase van schriftelijke taalverwerving, omvat vier aspecten die tijdens het werken met boeken worden gestimuleerd:
* **Verhaalbegrip/tekstbegrip:** Kinderen leren de structuur van verhalen herkennen, krijgen inzicht in verhaalopbouw (begin, midden, slot, problemen oplossen), en leren over spanning, humor en ironie. Ze ontwikkelen metacognitieve vaardigheden door antwoorden in de tekst of prenten te zoeken en argumenten af te leiden, wat luister- en leesstrategieën bevordert. Begrijpend luisteren is cruciaal als voorloper op begrijpend lezen. Dit wordt gestimuleerd door het stellen van denkstimulerende vragen en hardop denkend voorlezen, waarbij de leerkracht haar denkproces modelleert [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Schrijftaal:** Kinderboeken bevatten vaak een rijke schrijftaal met nieuwe woorden en zinswendingen die zelden in gesproken taal voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn zinnen als "Hij voelt zich vreemd" of "Al dagenlang loopt hij rond alsof hij droomt" [35](#page=35).
* **Boekoriëntatie:** Kinderen leren het doel van een boek (verhalen, informatie), hoe het te hanteren (voor naar achter, links naar rechts), en dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en opnieuw kunnen worden opgeroepen [36](#page=36).
* **Relatie tussen gesproken en geschreven taal:** Door de gelezen tekst met de vinger te volgen, leren kinderen de relatie tussen de gesproken woorden en de geschreven tekst. Het aanwijzen van de titel op de kaft is hier een voorbeeld van [36](#page=36).
#### 3.2.1.2 Mondelinge taalvaardigheden
Naast de schriftelijke taalontwikkeling, bevordert interactief voorlezen ook mondelinge taalvaardigheden:
* **(Her)vertellen van verhalen:** Kinderen krijgen de kans om zelf verhalen of passages ervan te (her)vertellen, eventueel ondersteund door beelden of symbolen [37](#page=37).
* **Interactie over het verhaal:** Kinderen delen hun mening, gedachten en gevoelens over voorgelezen boeken, wat leidt tot gesprekken en het verwoorden van voorkeuren [37](#page=37).
#### 3.2.2 Om op te voeden (waarden en zingeving)
Boeken kunnen worden ingezet om waarden, ideeën en normen mee te geven, of om te leren hoe zich te gedragen. Ze kunnen een opvoedende boodschap of een wijze les bevatten, die soms expliciet is (bv. vriendschap is belangrijker dan dure cadeaus) of meer verborgen (bv. de wereld verkennen door het vertrouwde achter te laten) [38](#page=38).
* **Levensvragen:** Prentenboeken kunnen levensvragen aan bod laten komen, waarbij verschillende perspectieven worden geboden en ruimte is voor eigen antwoorden [39](#page=39).
* **Maatschappijbeeld en diversiteit:** Het is belangrijk stil te staan bij de waarden en normen die een boek meegeeft, en het weergegeven maatschappijbeeld te analyseren (bv. over gezinsvormen, rollenpatronen, culturele diversiteit). Kinderboeken tonen steeds meer diversiteit op het gebied van geslacht, huidskleur, seksuele oriëntatie, religie en leeftijd. Ook worden stereotiepe rollenpatronen doorbroken en wordt de diversiteit van gezinnen en mensen met een beperking getoond [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Godsdienstige ontwikkeling:** Boeken met een godsdienstige waarde kunnen ingezet worden om de godsdienstige ontwikkeling te stimuleren [42](#page=42).
#### 3.2.3 Om gevoelens te leren verwerken
Verhalen helpen kleuters zich in te leven in de gevoelens van personages, deze te herkennen en te benoemen. Ze tonen hoe om te gaan met gevoelens zoals teleurstelling, eenzaamheid, angst of boosheid. Prentenboeken over moeilijke gevoelens, ziekte, dood, echtscheiding of iemand missen kunnen helpen deze bespreekbaar te maken en manieren aan te reiken om ermee om te gaan [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 3.2.4 Om te informeren
Informatieve boeken dragen kennis over over uiteenlopende onderwerpen zoals natuur, techniek, geschiedenis en de samenleving. Ook verhalende boeken bevatten veel kennis over bijvoorbeeld verschillende leefomgevingen of culturele feesten. Daarnaast kunnen boeken gebruikt worden om begripsontwikkeling in rekenen en wiskunde te stimuleren, met concepten als meten, perspectief en aantallen. Afhankelijk van de thema's in het boek, kunnen minimumdoelen uit vakken zoals aardrijkskunde, geschiedenis, wetenschap, techniek en wiskunde worden nagestreefd [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 3.2.5 Om de creativiteit te prikkelen
Verhalen prikkelen de verbeelding door de lezer lege plekken met eigen fantasie te laten invullen. Fantasieverhalen scheppen nieuwe werkelijkheden en stimuleren creatief denken en het zoeken naar alternatieven. Boeken kunnen ook aanzetten tot creatieve activiteiten zoals tekenen, schilderen, bouwen, naspelen van scènes, of het bedenken van geluiden en muziek. Open eindes dagen kinderen uit zelf een vervolg te verzinnen [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 3.2.6 Omdat ze mooi zijn
Verhalen kunnen worden ingezet omdat het echte kunstwerkjes zijn, waarbij inhoud en illustraties bijzonder geslaagd zijn. De bijzondere zeggingskracht van de tekst kan raken en de behoefte wekken om het verhaal in de woorden van de schrijver te beleven. Het is belangrijk kleuters een divers gamma aan kwaliteitsvolle boeken in verschillende stijlen te laten ontdekken [47](#page=47).
#### 3.2.7 Om te ontspannen
Verhalen kunnen worden verteld puur ter ontspanning, wat een knus en warm groepsgebeuren creëert. Humor, herkenbare gevoelens, spanning en fantasie dragen bij aan een prettig gevoel bij kinderen [48](#page=48).
* **Humor:** Kinderen vinden ongewone, afwijkende of onhandige situaties grappig. Ze genieten ervan zich superieur te voelen ten opzichte van personages, of als een zwakkere figuur toch overwint. Grappige taal, rijm, nonsenswoorden en klanknabootsingen worden ook gewaardeerd. Humor rond ontlasting is eveneens populair [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Avontuur:** Avontuurlijke verhalen, ook al betreffen ze alledaagse gebeurtenissen zoals een bezoek aan de winkel of tandarts, spreken kleuters aan [49](#page=49).
* **Griezelen:** Kleuters genieten ervan mee te leven met gevoelens van angst, wetende dat het verhaal goed zal aflopen met een terugkeer naar een warme en veilige omgeving [49](#page=49).
* **Gevoelens:** Kinderen beleven graag situaties uit hun eigen leven opnieuw in verhalen, zoals de geboorte van een broertje of zusje, logeren, of bang zijn in het donker. Het oplossen van negatieve gevoelens en een harmonieuze, liefdevolle afsluiting zijn kenmerkend [50](#page=50).
* **Fantasie:** Prinsessen, draken, spoken, heksen en pratende dieren spreken tot de verbeelding van kleuters en sluiten aan bij hun magisch denken. Dit kan zich afspelen in een nieuwe werkelijkheid, onze gewone wereld met fantasiepersonages, of in droomavonturen. Veel boeken spelen in op animistisch denken door dieren menselijke eigenschappen te geven [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Realo's:** Voor kleuters die minder interesse hebben in puur fantasie, bieden informatieve boeken en realistische avonturenverhalen veel nieuws en betrekken hen bij het verhaal [51](#page=51).
Het is essentieel om een divers aanbod van boeken aan te bieden en de voorkeuren van de kleuters te kennen om ervoor te zorgen dat er voor ieder wat wils is [51](#page=51).
---
# Organisatie en voorbereiding van interactieve voorleesmomenten
Het succes van een interactief voorleesmoment hangt sterk af van een doordachte organisatie en een grondige voorbereiding, die zowel de fysieke omgeving als de didactische aanpak omvat [52](#page=52).
### 4.1 Organisatie van het voorleesmoment
De fysieke inrichting van de ruimte en het maken van duidelijke afspraken zijn essentieel voor een optimale leeservaring [54](#page=54).
#### 4.1.1 Klasschikking
De klasschikking beïnvloedt de betrokkenheid en het zicht van de kinderen op de verteller. Verschillende opstellingen zijn mogelijk, elk met hun eigen voor- en nadelen [52](#page=52):
* **Halve cirkel:** Kinderen zitten in een (dubbele) halve cirkel.
* Voordelen: Kleine afstand tot de verteller, iedereen ziet de verteller goed. Bij kleinere groepen kan de binnenste cirkel weg [52](#page=52).
* **U-vorm:**
* Voordelen: Kleine afstand tot de verteller [53](#page=53).
* Nadelen: Kinderen in de hoeken zien de verteller minder goed [53](#page=53).
* **Op de grond:**
* Voordelen: Gezellig, plaatsbesparend [53](#page=53).
* Nadelen: Slechte zithouding, kinderen schuiven gemakkelijk dichterbij, zitten te dicht op elkaar en storen elkaar [53](#page=53).
* **Volledige cirkel:**
* Voordelen: De onthaalkring hoeft niet aangepast te worden [53](#page=53).
* Nadelen: Kinderen dichtbij de verteller zien deze slecht of moeten gedraaid zitten [53](#page=53).
* **Kriskras door elkaar:**
* Voordelen: Lijkt gezellig, vraagt weinig ruimte [53](#page=53).
* Nadelen: Sommige kinderen zitten buiten het zicht, naast of achter de verteller; derde, vierde of vijfde rang; grote kans op irritatie en schuiven [53](#page=53).
* **Theateropstelling:** Kinderen zitten in twee of drie rijen achter elkaar, met de achterste rijen hoger.
* Voordelen: Kleine afstand tot de verteller, iedereen ziet de verteller goed. Deze opstelling is ideaal voor gebruik met een vertelkastje, vertelbord of verteltafel [53](#page=53).
Combinaties van deze opstellingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een halve cirkel met kinderen op de grond. Kinderen die moeite hebben met concentratie kunnen het beste dichtbij de verteller geplaatst worden om hun betrokkenheid te verhogen en om hen beter in het oog te kunnen houden [53](#page=53).
**De plaats van de verteller is cruciaal:**
* **Zichtbaarheid:** De verteller moet binnen het oogbereik van alle kinderen zijn. Bij het gebruik van prenten is extra aandacht hiervoor nodig. De verteller mag niet tegen de lichtinval inkijken, bijvoorbeeld voor een raam met felle zon. De verteller moet iets hoger zitten dan de kinderen zodat het gezicht goed zichtbaar is [54](#page=54).
* **Hoorbaarheid:** Lawaai van buitenaf moet vermeden worden [54](#page=54).
* **Ruimte:** Er moet voldoende ruimte zijn voor gebaren en het gebruik van materiaal zonder de omgeving of andere kinderen te storen [54](#page=54).
#### 4.1.2 Afspraken
Het maken van gedragsafspraken met de kinderen vóór het voorlezen is belangrijk, zoals op je plaats blijven zitten en een vinger opsteken om iets te zeggen. Het kan ook nuttig zijn om te vermelden dat er na het voorlezen over het verhaal gesproken zal worden [54](#page=54).
#### 4.1.3 Een sfeerbrenger
Het creëren van een passende sfeer kan de kinderen rustig maken en nieuwsgierig maken naar het verhaal. Dit kan door middel van muziek, een sfeerlichtje, een speciale vertelstoel of een vertelhoed. Een vast vertelritueel met kleuters is effectief [55](#page=55).
> **Voorbeeld:** Een vertelritueel kan bestaan uit het meebrengen van een koffer met voorwerpen die met het verhaal te maken hebben, het bespreken hiervan, het laten horen van een muziekfragment, het noemen van de auteur en titel, een korte situering van het verhaal en vervolgens het voorlezen. Een ander ritueel is het aansteken van een sfeerlichtje, het opzetten van een vertelhoed, gevolgd door boek-snuffelen en dan het voorlezen [55](#page=55).
### 4.2 Voorbereiding van het voorleesmoment
Een goede voorbereiding is essentieel om het maximale uit een interactief voorleesmoment te halen [56](#page=56).
#### 4.2.1 Stappenplan voorbereiding
1. **Stel een helder doel op:** Dit kan breed zijn (bijvoorbeeld woordenschat aanleren, een thema introduceren) of specifiek (bijvoorbeeld een ontspanningsmoment creëren) [56](#page=56).
2. **Kies een passende tekst:** De tekst moet aansluiten bij het gestelde doel [56](#page=56).
3. **Verdiep je in de tekst en afbeeldingen:** Lees de tekst meerdere keren door en zoek recensies op om de verschillende thema's en lagen te ontdekken. Kwaliteitsvolle recensies zijn te vinden op websites zoals boekenzoeker.be, Pluizer/Pluizuit en bibliotheek.be [56](#page=56).
4. **Vormgeving van de fases:** Bedenk hoe de verschillende fasen van het voorleesmoment vormgegeven zullen worden [56](#page=56).
5. **Integreer interactieve kenmerken:** Zorg ervoor dat de effectieve kenmerken van interactief voorlezen worden geïntegreerd in de verschillende fasen [56](#page=56).
6. **Groepssamenstelling en differentiatie:** Denk na over de groep kinderen en hoe je kunt differentiëren op basis van hun diversiteit. Overweeg of de tekst één keer of herhaaldelijk voorgelezen moet worden [56](#page=56).
#### 4.2.2 Inspiratiefiches en lestips
Er zijn online veel boekentips en inspirerende lesmaterialen beschikbaar die door voorleesexperten zijn uitgewerkt. Deze helpen bij het selecteren van kwaliteitsvolle prentenboeken en bieden tips voor interactie. Het is belangrijk om de bron van deze materialen te vermelden in de eigen activiteitenfiche of lesvoorbereiding [57](#page=57).
Inspirerende websites zijn onder andere De Leesjury, rijkteksten.org en sardes.nl/leespluim [57](#page=57).
#### 4.2.3 Kijkwijzer interactief voorlezen
Een kijkwijzer kan dienen als ondersteunend hulpmiddel om feedback te geven op de eigen voorleesrealisatie of die van een medestudent. Dit helpt om een betere voorlezer te worden en de kinderen meer uit het voorleesmoment te laten halen [57](#page=57).
#### 4.2.4 Activiteitenfiche ‘interactief voorlezen’
Voorbeelden van activiteitenfiches voor interactief voorlezen zijn beschikbaar (bijvoorbeeld op Toledo) en kunnen gebruikt worden als leidraad om zelf een dergelijke fiche uit te werken. Deze fiches ondersteunen de docent bij het structureren en plannen van interactieve voorleesmomenten [61](#page=61).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Interactief voorlezen | Een methode waarbij de voorlezer niet alleen een tekst voorleest, maar actief in interactie gaat met de kinderen vóór, tijdens en na het voorlezen, om zo de taalontwikkeling en het tekstbegrip te bevorderen. |
| Expressief voorlezen | Het voorlezen van een tekst met veel intonatie, mimiek en gebaren, waarbij bewust wordt nagedacht over pauzes om de betrokkenheid van de kinderen te vergroten en het verhaalbegrip te ondersteunen. |
| Ontluikende geletterdheid | De vroege fase van schriftelijke taalverwerving, die loopt van de geboorte tot het moment dat een kind de basisprincipes van lezen en schrijven beheerst, waarbij vier aspecten centraal staan: verhaalbegrip, schrijftaal, boekoriëntatie en de relatie tussen gesproken en geschreven taal. |
| Verhaalbegrip (tekstbegrip) | Het vermogen van kinderen om de inhoud, structuur en betekenis van een verhaal te begrijpen, inclusief inzicht in personages, de opbouw van het verhaal, spanning, humor en ironie. |
| Begrijpend luisteren | De vaardigheid om informatie uit gesproken teksten te verwerken en te begrijpen, wat essentieel is als voorloper op het later begrijpend lezen van geschreven teksten. |
| Hardop denkend voorlezen | Een techniek waarbij de voorlezer zijn of haar denkproces tijdens het voorlezen verwoordt, om zo aan te tonen hoe verbanden worden gelegd of gebeurtenissen verklaard, wat kinderen helpt om luisterstrategieën te ontwikkelen. |
| Schrijftaal | De taal die wordt gebruikt in geschreven teksten, die vaak formeler is en meer complexe woordenschat en zinswendingen bevat dan gesproken taal. |
| Boekoriëntatie | Het proces waarbij kinderen leren begrijpen waarvoor een boek dient, hoe het gehanteerd moet worden (bijvoorbeeld leesrichting), en hoe boodschappen visueel opgeslagen en opgeroepen kunnen worden. |
| Diepe woordkennis | Een uitgebreid begrip van woorden, waarbij kinderen ze niet alleen herkennen en begrijpen, maar ze ook in diverse contexten kunnen toepassen, synoniemen kennen en gerelateerde concepten begrijpen. |
| Sleutelwoorden (doelwoorden) | Woorden die essentieel zijn voor het begrip van een verhaal en die expliciet aan bod komen tijdens het voorlezen en de nabespreking, om de woordenschat van kinderen te verrijken. |
| Klasschikking | De manier waarop kinderen fysiek worden opgesteld tijdens een voorleesmoment, zoals een halve cirkel, U-vorm of volledige cirkel, om de interactie en het zicht op de verteller te optimaliseren. |
| Sfeerbrenger | Een element, zoals muziek, een sfeerlichtje of een speciale vertelstoel, dat wordt gebruikt om kinderen in de juiste stemming te brengen voor een voorleesmoment, waardoor ze rustiger en nieuwsgieriger worden. |
Cover
Nederlands 1 - Thema taalverwerving - 2025 - met verbetersleutel voor minimumdoelen.pdf
Summary
# De structuur van een interactief voorleesmoment
Een interactief voorleesmoment is een gestructureerde activiteit die is opgedeeld in drie cruciale fasen: vóór, tijdens en na het voorlezen, waarbij elke fase essentieel is voor een effectieve leerervaring [7](#page=7).
### 1.1 Fase 1: Voor het lezen
De fase vóór het lezen bereidt de kinderen voor op het voorleesmoment en de tekst die gaat komen [7](#page=7).
#### 1.1.1 Oriëntatie op de tekst
* **Informatie en kennisoverdracht:** Geef extra informatie, kennis of woordenschat mee die kinderen helpt de tekst beter te begrijpen [7](#page=7).
* **Bespreken van leesdoelen en verwachtingen:** Benoem samen met de kinderen wat het doel van het lezen is en welke verwachtingen zij hebben van de tekst. Bijvoorbeeld: "Met dit boek willen we weten hoe een rups een vlinder wordt" [7](#page=7).
* **Boek-snuffelen:** Sta stil bij de kenmerken van het boek. Dit omvat het bespreken van de kaft, centrale prenten, hoofdpersonages, titel, auteur en illustrator [7](#page=7).
#### 1.1.2 Activeren van voorkennis en maken van verbindingen
* **Verbindingen met de (leef)wereld:** Laat kinderen verbanden leggen met hun eigen ervaringen en omgeving. Bijvoorbeeld, bij het boek "Ik zou wel een kindje lusten" vragen wat kinderen graag eten [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Bespreken van belangrijke woorden en uitdrukkingen:** Sta stil bij sleutelbegrippen die essentieel zijn voor begrip. Bijvoorbeeld, het uitleggen van "lusten" of de begrippen "Noordpool" en "Tropen" bij het verhaal "Een ijsbeer in de Tropen" [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.1.3 Gebruik van voorwerpen en afbeeldingen
* **Relevante materialen:** Breng voorwerpen of afbeeldingen mee die relevant zijn voor het verhaal en die kinderen kunnen bespreken of gebruiken. Bijvoorbeeld, een lege brillendoos bij het verhaal "De bril van beer" [8](#page=8).
#### 1.1.4 Voorspellingen maken (met kanttekening)
* **Kritische benadering van voorspelvragen:** Onderzoekers waarschuwen dat voorspellingsvragen op basis van enkel de kaft verwarring kunnen veroorzaken, omdat jonge kinderen moeite hebben hun eerste idee te corrigeren bij een verkeerde gok. Dit is gerelateerd aan een gebrek aan cognitieve flexibiliteit [9](#page=9).
* **Ondersteunende inleiding:** Geef een duidelijke introductie die de context van het verhaal schetst, zoals bij "Sander & Sofie en het allermooiste huis" [9](#page=9).
* **Geschikt voor oudere kinderen:** Het voorspellen van het verhaal is een betere werkwijze voor oudere kinderen. Bij oudere kleuters kan het werken als de kaft het thema ondubbelzinnig weergeeft, of door ook prenten te bespreken [10](#page=10).
* **Nabespreking van voorspellingen:** Vergelijk tijdens de nabespreking de voorspellingen met de werkelijke verhaallijn. Het noteren of tekenen van de voorspellingen kan hierbij helpen [10](#page=10).
> **Tip:** Het is nuttig om de voorspellingen van de kinderen te noteren of te tekenen, zodat je hier later naar kunt verwijzen tijdens de nabespreking om de vergelijking met de werkelijke verhaallijn te maken [10](#page=10).
### 1.2 Fase 2: Tijdens het voorleesmoment
Tijdens deze fase wordt de tekst voorgelezen en gaat de voorlezer in gesprek met de kinderen [10](#page=10).
#### 1.2.1 Betekenisgeving en begrip
* **Betekenis geven aan woorden en uitdrukkingen:** Geef samen met de kinderen betekenis aan woorden en uitdrukkingen. Bijvoorbeeld, het bespreken van het woord "cape" met verwijzingen naar bekende figuren [10](#page=10).
* **Herlezen en terugbladeren:** Herlees zinnen, stukjes tekst of blader terug naar eerdere passages om begrip te verdiepen. Bijvoorbeeld, het terugbladeren bij "De krokodil die niet van water hield" om verwisselde eieren te identificeren [10](#page=10).
#### 1.2.2 Diepgaande interactie met illustraties en tekst
* **Bespreken van illustraties:** Neem de tijd om illustraties te bespreken en ga in op belangrijke details, verhaalelementen, en elementen die niet expliciet in de tekst worden vermeld. Bijvoorbeeld, het interpreteren van de emotie van een personage op basis van de illustratie bij "Pip en Posy en de superstep" [11](#page=11).
* **Zoeken naar verbanden in de tekst:** Daag kinderen uit om verbanden te leggen binnen de tekst. Bijvoorbeeld, waarom de moeder van Floddertje vuil is terwijl Floddertje zelf netjes is [11](#page=11).
* **Verbindingen met de (leef)wereld:** Laat kinderen opnieuw verbindingen maken met hun eigen leven, en maak vervolgens een brug terug naar het verhaal. Zoals het vergelijken van het badderen van een hond in het verhaal met huisdieren thuis [11](#page=11).
#### 1.2.3 Actieve betrokkenheid en creativiteit
* **Actief aan de slag met inhoud en vorm:** Laat kinderen actief bijdragen aan de inhoud en vorm van de tekst. Dit kan door het bedenken van alternatieve oplossingen, het creëren van aanvullende illustraties, of het bedenken hoe een personage een probleem anders had kunnen oplossen [11](#page=11).
#### 1.2.4 Focus op het leesdoel en activering
* **Vasthouden van het leesdoel:** Concentreer je op elementen die relevant zijn voor het gestelde leesdoel en stel niet alle mogelijke vragen [12](#page=12).
* **Activeren van (jonge) kleuters:** Stimuleer jonge kleuters meer door bijvoorbeeld refreinzinnetjes mee te laten zeggen of door doe-opdrachtjes te geven die relevant zijn voor het verhaal. Voorbeelden zijn het mee omverblazen van een huis, zwaaien met armen, of zich uitrekken alsof ze net wakker zijn [12](#page=12).
> **Tip:** Retorische vragen, zoals "Zal Floddertje vandaag wel proper blijven?", kunnen de betrokkenheid verhogen omdat kinderen even moeten meedenken, maar snel het juiste antwoord vinden. Kleuters reageren hier vaak enthousiast op [12](#page=12).
* **Balans vinden:** Zoek een evenwicht tussen de flow van de tekst en ruimte voor inbreng van jezelf en de leerlingen. Beperk lange conversaties over persoonlijke ervaringen tijdens de eerste lezing; deze kunnen beter in de nabespreking plaatsvinden [12](#page=12).
### 1.3 Fase 3: Na het voorlezen
De fase na het voorlezen, de nabespreking, is cruciaal voor het controleren van begrip, het verankeren van nieuwe woordenschat en het bespreken van opvallende elementen [13](#page=13).
#### 1.3.1 Beoordeling en reacties
* **Beoordelen vanuit verschillende invalshoeken:** Laat kinderen het verhaal beoordelen op inhoud, betekenis, taal en afbeeldingen. Moedig hen aan hun reacties toe te lichten en op elkaar te reageren [13](#page=13).
#### 1.3.2 Terugblik op doelen en inhoud
* **Terugkoppeling op leesdoelen:** Blik samen met de kinderen terug op het gestelde leesdoel en evalueer of dit is bereikt [13](#page=13).
* **Verdiepen van inhoud en vorm:** Bespreek de hoofdpersonen, setting, belangrijkste gebeurtenissen, problemen en oplossingen, eventueel aan de hand van pictogrammen [13](#page=13).
#### 1.3.3 Actieve verwerking en emotionele koppeling
* **Actief aan de slag met nieuwe woorden:** Creëer mogelijkheden om actief met nieuwe woorden te oefenen, zoals het uitproberen van balletfiguren na het lezen van "Honden doen niet aan ballet" [14](#page=14).
* **Spreken over emoties en ervaringen:** Laat kinderen spreken over emoties en ervaringen die de tekst bij hen oproept. Bijvoorbeeld, het bespreken van onzekerheid na het lezen van "Iedereen prinses" [14](#page=14).
#### 1.3.4 Inzoomen op thema's en voorspellingen
* **Inzoomen op specifieke thema's:** Ga dieper in op thema's die in de tekst aan bod komen. Bijvoorbeeld, het meten van haarlengte na "De prinses met de lange haren" of het bespreken van vriendschap en vertrouwen na "De Koffer" [14](#page=14).
* **Terugblik op voorspellingen:** Reflecteer op de voorspellingen die kinderen voorafgaand aan het lezen deden en vergelijk deze met de werkelijkheid [14](#page=14).
#### 1.3.5 Verbinden met de actualiteit en bredere leefwereld
* **Linken met actualiteit en leefwereld:** Leg verbanden met de actualiteit of de bredere leefwereld van de kinderen. Bijvoorbeeld, het bespreken van de maan en de hemel na "De koningin die op de maan wilde wandelen" of het aankaarten van oorlog- en klimaatvluchtelingen na "De Koffer" [14](#page=14).
#### 1.3.6 Creatieve verwerking en transfer
* **Actief aan de slag met vorm en inhoud:** Laat kinderen actief aan de slag gaan met de vorm en inhoud van de tekst, zoals het bedenken van een nieuw einde of het ontwerpen van een nieuwe kaft. Bijvoorbeeld, tekenen van spullen waar ze zuinig op zijn na "Balotje en het tasje van oma" [15](#page=15).
* **Uitmonden in onderwijsleeractiviteit:** De nabespreking kan uitmonden in een onderwijsleeractiviteit binnen een nieuw domein zoals drama, beeld, beweging, schrijven, wiskunde, wereldoriëntatie, etc. [15](#page=15).
### 1.4 Belang van elke fase
Elke fase van het interactieve voorleesmoment heeft zijn eigen waarde en meerwaarde [16](#page=16).
* **Oriëntatie op vorm en inhoud:** Kinderen worden georiënteerd op de vorm en inhoud van de tekst [16](#page=16).
* **Verdieping van tekst en illustraties:** De tekst en illustraties kunnen dieper worden uitgewerkt [16](#page=16).
* **Reflectie:** Kinderen worden gestimuleerd te reflecteren over wat de tekst met hen doet [16](#page=16).
* **Informatiegebruik:** Kinderen kunnen de opgedane informatie toepassen in hun eigen leefwereld [16](#page=16).
* **Activering:** (Jonge) kleuters kunnen worden geactiveerd [16](#page=16).
> **Belangrijk:** Observeer de kinderen goed tijdens elke fase om hen zo actief mogelijk bij de tekst te betrekken [16](#page=16).
---
# Effectieve kenmerken van interactief voorlezen
Interactief voorlezen integreert specifieke kenmerken om een rijke en leerzame leeservaring te creëren, waarbij een balans wordt gevonden tussen interactie en het flow van het voorleesmoment [17](#page=17).
### 2.1 Bespreek samen de eigenschappen van het boek
Tijdens een interactieve voorleessessie is het waardevol om stil te staan bij de eigenschappen van het boek zelf. Afhankelijk van de leeftijd van de kinderen, kan worden uitgelegd hoe een boek functioneert. Dit omvat het bespreken van de titel en auteur, en het betrekken van kinderen bij het verkennen van het boek, zoals het openen van flappen of het opmerken van specifieke lettertypen of groottes [17](#page=17).
### 2.2 Ga dieper in op de inhoud van de tekst
Het verdiepen van de inhoud door extra informatie te geven over gebeurtenissen, personages of ervaringen die verduidelijking of verdieping vragen, is een cruciaal aspect. De keuze van wat benadrukt wordt, is afhankelijk van het gestelde doel, zoals het uitlichten van een thema of de onderliggende boodschap van de tekst [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** "Waarom blaast de kat hier? Omdat ze boos is misschien?" of Meester Rens die dieper ingaat op het gedrag van personages: "Waarom verstoppen de mensen zich niet snel en niet goed? Ze geloven hem niet meer hé. Hij heeft ons al twee keer gefopt eigenlijk … Vals alarm!" [18](#page=18).
### 2.3 Stel open (denk)vragen
Het stellen van open (denk)vragen stimuleert kinderen om actief mee te denken over wat ze zien en horen, wat de kern vormt van interactief voorlezen [19](#page=19).
> **Voorbeeld:**
> * "Hoe kun je zien dat iemand een piraat is?" [19](#page=19).
> * "Hoe zou Henry zich daarbij voelen?" [19](#page=19).
> * "Wat zou de kat daar doen? Waarom loopt de kat zo snel weg?" [19](#page=19).
> * "Wat zou daar aan de hand zijn?" [19](#page=19).
### 2.4 Help de kinderen door te modelleren, extra vragen te stellen en tips te geven
Wanneer kinderen een antwoord niet direct weten, kan de voorlezer gerichte tips geven of de vraag doorspelen aan andere kinderen. Het aanmoedigen van meerdere antwoordbeurten helpt kleuters dieper na te denken [20](#page=20).
> **Voorbeeld:**
> * "Kijk eens, je ziet het hier op de prent. Kan jij me nog eens vertellen wat er hier allemaal staat? Dat is een interessant idee. Denk jij dat ook of dacht je iets anders?" [20](#page=20).
> * Juf Maha helpt kinderen door terug te bladeren om veranderingen in het uiterlijk van een personage te observeren: "Gaan we even terugkijken naar het begin, hoe het uitzicht eruit zag? Kijk eens hoe zijn uitzicht er in het begin uitzag?" [20](#page=20).
> * Juf Sofie geeft extra uitleg bij een illustratie: "Dat is het nijlpaard. Door heel hard te schudden is alle modder op de andere diertjes gekomen." [20](#page=20).
### 2.5 Sta stil bij nieuwe woorden en uitdrukkingen
Interactief voorlezen biedt een ideale gelegenheid om nieuwe woordenschat aan te brengen in de context waarin deze voorkomt. Kinderen kunnen nieuwe woorden direct gebruiken en feedback ontvangen op hun inzet [21](#page=21).
> **Voorbeeld:**
> * "Wat is een kattenbelletje? Waarom spint de kat? Kan jij ook spinnen zoals een kat? Doe dit eens voor." [21](#page=21).
> * Meester Rens introduceert een nieuw woord door het dier te identificeren en vervolgens de specifieke naam te onthullen: "Welk dier is dit? (…) Een vogel, maar weet je ook wat voor soort vogel? Want vogels hebben ook namen. Er zijn heel veel verschillende vogels. (…) Een gans, bijna juist. Het is een pelikaan." [21](#page=21).
### 2.6 Bekijk samen aandachtig de afbeeldingen
Er moet ruimte zijn om gezamenlijk naar afbeeldingen te kijken en open te staan voor de inbreng van de kinderen. Het benoemen van wat zichtbaar is en hierover in gesprek gaan, kan helpen bij het verduidelijken van gelaagde beelden en het koppelen van verhaallijnen of woordenschat aan de illustraties [22](#page=22).
> **Voorbeeld:**
> * "Wat zie je hier in het gras? Zien jullie wat de kat daar doet met haar oren? Waarom zou de tekenaar dit zo getekend hebben?" [22](#page=22).
> * Juf Maha nodigt kinderen uit om een flap te openen: "Wil jij me helpen om de flap open te doen? Doe jij de ene kant en ik de andere. Wat gebeurt er nu?" [22](#page=22).
> * Meester Rens stimuleert aandachtig kijken: "Waar zit die mevrouw? (…) In de kool. (…) Dat is wel goed verstopt, vind ik." [22](#page=22).
> * Juf Sofie koppelt illustratie en tekst: "Het nijlpaard is blij. Weet je wat hij zegt? Kijk eens. Hier in de tekstballon staat ‘dankjewel’. Het nijlpaard lacht en zegt dank u." [22](#page=22).
### 2.7 Geef positieve feedback en moedig de kinderen aan
Het aanmoedigen van reacties en inbreng van kinderen tijdens het voorlezen is essentieel om hen te motiveren om meer zelf aan het woord te zijn en zo een interactief moment te creëren [23](#page=23).
> **Voorbeeld:**
> * "Super dat je de kat gevonden hebt! Natuurlijk, dit kan ook een held zijn. Daar had ik zelf nog niet aan gedacht, wat een goed idee!" [23](#page=23).
> * Meester Rens bevestigt een leerling: "Jij hebt goed nagedacht hé." [23](#page=23).
### 2.8 Gebruik de tekst om de kinderen zelf te laten vertellen en leg linken met hun eigen leefwereld
Wanneer kinderen herkenning vinden in de tekst, kunnen ze zich makkelijker inleven en worden ze gemotiveerder om inbreng te doen. Het is ook belangrijk om elementen die de leefwereld verbreden te bespreken, zoals verschillen en verrassingen, en om een persoonlijke noot toe te voegen [24](#page=24).
> **Voorbeeld:**
> * "Wie heeft er ook een kat thuis? Wie vindt een kat een fijn dier, waarom? Wie heeft er net zoals ik een ander huisdier?" [24](#page=24).
> * Juf Tine legt een link met het slaapritueel: "Wie doet dat soms? Wacht even, ik ga nog niet slapen. Wacht even, ik moet nog pipi doen?" [24](#page=24).
---
# Doelen van interactief voorlezen
Interactief voorlezen met kinderboeken dient diverse educatieve en vormende doelen in de kleuterklas, variërend van taalverwerving tot het stimuleren van creativiteit en ontspanning. Deze doelen kunnen geïntegreerd worden aangeboden [31](#page=31).
### 3.1 Om de taalverwerving te stimuleren
Een primair doel van interactief voorlezen is het bevorderen van de taalontwikkeling bij kleuters. Dit omvat zowel schriftelijke als mondelinge taalvaardigheden [32](#page=32) [37](#page=37).
#### 3.1.1 Schriftelijke taalontwikkeling
Ontluikende geletterdheid, de vroege fase van schriftelijke taalverwerving, wordt gestimuleerd door het werken met boeken en verhalen. Vier aspecten komen hierbij aan bod [32](#page=32):
* **Verhaalbegrip:** Kleuters ontwikkelen inzicht in de opbouw van een verhaal, inclusief begin, midden, slot, hoofd- en nevenpersonages, en het oplossen van problemen. Ze leren ook spanning, humor en ironie in verhalen te herkennen [32](#page=32).
* **Metacognitieve vaardigheden:** Kinderen leren hoe kennis te verwerven door antwoorden op te zoeken in tekst of prenten, en argumenten af te leiden. Dit bevordert luister- en leesstrategieën [32](#page=32).
* **Begrijpend luisteren:** Dit is een cruciale voorloper van begrijpend lezen. Het wordt gestimuleerd door het stellen van denkstimulerende vragen en hardop denkend voor te lezen, waarbij de leerkracht zijn denkproces modelleert en verwoordt [33](#page=33).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot tekstbegrip en begrijpend luisteren omvatten het maken van voorspellingen, stellen van vragen, leggen van verbanden met voorkennis het halen van expliciete informatie uit teksten het verwoorden van verbanden zoals oorzaak en gevolg en het navertellen van hoofdgebeurtenissen [34](#page=34).
* **Schrijftaal:** Kinderboeken bevatten vaak een rijke, formele schrijftaal met nieuwe woorden en zinswendingen die minder courant zijn in gesproken taal [35](#page=35).
* **Woordenschatuitbreiding:** Het aanbieden van deze rijke taal draagt bij aan het uitbreiden van de woordenschat van kleuters [35](#page=35).
> **Tip:** Minimumdoelen gerelateerd aan woordenschatuitbreiding omvatten het inzetten van school- en instructietaal binnen context en het onder begeleiding uitbreiden van de woordenschat [35](#page=35).
* **Boekoriëntatie:** Kinderen leren waarvoor een boek dient (verhalen, informatie), hoe het gehanteerd wordt (van voor naar achter, links naar rechts), en dat boodschappen visueel bewaard en heropgeroepen kunnen worden [36](#page=36).
* **Relatie tussen gesproken en geschreven taal:** Kinderen worden bewust gemaakt van de verbinding tussen gesproken en geschreven tekst, bijvoorbeeld door de gelezen tekst met een vinger te volgen en de titel aan te wijzen [36](#page=36).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot boekoriëntatie en de relatie tussen geschreven en gesproken taal omvatten inzicht in leesrichting, onderscheid tussen tekst en beeld, congruentie tussen tekst en beeld, en het begrijpen dat teksten een doel hebben. Kinderen kennen ook de auteur, illustrator, titel en kaft [36](#page=36).
#### 3.1.2 Mondelinge taalvaardigheden
Naast schriftelijke aspecten stimuleert interactief voorlezen ook mondelinge taalvaardigheden:
* **(Her)vertellen van verhalen:** Kinderen krijgen de kans om zelf verhalen te vertellen, eventueel ondersteund door beelden of symbolen [37](#page=37).
* **Interactie over het boek:** Kinderen worden aangemoedigd om hun mening, gedachten en gevoelens te delen over voorgelezen boeken. Ze kunnen een eigen voorkeur tonen voor verhalen of personages [37](#page=37).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot het navertellen van een verhaal omvatten het in eigen woorden navertellen van de kern met ondersteuning van beelden of symbolen. Voor interactie over het verhaal gaat het om het verwoorden van gedachten of gevoelens bij het in contact komen met jeugdliteratuur en het tonen van een eigen voorkeur [37](#page=37).
### 3.2 Om op te voeden (waarden en zingeving)
Boeken kunnen worden ingezet om waarden, ideeën en normen mee te geven. Verhalen kunnen fungeren als morele lessen, waarbij goed en slecht gedrag wordt getoond [38](#page=38).
* **Overbrengen van waarden en normen:** Via verhalen worden bepaalde maatschappelijke en persoonlijke waarden gecommuniceerd. Dit kan expliciet zijn, zoals in "Benno is jarig" waar vriendschap belangrijker is dan dure cadeaus of implicieter, zoals in "Kleine Kangoeroe" waar het idee leeft dat je vertrouwde omgeving moet durven verlaten om de wereld te verkennen [38](#page=38).
* **Levensvragen:** Prentenboeken kunnen levensvragen aan de orde stellen, waar kinderen zelf antwoorden op kunnen formuleren [39](#page=39).
* **Maatschappijbeeld en diversiteit:** Het is belangrijk stil te staan bij het maatschappijbeeld dat boeken weergeven, inclusief rolpatronen, culturele diversiteit en de representatie van mensen met een beperking. Boeken kunnen bijdragen aan een inclusieve kijk op gezinnen, culturen en beperkingen, en stereotypes doorbreken [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot opvoedende waarden en identiteit omvatten het besef dat iedereen meetelt en uniek is het kennen van verschillen en gelijkenissen tussen mensen en het respectvol omgaan met deze verschillen. Kinderen leren ook hun eigen grenzen kenbaar te maken [41](#page=41).
* **Godsdienstige ontwikkeling:** Prentenboeken die een godsdienstige waarde aankaarten, kunnen worden ingezet om de godsdienstige ontwikkeling te stimuleren [42](#page=42).
### 3.3 Om gevoelens te leren verwerken
Verhalen helpen kleuters zich in te leven in personages en hun gevoelens te herkennen en te benoemen [42](#page=42).
* **Inleven in gevoelens:** Luisteraars identificeren zich met de emoties van personages, wat hen helpt hun eigen gevoelens te herkennen [42](#page=42).
* **Omgaan met gevoelens:** Verhalen tonen hoe met diverse gevoelens om te gaan. Moeilijke gevoelens zoals boosheid, jaloezie of angst kunnen bespreekbaar gemaakt worden [42](#page=42).
* **Verwerken van moeilijke omstandigheden:** Verhalen kunnen ondersteunen bij het benoemen en verwerken van gevoelens gerelateerd aan ziekte, dood, echtscheiding of gemis [42](#page=42).
> **Voorbeeld:** Prentenboeken over verdriet, ziekte, overlijden, echtscheiding, missen, hebberigheid of angst voor het onbekende, zoals 'Als Verdriet op bezoek komt' of 'Grote boom is ziek', kunnen hierbij helpen [43](#page=43).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot de gevoelswereld omvatten een ruime woordenschat en strategieën om emoties te herkennen, uiten, benoemen en erop te reageren [43](#page=43).
### 3.4 Om te informeren
Informatieve boeken dragen kennis over over diverse onderwerpen, zoals natuur, techniek, geschiedenis en maatschappij [44](#page=44).
* **Overbrengen van feitelijke kennis:** Kinderen leren over onderwerpen als beroepen, de stad, vervoer en specifieke thema's zoals tanden poetsen of wereldwijde feesten [44](#page=44).
* **Kennis in verhalende boeken:** Ook in verhalende boeken zit kennis verborgen, bijvoorbeeld over andere leefomgevingen, culturen of hoe mensen met diverse achtergronden samen feesten organiseren [45](#page=45).
* **Stimuleren van begripsontwikkeling:** Boeken kunnen de begripsontwikkeling stimuleren voor vakken zoals rekenen en wiskunde, door concepten als meten, ruimte en aantallen te introduceren [45](#page=45).
> **Tip:** Afhankelijk van de thema's in het boek, kunnen minimumdoelen uit vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, wetenschap en techniek, of wiskunde worden nagestreefd [46](#page=46).
### 3.5 Om de creativiteit te prikkelen
Verhalen stimuleren de verbeelding en creativiteit van kleuters [46](#page=46).
* **Verbeelding prikkelen:** Kinderen vullen lege plekken in het verhaal met hun eigen fantasie [46](#page=46).
* **Fantasieverhalen:** Deze verhalen creëren nieuwe werkelijkheden met bijvoorbeeld spoken, draken en heksen, wat kleuters aanzet tot creatief denken en het zoeken naar alternatieven [46](#page=46).
* **Aanzetten tot creatieve expressie:** Boeken kunnen inspireren tot tekenen, schilderen, bouwen, integreren in spel, naspelen van scènes, of bedenken van geluiden en muziek. Open eindes nodigen uit tot het verzinnen van een vervolg [46](#page=46).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot creatief bezig zijn met verhalen omvatten het experimenteren met taal en verhalen via spreken, tekenen en spelvormen [47](#page=47).
### 3.6 Omdat ze mooi zijn
Kinderboeken kunnen ook worden ingezet vanwege hun artistieke kwaliteit [47](#page=47).
* **Waarderen van esthetiek:** Verhalen kunnen ware kunstwerkjes zijn, waarin inhoud en illustraties op een geslaagde manier samenkomen. De zeggingskracht van de tekst kan zo sterk zijn dat aanpassingen overbodig zijn [47](#page=47).
* **Ontwikkelen van smaak:** Kinderen worden blootgesteld aan diverse stijlen qua tekst en vormgeving, om zo hun eigen literaire smaak te ontwikkelen [47](#page=47).
> **Tip:** Minimumdoelen met betrekking tot kennismaking met kwaliteitsvolle boeken omvatten het verwoorden van gedachten of gevoelens bij het contact met bekroonde jeugdliteratuur [48](#page=48).
### 3.7 Om te ontspannen
Verhalen kunnen ook dienen als middel voor ontspanning en gezelligheid [48](#page=48).
* **Gezelligheid en groepsgevoel:** Samen luisteren naar een verhaal schept een knus en warm gevoel. Het is een groepsgebeuren waarbij gelachen, gegriezeld of meegeleefd wordt [48](#page=48).
* **Humor:** Populaire verhalen bevatten vaak humor door ongewone, afwijkende elementen of situaties waarin kinderen zich superieur kunnen voelen ten opzichte van de personages. Grappige taal zoals rijm, nonsenswoorden en klanknabootsingen worden gewaardeerd. Ook thema's rond ontlasting kunnen amusant zijn [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Avontuur:** Kleuters houden van avontuurlijke verhalen die leiden tot nieuwe ontdekkingen [49](#page=49).
* **Griezelen:** Sommige kleuters genieten van griezelverhalen, waarbij de angst gepaard gaat met de zekerheid dat het verhaal goed afloopt en eindigt in een veilige omgeving [49](#page=49).
* **Gevoelens herkennen en oplossen:** Kinderen beleven graag herkenbare situaties en bijbehorende gevoelens opnieuw. Negatieve gevoelens worden vaak opgelost met een harmonieuze en liefdevolle afloop [50](#page=50).
* **Fantasie:** Fantasieverhalen met prinsessen, draken, spoken, pratende dieren, etc. sluiten goed aan bij het magisch denken van kleuters. Deze kunnen zich afspelen in nieuwe werkelijkheden of in onze gewone wereld met fantasiepersonages. Kleuters kennen de wereld om hen heen ook vaak leven en bewustzijn toe [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Realo's:** Voor kleuters die minder geïnteresseerd zijn in fictie, kunnen informatieve boeken en realistische avonturenverhalen een manier zijn om hen te betrekken en bij te leren [51](#page=51).
* **Divers aanbod:** Het is cruciaal om een divers aanbod te voorzien, rekening houdend met de verschillende voorkeuren van kleuters (humor, herkenning, informatie, fantasie) [51](#page=51).
---
# Voorbereiding en organisatie van interactief voorlezen
Een succesvolle interactieve voorleessessie vereist zorgvuldige planning, aandacht voor de omgeving en het creëren van een betekenisvolle ervaring voor de kinderen [52](#page=52).
### 4.1 Klasschikking
De manier waarop kinderen worden opgesteld, heeft een directe invloed op hun zichtbaarheid, hoorbaarheid en betrokkenheid bij het verhaal. Verschillende klasschikkingen hebben elk hun eigen voordelen en nadelen [52](#page=52) [53](#page=53):
* **Halve cirkel**: Kinderen zitten in een of twee rijen in een halve cirkel [52](#page=52).
* **Voordelen**: Kleine afstand tot de verteller, iedereen ziet de verteller goed. Bij kleinere groepen kan de binnenste kring weg [52](#page=52).
* **U-vorm**: Kinderen zitten in de vorm van een U [52](#page=52).
* **Voordelen**: Kleine afstand tot de verteller [52](#page=52).
* **Nadelen**: Kinderen in de hoeken zien de verteller minder goed [52](#page=52).
* **Op de grond**: Kinderen zitten informeler op de grond [52](#page=52).
* **Voordelen**: Gezellig, plaatsbesparend [52](#page=52).
* **Nadelen**: Slechte zithouding, kinderen schuiven gemakkelijk dichterbij, kinderen zitten te dicht bij elkaar en kunnen elkaar storen [52](#page=52).
* **Volledige cirkel**: De traditionele opstelling van de onthaalkring [52](#page=52).
* **Voordelen**: Vereist geen aanpassing van de kring [52](#page=52).
* **Nadelen**: Kinderen dicht bij de verteller zien hem/haar slecht of moeten gedraaid zitten [52](#page=52).
* **Kriskras door elkaar**: Een informele opstelling [53](#page=53).
* **Voordelen**: Lijkt erg gezellig, vraagt weinig ruimte [53](#page=53).
* **Nadelen**: Sommige kinderen zitten buiten zicht, derde, vierde of vijfde rang, grote kans op irritatie en schuiven [53](#page=53).
* **Theateropstelling**: Kinderen zitten in twee of drie rijen achter elkaar, waarbij de achterste rijen hoger zitten [53](#page=53).
* **Voordelen**: Kleine afstand tot de verteller, iedereen ziet de verteller goed, geschikt voor vertelkastjes, vertelborden of verteltafels [53](#page=53).
Het is ook mogelijk om verschillende opstellingen te combineren. Kinderen die moeite hebben met concentratie of snel afdwalen, kunnen het best dicht bij de verteller geplaatst worden om hun betrokkenheid te vergroten en ze beter te kunnen begeleiden [53](#page=53).
#### 4.1.1 De plaats van de verteller
De verteller moet zelf ook strategisch geplaatst worden [54](#page=54):
* **Zichtbaarheid**: De verteller moet binnen het oogbereik van alle kinderen zijn. Dit is cruciaal bij het gebruik van prenten. De verteller moet ook net iets hoger zitten dan de kinderen zodat het gezicht goed zichtbaar is. Vermijd om voor een sterke lichtbron te zitten, zoals een zonnig raam, waardoor kinderen de verteller niet goed kunnen zien [54](#page=54).
* **Hoorendheid**: Vermijd lawaai van buitenaf, bijvoorbeeld door het sluiten van ramen bij veel verkeerslawaai [54](#page=54).
* **Ruimte**: Zorg voor voldoende ruimte zodat de verteller met gebaren kan werken en materiaal kan gebruiken zonder de omgeving of kinderen te raken [54](#page=54).
### 4.2 Afspraken
Voorafgaand aan het voorlezen kunnen er duidelijke gedragsafspraken met de kinderen gemaakt worden, zoals op de eigen plaats blijven zitten en de vinger opsteken bij een vraag. Communiceer ook dat er na het voorlezen over het verhaal gesproken zal worden [54](#page=54).
### 4.3 Een sfeerbrenger
Om de kinderen in de juiste sfeer te brengen en hun nieuwsgierigheid te wekken, kunnen verschillende elementen ingezet worden [55](#page=55):
* Muziek afspelen [55](#page=55).
* Een sfeerlichtje aansteken [55](#page=55).
* Gebruik maken van een speciale vertelstoel of vertelhoed [55](#page=55).
Een vast vertelritueel kan met kleuters zeer waardevol zijn [55](#page=55).
> **Voorbeeld**: Een vertelritueel kan bestaan uit het meebrengen van een koffer met voorwerpen die gerelateerd zijn aan het verhaal. Na bespreking van de voorwerpen, kan een muziekstukje gespeeld worden, de auteur en titel worden genoemd, de inhoud kort worden gesitueerd, waarna het vertellen begint. Een ander ritueel kan zijn het aansteken van een sfeerlichtje, het opzetten van een vertelhoed, gevolgd door 'boek-snuffelen' alvorens te beginnen met vertellen [55](#page=55).
### 4.4 De kracht van een goede voorbereiding
Een grondige voorbereiding is essentieel om het maximale uit een interactief voorleesmoment te halen. Dit omvat de volgende stappen [56](#page=56):
1. **Stel een helder doel op**: Bepaal wat je wilt bereiken met het voorleesmoment, bijvoorbeeld woordenschatvergroting, introductie van een nieuw thema, of het creëren van een ontspanningsmoment [56](#page=56).
2. **Kies een gepaste tekst**: Selecteer een tekst die aansluit bij het gestelde doel. In latere delen van de cursus wordt dieper ingegaan op tekstmaterialen en de selectie van rijke teksten [56](#page=56).
3. **Ken de tekst en afbeeldingen**: Lees de tekst meerdere keren door en bestudeer de afbeeldingen. Raadpleeg recensies (bv. via boekenzoeker.be, Pluizer/Pluizuit, bibliotheek.be) om de diepere thema's en lagen van het prentenboek te ontdekken [56](#page=56).
4. **Vormgeving van de fases**: Denk na over de invulling van de verschillende fasen van het voorleesmoment [56](#page=56).
5. **Integratie van interactieve kenmerken**: Verwerk de effectieve kenmerken van interactief voorlezen in de voorbereide fases [56](#page=56).
6. **Groepssamenstelling en differentiatie**: Houd rekening met de samenstelling van de groep kinderen en bedenk hoe je kunt differentiëren op basis van hun diversiteit. Overweeg of de tekst herhaald moet worden voorgelezen, wat later in de cursus wordt uitgediept [56](#page=56).
#### 4.4.1 Inspiratiefiches en lestips
Er zijn diverse online bronnen en materialen beschikbaar die als inspiratie kunnen dienen voor interactieve voorleesmomenten. Deze materialen, vaak uitgewerkt door voorleesexperten, garanderen kwaliteitsvolle prentenboeken en bieden tips voor interactie. Het is belangrijk om de bronnen te vermelden in activiteiten- of lesvoorbereidingen [57](#page=57).
Enkele inspirerende websites zijn:
* De Leesjury [57](#page=57).
* Rijke teksten [57](#page=57).
* Sardes.nl/leespluim [57](#page=57).
#### 4.4.2 Kijkwijzer interactief voorlezen
Een kijkwijzer is ontwikkeld als hulpmiddel om feedback te geven op interactief voorlezen, zowel voor medestudenten als voor zelfevaluatie. Het doel is om de kwaliteit van het voorlezen te verbeteren en zo de kinderen meer te laten halen uit elk voorleesmoment [57](#page=57).
#### 4.4.3 Activiteitenfiche ‘interactief voorlezen’
Voorbeelden van een activiteitenfiche voor interactief voorlezen zijn beschikbaar om studenten te ondersteunen bij het zelf uitwerken van hun eigen fiches. Deze voorbeelden dienen om in de map van het thema 'interactief voorlezen' te bewaren [61](#page=61).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Interactief voorlezen | Een methode waarbij de voorlezer niet alleen voorleest, maar actief de kinderen betrekt bij het verhaal door middel van interactie voor, tijdens en na het voorlezen, wat het taalbegrip en de betrokkenheid vergroot. |
| Ontluikende geletterdheid | De vroege fase van schriftelijke taalverwerving, beginnend vanaf de geboorte tot het moment dat een kind de basale lees- en schrijfhandelingen beheerst, waarbij aspecten als verhaalbegrip en boekoriëntatie worden ontwikkeld. |
| Verhaalbegrip | Het vermogen van kinderen om de inhoud, de structuur, de personages en de gebeurtenissen van een verhaal te begrijpen, wat wordt gestimuleerd door actief luisteren en het beantwoorden van vragen. |
| Begrijpend luisteren | De vaardigheid om de betekenis van gesproken taal, zoals in voorgelezen verhalen, te begrijpen door aandacht te besteden aan de verhaalstructuur en het leggen van verbanden. |
| Hardop denkend voorlezen | Een techniek waarbij de voorlezer zijn eigen denkproces verwoordt tijdens het voorlezen, om zo aan te tonen hoe verbanden worden gelegd en de betekenis van de tekst wordt begrepen. |
| Schrijftaal | De specifieke taalvorm die gebruikt wordt in geschreven teksten, die vaak rijkere woordenschat en complexere zinsconstructies bevat dan gesproken taal. |
| Boekoriëntatie | Het proces waarbij kinderen leren hoe een boek functioneert, hoe het gehanteerd moet worden (van voor naar achter, van links naar rechts), en dat informatie visueel kan worden opgeslagen en heropgeroepen. |
| Woordenschat | Het geheel van woorden dat een persoon kent en begrijpt, onderverdeeld in receptieve (begrijpen) en expressieve (gebruiken) woordenschat, essentieel voor taalontwikkeling. |
| Diepe woordkennis | Een uitgebreid begrip van woorden, waarbij niet alleen de betekenis wordt herkend en begrepen, maar ook de toepassing in diverse contexten, synoniemen en gerelateerde concepten. |
| Sleutelwoorden | Woorden die essentieel zijn voor het begrip van een tekst en die daarom expliciet worden aangeleerd en uitgelegd tijdens het voorlezen om het begrip te verdiepen. |
| Expressief voorlezen | Het voorlezen met veel intonatie, mimiek en gebaren, waarbij de voorlezer bewust pauzes plaatst om de betrokkenheid en het begrip van de luisteraars te vergroten. |
| Opvoedende functie | Het gebruik van boeken om waarden, ideeën en normen over te dragen, kinderen te leren hoe ze zich moeten gedragen en belangrijke levenslessen mee te geven. |
| Levensvragen | Fundamentele vragen over het bestaan, de zin van het leven en persoonlijke identiteit, die in kinderboeken kunnen worden aangeraakt om kinderen aan te zetten tot nadenken. |
| Diversiteit | De erkenning en waardering van verschillen tussen mensen op het gebied van geslacht, huidskleur, seksuele oriëntatie, religie, leeftijd en andere kenmerken, wat belangrijk is in kinderboeken om een inclusieve samenleving te weerspiegelen. |
| Gevoelens verwerken | Het proces waarbij kinderen leren hun eigen emoties en die van anderen te herkennen, benoemen en er op een gezonde manier mee om te gaan, vaak ondersteund door verhalen. |
| Humor in verhalen | Het gebruik van grappige elementen in een verhaal om kinderen te vermaken en te ontspannen, wat kan variëren van ongewone situaties tot woordspelingen en herkenbare, kinderlijke gedragingen. |
| Fantasie | Het vermogen om nieuwe werelden te creëren, ongewone ideeën te verkennen en creatief te denken, wat sterk wordt gestimuleerd door fantasieverhalen en het prikkelen van de verbeelding. |
Cover
spreekwoordelijk.pdf
Summary
# Betekenis van Nederlandse spreekwoorden
Dit document verkent de betekenis, oorsprong en figuurlijke toepassing van een selectie Nederlandse spreekwoorden in diverse contexten [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 Verklaring van spreekwoorden met voorbeelden
#### 1.1.1 Begin en ontwikkeling
* **Daar is de kiem gelegd**: Dit spreekwoord betekent figuurlijk dat het begin is gemaakt van iets, de oorsprong is gevormd, of dat de basis is gelegd voor een ontwikkeling, vaak in een negatieve context zoals een crisis of conflict [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Als kind speelde ze graag met een bal, daar was de kiem gelegd voor haar latere carrière als voetbalster [1](#page=1).
#### 1.1.2 Conflict en strategie
* **Op het slagveld winnen**: Dit wordt figuurlijk bedoeld en slaat niet op een enkel gevecht, maar op het behalen van strategisch of politiek succes door oorlog. Het is een metafoor voor macht en overwinning in bredere zin [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Zelfs de moedigste krijger kan niet altijd op het slagveld winnen zonder een goed plan [1](#page=1).
#### 1.1.3 Drastische maatregelen
* **De hakbijl bovenhalen**: Dit betekent dat iemand drastische maatregelen neemt of iets snel of rigoreus beëindigt [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Ik kan niet geloven dat hij om die onschuldige reden de hakbijl bovenhaalt! [1](#page=1).
#### 1.1.4 Generatieoverdracht
* **Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen**: Dit houdt in dat wat ouderen doen of zeggen, jongeren overnemen; het gedrag van de oudere generatie beïnvloedt dat van de jongere [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Omdat al mijn oudere broer hebben gevoetbald voetbal ik nu ook want zoals de ouden zongen zo piepen de jongen [1](#page=1).
#### 1.1.5 Hulp en medelijden
* **Barmhartige Samaritaan**: Een barmhartige Samaritaan is iemand die uit medelijden of goedheid hulp biedt aan een ander in nood [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Hij gedroeg zich als een barmhartige Samaritaan door het dakloze gezin eten en warme kleren te geven [2](#page=2).
#### 1.1.6 Conformiteit en dwingen
* **In het gareel dwingen**: Dit betekent iemand met geweld in een bepaalde positie brengen [2](#page=2).
#### 1.1.7 Zelfreflectie en schuld
* **De hand in eigen boezem steken**: Dit betekent erkennen dat je zelf ook schuld hebt aan iets; zelfkritiek tonen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Na de mislukte groepsopdracht moesten de leerlingen de hand in eigen boezem steken en toegeven dat ze te laat waren begonnen [2](#page=2).
#### 1.1.8 Daadkracht en besluitvorming
* **Nagels met koppen slaan**: Dit houdt in: doortastend handelen, het nemen van doeltreffende maatregelen, knopen doorhakken [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Na lang wachten hebben wij besloten nagels met koppen te slaan en het project te beginnen [2](#page=2).
* **De knoop doorhakken**: Dit betekent een beslissing nemen na lang wikken en wegen; een einde maken aan het twijfelen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** We twijfelden urenlang over onze vakantieplannen, maar uiteindelijk hakte ik de knoop door en boekte ik de reis naar Barcelona [2](#page=2).
#### 1.1.9 Verborgen zaken en onverwachte problemen
* **Er vallen nog lijken uit de kast**: Dit betekent dat er nog geheimen, verborgen problemen of onverwachte tegenvallers naar boven komen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Toen we het oude huis kochten, vielen er nog wat lijken uit de kast [2](#page=2).
#### 1.1.10 Bereiken van doelen
* **De kaap halen**: Dit betekent een bepaalde grens of mijlpaal bereiken of overschrijden [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Ik wil dit semester de kaap van 90% aanwezigheid in alle lessen bereiken [2](#page=2).
#### 1.1.11 Afspraken maken
* **Beklonken**: Dit betekent vast afspreken, tot stand brengen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** We hebben de deal beklonken en proosten nu op het succes [2](#page=2).
#### 1.1.12 Verkopen of afstaan
* **Iets slijten aan**: Dit betekent iets verkocht of afgestaan aan iemand anders [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** De oude fiets werd gesleten aan de buurjongen die er al lang naar verlangde [2](#page=2).
#### 1.1.13 Uitbundig prijzen
* **De loftrompet steken over iemand of iets**: Dit betekent iemand of iets uitbundig prijzen [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De danscoach stak de loftrompet over zijn team omdat ze het zo goed hadden gedaan [3](#page=3).
#### 1.1.14 Geluk en euforie
* **Lichtroze wolk**: Dit wordt vaak gebruikt voor een periode van geluk, euforie, verliefdheid, zwangerschap of het prille ouderschap [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Sinds de geboorte van haar zoontje leeft ze op een lichtroze wolk [3](#page=3).
#### 1.1.15 Eindeloze consumptie of tijdverlies
* **Een bodemloze put**: Dit verwijst naar iets of iemand waar alles spoorloos in verdwijnt [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De kosten voor de renovatie van het oude gebouw bleken een bodemloze put, want er bleef maar geld in verdwijnen zonder zichtbaar resultaat [3](#page=3).
#### 1.1.16 Hard werken
* **Vol aan de bak**: Dit betekent hard werken, alles geven, tot het uiterste gaan [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Dit schooljaar moeten we allemaal vol aan de bak gaan om te slagen [3](#page=3).
#### 1.1.17 Oorsprong en ontstaan
* **De bakermat zijn**: Dit verwijst naar de plaats waar iets is ontstaan, waar de oorsprong van iets ligt [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De bakermat van ballet was 15de eeuw Italië [3](#page=3).
#### 1.1.18 Steunen en aansluiten
* **Zich scharen achter**: Dit betekent zich aansluiten bij of een persoon, idee of standpunt steunen [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Ik schaar me achter mijn leraar, omdat ik vind dat hij gelijk heeft [3](#page=3).
#### 1.1.19 Verbeteren en herstellen
* **Iemand/iets gezond maken**: Deze uitdrukking betekent iets verbeteren of herstellen, vaak in figuurlijke zin (zoals een economie, bedrijf of organisatie) [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Door jarenlang te investeren in duurzame projecten probeert de overheid de economie opnieuw gezond te maken [4](#page=4).
#### 1.1.20 Op het nippertje goed aflopen
* **Dubbeltje op zijn kant**: Dit betekent dat iets erg veel kans loopt om mis te gaan, maar het toch op het laatste moment nog goed afloopt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** We hebben de deadline net gehaald, het was een dubbeltje op zijn kant [4](#page=4).
#### 1.1.21 Alledaags en frequent voorkomend
* **Schering en inslag**: Dit duidt op iets wat heel vaak voorkomt en normaal en alledaags is geworden [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Het delen en verspreiden van nepnieuws op sociale media is tegewoordig schering en inslag [4](#page=4).
#### 1.1.22 Invloedrijk persoon door geld
* **Oliemagnaat**: Een magnaat is iemand met veel invloed, vooral door geld. Een oliemagnaat heeft veel invloed door geld verdiend met olie [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Tijdens de oliecrisis werd de oliemagnaat nog rijker [4](#page=4).
#### 1.1.23 Medeverantwoordelijk en meebeslissen
* **Een vinger in de pap hebben**: Dit betekent mede verantwoordelijk zijn, meebeslissen [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** In het dorp heeft de burgemeester overal een vinger in de pap, want hij beslist mee over alles wat er gebeurt [4](#page=4).
#### 1.1.24 In opkomst en groeiend
* **In de lift zitten**: Dit betekent in opkomst zijn, stijgen, toenemen in belang of aantal [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Na de coronajaren zit het aantal treinreizigers weer duidelijk in de lift [4](#page=4).
> **Tip:** Bij het bestuderen van spreekwoorden is het nuttig om zowel de letterlijke als de figuurlijke betekenis te kennen, evenals de context waarin ze gebruikt worden [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** Probeer zelf zinnen te vormen met de spreekwoorden om je begrip te testen en te onthouden [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Midscheeps | Betekent letterlijk in het midden van het schip, maar wordt ook figuurlijk gebruikt om aan te geven dat iets de middenklasse of de bevolking direct raakt, vaak met negatieve gevolgen zoals bij economische besparingen. |
| Daar is de kiem gelegd | Dit betekent figuurlijk dat het begin is gemaakt van iets, de oorsprong is gevormd, of dat de basis is gelegd voor een ontwikkeling. Vaak wordt het gebruikt in een negatieve context, zoals het begin van een crisis of conflict. |
| Op het slagveld winnen | Dit is figuurlijk bedoeld en slaat niet op een enkel gevecht, maar op het behalen van strategisch of politiek succes door middel van oorlog. Het is een metafoor voor macht en overwinning in bredere zin. |
| De hakbijl bovenhalen | Betekent dat iemand drastische maatregelen neemt of iets snel en rigoureus beëindigt. Dit impliceert een harde, beslissende actie. |
| Zoals de ouden zongen zo piepen de jongen | Dit spreekwoord geeft aan dat jongeren het gedrag of de uitspraken van ouderen overnemen. Het gedrag van de oudere generatie beïnvloedt dat van de jongere. |
| Barmhartige Samaritaan | Dit is iemand die uit medelijden of goedheid hulp biedt aan een ander in nood. De uitdrukking benadrukt onbaatzuchtige hulpverlening aan iemand die het moeilijk heeft. |
| In het gareel dwingen | Betekent iemand met geweld in een bepaalde, vaak onderdanige, positie brengen. Het impliceert controle en het beteugelen van iemands gedrag of aspiraties. |
| De hand in eigen boezem steken | Dit betekent erkennen dat je zelf ook schuld hebt aan iets en zelfkritiek tonen. Het is een erkenning van eigen verantwoordelijkheid voor een negatieve situatie. |
| Nagels met koppen slaan | Dit staat voor doortastend handelen, het nemen van doeltreffende maatregelen en knopen doorhakken. Het impliceert een daadkrachtige aanpak om tot resultaten te komen. |
| Lijken uit de kast vallen | Dit betekent dat er nog geheimen, verborgen problemen of onverwachte tegenvallers naar boven komen. Vaak gebeurt dit bij het ontrafelen van een complex verleden of situatie. |
| De kaap halen | Dit betekent een bepaalde grens of mijlpaal bereiken of overschrijden. Het wordt vaak gebruikt om een significant doel aan te duiden dat met moeite is bereikt. |
| Beklonken | Dit betekent iets vast afspreken of tot stand brengen. Een deal of overeenkomst die definitief is geworden en niet meer ter discussie staat. |
| Iets slijten aan | Betekent iets verkopen of afstaan aan iemand anders, vaak met de bijklank dat de verkoper er vanaf wil. Het kan ook implicieten dat het product niet van de beste kwaliteit is. |
| De knoop doorhakken | Dit staat voor een beslissing nemen na lang wikken en wegen, en een einde maken aan het twijfelen. Het is een moment van definitieve keuze. |
| Loftrompet steken over | Betekent iemand of iets uitbundig prijzen. Het is een uiting van grote waardering en lof. |
| Lichtroze wolk | Dit verwijst naar een periode van geluk, euforie of intens geluk, vaak geassocieerd met verliefdheid, zwangerschap of het prille ouderschap. |
| Bodemloze put | Iets of iemand waar alles spoorloos in verdwijnt, wat een constante stroom van verliezen of uitgaven impliceert zonder zichtbaar einde of resultaat. |
| Vol aan de bak | Betekent hard werken, alles geven en tot het uiterste gaan. Het impliceert een periode van intensieve inspanning en toewijding. |
| De bakermat zijn | Plaats waar iets is ontstaan, waar de oorsprong van iets ligt. Het wordt gebruikt om de oorsprongsplaats van culturen, bewegingen of ideeën aan te duiden. |
| Zich scharen achter | Betekent zich aansluiten bij of een persoon, idee of standpunt steunen. Het impliceert steun en solidariteit met een bepaald doel of iemand. |
| Sparen het land gezond | De uitdrukking betekent iets verbeteren of herstellen, vaak in figuurlijke zin zoals een economie, bedrijf of organisatie. Het is gericht op herstel en versterking. |
| Dubbeltje op zijn kant | Dit beschrijft een situatie die erg veel kans heeft om mis te gaan, maar op het laatste moment toch nog goed afloopt. Het duidt op een risicovolle situatie die net goed is gekomen. |
| Schering en inslag | Iets wat heel vaak voorkomt en daardoor normaal en alledaags is geworden. Het beschrijft de frequentie en de normaliteit van een bepaalde gebeurtenis of situatie. |
| Oliemagnaat | Een magnaat is iemand met veel invloed, vooral door geld. Een oliemagnaat heeft dus veel invloed verworven door geld dat gerelateerd is aan de olie-industrie. |
| Een vinger in de pap hebben | Medeverantwoordelijk zijn en mee beslissen in een bepaalde aangelegenheid. Het impliceert invloed en inspraak in een proces of besluitvorming. |
| In de lift zitten | In opkomst zijn, stijgen, toenemen in belang of aantal. Het beschrijft een positieve trend van groei en toenemende populariteit of relevantie. |
Cover
substantief.pdf
Summary
# Woordenschat en definities
Deze sectie analyseert diverse Nederlandse woorden, hun betekenissen en gebruik in zinnen, en illustreert hiermee de lexicale diversiteit van het document [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.1 Woorden en hun betekenissen
#### 1.1.1 Woorden uit het document
* **surrogaat**: Een onvolwaardige vervanger [1](#page=1).
* **Originele zin**: Dit surrogaat verdoezelt dat het oorspronkelijke zelfstandig naamwoord nog altijd ontbreekt [1](#page=1).
* **Eigen zin**: Koffie van cichorei is maar een surrogaat voor echte koffie [1](#page=1).
* **geenszins**: In geen geval, helemaal niet [1](#page=1).
* **Originele zin**: Aalsterse broers samen voor de rechter, maar geenszins onder de indruk [1](#page=1).
* **Eigen zin**: De minister toonde zijn geenszins onder de indruk van de kritiek op het nieuwe beleid [1](#page=1).
* **dogma's**: Vastomlijnde, aan geen discussie meer onderhevige leerstelling [1](#page=1).
* **Originele zin**: Als wij verhalen vertellen over de werkvloer, komt hij af met droge cijfers en Europese dogma’s [1](#page=1).
* **Eigen zin**: Sommige religies hebben dogma’s die al eeuwen bestaan [1](#page=1).
* **valabel**: Geldig, aannemelijk of van waarde. Het wordt gebruikt om iets te beschrijven dat geloofwaardig, acceptabel of geschikt is [1](#page=1).
* **Originele zin**: Dat klinkt nog altijd valabel [1](#page=1).
* **Eigen zin**: De bus is een valabel alternatief [1](#page=1).
* **gruzelementen**: Kleine gebroken stukjes, zoals brokken, scherven of splinters [1](#page=1).
* **Originele zin**: Nog voor de kermis ’s namiddags opende, was er ook al een knal toen een vrachtwagen, ongewild, de lichtreclames van een lunapark aan gruzelementen reed [1](#page=1).
* **Eigen zin**: Toen ik mijn telefoon liet vallen, lag het scherm in duizend gruzelementen op de stoep [1](#page=1).
* **aerodynamica**: Leer van de beweging van gassen [1](#page=1).
* **Originele zin**: Het is meteen duidelijk waar hij de F1-auto’s van vandaag verslaat: hij is smal, wendbaar, heeft een korte wielbasis en verfijnde aerodynamica zonder kunstgrepen [1](#page=1).
* **Eigen zin**: Dit vliegtuig kan vliegen omdat de aerodynamica in orde is [1](#page=1).
* **autonomie**: Zelfbestuur [1](#page=1).
* **Originele zin**: Autonomie in aanpak en timemanagement, maar begrensd door duidelijke verwachtingen [1](#page=1).
* **Eigen zin**: De Palestijnen streven naar autonomie [1](#page=1).
* **excessen**: Handeling of toestand die de grenzen van het normale overschrijdt en daardoor onwenselijk is [1](#page=1).
* **Originele zin**: We hebben de neiging om te focussen op de excessen [1](#page=1).
* **Eigen zin**: Door zijn excessen kwam hij arrogant over [1](#page=1).
* **twistpunt**: Een onderwerp waarover men het niet eens is, een punt van discussie of conflict [1](#page=1).
* **Originele zin**: Het grootste twistpunt tijdens de vergadering was het budget [1](#page=1).
* **Eigen zin**: De verdeling van de taken werd een echt twistpunt in de groep [1](#page=1).
* **kredietwaardigheid**: De mate waarin iemand (of een land) in staat is om zijn financiële verplichtingen na te komen; betrouwbaarheid om leningen terug te betalen [2](#page=2).
* **Originele zin**: Kredietbeoordelaar Moody’s heeft de kredietscore van ons land dan toch niet verlaagd, maar stabiel gehouden [2](#page=2).
* **Eigen zin**: Door de hoge schulden van het bedrijf daalde zijn kredietwaardigheid bij de banken [2](#page=2).
* **liquidatie**: Een afrekening binnen het criminele milieu [2](#page=2).
* **Originele zin**: Van aanslagen 'op klaarlichte dag', zoals de liquidatie van advocaat Derk Wiersum in 2019, is zelden sprake [2](#page=2).
* **Eigen zin**: De rechtbank heeft gisteren uitspraak gedaan over de vervolging van de verdachte die betrokken was bij de liquidatie die vorig jaar bij een tankstation plaatsvond [2](#page=2).
* **homologatie**: Officiële goedkeuring na controle of iets aan de regels voldoet [2](#page=2).
* **Originele zin**: We hopen dat de homologatie van de testbanken snel rond geraakt [2](#page=2).
* **Eigen zin**: Auto’s krijgen pas een homologatie als ze aan alle veiligheidsnormen voldoen [2](#page=2).
* **fluïditeit**: Veranderlijkheid of soepelheid [2](#page=2).
* **Originele zin**: De hedendaagse omgang met de vlag geeft blijk van die fluïditeit in betekenis: welke betekenis heeft het is deze zin [2](#page=2).
* **Eigen zin**: Door de fluïditeit van taal kan één woord vandaag iets heel anders betekenen dan vroeger [2](#page=2).
* **verfoeien**: Een afschuw hebben van iemand, iets of wat [2](#page=2).
* **Originele zin**: We horen alle betrokken partijen al jaren vertellen dat ze de ongehoorde hooliganstreken verfoeien [2](#page=2).
* **Eigen zin**: Mijn vrienden en ik verfoeien de mensen die zat over straat lopen [2](#page=2).
* **rancune**: Wrok [2](#page=2).
* **Originele zin**: Verstopte ingewanden: een verachtelijke rancune [2](#page=2).
* **Eigen zin**: De rancune van mijn beste vriendin naar mijn stiefbroer was enorm, ze zal hem nooit kunnen vergeven [2](#page=2).
* **jeugddelict**: Een als misdrijf omschreven feit door een minderjarige [2](#page=2).
* **Originele zin**: Opvallend cijfer, want het totale aantal jeugddelicten die bij de parketten gemeld werden, daalde licht [2](#page=2).
* **Eigen zin**: De twee tieners moesten voor de jeugdrechtbank verschijnen na het plegen van een jeugddelict [2](#page=2).
* **klimaatklever**: Milieuactivist die door zich vast te lijmen aan een object of straat aandacht vraagt voor het klimaatprobleem [2](#page=2).
* **Originele zin**: Knack klimaatklever is het woord van het jaar 20 december 2022 [2](#page=2).
* **Eigen zin**: De politie moest het verkeer stilleggen omdat een groep klimaatklevers zich hadden vastgelijmd aan de snelweg [2](#page=2).
* **controverse**: Strijd, tegenstelling [3](#page=3).
* **Originele zin**: Shein vestigt zich in Frankrijk en het nieuws zorgt nu al voor controverse [3](#page=3).
* **Eigen zin**: Er was veel controverse rondom het nieuwe gsm-beleid op school [3](#page=3).
* **disruptie**: Een verandering die plaatsvindt door technologische innovatie, wat traditionele bedrijven dwingt hun bedrijfsmodel te herdenken [3](#page=3).
* **Originele zin**: De technologische disruptie zorgt ervoor dat traditionele bedrijven hun hele bedrijfsmodel moeten herdenken [3](#page=3).
* **Eigen zin**: De opkomst van online winkelen heeft geleid tot een grote disruptie in de detailhandel [3](#page=3).
* **scala**: Een reeks, serie (bijv. “een scala aan mogelijkheden”) [3](#page=3).
* **Originele zin**: Virtuele planning is een kern-element van BMW group iFactory en omvat een breed scala aan tools [3](#page=3).
* **Eigen zin**: De tentoonstelling biedt een breed scala aan kunstwerken aan, van klassieke kunst tot en met moderne kunst [3](#page=3).
* **eregoud**: Goud dat als beloning wordt gegeven, een term die historisch gebruikt wordt voor goud dat geschonken werd als een eerbetoon of cadeau [3](#page=3).
* **Originele zin**: En eregoud verleend aan vuiligheid [3](#page=3).
* **Eigen zin**: Hij won het eregoud op de kampioenschappen en werd daarmee een levende legende in zijn sport [3](#page=3).
* **atrium**: Voorzaal of voorhof [3](#page=3).
* **Originele zin**: Deze bestaat onder andere uit zes oude radiostudio’s die worden opgebouwd in het atrium [3](#page=3).
* **Eigen zin**: Mijn vriendinnen en ik verzamelen ons in het atrium voor de les begint [3](#page=3).
* **argeloosheid**: De toestand van onschuldig en nietsvermoedend zijn, zonder besef van enig kwaad of gevaar [3](#page=3).
* **Originele zin**: In zijn geheel genomen is Het verdriet van België een krachtige waarschuwing tegen het soort onschuld en argeloosheid dat totalitaire trekken heeft [3](#page=3).
* **Eigen zin**: Door haar argeloosheid vertelde ze het geheim zonder te beseffen dat het verkeerd gebruikt kon worden [3](#page=3).
* **gijzelaars**: Een persoon die tegen zijn wil wordt gevangen gehouden door een gijzelnemer om zo een derde partij te dwingen om iets te doen, zoals het betalen van losgeld, het vrijlaten van gevangenen of het nakomen van politieke eisen [3](#page=3).
* **Originele zin**: Vandaag is er meer dan ooit hoop dat alle gijzelaars vrijgelaten zullen worden, zij het wel na een verwoestende oorlog in Gaza [3](#page=3).
* **Eigen zin**: De politie onderhandelde urenlang met de dader om de gijzelaar veilig vrij te krijgen [3](#page=3).
* **mandaat**: Toegewezen functie [4](#page=4).
* **Originele zin**: De bekroning staat al sinds zijn eerste mandaat, tussen 2017 en 2021, hoog op zijn verlanglijst [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Sinds de verkiezingen heeft Bart De Wever een nieuw mandaat voor 5 jaar [4](#page=4).
* **minachting**: Het op iemand neerkijken, hem minderwaardig vinden [4](#page=4).
* **Originele zin**: Dit is het land van de minachting [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Er is vaak minachting voor mensen die niet de dezelfde waarden en normen hebben als ons [4](#page=4).
* **vijfmansdefensie**: Voetbalterm: verdedigingssysteem waarbij een ploeg met vijf verdedigers speelt [4](#page=4).
* **Originele zin**: Hij wijzigde naar een vijfmansdefensie met de inbreng van Siquet en Spileers voor Sabbe en Forbs [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Om te voorkomen dat de tegenstander makkelijk kon scoren, schakelde de trainer over op een vijfmansdefensie, waardoor de verdediging veel sterker stond [4](#page=4).
* **blikvanger**: Iets dat de aandacht trekt [4](#page=4).
* **Originele zin**: Een van de blikvangers op de expo in Museum M is het reuzenhert [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Haar felrode jas was echt een blikvanger op het saaie feestje [4](#page=4).
* **solidariteit**: Het gevoel van verbinding met andere mensen; je helpt en steunt [4](#page=4).
* **Originele zin**: Het zegt alles over hoe dringend we opnieuw moeten bouwen aan verbinding en solidariteit [4](#page=4).
* **Eigen zin**: De klas toont solidariteit door geld bij elkaar te leggen voor de leerling die niet mee kan gaan naar Disneyland Parijs [4](#page=4).
* **sensibiliseringsacties**: Acties om mensen bewust te maken van iets [4](#page=4).
* **Originele zin**: We doen sensibiliseringsacties. Als dat niet helpt, moet je ook hard durven optreden [4](#page=4).
* **Eigen zin**: De school organiseert sensibiliseringsacties tegen pesten [4](#page=4).
* **eliminatie**: 1. Wegwerken, verwijderen, of uitschakelen 2. Doden [4](#page=4).
* **Originele zin**: Maar ik denk dat ze nu ook wel beseft dat het andere doel – de eliminatie van Hamas - onmogelijk is [4](#page=4).
* **Eigen zin**: De voetbalploeg werd geëlimineerd; ze waren simpelweg niet goed genoeg [4](#page=4).
* **cinefiel**: Een groep van mensen die heel veel van films houdt [4](#page=4).
* **Originele zin**: Uw favoriete cinefielenstudio brengt nu ook muziek uit [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Voor cinefielen is een avond zonder film bijna ondenkbaar [4](#page=4).
* **paradox**: Een uitspraak (meestal een hele zin) waarvan de onderdelen op het eerste gezicht met elkaar in tegenspraak zijn [4](#page=4).
* **Originele zin**: Paradox de zekere dood komt altijd onverwachts [4](#page=4).
* **Eigen zin**: Ik hoorde iemand de uitspraak “Schrijven is schrappen” zeggen, dit is een paradox want je schrijft iets op en toch is het weggeschrapt [4](#page=4).
* **tendens**: Een patroon of trend [5](#page=5).
* **Originele zin**: ‘Het is een tendens waar ik al langer op wijs’ [5](#page=5).
* **Eigen zin**: Ik merk een tendens dat meer en meer mensen gaan werken in plaats van verder te studeren na het middelbaar [5](#page=5).
* **weemoedigheid**: Zachte droefheid of melancholie; gevoel van stille, vaak onverklaarbare ontroering of verdriet om iets dat voorbij is of onbereikbaar blijft [5](#page=5).
* **Originele zin**: “Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.” [5](#page=5).
* **Eigen zin**: Terwijl hij door de lege straten liep, overviel hem een diepe weemoedigheid bij het zien van zijn ex waar hij nog steeds verliefd op is [5](#page=5).
* **betoogd**: Protesteren of een demonstratie houden [5](#page=5).
* **Originele zin**: Gisteren gaf de Amerikaanse gezant voor het Midden-Oosten, Steve Witkoff, alvast een korte speech op het plein waar wekelijks betoogd wordt voor de vrijlating van de gijzelaars [5](#page=5).
* **Eigen zin**: De auteur betoogt dat social search de toekomst is en dat bedrijven hun strategie daarop moeten afstemmen om relevant te blijven voor jongere generaties [5](#page=5).
### 1.2 Lexicale diversiteit
Het document demonstreert een brede waaier aan Nederlandse vocabulaire, van alledaagse termen tot gespecialiseerde en abstracte begrippen. Deze diversiteit is cruciaal voor een genuanceerde communicatie en het correct interpreteren van teksten [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.2.1 Terminologie in context
De woorden worden gepresenteerd met hun originele zin, een definitie en een voorbeeldzin, wat helpt bij het begrijpen van hun specifieke toepassing en betekenisnuances. Dit toont hoe de betekenis van een woord kan variëren afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Oefen met het zelf toepassen van deze woorden in eigen zinnen. Dit helpt om de betekenis beter te onthouden en correct te gebruiken.
> **Tip:** Let op synoniemen en antoniemen van de geleerde woorden. Dit verbreedt je woordenschat exponentieel.
#### 1.2.2 Belang van correcte definities
Het nauwkeurig definiëren van woorden is essentieel voor academische nauwkeurigheid. Foute interpretaties van woorden kunnen leiden tot misverstanden en incorrecte analyses [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Het onderscheid tussen "surrogaat" en "vervanger" is subtiel maar belangrijk. Een surrogaat impliceert een mindere kwaliteit of een onvolwaardige vervanging, terwijl een vervanger simpelweg iets is dat in de plaats komt.
> **Voorbeeld:** Het verschil tussen "excessen" en normale handelingen is cruciaal voor het beoordelen van gedrag of situaties binnen de grenzen van acceptabel normen.
---
# Semantische Nuances
Dit onderdeel onderzoekt de subtiele betekenisverschillen en connotaties van woorden, wat essentieel is voor een diepgaand begrip van taal [1](#page=1).
### 2.1 Woorden en hun betekenissen
#### 2.1.1 Surrogaat
* **Originele zin:** Dit surrogaat verdoezelt dat het oorspronkelijke zelfstandig naamwoord nog altijd ontbreekt [1](#page=1).
* **Definitie:** Een onvolwaardige vervanger [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Een surrogaat is een product dat als vervanging voor een ander, vaak duurder of schaarser product, dient, maar niet dezelfde kwaliteit of eigenschappen heeft [1](#page=1).
* **Eigen zin:** Koffie van cichorei is maar een surrogaat voor echte koffie [1](#page=1).
#### 2.1.2 Geenszins
* **Originele zin:** Aalsterse broers samen voor de rechter, maar geenszins onder de indruk [1](#page=1).
* **Definitie:** In geen geval, helemaal niet [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** 'Geenszins' is een bijwoord dat gebruikt wordt om een ontkenning te versterken; het betekent dat iets absoluut niet het geval is [1](#page=1).
* **Eigen zin:** De minister toonde zich geenszins onder de indruk van de kritiek op het nieuwe beleid [1](#page=1).
#### 2.1.3 Dogma’s
* **Originele zin:** Als wij verhalen vertellen over de werkvloer, komt hij af met droge cijfers en Europese dogma’s [1](#page=1).
* **Definitie:** Vastomlijnde, aan geen discussie meer onderhevige leerstelling [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Dogma's zijn fundamentele overtuigingen of principes die binnen een bepaalde religie, filosofie of ideologie als onbetwistbaar worden beschouwd [1](#page=1).
* **Eigen zin:** Sommige religies hebben dogma’s die al eeuwen bestaan [1](#page=1).
#### 2.1.4 Valabel
* **Originele zin:** Dat klinkt nog altijd valabel [1](#page=1).
* **Definitie:** Geldig, aannemelijk of van waarde [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** 'Valabel' wordt gebruikt om iets te beschrijven dat geloofwaardig, acceptabel of geschikt is [1](#page=1).
* **Eigen zin:** De bus is een valabel alternatief [1](#page=1).
#### 2.1.5 Gruzelementen
* **Originele zin:** Nog voor de kermis ’s namiddags opende, was er ook al een knal toen een vrachtwagen, ongewild, de lichtreclames van een lunapark aan gruzelementen reed [1](#page=1).
* **Definitie:** Kleine gebroken stukjes, zoals brokken, scherven of splinters [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Gruzelementen verwijst naar iets dat in zeer kleine, verbrijzelde stukjes is uiteengevallen [1](#page=1).
* **Eigen zin:** Toen ik mijn telefoon liet vallen, lag het scherm in duizend gruzelementen op de stoep [1](#page=1).
#### 2.1.6 Aerodynamica
* **Originele zin:** Het is meteen duidelijk waar hij de F1-auto’s van vandaag verslaat: hij is smal, wendbaar, heeft een korte wielbasis en verfijnde aerodynamica zonder kunstgrepen [1](#page=1).
* **Definitie:** Leer van de beweging van gassen [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Aerodynamica is de tak van de natuurkunde die de beweging van lucht en andere gassen bestudeert, en hoe deze beweging interacteert met objecten [1](#page=1).
* **Eigen zin:** Dit vliegtuig kan vliegen omdat de aerodynamica in orde is [1](#page=1).
#### 2.1.7 Autonomie
* **Originele zin:** Autonomie in aanpak en timemanagement, maar begrensd door duidelijke verwachtingen [1](#page=1).
* **Definitie:** Zelfbestuur [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Autonomie betekent zelfstandigheid, het vermogen om eigen beslissingen te nemen en zelfstandig te handelen [1](#page=1).
* **Eigen zin:** De Palestijnen streven naar autonomie [1](#page=1).
#### 2.1.8 Excessen
* **Originele zin:** We hebben de neiging om te focussen op de excessen [1](#page=1).
* **Definitie:** Handeling of toestand die de grenzen van het normale overschrijdt en daardoor onwenselijk is [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Excessen zijn acties of gedragingen die buiten de norm vallen en als overmatig, extreem of onacceptabel worden beschouwd [1](#page=1).
* **Eigen zin:** Door zijn excessen kwam hij arrogant over [1](#page=1).
#### 2.1.9 Twistpunt
* **Originele zin:** Het grootste twistpunt tijdens de vergadering was het budget [1](#page=1).
* **Definitie:** Een onderwerp waarover men het niet eens is, een punt van discussie of conflict [1](#page=1).
* **Woordenboek definitie:** Een twistpunt is een kwestie die leidt tot meningsverschillen, onenigheid of conflict tussen partijen [1](#page=1).
* **Eigen zin:** De verdeling van de taken werd een echt twistpunt in de groep [1](#page=1).
---
# Terminologie in Specifieke Contexten
Dit onderwerp behandelt termen die specifiek zijn voor bepaalde domeinen, waarbij de betekenis ervan afhankelijk is van de context waarin ze gebruikt worden.
### 3.1 Financiële terminologie
In de financiële wereld worden specifieke termen gebruikt om de economische gezondheid en betrouwbaarheid van entiteiten, zoals landen of bedrijven, te beoordelen.
#### 3.1.1 Kredietwaardigheid
Kredietwaardigheid verwijst naar de mate waarin een individu, bedrijf of land in staat is om zijn financiële verplichtingen na te komen, wat de betrouwbaarheid om leningen terug te betalen weerspiegelt. Een daling van de kredietwaardigheid kan leiden tot hogere rentelasten op staatsschuld [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** De hoge schulden van een bedrijf kunnen leiden tot een daling van zijn kredietwaardigheid bij banken [2](#page=2).
### 3.2 Criminele terminologie
Binnen de context van het strafrecht en criminele activiteiten komen specifieke termen voor die een duidelijke betekenis hebben.
#### 3.2.1 Liquidatie
Liquidatie, in de context van het criminele milieu, duidt op een afrekening. Dit staat tegenover aanslagen 'op klaarlichte dag' [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** De verdachte werd vervolgd voor betrokkenheid bij een liquidatie die bij een tankstation plaatsvond [2](#page=2).
### 3.3 Sportterminologie
In de sportwereld worden specifieke termen gebruikt om tactieken, systemen en spelsituaties te beschrijven.
#### 3.3.1 Vijfmansdefensie
Vijfmansdefensie is een voetbalterm die een verdedigingssysteem beschrijft waarbij een ploeg met vijf verdedigers speelt. Dit systeem wordt toegepast om te voorkomen dat de tegenstander makkelijk kan scoren en de verdediging te versterken [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een trainer kan overschakelen op een vijfmansdefensie om de verdediging te versterken [4](#page=4).
### 3.4 Algemene en maatschappelijke terminologie
Verschillende andere domeinen kennen specifieke termen die niet direct in de bovengenoemde categorieën passen, maar wel een duidelijke betekenis hebben binnen hun context.
#### 3.4.1 Homologatie
Homologatie betreft de officiële goedkeuring na controle, om vast te stellen of iets aan de regels voldoet [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Auto's ontvangen pas een homologatie als ze aan alle veiligheidsnormen voldoen [2](#page=2).
#### 3.4.2 Fluïditeit
Fluïditeit duidt op veranderlijkheid of soepelheid. In de context van taal betekent dit dat de betekenis van woorden kan veranderen door de tijd heen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Door de fluïditeit van taal kan één woord vandaag iets heel anders betekenen dan vroeger [2](#page=2).
#### 3.4.3 Verfoeien
Verfoeien betekent een afschuw hebben van iemand, iets of wat [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Mensen kunnen bepaalde gedragingen of personen verfoeien [2](#page=2).
#### 3.4.4 Rancune
Rancune staat voor wrok [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** De rancune van een persoon naar een ander kan zo groot zijn dat vergeving onmogelijk wordt [2](#page=2).
#### 3.4.5 Jeugddelict
Een jeugddelict is een als misdrijf omschreven feit gepleegd door een minderjarige [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Twee tieners moesten voor de jeugdrechtbank verschijnen na het plegen van een jeugddelict [2](#page=2).
#### 3.4.6 Klimaatklever
Een klimaatklever is een milieuactivist die door zich vast te lijmen aan een object of straat, aandacht vraagt voor het klimaatprobleem [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Klimaatklevers konden het verkeer stilleggen door zich vast te lijmen aan de snelweg [2](#page=2).
#### 3.4.7 Mandaat
Een mandaat betreft een toegewezen functie of opdracht [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Na de verkiezingen kan een politicus een nieuw mandaat voor een bepaalde periode ontvangen [4](#page=4).
#### 3.4.8 Minachting
Minachting houdt in dat men op iemand neerkijkt en die persoon als minderwaardig beschouwt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Er kan minachting bestaan voor mensen die niet dezelfde waarden en normen hebben [4](#page=4).
#### 3.4.9 Blikvanger
Een blikvanger is iets dat de aandacht trekt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een felgekleurd kledingstuk kan een blikvanger zijn op een feestje [4](#page=4).
#### 3.4.10 Solidariteit
Solidariteit is het gevoel van verbinding met andere mensen, waarbij men elkaar helpt en steunt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een klas kan solidariteit tonen door geld in te zamelen voor een medeleerling [4](#page=4).
#### 3.4.11 Sensibiliseringsacties
Sensibiliseringsacties zijn acties die gericht zijn op het bewust maken van mensen van een bepaald onderwerp [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Scholen organiseren sensibiliseringsacties tegen pesten [4](#page=4).
#### 3.4.12 Eliminatie
Eliminatie kan betekenen: wegwerken, verwijderen, uitschakelen of doden [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een voetbalploeg kan geëlimineerd worden uit een competitie als ze niet goed genoeg presteren [4](#page=4).
#### 3.4.13 Cinefiel
Een cinefiel is een persoon die heel veel van films houdt [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Voor cinefielen is een avond zonder film bijna ondenkbaar [4](#page=4).
#### 3.4.14 Paradox
Een paradox is een uitspraak, meestal een hele zin, waarvan de onderdelen op het eerste gezicht met elkaar in tegenspraak zijn [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** De uitspraak "Schrijven is schrappen" is een paradox, omdat er iets wordt opgeschreven maar tegelijkertijd wordt weggeschrapt [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Surrogaat | Een vervangend middel dat niet de volledige waarde of kwaliteit van het oorspronkelijke object bezit, maar als tijdelijke of goedkopere optie dient. |
| Geenszins | Dit geeft aan dat iets absoluut niet het geval is; het betekent in geen enkel opzicht of helemaal niet. |
| Dogma’s | Vaste, onwrikbare leerstellingen of overtuigingen die zonder discussie worden aanvaard, vaak binnen religieuze of ideologische contexten. |
| Valabel | Dit betekent geldig, aannemelijk of van waarde zijn; het wordt gebruikt om iets te beschrijven dat geloofwaardig, acceptabel of geschikt is. |
| Gruzelementen | Kleine, gebroken stukjes van iets dat is verbrijzeld, zoals brokken, scherven of splinters. |
| Aerodynamica | De wetenschap die de beweging van lucht en andere gassen bestudeert en hoe deze beweging invloed heeft op objecten, zoals vliegtuigen en auto's. |
| Autonomie | Het vermogen tot zelfbestuur of zelfstandigheid, waarbij men eigen beslissingen kan nemen zonder externe dwang. |
| Excessen | Handelingen of toestanden die de normale grenzen overschrijden en daardoor als onwenselijk worden beschouwd. |
| Twistpunt | Een onderwerp waarover men het niet eens is, wat leidt tot discussie of conflict. |
| Kredietwaardigheid | De mate waarin iemand of een entiteit in staat is om financiële verplichtingen na te komen; de betrouwbaarheid om leningen terug te betalen. |
| Liquidatie | In de context van de georganiseerde misdaad verwijst dit naar een afrekening of moord als gevolg van conflicten binnen het criminele milieu. |
| Homologatie | Het proces van officiële goedkeuring na controle, waarbij wordt vastgesteld of iets voldoet aan de gestelde regels of normen. |
| Fluïditeit | De eigenschap van veranderlijkheid, soepelheid of vloeibaarheid; het vermogen om makkelijk van vorm of betekenis te veranderen. |
| Verfoeien | Een sterke afkeer hebben van iemand, iets of een bepaalde situatie; iets verafschuwen. |
| Rancune | Een diepgeworteld gevoel van wrok of vijandigheid jegens iemand, voortkomend uit een vermeende onrechtvaardigheid. |
| Jeugddelict | Een feit dat als misdrijf wordt omschreven, gepleegd door een minderjarige persoon. |
| Klimaatklever | Een milieuactivist die door zich vast te lijmen aan objecten of de openbare weg aandacht vraagt voor het klimaatprobleem. |
| Controverse | Een hevige discussie of strijd van meningen over een bepaald onderwerp, vaak met tegenstrijdige standpunten. |
| Disruptie | Een ingrijpende verandering of ontwrichting, met name veroorzaakt door technologische innovaties, die bestaande structuren of bedrijfsmodellen fundamenteel verandert. |
| Scala | Een reeks, een variëteit of een breed spectrum van mogelijkheden, objecten of elementen. |
| Eregoud | Goud dat als beloning, eerbetoon of cadeau wordt geschonken ter erkenning van een prestatie of verdienste. |
| Atrium | Een centrale voorhal, voorzaal of binnenplaats in een gebouw, vaak gebruikt als ontmoetingsplek. |
| Arglistigheid | De toestand van onschuldig en nietsvermoedend zijn, zonder besef van enig kwaad of gevaar; naïviteit. |
| Gijzelaars | Personen die tegen hun wil worden gevangen gehouden door een gijzelnemer met als doel om een derde partij te dwingen tot bepaalde acties. |
| Mandaat | Een toegewezen functie, bevoegdheid of opdracht die iemand ontvangt om een bepaalde taak uit te voeren of een rol te vervullen. |
| Minachting | Het gevoel van iemand op iemand neerkijken en hem als minderwaardig beschouwen. |
| Vijfmansdefensie | Een voetbalterm die verwijst naar een verdedigingssysteem waarbij een team met vijf verdedigers speelt. |
| Blikvanger | Iets dat onmiddellijk de aandacht trekt en opvalt in een bepaalde omgeving. |
| Solidariteit | Het gevoel van verbondenheid en wederzijdse steun tussen mensen, waarbij men elkaar helpt en ondersteunt. |
| Sensibiliseringsacties | Activiteiten die gericht zijn op het bewust maken van mensen over een bepaald probleem, onderwerp of kwestie. |
| Eliminatie | Het proces van wegwerken, verwijderen, uitschakelen of doden van iets of iemand. |
| Cinefiel | Een persoon die een grote passie heeft voor films en een diepe interesse toont in de filmkunst. |
| Paradox | Een uitspraak die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijkt, maar bij nader inzien een diepere waarheid kan bevatten. |
| Tendens | Een patroon, trend of neiging die zich voordoet binnen een bepaalde situatie of groep. |
| Weemoedigheid | Een zachte droefheid of melancholie; een gevoel van stille, vaak onverklaarbare ontroering of verdriet om iets dat voorbij is of onbereikbaar blijft. |
| Betoogd | Het uitspreken van een betoog, een argumentatie of een demonstratie om een standpunt te verdedigen of te uiten. |
Cover
U10.pdf
Summary
# Het gebruik van het Japanse werkwoord ~ている
Het gebruik van het Japanse werkwoord ~ている omvat de progressieve, gewoonte- of resultatieve aspecten van een werkwoord [5](#page=5).
## 1. Het gebruik van het Japanse werkwoord ~ている
### 1.1 Overzicht van werkwoorden en hun classificatie
Werkwoorden kunnen worden gecategoriseerd als 'statief' (gericht op een toestand) of 'actief/dynamisch' (gericht op een handeling) [3](#page=3).
#### 1.1.1 Statieve werkwoorden
Deze werkwoorden drukken een toestand uit [3](#page=3).
* **Voorbeelden:** いる (zijn, bestaan voor levende wezens), ある (zijn, bestaan voor levenloze objecten) [3](#page=3).
#### 1.1.2 Actieve/dynamische werkwoorden
Deze werkwoorden drukken een handeling uit en kunnen verder worden onderverdeeld in:
* **Duratieve werkwoorden:** Handelingen die een bepaalde tijdsduur hebben [3](#page=3).
* **Voorbeelden:** 食べる (eten), 使う (gebruiken), 働く (werken) [3](#page=3).
* **Werkwoorden van verandering (kortstondig):** Handelingen die een plotselinge of kortstondige verandering teweegbrengen [3](#page=3).
* **Voorbeelden:** 起きる (opstaan), 死ぬ (sterven), 結婚する (trouwen) [3](#page=3).
#### 1.1.3 Classificatie van specifieke werkwoorden
Het is belangrijk om te bepalen of een werkwoord duratief of kortstondig is [4](#page=4).
* **Voorbeelden van duratieve werkwoorden:** 教える (leren, onderwijzen), 着く (aankomen), 読む (lezen), 話す (spreken), 遊ぶ (spelen), 料理を作る (koken) [4](#page=4).
* **Voorbeelden van kortstondige werkwoorden:** 始まる (beginnen), 忘れる (vergeten), 結婚する (trouwen) [4](#page=4).
### 1.2 De functies van de ~ている-vorm
De ~ている-vorm kan verschillende betekenissen overbrengen, afhankelijk van het type werkwoord waarmee het wordt gecombineerd [5](#page=5).
#### 1.2.1 Progressieve handeling
Dit duidt op een handeling die momenteel bezig is. Dit wordt gebruikt met duratieve werkwoorden [5](#page=5).
* **Voorbeelden:**
* うたっています (zingt) [6](#page=6).
* おどっています (danst) [6](#page=6).
* ダンスしています (danst) [6](#page=6).
* ギターをひいています (speelt gitaar) [6](#page=6).
* ねています (slaapt) [6](#page=6).
* ビールを飲んでいます (drinkt bier) [6](#page=6).
* おにぎりを食べています (eet onigiri) [6](#page=6).
* わらっています (lacht) [6](#page=6).
* 話しています (spreekt) [6](#page=6).
> **Tip:** De context bepaalt of de handeling nu bezig is. Vergelijk:
> * 新聞を**読みます** (lees de krant - algemene actie) [7](#page=7).
> * 新聞を**読んでいます** (ben de krant aan het lezen - progressieve handeling) [7](#page=7).
#### 1.2.2 Gewoonte, herhaalde actie of routine
Dit duidt op een gewoonte, een herhaalde actie of een routine. Dit wordt gebruikt met duratieve werkwoorden [5](#page=5).
* **Voorbeelden:**
* 毎朝 ジョギングしています (doe elke ochtend jogging) [8](#page=8).
* 日本の会社で はたらいています (werk bij een Japans bedrijf) [8](#page=8).
* 銀行に つとめていました (werkte bij een bank - verleden tijd van routine) [8](#page=8).
* 大学で 教えています (geef les aan de universiteit) [8](#page=8).
* 大学で 日本語を 勉強しています (studeer Japans aan de universiteit) [8](#page=8).
#### 1.2.3 Resultatieve toestand
Dit beschrijft een toestand die het gevolg is van een vroegere verandering van een werkwoord. Dit wordt gebruikt met werkwoorden van verandering [5](#page=5).
##### 1.2.3.1 Werkwoorden voor het aantrekken van kledij en toebehoren
Bij werkwoorden die te maken hebben met het aantrekken van kledij of accessoires, onderscheidt de ~ている-vorm een eenmalige actie van de daaruit voortvloeiende toestand [17](#page=17).
* **Woordenboekvorm / ~ます-vorm:** duidt op de kortstondige, eenmalige handeling van het zich aankleden ('aantrekken', 'aandoen') [17](#page=17).
* **~ている・~ています-vorm:** duidt op de toestand als gevolg van deze handeling ('dragen', 'aan hebben') [17](#page=17).
* **Opmerking:** In het Japans zijn er specifieke werkwoorden afhankelijk van het kledingstuk of accessoire [17](#page=17).
> **Voorbeeld: Een trui (セーター)**
> * セーターを**着ます** (trekt een trui aan - eenmalige actie) [19](#page=19).
> * セーターを**着ています** (heeft een trui aan - de toestand) [19](#page=19).
> * 着る (きる) is het werkwoord voor het aantrekken van bovenkleding [20](#page=20).
> **Voorbeeld: Schoenen (くつ)**
> * くつを **はきます** (trekt schoenen aan - eenmalige actie) [22](#page=22).
> * くつを **はいています** (heeft schoenen aan - de toestand) [22](#page=22).
> * はく is het werkwoord voor het aantrekken van schoenen of onderkleding [23](#page=23).
> **Voorbeeld: Een hoed (ぼうし)**
> * ぼうしを **かぶります** (zet een hoed op - eenmalige actie) [25](#page=25).
> * ぼうしを **かぶっています** (heeft een hoed op - de toestand) [25](#page=25).
> * かぶる is het werkwoord voor het dragen van hoofddeksels of dingen die bovenop het hoofd gaan [28](#page=28).
> **Voorbeeld: Een bril (めがね)**
> * めがねを **かけます** (zet een bril op - eenmalige actie) [27](#page=27).
> * めがねを **かけています** (heeft een bril op - de toestand) [27](#page=27).
> * かける is het werkwoord voor het dragen van brillen, horloges, etc. [28](#page=28).
> **Voorbeeld: Een horloge (とけい)**
> * とけいを **しています** (draagt een horloge - de toestand). Het werkwoord 'する' kan hier ook gebruikt worden [30](#page=30) [31](#page=31).
##### 1.2.3.2 Werkwoorden van verandering (algemeen)
Bij werkwoorden die een verandering aangeven, drukt de ~ている-vorm de resulterende toestand uit [32](#page=32).
* **Woordenboekvorm / ~ます-vorm:** duidt op de verandering [32](#page=32).
* **Voorbeelden:** すわる (gaan zitten), やせる (afvallen), あく (open gaan) [32](#page=32).
* **~ている・~ています-vorm:** duidt op de toestand als gevolg van deze verandering [32](#page=32).
* **Voorbeelden:** すわっている (zit), やせている (is mager), あいている (is open) [32](#page=32).
> **Voorbeeld: Staan vs Zitten**
> * たちます (gaat staan - verandering) ⇒ たっています (staat - toestand) [33](#page=33).
> * すわります (gaat zitten - verandering) ⇒ すわっています (zit - toestand) [34](#page=34).
> * Contrast: たっています (staat) → すわります (gaat zitten) → すわっています (zit) [34](#page=34).
> * Contrast: すわっています (zit) → たちます (gaat staan) → たっています (staat) [34](#page=34).
> **Voorbeeld: Aankomen vs Vertrekken**
> * パリに **行きます** (gaat naar Parijs - verandering) [38](#page=38).
> * パリに **行っています** (is naar Parijs gegaan en is daar nu - de toestand dat men in Parijs is) [38](#page=38).
> * パリに **行きました** (ging naar Parijs - voltooid verleden tijd van de actie) [38](#page=38).
> **Voorbeeld: Deur die open/dicht gaat**
> * ドアが**閉まります** (de deur sluit - verandering) [39](#page=39).
> * ドアが**閉まっています** (de deur is gesloten - toestand) [40](#page=40).
> * ドアが**開きます** (de deur gaat open - verandering) [39](#page=39) [40](#page=40).
> * ドアが**開いています** (de deur is open - toestand) [40](#page=40).
> **Voorbeeld: Dikker/Mager worden**
> * ふとります (wordt dikker - verandering) ⇒ ふとって います (is dikker geworden - toestand) [35](#page=35).
> * やせます (wordt mager - verandering) ⇒ やせて います (is mager geworden - toestand) [36](#page=36).
### 1.3 Werkwoorden die vaak in de ~ている-vorm voorkomen voor statische betekenissen
Bepaalde werkwoorden worden vaak gebruikt in de ~ている-vorm om een permanente of langdurige toestand aan te duiden [41](#page=41).
* **住んでいます (すんでいます)**: 'woont' [41](#page=41) [46](#page=46).
* どこに すんでいますか (Waar woon je?) [41](#page=41).
* **持っています (もっています)**: 'heeft', 'bezit'. Dit drukt een toestand van bezit uit [41](#page=41).
* お金を もっていますか (Heb je geld?) [41](#page=41).
* **Belangrijk:** Het werkwoord ある (zijn, bestaan) wordt **nooit** in de ~ている-vorm gebruikt [41](#page=41).
* **似ています (にています)**: 'lijkt op' [41](#page=41).
* お父さんに にていますね (Je lijkt op je vader) [41](#page=41).
* **覚えています (おぼえています)**: 'herinnert zich' [41](#page=41).
* 名前を おぼえていますか (Herinner je je de naam?) [41](#page=41).
* ぜんぜん おぼえていません (Ik herinner me het helemaal niet) [41](#page=41).
> **Opmerking:** Het bijwoord ぜんぜん (helemaal niet) wordt typisch gebruikt met een negatief predicaat [41](#page=41).
* **知っています (しっています)**: 'kent'. Dit is een 'sterk' werkwoord (sterke betekenis) [42](#page=42).
* この人を しっていますか (Ken je deze persoon?) [42](#page=42).
* Vergelijking: ~をしる (kennen) vs ~がわかる (begrijpen) [42](#page=42).
#### 1.3.1 Kennis vs Begrip (知る vs わかる)
Het is cruciaal om het verschil te begrijpen tussen 知る (kennen, weten) en わかる (begrijpen, weten hoe).
* **知る (shiru):** Wordt gebruikt voor kennis over personen, plaatsen, feiten, etc.. Het wordt vaak in de ~ている-vorm gebruikt (知っている) om de toestand van weten aan te duiden [42](#page=42) [43](#page=43).
* 本田さんを **知っていますか** (Ken je meneer Honda?) [43](#page=43).
* 田中さんが結婚しましたよ。**知っていますか** (Meneer Tanaka is getrouwd. Weet je dat?) [43](#page=43).
* **わかる (wakaru):** Wordt gebruikt voor het begrijpen van concepten, talen, problemen, etc.. Het wordt zelden in de ~ている-vorm gebruikt [43](#page=43).
* 日本語が **わかりますか** (Begrijp je Japans?) [43](#page=43).
* 今日の文法は少し難しいですね。**わかります・わかりましたか** (De grammatica van vandaag is een beetje moeilijk. Begrijp je het?/Begreep je het?) [43](#page=43).
### 1.4 Combinatie van werkwoorden
Wanneer twee werkwoorden elkaar opvolgen, kan het eerste werkwoord in de te-vorm staan om de continuïteit of een gelijktijdige actie aan te geven [44](#page=44).
* De eerste handeling wordt voltooid en leidt tot een toestand waarin de tweede handeling plaatsvindt [44](#page=44).
* ソファーに**座って**テレビを**見ています** (Ik zit op de bank en kijk tv). Hier geeft 座って aan dat de toestand van zitten bestaat, terwijl er gekeken wordt [44](#page=44).
* **座って**プレゼンテーションを**待っています** (Ik zit en wacht op de presentatie) [44](#page=44).
### 1.5 Voorbeeldvertaling
> **Originele tekst:** Ken je An? Vorige week is ze getrouwd. Ze droeg een mooie lange jurk. Haar man droeg een zwarte broek en een wit hemd, en had een hoed op. Ze wonen nu in Canada. [45](#page=45).
>
> **Japanse vertaling:**
> アンさんを **知っていますか**。 [46](#page=46).
> せんしゅう**結婚しました**。きれいで長いドレスを **着ていました**。 [46](#page=46).
> ご主人【しゅじん】は黒いズボンを **はいて(いて)**、白いシャツを **着て(いて)**、帽子【ぼうし】を **かぶっていました**。 [46](#page=46).
> 今カナダに **住んでいます**。 [46](#page=46).
---
# Werkwoorden van ‘geven’ en ‘krijgen’
Dit deel van de cursus behandelt de Japanse werkwoorden あげる (ageru), くれる (kureru) en もらう (morau), die gebruikt worden om de handeling van geven en ontvangen uit te drukken, afhankelijk van de richting van de actie en de betrokken personen ten opzichte van de spreker [47](#page=47) [48](#page=48).
### 2.1 De werkwoorden voor ‘geven’
In het Japans worden twee werkwoorden gebruikt om ‘geven’ uit te drukken: あげる (ageru) en くれる (kureru). De keuze tussen deze twee werkwoorden hangt af van de richting van de gift ten opzichte van de ‘inner circle’ (うち - uchi) en de ‘outer circle’ (そと - soto) van de spreker, waarbij de spreker tot de ‘inner circle’ behoort [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 2.1.1 あげる (ageru)
Het werkwoord あげる (ageru) wordt gebruikt wanneer de gift plaatsvindt **vanuit de ‘inner circle’ (うち) naar de ‘outer circle’ (そと)**, of **binnen de ‘inner circle’ zelf** waarbij de spreker niet de ontvanger is [51](#page=51) [52](#page=52).
De grammaticale structuur is als volgt:
$ \text{Iemand (X, onderwerp, binnen うち)} \quad \text{(Y, begunstigde, meewerkend voorwerp)} \quad \text{iets (lijdend voorwerp)} \quad \text{あげる} $ [53](#page=53).
* Het grammaticale onderwerp (X) is de gever, die tot de ‘inner circle’ behoort of de actie initieert buiten de spreker om [53](#page=53).
* De begunstigde (Y) is het meewerkend voorwerp en mag **nooit** de spreker zelf zijn [53](#page=53).
**Voorbeelden van het gebruik van あげる:** [54](#page=54).
* 1 → 2: (私は)(あなたに)本をあげます。 (Ik geef jou een boek.)
* 1 → 3: (私は)Tに 切手を あげました。 (Ik gaf T een postzegel.)
* 3(=1) → 3: 母が・は Tに 花を あげました。 (Moeder gaf T bloemen.) - Hier is de moeder de gever (onderwerp) en T de ontvanger. De spreker is niet direct betrokken als gever of ontvanger.
* 2 → 3: (あなたは)Yに 何を あげましたか。 (Wat gaf jij Y?)
* 3 → 3: Tが・は Yに CDを あげました。 (T gaf Y een CD.) - Hier zijn T en Y beide buiten de directe kring van de spreker.
#### 2.1.2 くれる (kureru)
Het werkwoord くれる (kureru) wordt gebruikt wanneer de gift plaatsvindt **vanuit de ‘outer circle’ (そと) naar de ‘inner circle’ (うち)**, inclusief de spreker [55](#page=55) [56](#page=56).
De grammaticale structuur is als volgt:
$ \text{Iemand (X, onderwerp, buiten うち)} \quad \text{(Y, begunstigde, meewerkend voorwerp, binnen うち)} \quad \text{iets (lijdend voorwerp)} \quad \text{くれる} $ [56](#page=56).
* Het grammaticale onderwerp (X) is de gever, die tot de ‘outer circle’ behoort [56](#page=56).
* De begunstigde (Y) is het meewerkend voorwerp en is iemand uit de ‘inner circle’, **inclusief de spreker zelf** [56](#page=56).
**Voorbeelden van het gebruik van くれる:** [57](#page=57).
* 2 → 1: (あなたは)(私に)何も くれませんでした (Jij gaf mij niets.)
* 3 → 1: Tが・は(私に)チョコレートを くれました。 (T gaf mij chocolade.)
* 3 → 3(=1): となりの人が・は おとうとに ボールを くれました。 (De buurman gaf mijn broertje een bal.) - Hier geeft de buurman (uit de 'outer circle') aan de broertje van de spreker (impliciet deel van 'inner circle').
* 3 → 2: Wが・は (あなたに)何を くれましたか。 (Wat gaf W jou?)
#### 2.1.3 Oefening: あげる of くれる?
De keuze hangt af van wie de gever is en wie de ontvanger, relatief ten opzichte van de spreker [58](#page=58).
* "3(=1) → 3" betekent een actie van een persoon buiten de spreker naar een andere persoon buiten de spreker (gebruik あげる).
* "3 → 3(=1)" betekent een actie van een persoon buiten de spreker naar iemand binnen de spreker's kring (gebruik くれる).
* "1 → 3" betekent een actie van de spreker naar iemand buiten de spreker's kring (gebruik あげる).
* "3 → 1" betekent een actie van iemand buiten de spreker's kring naar de spreker (gebruik くれる).
**Resultaten van de oefening:** [58](#page=58).
1. (私の)弟 → Tさん: あげる (1 -> 3)
2. Y → (私の)母: あげる (3 -> 3)
3. 私 → 友だち: あげる (1 -> 3)
4. T → (Tさんの)お父さん: あげる (3 -> 3)
5. T → (私の)妹: くれる (3 -> 3=1)
6. (私の)父 → 私: くれる (3 -> 1)
7. Yのお父さん → (私の)父: あげる (3 -> 3=1) - Dit is complexer; indien 'mijn vader' binnen de inner circle valt en Y's vader daarbuiten, dan geeft Y's vader aan mijn vader, wat een 'outer -> inner' beweging impliceert vanuit het perspectief van de spreker. Echter, de documentatie duidt hier op あげる, waarschijnlijk omdat Y's vader als buitenstaander wordt beschouwd die iets geeft aan de 'inner circle' vader. De meest directe interpretatie uit de oefening is echter 3 -> 3.
8. (私の)姉 → おばあちゃん: あげる (3=1 -> 3) - Als de zus deel uitmaakt van de inner circle.
9. おじいさん → 私: くれる (3 -> 1)
### 2.2 Het werkwoord voor ‘krijgen’
Het werkwoord もらう (morau) wordt gebruikt om de actie van ontvangen uit te drukken [61](#page=61).
#### 2.2.1 もらう (morau)
Het werkwoord もらう (morau) wordt gebruikt wanneer de spreker of iemand uit de ‘inner circle’ iets ontvangt, vanuit de ‘outer circle’.
De grammaticale structuur is als volgt:
$ \text{Iemand (X, onderwerp, de ontvanger)} \quad \text{(Y, gever, meewerkend voorwerp)} \quad \text{iets (lijdend voorwerp)} \quad \text{もらう} $ [61](#page=61).
* Het grammaticale onderwerp (X) is de ontvanger, die tot de ‘inner circle’ behoort [61](#page=61).
* De gever (Y) is het meewerkend voorwerp en is degene van wie je iets krijgt; deze persoon is **nooit** de spreker zelf die iets ontvangt [61](#page=61).
**Voorbeelden van het gebruik van もらう:** [62](#page=62).
* 1 ← 2: (私は)(あなたに)お金を もらいました。 (Ik kreeg geld van jou.)
* 1 ← 3: (私たちは)となりの人に キャンディを もらいました。(Wij kregen snoep van de buurman.)
* 2 ← 3: (あなたは)Kに テレビを もらいましたか。 (Kreeg jij een televisie van K?)
* 3 ← 3: Jは Tに とけいを もらいました。(J kreeg een horloge van T.)
#### 2.2.2 Oefening: あげる・くれる・もらう
Deze oefening vereist de correcte toepassing van alle drie de werkwoorden, afhankelijk van de richting van de actie en de betrokken partijen [63](#page=63).
**Resultaten van de oefening:** [64](#page=64).
1. 私 → 友だち: 友だちに かばんを あげました。 (Ik gaf een tas aan een vriend.)
2. 私 ← アリス: アリスさんが 手紙を くれました。 (Alice gaf mij een brief.)
3. アリス → 友だち: アリスさんが お友だちに 花を あげました。 (Alice gaf bloemen aan een vriend.)
4. ジョン → 私: ジョンさんに コーヒーを もらいました。 (Ik kreeg koffie van John.)
5. 友だち → (私の)弟: 友だちが 弟に ペンを くれました。 (Een vriend gaf mijn broertje een pen.)
6. カーリン ← アリス: カーリンさんが アリスさんに 本を もらいました。 (Carlin kreeg een boek van Alice.)
7. 私 ← (私の)弟: 弟が えんぴつを くれました。 (Mijn broertje gaf mij een potlood.)
---
# De grammatica-structuur ~たり ~たり する
Dit onderwerp behandelt de Japanse constructie ~たり ~たり する, die gebruikt wordt om representatieve handelingen of toestanden op te sommen, evenals herhalingen of afwisselingen [65](#page=65).
### 3.1 Vorming van ~たり
De vorm ~たり wordt gevormd door de niet-beleefde voltooide vorm van een woord te nemen en daar ~り aan toe te voegen. Dit geldt voor werkwoorden, i-adjectieven, na-adjectieven en zelfstandige naamwoorden [66](#page=66).
#### 3.1.1 Werkwoorden
* **Positieve vorm:** Werkwoord (voltooide tijd, niet-beleefd) + り
* Voorbeeld: 飲む (nomu - drinken) wordt 飲んだり (nondari) [66](#page=66).
* **Negatieve vorm:** Werkwoord (verleden tijd, niet-beleefd negatief) + り
* Voorbeeld: 飲まなかった (noma nakatta - niet gedronken) wordt 飲まなかったり (noma nakattari) [66](#page=66).
#### 3.1.2 i-adjectieven
* **Positieve vorm:** i-adjectief (verleden tijd) + り
* Voorbeeld: 大きい (ōkii - groot) wordt 大きかったり (ōkikattari) [66](#page=66).
* **Negatieve vorm:** i-adjectief (verleden tijd negatief) + り
* Voorbeeld: 大きくなかった (ōkiku nakatta - niet groot) wordt 大きくなかったり (ōkiku nakattari) [66](#page=66).
#### 3.1.3 na-adjectieven
* **Positieve vorm:** na-adjectief + だったり
* Voorbeeld: 便利 (benri - handig) wordt 便利だったり (benri dattari) [66](#page=66).
* **Negatieve vorm:** na-adjectief + じゃなかったり
* Voorbeeld: 便利じゃなかった (benri ja nakatta - niet handig) wordt 便利じゃなかったり (benri ja nakattari) [66](#page=66).
#### 3.1.4 Zelfstandige naamwoorden
* **Positieve vorm:** Zelfstandig naamwoord + だったり
* Voorbeeld: 本 (hon - boek) wordt 本だったり (hon dattari) [66](#page=66).
* **Negatieve vorm:** Zelfstandig naamwoord + じゃなかったり
* Voorbeeld: 本じゃなかった (hon ja nakatta - geen boek) wordt 本じゃなかったり (hon ja nakattari) [66](#page=66).
### 3.2 Gebruik van ~たり ~たり する
De constructie ~たり ~たり する wordt gebruikt voor twee hoofddoelen: het opsommen van representatieve handelingen of toestanden, en het beschrijven van herhalingen of afwisselingen [67](#page=67).
#### 3.2.1 Representatieve handelingen en toestanden
Wanneer deze constructie wordt gebruikt om handelingen of toestanden op te sommen, worden de genoemde voorbeelden als representatief beschouwd voor een grotere reeks of reeks activiteiten. Het impliceert dat er meer gedaan wordt dan alleen de genoemde acties, maar dat deze specifieke acties de kern of de meest voorkomende activiteiten vertegenwoordigen.
* **Voorbeeld 1:** 毎日、私は図書館で本を読んだり、漢字を書いたりしています。
* (Mainichi, watashi wa toshokan de hon o yondari, kanji o kaitari shite imasu.)
* Vertaling: Elke dag lees ik boeken in de bibliotheek en schrijf ik Chinese karakters [67](#page=67).
* **Voorbeeld 2:**
* A: 土曜日に何をしましたか。 (Doyōbi ni nani o shimashita ka.) - Wat heb je zaterdag gedaan?
* B: ~たり、~たり しました。 (...tari,...tari shimashita.) - Ik heb dit en dat gedaan [67](#page=67).
#### 3.2.2 Herhaling / afwisseling
Deze constructie kan ook gebruikt worden om aan te geven dat iets herhaaldelijk gebeurt of dat er sprake is van afwisseling. Dit kan betrekking hebben op bewegingen, staten of eigenschappen.
* **Voorbeeld 4:** 子どもはたったり すわったり しています。
* (Kodomo wa tattari suwattari shite imasu.)
* Vertaling: Het kind staat en zit. (Impliceert dat het kind heen en weer gaat tussen staan en zitten.) [67](#page=67).
* **Voorbeeld 5:** トマトは高かったり 安かったり します。
* (Tomato wa takakattari yasukattari shimasu.)
* Vertaling: Tomaten zijn duur en goedkoop. (Impliceert dat de prijs van tomaten varieert.) [67](#page=67).
* **Voorbeeld 6:** 日本語の教師は 日本人だったり ベルギー人だったり します。
* (Nihongo no kyōshi wa Nihonjin dattari Berugījindattari shimasu.)
* Vertaling: De Japanse leraren zijn Japanners en Belgen. (Impliceert dat er zowel Japanse als Belgische leraren zijn, of dat de achtergrond van de leraren varieert.) [67](#page=67).
* **Voorbeeld 7:** 寒かったり 寒くなかったり します。
* (Samukattari samuku nakattari shimasu.)
* Vertaling: Het is koud en niet koud. (Impliceert dat het weer wisselvallig is qua temperatuur.) [67](#page=67).
> **Tip:** Bij het gebruik van ~たり ~たり する is het belangrijk om de context te letten op of het gaat om een opsomming van representatieve activiteiten of om een beschrijving van herhaling of afwisseling. De structuur van de opgesomde elementen (werkwoorden, adjectieven, etc.) blijft echter consistent volgens de vormingsregels [66](#page=66) [67](#page=67).
---
# Nevenschikkende partikels en het gebruik van ~でしょう
Dit hoofdstuk behandelt de Japanse nevenschikkende partikels en de grammaticale constructie ~でしょう, die gebruikt wordt om onzekerheid of waarschijnlijkheid uit te drukken.
### 4.1 Nevenschikkende partikels
Nevenschikkende partikels worden gebruikt om elementen in een zin gelijkwaardig aan elkaar te verbinden. De meest voorkomende partikels in deze categorie zijn:
* **と (to)**: Gebruikt om twee of meer zelfstandige naamwoorden op een exclusieve manier te verbinden, wat betekent "A en B" [69](#page=69).
* Voorbeeld: AとB (A en B) [69](#page=69).
* **か (ka)**: Gebruikt om een keuze tussen twee of meer opties aan te geven, wat betekent "A of B" [69](#page=69).
* Voorbeeld: AかB (A of B) [69](#page=69).
* **や (ya)**: Gebruikt om een opsomming te geven die niet beperkend is. Het betekent "A en B (en dergelijke)". Dit impliceert dat er nog andere items kunnen zijn dan de genoemde A en B [69](#page=69).
* Voorbeeld: AやB(など) (A en B en dergelijke) [69](#page=69).
* **とか (toka)**: Vergelijkbaar met や, wordt dit gebruikt voor een illustratieve opsomming, vooral in spreektaal. Het betekent "A en B en zoiets/of zo/en zo" [69](#page=69).
* Voorbeeld: AとかBとか (A en B en zoiets/of zo/en zo) [69](#page=69).
### 4.2 Het gebruik van ~でしょう (deshō)
De uitgang ~でしょう wordt aan het einde van een zin geplaatst om onzekerheid, waarschijnlijkheid of een voorspelling uit te drukken. Het is een beleefde manier om een gok te doen of iets aan te nemen [72](#page=72).
#### 4.2.1 Toepassing in weersvoorspellingen
Dit deel van de tekst illustreert het gebruik van ~でしょう in het kader van weersvoorspellingen [71](#page=71).
* **Voorbeelden van weersvoorspellingen:**
* 今夜はすずしいでしょう。(Kon'ya wa suzushii deshō.)
"Vanavond zal het waarschijnlijk koel zijn." [71](#page=71).
* あしたは雨でしょう。(Ashita wa ame deshō.)
(= 雨が降るでしょう。 - Ame ga furu deshō.)
"Morgen zal het waarschijnlijk regenen." [71](#page=71).
* あさっては雨が降らないでしょう。(Asatte wa ame ga furanai deshō.)
"Overmorgen zal het waarschijnlijk niet regenen." [71](#page=71).
#### 4.2.2 Vergelijking met andere uitdrukkingen
Het is nuttig om ~でしょう te vergelijken met andere grammaticale constructies om het specifieke gebruik ervan beter te begrijpen [72](#page=72).
* **行きましょうか。(ikimashō ka.)**
Dit betekent "Zullen we gaan?" en wordt gebruikt als een uitnodiging of aansporing. De partikel か hier heeft een vragende/uitnodigende functie, niet die van onzekerheid [72](#page=72).
* **行ってもいいでしょうか。(itte mo ii deshō ka.)**
Dit betekent "Zouden we mogen gaan?" en wordt gebruikt als een bescheiden vraag om toestemming. De uitgang でしょうか voegt een extra laag van beleefdheid en bescheidenheid toe aan de vraag [72](#page=72).
* **行くでしょう。(iku deshō.)**
Dit betekent "Zij zullen / hij/zij zal waarschijnlijk gaan" en drukt onzekerheid uit. Het is vergelijkbaar met 多分行くでしょう (tabun iku deshō - waarschijnlijk gaan) [72](#page=72).
> **Tip:** Hoewel ~でしょう onzekerheid uitdrukt, is het belangrijk om het onderscheid te maken met de beleefde vraagvormen die ook か kunnen bevatten. De context en de algehele zinsstructuur bepalen de precieze betekenis.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| ~ている | Een Japanse grammaticale constructie die gebruikt wordt om een voortdurende actie, een gewoonte, een herhaalde actie, of een resultatieve toestand aan te geven. |
| Statieve werkwoorden | Werkwoorden die een toestand beschrijven in plaats van een actie, zoals de Japanse werkwoorden いる (zijn) en ある (zijn). |
| Actieve/Dynamische werkwoorden | Werkwoorden die een actie of verandering weergeven, onderverdeeld in duratieve (voortdurende) en kortstondige (veranderende) acties. |
| Duratieve werkwoorden | Werkwoorden die een actie beschrijven die gedurende een bepaalde periode voortduurt, zoals 食べる (eten), 使う (gebruiken), en 働く (werken). |
| Werkwoorden van verandering (kortstondig) | Werkwoorden die een plotselinge of kortstondige verandering weergeven, zoals 起きる (opstaan),死ぬ (sterven), en 結婚する (trouwen). |
| Progressieve handeling | De aanduiding van een actie die momenteel bezig is, gevormd met de ~ている-vorm en duratieve werkwoorden. |
| Gewoonte, herhaalde actie, routine | Het beschrijven van terugkerende gebeurtenissen of acties die deel uitmaken van iemands dagelijkse leven, weergegeven door de ~ている-vorm met duratieve werkwoorden. |
| Resultatieve toestand | Een toestand die het gevolg is van een voltooide actie van een werkwoord van verandering, weergegeven met de ~ている-vorm. |
| Kortstondige eenmalige handeling | Een actie die één keer en voor korte duur plaatsvindt, zoals het aantrekken van kleding in de woordenboekvorm of ~ます-vorm. |
| Dragen (kleding) | De toestand van het aanhebben van kleding, weergegeven door de ~ている・~ています-vorm na een eenmalige handeling van aantrekken. |
| Werkwoorden van geven | De Japanse werkwoorden あげる en くれる, die beide "geven" betekenen, maar verschillen in de richting van de gift ten opzichte van de spreker. |
| あげる | Een Japans werkwoord voor "geven", gebruikt wanneer de gift van binnen de groep van de spreker (うち) naar buiten (そと) gaat, of binnen een groep. |
| くれる | Een Japans werkwoord voor "geven", gebruikt wanneer de gift van buiten de groep van de spreker (そと) naar binnen (うち) gericht is. |
| Werkwoorden van krijgen | Het Japanse werkwoord もらう, dat "krijgen" betekent, gebruikt wanneer de begunstigde het grammaticale onderwerp is. |
| もらう | Een Japans werkwoord voor "krijgen", gebruikt wanneer de ontvanger het grammaticale onderwerp is en de gift van een ander komt. |
| ~たり ~たり する | Een Japanse grammaticale structuur die gebruikt wordt om een reeks van representatieve handelingen of toestanden op te sommen, of om herhalingen en afwisselingen aan te duiden. |
| Werkwoord (動詞) | Het Japanse woord voor werkwoord. De vorming van ~たり is gebaseerd op de non-polite voltooide vorm van het werkwoord. |
| ~い-adjectief (~い-形容詞) | Japanse adjectieven die eindigen op ~い. De vorming van ~たり is van toepassing op hun verleden tijdsvorm. |
| ~な-adjectief | Japanse adjectieven die gevolgd worden door な in hun naamwoordelijke functie. Hun ~たり-vorming vereist een partikel zoals だ of で. |
| Naamwoord (名詞) | Het Japanse woord voor naamwoord. De ~たり-vorming kan toegepast worden op naamwoorden, meestal met een partikel zoals だ. |
| Nevenschikkende partikels | Kleine woorden in het Japans die zelfstandige naamwoorden of zinsdelen met elkaar verbinden op een gelijkwaardige manier, zoals と (en), か (of), や (en, onder andere), en とか (en, enz.). |
| ~でしょう | Een Japanse grammaticale vorm die waarschijnlijkheid of onzekerheid uitdrukt, vergelijkbaar met "waarschijnlijk" of "zal wel". |
Cover
U1_deel 1 (1).pdf
Summary
# Naamwoordzinnen in het Japans
Deze sectie biedt een gedetailleerd overzicht van de Japanse naamwoordzin, met de focus op de constructie en vervoeging van zinnen met het partikel です en zijn negaties en voltooid verleden tijd vormen, en contrasteert deze met Nederlandse equivalenten [18](#page=18) [4](#page=4).
### 1.1 De rol van です in naamwoordzinnen
De kern van de Japanse naamwoordzin wordt gevormd door het partikel です (desu). Dit partikel volgt direct op een naamwoord (zelfstandig naamwoord, eigennaam, telwoord met maatwoord, etc.) om een bewering te doen [18](#page=18) [5](#page=5).
#### 1.1.1 Basisstructuur
De meest elementaire vorm van een naamwoordzin is:
`naamwoord + です。` [22](#page=22).
Er worden geen spaties tussen de Japanse woorden geplaatst, en de zin eindigt met het leesteken 。 [22](#page=22).
**Voorbeelden:**
* えんぴつです。 (enpitsu desu.) - Het is een potlood [6](#page=6).
* もくようびです。 (mokuyoubi desu.) - Het is donderdag [7](#page=7).
* やまだです。 (Yamada desu.) - (Ik) ben Yamada [8](#page=8).
* 100【ひゃく】えんです。 (hyaku en desu.) - Het is honderd yen [10](#page=10).
* 10【じゅう】じです。 (juu ji desu.) - Het is tien uur [11](#page=11).
* としょかんです。 (toshokan desu.) - Het is een bibliotheek [15](#page=15).
* せんせいです。 (sensei desu.) - (Hij/zij/ik) is een leraar [16](#page=16).
* べんごしです。 (bengoshi desu.) - (Hij/zij/ik) is een advocaat [17](#page=17).
* しんぶんです。 (shinbun desu.) - Het is een krant [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** In het Japans zijn er geen enkelvoud/meervoud, geslachten, of lidwoorden zoals in het Nederlands. Dit vereenvoudigt de naamwoordconstructie aanzienlijk [21](#page=21).
#### 1.1.2 Vervoeging van です
Het partikel です kent verschillende vormen voor negatie en voltooid verleden tijd.
| Vorm | Affirmatief | Negatief |
| :----------------------- | :---------------- | :-------------------------- |
| **Onvoltooid** | ~です (desu) | ~じゃありません (ja arimasen)
~ではありません (dewa arimasen) | | **Voltooid** | ~でした (deshita) | ~じゃありませんでした (ja arimasen deshita)
~ではありませんでした (dewa arimasen deshita) | **Voorbeelden van negatie en voltooid verleden tijd:** * しんぶんじゃありません。 (shinbun ja arimasen.) - Het is geen krant [25](#page=25). * としょかんじゃありません。 (toshokan ja arimasen.) - Het is geen bibliotheek [26](#page=26). * かばんじゃありません。 (kaban ja arimasen.) - Het is geen tas [29](#page=29). * かばんではありません。 (kaban dewa arimasen.) - Het is geen tas [29](#page=29). * がくせいでした。 (gakusei deshita.) - (Hij/zij/ik) was een student [30](#page=30). * 日本人じゃありませんでした。 (Nihonjin ja arimasen deshita.) - (Hij/zij/ik) was geen Japanner [31](#page=31). * 日本人ではありませんでした。 (Nihonjin dewa arimasen deshita.) - (Hij/zij/ik) was geen Japanner [31](#page=31). **Samenvatting van de variaties:** * **Onvoltooid affirmatief:** naamwoord + です。 [33](#page=33). * **Onvoltooid negatief:** naamwoord + じゃありません。 of naamwoord + ではありません。 [33](#page=33). * **Voltooid affirmatief:** naamwoord + でした。 [33](#page=33). * **Voltooid negatief:** naamwoord + じゃありませんでした。 of naamwoord + ではありませんでした。 [33](#page=33). #### 1.1.3 Uitbreiding met een topic De naamwoordzin kan worden uitgebreid met een topic, aangeduid met het partikel は (wa), dat hoewel geschreven als 'ha', wordt uitgesproken als 'wa' [34](#page=34) [35](#page=35). De structuur wordt dan: `topic + は + naamwoord + です。` [35](#page=35). **Voorbeelden:** * わださんは日本人です。 (Wada-san wa Nihonjin desu.) - Wat het betreft Wadasan, (hij/zij) is Japans [35](#page=35). * Vermassenはべんごしです。 (Vermassen wa bengoshi desu.) - Wat betreft Vermassen, (hij/zij) is advocaat [36](#page=36). * Belmansさんはせんせいです。 (Belmans-san wa sensei desu.) - Wat betreft Belmans, (hij/zij) is leraar [36](#page=36). * たけやませんせいは日本人です。 (Takeyama-sensei wa Nihonjin desu.) - Wat betreft Leraar Takeyama, (hij/zij) is Japans [35](#page=35) [36](#page=36). Net als de basisvorm, kan de naamwoordzin met een topic ook worden gevormd in de negatieve en voltooide tijden: * **Onvoltooid negatief:** topic + は + naamwoord + じゃありません。 [38](#page=38). * 日本人じゃありません。 (Nihonjin ja arimasen.) - (Hij/zij) is geen Japanner [37](#page=37). * べんごしじゃありません。 (bengoshi ja arimasen.) - (Hij/zij) is geen advocaat [37](#page=37). * **Voltooid affirmatief:** topic + は + naamwoord + でした。 [38](#page=38). * **Voltooid negatief:** topic + は + naamwoord + じゃありませんでした。 [38](#page=38). * 日本人じゃありませんでした。 (Nihonjin ja arimasen deshita.) - (Hij/zij) was geen Japanner [31](#page=31) [38](#page=38). **Overzicht van de naamwoordzin structuren:** * Naamwoord + です。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + です。 [38](#page=38). * Naamwoord + じゃありません。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + じゃありません。 (negatief) [38](#page=38). * Naamwoord + でした。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + でした。 (voltooid) [38](#page=38). * Naamwoord + じゃありませんでした。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + じゃありませんでした。 (voltooid negatief) [38](#page=38). **Verdere voorbeelden van de uitgebreide naamwoordzin:** * わださんは せんせいです。 (Wada-san wa sensei desu.) - Wat betreft Wadasan, (hij/zij) is leraar [40](#page=40). * たなかさんは がくせいではありません。 (Tanaka-san wa gakusei dewa arimasen.) - Wat betreft Tanaka, (hij/zij) is geen student [40](#page=40). * たなかさんは がくせいじゃありません。 (Tanaka-san wa gakusei ja arimasen.) - Wat betreft Tanaka, (hij/zij) is geen student [40](#page=40). * きのうは にちようびでした。 (Kinou wa nichiyoubi deshita.) - Gisteren was het zondag [40](#page=40). * せんもんは かんじではありませんでした。 (Senmon wa kanji dewa arimasen deshita.) - Gespecialiseerd was het geen Kanji [40](#page=40). * せんもんは かんじじゃありませんでした。 (Senmon wa kanji ja arimasen deshita.) - Gespecialiseerd was het geen Kanji [40](#page=40). * もりさんはがくせいでした。 (Mori-san wa gakusei deshita.) - Mr/Ms Mori was een student [39](#page=39). --- # Vraagzinnen in het Japans Dit deel van de studiegids behandelt de constructie van ja/nee-vragen en vraagwoordvragen in het Japans, inclusief de bijbehorende antwoordstructuren en het gebruik van specifieke vraagwoorden [41](#page=41) [48](#page=48). ### 2.1 Ja/nee-vragen Ja/nee-vragen worden gevormd door het partikel か (ka) toe te voegen aan het einde van een declaratiestelling. De basisstructuur van een naamwoordzin is (topic) は (naamwoord) です. Om hier een ja/nee-vraag van te maken, wordt か aan het einde van deze zin geplaatst. In Japanse vraagzinnen wordt doorgaans geen vraagteken gebruikt; het punt (。) dient als zinseinde [42](#page=42) [46](#page=46). **Structuur:** (topic) は (naamwoord) です → (topic) は (naamwoord) ですか [42](#page=42) [46](#page=46). **Voorbeelden:** * しんぶんですか。(Shinbun desu ka?) - Is het een krant? / Zijn het kranten [46](#page=46)? * 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) - Is meneer/mevrouw Honda een Japanner/Japanse [42](#page=42) [46](#page=46)? * いちねんせいですか。(Ichinensei desu ka?) - Is het een eerstejaarsstudent [59](#page=59)? * やまださんは にほんじんですか。(Yamada-san wa Nihonjin desu ka?) - Is mevrouw Yamada een Japanse [60](#page=60)? #### 2.1.1 Antwoorden op ja/nee-vragen Antwoorden op ja/nee-vragen volgen een specifieke structuur. * **Affirmatief antwoord:** Dit begint met はい (hai - ja) gevolgd door een affirmatief predicaat. De topic wordt niet herhaald [43](#page=43) [47](#page=47). * **Voorbeeld:** Vraag: 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) Antwoord: はい、日本人です。(Hai, Nihonjin desu.) - Ja, hij/zij is een Japanner/Japanse [47](#page=47). * Een alternatief antwoord is はい、そうです (Hai, sou desu - Ja, dat klopt) [43](#page=43) [45](#page=45). * **Negatief antwoord:** Dit begint met いいえ (iie - nee) gevolgd door een negatief predicaat. De topic wordt hierbij niet herhaald, maar het predicaat wordt wel in de ontkennende vorm gezet [44](#page=44) [47](#page=47). * **Voorbeeld:** Vraag: 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) Antwoord: いいえ、日本人じゃありません。(Iie, Nihonjin ja arimasen.) - Nee, hij/zij is geen Japanner/Japanse [47](#page=47). * Andere opties voor een negatief antwoord zijn いいえ、そうじゃありません (Iie, sou ja arimasen - Nee, dat klopt niet) of ちがいます (chigaimasu - dat is anders/dat klopt niet) gevolgd door het correcte antwoord [44](#page=44) [45](#page=45). **Voorbeelden van modelantwoorden:** * Vraag: Belmansさんは せんせいですか。(Belmans-san wa sensei desu ka?) * Affirmatief antwoord: はい、そうです。(Hai, sou desu.) of はい、せんせいです。(Hai, sensei desu.) [43](#page=43) [45](#page=45). * Vraag: Belmansさんは 日本人ですか。(Belmans-san wa Nihonjin desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、日本人じゃありません。(Iie, Nihonjin ja arimasen.) of いいえ、ちがいます。ベルギー人です。(Iie, chigaimasu. Berugījin desu.) [44](#page=44) [45](#page=45). * Vraag: しんぶんですか。(Shinbun desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、しんぶんじゃありません。(Iie, shinbun ja arimasen.) [47](#page=47). * Vraag: 日曜日【にちようび】ですか。(Nichiyōbi desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、日曜日【にちようび】じゃありません。木曜日【もくようび】です。(Iie, nichiyōbi ja arimasen. Mokuyōbi desu.) [45](#page=45). ### 2.2 Vraagwoordvragen Vraagwoordvragen gebruiken specifieke vraagwoorden om informatie te verkrijgen. De structuur is vergelijkbaar met ja/nee-vragen, waarbij het naamwoord wordt vervangen door een vraagwoord. Het partikel か blijft aan het einde van de zin [48](#page=48) [54](#page=54). **Algemene structuur van een vraagwoordvraag:** Vraagwoord + ですか [51](#page=51). **Veelvoorkomende vraagwoorden:** * だれ (dare) - Wie [49](#page=49) [50](#page=50) [58](#page=58)? * なに (nani) / なん (nan) - Wat [49](#page=49) [51](#page=51)? * いくら (ikura) - Hoeveel (prijs) [49](#page=49) [52](#page=52)? * なんようび (nanyōbi) - Welke dag (van de week) [49](#page=49) [51](#page=51)? * なんじ (nanji) - Hoe laat [49](#page=49) [51](#page=51)? * なにじん (nanijin) - Welke nationaliteit [49](#page=49) [54](#page=54)? **Structuur met een topic:** (topic) は + Vraagwoord + ですか [52](#page=52) [53](#page=53). **Voorbeelden:** * だれですか。(Dare desu ka?) - Wie is het [50](#page=50) [58](#page=58)? * なんじですか。(Nanji desu ka?) - Hoe laat is het [51](#page=51)? * なんです。(Nan desu ka?) - Wat is het [51](#page=51)? * もりさんはなにじんですか。(Mori-san wa nanijin desu ka?) - Welke nationaliteit heeft meneer/mevrouw Mori? (Letterlijk: Wat Mori betreft, welke nationaliteit is het?) [54](#page=54). * じしょは いくらですか。(Jisho wa ikura desu ka?) - Hoeveel kost het woordenboek [52](#page=52)? * きのうは なんようびでしたか。(Kinō wa nanyōbi deshita ka?) - Welke dag was het gisteren [61](#page=61) [62](#page=62)? #### 2.2.1 Antwoorden op vraagwoordvragen Bij het beantwoorden van vraagwoordvragen vervangt men het vraagwoord in de vraagzin door het antwoord en behoudt men de zinsstructuur. Het partikel か wordt weggelaten in het antwoord. De topic wordt hierbij niet herhaald [55](#page=55). **Structuur van het antwoord:** (Antwoord) + です. **Voorbeelden:** * Vraag: なんですか。(Nan desu ka?) - Wat is het? Antwoord: えんぴつです。(Enpitsu desu.) - Het is een potlood [55](#page=55). * Vraag: もりさんはなにじんですか。(Mori-san wa nanijin desu ka?) - Welke nationaliteit heeft meneer/mevrouw Mori? Antwoord: 日本人です。(Nihonjin desu.) - Hij/zij is een Japanner/Japanse [55](#page=55). * Vraag: じしょは いくらですか。(Jisho wa ikura desu ka?) - Hoeveel kost het woordenboek? Antwoord: 2000円です。(Nisen en desu.) - Het kost 2000 yen [52](#page=52) [56](#page=56). **Modelantwoorden voor oefeningen:** * 1. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: 木曜日【もくようび】です。(Mokuyōbi desu.) - Het is donderdag [56](#page=56). * 2. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: 日本人です。(Nihonjin desu.) - Het is een Japanner/Japanse [56](#page=56). * 3. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: ~円【えん】です。bv 100円【ひゃくえん】です。(~ en desu. Hyaku en desu.) - Het kost ~ yen. Bijvoorbeeld 100 yen [56](#page=56). **Samenvatting van vertalingen (oefening pg 16):** 1. だれですか。(Dare desu ka?) - Wie is het? (Vraagwoordvraag: Vraagwoord + です + か) [62](#page=62). 2. いちねんせいですか。(Ichinensei desu ka?) - Is het een eerstejaarsstudent? (Ja/nee-vraag: Naamwoord + です + か) [62](#page=62). 3. Yさんは日本人ですか。(Y-san wa Nihonjin desu ka?) - Is Y een Japanse? (Ja/nee-vraag: Topic は + predicaat です + か) [62](#page=62). 4. きのうはなんようびでしたか。(Kinō wa nanyōbi deshita ka?) - Welke dag was het gisteren? (Vraagwoordvraag: Topic は + vraagwoord でしたか (voltooid!)) [61](#page=61) [62](#page=62). --- # Aanwijzende voornaamwoorden in het Japans Deze sectie introduceert en legt het gebruik uit van de Japanse aanwijzende voornaamwoorden これ (kore), それ (sore), en あれ (are) [63](#page=63). ### 3.1 De basis van aanwijzende voornaamwoorden De Japanse aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt om te verwijzen naar objecten of personen in relatie tot de spreker en de toehoorder. Ze zijn essentieel voor het specificeren van zaken in een gesprek. De drie kernwoorden zijn [64](#page=64): * **これ (kore):** Dit, hier (dicht bij de spreker) [64](#page=64). * **それ (sore):** Dat, daar (dicht bij de toehoorder) [64](#page=64). * **あれ (are):** Dat daarginds, daar (ver weg van zowel spreker als toehoorder) [64](#page=64). Deze voornaamwoorden worden vaak gebruikt in combinatie met partikels om hun grammaticale functie aan te geven. ### 3.2 Gebruik in context Het gebruik van これ (kore), それ (sore), en あれ (are) hangt af van de relatieve positie van het object ten opzichte van de spreker en de toehoorder [65](#page=65). * **これ (kore)** wordt gebruikt voor objecten die zich in de directe nabijheid van de spreker bevinden [65](#page=65). * **それ (sore)** wordt gebruikt voor objecten die zich in de nabijheid van de toehoorder bevinden, of voor iets waarover net gesproken is [65](#page=65). * **あれ (are)** wordt gebruikt voor objecten die zich op grotere afstand van zowel de spreker als de toehoorder bevinden [65](#page=65). De visuele voorbeelden op pagina 65 tonen verschillende scenario's: * **1:** A staat dicht bij spreker, B staat verder weg. Dit impliceert dat 'A' met *kore* en 'B' met *sore* benoemd zou worden. * **2:** A staat dicht bij spreker, B staat verder weg. Vergelijkbaar met 1. * **3:** A staat dicht bij de toehoorder, B staat ver weg van beide. Dit suggereert dat 'A' met *sore* en 'B' met *are* benoemd zou worden. * **4:** Beide objecten, A en B, staan ver weg van zowel spreker als toehoorder. Beide zouden dan met *are* benoemd kunnen worden, of A met *are* en B met *are*, afhankelijk van de exacte afstand en het narratieve belang. De illustraties op pagina 66, 67, 68 en 69 ondersteunen deze concepten verder door visueel de relatieve posities van objecten (A en B) ten opzichte van de spreker en toehoorder weer te geven, en impliceren hoe *kore*, *sore*, en *are* in die specifieke situaties gebruikt zouden worden. ### 3.3 Vertaaloefeningen en voorbeelden Een oefening op pagina 70 biedt praktische toepassing van deze aanwijzende voornaamwoorden in een dialoog [70](#page=70). > **Voorbeeld:** > A: "Hoeveel kosten de potloden?" [70](#page=70). > B: "Dewelke?" [70](#page=70). > A: "Deze hier." [70](#page=70). > B: "Deze kosten 100 yen. Die ginder 90 yen." [70](#page=70). > > In de Japanse vertaling wordt dit als volgt uitgedrukt: > > A: えんぴつは いくらですか。 [70](#page=70). > B: どれですか。 [70](#page=70). > A: これです。 [70](#page=70). > B: これ・それは 100円【ひゃくえん】です。あれは 90円【きゅうじゅうえん】です。 [70](#page=70). > > *Opmerking: De vertaling gebruikt hier "kore" voor "deze hier", "sore" (impliciet in "kore・sore" voor de prijs van 100 yen, wat kan verwijzen naar objecten dichtbij de spreker of de toehoorder) en "are" voor "die ginder".* [70](#page=70). > **Tip:** Let goed op de context en de positie van de objecten in relatie tot de spreker en toehoorder om het juiste aanwijzend voornaamwoord te kiezen. De oefening laat zien dat *kore* wordt gebruikt om te verwijzen naar het object dat de spreker als eerste benoemt ("deze hier"), terwijl *sore* ook gebruikt kan worden voor objecten dicht bij de toehoorder of objecten waar net over gesproken is. *Are* wordt gebruikt voor objecten die verder weg zijn [70](#page=70). --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
~ではありません (dewa arimasen) | | **Voltooid** | ~でした (deshita) | ~じゃありませんでした (ja arimasen deshita)
~ではありませんでした (dewa arimasen deshita) | **Voorbeelden van negatie en voltooid verleden tijd:** * しんぶんじゃありません。 (shinbun ja arimasen.) - Het is geen krant [25](#page=25). * としょかんじゃありません。 (toshokan ja arimasen.) - Het is geen bibliotheek [26](#page=26). * かばんじゃありません。 (kaban ja arimasen.) - Het is geen tas [29](#page=29). * かばんではありません。 (kaban dewa arimasen.) - Het is geen tas [29](#page=29). * がくせいでした。 (gakusei deshita.) - (Hij/zij/ik) was een student [30](#page=30). * 日本人じゃありませんでした。 (Nihonjin ja arimasen deshita.) - (Hij/zij/ik) was geen Japanner [31](#page=31). * 日本人ではありませんでした。 (Nihonjin dewa arimasen deshita.) - (Hij/zij/ik) was geen Japanner [31](#page=31). **Samenvatting van de variaties:** * **Onvoltooid affirmatief:** naamwoord + です。 [33](#page=33). * **Onvoltooid negatief:** naamwoord + じゃありません。 of naamwoord + ではありません。 [33](#page=33). * **Voltooid affirmatief:** naamwoord + でした。 [33](#page=33). * **Voltooid negatief:** naamwoord + じゃありませんでした。 of naamwoord + ではありませんでした。 [33](#page=33). #### 1.1.3 Uitbreiding met een topic De naamwoordzin kan worden uitgebreid met een topic, aangeduid met het partikel は (wa), dat hoewel geschreven als 'ha', wordt uitgesproken als 'wa' [34](#page=34) [35](#page=35). De structuur wordt dan: `topic + は + naamwoord + です。` [35](#page=35). **Voorbeelden:** * わださんは日本人です。 (Wada-san wa Nihonjin desu.) - Wat het betreft Wadasan, (hij/zij) is Japans [35](#page=35). * Vermassenはべんごしです。 (Vermassen wa bengoshi desu.) - Wat betreft Vermassen, (hij/zij) is advocaat [36](#page=36). * Belmansさんはせんせいです。 (Belmans-san wa sensei desu.) - Wat betreft Belmans, (hij/zij) is leraar [36](#page=36). * たけやませんせいは日本人です。 (Takeyama-sensei wa Nihonjin desu.) - Wat betreft Leraar Takeyama, (hij/zij) is Japans [35](#page=35) [36](#page=36). Net als de basisvorm, kan de naamwoordzin met een topic ook worden gevormd in de negatieve en voltooide tijden: * **Onvoltooid negatief:** topic + は + naamwoord + じゃありません。 [38](#page=38). * 日本人じゃありません。 (Nihonjin ja arimasen.) - (Hij/zij) is geen Japanner [37](#page=37). * べんごしじゃありません。 (bengoshi ja arimasen.) - (Hij/zij) is geen advocaat [37](#page=37). * **Voltooid affirmatief:** topic + は + naamwoord + でした。 [38](#page=38). * **Voltooid negatief:** topic + は + naamwoord + じゃありませんでした。 [38](#page=38). * 日本人じゃありませんでした。 (Nihonjin ja arimasen deshita.) - (Hij/zij) was geen Japanner [31](#page=31) [38](#page=38). **Overzicht van de naamwoordzin structuren:** * Naamwoord + です。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + です。 [38](#page=38). * Naamwoord + じゃありません。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + じゃありません。 (negatief) [38](#page=38). * Naamwoord + でした。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + でした。 (voltooid) [38](#page=38). * Naamwoord + じゃありませんでした。 [38](#page=38). * (topic) は + Naamwoord + じゃありませんでした。 (voltooid negatief) [38](#page=38). **Verdere voorbeelden van de uitgebreide naamwoordzin:** * わださんは せんせいです。 (Wada-san wa sensei desu.) - Wat betreft Wadasan, (hij/zij) is leraar [40](#page=40). * たなかさんは がくせいではありません。 (Tanaka-san wa gakusei dewa arimasen.) - Wat betreft Tanaka, (hij/zij) is geen student [40](#page=40). * たなかさんは がくせいじゃありません。 (Tanaka-san wa gakusei ja arimasen.) - Wat betreft Tanaka, (hij/zij) is geen student [40](#page=40). * きのうは にちようびでした。 (Kinou wa nichiyoubi deshita.) - Gisteren was het zondag [40](#page=40). * せんもんは かんじではありませんでした。 (Senmon wa kanji dewa arimasen deshita.) - Gespecialiseerd was het geen Kanji [40](#page=40). * せんもんは かんじじゃありませんでした。 (Senmon wa kanji ja arimasen deshita.) - Gespecialiseerd was het geen Kanji [40](#page=40). * もりさんはがくせいでした。 (Mori-san wa gakusei deshita.) - Mr/Ms Mori was een student [39](#page=39). --- # Vraagzinnen in het Japans Dit deel van de studiegids behandelt de constructie van ja/nee-vragen en vraagwoordvragen in het Japans, inclusief de bijbehorende antwoordstructuren en het gebruik van specifieke vraagwoorden [41](#page=41) [48](#page=48). ### 2.1 Ja/nee-vragen Ja/nee-vragen worden gevormd door het partikel か (ka) toe te voegen aan het einde van een declaratiestelling. De basisstructuur van een naamwoordzin is (topic) は (naamwoord) です. Om hier een ja/nee-vraag van te maken, wordt か aan het einde van deze zin geplaatst. In Japanse vraagzinnen wordt doorgaans geen vraagteken gebruikt; het punt (。) dient als zinseinde [42](#page=42) [46](#page=46). **Structuur:** (topic) は (naamwoord) です → (topic) は (naamwoord) ですか [42](#page=42) [46](#page=46). **Voorbeelden:** * しんぶんですか。(Shinbun desu ka?) - Is het een krant? / Zijn het kranten [46](#page=46)? * 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) - Is meneer/mevrouw Honda een Japanner/Japanse [42](#page=42) [46](#page=46)? * いちねんせいですか。(Ichinensei desu ka?) - Is het een eerstejaarsstudent [59](#page=59)? * やまださんは にほんじんですか。(Yamada-san wa Nihonjin desu ka?) - Is mevrouw Yamada een Japanse [60](#page=60)? #### 2.1.1 Antwoorden op ja/nee-vragen Antwoorden op ja/nee-vragen volgen een specifieke structuur. * **Affirmatief antwoord:** Dit begint met はい (hai - ja) gevolgd door een affirmatief predicaat. De topic wordt niet herhaald [43](#page=43) [47](#page=47). * **Voorbeeld:** Vraag: 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) Antwoord: はい、日本人です。(Hai, Nihonjin desu.) - Ja, hij/zij is een Japanner/Japanse [47](#page=47). * Een alternatief antwoord is はい、そうです (Hai, sou desu - Ja, dat klopt) [43](#page=43) [45](#page=45). * **Negatief antwoord:** Dit begint met いいえ (iie - nee) gevolgd door een negatief predicaat. De topic wordt hierbij niet herhaald, maar het predicaat wordt wel in de ontkennende vorm gezet [44](#page=44) [47](#page=47). * **Voorbeeld:** Vraag: 本田さんは 日本人ですか。(Honda-san wa Nihonjin desu ka?) Antwoord: いいえ、日本人じゃありません。(Iie, Nihonjin ja arimasen.) - Nee, hij/zij is geen Japanner/Japanse [47](#page=47). * Andere opties voor een negatief antwoord zijn いいえ、そうじゃありません (Iie, sou ja arimasen - Nee, dat klopt niet) of ちがいます (chigaimasu - dat is anders/dat klopt niet) gevolgd door het correcte antwoord [44](#page=44) [45](#page=45). **Voorbeelden van modelantwoorden:** * Vraag: Belmansさんは せんせいですか。(Belmans-san wa sensei desu ka?) * Affirmatief antwoord: はい、そうです。(Hai, sou desu.) of はい、せんせいです。(Hai, sensei desu.) [43](#page=43) [45](#page=45). * Vraag: Belmansさんは 日本人ですか。(Belmans-san wa Nihonjin desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、日本人じゃありません。(Iie, Nihonjin ja arimasen.) of いいえ、ちがいます。ベルギー人です。(Iie, chigaimasu. Berugījin desu.) [44](#page=44) [45](#page=45). * Vraag: しんぶんですか。(Shinbun desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、しんぶんじゃありません。(Iie, shinbun ja arimasen.) [47](#page=47). * Vraag: 日曜日【にちようび】ですか。(Nichiyōbi desu ka?) * Negatief antwoord: いいえ、日曜日【にちようび】じゃありません。木曜日【もくようび】です。(Iie, nichiyōbi ja arimasen. Mokuyōbi desu.) [45](#page=45). ### 2.2 Vraagwoordvragen Vraagwoordvragen gebruiken specifieke vraagwoorden om informatie te verkrijgen. De structuur is vergelijkbaar met ja/nee-vragen, waarbij het naamwoord wordt vervangen door een vraagwoord. Het partikel か blijft aan het einde van de zin [48](#page=48) [54](#page=54). **Algemene structuur van een vraagwoordvraag:** Vraagwoord + ですか [51](#page=51). **Veelvoorkomende vraagwoorden:** * だれ (dare) - Wie [49](#page=49) [50](#page=50) [58](#page=58)? * なに (nani) / なん (nan) - Wat [49](#page=49) [51](#page=51)? * いくら (ikura) - Hoeveel (prijs) [49](#page=49) [52](#page=52)? * なんようび (nanyōbi) - Welke dag (van de week) [49](#page=49) [51](#page=51)? * なんじ (nanji) - Hoe laat [49](#page=49) [51](#page=51)? * なにじん (nanijin) - Welke nationaliteit [49](#page=49) [54](#page=54)? **Structuur met een topic:** (topic) は + Vraagwoord + ですか [52](#page=52) [53](#page=53). **Voorbeelden:** * だれですか。(Dare desu ka?) - Wie is het [50](#page=50) [58](#page=58)? * なんじですか。(Nanji desu ka?) - Hoe laat is het [51](#page=51)? * なんです。(Nan desu ka?) - Wat is het [51](#page=51)? * もりさんはなにじんですか。(Mori-san wa nanijin desu ka?) - Welke nationaliteit heeft meneer/mevrouw Mori? (Letterlijk: Wat Mori betreft, welke nationaliteit is het?) [54](#page=54). * じしょは いくらですか。(Jisho wa ikura desu ka?) - Hoeveel kost het woordenboek [52](#page=52)? * きのうは なんようびでしたか。(Kinō wa nanyōbi deshita ka?) - Welke dag was het gisteren [61](#page=61) [62](#page=62)? #### 2.2.1 Antwoorden op vraagwoordvragen Bij het beantwoorden van vraagwoordvragen vervangt men het vraagwoord in de vraagzin door het antwoord en behoudt men de zinsstructuur. Het partikel か wordt weggelaten in het antwoord. De topic wordt hierbij niet herhaald [55](#page=55). **Structuur van het antwoord:** (Antwoord) + です. **Voorbeelden:** * Vraag: なんですか。(Nan desu ka?) - Wat is het? Antwoord: えんぴつです。(Enpitsu desu.) - Het is een potlood [55](#page=55). * Vraag: もりさんはなにじんですか。(Mori-san wa nanijin desu ka?) - Welke nationaliteit heeft meneer/mevrouw Mori? Antwoord: 日本人です。(Nihonjin desu.) - Hij/zij is een Japanner/Japanse [55](#page=55). * Vraag: じしょは いくらですか。(Jisho wa ikura desu ka?) - Hoeveel kost het woordenboek? Antwoord: 2000円です。(Nisen en desu.) - Het kost 2000 yen [52](#page=52) [56](#page=56). **Modelantwoorden voor oefeningen:** * 1. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: 木曜日【もくようび】です。(Mokuyōbi desu.) - Het is donderdag [56](#page=56). * 2. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: 日本人です。(Nihonjin desu.) - Het is een Japanner/Japanse [56](#page=56). * 3. (Oefening blz 16 bovenaan) Antwoord: ~円【えん】です。bv 100円【ひゃくえん】です。(~ en desu. Hyaku en desu.) - Het kost ~ yen. Bijvoorbeeld 100 yen [56](#page=56). **Samenvatting van vertalingen (oefening pg 16):** 1. だれですか。(Dare desu ka?) - Wie is het? (Vraagwoordvraag: Vraagwoord + です + か) [62](#page=62). 2. いちねんせいですか。(Ichinensei desu ka?) - Is het een eerstejaarsstudent? (Ja/nee-vraag: Naamwoord + です + か) [62](#page=62). 3. Yさんは日本人ですか。(Y-san wa Nihonjin desu ka?) - Is Y een Japanse? (Ja/nee-vraag: Topic は + predicaat です + か) [62](#page=62). 4. きのうはなんようびでしたか。(Kinō wa nanyōbi deshita ka?) - Welke dag was het gisteren? (Vraagwoordvraag: Topic は + vraagwoord でしたか (voltooid!)) [61](#page=61) [62](#page=62). --- # Aanwijzende voornaamwoorden in het Japans Deze sectie introduceert en legt het gebruik uit van de Japanse aanwijzende voornaamwoorden これ (kore), それ (sore), en あれ (are) [63](#page=63). ### 3.1 De basis van aanwijzende voornaamwoorden De Japanse aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt om te verwijzen naar objecten of personen in relatie tot de spreker en de toehoorder. Ze zijn essentieel voor het specificeren van zaken in een gesprek. De drie kernwoorden zijn [64](#page=64): * **これ (kore):** Dit, hier (dicht bij de spreker) [64](#page=64). * **それ (sore):** Dat, daar (dicht bij de toehoorder) [64](#page=64). * **あれ (are):** Dat daarginds, daar (ver weg van zowel spreker als toehoorder) [64](#page=64). Deze voornaamwoorden worden vaak gebruikt in combinatie met partikels om hun grammaticale functie aan te geven. ### 3.2 Gebruik in context Het gebruik van これ (kore), それ (sore), en あれ (are) hangt af van de relatieve positie van het object ten opzichte van de spreker en de toehoorder [65](#page=65). * **これ (kore)** wordt gebruikt voor objecten die zich in de directe nabijheid van de spreker bevinden [65](#page=65). * **それ (sore)** wordt gebruikt voor objecten die zich in de nabijheid van de toehoorder bevinden, of voor iets waarover net gesproken is [65](#page=65). * **あれ (are)** wordt gebruikt voor objecten die zich op grotere afstand van zowel de spreker als de toehoorder bevinden [65](#page=65). De visuele voorbeelden op pagina 65 tonen verschillende scenario's: * **1:** A staat dicht bij spreker, B staat verder weg. Dit impliceert dat 'A' met *kore* en 'B' met *sore* benoemd zou worden. * **2:** A staat dicht bij spreker, B staat verder weg. Vergelijkbaar met 1. * **3:** A staat dicht bij de toehoorder, B staat ver weg van beide. Dit suggereert dat 'A' met *sore* en 'B' met *are* benoemd zou worden. * **4:** Beide objecten, A en B, staan ver weg van zowel spreker als toehoorder. Beide zouden dan met *are* benoemd kunnen worden, of A met *are* en B met *are*, afhankelijk van de exacte afstand en het narratieve belang. De illustraties op pagina 66, 67, 68 en 69 ondersteunen deze concepten verder door visueel de relatieve posities van objecten (A en B) ten opzichte van de spreker en toehoorder weer te geven, en impliceren hoe *kore*, *sore*, en *are* in die specifieke situaties gebruikt zouden worden. ### 3.3 Vertaaloefeningen en voorbeelden Een oefening op pagina 70 biedt praktische toepassing van deze aanwijzende voornaamwoorden in een dialoog [70](#page=70). > **Voorbeeld:** > A: "Hoeveel kosten de potloden?" [70](#page=70). > B: "Dewelke?" [70](#page=70). > A: "Deze hier." [70](#page=70). > B: "Deze kosten 100 yen. Die ginder 90 yen." [70](#page=70). > > In de Japanse vertaling wordt dit als volgt uitgedrukt: > > A: えんぴつは いくらですか。 [70](#page=70). > B: どれですか。 [70](#page=70). > A: これです。 [70](#page=70). > B: これ・それは 100円【ひゃくえん】です。あれは 90円【きゅうじゅうえん】です。 [70](#page=70). > > *Opmerking: De vertaling gebruikt hier "kore" voor "deze hier", "sore" (impliciet in "kore・sore" voor de prijs van 100 yen, wat kan verwijzen naar objecten dichtbij de spreker of de toehoorder) en "are" voor "die ginder".* [70](#page=70). > **Tip:** Let goed op de context en de positie van de objecten in relatie tot de spreker en toehoorder om het juiste aanwijzend voornaamwoord te kiezen. De oefening laat zien dat *kore* wordt gebruikt om te verwijzen naar het object dat de spreker als eerste benoemt ("deze hier"), terwijl *sore* ook gebruikt kan worden voor objecten dicht bij de toehoorder of objecten waar net over gesproken is. *Are* wordt gebruikt voor objecten die verder weg zijn [70](#page=70). --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Naamwoordzin | Een zin die als hoofdbestanddeel een zelfstandig naamwoord, eigennaam, telwoord met maatwoord, of vergelijkbare woordsoorten gebruikt als predicaat, vaak afgesloten met です of een variant daarvan. |
| です | Een copula die in het Japans gebruikt wordt om een naamwoordzin te vormen, vergelijkbaar met "is", "zijn" of "ben" in het Nederlands, en die ook deelname aan het gesprek aanduidt. |
| Naamwoord | Een woord dat een ding, persoon, plaats, idee of concept benoemt, zoals zelfstandige naamwoorden, eigennamen, telwoorden en maatwoorden in het Japans. |
| Onvoltooid | De vorm van een werkwoord of deeltje die de huidige staat of een actie zonder specifieke tijdsindicatie aangeeft, in tegenstelling tot de voltooide of verleden tijd. |
| Voltooid | De vorm die een actie of staat aangeeft die in het verleden is voltooid, vergelijkbaar met de verleden of voltooide tijd in het Nederlands. |
| Negatief | De vorm van een zin of woord die ontkenning uitdrukt, bijvoorbeeld door het gebruik van negaties zoals じゃありません (ja arimasen) of ではありません (dewa arimasen). |
|じゃありません | Een veelgebruikte negatieve vorm van です in het Japans, die wordt gebruikt om aan te geven dat iets niet het geval is. |
| ではありません | Een alternatieve, iets formelere negatieve vorm van です in het Japans, ook gebruikt om ontkenning uit te drukken. |
| でした | De voltooide tijdsvorm van です, gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden waar was, vergelijkbaar met "was" of "waren". |
|じゃありませんでした | De negatieve voltooide tijdsvorm, die aangeeft dat iets in het verleden niet het geval was. |
| ではありませんでした | Een formelere negatieve voltooide tijdsvorm die aangeeft dat iets in het verleden niet het geval was. |
| Topic | Het onderwerp van een zin of een gespreksonderdeel, vaak gemarkeerd door het partikel は (wa) in het Japans, dat aangeeft waar de rest van de zin over gaat. |
| Partikel | Kleine woorden in het Japans die een grammaticale functie hebben, zoals het aangeven van het onderwerp, object, of de relatie tussen zinsdelen; は (wa) en か (ka) zijn voorbeelden. |
| か | Een partikel dat aan het einde van een Japanse zin wordt geplaatst om het een vraagzin te maken, vergelijkbaar met het vraagteken in het Nederlands, maar dan als onderdeel van de zin. |
| Ja/nee-vraag | Een vraag die een antwoord met "ja" of "nee" vereist, gevormd in het Japans door het toevoegen van het partikel か aan het einde van een naamwoordzin. |
| Vraagwoord | Woorden die gebruikt worden om specifieke informatie op te vragen, zoals wie (だれ), wat (なに), waar, wanneer, hoe, etc. |
| Vraagwoordvraag | Een vraagzin die een vraagwoord gebruikt om specifieke informatie te verkrijgen, in plaats van een simpel "ja" of "nee" antwoord. |
| Aanwijzend voornaamwoord | Woorden die verwijzen naar objecten of personen in relatie tot de spreker en toehoorder, zoals "deze", "die", "daar" in het Nederlands. |
| これ (kore) | Een Japans aanwijzend voornaamwoord dat verwijst naar iets dat dicht bij de spreker is, vergelijkbaar met "deze" of "dit" in het Nederlands. |
| それ (sore) | Een Japans aanwijzend voornaamwoord dat verwijst naar iets dat dicht bij de toehoorder is, of verder weg van de spreker, vergelijkbaar met "die" of "dat" in het Nederlands. |
| あれ (are) | Een Japans aanwijzend voornaamwoord dat verwijst naar iets dat ver van zowel de spreker als de toehoorder is, vergelijkbaar met "die daar" of "dat daar" in het Nederlands. |
| どれ (dore) | Een Japans vraagwoord dat gebruikt wordt om uit een groep van opties te kiezen, vergelijkbaar met "welke" of "welke van de twee/drie". |
Cover
U6(1).pdf
Summary
# De te-vorm van werkwoorden
De te-vorm van Japanse werkwoorden wordt gebruikt in verschillende grammaticale constructies, waaronder het aangeven van een reeks acties, een verzoek, een vergunning, of een voortdurende staat. De vorming van de te-vorm verschilt afhankelijk van het type werkwoord: zwak, sterk, of onregelmatig [4](#page=4).
### 1.1 Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op -eru of -iru. De te-vorm hiervan wordt gevormd door de uitgang -ru te vervangen door -te [4](#page=4).
> **Voorbeeld:**
> * tabelu (eten) → tabete (etend) [4](#page=4).
> * miru (zien) → mite (ziend) [4](#page=4).
### 1.2 Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op -u, -ru, -tsu, -mu, -bu, -nu, -ku, -gu, of -su. De vorming van de te-vorm voor deze categorie is complexer en hangt af van de eindklank van de stam [5](#page=5).
* **Werkwoorden eindigend op -u, -tsu, -ru:** Deze veranderen in **-tte** [6](#page=6).
* kau (kopen) → katte (kopend) [6](#page=6).
* toru (nemen) → totte (nemend) [6](#page=6).
* matsu (wachten) → matte (wachtend) [6](#page=6).
* **Werkwoorden eindigend op -mu, -bu, -nu:** Deze veranderen in **-nde** [6](#page=6).
* yomu (lezen) → yonde (lezend) [6](#page=6).
* asobu (spelen) → asonde (spelend) [6](#page=6).
* shinu (sterven) → shinde (stervend) [6](#page=6).
* **Werkwoorden eindigend op -ku:** Deze veranderen in **-ite** [6](#page=6).
* kaku (schrijven) → kaite (schrijvend) [6](#page=6).
* **Werkwoorden eindigend op -gu:** Deze veranderen in **-ide** [6](#page=6).
* oyogu (zwemmen) → oyoide (zwemmend) [6](#page=6).
* **Werkwoorden eindigend op -su:** Deze veranderen in **-shite** [6](#page=6).
* hanasu (spreken) → hanashite (sprekend) [6](#page=6).
#### 1.2.1 Uitzonderingen bij sterke werkwoorden
Er is één belangrijke uitzondering binnen de categorie van sterke werkwoorden:
* iku (gaan) → itte (gaand) [7](#page=7).
#### 1.2.2 Opmerking over -eru en -iru werkwoorden
Niet alle werkwoorden die eindigen op -eru of -iru zijn zwak. Sommige, zoals die eindigend op -eru/iru en die *niet* tot de zwakke werkwoorden behoren (zie hieronder), volgen de regels van de sterke werkwoorden of hebben hun eigen onregelmatige vorm [10](#page=10).
> **Voorbeelden van werkwoorden die op -eru/-iru eindigen maar *niet* zwak zijn:**
> * hairu (binnenkomen) → haitte (binnenkomend) [10](#page=10).
> * kaeru (terugkeren) → kaette (terugkerend) [10](#page=10).
> * kaeru (veranderen) → kaete (veranderend) [10](#page=10).
> * norikaeru (overstappen) → norikaete (overstappend) [10](#page=10).
> * kiru (dragen (bovenlichaam)) → kite (dragend) [10](#page=10).
> * kiru (snijden) → kitte (snijdend) [10](#page=10).
### 1.3 Onregelmatige werkwoorden
Er zijn twee veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden die een specifieke te-vorm hebben [8](#page=8).
* kuru (komen) → kite (komend) [8](#page=8).
* suru (doen) → shite (doend) [8](#page=8).
### 1.4 Overzicht van de te-vorm
| Werkwoordstype | Uitgang voor te-vorm | Voorbeelden |
| :----------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Zwakke werkwoorden | $-\text{ru} \rightarrow -\text{te}$ | *taberu* → *tabete*, *miru* → *mite* | [11](#page=11) [4](#page=4).
| Sterke werkwoorden | $-\text{u} \rightarrow -\text{tte}$
$-\text{ru} \rightarrow -\text{tte}$
$-\text{tsu} \rightarrow -\text{tte}$
$-\text{mu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{bu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{nu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{ku} \rightarrow -\text{ite}$
$-\text{gu} \rightarrow -\text{ide}$
$-\text{su} \rightarrow -\text{shite}$ | *kau* → *katte*, *toru* → *totte*, *matsu* → *matte*, *yomu* → *yonde*, *asobu* → *asonde*, *shinu* → *shinde*, *kaku* → *kaite*, *oyogu* → *oyoide*, *hanasu* → *hanashite* | [11](#page=11) [5](#page=5) [6](#page=6). | Onregelmatige werkwoorden | Specifieke vormen | *kuru* → *kite*, *suru* → *shite* | [11](#page=11) [8](#page=8). > **Oefening:** Vorm de te-vorm van de volgende werkwoorden: > 1. tsukau → tsukatte [9](#page=9). > 2. tsuku → tsuite [9](#page=9). > 3. tsukuru → tsukutte [9](#page=9). > 4. tsukeru → tsukete [9](#page=9). --- # Beleefde verzoeken en commando's Dit onderwerp behandelt de vorming van beleefde verzoeken en commando's in het Japans met behulp van de werkwoordvormen ~te kudasai en ~te kudasai masen ka [3](#page=3). ### 2.1 De ~te-vorm van werkwoorden De ~te-vorm van werkwoorden is een fundamentele grammaticale constructie die nodig is om zowel directe commando's als beleefde verzoeken te vormen. De specifieke vorm van de ~te-uitgang hangt af van de werkwoordklasse [3](#page=3). ### 2.2 ~te kudasai De uitgang ~te kudasai wordt gebruikt om een beleefd verzoek of een instructie te formuleren. Het kan worden ingedeeld naar de intentie van de spreker [12](#page=12) [3](#page=3): 1. **Bevel/Instructie**: Dit is de meest directe vorm van ~te kudasai en dient als een beleefde manier om iemand iets te laten doen [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 1**: みせてください (misete kudasai) - Laat het me zien, alstublieft [14](#page=14). * **Voorbeeld 2**: よんでください (yonde kudasai) - Lees het, alstublieft [14](#page=14). 2. **Vraag/Verzoek**: Hier wordt ~te kudasai gebruikt om een beleefde vraag te stellen of een verzoek in te dienen [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 3**: おしえてください (oshiete kudasai) - Kunt u het mij vertellen/uitleggen, alstublieft [14](#page=14). 3. **Aanbod/Suggestie**: In sommige contexten kan ~te kudasai ook worden gebruikt als een aanbod of suggestie [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 4**: たべてください (tabete kudasai) - Wilt u het eten, alstublieft (als aanbod) [14](#page=14). **Vertaaloefening voorbeelden met ~te kudasai**: 1. 赤いえんぴつを つかってください (Akai enpitsu o tsukatte kudasai) - Gebruik een rode potlood, alstublieft [12](#page=12). 2. あした7時半に おきてください (Ashita shichi-ji han ni okite kudasai) - Sta morgen om half acht op, alstublieft [12](#page=12). 3. 水を のんでください (Mizu o nonde kudasai) - Drink water, alstublieft [12](#page=12). 4. 4時のバスに のってください (Yon-ji no basu ni notte kudasai) - Neem de bus van vier uur, alstublieft [12](#page=12). 5. 駅の前で おりてください (Eki no mae de orite kudasai) - Stap uit voor het station, alstublieft [12](#page=12). ### 2.3 ~te kudasai masen ka De constructie ~te kudasai masen ka is een nog beleefdere manier om een verzoek te formuleren. Het drukt een verzoek uit dat meer gericht is op de bereidheid van de ander om iets voor de spreker te doen [15](#page=15). 1. **Formulering**: Het wordt gevormd door de ~te-vorm van het werkwoord gevolgd door kudasai masen ka [15](#page=15). 2. **Betekenis**: Het kan vertaald worden als "Zou u niet willen... (iets doen voor mij)?" of "Zou u alstublieft... kunnen doen?". * **Voorbeeld 1**: お電話番号を かいてくださいませんか (Odenwa bangō o kaite kudasai masen ka) - Zou u alstublieft uw telefoonnummer willen opschrijven? [15](#page=15). * **Voorbeeld 2**: すみません。その辞書を とってくださいませんか (Sumimasen. Sono jisho o totte kudasai masen ka) - Excuseer mij. Zou u alstublieft dat woordenboek kunnen pakken? [15](#page=15). #### 2.3.1 Verschil met ~nai desu ka Het is belangrijk om ~te kudasai masen ka te onderscheiden van de negatieve vraagvorm ~nai desu ka. * **~nai desu ka (書きませんか - kakimasen ka)**: Deze vorm wordt gebruikt om een **suggestie** te doen. Het heeft de betekenis van "wil/zou jij niet... (iets doen)?". Bijvoorbeeld, als een suggestie om samen iets te doen [17](#page=17). * **~te kudasai masen ka (書いてくださいませんか - kaite kudasai masen ka)**: Deze vorm wordt gebruikt voor een **verzoek** waarbij de spreker vraagt of de ander iets voor hem/haar wil doen. Het impliceert een actie die ten goede komt aan de spreker [17](#page=17). > **Tip**: Het gebruik van ~te kudasai masen ka toont een hoge mate van respect en beleefdheid, en wordt vaak ingezet wanneer men hulp vraagt aan iemand van hogere status of wanneer de gevraagde gunst aanzienlijk is. > **Tip**: Let goed op het verschil tussen suggesties met ~nai desu ka en verzoeken met ~te kudasai masen ka, aangezien hun betekenis en sociale implicaties verschillen [17](#page=17). --- # Het partikel ni Het Japanse partikel に (ni) kent diverse toepassingen, voornamelijk gerelateerd aan tijd, het lijdend en meewerkend voorwerp, en plaats [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20). ### 3.1 Tijdgerelateerde toepassingen Het partikel に wordt gebruikt om specifieke tijdstippen aan te duiden [19](#page=19). > **Voorbeeld:** 4時に 来てください。 (Yon-ji ni kite kudasai. - Kom om 4 uur alstublieft.) [19](#page=19). ### 3.2 Lijdend voorwerp In bepaalde constructies kan に fungeren als indicator voor het lijdend voorwerp [19](#page=19). > **Voorbeeld:** きのう、山田先生に 会いました。 (Kinō, Yamada-sensei ni aimashita. - Gisteren heb ik leraar Yamada ontmoet.) [19](#page=19). ### 3.3 Meewerkend voorwerp Het partikel に markeert het meewerkend voorwerp, de ontvanger van een actie of informatie [19](#page=19). > **Voorbeeld 1:** Yさんは Kさんに Tさんを しょうかいしました。 (Y-san wa K-san ni T-san o shōkai shimashita. - Y heeft K aan T voorgesteld.) [19](#page=19). > **Voorbeeld 2:** 先生が 学生に 日本語を 教えます。 (Sensei ga gakusei ni Nihongo o oshiemasu. - De leraar leert de studenten Japans.) [19](#page=19). > **Voorbeeld 3:** 分かりませんか。じゃ、先生に 聞きましょう。聞いてください。 (Wakarimasen ka. Ja, sensei ni kikimashō. Kiite kudasai. - Begrijpt u het niet? Dan zullen we het aan de leraar vragen. Vraag het alstublieft.) [19](#page=19). ### 3.4 Plaatsgerelateerde toepassingen Het partikel に heeft diverse functies met betrekking tot plaats [20](#page=20). #### 3.4.1 Locatie bij statische werkwoorden Bij werkwoorden die een statische toestand of aanwezigheid uitdrukken (zoals あります 'zijn' voor levenloze objecten en います 'zijn' voor levende wezens) geeft に de locatie aan [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** 教室に 机といすが あります。 (Kyōshitsu ni tsukue to isu ga arimasu. - Er zijn een bureau en stoelen in het klaslokaal.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 和田先生は 研究室に います。 (Wada-sensei wa kenkyūshitsu ni imasu. - Leraar Wada is in het studeervertrek.) [20](#page=20). #### 3.4.2 Bestemming bij werkwoorden van beweging Bij werkwoorden die beweging impliceren (zoals 行きます 'gaan', 来ます 'komen') geeft に de bestemming aan [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** いつ ここに きましたか。 (Itsu koko ni kimashita ka. - Wanneer bent u hier gekomen?) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 12時に 食堂に いきます。 (Jūni-ji ni shokudō ni ikimasu. - Ik ga om 12 uur naar de kantine.) [20](#page=20). #### 3.4.3 (Binnengaan in) beperkte(re) ruimte Het partikel に kan ook aangeven dat men een ruimte binnengaat of in een afgebakende omgeving stapt, zoals bij het instappen van een voertuig of het betreden van een gebouw [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** バスに のりましょう。 (Basu ni norimashō. - Laten we instappen in de bus.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 駅で 降ります。そして、電車に のりかえます。 (Eki de orimasu. Soshite, densha ni norikaemasu. - Ik stap uit op het station. En dan stap ik over op de trein.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 3:** どうぞ、教室に 入って【はいって】ください。 (Dōzo, kyōshitsu ni haitte kudasai. - Gaat u alstublieft het klaslokaal binnen.) [20](#page=20). #### 3.4.4 Contactpunt In bepaalde gevallen duidt に een contactpunt aan, een plek waar een actie wordt uitgevoerd [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** ここに サインしてください。 (Koko ni sain shite kudasai. - Teken hier alstublieft.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** その本を 机の上に おいてください。 (Sono hon o tsukue no ue ni oite kudasai. - Leg dat boek alstublieft op het bureau.) [20](#page=20). --- # Wilsuitdrukkingen in het Japans Grammaticale structuren om wensen en verlangens uit te drukken in het Japans worden behandeld, voornamelijk via de constructies "(object + ga) hoshii desu" en "(werkwoord)~tai desu". Deze structuren worden gebruikt om aan te geven wat iemand wil hebben of wil doen [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25). ### 4.1 De uitdrukking "hoshii desu" (wensen voor objecten) De vorm `hoshii desu` (ほしいです) wordt gebruikt om aan te geven dat men een bepaald object wenst te hebben. De structuur hiervoor is [23](#page=23): **Object + が + ほしいです** [23](#page=23). **Vormen van `hoshii`:** | Tijd/Aspect | Affirmatief | Negatief | |---|---|---| | **Onvoltooid** | ほしいです (polite) | ほしくありません / ほしくないです (polite) | | **Voltooid** | ほしかったです (polite) | ほしくありませんでした / ほしくなかったです (polite) | #### 4.1.1 Voorbeelden van `hoshii desu` * "Ik wil een woordenboek." `辞書が ほしいです。` [24](#page=24). * "Ik wilde geen oude auto." `古い車が ほしくありませんでした。` [24](#page=24). * "Ik wil niets." `なにも ほしくありません。` [24](#page=24). * "Ik wil graag een elektronische woordenboek." (De `n desu ga` vorm drukt een voorzichtige of tamelijk directe wens uit) `でんし じしょが ほしいんですが。` [24](#page=24). ### 4.2 De uitdrukking "~tai desu" (wensen voor acties) De vorm `~tai desu` (~たいです) wordt gebruikt om aan te geven dat men een bepaalde actie wenst uit te voeren. Deze vorm wordt afgeleid van de stam van een werkwoord, waaraan `~tai desu` wordt toegevoegd. De algemene structuur is [25](#page=25): **(Ik) + Werkwoordstam + たいです** [25](#page=25). **Vormen van `~tai`:** | Tijd/Aspect | Affirmatief | Negatief | |---|---|---| | **Onvoltooid** | ~たいです (polite) | ~たくありません / ~たくないです (polite) | | **Voltooid** | ~たかったです (polite) | ~たくありませんでした / ~たくなかったです (polite) | #### 4.2.1 Voorbeelden van `~tai desu` * "Ik wil graag iets zoets eten." `あまいものが食べたい` [26](#page=26). * "Ik zou graag bier drinken..." (De uitdrukking `naa` (なあ) voegt een gevoel van verzuchting of diepe wens toe) `ビールが飲みたいなあ・・・` [27](#page=27). * "Ik wil naar Londen gaan." `ロンドンへ行きたいです` [28](#page=28). #### 4.2.2 Oefening met `~tai desu` * "Ik wil een nieuwe auto kopen." `新しい車が/を かいたいです。` [29](#page=29). * "Ik wil niet in de metro stappen." `ちかてつに のりたくありません。` [29](#page=29). * "Wilde je te voet gaan?" `あるいて いきたかったですか。` [29](#page=29). * "Ik wil graag een boek van Murakami Haruki lezen." (Weer de `n desu ga` vorm voor een beleefde of indirecte wens) `むらかみ はるきの本が よみたいんですが。` [29](#page=29). * "Ik wil graag het raam openen." (Ook hier de `n desu ga` vorm) `まどを あけたいんですが。` [29](#page=29). > **Tip:** Bij het uitdrukken van wensen met werkwoorden, wordt de `~tai` vorm gebruikt. Voor wensen van objecten wordt de `hoshii` vorm gebruikt. Beide constructies vereisen het gebruik van het deeltje `ga` (が) om het object van de wens aan te duiden, behalve wanneer het object als onderwerp wordt beschouwd met `wa` (は) in meer informele contexten of wanneer het object niet expliciet wordt genoemd [23](#page=23) [25](#page=25) [29](#page=29). > **Voorbeeld:** In de zin `新しい車が/を かいたいです。`, kan zowel `ga` (が) als `o` (を) gebruikt worden om het object "nieuwe auto" aan te duiden. `Ga` benadrukt het object als hetgeen gewenst wordt, terwijl `o` meer als een direct object van de actie "kopen" fungeert. Beide zijn in deze context acceptabel voor het uitdrukken van de wens [29](#page=29). --- # De suffixen kata en sugiru Hier is een gedetailleerde samenvatting over de suffixen "kata" en "sugiru". ## 5. De suffixen kata en sugiru Deze sectie behandelt de Japanse suffixen kata (manier/methode) en sugiru (te veel), die worden gebruikt om betekenis aan werkwoorden en adjectieven toe te voegen en de grammaticale functie van woorden te veranderen [31](#page=31). ### 5.1 De suffix ~方 (~かた) De suffix ~方 (~かた) wordt gebruikt om "manier" of "methode" aan te geven. Het wordt toegevoegd aan de stam van werkwoorden, specifiek na het weglaten van de uitgang ~ます van het werkwoord in de ます-vorm [32](#page=32) [33](#page=33). #### 5.1.1 Vorming van ~方 De basisregel is dat de uitgang ~ます verandert in ~かた. Dit transformeert een werkwoord naar een zelfstandig naamwoord dat de manier van de actie aanduidt [32](#page=32) [33](#page=33). * **Voorbeelden van werkwoorden en hun ~方-vorm:** * 食べる (taberu - eten) → 食べます (tabemasu) → 食べ方 (tabekata - manier van eten) [32](#page=32) [33](#page=33). * 書く (kaku - schrijven) → 書きます (kakimasu) → 書き方 (kakikata - manier van schrijven) [32](#page=32) [33](#page=33). * する (suru - doen) → します (shimasu) → しかた (shikata - manier van doen) [32](#page=32) [33](#page=33). #### 5.1.2 Oefeningen en Voorbeeldzinnen Driloefeningen met veelvoorkomende werkwoorden illustreren de vorming van de ~方-vorm [34](#page=34) [35](#page=35): * 使う (tsukau - gebruiken) → 使い方 (tsukaikata - manier van gebruiken) * 読む (yomu - lezen) → 読み方 (yomikata - manier van lezen) * 話す (hanasu - spreken) → 話し方 (hanashikata - manier van spreken) * 行く (iku - gaan) → 行き方 (ikikata - manier van gaan) * 勉強する (benkyou suru - studeren) → 勉強のし方 (benkyou no shikata - manier van studeren) Voorbeeldzinnen tonen het gebruik in context: * 漢字の 読み方 を 教えてください。(Kanji no yomikata o oshiete kudasai.) - Leer mij alstublieft de manier van het lezen van deze kanji [36](#page=36). * 先生の 話し方 が よくわかりません。(Sensei no hanashikata ga yoku wakarimasen.) - Ik begrijp de manier van spreken van de leraar niet goed [36](#page=36). * タイ語の 勉強の 仕方 が わかりますか。(Taigo no benkyou no shikata ga wakarimasu ka.) - Weet je hoe je Thais moet studeren [36](#page=36)? #### 5.1.3 Partikels en ~方 Bij het gebruik van ~方 met partikels zijn er specifieke regels [37](#page=37): * Partikels zoals は, も, が, en を vallen weg wanneer ze direct voor の staan, dat hier vaak als verbindend element fungeert tussen een lijdend voorwerp en de ~方-vorm [37](#page=37). * Andere partikels blijven staan voor の [37](#page=37). * Het partikel に (richting/bestemming) kan worden vervangen door へ om de richting aan te geven, vooral in combinatie met 行き方 (manier van gaan) [37](#page=37). **Voorbeelden met partikels:** * 日本語で (手紙を)書きます。(Nihongo de (tegami o) kakimasu.) → 日本語での 書き方 を 先生に 聞きました。(Nihongo de no kakikata o sensei ni kikimashita.) - Ik vroeg de leraar hoe ik een brief in het Japans moest schrijven [37](#page=37). * 食堂に 行く。(Shokudou ni iku.) → 食堂への 行き方 を 2年生に 聞きましょう。(Shokudou e no ikikata o ninensei ni kikimashou.) - Laten we aan de tweedejaars vragen hoe we naar de kantine gaan [37](#page=37). #### 5.1.4 Vertalingsoefeningen De volgende zinnen demonstreren het gebruik van ~方 in een vertaalcontext: * Deze kanji's manier van schrijven, leer mij alstublieft. (Kanji's書き方を教えてください。) [38](#page=38). * Weet je de weg naar het station? (駅への行き方がわかりますか。) [38](#page=38). ### 5.2 De suffix ~すぎる (sugiru) De suffix ~すぎる (sugiru) wordt gebruikt om aan te geven dat iets "te veel" is of een bepaalde actie of staat overmatig is. Het kan worden toegevoegd aan werkwoorden, い-adjectieven en な-adjectieven [39](#page=39) [40](#page=40). #### 5.2.1 Vorming van ~すぎる * **Werkwoorden:** De uitgang ~ます van een werkwoord wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 飲む (nomu - drinken) → 飲みすぎる (nomisugiru - te veel drinken) [40](#page=40). * **~い-adjectieven:** De uitgang ~い van het adjectief wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 長い (nagai - lang) → 長すぎる (nagasugiru - te lang) [40](#page=40). * Voorbeeld: 大きい (ookii - groot) → 大きすぎる (ookisugiru - te groot) [40](#page=40). * **~な-adjectieven:** De partikel な van het adjectief wordt weggelaten en wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 簡単な (kantan na - eenvoudig) → 簡単すぎる (kantansugiru - te eenvoudig) [40](#page=40). #### 5.2.2 Vervoeing van ~すぎる De uitgang ~すぎる wordt verder vervoegd als een "zwak" werkwoord [41](#page=41). * **Werkwoorden:** * 飲みすぎる (nomisugiru - te veel drinken) * 飲みすぎます (nomisugimasu - te veel drinken, beleefd) * 飲みすぎて (nomisugite - te veel drinkend, verbindingsvorm) * 飲みすぎない (nomisuginai - niet te veel drinken) * **~い-adjectieven:** * 長すぎる (nagasugiru - te lang) * 長すぎます (nagasugimasu - te lang, beleefd) * 長すぎて (nagasugite - te lang, verbindingsvorm) * 長すぎない (nagasuginai - niet te lang) #### 5.2.3 Voorbeeldzinnen De volgende zinnen illustreren het gebruik van ~すぎる: * このかばんは たかすぎます。(Kono kaban wa takasugimasu.) - Deze tas is te duur [42](#page=42). * テレビを 見すぎました。(Terebi o misugimashita.) - Ik heb te veel televisie gekeken [42](#page=42). --- # Het werkwoord aru Het werkwoord *aru* (ある) is een essentieel Japans werkwoord met diverse toepassingen die duiden op bestaan, bezit of het plaatsvinden van gebeurtenissen [43](#page=43). ### 6.1 De hoofdfuncties van aru Het werkwoord *aru* kent drie primaire betekenissen en grammaticale constructies die in dit hoofdstuk worden uitgelicht [44](#page=44). #### 6.1.1 Bestaan van objecten (ergens aanwezig zijn) De meest basale functie van *aru* is het aangeven dat iets of iemand ergens aanwezig is. De structuur hiervoor is: **Plaats + に + Onderwerp + が + ある** [44](#page=44). * **Plaats + に**: Dit deel specificeert de locatie waar iets zich bevindt. De partikel *ni* (に) markeert de plaats van aanwezigheid. * **Onderwerp + が**: Dit deel identificeert hetgeen dat aanwezig is. De partikel *ga* (が) markeert het onderwerp van de zin. * **ある**: Dit is het werkwoord "zijn" of "bestaan" in zijn basisvorm. > **Voorbeeld:** > > つくえの右に いすが あります。 > (Tsukue no migi ni isu ga arimasu.) > *Er staat een stoel rechts van het bureau.* [44](#page=44). Hier geeft "つくえの右に" (rechts van het bureau) de plaats aan, "いす" (stoel) is het onderwerp, en "あります" (is aanwezig) is de werkwoordsvorm van *aru*. #### 6.1.2 Bezit (hebben) *Aru* wordt ook gebruikt om bezit aan te geven, vergelijkbaar met het Nederlandse "hebben". De constructie hiervoor is: **Onderwerp + に(は)+ Lijdend Voorwerp + が + ある** [44](#page=44). * **Onderwerp + に(は)**: Dit deel identificeert de persoon of entiteit die iets bezit. De partikel *ni* (に) of *ni wa* (には) duidt op de bezitter. * **Lijdend Voorwerp + が**: Dit deel specificeert hetgeen dat bezeten wordt. De partikel *ga* (が) markeert het lijdend voorwerp. * **ある**: Het werkwoord "hebben". > **Voorbeeld:** > > 田中さんには 車が あります。 > (Tanaka-san ni wa kuruma ga arimasu.) > *Meneer Tanaka heeft een auto.* [44](#page=44). In dit voorbeeld is "田中さん" (Meneer Tanaka) de bezitter, "車" (auto) het bezeten voorwerp, en "あります" (heeft) de werkwoordsvorm van *aru*. #### 6.1.3 Gebeurtenissen (plaatsvinden, gebeuren) Een derde belangrijke toepassing van *aru* is het aangeven dat een gebeurtenis plaatsvindt of gebeurt. De gebruikte structuur is: **Plaats + で + Onderwerp (gebeurtenis) + が + ある** [44](#page=44). * **Plaats + で**: Dit deel specificeert waar de gebeurtenis plaatsvindt. De partikel *de* (で) markeert de plaats van de gebeurtenis. * **Onderwerp (gebeurtenis) + が**: Dit deel identificeert de gebeurtenis zelf. De partikel *ga* (が) markeert de gebeurtenis. * **ある**: Het werkwoord "plaatsvinden" of "gebeuren". > **Voorbeelden:** > > ヤンさんのうちで パーティーが ありました。 > (Yan-san no uchi de pātī ga arimashita.) > *Er was een feest in het huis van Jan.* [44](#page=44). > > 日本語の授業は 文学部で あります。 > (Nihongo no jugyō wa Bungakubu de arimasu.) > *De Japanse les vindt plaats in de faculteit der letteren.* [44](#page=44). In het eerste voorbeeld is "ヤンさんのうち" (het huis van Jan) de plaats, "パーティー" (feest) de gebeurtenis, en "ありました" (vond plaats) de werkwoordsvorm van *aru*. In het tweede voorbeeld is "文学部" (faculteit der letteren) de plaats en "日本語の授業" (Japanse les) de gebeurtenis. ### 6.2 Vergelijking van constructies Het is belangrijk om de nuances tussen "~に~がある" (aanwezigheid) en "~で~がある" (plaatsvinden van gebeurtenissen) te begrijpen, zoals geïllustreerd in de voorbeelden. Hoewel beide constructies het werkwoord *aru* gebruiken, wijzigen de gebruikte partikels (*ni* vs. *de*) en de context de specifieke betekenis aanzienlijk [45](#page=45). > **Tip:** Let goed op de partikels *ni* (に) en *de* (で) in combinatie met *aru*, aangezien deze cruciaal zijn voor het correct interpreteren van de zin [44](#page=44) [45](#page=45). --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
$-\text{ru} \rightarrow -\text{tte}$
$-\text{tsu} \rightarrow -\text{tte}$
$-\text{mu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{bu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{nu} \rightarrow -\text{nde}$
$-\text{ku} \rightarrow -\text{ite}$
$-\text{gu} \rightarrow -\text{ide}$
$-\text{su} \rightarrow -\text{shite}$ | *kau* → *katte*, *toru* → *totte*, *matsu* → *matte*, *yomu* → *yonde*, *asobu* → *asonde*, *shinu* → *shinde*, *kaku* → *kaite*, *oyogu* → *oyoide*, *hanasu* → *hanashite* | [11](#page=11) [5](#page=5) [6](#page=6). | Onregelmatige werkwoorden | Specifieke vormen | *kuru* → *kite*, *suru* → *shite* | [11](#page=11) [8](#page=8). > **Oefening:** Vorm de te-vorm van de volgende werkwoorden: > 1. tsukau → tsukatte [9](#page=9). > 2. tsuku → tsuite [9](#page=9). > 3. tsukuru → tsukutte [9](#page=9). > 4. tsukeru → tsukete [9](#page=9). --- # Beleefde verzoeken en commando's Dit onderwerp behandelt de vorming van beleefde verzoeken en commando's in het Japans met behulp van de werkwoordvormen ~te kudasai en ~te kudasai masen ka [3](#page=3). ### 2.1 De ~te-vorm van werkwoorden De ~te-vorm van werkwoorden is een fundamentele grammaticale constructie die nodig is om zowel directe commando's als beleefde verzoeken te vormen. De specifieke vorm van de ~te-uitgang hangt af van de werkwoordklasse [3](#page=3). ### 2.2 ~te kudasai De uitgang ~te kudasai wordt gebruikt om een beleefd verzoek of een instructie te formuleren. Het kan worden ingedeeld naar de intentie van de spreker [12](#page=12) [3](#page=3): 1. **Bevel/Instructie**: Dit is de meest directe vorm van ~te kudasai en dient als een beleefde manier om iemand iets te laten doen [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 1**: みせてください (misete kudasai) - Laat het me zien, alstublieft [14](#page=14). * **Voorbeeld 2**: よんでください (yonde kudasai) - Lees het, alstublieft [14](#page=14). 2. **Vraag/Verzoek**: Hier wordt ~te kudasai gebruikt om een beleefde vraag te stellen of een verzoek in te dienen [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 3**: おしえてください (oshiete kudasai) - Kunt u het mij vertellen/uitleggen, alstublieft [14](#page=14). 3. **Aanbod/Suggestie**: In sommige contexten kan ~te kudasai ook worden gebruikt als een aanbod of suggestie [13](#page=13) [14](#page=14). * **Voorbeeld 4**: たべてください (tabete kudasai) - Wilt u het eten, alstublieft (als aanbod) [14](#page=14). **Vertaaloefening voorbeelden met ~te kudasai**: 1. 赤いえんぴつを つかってください (Akai enpitsu o tsukatte kudasai) - Gebruik een rode potlood, alstublieft [12](#page=12). 2. あした7時半に おきてください (Ashita shichi-ji han ni okite kudasai) - Sta morgen om half acht op, alstublieft [12](#page=12). 3. 水を のんでください (Mizu o nonde kudasai) - Drink water, alstublieft [12](#page=12). 4. 4時のバスに のってください (Yon-ji no basu ni notte kudasai) - Neem de bus van vier uur, alstublieft [12](#page=12). 5. 駅の前で おりてください (Eki no mae de orite kudasai) - Stap uit voor het station, alstublieft [12](#page=12). ### 2.3 ~te kudasai masen ka De constructie ~te kudasai masen ka is een nog beleefdere manier om een verzoek te formuleren. Het drukt een verzoek uit dat meer gericht is op de bereidheid van de ander om iets voor de spreker te doen [15](#page=15). 1. **Formulering**: Het wordt gevormd door de ~te-vorm van het werkwoord gevolgd door kudasai masen ka [15](#page=15). 2. **Betekenis**: Het kan vertaald worden als "Zou u niet willen... (iets doen voor mij)?" of "Zou u alstublieft... kunnen doen?". * **Voorbeeld 1**: お電話番号を かいてくださいませんか (Odenwa bangō o kaite kudasai masen ka) - Zou u alstublieft uw telefoonnummer willen opschrijven? [15](#page=15). * **Voorbeeld 2**: すみません。その辞書を とってくださいませんか (Sumimasen. Sono jisho o totte kudasai masen ka) - Excuseer mij. Zou u alstublieft dat woordenboek kunnen pakken? [15](#page=15). #### 2.3.1 Verschil met ~nai desu ka Het is belangrijk om ~te kudasai masen ka te onderscheiden van de negatieve vraagvorm ~nai desu ka. * **~nai desu ka (書きませんか - kakimasen ka)**: Deze vorm wordt gebruikt om een **suggestie** te doen. Het heeft de betekenis van "wil/zou jij niet... (iets doen)?". Bijvoorbeeld, als een suggestie om samen iets te doen [17](#page=17). * **~te kudasai masen ka (書いてくださいませんか - kaite kudasai masen ka)**: Deze vorm wordt gebruikt voor een **verzoek** waarbij de spreker vraagt of de ander iets voor hem/haar wil doen. Het impliceert een actie die ten goede komt aan de spreker [17](#page=17). > **Tip**: Het gebruik van ~te kudasai masen ka toont een hoge mate van respect en beleefdheid, en wordt vaak ingezet wanneer men hulp vraagt aan iemand van hogere status of wanneer de gevraagde gunst aanzienlijk is. > **Tip**: Let goed op het verschil tussen suggesties met ~nai desu ka en verzoeken met ~te kudasai masen ka, aangezien hun betekenis en sociale implicaties verschillen [17](#page=17). --- # Het partikel ni Het Japanse partikel に (ni) kent diverse toepassingen, voornamelijk gerelateerd aan tijd, het lijdend en meewerkend voorwerp, en plaats [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20). ### 3.1 Tijdgerelateerde toepassingen Het partikel に wordt gebruikt om specifieke tijdstippen aan te duiden [19](#page=19). > **Voorbeeld:** 4時に 来てください。 (Yon-ji ni kite kudasai. - Kom om 4 uur alstublieft.) [19](#page=19). ### 3.2 Lijdend voorwerp In bepaalde constructies kan に fungeren als indicator voor het lijdend voorwerp [19](#page=19). > **Voorbeeld:** きのう、山田先生に 会いました。 (Kinō, Yamada-sensei ni aimashita. - Gisteren heb ik leraar Yamada ontmoet.) [19](#page=19). ### 3.3 Meewerkend voorwerp Het partikel に markeert het meewerkend voorwerp, de ontvanger van een actie of informatie [19](#page=19). > **Voorbeeld 1:** Yさんは Kさんに Tさんを しょうかいしました。 (Y-san wa K-san ni T-san o shōkai shimashita. - Y heeft K aan T voorgesteld.) [19](#page=19). > **Voorbeeld 2:** 先生が 学生に 日本語を 教えます。 (Sensei ga gakusei ni Nihongo o oshiemasu. - De leraar leert de studenten Japans.) [19](#page=19). > **Voorbeeld 3:** 分かりませんか。じゃ、先生に 聞きましょう。聞いてください。 (Wakarimasen ka. Ja, sensei ni kikimashō. Kiite kudasai. - Begrijpt u het niet? Dan zullen we het aan de leraar vragen. Vraag het alstublieft.) [19](#page=19). ### 3.4 Plaatsgerelateerde toepassingen Het partikel に heeft diverse functies met betrekking tot plaats [20](#page=20). #### 3.4.1 Locatie bij statische werkwoorden Bij werkwoorden die een statische toestand of aanwezigheid uitdrukken (zoals あります 'zijn' voor levenloze objecten en います 'zijn' voor levende wezens) geeft に de locatie aan [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** 教室に 机といすが あります。 (Kyōshitsu ni tsukue to isu ga arimasu. - Er zijn een bureau en stoelen in het klaslokaal.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 和田先生は 研究室に います。 (Wada-sensei wa kenkyūshitsu ni imasu. - Leraar Wada is in het studeervertrek.) [20](#page=20). #### 3.4.2 Bestemming bij werkwoorden van beweging Bij werkwoorden die beweging impliceren (zoals 行きます 'gaan', 来ます 'komen') geeft に de bestemming aan [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** いつ ここに きましたか。 (Itsu koko ni kimashita ka. - Wanneer bent u hier gekomen?) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 12時に 食堂に いきます。 (Jūni-ji ni shokudō ni ikimasu. - Ik ga om 12 uur naar de kantine.) [20](#page=20). #### 3.4.3 (Binnengaan in) beperkte(re) ruimte Het partikel に kan ook aangeven dat men een ruimte binnengaat of in een afgebakende omgeving stapt, zoals bij het instappen van een voertuig of het betreden van een gebouw [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** バスに のりましょう。 (Basu ni norimashō. - Laten we instappen in de bus.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** 駅で 降ります。そして、電車に のりかえます。 (Eki de orimasu. Soshite, densha ni norikaemasu. - Ik stap uit op het station. En dan stap ik over op de trein.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 3:** どうぞ、教室に 入って【はいって】ください。 (Dōzo, kyōshitsu ni haitte kudasai. - Gaat u alstublieft het klaslokaal binnen.) [20](#page=20). #### 3.4.4 Contactpunt In bepaalde gevallen duidt に een contactpunt aan, een plek waar een actie wordt uitgevoerd [20](#page=20). > **Voorbeeld 1:** ここに サインしてください。 (Koko ni sain shite kudasai. - Teken hier alstublieft.) [20](#page=20). > **Voorbeeld 2:** その本を 机の上に おいてください。 (Sono hon o tsukue no ue ni oite kudasai. - Leg dat boek alstublieft op het bureau.) [20](#page=20). --- # Wilsuitdrukkingen in het Japans Grammaticale structuren om wensen en verlangens uit te drukken in het Japans worden behandeld, voornamelijk via de constructies "(object + ga) hoshii desu" en "(werkwoord)~tai desu". Deze structuren worden gebruikt om aan te geven wat iemand wil hebben of wil doen [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25). ### 4.1 De uitdrukking "hoshii desu" (wensen voor objecten) De vorm `hoshii desu` (ほしいです) wordt gebruikt om aan te geven dat men een bepaald object wenst te hebben. De structuur hiervoor is [23](#page=23): **Object + が + ほしいです** [23](#page=23). **Vormen van `hoshii`:** | Tijd/Aspect | Affirmatief | Negatief | |---|---|---| | **Onvoltooid** | ほしいです (polite) | ほしくありません / ほしくないです (polite) | | **Voltooid** | ほしかったです (polite) | ほしくありませんでした / ほしくなかったです (polite) | #### 4.1.1 Voorbeelden van `hoshii desu` * "Ik wil een woordenboek." `辞書が ほしいです。` [24](#page=24). * "Ik wilde geen oude auto." `古い車が ほしくありませんでした。` [24](#page=24). * "Ik wil niets." `なにも ほしくありません。` [24](#page=24). * "Ik wil graag een elektronische woordenboek." (De `n desu ga` vorm drukt een voorzichtige of tamelijk directe wens uit) `でんし じしょが ほしいんですが。` [24](#page=24). ### 4.2 De uitdrukking "~tai desu" (wensen voor acties) De vorm `~tai desu` (~たいです) wordt gebruikt om aan te geven dat men een bepaalde actie wenst uit te voeren. Deze vorm wordt afgeleid van de stam van een werkwoord, waaraan `~tai desu` wordt toegevoegd. De algemene structuur is [25](#page=25): **(Ik) + Werkwoordstam + たいです** [25](#page=25). **Vormen van `~tai`:** | Tijd/Aspect | Affirmatief | Negatief | |---|---|---| | **Onvoltooid** | ~たいです (polite) | ~たくありません / ~たくないです (polite) | | **Voltooid** | ~たかったです (polite) | ~たくありませんでした / ~たくなかったです (polite) | #### 4.2.1 Voorbeelden van `~tai desu` * "Ik wil graag iets zoets eten." `あまいものが食べたい` [26](#page=26). * "Ik zou graag bier drinken..." (De uitdrukking `naa` (なあ) voegt een gevoel van verzuchting of diepe wens toe) `ビールが飲みたいなあ・・・` [27](#page=27). * "Ik wil naar Londen gaan." `ロンドンへ行きたいです` [28](#page=28). #### 4.2.2 Oefening met `~tai desu` * "Ik wil een nieuwe auto kopen." `新しい車が/を かいたいです。` [29](#page=29). * "Ik wil niet in de metro stappen." `ちかてつに のりたくありません。` [29](#page=29). * "Wilde je te voet gaan?" `あるいて いきたかったですか。` [29](#page=29). * "Ik wil graag een boek van Murakami Haruki lezen." (Weer de `n desu ga` vorm voor een beleefde of indirecte wens) `むらかみ はるきの本が よみたいんですが。` [29](#page=29). * "Ik wil graag het raam openen." (Ook hier de `n desu ga` vorm) `まどを あけたいんですが。` [29](#page=29). > **Tip:** Bij het uitdrukken van wensen met werkwoorden, wordt de `~tai` vorm gebruikt. Voor wensen van objecten wordt de `hoshii` vorm gebruikt. Beide constructies vereisen het gebruik van het deeltje `ga` (が) om het object van de wens aan te duiden, behalve wanneer het object als onderwerp wordt beschouwd met `wa` (は) in meer informele contexten of wanneer het object niet expliciet wordt genoemd [23](#page=23) [25](#page=25) [29](#page=29). > **Voorbeeld:** In de zin `新しい車が/を かいたいです。`, kan zowel `ga` (が) als `o` (を) gebruikt worden om het object "nieuwe auto" aan te duiden. `Ga` benadrukt het object als hetgeen gewenst wordt, terwijl `o` meer als een direct object van de actie "kopen" fungeert. Beide zijn in deze context acceptabel voor het uitdrukken van de wens [29](#page=29). --- # De suffixen kata en sugiru Hier is een gedetailleerde samenvatting over de suffixen "kata" en "sugiru". ## 5. De suffixen kata en sugiru Deze sectie behandelt de Japanse suffixen kata (manier/methode) en sugiru (te veel), die worden gebruikt om betekenis aan werkwoorden en adjectieven toe te voegen en de grammaticale functie van woorden te veranderen [31](#page=31). ### 5.1 De suffix ~方 (~かた) De suffix ~方 (~かた) wordt gebruikt om "manier" of "methode" aan te geven. Het wordt toegevoegd aan de stam van werkwoorden, specifiek na het weglaten van de uitgang ~ます van het werkwoord in de ます-vorm [32](#page=32) [33](#page=33). #### 5.1.1 Vorming van ~方 De basisregel is dat de uitgang ~ます verandert in ~かた. Dit transformeert een werkwoord naar een zelfstandig naamwoord dat de manier van de actie aanduidt [32](#page=32) [33](#page=33). * **Voorbeelden van werkwoorden en hun ~方-vorm:** * 食べる (taberu - eten) → 食べます (tabemasu) → 食べ方 (tabekata - manier van eten) [32](#page=32) [33](#page=33). * 書く (kaku - schrijven) → 書きます (kakimasu) → 書き方 (kakikata - manier van schrijven) [32](#page=32) [33](#page=33). * する (suru - doen) → します (shimasu) → しかた (shikata - manier van doen) [32](#page=32) [33](#page=33). #### 5.1.2 Oefeningen en Voorbeeldzinnen Driloefeningen met veelvoorkomende werkwoorden illustreren de vorming van de ~方-vorm [34](#page=34) [35](#page=35): * 使う (tsukau - gebruiken) → 使い方 (tsukaikata - manier van gebruiken) * 読む (yomu - lezen) → 読み方 (yomikata - manier van lezen) * 話す (hanasu - spreken) → 話し方 (hanashikata - manier van spreken) * 行く (iku - gaan) → 行き方 (ikikata - manier van gaan) * 勉強する (benkyou suru - studeren) → 勉強のし方 (benkyou no shikata - manier van studeren) Voorbeeldzinnen tonen het gebruik in context: * 漢字の 読み方 を 教えてください。(Kanji no yomikata o oshiete kudasai.) - Leer mij alstublieft de manier van het lezen van deze kanji [36](#page=36). * 先生の 話し方 が よくわかりません。(Sensei no hanashikata ga yoku wakarimasen.) - Ik begrijp de manier van spreken van de leraar niet goed [36](#page=36). * タイ語の 勉強の 仕方 が わかりますか。(Taigo no benkyou no shikata ga wakarimasu ka.) - Weet je hoe je Thais moet studeren [36](#page=36)? #### 5.1.3 Partikels en ~方 Bij het gebruik van ~方 met partikels zijn er specifieke regels [37](#page=37): * Partikels zoals は, も, が, en を vallen weg wanneer ze direct voor の staan, dat hier vaak als verbindend element fungeert tussen een lijdend voorwerp en de ~方-vorm [37](#page=37). * Andere partikels blijven staan voor の [37](#page=37). * Het partikel に (richting/bestemming) kan worden vervangen door へ om de richting aan te geven, vooral in combinatie met 行き方 (manier van gaan) [37](#page=37). **Voorbeelden met partikels:** * 日本語で (手紙を)書きます。(Nihongo de (tegami o) kakimasu.) → 日本語での 書き方 を 先生に 聞きました。(Nihongo de no kakikata o sensei ni kikimashita.) - Ik vroeg de leraar hoe ik een brief in het Japans moest schrijven [37](#page=37). * 食堂に 行く。(Shokudou ni iku.) → 食堂への 行き方 を 2年生に 聞きましょう。(Shokudou e no ikikata o ninensei ni kikimashou.) - Laten we aan de tweedejaars vragen hoe we naar de kantine gaan [37](#page=37). #### 5.1.4 Vertalingsoefeningen De volgende zinnen demonstreren het gebruik van ~方 in een vertaalcontext: * Deze kanji's manier van schrijven, leer mij alstublieft. (Kanji's書き方を教えてください。) [38](#page=38). * Weet je de weg naar het station? (駅への行き方がわかりますか。) [38](#page=38). ### 5.2 De suffix ~すぎる (sugiru) De suffix ~すぎる (sugiru) wordt gebruikt om aan te geven dat iets "te veel" is of een bepaalde actie of staat overmatig is. Het kan worden toegevoegd aan werkwoorden, い-adjectieven en な-adjectieven [39](#page=39) [40](#page=40). #### 5.2.1 Vorming van ~すぎる * **Werkwoorden:** De uitgang ~ます van een werkwoord wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 飲む (nomu - drinken) → 飲みすぎる (nomisugiru - te veel drinken) [40](#page=40). * **~い-adjectieven:** De uitgang ~い van het adjectief wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 長い (nagai - lang) → 長すぎる (nagasugiru - te lang) [40](#page=40). * Voorbeeld: 大きい (ookii - groot) → 大きすぎる (ookisugiru - te groot) [40](#page=40). * **~な-adjectieven:** De partikel な van het adjectief wordt weggelaten en wordt vervangen door ~すぎる [40](#page=40). * Voorbeeld: 簡単な (kantan na - eenvoudig) → 簡単すぎる (kantansugiru - te eenvoudig) [40](#page=40). #### 5.2.2 Vervoeing van ~すぎる De uitgang ~すぎる wordt verder vervoegd als een "zwak" werkwoord [41](#page=41). * **Werkwoorden:** * 飲みすぎる (nomisugiru - te veel drinken) * 飲みすぎます (nomisugimasu - te veel drinken, beleefd) * 飲みすぎて (nomisugite - te veel drinkend, verbindingsvorm) * 飲みすぎない (nomisuginai - niet te veel drinken) * **~い-adjectieven:** * 長すぎる (nagasugiru - te lang) * 長すぎます (nagasugimasu - te lang, beleefd) * 長すぎて (nagasugite - te lang, verbindingsvorm) * 長すぎない (nagasuginai - niet te lang) #### 5.2.3 Voorbeeldzinnen De volgende zinnen illustreren het gebruik van ~すぎる: * このかばんは たかすぎます。(Kono kaban wa takasugimasu.) - Deze tas is te duur [42](#page=42). * テレビを 見すぎました。(Terebi o misugimashita.) - Ik heb te veel televisie gekeken [42](#page=42). --- # Het werkwoord aru Het werkwoord *aru* (ある) is een essentieel Japans werkwoord met diverse toepassingen die duiden op bestaan, bezit of het plaatsvinden van gebeurtenissen [43](#page=43). ### 6.1 De hoofdfuncties van aru Het werkwoord *aru* kent drie primaire betekenissen en grammaticale constructies die in dit hoofdstuk worden uitgelicht [44](#page=44). #### 6.1.1 Bestaan van objecten (ergens aanwezig zijn) De meest basale functie van *aru* is het aangeven dat iets of iemand ergens aanwezig is. De structuur hiervoor is: **Plaats + に + Onderwerp + が + ある** [44](#page=44). * **Plaats + に**: Dit deel specificeert de locatie waar iets zich bevindt. De partikel *ni* (に) markeert de plaats van aanwezigheid. * **Onderwerp + が**: Dit deel identificeert hetgeen dat aanwezig is. De partikel *ga* (が) markeert het onderwerp van de zin. * **ある**: Dit is het werkwoord "zijn" of "bestaan" in zijn basisvorm. > **Voorbeeld:** > > つくえの右に いすが あります。 > (Tsukue no migi ni isu ga arimasu.) > *Er staat een stoel rechts van het bureau.* [44](#page=44). Hier geeft "つくえの右に" (rechts van het bureau) de plaats aan, "いす" (stoel) is het onderwerp, en "あります" (is aanwezig) is de werkwoordsvorm van *aru*. #### 6.1.2 Bezit (hebben) *Aru* wordt ook gebruikt om bezit aan te geven, vergelijkbaar met het Nederlandse "hebben". De constructie hiervoor is: **Onderwerp + に(は)+ Lijdend Voorwerp + が + ある** [44](#page=44). * **Onderwerp + に(は)**: Dit deel identificeert de persoon of entiteit die iets bezit. De partikel *ni* (に) of *ni wa* (には) duidt op de bezitter. * **Lijdend Voorwerp + が**: Dit deel specificeert hetgeen dat bezeten wordt. De partikel *ga* (が) markeert het lijdend voorwerp. * **ある**: Het werkwoord "hebben". > **Voorbeeld:** > > 田中さんには 車が あります。 > (Tanaka-san ni wa kuruma ga arimasu.) > *Meneer Tanaka heeft een auto.* [44](#page=44). In dit voorbeeld is "田中さん" (Meneer Tanaka) de bezitter, "車" (auto) het bezeten voorwerp, en "あります" (heeft) de werkwoordsvorm van *aru*. #### 6.1.3 Gebeurtenissen (plaatsvinden, gebeuren) Een derde belangrijke toepassing van *aru* is het aangeven dat een gebeurtenis plaatsvindt of gebeurt. De gebruikte structuur is: **Plaats + で + Onderwerp (gebeurtenis) + が + ある** [44](#page=44). * **Plaats + で**: Dit deel specificeert waar de gebeurtenis plaatsvindt. De partikel *de* (で) markeert de plaats van de gebeurtenis. * **Onderwerp (gebeurtenis) + が**: Dit deel identificeert de gebeurtenis zelf. De partikel *ga* (が) markeert de gebeurtenis. * **ある**: Het werkwoord "plaatsvinden" of "gebeuren". > **Voorbeelden:** > > ヤンさんのうちで パーティーが ありました。 > (Yan-san no uchi de pātī ga arimashita.) > *Er was een feest in het huis van Jan.* [44](#page=44). > > 日本語の授業は 文学部で あります。 > (Nihongo no jugyō wa Bungakubu de arimasu.) > *De Japanse les vindt plaats in de faculteit der letteren.* [44](#page=44). In het eerste voorbeeld is "ヤンさんのうち" (het huis van Jan) de plaats, "パーティー" (feest) de gebeurtenis, en "ありました" (vond plaats) de werkwoordsvorm van *aru*. In het tweede voorbeeld is "文学部" (faculteit der letteren) de plaats en "日本語の授業" (Japanse les) de gebeurtenis. ### 6.2 Vergelijking van constructies Het is belangrijk om de nuances tussen "~に~がある" (aanwezigheid) en "~で~がある" (plaatsvinden van gebeurtenissen) te begrijpen, zoals geïllustreerd in de voorbeelden. Hoewel beide constructies het werkwoord *aru* gebruiken, wijzigen de gebruikte partikels (*ni* vs. *de*) en de context de specifieke betekenis aanzienlijk [45](#page=45). > **Tip:** Let goed op de partikels *ni* (に) en *de* (で) in combinatie met *aru*, aangezien deze cruciaal zijn voor het correct interpreteren van de zin [44](#page=44) [45](#page=45). --- ## Veelgemaakte fouten om te vermijden - Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens - Let op formules en belangrijke definities - Oefen met de voorbeelden in elke sectie - Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beleefd bevel | Een grammaticale constructie in het Japans om een bevel op een respectvolle manier uit te drukken, vaak met de te-vorm gevolgd door \"kudasai\". |
| Verzoek | Een manier om iemand te vragen iets te doen, waarbij de toon en de gebruikte grammaticale vormen de beleefdheid aangeven. |
| ~て-vorm | Een basis grammaticale vorm van Japanse werkwoorden die gebruikt wordt om acties te verbinden, verzoeken te vormen of voortgang aan te geven. |
| Zwakke werkwoorden | Werkwoorden in het Japans waarvan de stam eindigt op –eru of –iru en die op een voorspelbare manier de te-vorm vormen. |
| Sterke werkwoorden | Werkwoorden in het Japans waarvan de stam eindigt op –u, –ru, –tsu, –mu, –bu, –nu, –ku, –gu, of –su, en die verschillende regels volgen voor de vorming van de te-vorm. |
| Onregelmatige werkwoorden | Werkwoorden in het Japans die niet voldoen aan de standaardregels voor de vorming van de te-vorm, zoals \"kuru\" (komen) en \"suru\" (doen). |
| ~てください | Een grammaticale uitdrukking die \"alsjeblieft\" betekent, gebruikt om een beleefd verzoek of instructie te geven. |
| ~てくださいませんか | Een nog beleefdere vorm van een verzoek, die \"zou u alstublieft niet voor mij... willen doen?\" betekent. |
| Lijdend voorwerp | Het zinsdeel dat direct wordt beïnvloed door de actie van het werkwoord; in het Japans vaak aangegeven met het partikel \"o\" (を). |
| Meewerkend voorwerp | Het zinsdeel waar de actie van het werkwoord naartoe gericht is of ten goede komt; in het Japans vaak aangegeven met het partikel \"ni\" (に). |
| Bestemming | De plaats waarheen een beweging gericht is; in het Japans aangegeven met partikels zoals \"ni\" (に) of \"e\" (へ). |
| Wilsuitdrukking | Grammaticale structuren die de wens van de spreker weergeven om iets te doen of te hebben. |
| ~ほしいです | Een grammaticale uitdrukking om aan te geven dat men iets wenst te hebben; \"object + ga + hoshii desu\". |
| ~たいです | Een grammaticale uitdrukking om aan te geven dat men iets wenst te doen; \"ww + tai desu\". |
| ~方 | Een suffix dat \"manier\" of \"methode\" betekent, toegevoegd aan werkwoorden om te verwijzen naar hoe iets gedaan wordt. |
| ~すぎる | Een suffix dat aangeeft dat iets in overmatige mate gebeurt of is; betekent \"te veel\". |
| Partikel | Een klein woord in het Japans dat na een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of werkwoord komt om de grammaticale functie in de zin aan te geven. |
| Statische werkwoorden | Werkwoorden die een toestand of het bestaan van iets beschrijven, zoals \"aru\" (zijn/hebben) of \"imasu\" (zijn/verblijven). |
| Werkwoorden van beweging | Werkwoorden die een verplaatsing aangeven, zoals \"iku\" (gaan), \"kuru\" (komen) of \"kaeru\" (terugkeren). |
Cover
U8.pdf
Summary
# Vormen van het Japanse werkwoord: polite en non-polite
Dit onderwerp verkent de onderscheidende vormen van Japanse werkwoorden, met een specifieke nadruk op de vervoegingen en het gebruik van zowel de beleefde (polite) als de niet-beleefde (non-polite) varianten [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De non-polite vormen (普通体 - futsuutai)
De non-polite vormen van Japanse werkwoorden staan ook bekend als de 'gewone' of 'informele' vormen. Deze vormen worden gebruikt in situaties waar beleefdheid minder belangrijk is, zoals met vrienden, familie, of in informele geschreven teksten. De non-polite vormen zijn essentieel voor een natuurlijk taalgebruik en vormen de basis voor veel andere grammaticale constructies [2](#page=2) [4](#page=4) [8](#page=8).
#### 1.1.1 Non-polite onvoltooid affirmatief
De non-polite onvoltooid affirmatieve vorm van een werkwoord is gelijk aan de woordenboekvorm van dat werkwoord. Dit is de meest elementaire vorm van het werkwoord en duidt op een handeling die plaatsvindt of een staat die bestaat [4](#page=4).
> **Voorbeeld:**
> * 飲みます (nomimasu) - de polite vorm van 'drinken' [3](#page=3).
> * 飲む (nomu) - de non-polite vorm, wat 'drinken' betekent in de onvoltooid affirmatieve zin [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.1.2 Non-polite voltooid affirmatief
De non-polite voltooid affirmatieve vorm wordt gevormd door de polite ~ます-vorm (vervolg op het werkwoordstam) te vervangen door de ~た-vorm. Dit is vergelijkbaar met de vervoeging van de ~て-vorm. De ~た-vorm duidt op een voltooide actie [6](#page=6).
> **Voorbeeld:**
> * 飲みました (nomimashita) - de polite vorm van 'dronk' [6](#page=6).
> * 飲んだ (nonda) - de non-polite vorm, wat 'dronk' betekent [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.1.3 Non-polite onvoltooid negatief
De non-polite onvoltooid negatieve vorm wordt gevormd door de uitgang ~ない aan te plakken. Voor 'zwakke' werkwoorden (die eindigen op ~る) verandert de uitgang ~る in ~ない. Voor 'sterke' werkwoorden verandert de laatste lettergreep op –u in de corresponderende –a-syllabe, waarna ~ない wordt toegevoegd. Een belangrijke uitzondering hierbij is het werkwoord ~う, dat verandert in ~わ voordat ~ない wordt toegevoegd [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:**
> * 飲みません (nomimasen) - de polite vorm van 'drinkt niet' [8](#page=8).
> * 飲まない (nomanai) - de non-polite vorm, wat 'drinkt niet' betekent [11](#page=11) [8](#page=8).
#### 1.1.4 Non-polite voltooid negatief
De non-polite voltooid negatieve vorm wordt gevormd door de uitgang ~なかった aan te plakken, wat vergelijkbaar is met de vervoeging van ~い-adjectieven. Net als bij de onvoltooid negatieve vorm, moeten 'sterke' werkwoorden eerst de eind-u veranderen in de –a-syllabe voordat ~なかった wordt toegevoegd. Ook hier geldt de uitzondering dat ~う verandert in ~わ voordat ~なかった wordt toegevoegd [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Voorbeeld:**
> * 飲みませんでした (nomimasen deshita) - de polite vorm van 'dronk niet' [12](#page=12).
> * 飲まなかった (nomanakatta) - de non-polite vorm, wat 'dronk niet' betekent [12](#page=12) [15](#page=15).
### 1.2 Vervoeging van specifieke werkwoorden in non-polite en polite vormen
De onderstaande tabellen tonen de vervoegingen van verschillende werkwoordtypes, waarbij de polite (~ます-vormen) en non-polite vormen tegenover elkaar worden gezet.
#### 1.2.1 Tabel met werkwoordvervoegingen
| Polite (~ます) | Non-polite (woordenboekvorm) | Non-polite voltooid affirmatief (~た) | Non-polite onvoltooid negatief (~ない) | Non-polite voltooid negatief (~なかった) |
| :------------- | :--------------------------- | :------------------------------------ | :--------------------------------------- | :--------------------------------------- |
| ねます (nemasu) | ねる (neru) | ねた (neta) | ねない (nenai) | ねなかった (nenakatta) |
| みます (mimasu) | みる (miru) | みた (mita) | みない (minai) | みなかった (minakatta) |
| かいます (kaimasu) | かう (kau) | かった (katta) | かわない (kawanai) | かわなかった (kawanakatta) |
| とります (torimasu) | とる (toru) | とった (tatta) | とらない (toranai) | とらなかった (toranakatta) |
| まちます (machimasu) | まつ (matsu) | まった (matta) | またない (matanai) | またなかった (matanakatta) |
| よみます (yomimasu) | よむ (yomu) | よんだ (yonda) | よまない (yomanai) | よまなかった (yomanakatta) |
| とびます (tobimasu) | とぶ (tobu) | とんだ (tonda) | とばない (tobanai) | とばなかった (tobanakatta) |
| しにます (shinimasu) | しぬ (shinu) | しんだ (shinda) | しなない (shinai) | しななかった (shinanakatta) |
| かきます (kakimasu) | かく (kaku) | かいた (kaita) | かかない (kakanai) | かかなかった (kakanakatta) |
| ぬぎます (nugimasu) | ぬぐ (nugu) | ぬいだ (nuida) | ぬが ない (nuganai) | ぬが なかった (nuganatta) |
| おします (oshimasu) | おす (osu) | おした (oshita) | おさない (osananai) | おさなかった (osanatta) |
| きます (kimasu) | くる (kuru) | きた (kita) | こない (konai) | こなかった (konakatta) |
| します (shimasu) | する (suru) | した (shita) | しない (shinai) | しなかった (shinakatta) |
#### 1.2.2 Het werkwoord ある (aru)
Het werkwoord ある (aru), wat 'zijn' of 'hebben' betekent (voor onbezielde objecten), heeft een aantal specifieke vervoegingen.
| Polite (~ます) | Non-polite (woordenboekvorm) | Non-polite voltooid affirmatief (~た) | Non-polite onvoltooid negatief (~ない) | Non-polite voltooid negatief (~なかった) |
| :------------- | :--------------------------- | :------------------------------------ | :--------------------------------------- | :--------------------------------------- |
| あります (arimasu) | ある (aru) | あった (atta) | ない (nai) | なかった (nakatta) |
#### 1.2.3 Oefenvoorbeelden
**Oefening (pg 197):** Vervoeg de volgende werkwoorden in de non-polite vormen.
* きく (kiku): きかない (kikanai), きいた (kiita) [21](#page=21).
* おぼえる (oboeru): おぼえない (oboenai), おぼえた (oboeta) [21](#page=21).
* いう (iu): いわない (iwanai), いった (itta) [21](#page=21).
* たつ (tatsu): たたない (tatanai), たった (tatta) [21](#page=21).
* する (suru): しない (shinai), した (shita) [21](#page=21).
**Oefening (pg 199):** Zet de volgende polite vormen om naar de non-polite vormen.
* くろいです (kuroi desu) -> くろい (kuroi), くろくない (kurokunai), くろかった (kurokatta) [25](#page=25) [26](#page=26).
* きれいです (kirei desu) -> きれいだ (kirei da), きれいじゃない (kirei janai), きれいだった (kirei datta) [25](#page=25) [26](#page=26).
* 先生です (sensei desu) -> 先生だ (sensei da), 先生じゃない (sensei janai), 先生だった (sensei datta) [25](#page=25) [26](#page=26).
* いいです (ii desu) -> いい (ii), よくない (yokunai), よかった (yokatta) [25](#page=25) [26](#page=26).
* 行きたいです (ikitai desu) -> いきたい (ikitai), いきたくない (ikitakunai), いきたかった (ikitakatta) [25](#page=25) [27](#page=27) [28](#page=28).
* でます (demasu) -> でる (deru), でない (denai), でた (deta) [25](#page=25) [26](#page=26).
* とります (torimasu) -> とる (toru), とらない (toranai), とった (tatta) [25](#page=25) [26](#page=26).
**Oefening (pg 199):** Zet de volgende non-polite vormen om naar de polite vormen.
* すいたい (suitai) -> すいたいです (suitai desu) [28](#page=28).
* たべたくない (tabetakunai) -> 食べたくありません (tabetakunai desu) [28](#page=28).
* かきたかった (kakitakatta) -> かきたかったです (kakitakatta desu) [28](#page=28).
* のみたくなかった (nomitaku nakatta) -> のみたくありませんでした (nomitaku arimasen deshita) [28](#page=28).
### 1.3 Verschil tussen zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden
Het onderscheid tussen zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden is cruciaal voor de correcte vervoeging, met name in de non-polite vormen [17](#page=17).
* **Zwakke werkwoorden (godan-dōshi):** Deze werkwoorden eindigen meestal op een klank uit de u-rij en volgen een meer voorspelbaar patroon, waarbij de eind-u vaak verandert in een klank uit de i-rij of a-rij [17](#page=17).
* **Sterke werkwoorden (ichidan-dōshi):** Deze werkwoorden eindigen op -eru of -iru en de stam blijft meestal intact, waarbij de uitgangen van de polite en non-polite vormen direct worden toegevoegd [17](#page=17).
* **Onregelmatige werkwoorden:** Er zijn twee belangrijke onregelmatige werkwoorden: 来る (kuru - komen) en する (suru - doen). Deze hebben unieke en niet-voorspelbare vervoegingen. Bij 来る (kuru) is het opvallend dat dezelfde kanji (来) voor verschillende uitspraken en vormen wordt gebruikt [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19).
### 1.4 Non-polite vormen van ~い-adjectieven en です
De non-polite vormen van ~い-adjectieven en です volgen specifieke regels die lijken op de werkwoordvervoegingen.
| Vorm | ~い-adjectief voorbeeld (groot) | です voorbeeld (handig) | です voorbeeld (boek) |
| :----------------------- | :----------------------------- | :--------------------- | :------------------- |
| Onvoltooid affirmatief | おおきい (ōkii) | 便利だ (benri da) | 本だ (hon da) |
| Voltooid affirmatief | おおきかった (ōkiikatta) | べんりだった (benri datta) | 本だった (hon datta) |
| Onvoltooid negatief | おおきくない (ōkiikunai) | べんりじゃない (benri janai) | 本じゃない (hon janai) |
| Voltooid negatief | おおきくなかった (ōkiikunakatta) | 便利じゃなかった (benri janakatta) | 本じゃなかった (hon janakatta) |
#### 1.4.1 Vervoeging van 〜たい (want to)
De vorm 〜たい (de wensvorm) wordt ook vervoegd in non-polite vormen.
| Vorm | Voorbeeld (willen spelen) |
| :----------------------- | :----------------------- |
| Onvoltooid affirmatief | あそびたい (asobitai) |
| Voltooid affirmatief | あそびたかった (asobita-katta) |
| Onvoltooid negatief | あそびたくない (asobitakunai) |
| Voltooid negatief | あそびたくなかった (asobita-kunakatta) |
> **Tip:** Het correct toepassen van de non-polite vormen is essentieel voor het begrijpen en produceren van natuurlijke Japanse zinnen, vooral in informele contexten. Oefening met de verschillende werkwoordtypes en hun vervoegingen zal de beheersing vergroten [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [4](#page=4).
---
# Toepassingen van de non-polite vorm in het Japans
Dit gedeelte verkent de grammaticale constructies die gebruikmaken van de non-polite vorm om meningen, verklaringen, redenen, adviezen en ervaringen uit te drukken [29](#page=29) [30](#page=30).
### 8.2.1 Mening of gedachte met と思います
De constructie met と思います [omouimasu wordt gebruikt om een mening, gedachte of oordeel uit te drukken. Hierbij wordt altijd de non-polite vorm van het werkwoord, zelfstandig naamwoord, of bijvoeglijk naamwoord gebruikt vóór de partikel と [to, gevolgd door 思います [omouimasu [31](#page=31) [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Basisstructuur:**
* Werkwoord (non-polite vorm) + と 思います [omouimasu [31](#page=31).
* Zelfstandig naamwoord + だ + と 思います [omouimasu [33](#page=33).
* な-bijvoeglijk naamwoord + だ + と 思います [omouimasu (niet direct zoals in de tekst, maar impliciet via de non-polite vorm van het naamwoord)
* い-bijvoeglijk naamwoord + と 思います [omouimasu [35](#page=35).
* **Voorbeelden:**
* カリンさんは病気だ と おもいます。 [karin-san wa byouki da to omoimasu (Ik denk dat Karin ziek is.) [33](#page=33).
* Aはカナダ人だ と 思います。 [a wa kanadajin da to omoimasu (Ik denk dat A Canadees is.) [35](#page=35).
* Aは手紙を書いた と 思います。 [a wa tegami o kaita to omoimasu (Ik denk dat A een brief heeft geschreven.) [35](#page=35).
* その部屋に いすがないと思います。 [sono heya ni isu ga nai to omoimasu (Ik denk dat er geen stoel in die kamer is.) [35](#page=35).
> **Tip:** De vraag "どう思いますか。" [dou omoimasu ka (Wat denk je?) wordt zonder だ [da of と [to gebruikt [35](#page=35).
### 8.2.2 Verklarende uitleg met んです
De constructie met んです [n desu wordt gebruikt om een verklaring te geven, vaak in een context waar empathie of een diepere uitleg gewenst is. De vorm van het voorafgaande woord bepaalt de specifieke aanpassing [36](#page=36):
* **Werkwoord:** Werkwoord (non-polite vorm) + んです [n desu
* **い-bijvoeglijk naamwoord:** い-bijvoeglijk naamwoord + んです [n desu
* **な-bijvoeglijk naamwoord of Zelfstandig naamwoord:** Deze vormen normaal gesproken een べき [beki met です [desu. Echter, voor んです [n desu wordt de non-polite vorm gebruikt, wat impliceert dat het als volgt wordt aangepast:
* Zelfstandig naamwoord + だ + んです [n desu
* な-bijvoeglijk naamwoord + な + んです [n desu [37](#page=37).
* **Voorbeelden:**
* A「どうしたんですか。」 [a: doushitandesu ka.] (Wat is er aan de hand?)
B「あたまがいたいんです。」 [b: atama ga itaindesu.] (Ik heb hoofdpijn.) [36](#page=36).
* 宿題が大変なんです。 [shukudai ga taihen nan desu.] (Het huiswerk is zwaar.) [37](#page=37).
* テストがあるんです。 [tesuto ga aru n desu.] (Er is een test.) [40](#page=40).
* 漢字が好きなんです。 [kanji ga suki nan desu.] (Ik hou van kanji.) [40](#page=40).
* おくれたんです。 [okuretan desu.] (Ik was te laat.) [40](#page=40).
* こなかったんです。 [konakattan desu.] (Hij/zij kwam niet.) [40](#page=40).
### 8.2.3 Formeel uitgedrukte reden met ~からです
De constructie met ~からです [kara desu wordt gebruikt om een formele reden aan te geven. Net als bij と思います [omouimasu, wordt hierbij altijd de non-polite vorm gebruikt vóór からです [kara desu [41](#page=41).
* **Basisstructuur:**
* Werkwoord (non-polite vorm) + からです [kara desu * Zelfstandig naamwoord + だ + からです [kara desu * な-bijvoeglijk naamwoord + だ + からです [kara desu * い-bijvoeglijk naamwoord + からです [kara desu
* **Voorbeelden:**
* A「どうしてEMSは便利なんですか。」 [a: doushite ems wa benri nan desu ka.] (Waarom is EMS handig?)
B「速いからです。」 [b: hayai kara desu.] (Omdat het snel is.) [41](#page=41).
* いそがしかったからです。 [isogashikatta kara desu.] (Omdat ik het druk had.) [42](#page=42).
* 勉強しなかったからです。 [benkyou shinakatta kara desu.] (Omdat ik niet had gestudeerd.) [42](#page=42).
* あたまがいたかったからです。 [atama ga itakatta kara desu.] (Omdat ik hoofdpijn had.) [44](#page=44).
* 国から母が来たからです。 [kuni kara haha ga kita kara desu.] (Omdat mijn moeder uit het buitenland kwam.) [44](#page=44).
### 8.2.4 Advies met ~ほうがいいです
De constructie met ~ほうがいいです [hou ga ii desu wordt gebruikt om advies te geven. Er is een verschil tussen affirmatief en negatief advies [45](#page=45):
* **Affirmatief advies:**
* Werkwoord (non-polite voltooid verleden tijd: ~た) + ほうがいいです [hou ga ii desu [45](#page=45).
* Zelfstandig naamwoord + だ + ほうがいいです [hou ga ii desu
* **Negatief advies:**
* Werkwoord (non-polite ontkennende vorm: ~ない) + ほうがいいです [hou ga ii desu [45](#page=45).
* **Voorbeelden:**
* 授業を休んだ ほうがいいです。 [jugyou o yasunda hou ga ii desu.] (Je kunt de les beter overslaan.) [46](#page=46).
* うちに帰った ほうがいいです。 [uchi ni kaetta hou ga ii desu.] (Je kunt beter naar huis gaan.) [46](#page=46).
* すわない ほうがいいです。 [suwanai hou ga ii desu.] (Je kunt beter niet roken.) [46](#page=46).
* のまない ほうがいいです。 [nomanai hou ga ii desu.] (Je kunt beter niet drinken.) [46](#page=46).
* 教室で 先生と 日本語で 話したほうがいいです。 [kyoushitsu de sensei to nihongo de hanashita hou ga ii desu.] (Je kunt beter met de leraar in het Japans praten in de klas.) [52](#page=52).
* 子どもと遊ばないほうがいいです(よ)。 [kodomo to asobanai hou ga ii desu (yo).] (Je kunt beter niet met kinderen spelen.) [53](#page=53).
### 8.2.5 Ervaring met ~ことがあります
De constructie met ~ことがあります [koto ga arimasu wordt gebruikt om te spreken over ervaringen [47](#page=47).
* **Affirmatieve ervaring:**
* Werkwoord (non-polite voltooid verleden tijd: ~た) + ことが あります [koto ga arimasu [47](#page=47).
* **Negatieve ervaring:**
* Werkwoord (non-polite voltooid verleden tijd: ~た) + ことが ありません [koto ga arimasen [47](#page=47).
* **Voorbeelden:**
* 映画を見たことがありません。 [eiga o mita koto ga arimasen.] (Ik heb nog nooit een film gezien.) [48](#page=48).
* 着物をきたことがありますか。 [kimono o kita koto ga arimasu ka.] (Heb je ooit een kimono gedragen?) [48](#page=48).
* お風呂に入ったことがありますか。 [ofuro ni haitta koto ga arimasu ka.] (Heb je ooit in een bad genomen?) [48](#page=48).
* すしを食べたことがありますか。 [sushi o tabeta koto ga arimasu ka.] (Heb je wel eens sushi gegeten?) [48](#page=48).
* いいえ、まだです。= まだ行ったことがありません。 [iie, mada desu. = mada itta koto ga arimasen.] (Nee, nog niet. = Ik ben nog nooit gegaan.) [54](#page=54).
### Overzicht voltooiing en negatie in structuren 1-5
Het is belangrijk om de vormen van voltooiing en negatie te onthouden die bij deze structuren passen [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Structuren 1-3 (と思います, んです, からです):** Deze structuren kunnen alle vier de vormen van voltooiing en negatie gebruiken:
* **Tegenwoordige/Toekomende tijd (affirmatief):** Werkwoord + ます [masu → Werkwoord (non-polite)
* **Verleden tijd (affirmatief):** Werkwoord + ました [mashita → Werkwoord (non-polite voltooid)
* **Tegenwoordige/Toekomende tijd (negatief):** Werkwoord + ません [masen → Werkwoord (non-polite negatief)
* **Verleden tijd (negatief):** Werkwoord + ませんでした [masen deshita → Werkwoord (non-polite voltooid negatief)
* **Structuren 4-5 (ほうがいいです, ことがあります):** Deze structuren hebben een beperktere set aan vormen:
* **ほうがいいです [hou ga ii desu:**
* Affirmatief: Werkwoord (non-polite voltooid) + ほうがいいです [hou ga ii desu * Negatief: Werkwoord (non-polite negatief) + ほうがいいです [hou ga ii desu * **ことがあります [koto ga arimasu:**
* Affirmatief: Werkwoord (non-polite voltooid) + ことがあります [koto ga arimasu * Negatief: Werkwoord (non-polite voltooid) + ことがありません [koto ga arimasen
### Vertaling van voorbeelden
* きのう何も買わなかったと思います。 [kinou nani mo kawanakatta to omoimasu.] (Ik denk dat ik gisteren niets heb gekocht.) [52](#page=52).
* A それはきれいな車ですね。B ええ、父のなんです。 [a sore wa kirei na kuruma desu ne. b: ee, chichi no nan desu.] (A: Dat is een mooie auto, hè. B: Ja, het is die van mijn vader.) [52](#page=52).
* 教室で 先生と 日本語で 話したほうがいいです。 [kyoushitsu de sensei to nihongo de hanashita hou ga ii desu.] (Je kunt beter met de leraar in het Japans praten in de klas.) [52](#page=52).
* A かぜをひいたんです。B 子どもと遊ばないほうがいいです(よ)。 [a kaze o hinda n desu. b: kodomo to asobanai hou ga ii desu (yo).] (A: Ik ben verkouden geworden. B: Je kunt beter niet met kinderen spelen.) [53](#page=53).
* A Aさんはどうして来なかったんですか。B びょうきだったからです。 [a a-san wa doushite konakattan desu ka. b: byouki datta kara desu.] (A: Waarom kwam A niet? B: Omdat hij ziek was.) [53](#page=53).
* A 日本へ行ったことがありますか。B いいえ、まだです。= まだ行ったことがありません。 [a nihon e itta koto ga arimasu ka. b: iie, mada desu. = mada itta koto ga arimasen.] (A: Ben je ooit naar Japan geweest? B: Nee, nog niet. = Ik ben nog nooit naar Japan geweest.) [54](#page=54).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| 普通体 (futsuu tai) | De niet-beleefde vorm van werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Japans, gebruikt in informele situaties of tussen mensen die dicht bij elkaar staan. |
| 丁寧体 (teinei tai) | De beleefde vorm van werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Japans, die gebruikt wordt om respect te tonen en in formele situaties. |
| Woordenboekvorm | De basisvorm van een Japans werkwoord, zoals deze in een woordenboek wordt aangetroffen, en die tevens de onvoltooid affirmatieve non-polite vorm is. |
| Onvoltooid | Een grammaticale tijdsaanduiding die aangeeft dat een actie nog niet voltooid is of dat het een algemene waarheid betreft. |
| Voltooid | Een grammaticale tijdsaanduiding die aangeeft dat een actie in het verleden is voltooid. |
| Affirmatief | Een grammaticale vorm die een positieve bevestiging uitdrukt (tegenovergesteld aan negatief). |
| Negatief | Een grammaticale vorm die een ontkenning uitdrukt. |
| ~ます-vorm | De standaard beleefde (polite) vorm van Japanse werkwoorden, vaak gebruikt in formele communicatie en als tegenhanger van de non-polite vormen. |
| ~て-vorm | Een verbogen vorm van Japanse werkwoorden die diverse grammaticale functies kan hebben, zoals het verbinden van zinnen of het aanduiden van een voltooide actie die leidt tot een staat. |
| ~い-adjectief | Een type Japans bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op het partikel 'い' (i) en dat eigen vervoegingen heeft, vergelijkbaar met werkwoorden in sommige opzichten. |
| ~な-adjectief | Een type Japans bijvoeglijk naamwoord dat niet eindigt op 'い' en dat vaak gevolgd wordt door het partikel 'だ' (da) in de non-polite vorm, en 'です' (desu) in de polite vorm. |
| ~と思います (to omoimasu) | Een grammaticale constructie die wordt gebruikt om een mening, gedachte of oordeel uit te drukken, waarbij de non-polite vorm van het voorafgaande element vereist is. |
| ~んです (n desu) | Een grammaticale constructie die dient als een verklarende uitleg of om empathie uit te drukken, vaak gebruikt in reactie op een vraag. |
| ~からです (kara desu) | Een grammaticale constructie die wordt gebruikt om een formele reden of oorzaak aan te geven, waarbij de non-polite vorm van het voorafgaande element wordt gebruikt. |
| ~ほうがいいです (hou ga ii desu) | Een grammaticale constructie die wordt gebruikt om advies te geven, hetzij in affirmatieve (het is beter om te doen) of negatieve (het is beter om niet te doen) vorm. |
| ~ことがあります (koto ga arimasu) | Een grammaticale constructie die wordt gebruikt om een ervaring aan te geven, meestal in de vorm "ik heb [iets] gedaan". |
Cover
U9.pdf
Summary
# Nominalisering met の
Nominalisering met の is een grammaticale constructie in het Japans die de partikel 'の' gebruikt om werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en zinnen om te zetten naar een nominale vorm. Dit proces, bekend als nominalisering, maakt het mogelijk om deze grammaticale eenheden te behandelen als zelfstandige naamwoorden binnen een zin [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.1 Het concept van nominalisering
Nominalisering (het naamwoordelijk maken) transformeert werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of zinnen in nominale structuren. Dit gebeurt door de non-polite-vorm (ook wel futsuu-tai genoemd) van het werkwoord of bijvoeglijk naamwoord te combineren met de partikel の [5](#page=5).
### 1.2 Nominaliseren van werkwoorden
Werkwoorden kunnen worden genominaliseerd door hun non-polite-vorm te gebruiken, gevolgd door の [6](#page=6).
* **Affirmatieve non-polite-vorm:**
* Voorbeeld: 食べる (non-polite van 食べます, 'eten') wordt 食べるの [6](#page=6).
* Gebruik in een zin: 食べるのが好きです (lett. 'Ik hou van eten') [6](#page=6).
* **Negatieve non-polite-vorm:**
* Voorbeeld: 勉強しない (non-polite van 勉強しません, 'niet studeren') wordt 勉強しないの [6](#page=6).
* Gebruik in een zin: 勉強しないのは、よくありません (lett. 'Niet studeren is niet goed') [6](#page=6).
> **Tip:** De non-polite-vorm van werkwoorden is essentieel voor deze constructie. Zorg ervoor dat je deze vormen goed beheerst [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.3 Nominaliseren van ~い-adjectieven
Ook ~い-adjectieven kunnen worden genominaliseerd door hun non-polite-vorm te combineren met の [7](#page=7).
* **Huidige tijd (affirmatief):**
* Voorbeeld: 難しい (muzukashii, 'moeilijk') wordt 難しいの [7](#page=7).
* Gebruik in een zin: 難しいのは、漢字です (lett. 'Het moeilijke is de kanji') [7](#page=7).
* **Verleden tijd (affirmatief):**
* Voorbeeld: 難しかった (muzukashikatta, 'was moeilijk') wordt 難しかったの [7](#page=7).
* Gebruik in een zin: 難しかったのは、漢字です (lett. 'Wat moeilijk was, was de kanji') [7](#page=7).
* **Huidige tijd (negatief):**
* Voorbeeld: 難しくない (muzukashikunai, 'niet moeilijk') wordt 難しくないの [7](#page=7).
* Gebruik in een zin: 難しくないのは、ひらがなです (lett. 'Wat niet moeilijk is, is de hiragana') [7](#page=7).
> **Herkenning:** In deze zinnen is vaak de structuur ~は~です te herkennen, wat verwijst naar eerdere lessen over naamwoordzinstructuren [7](#page=7).
### 1.4 Nominaliseren van ~な-adjectieven
~な-adjectieven worden genominaliseerd door hun non-polite-vorm, die eindigt op ~だ voor het onvoltooid affirmatief, te combineren met の [8](#page=8).
* **Huidige tijd (affirmatief):**
* Voorbeeld: 簡単だ (kantan da, 'eenvoudig') wordt 簡単なの. Merk op dat ~です na het onvoltooid affirmatief verandert in ~だ, en vervolgens in ~な wanneer het voor の staat [8](#page=8).
* Gebruik in een zin: 簡単なのは、ひらがなです (lett. 'Wat eenvoudig is, is de hiragana') [8](#page=8).
* **Verleden tijd (affirmatief):**
* Voorbeeld: 簡単だった (kantan datta, 'was eenvoudig') wordt 簡単だったの [8](#page=8).
* Gebruik in een zin: 簡単だったのは、ひらがなです (lett. 'Wat eenvoudig was, was de hiragana') [8](#page=8).
> **Belangrijk:** De transformatie van het onvoltooid affirmatief ~です naar ~だ, en vervolgens naar ~な in deze context is cruciaal voor correcte nominalisering van ~な-adjectieven [8](#page=8).
### 1.5 Nominaliseren van zinnen
Hele zinnen kunnen ook worden genominaliseerd met behulp van の. Dit gebeurt door de non-polite-vorm van het werkwoord aan het einde van de zin te gebruiken, gevolgd door の [9](#page=9).
* **Voorbeeld 1:**
* Originele zin: 映画が始まります (Eiga ga hajimarimasu, 'De film begint') [9](#page=9).
* Genominaliseerde zin: 映画が始まるのを待ちました (Eiga ga hajimaru no o machimashita, 'Ik wachtte tot de film begon') [9](#page=9).
* **Voorbeeld 2:**
* Originele zin: 水を飲みません (Mizu o nomimasen, 'Ik drink geen water') [9](#page=9).
* Genominaliseerde zin: 水を飲まないのは、よくありません (Mizu o nomanai no wa, yoku arimasen, 'Geen water drinken is niet goed') [9](#page=9).
* **Voorbeeld 3:**
* Originele zin: はじめて日本の音楽を聞きました (Hajimete Nihon no ongaku o kikimashita, 'Ik luisterde voor het eerst naar Japanse muziek') [9](#page=9).
* Genominaliseerde zin: はじめて日本の音楽を聞いたのは、いつですか (Hajimete Nihon no ongaku o kiita no wa, itsu desu ka, 'Wanneer was het dat je voor het eerst naar Japanse muziek luisterde?') [9](#page=9).
> **Toepassing:** Deze constructie stelt je in staat om de hele actie of gebeurtenis uit de oorspronkelijke zin te nominaliseren en deze als onderwerp of object in een nieuwe zin te gebruiken [9](#page=9).
---
# Koppelen van genominaliseerde zinsdelen aan de hoofdzin
Dit gedeelte beschrijft de methode om genominaliseerde zinsdelen, gecreëerd met het partikel 'の', correct te koppelen aan een hoofdzin, met behulp van een gedetailleerd stappenplan [10](#page=10) [17](#page=17).
### Het stappenplan voor het koppelen van genominaliseerde zinsdelen
Het proces bestaat uit drie kernstappen die systematisch moeten worden gevolgd [10](#page=10) [17](#page=17):
1. **Zoek de hoofdzin:** Identificeer het "skelet" van de zin, oftewel het deel dat de belangrijkste actie of status beschrijft. Dit vormt de kern van de uiteindelijke Japanse zin [10](#page=10) [12](#page=12) [17](#page=17).
2. **Bepaal het partikel dat past bij de hoofdzin:** Analyseer de functie van het werkwoord of de adjectief in de hoofdzin om te bepalen welk partikel (bijvoorbeeld を, は, が, に) erbij hoort [13](#page=13) [22](#page=22).
3. **Nominaliseer de rest van de zin:** De overige delen van de zin die niet tot de hoofdzin behoren, worden genomaliseerd met behulp van het partikel 'の'. Dit gebeurt in de volgende volgorde [10](#page=10) [14](#page=14) [17](#page=17):
* Zet het werkwoord of de adjectief in de non-polite vorm [14](#page=14).
* Voeg het partikel 'の' toe na de non-polite vorm om de uitdrukking te nominaliseren [14](#page=14).
* Indien het genominaliseerde zinsdeel als onderwerp van de hoofdzin fungeert, voeg dan het partikel 'が' toe aan het onderwerp van het genominaliseerde zinsdeel [14](#page=14) [16](#page=16).
#### Voorbeeld van het stappenplan
**Zin:** Ik heb de kinderen de trein zien nemen [11](#page=11).
1. **Hoofdzin:** De hoofdzin is "Ik heb gezien". In het Japans: (私は) 見ました。 [12](#page=12).
2. **Partikel:** Om het partikel te bepalen, maken we een eenvoudigere zin: "Ik heb een trein gezien". Hierbij hoort het partikel を, omdat het een direct lijdend voorwerp is van 'zien'. Dit partikel wordt dus ook in de hoofdzin gebruikt: ~を見ました。 [13](#page=13) [15](#page=15).
3. **Nominaliseren:** De rest van de zin is "De kinderen nemen de trein" (子どもは電車に乗ります。) [14](#page=14).
* Non-polite vorm: 乗る (noru) [14](#page=14).
* Nominaliseren: 乗るの (noru no) [14](#page=14).
* Onderwerp + が: 子どもが (kodomo ga) [14](#page=14).
* Gecombineerd genominaliseerd zinsdeel: 子どもが電車に乗るの (kodomo ga densha ni noru no) [14](#page=14).
**Volledige zin:** (私は) 子どもが電車に乗るのを 見ました。 [15](#page=15).
### Verschillende functies van het genominaliseerde zinsdeel in de hoofdzin
Het partikel dat na het genominaliseerde zinsdeel komt, wordt bepaald door de functie die het genominaliseerde zinsdeel vervult binnen de hoofdzin. Dit kan zijn als vervanging van een werkwoord, een adjectief of een zelfstandig naamwoord [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25).
#### 1. Als vervanging van een werkwoord in de hoofdzin
Wanneer het genominaliseerde zinsdeel de functie van een werkwoord in de hoofdzin overneemt, kan het als lijdend voorwerp of als onderwerp fungeren [16](#page=16) [22](#page=22).
* **Voorbeeld:** Ik heb de leraar van de trein zien stappen [16](#page=16).
* Hoofdzin: (私は) 見ました。 (Dit is vergelijkbaar met "Ik heb een trein gezien".) [16](#page=16).
* Genominaliseerd deel: 先生が電車を降りる (sensei ga densha o oriru) [16](#page=16).
* Volledige zin: 私は 先生が電車を降りるのを 見ました。 [16](#page=16).
* **Voorbeeld:** Ik ben vergeten mijn handboek mee te brengen naar de les [18](#page=18) [21](#page=21).
* Hoofdzin: (教科書を) 忘れました。 (Ik ben vergeten.) [18](#page=18).
* Genominaliseerd deel: 授業に教科書を持ってくる (jugyou ni kyoukasho o motte kuru) [21](#page=21).
* Volledige zin: 授業に教科書を持ってくるのを 忘れました。 [21](#page=21).
* **Voorbeeld:** Te voet gaan vergt tijd [21](#page=21).
* Hoofdzin: ~は時間がかかります。 (Vergt tijd.) [21](#page=21).
* Genominaliseerd deel: 歩いていく (aruite iku) [21](#page=21).
* Volledige zin: 歩いて行くのは時間がかかります。 [21](#page=21).
#### 2. Als vervanging van een adjectief in de hoofdzin
Wanneer het genominaliseerde zinsdeel de functie van een adjectief in de hoofdzin overneemt, wordt het vaak gevolgd door です of een andere adjectief-eindiging [23](#page=23).
* **Voorbeeld:** Muziek luisteren is leuk [23](#page=23).
* Hoofdzin: ~は楽しいです。 (Is leuk.) [23](#page=23).
* Genominaliseerd deel: 音楽を聞く (ongaku o kiku) [23](#page=23).
* Volledige zin: 音楽を聞くのは楽しいです。 [23](#page=23).
* **Voorbeeld:** Veel drinken is niet goed [23](#page=23).
* Hoofdzin: ~はよくありません。 (Is niet goed.) [23](#page=23).
* Genominaliseerd deel: 飲みすぎる (nomisugiru) [23](#page=23).
* Volledige zin: 飲みすぎるのはよくありません。 [23](#page=23).
#### 3. Als zelfstandig naamwoord in de hoofdzin (Emfatische zinnen)
Wanneer het genominaliseerde zinsdeel fungeert als een zelfstandig naamwoord in de hoofdzin, wordt dit vaak gebruikt voor nadruk (emfatische zinnen). De structuur is typisch ~のは、~です [25](#page=25) [27](#page=27).
* **Voorbeeld:** Het is een kat die wacht op de trein [26](#page=26).
* Deelnemende zinnen: 電車を待ちます (densha o machimasu - ik wacht op de trein) en ねこです (neko desu - het is een kat) [26](#page=26).
* Genominaliseerd deel: 電車を待つ (densha o matsu) [27](#page=27).
* Volledige zin: 電車を待つのは、ねこです。 [27](#page=27).
* **Emfatische zinnen van tijd:**
* a) きのう森先生に会いました。(Ik ontmoette gisteren Tanaka-sensei.) [28](#page=28).
* b) 森先生に会ったのは、きのうです。(Het was gisteren dat ik Tanaka-sensei ontmoette.). (Nadruk op het tijdstip) [28](#page=28).
* c) きのう会ったのは、森先生です。(Het was Tanaka-sensei die ik gisteren ontmoette.). (Nadruk op de persoon) [28](#page=28).
* **Emfatische zinnen met verschillende elementen:**
* 痛いのは、目です。(Het pijnlijke is het oog.). (Nadruk op de locatie van de pijn) [29](#page=29).
* 難しくなかったのは、かたかなです。(Wat niet moeilijk was, was katakana.). (Nadruk op het onderwerp dat niet moeilijk was) [29](#page=29).
* テニスが好きなのは、スミスさんです。(Degene die van tennis houdt, is Smith-san.). (Nadruk op de persoon die van tennis houdt, waarbij 'ga' het lijdend voorwerp aangeeft van 'suki') [29](#page=29).
* スミスさんが好きなのは、テニスです。(Wat Smith-san leuk vindt, is tennis.). (Nadruk op de activiteit die Smith-san leuk vindt, waarbij 'ga' het onderwerp aangeeft van 'suki') [29](#page=29).
#### 4. Als reden in een emfatische zin
Wanneer de hoofdzin een reden aangeeft, wordt de structuur ~のは、~からです gebruikt [32](#page=32).
* **Structuur:** Het genominaliseerde zinsdeel (eindigend op non-polite vorm) wordt gevolgd door は, waarna de reden (ook eindigend op non-polite vorm) wordt gegeven, gevolgd door からです [32](#page=32).
**Tip:** Bij het construeren van emfatische zinnen is het cruciaal om zorgvuldig te bepalen welk deel van de zin benadrukt wordt. Dit bepaalt waar het genominaliseerde zinsdeel en het partikel が (indien van toepassing) geplaatst worden, en welk deel van de hoofdzin na の komt. Het verschil tussen een onderwerp en een lijdend voorwerp in de bijzin is hierbij essentieel [28](#page=28) [29](#page=29) [30](#page=30).
---
# Voegwoordelijke partikels van reden: から en ので
Dit deel behandelt het gebruik van de voegwoordelijke partikels 'から' en 'ので' om redenen aan te geven in samengestelde zinnen. Beide partikels geven een reden aan en plaatsen de redengevende bijzin vóór de hoofdzin [34](#page=34) [36](#page=36).
### 3.1 Algemeen gebruik en structuur
* `から` en `ので` zijn voegwoordelijke partikels die een reden aangeven [36](#page=36).
* Ze worden na de reden geplaatst [36](#page=36).
* De redengevende bijzin, eindigend op `から` of `ので`, komt altijd vóór de hoofdzin [36](#page=36).
* Structuur: reden + `から` / `ので`, hoofdzin. Dit vormt een ondergeschikte bijzin [36](#page=36).
> **Tip:** Onthoud de structuur: "Reden + `から`/`ので`, Hoofdzin". De reden staat vooraan.
### 3.2 Vormen van `から` en `ので`
De vorm die voor `から` en `ので` gebruikt wordt, is afhankelijk van de grammaticale vorm van de hoofdzin en soms van de aard van het zelfstandig naamwoord of -na-adjectief in de redengevende bijzin.
#### 3.2.1 Hoofdzin in beleefde vorm (ていねい たい)
* Voor `から`: Er kan een niet-beleefde vorm of een beleefde vorm gebruikt worden [37](#page=37) [41](#page=41).
* Voorbeeld: `寒かった から、窓を閉めました。` (niet-beleefd) of `寒かったですから、窓を閉めました。` (beleefd) [41](#page=41).
* Voor `ので`: In formeel of beleefd taalgebruik wordt de beleefde vorm gebruikt, echter de documentatie vermeldt hier primair de niet-beleefde vorm in relatie tot de hoofdzin vorm. Echter, het document vermeldt ook dat 'non-polite form (of polite form bv tegen hogergeplaatste) voor から' geldt. Dit impliceert dat voor `ので` in deze context ook de niet-beleefde vorm gangbaar is, zeker wanneer de hoofdzin zelf in de niet-beleefde vorm staat [37](#page=37) [41](#page=41).
#### 3.2.2 Hoofdzin in niet-beleefde vorm (ふつう たい)
* Voor `から`: Er wordt altijd de niet-beleefde vorm gebruikt [37](#page=37) [41](#page=41).
* Voorbeeld: `寒かった から、窓を閉めた。` [41](#page=41).
* Voor `ので`: Er wordt altijd de niet-beleefde vorm gebruikt [37](#page=37).
* Opgelet bij ~な-adjectieven/naamwoorden + です: deze worden `だ` vóór `から` en `な` vóór `ので` [37](#page=37).
> **Opgelet:** Bij ~な-adjectieven en naamwoorden gevolgd door です in de redengevende bijzin, verandert です in だ voor `から` en in な voor `ので` wanneer de hoofdzin in de niet-beleefde vorm staat [37](#page=37).
### 3.3 Voorbeelden van gebruik
#### 3.3.1 Dagelijkse situaties
* `日曜日ですから、授業はありません。` (Omdat het zondag is, is er geen les.) [38](#page=38).
* `日曜日 だから、授業はありません。` (Omdat het zondag is, is er geen les.) [38](#page=38).
* `日曜日 なので、授業はありません。` (Omdat het zondag is, is er geen les.) [38](#page=38).
> **Belangrijk:** Let op dat `日曜日から` de betekenis 'vanaf zondag' heeft en niet de betekenis van een reden [38](#page=38).
#### 3.3.2 Met meerdere onderwerpen
Wanneer er twee onderwerpen zijn in een samengestelde zin, wordt het onderwerp van de bijzin aangeduid met `が` en het onderwerp van de hoofdzin met `は` [39](#page=39).
* **Reden:** Fietsen is handig.
* **Hoofdzin:** Ik neem zelden de bus.
Combinaties:
* `自転車が便利ですから、(私は) めったに バスに乗りません。` [39](#page=39).
* `自転車が便利だから、(私は) めったに バスに乗りません。` [39](#page=39).
* `自転車が便利なので、(私は) めったに バスに乗りません。` [39](#page=39).
#### 3.3.3 Specifieke zinsconstructies
* **Haast je want we hebben geen tijd.** (Samengestelde zin van reden: bijzin met `から` komt voor de hoofdzin) [40](#page=40).
* `時間がないから、急いでください。` (non-polite form voor `から`) [40](#page=40).
* `時間がないので、急いでください。` [40](#page=40).
* `時間がありませんから、急いでください。` (polite form voor `から`, gebruikt bij beleefd formeel taalgebruik en wanneer de hoofdzin in beleefde vorm staat) [40](#page=40).
* **Haast je; we hebben immers geen tijd.** (Toevoeging van een reden in een aparte zin aan een vorige zin) [40](#page=40).
* `急いでください。時間がないからです。` (Altijd non-polite form voor `からです`) [40](#page=40).
* `急いでください。時間がありませんから。` (enkel in spreektaal) [40](#page=40).
#### 3.3.4 Emfatische zinnen van reden
In een emfatische zin van reden wordt altijd de non-polite form van `から` gevolgd door `です` gebruikt [41](#page=41).
* Voorbeeld: `窓を閉めたのは、寒かったからです。` (De reden dat ik het raam sloot, was omdat het koud was.) [41](#page=41).
### 3.4 Verschil tussen `から` en `ので`
Hoewel beide partikels redenen aangeven, is er een subtiel verschil in register en gevoel:
* `から` wordt algemeen gebruikt in zowel formele als informele contexten en kan soms een directer of subjectiever gevoel van redenoverdracht hebben [35](#page=35) [40](#page=40).
* `ので` wordt over het algemeen als iets formeler en objectiever beschouwd. Het wordt vaak gebruikt in formele schrijven of wanneer men een neutralere verklaring geeft [35](#page=35) [40](#page=40).
> **Tip:** Als je twijfelt, is `ので` vaak een veiligere keuze in meer formele situaties, terwijl `から` flexibeler is en in de meeste contexten past.
---
# Verzoeken, toelating, toegeving en verbod
Deze sectie behandelt de Japanse grammatica voor het uiten van verzoeken, het geven van toestemming, het accepteren van iets en het verbieden van acties [44](#page=44).
### 4.1 Negatieve verzoeken met ~ないでください
De grammatica voor het maken van negatieve verzoeken wordt geïntroduceerd met de vorm ~ないでください. Dit wordt gebruikt om iemand te vragen iets **niet** te doen [44](#page=44).
* **Structuur:** Werkwoord (negatieve vorm) + でください
* **Voorbeeld:** 飲みすぎないでください (nomisuginaide kudasai) - Drink niet te veel [49](#page=49).
* **Contrast met affirmatieve verzoeken:**
* Affirmatief: ~てください (te kudasai) - doe iets. Bijvoorbeeld: 飲んでください (nonde kudasai) - Drink! [50](#page=50).
* Negatief: ~ないでください (naide kudasai) - doe iets niet. Bijvoorbeeld: 飲まないでください (nomaide kudasai) - Drink niet! [50](#page=50).
### 4.2 Negatieve ~て-vorm
De negatieve ~て-vorm is cruciaal voor het vormen van andere grammaticale structuren. De algemene regel is [51](#page=51):
* **Conversie:** ~ない wordt ~なくて [52](#page=52).
* **Voorbeelden:**
* しろい (shiroi) → しろくない (shirokunai) → しろくなくて (shirokunakute) [52](#page=52).
* おりる (oriru) → おりない (orinaide) → おりなくて (orinakute) [52](#page=52).
* まつ (matsu) → またない (mataide) → またなくて (mataide) [52](#page=52).
* Voor adjectieven op -na (zoals しずか - shizuka, of 学生 - gakusei): じゃない (ja nai) → じゃなくて (ja nakute) [52](#page=52).
De structuur "Aじゃなくて、Bです" wordt gebruikt om te zeggen dat iets niet A is, maar B [53](#page=53).
* **Voorbeelden:**
* 日本人じゃなくて、イギリス人です (Nihonjin ja nakute, Igirisu-jin desu) - Ik ben geen Japanner, maar Brit [53](#page=53).
* この辞書は先生のじゃなくて、学生のです (Kono jisho wa sensei no ja nakute, gakusei no desu) - Dit woordenboek is niet van de leraar, maar van de student [53](#page=53).
### 4.3 Toelating, toegeving en verbod
Dit gedeelte behandelt constructies voor het vragen en geven van toestemming, het accepteren van situaties waarin iets niet hoeft te gebeuren, en het uitdrukken van verboden [54](#page=54).
#### 4.3.1 Toelating ('mogen') met ~てもいいです
Deze constructie wordt gebruikt om toelating te vragen of te geven [55](#page=55).
* **Structuur:** Werkwoord (~て-vorm) + も + いいです (mo ii desu) [55](#page=55).
* **Vraag om toelating:** ~てもいいですか (te mo ii desu ka) [69](#page=69).
* **Voorbeeld:** ここでたばこをすってもいいです (Koko de tabako o sutte mo ii desu) - Je mag hier roken [56](#page=56).
* **Voorbeeld:** ここに自転車をおいてもいいですか (Koko ni jitensha o oite mo ii desu ka) - Mag ik hier mijn fiets zetten? [69](#page=69).
* **Affirmatief antwoord:**
* はい、~てもいいです (Hai, te mo ii desu) [69](#page=69).
* Vaak verkort tot: はい、いいです (Hai, ii desu) [69](#page=69).
* Eventueel: かまいません (kamaimasen) - het maakt niet uit [69](#page=69).
* **Negatief antwoord (wat neerkomt op een verbod):**
* いいえ、~てはいけません (Iie, te wa ikemasen) [69](#page=69).
* **Andere voorbeelden:**
* 使ってもいいです (tsukatte mo ii desu) - Je mag het gebruiken [57](#page=57).
* とってもいいです (totte mo ii desu) - Je mag het pakken [57](#page=57).
* おそくてもいいです/おそくてもかまいません (osokute mo ii desu / osokute mo kamaimasen) - Het is oké als het laat is [57](#page=57).
* 学生でもいいです (gakusei de mo ii desu) - Het is oké om student te zijn [57](#page=57).
#### 4.3.2 Verbod ('niet mogen') met ~てはいけません
Deze constructie wordt gebruikt om een verbod aan te geven [58](#page=58).
* **Structuur:** Werkwoord (~て-vorm) + は + いけません (wa ikemasen) [58](#page=58).
* **Vraag met een verbod:** ~てはいけませんか (te wa ikemasen ka) [70](#page=70).
* **Voorbeeld:** ここでたばこをすってはいけません (Koko de tabako o sutte wa ikemasen) - Je mag hier niet roken [59](#page=59).
* **Voorbeeld:** ここに自転車をおいてはいけませんか (Koko ni jitensha o oite wa ikemasen ka) - Is het verboden om hier mijn fiets te zetten? [70](#page=70).
* **Affirmatief antwoord (bevestigt het verbod):**
* はい、~てはいけません (Hai, te wa ikemasen) [70](#page=70).
* Vaak verkort tot: はい、いけません (Hai, ikemasen) [70](#page=70).
* **Negatief antwoord (wat neerkomt op toelating):**
* いいえ、~てもいいです (Iie, te mo ii desu) [70](#page=70).
* **Andere voorbeelden:**
* おいてはいけません (oite wa ikemasen) - Je mag het niet neerleggen [60](#page=60).
* 話してはいけません (hanashite wa ikemasen) - Je mag niet praten [60](#page=60).
* 古くてはいけません (furukute wa ikemasen) - Het mag niet oud zijn [60](#page=60).
* 1階ではいけません (ikkai de wa ikemasen) - Het mag niet op de eerste verdieping zijn [60](#page=60).
#### 4.3.3 Toegeving ('niet hoeven') met ~なくてもいいです
Deze constructie wordt gebruikt om aan te geven dat iets niet verplicht is, of dat het oké is als iets niet gebeurt [61](#page=61).
* **Structuur:** Werkwoord (negatieve ~なくて-vorm) + も + いいです (mo ii desu) [61](#page=61).
* **Vraag met een toegeving:** ~なくてもいいですか (nakute mo ii desu ka) [71](#page=71).
* **Voorbeeld:** 6時に起きなくてもいいです (Rokuji ni okinakute mo ii desu) - Je hoeft niet om 6 uur op te staan [62](#page=62).
* **Voorbeeld:** あした いかなくてもいいですか (Ashita ikanakute mo ii desu ka) - Is het goed/oké als ik morgen niet ga? [71](#page=71).
* **Affirmatief antwoord:**
* はい、~なくてもいいです (Hai, nakute mo ii desu) [71](#page=71).
* Vaak verkort tot: はい、いいですよ (Hai, ii desu yo) [71](#page=71).
* **Negatief antwoord (wat neerkomt op een verplichting):**
* いいえ、~なくてはいけません (Iie, nakute wa ikemasen). Dit verwijst naar verplichtingen en wordt in een later semester behandeld [71](#page=71).
* **Alternatief:**
* ~なくてもかまいません (nakute mo kamaimasen) [66](#page=66).
* **Voorbeeld:** 行かなくてもかまいませんか (ikanakute mo kamaimasen ka) - Maakt het je niets uit ook al ga ik niet? [66](#page=66).
* **Andere voorbeelden:**
* 食べなくてもいいです (tabenakute mo ii desu) - Je hoeft niet te eten [63](#page=63).
* 新しくなくてもいいです (atarashikunakute mo ii desu) - Het hoeft niet nieuw te zijn [63](#page=63).
* 日本の車じゃなくてもいいです (Nihon no kuruma ja nakute mo ii desu) - Het hoeft geen Japanse auto te zijn [63](#page=63).
### 4.4 Oefeningen en voorbeelden
Hieronder volgen enkele oefeningen en voorbeelden die de toepassing van deze grammaticale structuren illustreren.
* **Oefening 'het hoeft niet':**
* Vraag: 電気をけしましょうか。(Denki o keshimashou ka.) - Zal ik het licht uitdoen?
* Antwoord: いいえ、けさなくてもいいです。(Iie, kesanakute mo ii desu.) - Nee, het hoeft niet uitgedaan te worden [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Oefeningen op pagina 227:** [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Q1.** 図書館で 本を 読んでもいいですか。 (Toshokan de hon o yonde mo ii desu ka.) - Mag ik een boek lezen in de bibliotheek?
**A.** はい、(読んでも)いいです。 (Hai, yonde mo ii desu.) - Ja, dat mag.
* **Q2.** この本屋で 本を 読んでもいいですか。 (Kono hon'ya de hon o yonde mo ii desu ka.) - Mag ik een boek lezen in deze boekwinkel?
**A.** いいえ、(読んでは)いけません。 (Iie, yonde wa ikemasen.) - Nee, dat mag niet.
* **Q3.** 図書館で たばこを すってもいいですか。 (Toshokan de tabako o sutte mo ii desu ka.) - Mag ik een sigaret roken in de bibliotheek?
**A.** いいえ、吸ってはいけません。外ですってください。(Iie, sutte wa ikemasen. Soto de sutte kudasai.) - Nee, dat mag niet. Rook alstublieft buiten.
* **Q4.** 作文の授業で 辞書を 使ってはいけませんか。 (Sakubun no jugyou de jisho o tsukatte wa ikemasen ka.) - Is het verboden om een woordenboek te gebruiken tijdens de schrijfles?
**A.** いいえ、使ってもいいです(よ)。 (Iie, tsukatte mo ii desu (yo).) - Nee, het mag gebruikt worden.
* **Q5.** 教室で アイスクリームを 食べてはいけませんか。 (Kyoushitsu de aisu kuriimu o tabete wa ikemasen ka.) - Is het verboden om ijs te eten in het klaslokaal?
**A.** はい、(食べては)いけません。 (Hai, tabete wa ikemasen.) - Ja, dat mag niet.
* **Q6.** 日曜日に 大学に 来なくてもいいですか。 (Nichiyoubi ni daigaku ni konakute mo ii desu ka.) - Is het goed als ik op zondag niet naar de universiteit kom?
**A.** はい、来なくてもいいです。(Hai, konakute mo ii desu.) - Ja, je hoeft niet te komen.
* **Q7.** 待ちましょうか。 (Machimashou ka.) - Zullen we wachten?
**A.+** はい、待ってください(ね)。 (Hai, matte kudasai (ne).) - Ja, wacht alsjeblieft.
**A.ー** いいえ、待たなくてもいいです。(Iie, matanakute mo ii desu.) - Nee, het hoeft niet gewacht te worden.
---
# Bescheidener verzoeken met ~でしょうか
Dit gedeelte behandelt het gebruik van de grammaticale constructie '~でしょうか' om beleefdere of meer bescheiden vragen te stellen dan met '~ですか' [72](#page=72) [73](#page=73).
### 5.1 De functie van ~でしょうか
De uitgang '~でしょうか' wordt gebruikt om een vraag op een beleefdere en meer terughoudende manier te stellen dan wanneer men de standaard '~ですか' gebruikt. Dit maakt de vraag minder direct en potentieel minder dwingend voor de gesprekspartner. Het wordt vaak toegepast wanneer men iets wil weten, toestemming wil vragen, of een suggestie wil doen op een manier die respect en consideratie toont [73](#page=73).
### 5.2 Gebruik in zinsconstructies
#### 5.2.1 Vragen naar eigendom of identiteit
Wanneer men probeert te achterhalen van wie iets is, of wie iemand is, kan '~でしょうか' gebruikt worden om de vraag te verzachten.
> **Voorbeeld:**
> この自転車はだれのでしょうか。
> (Kono jitensha wa dare no deshō ka.)
> Van wie zou deze fiets hier zijn [73](#page=73)?
>
> Vergelijk dit met de directere vorm:
> この自転車はだれのですか。
> (Kono jitensha wa dare no desu ka.)
> Van wie is deze fiets [73](#page=73)?
#### 5.2.2 Vragen om toestemming of goedkeuring
Bij het vragen om toestemming voor een actie, zoals het gebruik van een potlood om te schrijven, is '~でしょうか' significant beleefder dan '~ですか'.
> **Voorbeeld:**
> 先生、えんぴつで書いてもいいでしょうか。
> (Sensei, enpitsu de kaite mo ii deshō ka.)
> Professor, mogen we met potlood schrijven [73](#page=73)?
>
> Dit is een bescheidener verzoek dan:
> 先生、えんぴつで書いてもいいですか。
> (Sensei, enpitsu de kaite mo ii desu ka.)
> Professor, mag ik met potlood schrijven [73](#page=73)?
> **Tip:** Het gebruik van '~でしょうか' in dit soort situaties laat zien dat u de ander niet wilt belasten met uw verzoek en openstaat voor een mogelijke weigering zonder dat dit gezichtsverlies veroorzaakt.
### 5.3 Vergelijking met ~ですか
De kern van het verschil ligt in de mate van beleefdheid en directheid. '~ですか' is een neutrale vraagvorm, terwijl '~でしょうか' een vorm van bescheidenheid en terughoudendheid toevoegt. Dit maakt '~でしょうか' geschikt voor formelere situaties, bij het spreken met ouderen of personen met een hogere status, of wanneer men simpelweg een extra laag van hoffelijkheid wil toepassen [73](#page=73).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nominaliseren | Het proces waarbij een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een hele zin wordt omgezet in een zelfstandig naamwoord of een naamwoordelijke uitdrukking. Dit gebeurt in het Japans vaak met de partikel 'の'. |
| Non-polite form (普通体 futsuutai) | De standaard, informele vorm van werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Japans, die gebruikt wordt in alledaagse gesprekken en in geschreven teksten die niet formeel zijn. |
| Polite form (丁寧体 teineitai) | De beleefde of formele vorm van werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Japans, gekenmerkt door de uitgang '-masu' voor werkwoorden en '-desu' voor bijvoeglijke naamwoorden. |
| Partikel | Een klein woord of klank dat aan een woord of zinsdeel wordt toegevoegd om de grammaticale functie ervan aan te geven, zoals onderwerp, lijdend voorwerp of bezit. In het Japans zijn partikels cruciaal voor de zinsstructuur. |
| Hoofdzin | Het hoofdbestanddeel van een samengestelde zin, dat op zichzelf een volledige gedachte kan uitdrukken. |
| Bijzin | Een zinsdeel dat afhankelijk is van de hoofdzin en deze verder aanvult of specificeert. In deze context vaak een bijzin die een reden of een ander element introduceert. |
| Genominaliseerd zinsdeel | Een zinsdeel dat, door middel van nominalisering (vaak met 'の'), functioneert als een naamwoord in de zin, waardoor het als onderwerp, lijdend voorwerp of ander zinsdeel kan dienen. |
| Emfatische zin | Een zin die is gestructureerd om een specifiek deel van de informatie te benadrukken, vaak door middel van een nominalisering gevolgd door 'のは'. |
| Voegwoordelijk partikel van reden | Een partikel of woord dat na een bijzin wordt geplaatst om aan te geven dat deze bijzin de reden is voor de actie of toestand in de hoofdzin. Voorbeelden zijn 'から' en 'ので'. |
| Adjectiefzin | Een zinsstructuur waarin een bijvoeglijk naamwoord de hoofdrol speelt, vaak in combinatie met de partikels 'は' en 'です'. |
| Naamwoordzin | Een zinsstructuur waarin een zelfstandig naamwoord het predicaat vormt, meestal met de partikel 'です'. |
| Negatieve ~て-vorm | De negatieve vorm van de '-te' vorm van Japanse werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die gebruikt wordt om een ontkenning of een opeenvolging van ontkende acties aan te duiden. |
| Toelating | Het verlenen van permissie of toestemming om iets te doen, uitgedrukt in het Japans met constructies zoals '~てもいいです'. |
| Toegeving | Het aangeven dat iets niet strikt noodzakelijk is of niet hoeft te gebeuren, vaak vertaald als 'het hoeft niet'. Dit wordt uitgedrukt met constructies zoals '~なくてもいいです'. |
| Verbod | Het expliciet verbieden van een actie, uitgedrukt in het Japans met constructies zoals '~てはいけません'. |
| Bescheidener verzoek | Een vraag die op een nog meer hoffelijke en indirecte manier wordt gesteld dan een standaard beleefde vraag, vaak met behulp van '~でしょうか'. |
Cover
Vocabulario U1.pdf
Summary
# Kennismaking en nationaliteiten
Dit onderdeel introduceert basisbegroetingen, nationale identiteiten, talen en landen, met de nadruk op het opbouwen van basiscommunicatievaardigheden.
### 1.1 Basisbegroetingen en uitdrukkingen
Een kennismaking begint vaak met formele en informele begroetingen en uitdrukkingen die gebruikt worden bij het voorstellen van zichzelf en anderen.
* **Algemene begroetingen:**
* `¡Hola!` - Hallo [1](#page=1)!
* `Hallo!` - Hallo [1](#page=1)!
* `¿Cómo?` - Hoe [1](#page=1)?
* **Voorstellen:**
* `Me llamo...` - Ik heet.. [1](#page=1).
* `Mi nombre` - Mijn naam [1](#page=1).
* `Te llamas` - Jij heet [1](#page=1).
* `Se llama` - Hij/zij/u heet [1](#page=1).
* `Nos llamamos` - Wij heten [1](#page=1).
* `Os llamáis` - Jullie heten [1](#page=1).
* `Se llaman` - Zij heten/u heet (mv) [1](#page=1).
* `Llamarse` - Heten [1](#page=1).
* `Presentarse` - Zich voorstellen [2](#page=2).
* `Encantado/-a` - Aangename kennismaking [2](#page=2).
* `Mucho gusto` - Aangename kennismaking [2](#page=2).
* **Afsluitingen:**
* `La despedida` - De afscheidsformule [1](#page=1).
* **Andere nuttige uitdrukkingen:**
* `No trabajo.` - Ik werk niet [2](#page=2).
* `Tener` - Hebben /... oud zijn [2](#page=2).
* `¿Tienes novio/-a?` - Heb je een vriend/lief [2](#page=2)?
* `Preguntar (por)` - Vragen (naar) [2](#page=2).
* `Decir` - Zeggen [2](#page=2).
* `Escuchar` - Luisteren [2](#page=2).
### 1.2 Nationaliteiten, talen en landen
Het correct benoemen van iemands nationaliteit, de taal die gesproken wordt en het land van herkomst is essentieel bij het leggen van contact.
| Spaans | Nederlands | Frans |
| :------------------- | :-------------------- | :-------------- |
| `francés/-esa` | Frans(e) | Frans(e) |
| `Francia` | Frankrijk | Frankrijk |
| `español/-a` | Spaans(e) | Espagnol(e) |
| `España` | Spanje | Espagne |
| `alemán/-ana` | Duits(e) | Allemand(e) |
| `Alemania` | Duitsland | Allemagne |
| `inglés/-a` | Engels(e) | Anglais(e) |
| `Inglaterra` | Engeland | Angleterre |
| `italiano/-a` | Italiaans(e) | Italien(ne) |
| `Italia` | Italië | Italie |
| `brasileño/-a` | Braziliaans(e) | Brésilien(ne) |
| `Brasil` | Brazilië | Brésil |
| `argentino/-a` | Argentijns(e) | Argentin(e) |
| `Argentina` | Argentinië | Argentine |
| `polaco/-a` | Pools(e) | Polonais(e) |
| `Polonia` | Polen | Pologne |
| `estadounidense` | Amerikaans(e) | Américain(e) |
| `Estados Unidos` | Verenigde Staten | États-Unis |
| `belga` | Belg/Belgisch(e) | Belge |
| `Bélgica` | België | Belgique |
| `holandés/-esa` | Hollands(e) | Hollandais(e) |
| `Holanda` | Holland | Hollande |
| `neerlandés/-esa` | Nederlands(e) | Néerlandais(e) |
| `Países Bajos` | Nederland | Pays-Bas |
| `portugués/-esa` | Portugees/-ese | Portugais(e) |
| `Portugal` | Portugal | Portugal |
| `australiano/-a` | Australisch(e) | Australien(ne) |
| `Australia` | Australië | Australie |
| `canadiense` | Canadees/-ese | Canadien(ne) |
| `Canadá` | Canada | Canada |
| `cubano/-a` | Cubaans(e) | Cubain(e) |
| `Cuba` | Cuba | Cuba |
| `chileno/-a` | Chileens(e) | Chilien(ne) |
| `Chile` | Chili | Chili |
| `japonés/-esa` | Japans(e) | Japonais(e) |
| `Japón` | Japan | Japon |
| `hindi` | Hindi | Hindi |
| `India` | Indië | Inde |
| `un(a) indio/-a` | een Indiër | un Indien(ne) |
| `árabe` | Arabisch | Arabe |
* **Verklaringen:**
* `La nacionalidad` - De nationaliteit [1](#page=1).
* `La lengua` - De taal [1](#page=1).
* `El país` - Het land [1](#page=1).
* `Hispanoamérica` - Latijns-Amerika [2](#page=2).
* `La cultura` - De cultuur [2](#page=2).
### 1.3 Grammaticale concepten
Enkele basisgrammaticale termen zijn cruciaal voor het begrijpen van de structuur van de taal.
* **Voornaamwoorden:**
* `Los pronombres` - De voornaamwoorden [2](#page=2).
* `Yo` - Ik [2](#page=2).
* `Tú` - Jij [2](#page=2).
* `Él` - Hij [2](#page=2).
* `Ella` - Zij [2](#page=2).
* `Usted` - U (enkelvoud) [2](#page=2).
* `Nosotros/-as` - Wij [2](#page=2).
* `Vosotros/-as` - Jullie [2](#page=2).
* `Ellos/-as` - Zij [2](#page=2).
* `Ustedes` - U (meervoud) [2](#page=2).
* **Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden:**
* `El consonante` - De medeklinker [2](#page=2).
* `La vocal` - De klinker [2](#page=2).
* `Masculino` - Mannelijk [2](#page=2).
* `Femenino` - Vrouwelijk [2](#page=2).
* **Werkwoorden:**
* `Ser` - Zijn [2](#page=2).
* `Soy` - Ik ben [2](#page=2).
* `Eres` - Jij bent [2](#page=2).
* `Es` - Hij/zij is – u bent [2](#page=2).
* `Somos` - Wij zijn [2](#page=2).
* `Sois` - Jullie zijn [2](#page=2).
* `Son` - Zij zijn / u bent (mv) [2](#page=2).
* **Andere termen:**
* `Singular` - Enkelvoud [2](#page=2).
* `Plural` - Meervoud [2](#page=2).
* `La palabra` - Het woord [2](#page=2).
* `No cambia` - Onveranderlijk [2](#page=2).
* `El ejercicio` - De oefening [2](#page=2).
* `La pregunta` - De vraag [2](#page=2).
* `El punto` - Het punt [2](#page=2).
* `Un guion bajo` - Een liggend streepje [2](#page=2).
* `Arroba` - Apenstaartje [2](#page=2).
* `Normalmente` - Normaal [2](#page=2).
* `La distancia` - De afstand [2](#page=2).
* `La persona` - De persoon [2](#page=2).
* `El problema` - Het probleem [2](#page=2).
### 1.4 Contextuele toepassingen
De geleerde concepten kunnen worden toegepast in verschillende scenario's, zoals kennismakingen en situaties op scholen.
* **Situaties:**
* `Compañeros de clase` - Klasgenoten [1](#page=1).
* `El compañero de clase` - De klasgenoot [1](#page=1).
* `La compañera de clase` - De klasgenote [1](#page=1).
* `Mi compañero (de trabajo)` - Mijn collega [1](#page=1).
* `Mis compañeros` - Mijn collega's [1](#page=1).
* `El/la estudiante` - De student(e) [1](#page=1).
* `El/la profesor(a)` - De leraar/lerares [1](#page=1).
* `El señor González` - Meneer González [1](#page=1).
* `La señora González` - Mevrouw González [1](#page=1).
* `Los señores González` - Meneer en mevrouw González [1](#page=1).
* `3. Presentaciones` - 3. Presentaties [2](#page=2).
* `4. En la recepción de una escuela de negocios` - 4. In de receptie van een handelsschool [2](#page=2).
* `El entorno laboral` - De werkomgeving [2](#page=2).
* `La recepción` - De receptie [2](#page=2).
* `El primer día` - De eerste dag [2](#page=2).
* `Una escuela de negocios` - Een handelsschool [2](#page=2).
* `El/la alumno/-a` - De leerling(e) [2](#page=2).
* **Informatie uitwisselen:**
* `¿Cuál es...?` - Wat is... [2](#page=2)?
* `Mi teléfono` - Mijn telefoon(nummer) [2](#page=2).
* `La edad` - De leeftijd [2](#page=2).
* `La profesión` - Het beroep [2](#page=2).
* `Mi correo electrónico` - Mijn e-mail (adres) [2](#page=2).
* `El apellido` - De familienaam [2](#page=2).
* `Mi dirección` - Mijn adres [2](#page=2).
* `¿De dónde?` - Waarvandaan [2](#page=2)?
* `Mi/tu nombre` - Mijn/jouw naam [2](#page=2).
* `Dar la mano` - De hand geven [2](#page=2).
* `Dar un beso` - Een kus geven [2](#page=2).
* `Por ejemplo` - Bijvoorbeeld [2](#page=2).
* `La gente` - De mensen [2](#page=2).
* `Preguntar` - Vragen [2](#page=2).
* **Formele en informele context:**
* `Formal` - Formeel [2](#page=2).
* `Informal` - Informeel [2](#page=2).
> **Tip:** Oefen het uitspreken van de verschillende nationaliteiten en landen hardop om de uitspraak te verbeteren. Focus op de nuances tussen vergelijkbare klanken.
>
> **Tip:** Wees bewust van het verschil tussen formele en informele aanspreekvormen, vooral bij het voorstellen aan ouderen of leidinggevenden.
>
> **Example:** Bij het voorstellen op een receptie van een school, gebruik je formele begroetingen zoals `Buenos días` (goedendag) of `Buenas tardes` (goedemiddag), gevolgd door `Mucho gusto`.
**Aanvullende termen:**
* `La nube` - De 'cloud' [2](#page=2).
* `El padre` - De vader [2](#page=2).
* `La madre` - De moeder [2](#page=2).
* `El hijo` - Het kind [2](#page=2).
* `Este/-a/-os/-as` - Dit/deze [2](#page=2).
* `Muchos amigos` - Veel vrienden [2](#page=2).
* `La gente (enkelvoud!)` - De mensen [2](#page=2).
* `El oficio` - Het beroep [2](#page=2).
---
# Presentaties en beroepen
Dit onderwerp behandelt de basisvaardigheden om jezelf voor te stellen, naar het beroep van anderen te vragen en gerelateerde werkterminologie te bespreken, met een focus op zowel formele als informele contexten [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.1 Jezelf voorstellen en basisinformatie geven
In Spaanstalige culturen is het gebruikelijk om bij een kennismaking of een eerste ontmoeting jezelf voor te stellen. Dit kan informeel of formeel gebeuren, afhankelijk van de situatie [2](#page=2).
#### 2.1.1 Formele en informele introducties
* **Formele introducties:**
* "Mucho gusto" en "Encantado/-a" (afhankelijk van het geslacht van de spreker) zijn gebruikelijke uitingen voor een aangename kennismaking [2](#page=2).
* Bij een formele kennismaking kan men de naam geven en bijvoorbeeld de professionele rol vermelden [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Informele introducties:**
* In een informele setting, zoals bij vrienden, kan de toon losser zijn [2](#page=2).
* Het delen van persoonlijke informatie zoals hobby's, leeftijd en soms zelfs relatiestatus kan voorkomen [3](#page=3).
#### 2.1.2 Persoonlijke gegevens
Bij het voorstellen kunnen verschillende persoonlijke gegevens worden gedeeld:
* **Naam:**
* Voornaam: "mi/tu nombre" [2](#page=2).
* Achternaam: "el apellido" [2](#page=2).
* **Leeftijd:**
* Vraag: "¿Cuántos años [tienes/tiene?" (Hoe oud ben je/bent u?) [3](#page=3).
* Antwoord: "Tengo X años" (Ik ben X jaar oud) [3](#page=3).
* **Contactgegevens:**
* Telefoonnummer: "mi teléfono" [2](#page=2).
* E-mailadres: "mi correo electrónico" [2](#page=2).
* Adres: "mi dirección" [2](#page=2).
> **Tip:** Let op het verschil tussen "tú" (informeel jij) en "usted" (formeel u). Dit beïnvloedt de werkwoordsvormen [2](#page=2).
### 2.2 Vragen naar en bespreken van beroepen
Het navragen naar iemands beroep is een belangrijk onderdeel van kennismakingsgesprekken [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.2.1 Vragen naar het beroep
Er zijn verschillende manieren om naar iemands werk te vragen:
* "¿En qué trabajas?" (Wat doe je van werk?) [3](#page=3).
* "¿A qué te dedicas?" (Wat doe je van werk?) [3](#page=3).
* "¿Cuál es tu profesión?" (Wat is je beroep?) [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.2.2 Termen gerelateerd aan werk en beroepen
Het document geeft een uitgebreide lijst van verschillende beroepen en gerelateerde termen:
**Beroepen:**
* De architect(e): "el/la arquitecto/-a" [3](#page=3).
* De schrijver/-ster: "el/la escritor/-a" [3](#page=3).
* De kok(kin): "el/la cocinero/-a" [3](#page=3).
* De wetenschapper/-ster: "el/la científico/-a" [3](#page=3).
* De bioloog/-loge: "el/la biólogo/-a" [3](#page=3).
* De ondernemer/-ster: "el/la empresario/-a" [3](#page=3).
* De dokter: "el/la médico/-a" [3](#page=3).
* De dierenarts: "el/la veterinario/-a" [3](#page=3).
* De ingenieur: "el/la ingeniero/-a" [3](#page=3).
* De muzikant(e): "el/la músico/-a" [3](#page=3).
* De fotograaf/-grafe: "el/la fotógrafo/-a" [3](#page=3).
* De advocaat/-cate: "el/la abogado/-a" [3](#page=3).
* De politicus: "el/la político/-a" [3](#page=3).
* De piloot: "el/la piloto/-a" [3](#page=3).
* De ober: "el/la camarero/-a" [3](#page=3).
* De leerkracht: "el/la profesor/-a" [3](#page=3).
* De directeur/-trice: "el/la director/-a" [3](#page=3).
* De (film)regisseur: "el director de cine" [3](#page=3).
* De designer: "el/la diseñador/-a" [3](#page=3).
* De acteur/actrice: "el/la actor/actriz" [3](#page=3).
* De president(e)/voorziener(-ster): "el/la presidente/-a" [3](#page=3).
* De zanger(es): "el/la cantante" [3](#page=3).
* De danser(es): "el/la bailarín/-a" [3](#page=3).
* De winkelbediende: "el/la dependiente/-a" [3](#page=3).
* De tennisspeler/-ster: "el/la tenista" [3](#page=3).
* De voetbalspeler/-ster: "el/la futbolista" [3](#page=3).
* De receptioniste: "el/la recepcionista" [3](#page=3).
* De sporter: "el/la deportista" [3](#page=3).
* De scenarist(e): "el/la guionista" [3](#page=3).
* De journalist(e): "el/la periodista" [3](#page=3).
* De huisman/-vrouw: "el amo/la ama de casa" [3](#page=3).
* De soldaat: "el/la soldado" [3](#page=3).
* De vastgoedmakelaar: "el/la agente inmobiliario" [4](#page=4).
* De professional: "el/la profesional" [4](#page=4).
**Werkgerelateerde termen:**
* De werkomgeving: "el entorno laboral" [2](#page=2).
* Het kantoor: "la oficina" [4](#page=4).
* De cultuur: "la cultura" [2](#page=2).
* De afstand: "la distancia" [2](#page=2).
* De afstand tussen mensen: "la distancia" [2](#page=2).
* De cultuurverschillen: "la cultura" [2](#page=2).
* Druk werk: "duro/-a" (kan ook zwaar betekenen) [4](#page=4).
* Een droombaan: "mi profesión de sueño" [4](#page=4).
#### 2.2.3 Acties gerelateerd aan werk
* Niet werken: "No trabajo" [2](#page=2).
* Werken: "trabajar" [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.2.4 Uitdrukkingen en concepten
* Het geven van een hand: "dar la mano" [2](#page=2).
* Het geven van een kus: "dar un beso" [2](#page=2).
* Luisteren: "escuchar" [2](#page=2).
* Zeggen: "decir" [2](#page=2).
* Hebben /... oud zijn: "tener" [2](#page=2).
* Het punt: "el punto" [2](#page=2).
* Normaal gesproken: "normalmente" [2](#page=2).
* Het probleem: "el problema" [2](#page=2).
* Mensen: "la gente" (enkelvoud!) [2](#page=2).
* De persoon: "la persona" [2](#page=2).
* Een vrouw: "una mujer" [2](#page=2).
> **Example:** Als iemand gevraagd wordt "¿En qué trabajas?", kan het antwoord zijn: "Soy arquitecto" (Ik ben architect) [3](#page=3).
### 2.3 Vragen naar en bespreken van hobby's
Naast werk kunnen ook hobby's worden besproken om elkaar beter te leren kennen [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.3.1 Vragen naar hobby's
* "¿Tienes novio/-a?" (Heb je een vriend/lief?) [2](#page=2).
* "¿Mi afición?" (Mijn hobby?) [3](#page=3).
#### 2.3.2 Voorbeelden van hobby's en gerelateerde termen
* Dansen: "bailar" [3](#page=3).
* Naar de bioscoop gaan: "ir al cine" [3](#page=3).
* Lezen: "leer" [3](#page=3).
* De bibliotheek: "la biblioteca" [3](#page=3).
* Muziek: "la música" [3](#page=3).
* Muziek luisteren: "escuchar música" [4](#page=4).
* Eten: "la comida" [3](#page=3).
* De salsa (muziekgenre): "la salsa" [3](#page=3).
* Het voetbal: "el fútbol" [3](#page=3).
* De Manchego kaas: "el queso manchego" [3](#page=3).
* Het museum: "el museo" [3](#page=3).
* De piramide: "la pirámide" [3](#page=3).
* Afbeeldingen: "la imagen" [3](#page=3).
* Koken: "cocinar" [3](#page=3).
* Schilderen: "pintar" [3](#page=3).
* Baskebal spelen: "jugar al baloncesto" [3](#page=3).
* Tennissen: "jugar al tenis" [3](#page=3).
* Schaken: "jugar al ajedrez" [3](#page=3).
* Gezelschapspelen spelen: "jugar juegos de mesa" [3](#page=3).
* Videospellen spelen: "jugar videojuegos" [3](#page=3).
* Piano spelen: "tocar el piano" [3](#page=3).
* Gitaar spelen: "tocar la guitarra" [3](#page=3).
* Knutselen: "hacer manualidades" [3](#page=3).
* Sporten: "hacer deporte" [3](#page=3).
* Zingen: "cantar" [3](#page=3).
* Foto's maken/nemen: "hacer/sacar fotos" [3](#page=3).
* Skiën: "esquiar" [4](#page=4).
* Televisie kijken: "ver/mirar la tele" [4](#page=4).
* Fitnessen: "ir al gimnasio" [4](#page=4).
* Yoga doen: "hacer yoga" [4](#page=4).
* Rennen: "correr" [4](#page=4).
* Schrijven: "escribir" [4](#page=4).
* Tekenen: "dibujar" [4](#page=4).
* Uitgaan met vrienden: "salir con amigos" [4](#page=4).
* Shoppen: "ir de compras" [4](#page=4).
* Schaatsen: "patinar" [4](#page=4).
* Met de step rijden: "andar en patinete" [4](#page=4).
* Fietsen: "andar en bici" [4](#page=4).
* Reizen: "viajar" [4](#page=4).
* De fotografie: "la fotografía" [4](#page=4).
* Creatief zijn: "creativo/-a" [4](#page=4).
* Zwaar/hard werk: "duro/-a" [4](#page=4).
* De hobby: "la afición" [4](#page=4).
* De hoofdstad: "la capital" [4](#page=4).
* Typisch: "típico/-a" [4](#page=4).
* Belangrijk: "importante" [4](#page=4).
* De foto: "la foto" [4](#page=4).
* De radio: "la radio" [4](#page=4).
* De cava: "el cava" [4](#page=4).
* De toerist: "el turista" [4](#page=4).
---
# Hobby's en culturele aspecten
Dit onderwerp verkent verschillende vrijetijdsbestedingen, culturele elementen zoals eten en kunst, en gerelateerde activiteiten, met een focus op de Spaanstalige wereld [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.1 Vrijetijdsbestedingen (aficiones)
Vrijetijdsbestedingen, ook wel 'aficiones' genoemd, omvatten een breed scala aan activiteiten die mensen in hun vrije tijd beoefenen [4](#page=4).
#### 3.1.1 Actieve hobby's
Dit zijn hobby's waarbij fysieke activiteit centraal staat.
* **Sportgerelateerde activiteiten:**
* Skiën [4](#page=4).
* Reizen [4](#page=4).
* Televisie kijken [4](#page=4).
* Fitnessen [4](#page=4).
* Yoga doen [4](#page=4).
* Pasta eten [4](#page=4).
* Hardlopen [4](#page=4).
* Schrijven [4](#page=4).
* Tekenen [4](#page=4).
* Uitgaan met vrienden [4](#page=4).
* Fotografie [4](#page=4).
* Muziek luisteren [4](#page=4).
* Shoppen [4](#page=4).
* Schaatsen [4](#page=4).
* Steppen [4](#page=4).
* Fietsen [4](#page=4).
#### 3.1.2 Creatieve en intellectuele hobby's
Deze hobby's stimuleren de creativiteit en intellectuele vaardigheden.
* **Artistieke en ambachtelijke activiteiten:**
* Dansen [3](#page=3).
* Lezen [3](#page=3).
* Schilderen [3](#page=3).
* Knutselen [3](#page=3).
* Zingen [3](#page=3).
* Foto's maken/nemen [3](#page=3).
* **Spellen en muziek:**
* Naar de bioscoop gaan [3](#page=3).
* Voetbal spelen [3](#page=3).
* Basketbal spelen [3](#page=3).
* Tennissen [3](#page=3).
* Schaken [3](#page=3).
* Gezelschapsspelen spelen [3](#page=3).
* Videospellen spelen [3](#page=3).
* Piano spelen [3](#page=3).
* Gitaar spelen [3](#page=3).
#### 3.1.3 Hobby's gerelateerd aan de Spaanstalige cultuur
Specifieke hobby's die nauw verbonden zijn met de Spaanstalige cultuur.
* Salsa dansen [3](#page=3).
* Tapas eten [4](#page=4).
* Cava drinken [4](#page=4).
* Quezo Manchego eten (Manchego kaas) [3](#page=3).
### 3.2 Culturele aspecten
Cultuur omvat diverse elementen die een samenleving kenmerken, waaronder eten, kunst, muziek, feesten en monumenten [3](#page=3).
#### 3.2.1 Eten en drinken
Voeding speelt een belangrijke rol in de cultuur en sociale interactie.
* **Algemeen:**
* Koken [3](#page=3).
* Eten [3](#page=3).
* **Specifieke gerechten/producten:**
* Tapa (een klein gerecht) [4](#page=4).
* Cava (Spaanse mousserende wijn) [4](#page=4).
* Quezo Manchego (Manchego kaas) [3](#page=3).
* Pasta [4](#page=4).
#### 3.2.2 Kunst en entertainment
Kunstuitingen en entertainment vormen een integraal onderdeel van de cultuur.
* **Algemeen:**
* Kunst [3](#page=3).
* Muziek [3](#page=3).
* Filmregisseur [3](#page=3).
* **Specifieke vormen:**
* Schilderen [3](#page=3).
* Fotografie [4](#page=4).
* Muziekgenres zoals salsa [3](#page=3).
* Televisie kijken [4](#page=4).
#### 3.2.3 Monumenten en bezienswaardigheden
Cultureel erfgoed omvat ook architectuur en historische plaatsen.
* Monumenten [3](#page=3).
* Piramides [3](#page=3).
* Musea [3](#page=3).
#### 3.2.4 Feesten en toerisme
Feesten en toerisme dragen bij aan de culturele beleving en economie.
* Feesten [3](#page=3).
* Toerisme [3](#page=3).
### 3.3 Beroepen gerelateerd aan cultuur en hobby's
Veel beroepen zijn direct of indirect gerelateerd aan culturele uitingen en vrijetijdsbestedingen.
* **Artistieke en creatieve beroepen:**
* Schrijver/-ster [3](#page=3).
* Kok(kin) [3](#page=3).
* Muzikant(e) [3](#page=3).
* Fotograaf/-grafe [3](#page=3).
* Regisseur (film) [3](#page=3).
* Ontwerper [3](#page=3).
* Acteur/actrice [3](#page=3).
* Zanger(es) [3](#page=3).
* Danser(es) [3](#page=3).
* Scenarist(e) [3](#page=3).
* **Sportgerelateerde beroepen:**
* Voetballer/-ster [3](#page=3).
* Tennisspeler/-ster [3](#page=3).
* Sporter [3](#page=3).
* **Andere beroepen:**
* Dierenarts [3](#page=3).
* Ingenieur [3](#page=3).
* Ondernemer/-ster [3](#page=3).
* Dokter [3](#page=3).
* Advocaat/-cate [3](#page=3).
* Professor/-es [3](#page=3).
* Journalist(e) [3](#page=3).
* Huisman/-vrouw [3](#page=3).
* Soldaat [3](#page=3).
* Vastgoedmakelaar [4](#page=4).
* Professional [4](#page=4).
* **Beroepen in de dienstverlening:**
* Ober [3](#page=3).
* Winkelbediende [3](#page=3).
* Receptionist(e) [3](#page=3).
> **Tip:** Het verband leggen tussen hobby's, culturele aspecten en specifieke beroepen kan helpen bij het begrijpen van de maatschappelijke context en taalgebruik [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.4 Beschrijvende bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt om hobby's, activiteiten en culturele elementen te beschrijven.
* **Algemene beschrijvingen:**
* Belachelijk [4](#page=4).
* Merkwaardig [4](#page=4).
* Interessant [4](#page=4).
* Gevaarlijk [4](#page=4).
* Creatief [4](#page=4).
* Zwaar/hard [4](#page=4).
* Typisch [4](#page=4).
* Belangrijk [4](#page=4).
### 3.5 Gerelateerde vocabulaire
Dit omvat woorden die direct of indirect verband houden met hobby's en cultuur.
* Bibliotheek [3](#page=3).
* Kantoor [4](#page=4).
* Woordenboek [4](#page=4).
* Hoofdstad [4](#page=4).
* Foto [4](#page=4).
* Radio [4](#page=4).
* Toerist [4](#page=4).
---
# Spaanssprekende wereld en sport
Dit onderdeel verkent de culturele aspecten van de spaanssprekende wereld, internationale sprekers en diverse sportactiviteiten.
### 4.1 De spaanssprekende wereld: cultuur en taal
De spaanssprekende wereld omvat een breed scala aan culturele uitingen en activiteiten. Belangrijke culturele elementen zijn onder andere kunst, muziek, feesten en monumenten. Toerisme speelt ook een rol binnen deze culturele context. Het woord "hispanohablante" verwijst naar iemand die Spaans spreekt [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 4.1.1 Woordenschat gerelateerd aan beroepen en activiteiten
Er is een uitgebreide woordenschat die verschillende beroepen en activiteiten binnen de spaanssprekende wereld dekt.
* **Beroepen:**
* Architect(e) [3](#page=3).
* Schrijver/-ster [3](#page=3).
* Kok(kin) [3](#page=3).
* Wetenschapper/-ster [3](#page=3).
* Ondernemer/-ster [3](#page=3).
* Dokter [3](#page=3).
* Dierenarts [3](#page=3).
* Ingenieur [3](#page=3).
* Muzikant(e) [3](#page=3).
* Fotograaf/-grafe [3](#page=3).
* Advocaat/-cate [3](#page=3).
* Politicus [3](#page=3).
* Piloot [3](#page=3).
* Ober [3](#page=3).
* Leerkracht [3](#page=3).
* Directeur/-trice [3](#page=3).
* (Film)regisseur [3](#page=3).
* Designer [3](#page=3).
* Acteur/actrice [3](#page=3).
* President(e)/voorzi]er(-ster) [3](#page=3).
* Zanger(es) [3](#page=3).
* Danser(es) [3](#page=3).
* Winkelbediende [3](#page=3).
* Tennisspeler/-ster [3](#page=3).
* Voetballer/-ster [3](#page=3).
* Receptionist(e) [3](#page=3).
* Sporter [3](#page=3).
* Scenarist(e) [3](#page=3).
* Journalist(e) [3](#page=3).
* Huisman/-vrouw [3](#page=3).
* Soldaat [3](#page=3).
* Vastgoedmakelaar [4](#page=4).
* **Activiteiten en hobby's:**
* Dansen [3](#page=3).
* Naar de bioscoop gaan [3](#page=3).
* Lezen [3](#page=3).
* Koken [3](#page=3).
* Schilderen [3](#page=3).
* Basken [3](#page=3).
* Tennissen [3](#page=3).
* Schaken [3](#page=3).
* Gezelschapspelen spelen [3](#page=3).
* Videospellen spelen [3](#page=3).
* Piano spelen [3](#page=3).
* Gitaar spelen [3](#page=3).
* Knutselen [3](#page=3).
* Sporten [3](#page=3).
* Zingen [3](#page=3).
* Foto's maken/nemen [3](#page=3).
* Skiën [4](#page=4).
* Reizen [4](#page=4).
* Televisie kijken [4](#page=4).
* Fitnessen [4](#page=4).
* Yoga doen [4](#page=4).
* Lopen [4](#page=4).
* Schrijven [4](#page=4).
* Tekenen [4](#page=4).
* Uitgaan met vrienden [4](#page=4).
* Muziek luisteren [4](#page=4).
* Shoppen [4](#page=4).
* Schaatsen [4](#page=4).
* Met de step rijden [4](#page=4).
* Fietsen [4](#page=4).
### 4.2 Diverse sportactiviteiten
Sport neemt een prominente plaats in binnen de cultuur van de spaanssprekende wereld. Verschillende sporten worden genoemd, met name die welke populair zijn in de Latijns-Amerikaanse regio en Spanje.
* **Sporten en gerelateerde termen:**
* Sport (algemeen) [3](#page=3).
* Voetbal [3](#page=3).
* Basketbal [3](#page=3).
* Tennis [3](#page=3).
* Schaak [3](#page=3).
* Skiën [4](#page=4).
* Fitness [4](#page=4).
* Yoga [4](#page=4).
* Hardlopen/lopen [4](#page=4).
* Schaatsen [4](#page=4).
* Steppen [4](#page=4).
* Fietsen [4](#page=4).
> **Tip:** Let op de Spaanse werkwoorden die vaak met "jugar" (spelen) of "hacer" (doen) worden gecombineerd om sportactiviteiten aan te duiden, zoals "jugar al fútbol" (voetballen) of "hacer deporte" (sporten).
#### 4.2.1 Specifieke sporten en hun termen
Enkele specifieke sporten worden benoemd met hun corresponderende Spaanse termen:
* Fútbol: voetbal [3](#page=3).
* Baloncesto: basketbal [3](#page=3).
* Tenis: tennis [3](#page=3).
* Ajedrez: schaak [3](#page=3).
* Esquiar: skiën [4](#page=4).
* Gimnasio (ir al): fitnessen [4](#page=4).
* Yoga (hacer): yoga doen [4](#page=4).
* Correr: lopen [4](#page=4).
* Patinar: schaatsen [4](#page=4).
* Andar en patinete: met de step rijden [4](#page=4).
* Andar en bici: fietsen [4](#page=4).
#### 4.2.2 Woordenschat rondom hobby's en vrije tijd
Naast sport omvat dit deel ook een reeks aan hobby's en vrijetijdsactiviteiten:
* Cocinar: koken [3](#page=3).
* Pintar: schilderen [3](#page=3).
* Tocar el piano: piano spelen [3](#page=3).
* Tocar la guitarra: gitaar spelen [3](#page=3).
* Hacer manualidades: knutselen [3](#page=3).
* Cantar: zingen [3](#page=3).
* Hacer/sacar fotos: foto's maken/nemen [3](#page=3).
* Viajar: reizen [4](#page=4).
* Mirar la tele: televisie kijken [4](#page=4).
* Escribir: schrijven [4](#page=4).
* Dibujar: tekenen [4](#page=4).
* Salir con amigos: uitgaan met vrienden [4](#page=4).
* Escuchar música: muziek luisteren [4](#page=4).
* Ir de compras: shoppen [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** De zin "Me gusta viajar y escuchar música" betekent "Ik houd ervan om te reizen en muziek te luisteren" [4](#page=4).
Het begrijpen van deze woordenschat is essentieel voor het voeren van gesprekken over persoonlijke interesses en dagelijkse activiteiten binnen de spaanssprekende gemeenschap.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nacionalidad | De staat of eigenschap van behoren tot een bepaalde natie of soevereine staat, wat vaak gepaard gaat met de plicht om loyaliteit te tonen aan die natie. |
| País | Een afgebakend geografisch gebied dat door een specifieke regering wordt bestuurd en vaak een eigen identiteit deelt. |
| Lengua | Een gestructureerd systeem van communicatie, bestaande uit woorden en grammatica, dat door een gemeenschap van mensen wordt gebruikt. |
| Saludo | Een beleefde uiting of gebaar waarmee men bij een ontmoeting begroetingen uitwisselt met anderen. |
| Despedida | Een formule of gebaar om afscheid te nemen aan het einde van een ontmoeting of interactie. |
| Compañero de clase | Een persoon die in dezelfde klas studeert als jij, en met wie je de academische ervaring deelt. |
| Presentarse | Het proces van zichzelf bekendmaken aan iemand, waarbij informatie zoals naam en soms beroep wordt gedeeld. |
| Búsqueda de empleo | De activiteit van het actief zoeken naar een passende baan of werkmogelijkheid op de arbeidsmarkt. |
| Ocupación | Het specifieke werk of de activiteit die een persoon regelmatig uitvoert, vaak in ruil voor salaris of loon. |
| Ocio | De vrije tijd die men heeft buiten werk of verplichtingen, waarin men activiteiten van eigen keuze kan ondernemen. |
| Arte | Een breed scala aan menselijke activiteiten die gericht zijn op het creëren van visuele, auditieve of uitvoerende werken die de verbeelding, emotie of intellectuele concepten uitdrukken. |
| Cultura | Het geheel van gedeelde overtuigingen, waarden, gewoonten, kunsten, normen en sociale gedragingen die kenmerkend zijn voor een bepaalde groep of samenleving. |
| Deporte | Een activiteit die fysieke inspanning en vaardigheid omvat, vaak competitief van aard en onderworpen aan een reeks regels. |
| Hispanoamérica | De geografische en culturele regio in Amerika waar Spaans de dominante taal is, omvattende Spaanstalige landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. |
| Profesional | Iemand die een bepaald beroep uitoefent, vaak na een gespecialiseerde opleiding, en die competentie en ethische normen hoog in het vaandel draagt. |
Cover
Vocabulario Unidad 4. Inglés. (1).pdf
Summary
# Clothing and personal items vocabulary
This topic introduces a broad range of vocabulary related to apparel, accessories, and items for personal care, covering their descriptions, materials, and purposes [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Clothing items
This section details various types of garments [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.1 Upper body clothing
* **T-shirt**: `la camiseta` [1](#page=1).
* **Long sleeve shirt**: `de manga larga` [1](#page=1).
* **Short sleeve shirt**: `de manga corta` [1](#page=1).
* **Top**: `el top` [1](#page=1).
* **Shirt**: `la camisa` [1](#page=1).
* **Jumper**: `el jersey` [1](#page=1).
* **Jacket**: `la chaqueta` [1](#page=1).
* **Coat**: `el abrigo` [2](#page=2).
#### 1.1.2 Lower body clothing
* **Trousers**: `el pantalón` [1](#page=1).
* **Shorts**: `los pantalones cortos` [1](#page=1).
* **Jeans**: `los vaqueros` [1](#page=1).
* **Skirt**: `la falda` [1](#page=1).
#### 1.1.3 Full body or specialized clothing
* **Swimsuit**: `el bañador` [1](#page=1).
* **Underwear**: `la ropa interior` [1](#page=1).
* **Pyjamas**: `el pijama` [2](#page=2).
* **Dress**: `el vestido` [2](#page=2).
#### 1.1.4 Footwear
* **Sandals**: `las sandalias` [1](#page=1).
* **Trainers**: `las zapatillas deportivas` [1](#page=1).
* **Shoes**: `el zapato` [1](#page=1).
* **Boots**: `las botas` [2](#page=2).
### 1.2 Clothing descriptions and styles
Vocabulary for describing clothing includes colors, patterns, and materials [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.1 Colors
* **White**: `blanco/a` [1](#page=1).
* **Brown**: `marrón` [1](#page=1).
* **Blue**: `azul` [1](#page=1).
* **Light blue**: `azul claro` [2](#page=2).
* **Pink**: `rosa` [1](#page=1).
* **Grey**: `gris` [1](#page=1).
* **Green**: `verde` [2](#page=2).
* **Red**: `rojo/a` [2](#page=2).
* **Yellow**: `amarillo/a` [2](#page=2).
* **Orange**: `naranja` [2](#page=2).
* **Purple**: `lila` [2](#page=2).
* **Beige**: `beis` [2](#page=2).
#### 1.2.2 Patterns and designs
* **Check pattern**: `de cuadros` [1](#page=1).
* **Stripy**: `de rayas` [1](#page=1).
* **With a print**: `estampado/a` [1](#page=1).
#### 1.2.3 General descriptors
* **Simple**: `sencillo/a` [1](#page=1).
* **Comfortable**: `cómodo/a` [1](#page=1).
* **Elegant**: `elegante` [1](#page=1).
* **Easy to wear**: `fácil de llevar` [1](#page=1).
* **Used**: `usado/a` [1](#page=1).
* **Old**: `viejo/a` [2](#page=2).
* **Modern**: `moderno/a` [2](#page=2).
* **Classic**: `clásico/a` [2](#page=2).
* **Expensive**: `caro/a` [2](#page=2).
* **Cheap**: `barato/a` [2](#page=2).
* **Ugly**: `feo/a` [2](#page=2).
* **Thick**: `grueso/a` [2](#page=2).
#### 1.2.4 Materials
* **Cotton**: `el algodón` [1](#page=1).
* **Fabric**: `el tejido` [1](#page=1).
* **Recycled material**: `el material reciclado` [2](#page=2).
#### 1.2.5 Sizes and fit
* **Size**: `la talla` [1](#page=1).
### 1.3 Accessories
This category includes items that complement clothing [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Sunglasses**: `las gafas de sol` [1](#page=1).
* **Cap**: `la gorra` [1](#page=1).
* **Bag**: `el bolso` [1](#page=1).
* **Scarf**: `la bufanda` [2](#page=2).
* **Hat**: `el gorro` [2](#page=2).
* **Belt**: `el cinturón` [2](#page=2).
* **Bracelet**: `la pulsera` [2](#page=2).
### 1.4 Personal items and toiletries
This section covers items related to personal hygiene and travel necessities [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.4.1 Personal hygiene items
* **Comb**: `el peine` [1](#page=1).
* **Toothbrush**: `el cepillo de dientes` [1](#page=1).
* **Toothpaste**: `la pasta de dientes` [1](#page=1).
* **Shampoo**: `el champú` [1](#page=1).
* **Shower gel**: `el gel de baño` [1](#page=1).
* **Hair dryer**: `el secador de pelo` [1](#page=1).
#### 1.4.2 Travel and essential items
* **Medicine**: `el medicamento` [1](#page=1).
* **Phone charger**: `el cargador de móvil` [1](#page=1).
* **ID card**: `el carné de identidad` [1](#page=1).
* **Driving license**: `el carné de conducir` [1](#page=1).
* **Passport**: `el pasaporte` [1](#page=1).
* **Money**: `el dinero` [1](#page=1).
* **Credit card**: `la tarjeta de crédito` [1](#page=1).
* **Sun cream**: `la crema solar` [1](#page=1).
* **Beach towel**: `la toalla de playa` [1](#page=1).
* **Laptop**: `el ordenador portátil` [1](#page=1).
* **Eye mask**: `el antifaz` [1](#page=1).
* **Earplugs**: `el tapón` [1](#page=1).
* **Suitcase**: `la maleta` [2](#page=2).
### 1.5 Actions and situations related to clothing
This covers verbs and phrases associated with wearing, buying, and packing clothing [1](#page=1) [2](#page=2).
* **To wear**: `llevar` [1](#page=1).
* **To go on holiday/shopping**: `ir de viaje/compras` [1](#page=1).
* **To sunbathe**: `tomar el sol` [1](#page=1).
* **To rent**: `alquilar` [1](#page=1).
* **To have to**: `tener que` [1](#page=1).
* **Shopping**: `de compras` [1](#page=1).
* **To sell**: `vender` [1](#page=1).
* **To cost**: `costar (ue)` [1](#page=1).
* **To decide**: `decidir` [2](#page=2).
* **To prefer**: `preferir (ie)` [2](#page=2).
* **To use**: `usar` [2](#page=2).
* **To buy**: `comprar` [2](#page=2).
* **What do you want?**: `¿qué desea?` [2](#page=2).
* **How much does it cost?**: `¿cuánto cuesta?` [2](#page=2).
* **To take (away)**: `llevarse` [2](#page=2).
* **Second hand**: `de segunda mano` [1](#page=1).
* **An item of clothing**: `la prenda` [2](#page=2).
* **A special occasion**: `la ocasión especial` [2](#page=2).
* **Sustainable**: `sostenible` [2](#page=2).
* **Exclusive**: `exclusivo/a` [2](#page=2).
* **Practical**: `práctico/a` [2](#page=2).
* **A market**: `el mercadillo` [1](#page=1).
* **A shop**: `la tienda` [1](#page=1).
* **A shopping centre**: `el centro comercial` / `la galería` [1](#page=1).
> **Tip:** When describing clothing, colors and patterns often follow the noun they modify. For example, `la camiseta azul` (the blue t-shirt). For adjectives describing material or origin, they may precede the noun or follow it depending on the context and emphasis [1](#page=1).
>
> **Example:** `El algodón es un tejido agradable` (Cotton is a nice fabric). `Llevo unos vaqueros marrones` (I'm wearing brown jeans) [1](#page=1).
---
# Shopping and travel preparation
This section introduces vocabulary and phrases essential for engaging in shopping activities and preparing for travel abroad, covering various market types, clothing items, and travel necessities.
### 2.1 Shopping vocabulary
This subsection details terms related to different types of shopping venues and items commonly purchased.
#### 2.1.1 Types of markets and shops
* **el mercadillo:** market [1](#page=1).
* **el rastro:** flea market [1](#page=1).
* **el Rastro:** specifically refers to the popular open-air flea market in Madrid [1](#page=1).
* **la tienda:** shop [1](#page=1).
* **el centro comercial:** shopping centre [1](#page=1).
* **la galería:** shopping centre [1](#page=1).
* **el mercado artesanal:** craft market [1](#page=1).
#### 2.1.2 Items for sale
* **el zapato:** shoe [1](#page=1).
* **el bolso:** bag [1](#page=1).
* **la artesanía:** crafts [1](#page=1).
* **la prenda:** item of clothing [2](#page=2).
* **el accesorio:** accessory [2](#page=2).
* **el objeto:** object [2](#page=2).
#### 2.1.3 Describing clothing and fabrics
* **la camiseta:** t-shirt [1](#page=1).
* **de manga corta:** short sleeve [1](#page=1).
* **de manga larga:** long sleeve [1](#page=1).
* **el tejido:** fabric [1](#page=1).
* **agradable:** nice [1](#page=1).
* **el algodón:** cotton [1](#page=1).
* **sencillo/a:** simple [1](#page=1).
* **la chaqueta:** jacket [1](#page=1).
* **los pantalones cortos:** shorts [1](#page=1).
* **el pantalón:** trousers [1](#page=1).
* **el bañador:** swimsuit [1](#page=1).
* **la ropa interior:** underwear [1](#page=1).
* **las sandalias:** sandals [1](#page=1).
* **las zapatillas deportivas:** trainers [1](#page=1).
* **el jersey:** jumper [1](#page=1).
* **los vaqueros:** jeans [1](#page=1).
* **la falda:** skirt [1](#page=1).
* **la camisa:** shirt [1](#page=1).
* **el vestido:** dress [2](#page=2).
* **corto/a:** short [1](#page=1).
* **largo/a:** long (implied from long sleeve) [1](#page=1).
* **marrón:** brown [1](#page=1).
* **gris:** grey [1](#page=1).
* **azul:** blue [1](#page=1).
* **azul claro:** light blue [2](#page=2).
* **rosa:** pink [1](#page=1).
* **verde:** green [2](#page=2).
* **rojo/a:** red [2](#page=2).
* **amarillo/a:** yellow [2](#page=2).
* **naranja:** orange [2](#page=2).
* **lila:** purple [2](#page=2).
* **blanco/a:** white [1](#page=1).
* **de cuadros:** check [1](#page=1).
* **de rayas:** stripy [1](#page=1).
* **estampado/a:** with a print [1](#page=1).
* **de tirantes:** with straps [1](#page=1).
* **cómodo/a:** comfortable [1](#page=1).
* **elegante:** elegant [1](#page=1).
* **fácil de llevar:** easy to wear [1](#page=1).
* **moderno/a:** modern [2](#page=2).
* **clásico/a:** classic [2](#page=2).
* **usado/a:** used [1](#page=1).
* **viejo/a:** old [2](#page=2).
* **la talla:** size [1](#page=1).
* **la marca:** brand [1](#page=1).
* **costar (ue):** to cost [1](#page=1).
* **barato/a:** cheap [2](#page=2).
* **caro/a:** expensive [2](#page=2).
* **original:** original [2](#page=2).
#### 2.1.4 Shopping phrases and actions
* **ir de compras:** to go shopping [1](#page=1).
* **vender:** to sell [1](#page=1).
* **comprar:** to buy [2](#page=2).
* **preferir (ie):** to prefer [2](#page=2).
* **¿cuánto cuesta?:** how much does it cost [2](#page=2)?
* **el precio:** price [2](#page=2).
* **más:** more [2](#page=2).
* **menos:** less [2](#page=2).
* **¿cuál prefieres?:** which one do you like most [1](#page=1)?
* **¿qué desea?:** what do you want [2](#page=2)?
* **mire:** look [2](#page=2).
* **pues:** so [2](#page=2).
* **llevarse:** to take [2](#page=2).
* **al final:** finally [2](#page=2).
* **aquí tiene:** here you go [2](#page=2).
* **siempre:** always [1](#page=1).
* **de segunda mano:** second hand [1](#page=1).
* **la ocasión especial:** special occasion [2](#page=2).
* **sostenible:** sustainable [2](#page=2).
* **hecho/a:** made [2](#page=2).
* **el material reciclado:** recycled material [2](#page=2).
* **exclusivo/a:** exclusive [2](#page=2).
* **práctico/a:** practical [2](#page=2).
* **feo/a:** ugly [2](#page=2).
### 2.2 Travel preparation
This subsection focuses on vocabulary related to preparing for trips abroad, including essential items and travel-related actions.
#### 2.2.1 Travel essentials and documentation
* **ir de viaje:** to go on holiday [1](#page=1).
* **el extranjero:** abroad [1](#page=1).
* **la maleta:** suitcase [2](#page=2).
* **la toalla de playa:** beach towel [1](#page=1).
* **las gafas de sol:** sunglasses [1](#page=1).
* **el medicamento:** medicine [1](#page=1).
* **el cargador de móvil:** phone charger [1](#page=1).
* **el carné de identidad:** ID card [1](#page=1).
* **el carné de conducir:** driving license [1](#page=1).
* **el pasaporte:** passport [1](#page=1).
* **el dinero:** money [1](#page=1).
* **la tarjeta de crédito:** credit card [1](#page=1).
* **el peine:** comb [1](#page=1).
* **la pasta de dientes:** toothpaste [1](#page=1).
* **la crema solar:** sun cream [1](#page=1).
* **el cepillo de dientes:** toothbrush [1](#page=1).
* **el champú:** shampoo [1](#page=1).
* **el gel de baño:** shower gel [1](#page=1).
* **el secador de pelo:** hair dryer [1](#page=1).
* **el antifaz:** eye mask [1](#page=1).
* **el tapón:** earplugs [1](#page=1).
* **el ordenador portátil:** laptop [1](#page=1).
* **la guía de viaje:** travel guide [2](#page=2).
* **guía:** guide [2](#page=2).
#### 2.2.2 Travel activities and verbs
* **tomar el sol:** to sunbathe [1](#page=1).
* **alquilar:** to rent [1](#page=1).
* **tener que:** to have to [1](#page=1).
* **el paseo a caballo:** horse riding [2](#page=2).
* **la ruta gastronómica:** food tour [2](#page=2).
* **el surf:** surfing [2](#page=2).
* **dormir (ue):** to sleep [2](#page=2).
* **usar:** to use [2](#page=2).
#### 2.2.3 Vocabulary for clothing for different occasions or purposes
* **ropa interior:** underwear [1](#page=1).
* **bañador:** swimsuit [1](#page=1).
* **sandalias:** sandals [1](#page=1).
* **zapatillas deportivas:** trainers [1](#page=1).
* **pijama:** pyjamas [2](#page=2).
* **calcetín:** sock [2](#page=2).
* **grueso/a:** thick [2](#page=2).
* **el gorro:** hat [2](#page=2).
* **la bufanda:** scarf [2](#page=2).
* **el cinturón:** belt [2](#page=2).
* **el abrigo:** coat [2](#page=2).
* **las botas:** boots [2](#page=2).
* **la corbata:** tie [2](#page=2).
#### 2.2.4 General travel vocabulary
* **el cumpleaños:** birthday [1](#page=1).
* **la cena:** dinner [1](#page=1).
* **la boda:** wedding [2](#page=2).
* **hombre de negocios:** businessman [2](#page=2).
* **mujer de negocios:** businesswoman [2](#page=2).
* **el negocio:** business [2](#page=2).
* **conductor/a:** driver [2](#page=2).
* **escolar:** school [2](#page=2).
* **quince:** fifteen [2](#page=2).
* **empleado/a:** employee [2](#page=2).
* **la higiene:** hygiene [1](#page=1).
#### 2.2.5 Specific places and events
* **Palma de Mallorca:** Palma de Mallorca [1](#page=1).
* **Otavalo:** Otavalo [1](#page=1).
* **el centro comercial:** shopping centre [1](#page=1).
* **la galería:** shopping centre [1](#page=1).
* **el festival de música:** music festival [2](#page=2).
* **la música pop:** pop music [2](#page=2).
* **Bariloche:** Bariloche [2](#page=2).
> **Tip:** When packing, consider the climate of your destination and the activities you plan to do. For travel abroad, always ensure your passport and any necessary visas are up-to-date [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Example:** To prepare for a beach holiday, you would need to pack items like a swimsuit, beach towel, and sun cream. For a city trip, comfortable shoes and a jacket might be more appropriate [1](#page=1).
---
# Describing preferences and items
This section focuses on the vocabulary and grammatical structures necessary for expressing likes and dislikes, inquiring about prices, and describing the characteristics of clothing and various objects [2](#page=2).
### 3.1 Expressing preferences
The verb `preferir` (to prefer) is a key verb for expressing preferences [2](#page=2).
> **Tip:** `preferir` is a stem-changing verb, changing from `e` to `ie` in the present tense for most conjugations (e.g., `prefiero`, `prefieres`, `prefiere`, `prefieren`), but not in the `nosotros` form (`preferimos`).
#### 3.1.1 Asking about preferences
To inquire about what clothes someone likes the most, the question `¿Qué ropa prefieres?` is used [2](#page=2).
#### 3.1.2 Expressing quantities of preference
The terms `más` (more) and `menos` (less) are used to indicate degrees of preference [2](#page=2).
### 3.2 Inquiring about costs
When shopping, it is essential to be able to ask about prices and understand the cost of items [2](#page=2).
#### 3.2.1 Asking "How much does it cost?"
The standard question to ask the price of something is `¿Cuánto cuesta?`. This phrase can also be rendered as `¿Cuánto cuesta esto?` (How much does this cost?) [2](#page=2).
#### 3.2.2 Understanding price comparisons
`Más` (more) and `menos` (less) are used to compare prices, indicating whether something is more or less expensive [2](#page=2).
### 3.3 Describing clothing and objects
A wide range of vocabulary is provided to describe the characteristics and types of clothing and other items [2](#page=2).
#### 3.3.1 Items of clothing and accessories
* `la prenda` - item of clothing [2](#page=2).
* `la corbata` - tie [2](#page=2).
* `el calcetín` - sock [2](#page=2).
* `el pijama` - pyjamas [2](#page=2).
* `el vestido` - dress [2](#page=2).
* `el abrigo` - coat [2](#page=2).
* `las botas` - boots [2](#page=2).
* `la pulsera` - bracelet [2](#page=2).
* `la bufanda` - scarf [2](#page=2).
* `el gorro` - hat [2](#page=2).
* `el cinturón` - belt [2](#page=2).
* `el accesorio` - accessory [2](#page=2).
#### 3.3.2 Describing material and origin
* `sostenible` - sustainable [2](#page=2).
* `hecho/a` - made [2](#page=2).
* `el material reciclado` - recycled material [2](#page=2).
* `exclusivo/a` - exclusive [2](#page=2).
#### 3.3.3 Describing appearance and style
* `moderno/a` - modern [2](#page=2).
* `clásico/a` - classic [2](#page=2).
* `original` - original [2](#page=2).
* `feo/a` - ugly [2](#page=2).
#### 3.3.4 Describing physical attributes
* `grueso/a` - thick [2](#page=2).
* `viejo/a` - old [2](#page=2).
* `práctico/a` - practical [2](#page=2).
#### 3.3.5 Colors
A variety of colors are provided:
* `azul claro` - light blue [2](#page=2).
* `verde` - green [2](#page=2).
* `rojo/a` - red [2](#page=2).
* `amarillo/a` - yellow [2](#page=2).
* `naranja` - orange [2](#page=2).
* `lila` - purple [2](#page=2).
* `beis` - beige [2](#page=2).
#### 3.3.6 Other objects
* `el objeto` - object [2](#page=2).
* `la maleta` - suitcase [2](#page=2).
### 3.4 Vocabulary for shopping scenarios
Specific vocabulary is introduced for interactions in a shop setting [2](#page=2).
* `farmacéutico/a` - pharmacist [2](#page=2).
* `cliente/a` - customer [2](#page=2).
* `¿qué desea?` - what do you want [2](#page=2)?
* `mire` - look [2](#page=2).
* `pues` - so [2](#page=2).
* `llevarse` - to take (referring to buying an item) [2](#page=2).
* `comprar` - to buy [2](#page=2).
* `el precio` - price [2](#page=2).
* `al final` - finally [2](#page=2).
* `aquí tiene` - here you go [2](#page=2).
### 3.5 Vocabulary for types of items and places
* `el negocio` - business [2](#page=2).
* `el tipo` - type [2](#page=2).
* `la ocasión especial` - special occasion [2](#page=2).
* `el mercado` - market [2](#page=2).
### 3.6 General descriptive vocabulary
* `diferente` - different [2](#page=2).
* `bueno/a` - good [2](#page=2).
* `caro/a` - expensive [2](#page=2).
* `barato/a` - cheap [2](#page=2).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Long sleeve | Refers to a type of garment sleeve that extends all the way to the wrist. |
| Fabric | The material used to make clothes and other textile items. |
| Cotton | A soft, fluffy staple fiber that grows in a boll, or protective case, around the seeds of cotton plants. |
| Jacket | A piece of clothing worn on the upper body, typically with sleeves and a fastening down the front. |
| Trousers | A garment worn on the lower half of the body, covering each leg separately from the waist to the ankle. |
| Swimsuit | A garment worn for swimming. |
| Underwear | Clothing worn next to the skin, underneath other clothes. |
| Sunglasses | Spectacles with dark lenses to protect the eyes from bright sunlight. |
| Medicine | A drug or other substance used for treating disease or relieving pain. |
| Phone charger | A device used to recharge the battery of a mobile phone. |
| ID card | Identification card, a document that proves who a person is. |
| Credit card | A small plastic card issued by a bank, government, or other institution to allow the holder to purchase goods or services on credit. |
| Comb | An implement with a row of teeth, used for arranging hair. |
| Toothpaste | A paste or gel used with a toothbrush for cleaning the teeth. |
| Sun cream | A cream applied to the skin to protect it from the sun's ultraviolet rays. |
| Shampoo | A liquid preparation for washing the hair. |
| Shower gel | A liquid soap used for washing the body in a shower. |
| Hair dryer | An electrical device that blows hot or cool air onto wet hair to speed up drying. |
| Trainers | Athletic shoes worn for sports or casual activities. |
| Eye mask | A light-blocking covering worn over the eyes, often during sleep. |
| Earplugs | Small pieces of material inserted into the ear canal to block sound or prevent water from entering. |
| Laptop | A portable computer small enough to be used on one's lap. |
| To go on holiday | To take a vacation or travel for leisure. |
| Abroad | In or to a foreign country or countries. |
| To sunbathe | To sit or lie in the sun in order to get a suntan. |
| To rent | To pay for the use of something for a period of time. |
| To have to | An expression indicating obligation or necessity. |
| Driving license | An official document giving authorization to a person to drive a motor vehicle. |
| Passport | An official document issued by a government, certifying the holder's identity and citizenship and entitling them to travel under its protection to and from foreign countries. |
| Jumper | A knitted garment worn on the upper body. |
| Check (pattern) | A pattern of intersecting lines, typically of two or more colors. |
| Cap | A soft flat hat, typically with a peak. |
| Market | A place where buyers and sellers meet to exchange goods and services. |
| Shop | A building or part of a building where goods are sold. |
| Shopping centre | A large enclosed shopping area. |
| Crafts | Works of skill produced by hand. |
| To sell | To give or hand over something in exchange for money. |
| Second hand | Previously owned by someone else. |
| T-shirt | A short-sleeved casual top, typically made of cotton. |
| Brand | A type of product manufactured or identified by a particular name. |
| To cost | To have a specified price. |
| Short sleeve | Refers to a type of garment sleeve that ends above the elbow. |
| Size | A particular form or variety of something, distinguished by its dimensions or capacity. |
| Stripy | Marked with or resembling stripes. |
| Used | Not new; previously owned or employed. |
| With straps | Having bands or strips of material for fastening or support. |
| With a print | Decorated with a pattern pressed onto the fabric. |
| Comfortable | Providing physical ease and relaxation. |
| Top | A woman's garment worn on the upper part of the body. |
| Elegant | Graceful and stylish in appearance or manner. |
| Easy to wear | Simple and convenient to put on and use. |
| Jeans | Trousers made of denim, typically blue. |
| Skirt | A woman's or girl's outer garment fastened around the waist and hanging down around the legs. |
| Shirt | A woman's or man's garment worn on the upper body, with a collar, sleeves, and buttons down the front. |
| Horse riding | The sport or activity of riding horses. |
| Food tour | A guided excursion that focuses on sampling local cuisine. |
| Surfing | The sport of riding on the crest of a wave towards the shore, especially on a surfboard. |
| Travel guide | A book or publication providing information for tourists about a particular place. |
| Guide | A person who leads or directs travelers; a person who shows the way. |
| Businessman | A man who works in business. |
| Businesswoman | A woman who works in business. |
| Business | Commercial, industrial, or professional activity. |
| Driver | A person who drives a vehicle. |
| School (adj.) | Relating to a school. |
| Fifteen | The number equivalent to the sum of fourteen and one; 15. |
| Employee | A person employed for wages or salary, especially at regular intervals. |
| Light blue | A pale shade of blue. |
| Tie | A long strip of material worn around the neck, resting under the shirt collar and knotted at the front. |
| To sleep | To rest in a state of reduced consciousness. |
| Wedding | A marriage ceremony. |
| Sock | A garment worn on the foot and lower leg. |
| Thick | Having a greater than usual width or depth. |
| Pyjamas | A loose-fitting suit of underwear or nightclothes. |
| Classroom market | A market organized within a classroom setting. |
| Different | Not the same. |
| Type | A category of people or things having common characteristics. |
| Accessory | An item that contributes to an outfit or ensemble. |
| Object | A material thing that can be seen and touched. |
| To decide | To come to a resolution or settlement. |
| Take note | To pay attention and remember. |
| Maximum | The greatest or most extreme amount or degree possible. |
| To place | To put in a particular position or location. |
| Your (informal) | Belonging to or associated with the person or people that the speaker is addressing. |
| Brother/sister | Siblings. |
| My favourite shops | The stores that are most liked by the speaker. |
| Item of clothing | A single piece of clothing. |
| Special occasion | An event that is important or memorable. |
| Sustainable | Able to be maintained at a certain rate or level; relating to or being in conformity with nature. |
| Made | Formed or constructed. |
| Recycled material | Material that has been reprocessed from waste products. |
| Exclusive | Restricted or limited to the person, group, or area concerned. |
| Red | A color at the end of the spectrum next to orange and opposite violet. |
| Suitcase | A rectangular bag with rounded edges and a handle, used for carrying clothes and other possessions when traveling. |
| Practical | Concerned with the actual doing or use of something rather than with theory and ideas. |
| Modern | Relating to the present or recent times. |
| Ugly | Unpleasant or repulsive, especially in appearance. |
| Cheap | Low in price; not expensive. |
| Classic | Judged over a period of time to be of the highest quality and outstanding of its kind. |
| Original | Present or existing from the beginning; first or earliest. |
| Yellow | A color between green and orange in the spectrum, of the color of ripe lemons or daffodils. |
| Dress | A one-piece garment for a woman or girl that covers the body and extends down over the legs. |
| At the shops | In or at a place where goods are sold. |
| Pharmacist | A person qualified to prepare and sell medicines. |
| Customer | A person or organization that buys goods or services from an organization or person. |
| What do you want? | A polite way of asking what the customer is looking for. |
| Solar factor | A measure of the protection a sunscreen provides against the sun's ultraviolet (UV) rays. |
| Well | In a good or satisfactory way. |
| To take (away) | To buy or obtain something for oneself. |
| Price | The amount of money expected, required, or given in payment for something. |
| To buy | To obtain in exchange for payment. |
| Finally | After a long time, delay, or series of events. |
| Orange | A color between red and yellow in the spectrum, of the color of ripe oranges. |
| Purple | A color between red and blue in the spectrum. |
| Beige | A pale sandy fawn color. |
| Bracelet | A piece of jewelry worn on the wrist. |
| Scarf | A length of fabric worn around the neck or head. |
| Hat | A shaped covering for the head, typically with a brim and a crown. |
| Belt | A long, narrow strip of leather or other material worn around the waist. |
| Coat | A woman's or man's outer garment extending down to the hips or knees. |
| Boots | A sturdy footwear covering the foot and ankle and extending up the leg. |
| To prefer | To like or want one thing more than another. |
| To use | To employ for a purpose; wield or operate. |
| Old | Having lived for a long time; no longer young. |
| Here you go | A phrase used when handing something to someone. |
| Which clothes do you like most? | A question asking to identify the preferred items of clothing. |
| Music festival | A festival at which various musicians perform. |
| Pop music | Music with a catchy tune and simple lyrics, typically for young people. |
| How much does it cost? | A question asking for the price of an item. |
| More | A greater or additional amount or degree. |
| Less | A smaller amount or degree. |
| A week away | A period of seven days spent away from home, typically on holiday. |
Cover
Vocabulary_HSK_3.pdf
Summary
# Vocabulary for HSK Level 3
This section provides a comprehensive study guide for HSK Level 3 vocabulary, drawing from a Chinese-Thai dictionary format that includes Chinese characters, pinyin, word type, Thai translations, and example sentences. The focus is on words and phrases listed from page 1 to 37 of the provided document - [1](#page=1) [37](#page=37).
### 1.1 Core Vocabulary by Category
The HSK Level 3 vocabulary list encompasses a wide range of common words and phrases essential for basic communication. These can be broadly categorized to aid in learning.
#### 1.1.1 People and Relationships
* **Family Members:**
* 爱 (ài): to love [1](#page=1).
* 爸爸 (bà ba): dad [1](#page=1).
* 儿子 (é rzi): son [3](#page=3).
* 妈妈 (māma): mom [5](#page=5).
* 女儿 (nǚ’ér): daughter [6](#page=6).
* 朋友 (pé ngyou): friend [6](#page=6).
* 哥哥 (gēge): older brother [12](#page=12).
* 姐姐 (jiějie): older sister [13](#page=13).
* 孩子 (há izi): child [12](#page=12).
* 弟弟 (dì di): younger brother [12](#page=12).
* 叔叔 (shūshu): uncle (term for a man younger than or equal to one's father) [32](#page=32).
* 阿姨 (āyí): aunt (term for a woman older than oneself) [20](#page=20).
* 丈夫 (zhà ngfu): husband [19](#page=19).
* 妻子 (qīzi): wife [16](#page=16).
* 奶奶 (nǎinai): grandmother (paternal) [30](#page=30).
* 爷爷 (yé ye): grandfather (paternal) [34](#page=34).
* 老师 (lǎoshī): teacher [5](#page=5).
* 医生 (yīshēng): doctor [10](#page=10).
* 服务员 (fú wù yuá n): waiter/waitress [12](#page=12).
* 同学 (tó ngxué): classmate [8](#page=8).
* 先生 (xiānsheng): Mr., gentleman [10](#page=10).
* 小姐 (xiǎojiě): Miss, young lady [10](#page=10).
* 经理 (jīnglǐ): manager [27](#page=27).
* 校长 (xiàozhǎng): principal, headmaster [34](#page=34).
* 邻居 (línjū): neighbor [29](#page=29).
* 同事 (tó ngshì): colleague [32](#page=32).
* **Pronouns and General Terms for People:**
* 我 (wǒ): I, me [8](#page=8).
* 你 (nǐ): you (singular) [6](#page=6).
* 他 (tā): he, him [8](#page=8).
* 她 (tā): she, her [8](#page=8).
* 它 (tā): it [17](#page=17).
* 我们 (wǒmen): we, us [8](#page=8).
* 你们 (nǐmen): you (plural) - *Note: '你们' is not explicitly listed but implied by the plural 'you'.* [1](#page=1).
* 他们 (tāmen): they, them (masculine/mixed gender) - *Note: Not explicitly listed but implied.*
* 她们 (tāmen): they, them (feminine) - *Note: Not explicitly listed but implied.*
* 大家 (dàjiā): everyone [12](#page=12).
* 别人 (bié ren): other people [21](#page=21).
* 谁 (shé i): who [7](#page=7).
* 什么 (shé nme): what [7](#page=7).
* 哪 (nǎ): which [6](#page=6).
* 哪儿 (nǎr): where [6](#page=6).
* 这(这儿) (zhè(zhè r)): this, here [11](#page=11).
* 那(那儿) (nà(nà r)): that, there [6](#page=6).
* 自己 (zìjǐ): oneself [37](#page=37).
* 您 (ní n): you (polite) [15](#page=15).
#### 1.1.2 Places and Directions
* **Locations:**
* 杯子 (bēizi): cup, glass [1](#page=1).
* 北京 (Běijīng): Beijing [1](#page=1).
* 家 (jiā): home, family [4](#page=4).
* 饭店 (fà ndià n): restaurant, hotel [3](#page=3).
* 飞机 (fēijī): airplane [3](#page=3).
* 电脑 (diànnǎo): computer [2](#page=2).
* 电视 (dià nshì): television [2](#page=2).
* 电影 (diànyǐng): movie [2](#page=2).
* 东西 (dōngxi): thing, object [2](#page=2).
* 学校 (xué xià o): school [10](#page=10).
* 医院 (yīyuàn): hospital [10](#page=10).
* 椅子 (yǐzi): chair [10](#page=10).
* 桌子 (zhuōzi): table [11](#page=11).
* 商店 (shāngdiàn): store, shop [7](#page=7).
* 火车站 (huǒchēzhàn): train station [13](#page=13).
* 机场 (jīchǎng): airport [14](#page=14).
* 教室 (jià oshì): classroom [14](#page=14).
* 公司 (gōngsī): company [13](#page=13).
* 房间 (fángjiān): room [12](#page=12).
* 楼 (ló u): building, floor [29](#page=29).
* 公共汽车 (gōnggòngqìchē): bus [13](#page=13).
* 地铁 (dìtiě): subway [23](#page=23).
* 地图 (dì tú): map [23](#page=23).
* 电梯 (diàntī): elevator [23](#page=23).
* 图书馆 (túshūguǎn): library [33](#page=33).
* 公园 (gōngyuán): park [25](#page=25).
* 城市 (ché ngshì): city [22](#page=22).
* 书店 (shūdiàn): bookstore - *Note: Not explicitly listed but implied by '书' and '店'.*
* 银行 (yí nhá ng): bank [35](#page=35).
* 办公室 (bàngōngshì): office [21](#page=21).
* 宾馆 (bīnguǎn): hotel [21](#page=21).
* 冰箱 (bīngxiāng): refrigerator [21](#page=21).
* 菜 (cà i): dish, cuisine [1](#page=1).
* 洗手间 (xǐshǒujiān): restroom [33](#page=33).
* **Directions and Locations:**
* 后面 (hò umià n): behind, back [3](#page=3).
* 前面 (qiá nmià n): front, ahead [6](#page=6).
* 上 (shà ng): on, above [7](#page=7).
* 里 (lǐ): inside [5](#page=5).
* 下 (xià): down, below [9](#page=9).
* 旁边 (pángbiān): beside, next to [15](#page=15).
* 外面 (wà i): outside [17](#page=17).
* 左边 (zuǒbian): left side [20](#page=20).
* 右边 (yò ubian): right side [19](#page=19).
* 中间 (zhōngjiān): middle [36](#page=36).
* 东 (dōng): east [23](#page=23).
* 南 (ná n): south [30](#page=30).
* 西 (xī): west [33](#page=33).
* 北 (běi): north [35](#page=35).
* 附近 (fù jì n): nearby, vicinity [24](#page=24).
* 近 (jì n): near [14](#page=14).
* 远 (yuǎn): far [19](#page=19).
* 向 (xià ng): towards [34](#page=34).
* 过 (guò): across, past - *Also used for experiencing something.* [12](#page=12).
#### 1.1.3 Time and Dates
* **Units of Time:**
* 八 (bā): eight [1](#page=1).
* 二 (èr): two [3](#page=3).
* 分钟 (fēnzhōng): minute [3](#page=3).
* 九 (jiǔ): nine [4](#page=4).
* 六 (liù): six [5](#page=5).
* 七 (qī): seven [6](#page=6).
* 三 (sān): three [7](#page=7).
* 四 (sì): four [8](#page=8).
* 十 (shí): ten [7](#page=7).
* 岁 (suì): year(s) old [8](#page=8).
* 五 (wǔ): five [9](#page=9).
* 一 (yī): one [10](#page=10).
* 零 (lí ng): zero [5](#page=5).
* 两 (liǎng): two (used for numbers, e.g., two people, two items) [14](#page=14).
* 年 (niá n): year [6](#page=6).
* 月 (yuè): month [10](#page=10).
* 日 (rì): day [16](#page=16).
* 千 (qiān): thousand [16](#page=16).
* 万 (wà n): ten thousand [33](#page=33).
* 百 (bǎi): hundred [11](#page=11).
* 小时 (xiǎoshí): hour [18](#page=18).
* **Parts of the Day and Specific Times:**
* 点 (diǎn): o'clock, to order (food) [2](#page=2).
* 上午 (shàngwǔ): morning [7](#page=7).
* 下午 (xiàwǔ): afternoon [9](#page=9).
* 晚上 (wǎnshang): evening, night [17](#page=17).
* 今天 (jīntiān): today [4](#page=4).
* 明天 (míngtiān): tomorrow [5](#page=5).
* 昨天 (zuótiān): yesterday [11](#page=11).
* 去年 (qù niá n): last year [16](#page=16).
* 现在 (xià nzà i): now [10](#page=10).
* 一会儿 (yí huì r): a while, a moment [35](#page=35).
* 中午 (zhōngwǔ): noon, midday [11](#page=11).
* 时候 (shí hou): time, moment [7](#page=7).
* 早上 (zǎoshang): morning [19](#page=19).
* 刚才 (gāngcái): a moment ago [24](#page=24).
* 去年 (qù niá n): last year [16](#page=16).
* 以前 (yǐqián): before [35](#page=35).
* 以后 (yǐhòu): after - *Note: '以后' is listed but not explicitly defined.* [3](#page=3).
* 最近 (zuì jì n): recently, lately [37](#page=37).
#### 1.1.4 Actions (Verbs) and States (Adjectives)
* **Common Actions:**
* 爱 (ài): to love, to like [1](#page=1).
* 吃 (chī): to eat [1](#page=1).
* 打电话 (dǎ dià nhuà): to make a phone call [2](#page=2).
* 点 (diǎn): to order (food) [2](#page=2).
* 读 (dú): to read [2](#page=2).
* 叫 (jià o): to be called, to call [4](#page=4).
* 开 (kāi): to drive, to open, to start [4](#page=4).
* 看 (kà n): to see, to look, to read [4](#page=4).
* 看见 (kà njià n): to see [4](#page=4).
* 来 (lá i): to come, to bring [5](#page=5).
* 买 (mǎi): to buy [5](#page=5).
* 听 (tīng): to listen, to obey [8](#page=8).
* 说 (shuō): to speak [8](#page=8).
* 说话 (shuōhuà): to speak, to talk [8](#page=8).
* 学习 (xué xí): to study [10](#page=10).
* 写 (xiě): to write [9](#page=9).
* 谢谢 (xiè xie): to thank [10](#page=10).
* 坐 (zuò): to sit, to take (transportation) [11](#page=11).
* 做 (zuò): to do, to make [11](#page=11).
* 帮 (bāng): to help - *Note: '帮助' is listed, '帮' is a shortened form.* [11](#page=11).
* 比 (bǐ): to compare [11](#page=11).
* 长 (chá ng): long (adjective), to grow (verb) [12](#page=12).
* 唱歌 (chànggē): to sing [12](#page=12).
* 穿 (chuān): to wear [12](#page=12).
* 到 (dà o): to arrive, to reach [12](#page=12).
* 得 (de): (particle used after a verb to indicate degree) [12](#page=12).
* 等 (děng): to wait [12](#page=12).
* 懂 (dǒng): to understand [12](#page=12).
* 对 (duì): correct (adjective), towards (preposition) [12](#page=12).
* 非常 (fēicháng): very, extremely [12](#page=12).
* 告诉 (gà osu): to tell [13](#page=13).
* 给 (gěi): to give, for [13](#page=13).
* 过 (guò): to pass, to experience [13](#page=13).
* 还 (há i): still, also [12](#page=12).
* 回答 (huí dá): to answer [13](#page=13).
* 欢迎 (huānyíng): to welcome [13](#page=13).
* 介绍 (jiè shà o): to introduce, introduction [14](#page=14).
* 进 (jì n): to enter [14](#page=14).
* 觉得 (jué de): to feel, to think [14](#page=14).
* 开始 (kāishǐ): to begin, to start [14](#page=14).
* 考试 (kǎoshì): exam, to take an exam [14](#page=14).
* 可以 (kěyǐ): can, to be able to [14](#page=14).
* 快 (kuài): fast, quick [14](#page=14).
* 累 (lè i): tired [15](#page=15).
* 离 (lí): to leave, to be away from [15](#page=15).
* 旅游 (lǚyó u): to travel [15](#page=15).
* 卖 (mà i): to sell [15](#page=15).
* 慢 (mà n): slow [15](#page=15).
* 忙 (má ng): busy, to be busy with [15](#page=15).
* 每 (měi): every [15](#page=15).
* 起床 (qǐchuáng): to get up [16](#page=16).
* 让 (rà ng): to let, to allow [16](#page=16).
* 上班 (shàngbān): to go to work [16](#page=16).
* 生病 (shēngbìng): to be sick [16](#page=16).
* 送 (sò ng): to give, to send [17](#page=17).
* 踢足球 (tī zúqiú): to play football [17](#page=17).
* 跳舞 (tiàowǔ): to dance [17](#page=17).
* 完 (wán): to finish [17](#page=17).
* 玩 (wá n): to play [17](#page=17).
* 问 (wè n): to ask [17](#page=17).
* 洗 (xǐ): to wash [18](#page=18).
* 笑 (xià o): to laugh [18](#page=18).
* 姓 (xì ng): surname, to be surnamed [18](#page=18).
* 休息 (xiūxi): to rest [18](#page=18).
* 要 (yà o): to want, to need, will [18](#page=18).
* 也 (yě): also, too [18](#page=18).
* 一下 (yí xià): a bit, a moment [18](#page=18).
* 一起 (yìqǐ): together [19](#page=19).
* 已经 (yǐjīng): already [19](#page=19).
* 意思 (yì si): meaning, idea [19](#page=19).
* 游泳 (yóuyǒng): to swim [19](#page=19).
* 再 (zà i): again, more [19](#page=19).
* 找 (zhǎo): to look for, to find [19](#page=19).
* 着 (zhe): (particle indicating ongoing action) [19](#page=19).
* 准备 (zhǔnbèi): to prepare [20](#page=20).
* 走 (zǒu): to walk, to go [20](#page=20).
* 打扫 (dǎsǎo): to clean [23](#page=23).
* 打算 (dǎsuàn): to plan [23](#page=23).
* 带 (dà i): to bring, to carry [23](#page=23).
* 担心 (dānxīn): to worry [23](#page=23).
* 当 (dāng): to be, to assume the role of - *Note: Not explicitly listed, but implied by '当...时'.* [1](#page=1).
* 发 (fā): to send [24](#page=24).
* 发现 (fāxiàn): to discover, to find [24](#page=24).
* 方便 (fāngbiàn): convenient [24](#page=24).
* 放 (fà ng): to put, to place [24](#page=24).
* 放心 (fàngxīn): to feel relieved [24](#page=24).
* 复习 (fù xí): to review [24](#page=24).
* 感冒 (gǎnmào): to catch a cold [24](#page=24).
* 感兴趣 (gǎnxìngqù): to be interested in [24](#page=24).
* 跟 (gēn): with, to follow [25](#page=25).
* 关心 (guānxīn): to care about [25](#page=25).
* 过 (guò): to celebrate [25](#page=25).
* 害怕 (hà ipà): to be afraid [26](#page=26).
* 还 (huá n): to return [26](#page=26).
* 换 (huà n): to change, to exchange [26](#page=26).
* 画 (huà): to draw [26](#page=26).
* 希望 (xīwàng): to hope [17](#page=17).
* 喜欢 (xǐhuan): to like [9](#page=9).
* 想起 (xiǎng qǐ): to remember - *Note: Not explicitly listed but implied by '记得'.* [26](#page=26).
* 想 (xiǎng): to think, to want [10](#page=10).
* 检查 (jiǎnchá): to check, to inspect [27](#page=27).
* 见面 (jià nmià n): to meet [27](#page=27).
* 讲 (jiǎng): to speak, to tell [27](#page=27).
* 教 (jiāo): to teach [27](#page=27).
* 接 (jiē): to receive, to pick up [27](#page=27).
* 解决 (jiějué): to solve [27](#page=27).
* 借 (jiè): to borrow [28](#page=28).
* 经常 (jīngchá ng): often, frequently [28](#page=28).
* 经过 (jīngguò): to pass through, after [28](#page=28).
* 久 (jiǔ): long (time) [28](#page=28).
* 决定 (jué dì ng): to decide [28](#page=28).
* 刻 (kè): quarter (of an hour) [28](#page=28).
* 哭 (kū): to cry [28](#page=28).
* 离开 (líkāi): to leave [29](#page=29).
* 练习 (lià nxí): to practice [29](#page=29).
* 聊天 (liáotiān): to chat [29](#page=29).
* 了解 (liǎojiě): to understand [29](#page=29).
* 留学 (liú xué): to study abroad [29](#page=29).
* 买 (mǎi): to buy [5](#page=5).
* 忙 (má ng): busy [15](#page=15).
* 搬 (bān): to move [20](#page=20).
* 明白 (mí ngbai): to understand, clear [30](#page=30).
* 拿 (ná): to take, to hold [30](#page=30).
* 难过 (ná nguò): sad, to feel sad [30](#page=30).
* 努力 (nǔlì): diligent, to strive [30](#page=30).
* 爬山 (páshān): to climb mountains [30](#page=30).
* 骑 (qí): to ride [31](#page=31).
* 起飞 (qǐfēi): to take off (for an aircraft) [31](#page=31).
* 清楚 (qīngchu): clear, to understand [31](#page=31).
* 然后 (rá nhò u): afterwards, then [31](#page=31).
* 热情 (rè qí ng): enthusiastic [31](#page=31).
* 认为 (rè nwé i): to think, to believe [31](#page=31).
* 认真 (rènzhēn): serious, conscientious [31](#page=31).
* 容易 (ró ngyì): easy [31](#page=31).
* 如果 (rúguǒ): if [31](#page=31).
* 上网 (shàngwǎng): to go online [31](#page=31).
* 生气 (shēng qì): to be angry [31](#page=31).
* 试 (shì): to try [31](#page=31).
* 瘦 (shò u): thin, to lose weight [32](#page=32).
* 舒服 (shūfu): comfortable [32](#page=32).
* 刷牙 (shuāyá): to brush teeth [32](#page=32).
* 提高 (tígāo): to improve, to raise [32](#page=32).
* 同意 (tó ngyì): to agree [32](#page=32).
* 突然 (tūrán): suddenly [33](#page=33).
* 完成 (wá nché ng): to complete [33](#page=33).
* 忘记 (wà ngjì): to forget [33](#page=33).
* 为 (wè i): for [33](#page=33).
* 为了 (wè ile): for the sake of [33](#page=33).
* 洗澡 (xǐzǎo): to take a bath/shower [33](#page=33).
* 先 (xiān): first [34](#page=34).
* 相信 (xiāngxìn): to believe [34](#page=34).
* 向 (xià ng): towards [34](#page=34).
* 像 (xià ng): to resemble, like [34](#page=34).
* 小心 (xiǎoxīn): careful, to be careful [34](#page=34).
* 需要 (xūyào): to need [34](#page=34).
* 选择 (xuǎnzé): to choose, choice [34](#page=34).
* 要求 (yāoqiú): to request, requirement [34](#page=34).
* 一定 (yí dì ng): definitely, certainly [35](#page=35).
* 一共 (yí gò ng): altogether, total [35](#page=35).
* 一会儿 (yí huì r): a moment, a while [35](#page=35).
* 一样 (yí yà ng): same, alike [35](#page=35).
* 一般 (yìbān): generally, usually [35](#page=35).
* 一边 (yìbiān): simultaneously, at the same time [35](#page=35).
* 一直 (yì zhí): always, continuously [35](#page=35).
* 以前 (yǐqián): before, previously [35](#page=35).
* 用 (yò ng): to use [35](#page=35).
* 又 (yò u): again [35](#page=35).
* 遇到 (yù dà o): to meet, to encounter [35](#page=35).
* 愿意 (yuà nyì): willing [36](#page=36).
* 站 (zhà n): to stand [36](#page=36).
* 照顾 (zhà ogù): to take care of [36](#page=36).
* 只 (zhǐ): only [36](#page=36).
* 终于 (zhōngyú): finally, at last [36](#page=36).
* 注意 (zhù yì): to pay attention [36](#page=36).
* 着急 (zhá ojí): to worry, to be anxious [37](#page=37).
* 总是 (zǒngshì): always [37](#page=37).
* 最近 (zuì jì n): recently, lately [37](#page=37).
* **States (Adjectives):**
* 大 (dà): big, large [2](#page=2).
* 好 (hǎo): good [3](#page=3).
* 高兴 (gāoxìng): happy [3](#page=3).
* 冷 (lěng): cold [5](#page=5).
* 漂亮 (pià oliang): beautiful, pretty [6](#page=6).
* 热 (rè): hot [7](#page=7).
* 少 (shǎo): few, little [7](#page=7).
* 快 (kuài): fast, quick [14](#page=14).
* 长 (chá ng): long [12](#page=12).
* 贵 (guì): expensive [13](#page=13).
* 黑 (hēi): black [13](#page=13).
* 红 (hó ng): red [13](#page=13).
* 近 (jì n): near [14](#page=14).
* 可能 (kěnéng): possible, maybe [14](#page=14).
* 快乐 (kuà ilè): happy, joyful [15](#page=15).
* 慢 (mà n): slow [15](#page=15).
* 忙 (má ng): busy [15](#page=15).
* 便宜 (piá nyi): cheap [16](#page=16).
* 晴 (qí ng): clear (weather) [16](#page=16).
* 新 (xīn): new [18](#page=18).
* 有点儿 (yǒudiǎnr): a little [9](#page=9).
* 意思 (yì si): meaning, interesting [19](#page=19).
* 阴 (yīn): overcast, cloudy [19](#page=19).
* 远 (yuǎn): far [19](#page=19).
* 真 (zhēn): really, true [19](#page=19).
* 矮 (ǎi): short (height) [20](#page=20).
* 爱好 (à ihà o): hobby [20](#page=20).
* 安静 (ānjìng): quiet, peaceful [20](#page=20).
* 饱 (bǎo): full (after eating) [21](#page=21).
* 北方 (běifāng): northern [21](#page=21).
* 比较 (bǐjiào): comparatively, rather [21](#page=21).
* 变化 (bià nhuà): change, variation [21](#page=21).
* 聪明 (cōngming): intelligent, clever [23](#page=23).
* 长 (chá ng): long [22](#page=22).
* 差 (chà): poor, bad [22](#page=22).
* 城市 (ché ngshì): city [22](#page=22).
* 短 (duǎn): short (length) [23](#page=23).
* 多么 (duōme): how (exclamatory) [24](#page=24).
* 饿 (è): hungry [24](#page=24).
* 方便 (fāngbiàn): convenient [24](#page=24).
* 干净 (gānjìng): clean [24](#page=24).
* 个子 (gè zi): height, build [24](#page=24).
* 更 (gè ng): even more [25](#page=25).
* 故事 (gù shi): story [25](#page=25).
* 关系 (guānxì): relation, relationship [25](#page=25).
* 关于 (guānyú): about, regarding [25](#page=25).
* 过去 (guò qù): past [25](#page=25).
* 害怕 (hà ipà): afraid [26](#page=26).
* 坏 (huà i): bad, broken [26](#page=26).
* 环境 (huá njì ng): environment [26](#page=26).
* 黄河 (Huá nghé): Yellow River [26](#page=26).
* 几乎 (jīhū): almost [26](#page=26).
* 机会 (jīhuì): chance, opportunity [26](#page=26).
* 极 (jí): extremely [27](#page=27).
* 简单 (jiǎndān): simple [27](#page=27).
* 健康 (jiànkāng): healthy [27](#page=27).
* 近 (jì n): near [14](#page=14).
* 旧 (jiù): old (things) [28](#page=28).
* 可爱 (kě’ài): cute, lovely [28](#page=28).
* 渴 (kě): thirsty [28](#page=28).
* 空调 (kōngtiáo): air conditioner [28](#page=28).
* 蓝 (lá n): blue [28](#page=28).
* 老 (lǎo): old (people) [29](#page=29).
* 了解 (liǎojiě): to understand [29](#page=29).
* 绿 (lǜ): green [29](#page=29).
* 马上 (mǎshàng): immediately [29](#page=29).
* 满意 (mǎnyì): satisfied [29](#page=29).
* 面包 (miànbāo): bread [29](#page=29).
* 明白 (mí ngbai): clear [30](#page=30).
* 南 (ná n): south [30](#page=30).
* 难 (ná n): difficult [30](#page=30).
* 难过 (ná nguò): sad [30](#page=30).
* 年轻 (niánqīng): young [30](#page=30).
* 鸟 (niǎo): bird [30](#page=30).
* 努力 (nǔlì): diligent [30](#page=30).
* 盘子 (pá nzi): plate [30](#page=30).
* 胖 (pà ng): fat [30](#page=30).
* 啤酒 (píjiǔ): beer [30](#page=30).
* 普通话 (pǔtōnghuà): Mandarin Chinese [30](#page=30).
* 其实 (qí shí): actually, in fact [30](#page=30).
* 其他 (qítā): other [31](#page=31).
* 奇怪 (qí guà i): strange, odd [31](#page=31).
* 清楚 (qīngchu): clear [31](#page=31).
* 秋 (qiū): autumn [31](#page=31).
* 裙子 (qú nzi): skirt [31](#page=31).
* 热情 (rè qí ng): warm, enthusiastic [31](#page=31).
* 认真 (rènzhēn): serious, earnest [31](#page=31).
* 容易 (ró ngyì): easy [31](#page=31).
* 伞 (sǎn): umbrella [31](#page=31).
* 生气 (shēng qì): angry [31](#page=31).
* 声音 (shēngyīn): sound, voice [31](#page=31).
* 世界 (shì jiè): world [31](#page=31).
* 瘦 (shò u): thin [32](#page=32).
* 叔叔 (shūshu): uncle [32](#page=32).
* 舒服 (shūfu): comfortable [32](#page=32).
* 树 (shù): tree [32](#page=32).
* 数学 (shù xué): mathematics [32](#page=32).
* 水平 (shuǐpíng): level, standard [32](#page=32).
* 司机 (sījī): driver [32](#page=32).
* 太阳 (tà iyá ng): sun [32](#page=32).
* 特别 (tè bié): special, especially [32](#page=32).
* 疼 (té ng): ache, hurt [32](#page=32).
* 提高 (tígāo): to improve, to raise [32](#page=32).
* 体育 (tǐyù): sports [32](#page=32).
* 甜 (tiá n): sweet [32](#page=32).
* 条 (tiá o): measure word for long, thin things [32](#page=32).
* 同事 (tó ngshì): colleague [32](#page=32).
* 头发 (tó ufa): hair [33](#page=33).
* 突然 (tūrán): sudden [33](#page=33).
* 腿 (tuǐ): leg [33](#page=33).
* 万 (wà n): ten thousand [33](#page=33).
* 为 (wè i): for [33](#page=33).
* 为了 (wè ile): for the purpose of [33](#page=33).
* 位 (wè i): polite measure word for people [33](#page=33).
* 文化 (wé nhuà): culture [33](#page=33).
* 西 (xī): west [33](#page=33).
* 习惯 (xí guà n): habit, to be accustomed to [33](#page=33).
* 洗澡 (xǐzǎo): to bathe [33](#page=33).
* 夏 (xià): summer [33](#page=33).
* 先 (xiān): first [34](#page=34).
* 香蕉 (xiāngjiāo): banana [34](#page=34).
* 像 (xià ng): resemble [34](#page=34).
* 小心 (xiǎoxīn): careful [34](#page=34).
* 校长 (xiàozhǎng): principal [34](#page=34).
* 新闻 (xīnwén): news [34](#page=34).
* 新鲜 (xīnxiān): fresh [34](#page=34).
* 信用卡 (xìnyòngkǎ): credit card [34](#page=34).
* 行李箱 (xínglixiāng): suitcase [34](#page=34).
* 熊猫 (xióngmāo): panda [34](#page=34).
* 需要 (xūyào): need [34](#page=34).
* 选择 (xuǎnzé): choice [34](#page=34).
* 要求 (yāoqiú): request [34](#page=34).
* 爷爷 (yé ye): grandfather [34](#page=34).
* 一定 (yí dì ng): certain [35](#page=35).
* 一共 (yí gò ng): total [35](#page=35).
* 一样 (yí yà ng): same [35](#page=35).
* 一般 (yìbān): normal [35](#page=35).
* 一边 (yìbiān): one side [35](#page=35).
* 一直 (yì zhí): continuously [35](#page=35).
* 以前 (yǐqián): before [35](#page=35).
* 音乐 (yīnyuè): music [35](#page=35).
* 银行 (yí nhá ng): bank [35](#page=35).
* 饮料 (yǐnliào): beverage [35](#page=35).
* 应该 (yīnggāi): should [35](#page=35).
* 影响 (yǐngxiǎng): influence [35](#page=35).
* 有名 (yǒumíng): famous [35](#page=35).
* 又 (yò u): again [35](#page=35).
* 遇到 (yù dà o): to meet [35](#page=35).
* 元 (yuá n): yuan (currency) [35](#page=35).
* 愿意 (yuà nyì): willing [36](#page=36).
* 月亮 (yuè liang): moon [36](#page=36).
* 越 (yuè): more and more [36](#page=36).
* 站 (zhà n): station [36](#page=36).
* 张 (zhāng): measure word for flat objects [36](#page=36).
* 照片 (zhà opià n): photo [36](#page=36).
* 照相机 (zhàoxiàngjī): camera [36](#page=36).
* 只 (zhī): measure word for animals [36](#page=36).
* 只 (zhǐ): only [36](#page=36).
* 中间 (zhōngjiān): middle [36](#page=36).
* 中文 (Zhōngwén): Chinese language [36](#page=36).
* 终于 (zhōngyú): finally [36](#page=36).
* 种 (zhǒng): type, kind [36](#page=36).
* 重要 (zhò ngyà o): important [36](#page=36).
* 周末 (zhōumò): weekend [36](#page=36).
* 主要 (zhǔyào): main [36](#page=36).
* 注意 (zhù yì): to pay attention [36](#page=36).
* 着急 (zhá ojí): anxious, to worry [37](#page=37).
* 自己 (zìjǐ): self [37](#page=37).
* 总是 (zǒngshì): always [37](#page=37).
* 嘴 (zuǐ): mouth [37](#page=37).
* 最近 (zuì jì n): recently [37](#page=37).
* 作业 (zuò yè): homework [37](#page=37).
* 作用 (zuò yò ng): effect, role [37](#page=37).
#### 1.1.5 Other Essential Vocabulary
* **Nouns:**
* 菜 (cà i): dish, cuisine [1](#page=1).
* 茶 (chá): tea [1](#page=1).
* 东西 (dōngxi): thing, object [2](#page=2).
* 菜 (cà i): dish [1](#page=1).
* 茶 (chá): tea [1](#page=1).
* 报纸 (bàozhǐ): newspaper [11](#page=11).
* 狗 (gǒu): dog [13](#page=13).
* 孩子 (há izi): child [12](#page=12).
* 花 (huā): flower [26](#page=26).
* 鸡蛋 (jīdàn): egg [14](#page=14).
* 件 (jià n): measure word for clothing [14](#page=14).
* 件 (jiàn): measure word for clothing [14](#page=14).
* 筷子 (kuà izi): chopsticks [28](#page=28).
* 米 (mǐ): rice [29](#page=29).
* 米饭 (mǐfàn): cooked rice [5](#page=5).
* 牛奶 (niúnǎi): milk [15](#page=15).
* 苹果 (píngguǒ): apple [6](#page=6).
* 钱 (qiá n): money [6](#page=6).
* 书 (shū): book [8](#page=8).
* 水 (shuǐ): water [8](#page=8).
* 水果 (shuǐguǒ): fruit [8](#page=8).
* 天气 (tiānqì): weather [8](#page=8).
* 衣服 (yīfu): clothes [10](#page=10).
* 鱼 (yú): fish [19](#page=19).
* 字 (zì): character, word [11](#page=11).
* 面包 (miànbāo): bread [29](#page=29).
* 面条 (mià ntiá o): noodles [30](#page=30).
* 药 (yà o): medicine [18](#page=18).
* 盘子 (pá nzi): plate [30](#page=30).
* 皮鞋 (pí xié): leather shoes [30](#page=30).
* 铅笔 (qiānbǐ): pencil [16](#page=16).
* 裙子 (qú nzi): skirt [31](#page=31).
* 伞 (sǎn): umbrella [31](#page=31).
* 手机 (shǒujī): mobile phone [17](#page=17).
* 手表 (shǒubiǎo): watch [17](#page=17).
* 声音 (shēngyīn): sound, voice [31](#page=31).
* 树 (shù): tree [32](#page=32).
* 数学 (shù xué): mathematics [32](#page=32).
* 双 (shuāng): pair [32](#page=32).
* 太阳 (tà iyá ng): sun [32](#page=32).
* 头发 (tó ufa): hair [33](#page=33).
* 腿 (tuǐ): leg [33](#page=33).
* 图书馆 (túshūguǎn): library [33](#page=33).
* 碗 (wǎn): bowl [33](#page=33).
* 香蕉 (xiāngjiāo): banana [34](#page=34).
* 新闻 (xīnwén): news [34](#page=34).
* 信用卡 (xìnyòngkǎ): credit card [34](#page=34).
* 行李箱 (xínglixiāng): suitcase [34](#page=34).
* 熊猫 (xióngmāo): panda [34](#page=34).
* 游戏 (yó uxì): game [35](#page=35).
* 元 (yuá n): yuan (currency) [35](#page=35).
* 月亮 (yuè liang): moon [36](#page=36).
* 照片 (zhà opià n): photo [36](#page=36).
* 照相机 (zhàoxiàngjī): camera [36](#page=36).
* 纸 (zhǐ): paper - *Note: '一张纸' is an example of usage.* [36](#page=36).
* 中文 (Zhōngwén): Chinese language [36](#page=36).
* 种 (zhǒng): type, kind [36](#page=36).
* 周末 (zhōumò): weekend [36](#page=36).
* 嘴 (zuǐ): mouth [37](#page=37).
* 作业 (zuò yè): homework [37](#page=37).
* **Adverbs and Conjunctions:**
* 不 (bù): not [1](#page=1).
* 都 (dōu): all, both [2](#page=2).
* 很 (hěn): very [3](#page=3).
* 还 (há i): still, also [12](#page=12).
* 就 (jiù): then, right away [14](#page=14).
* 再 (zà i): again, more [19](#page=19).
* 真 (zhēn): really, truly [19](#page=19).
* 正在 (zhè ngzà i): in the process of [19](#page=19).
* 只 (zhǐ): only [36](#page=36).
* 总 (zǒng): always - *Note: '总是' is more common and listed.* [37](#page=37).
* 总是 (zǒngshì): always [37](#page=37).
* 因为...所以... (yīnwèi…suǒyǐ…): because...therefore.. [19](#page=19).
* 虽然...但是... (suīrán…dànshì…): although...but.. [17](#page=17).
* 不但...而且... (búdàn…érqiě…): not only...but also.. [21](#page=21).
* 如果 (rúguǒ): if [31](#page=31).
* 然后 (rá nhò u): then, afterwards [31](#page=31).
* 一样 (yí yà ng): same [35](#page=35).
* 一般 (yìbān): generally [35](#page=35).
* 一边 (yìbiān): simultaneously [35](#page=35).
* 一直 (yì zhí): continuously [35](#page=35).
* 以前 (yǐqián): before [35](#page=35).
* 又 (yò u): again [35](#page=35).
* **Particles and Interjections:**
* 的 (de): possessive particle, structural particle [2](#page=2).
* 吗 (ma): question particle [5](#page=5).
* 呢 (ne): question particle, emphasis particle [6](#page=6).
* 了 (le): modal particle indicating completion or change of state [5](#page=5).
* 吧 (ba): suggestion particle [11](#page=11).
* 啊 (a): exclamation particle [20](#page=20).
* 地 (de): structural particle (used after adjective/adverb) [23](#page=23).
* 着 (zhe): particle indicating ongoing action [19](#page=19).
#### 1.1.6 Common Phrases
* 不客气 (bú kè qi): You're welcome [1](#page=1).
* 对不起 (duìbuqǐ): Sorry [2](#page=2).
* 没关系 (mé i guānxi): It's okay, no problem [5](#page=5).
* 喂 (wè i): Hello (on the phone) [8](#page=8).
* 再见 (zà ijiàn): Goodbye [10](#page=10).
* 好 (hǎo): Good, well [3](#page=3).
* 欢迎 (huānyíng): Welcome [13](#page=13).
* 生日快乐 (shēngrì kuà ilè): Happy birthday [16](#page=16).
* 谢谢你 (xièxie nǐ): Thank you [10](#page=10).
### 1.2 Key Concepts and Usage
The HSK Level 3 vocabulary introduces grammatical nuances and common idiomatic expressions.
#### 1.2.1 Grammatical Particles
* **的 (de):** This particle serves multiple functions. It indicates possession (e.g., 这是我~书 - This is my book ). It can also be used to emphasize a specific aspect of the sentence (e.g., 我是坐飞机来中国~ - I came to China by plane ). Furthermore, it can replace nouns or noun phrases when the context is clear (e.g., 家里没吃~了 - There's no food left at home ) [2](#page=2).
* **了 (le):** This particle is crucial for indicating completed actions (e.g., 昨天下雨~ - It rained yesterday ). It can also denote a change of state (e.g., 我吃~饭就去你那里 - After I eat, I will go to your place ) [5](#page=5).
* **吗 (ma):** This is a common question particle used at the end of declarative sentences to turn them into yes-no questions (e.g., 你是中国人~? - Are you Chinese? ) [5](#page=5).
* **呢 (ne):** This particle can be used at the end of questions to inquire about the state or progress of an action (e.g., 你们家有几个人~? - How many people are in your family? ). It can also be used to emphasize or indicate a continuous action (e.g., 我在睡觉~ - I am sleeping ) [6](#page=6).
* **吧 (ba):** This particle is used to suggest or make a proposal (e.g., 请你走~! - Please go! ). It can also be used in rhetorical questions (e.g., 你是个学生~? - You are a student, aren't you? ) [11](#page=11).
* **着 (zhe):** This particle indicates that an action is ongoing or in a continuous state (e.g., 他笑~说 - He said with a smile ) [19](#page=19).
* **地 (de):** This particle connects an adverbial modifier to a verb, indicating how the action is performed (e.g., 天慢慢~黑了 - The sky slowly turned dark ) [23](#page=23).
* **过 (guò):** This particle, placed after a verb, indicates that the action has been experienced (e.g., 我没看~这本书 - I haven't read this book before ) [13](#page=13).
#### 1.2.2 Degree Adverbs
Words like **很 (hěn)** and **太 (tài)** are fundamental for expressing degrees of adjectives.
* **很 (hěn):** Means "very" (e.g., 李小姐~漂亮 - Miss Li is very beautiful ) [3](#page=3).
* **太 (tài):** Means "too" or "extremely" (e.g., 这个学校~大了 - This school is too big ). It can also indicate "excessively" (e.g., 这个苹果~大,我吃不完 - This apple is too big, I can't finish it ) [8](#page=8).
#### 1.2.3 Comparison
The word **比 (bǐ)** is introduced for making comparisons (e.g., 我的孩子~我高 - My child is taller than me ) [11](#page=11).
#### 1.2.4 Time Expressions
HSK Level 3 solidifies the understanding and usage of time-related words, including specific times of day, days of the week, months, and years.
* **Today, Tomorrow, Yesterday:** 今天 (jīntiān) 明天 (míngtiān) 昨天 (zuótiān) [11](#page=11) [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Parts of the Day:** 上午 (shàngwǔ) 下午 (xiàwǔ) 晚上 (wǎnshang) 中午 (zhōngwǔ) 早上 (zǎoshang) [11](#page=11) [17](#page=17) [19](#page=19) [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Units:** 年 (niá n) 月 (yuè) 日 (rì) 分钟 (fēnzhōng) 小时 (xiǎoshí) [10](#page=10) [16](#page=16) [18](#page=18) [3](#page=3) [6](#page=6).
#### 1.2.5 Measure Words (Classifiers)
This level introduces and expands the use of measure words (classifiers) for various nouns.
* **General:** 个 (gè) - a common measure word for people and general objects [3](#page=3).
* **Objects:** 本 (běn) for books 杯子 (bēizi) for cups/glasses 件 (jià n) for clothes 块 (kuà i) for pieces/currency 辆 (lià ng) for vehicles 张 (zhāng) for flat objects 条 (tiá o) for long, thin objects 只 (zhī) for animals 碗 (wǎn) for bowls [14](#page=14) [1](#page=1) [29](#page=29) [32](#page=32) [33](#page=33) [36](#page=36) [5](#page=5).
* **People:** 口 (kǒu) for family members 位 (wè i) for respected individuals [28](#page=28) [33](#page=33).
#### 1.2.6 Common Verb-Object Phrases
Many verbs are paired with common objects to form set phrases.
* 打电话 (dǎ dià nhuà): to make a phone call [2](#page=2).
* 吃米饭 (chī mǐfàn): to eat rice [5](#page=5).
* 看电影 (kà n diànyǐng): to watch a movie [2](#page=2).
* 开出租车 (kāi chūzūchē): to drive a taxi [1](#page=1).
* 学汉语 (xué Hànyǔ): to study Chinese [3](#page=3).
* 唱歌 (chànggē): to sing [12](#page=12).
* 打篮球 (dǎ lánqiú): to play basketball [12](#page=12).
* 踢足球 (tī zúqiú): to play football [17](#page=17).
* 跳舞 (tiàowǔ): to dance [17](#page=17).
* 游泳 (yóuyǒng): to swim [19](#page=19).
* 跑步 (pǎobù): to run [15](#page=15).
* 刷牙 (shuāyá): to brush teeth [32](#page=32).
* 洗澡 (xǐzǎo): to take a shower/bath [33](#page=33).
### 1.3 Example Sentences and Usage
The provided examples illustrate the practical application of each vocabulary item in context.
> **Example:** The word **爱 (ài)** can mean "to love" (e.g., 妈妈,我~你 - Mom, I love you ) or "to like" (e.g., 我~吃米饭 - I like to eat rice ) [1](#page=1).
> **Example:** The use of **都 (dōu)** can indicate "all" (e.g., 我们~来了 - We all came ) or emphasize completeness (e.g., 我~快吃完了 - I've almost finished eating ) [2](#page=2).
> **Example:** **叫 (jiào)** can mean "to be called" (e.g., 我的名字~李明 - My name is Li Ming ) [4](#page=4).
> **Example:** **看 (kàn)** has multiple meanings, including "to see" (e.g., 你~,那本书在桌子上呢 - Look, that book is on the table ) and "to read" (e.g., 我在~书呢 - I am reading a book ) [4](#page=4).
> **Example:** The phrase **不客气 (bú kè qi)** is a polite response to "thank you," meaning "you're welcome". Similarly, **没关系 (mé i guānxi)** is a response to "sorry," meaning "it's okay" [1](#page=1) [5](#page=5).
> **Tip:** Pay close attention to the context of example sentences to grasp the nuances of word usage and grammatical function.
> **Example:** The word **回 (huí)** can mean "to return" (e.g., 我八点~家 - I'll go home at eight ) and also function as a measure word for "times" (e.g., 我去过一~北京 - I have been to Beijing once ) [4](#page=4).
> **Example:** **会 (huì)** indicates ability (e.g., 我~开车 - I can drive ), learning (e.g., 我学~了汉语 - I have learned Chinese ), and possibility (e.g., 明天是不~下雨的 - It might rain tomorrow ) [4](#page=4).
> **Example:** **开 (kāi)** has diverse applications including driving (e.g., 我~了三年出租车 - I've driven a taxi for three years ), opening (e.g., 请~门 - Please open the door ), and holding events (e.g., 我们学校在每年夏天~运动会 - Our school holds sports meets every summer ) [4](#page=4).
> **Tip:** Recognizing the different meanings and grammatical roles of a single character or word is crucial for accurate comprehension and usage.
> **Example:** The use of **你 (nǐ)** is the standard singular "you" (e.g., ~认识这个人吗? - Do you know this person? ), while **您 (nín)** is a more polite form (e.g., 老师,~好! - Hello, teacher! ) [15](#page=15) [6](#page=6).
> **Example:** **多少 (duōshao)** is used for asking "how many" or "how much" when the number is not expected to be small (e.g., 你们学校有~学生? - How many students are in your school? ). For smaller, indefinite numbers (more than one but less than ten), **几 (jǐ)** is used (e.g., 你有~个儿子? - How many sons do you have? ) [2](#page=2) [4](#page=4).
> **Example:** **是 (shì)** functions as a linking verb, meaning "to be" (e.g., 他不~学生 - He is not a student ). It is also used in affirmative answers (e.g., 甲:你是中国人吗?乙:~,我是中国人。 - A: Are you Chinese? B: Yes, I am Chinese. ) [7](#page=7).
> **Example:** The word **太 (tài)** can be used to express "too much" or "excessively" (e.g., 这个苹果~大,我吃不完 - This apple is too big, I can't finish it ) [8](#page=8).
> **Example:** **会 (huì)** can indicate ability, learned skill, or possibility. For example, "I can drive" is 我会开车 (wǒ huì kāichē) and "It might rain tomorrow" is 明天不会下雨的 (míngtiān bù huì xià yǔ de) [4](#page=4).
> **Example:** The particle **了 (le)** indicates completion of an action (e.g., 昨天下雨了 - It rained yesterday) or a change of state [5](#page=5).
> **Example:** **在 (zài)** can indicate location (e.g., 书在桌子上 - The book is on the table ) or an ongoing action when followed by **呢 (ne)** (e.g., 我在吃饭呢 - I am eating ) [10](#page=10).
> **Example:** The phrase **为什么 (wè i shé nme)** means "why" (e.g., 你~不喝点儿水呢? - Why don't you drink some water? ) [17](#page=17).
> **Example:** **已经 (yǐjīng)** means "already" (e.g., 我们~吃完饭了 - We have already finished eating ) [19](#page=19).
> **Example:** The conjunction **因为...所以... (yīnwèi…suǒyǐ…)** expresses cause and effect (e.g., ~下雨了,~我没去跑步 - Because it rained, I didn't go for a run ) [19](#page=19).
> **Example:** **虽然...但是... (suīrán…dànshì…)** is used to express contrast (e.g., ~下雨了,~我们还是想去看电影 - Although it rained, we still want to watch a movie ) [17](#page=17).
> **Example:** **不但...而且... (búdàn…érqiě…)** is used to add information (e.g., 妹妹~喜欢唱歌,~爱跳舞 - Younger sister not only likes singing, but also loves dancing ) [21](#page=21).
> **Example:** The word **吧 (ba)** can be used for suggestions (e.g., 请你走吧 - Please go ) [11](#page=11).
> **Example:** **如果 (rúguǒ)** means "if" (e.g., ~你去,我就和你一起去 - If you go, I will go with you ) [31](#page=31).
> **Example:** **虽然 (suīrán)** means "although" (e.g., ~下雨了,但是我们还是想去看电影 - Although it rained, we still want to watch a movie ) [17](#page=17).
> **Example:** **只要 (zhǐyào)** means "as long as" - *Note: This word is not explicitly listed in the provided pages but is a common HSK 3 word.*
> **Example:** **只 (zhǐ)** means "only" (e.g., 房间里~有我一个人 - There is only one person in the room ) [36](#page=36).
> **Example:** **总是 (zǒngshì)** means "always" (e.g., 他~很早起床 - He always gets up early ) [37](#page=37).
> **Example:** **最近 (zuì jì n)** means "recently" or "lately" (e.g., 我~很忙 - I've been very busy lately ) [37](#page=37).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| 爱 (ài) | To love; to like. Used to express affection or preference. |
| 八 (bā) | The number eight. |
| 爸爸 (bà ba) | Father. |
| 杯子 (bēizi) | Cup; glass. |
| 北京 (Běijīng) | Beijing, the capital of China. |
| 不客气 (bú kè qi) | You're welcome; don't mention it. A polite response when someone thanks you. |
| 不 (bù) | No; not. A negative adverb. |
| 菜 (cài) | Dish (food); vegetables. Refers to prepared dishes or produce. |
| 茶 (chá) | Tea. |
| 吃 (chī) | To eat. |
| 出租车 (chūzūchē) | Taxi. |
| 打电话 (dǎ diànhuà) | To make a phone call. |
| 大 (dà) | Big; large. |
| 的 (de) | A structural particle used to indicate possession, modification, or to emphasize. |
| 点 (diǎn) | O'clock; to order (food). Used for time and also to order meals. |
| 电脑 (diànnǎo) | Computer. |
| 电视 (diànshì) | Television. |
| 电影 (diànyǐng) | Movie; film. |
| 东西 (dōngxi) | Thing; object. |
| 都 (dōu) | All; both. Can also be used to emphasize or indicate "already". |
| 读 (dú) | To read. |
| 对不起 (duìbuqǐ) | Sorry; excuse me. Used to apologize. |
| 多 (duō) | Many; much. Can also indicate "how much" or "how". |
| 多少 (duōshao) | How many; how much. Used to ask for a quantity. |
| 儿子 (érzi) | Son. |
| 二 (èr) | The number two. |
| 饭店 (fàndiàn) | Restaurant; hotel. |
| 飞机 (fēijī) | Airplane. |
| 分钟 (fēnzhōng) | Minute. |
| 高兴 (gāoxìng) | Happy; glad. |
| 个 (gè) | A general measure word for people or objects. |
| 工作 (gōngzuò) | Work (noun); to work (verb). |
| 汉语 (Hànyǔ) | Chinese language. |
| 好 (hǎo) | Good; well. Can also indicate "done" or "very". |
| 号 (hào) | Date (day of the month); number. |
| 喝 (hē) | To drink. |
| 和 (hé) | And; with. A conjunction or preposition. |
| 很 (hěn) | Very. An adverb of degree. |
| 后面 (hòumiàn) | Behind; back; later. |
| 回 (huí) | To return; to go back. Can also be a measure word for times. |
| 会 (huì) | Can; to be able to; will; likely to. Indicates ability, future possibility, or learned skill. |
| 几 (jǐ) | How many; a few. Used to ask for a small number or an indefinite small quantity. |
| 家 (jiā) | Home; family. Can also be a measure word for businesses. |
| 叫 (jiào) | To be called; to call. |
| 今天 (jīntiān) | Today. |
| 九 (jiǔ) | The number nine. |
| 开 (kāi) | To drive; to open; to start; to hold. A versatile verb with multiple meanings. |
| 看 (kàn) | To see; to look; to watch; to read. |
| 看见 (kànjiàn) | To see. |
| 块 (kuài) | Piece; yuan (currency unit). A measure word for pieces or money. |
| 来 (lái) | To come; to arrive. Also used to request or ask for something. |
| 老师 (lǎoshī) | Teacher. |
| 了 (le) | A particle indicating completed action or a change of state. |
| 冷 (lěng) | Cold. |
| 里 (lǐ) | Inside; in. |
| 零 (líng) | Zero. |
| 六 (liù) | The number six. |
| 妈妈 (māma) | Mother. |
| 吗 (ma) | A particle used at the end of a declarative sentence to make it a yes-no question. |
| 买 (mǎi) | To buy. |
| 没关系 (méi guānxi) | It doesn't matter; no problem. A response to an apology. |
| 没有 (méiyǒu) | To not have; there is not. |
| 米饭 (mǐfàn) | Cooked rice. |
| 明天 (míngtiān) | Tomorrow. |
| 名字 (míngzi) | Name. |
| 哪 (nǎ) | Which. |
| 哪儿 (nǎr) | Where. |
| 那(那儿) (nà(nàr)) | That; there. |
| 呢 (ne) | A particle used at the end of a sentence to indicate an ongoing action or to ask a question. |
| 能 (néng) | Can; to be able to. Indicates possibility or permission. |
| 你 (nǐ) | You. |
| 年 (nián) | Year. |
| 女儿 (nǚ’ér) | Daughter. |
| 朋友 (péngyou) | Friend. |
| 漂亮 (piàoliang) | Beautiful; pretty. |
| 苹果 (píngguǒ) | Apple. |
| 七 (qī) | The number seven. |
| 钱 (qián) | Money. |
| 前面 (qiánmiàn) | Front; ahead. |
| 请 (qǐng) | Please; to invite; to request. |
| 去 (qù) | To go. |
| 热 (rè) | Hot. Also means to heat something up. |
| 人 (rén) | Person; people. |
| 认识 (rènshi) | To know (someone); to recognize. |
| 三 (sān) | The number three. |
| 商店 (shāngdiàn) | Shop; store. |
| 上 (shàng) | Up; on; to go up; to attend. |
| 上午 (shàngwǔ) | Morning. |
| 少 (shǎo) | Few; little. Also means "to lack" or "not enough". |
| 谁 (shéi) | Who. |
| 什么 (shénme) | What. |
| 十 (shí) | The number ten. |
| 时候 (shíhou) | Time; moment. |
| 是 (shì) | To be; yes. |
| 书 (shū) | Book. |
| 水 (shuǐ) | Water. |
| 水果 (shuǐguǒ) | Fruit. |
| 睡觉 (shuìjiào) | To sleep. |
| 说 (shuō) | To speak; to say. |
| 说话 (shuōhuà) | To speak; to talk. |
| 四 (sì) | The number four. |
| 岁 (suì) | Year (of age). |
| 他 (tā) | He. |
| 她 (tā) | She. |
| 太 (tài) | Too; extremely. An adverb of degree. |
| 天气 (tiānqì) | Weather. |
| 听 (tīng) | To listen; to obey. |
| 同学 (tóngxué) | Classmate. |
| 喂 (wè i) | Hello (on the phone). |
| 我 (wǒ) | I; me. |
| 我们 (wǒmen) | We; us. |
| 五 (wǔ) | The number five. |
| 喜欢 (xǐhuan) | To like. |
| 下 (xià) | Down; under; to go down; next. |
| 下午 (xiàwǔ) | Afternoon. |
| 下雨 (xià yǔ) | To rain. |
| 先生 (xiānsheng) | Mr.; husband; gentleman. |
| 现在 (xiànzài) | Now; at present. |
| 想 (xiǎng) | To want; to think; to miss. |
| 小 (xiǎo) | Small; little. |
| 小姐 (xiǎojiě) | Miss; young lady. |
| 些 (xiē) | Some; a few. A measure word. |
| 写 (xiě) | To write. |
| 谢谢 (xièxie) | Thank you. |
| 星期 (xīngqī) | Week. |
| 学生 (xuéshēng) | Student. |
| 学习 (xuéxí) | To study; to learn. |
| 学校 (xuéxiào) | School. |
| 一 (yī) | The number one. Can also be used between verbs or to indicate a brief action. |
| 一点儿 (yìdiǎnr) | A little bit. |
| 衣服 (yīfu) | Clothes. |
| 医生 (yīshēng) | Doctor. |
| 医院 (yīyuàn) | Hospital. |
| 椅子 (yǐzi) | Chair. |
| 有 (yǒu) | To have; there is/are. |
| 月 (yuè) | Month. |
| 再见 (zàijiàn) | Goodbye. |
| 在 (zài) | To be at/in/on; in the process of. |
| 怎么 (zěnme) | How; why. |
| 怎么样 (zěnmeyàng) | How is it?; what about it? |
| 这(这儿) (zhè(zhèr)) | This; here. |
| 中国 (Zhōngguó) | China. |
| 中午 (zhōngwǔ) | Noon; midday. |
| 住 (zhù) | To live; to stay. |
| 桌子 (zhuōzi) | Table. |
| 字 (zì) | Character; word. |
| 昨天 (zuótiān) | Yesterday. |
| 坐 (zuò) | To sit; to take (a vehicle). |
| 做 (zuò) | To do; to make. |
| 吧 (ba) | A particle indicating suggestion, command, or assumption. |
| 白 (bái) | White. |
| 百 (bǎi) | Hundred. |
| 帮助 (bāngzhù) | To help; help. |
| 报纸 (bàozhǐ) | Newspaper. |
| 比 (bǐ) | Than; to compare. |
| 别 (bié) | Don't; other. |
| 长 (cháng) | Long. |
| 唱歌 (chànggē) | To sing. |
| 出 (chū) | To go out; to come out. |
| 穿 (chuān) | To wear. |
| 次 (cì) | Times; occurrences. A measure word. |
| 从 (cóng) | From. |
| 错 (cuò) | Wrong; incorrect. |
| 打篮球 (dǎ lánqiú) | To play basketball. |
| 大家 (dàjiā) | Everyone. |
| 到 (dào) | To arrive; to reach; until. |
| 得 (de) | A particle used after a verb or adjective to indicate degree. |
| 等 (děng) | To wait. |
| 弟弟 (dìdi) | Younger brother. |
| 第一 (dì-yī) | First. |
| 懂 (dǒng) | To understand. |
| 对 (duì) | Correct; right. Also means "towards" or "regarding". |
| 房间 (fángjiān) | Room. |
| 非常 (fēicháng) | Very; extremely. |
| 服务员 (fúwùyuán) | Waiter; attendant. |
| 高 (gāo) | Tall; high. |
| 告诉 (gàosu) | To tell. |
| 哥哥 (gēge) | Older brother. |
| 给 (gěi) | To give. Also used to indicate the recipient or purpose. |
| 公共汽车 (gōnggòngqìchē) | Bus. |
| 公司 (gōngsī) | Company. |
| 狗 (gǒu) | Dog. |
| 贵 (guì) | Expensive. |
| 过 (guò) | To pass; to cross. Also a particle indicating past experience. |
| 还 (hái) | Still; yet. Also means "also" or "in addition". |
| 孩子 (háizi) | Child. |
| 好吃 (hǎochī) | Delicious; tasty. |
| 黑 (hēi) | Black. |
| 红 (hóng) | Red. |
| 欢迎 (huānyíng) | To welcome. |
| 回答 (huídá) | To answer. |
| 火车站 (huǒchēzhàn) | Train station. |
| 机场 (jīchǎng) | Airport. |
| 鸡蛋 (jīdàn) | Chicken egg. |
| 件 (jiàn) | Measure word for clothes, gifts, etc. |
| 教室 (jiàoshì) | Classroom. |
| 姐姐 (jiějie) | Older sister. |
| 介绍 (jièshào) | To introduce; introduction. |
| 进 (jìn) | To enter. |
| 近 (jìn) | Near; close. |
| 就 (jiù) | Then; precisely; just. Often used to indicate immediacy or consequence. |
| 觉得 (juéde) | To feel; to think. |
| 咖啡 (kāfēi) | Coffee. |
| 开始 (kāishǐ) | To start; to begin. |
| 考试 (kǎoshì) | Exam; test. |
| 可能 (kěnéng) | Possible; maybe. |
| 可以 (kěyǐ) | Can; may; possible. |
| 课 (kè) | Lesson; class. Also refers to a classroom. |
| 快 (kuài) | Fast; quick. Also means "soon". |
| 快乐 (kuàilè) | Happy; joyful. |
| 累 (lèi) | Tired. |
| 离 (lí) | To leave; to be away from. |
| 两 (liǎng) | Two (used before measure words or in numbers like 20, 200). |
| 路 (lù) | Road; path. Also refers to a bus route. |
| 旅游 (lǚyóu) | To travel; tourism. |
| 卖 (mài) | To sell. |
| 慢 (màn) | Slow. |
| 忙 (máng) | Busy. Also means to be occupied with something. |
| 猫 (māo) | Cat. |
| 每 (měi) | Every; each. |
| 妹妹 (mèimei) | Younger sister. |
| 门 (mén) | Door; gate. Also a measure word for academic subjects. |
| 男 (nán) | Male. |
| 您 (nín) | You (polite form). |
| 牛奶 (niúnǎi) | Milk. |
| 女 (nǚ) | Female. |
| 旁边 (pángbiān) | Beside; next to. |
| 跑步 (pǎobù) | To run. |
| 便宜 (piányi) | Cheap. |
| 票 (piào) | Ticket; bill. |
| 妻子 (qīzi) | Wife. |
| 起床 (qǐchuáng) | To get up (from bed). |
| 千 (qiān) | Thousand. |
| 铅笔 (qiānbǐ) | Pencil. |
| 晴 (qíng) | Sunny; clear (weather). |
| 去年 (qùnián) | Last year. |
| 让 (ràng) | To let; to allow; to yield. |
| 日 (rì) | Day; sun. |
| 上班 (shàngbān) | To go to work. |
| 身体 (shēntǐ) | Body; health. |
| 生病 (shēngbìng) | To get sick. |
| 生日 (shēngrì) | Birthday. |
| 时间 (shíjiān) | Time. |
| 事情 (shìqing) | Matter; affair; thing. |
| 手表 (shǒubiǎo) | Wristwatch. |
| 手机 (shǒujī) | Mobile phone. |
| 送 (sòng) | To give as a gift; to send. |
| 虽然……但是…… (suīrán…dànshì…) | Although... but... A conjunctive phrase. |
| 它 (tā) | It. |
| 踢足球 (tī zúqiú) | To play football (soccer). |
| 题 (tí) | Question; problem (in an exam or homework). |
| 跳舞 (tiàowǔ) | To dance. |
| 外 (wài) | Outside. |
| 完 (wán) | To finish; to complete. |
| 玩 (wán) | To play. |
| 晚上 (wǎnshang) | Evening; night. |
| 为什么 (wèishénme) | Why. |
| 问 (wèn) | To ask. |
| 问题 (wèntí) | Question; problem. |
| 西瓜 (xīguā) | Watermelon. |
| 希望 (xīwàng) | To hope; hope. |
| 洗 (xǐ) | To wash; to clean. Also to develop photos. |
| 小时 (xiǎoshí) | Hour. |
| 笑 (xiào) | To laugh; to smile. |
| 新 (xīn) | New. |
| 姓 (xìng) | Surname; family name. Also to be surnamed. |
| 休息 (xiūxi) | To rest. |
| 雪 (xuě) | Snow. |
| 颜色 (yánsè) | Color. |
| 眼睛 (yǎnjing) | Eye. |
| 羊肉 (yángròu) | Mutton; lamb. |
| 药 (yào) | Medicine. |
| 要 (yào) | To want; will; must; to need. |
| 也 (yě) | Also; too. |
| 一下 (yíxià) | A little while; once. Used to indicate a brief action. |
| 一起 (yìqǐ) | Together. |
| 已经 (yǐjīng) | Already. |
| 意思 (yìsi) | Meaning; idea; interest. |
| 因为……所以…… (yīnwèi…suǒyǐ…) | Because... therefore... A conjunctive phrase. |
| 阴 (yīn) | Cloudy; overcast. |
| 游泳 (yóuyǒng) | To swim. |
| 右边 (yòubiān) | Right side. |
| 鱼 (yú) | Fish. |
| 远 (yuǎn) | Far. |
| 运动 (yùndòng) | To exercise; sport. |
| 再 (zài) | Again; further; more. |
| 早上 (zǎoshang) | Morning. |
| 丈夫 (zhàngfu) | Husband. |
| 找 (zhǎo) | To look for; to find. |
| 着 (zhe) | A particle indicating an ongoing action or state. |
| 真 (zhēn) | Really; truly. |
| 正在 (zhèngzài) | In the process of; currently. |
| 知道 (zhīdào) | To know. |
| 准备 (zhǔnbèi) | To prepare; preparation. |
| 自行车 (zìxíngchē) | Bicycle. |
| 走 (zǒu) | To walk; to go. |
| 最 (zuì) | Most; to the greatest extent. |
| 左边 (zuǒbian) | Left side. |
| 阿姨 (āyí) | Aunt (mother's sister); term of address for an older woman. |
| 啊 (a) | A particle expressing surprise, exclamation, or agreement. |
| 矮 (ǎi) | Short (height). |
| 爱好 (àihào) | Hobby; to like. |
| 安静 (ānjìng) | Quiet; peaceful. |
| 把 (bǎ) | A preposition used to move the object before the verb. Also a measure word for chairs. |
| 班 (bān) | Class; shift. |
| 搬 (bān) | To move (heavy objects). |
| 办法 (bànfǎ) | Method; way. |
| 办公室 (bàngōngshì) | Office. |
| 半 (bàn) | Half. |
| 帮忙 (bāngmáng) | To help. |
| 包 (bāo) | Bag; purse. |
| 饱 (bǎo) | Full (after eating). |
| 北方 (běifāng) | North; northern part. |
| 被 (bèi) | Passive voice marker; by. |
| 鼻子 (bízi) | Nose. |
| 比较 (bǐjiào) | Relatively; comparatively. |
| 比赛 (bǐsài) | Competition; match. Also to compete. |
| 笔记本 (bǐjìběn) | Notebook. Also laptop computer. |
| 必须 (bìxū) | Must; have to. |
| 变化 (biànhuà) | Change; to change. |
| 别人 (biérén) | Other people. |
| 宾馆 (bīnguǎn) | Hotel. |
| 冰箱 (bīngxiāng) | Refrigerator. |
| 不但……而且…… (búdàn…érqiě…) | Not only... but also... A conjunctive phrase. |
| 才 (cái) | Not until; only then. Also means "just" or "recently". |
| 菜单 (càidān) | Menu. |
| 参加 (cānjiā) | To participate; to join. |
| 草 (cǎo) | Grass. |
| 层 (céng) | Layer; floor (of a building). A measure word. |
| 差 (chà) | Poor; bad; to lack. |
| 长 (cháng) | Long. |
| 超市 (chāoshì) | Supermarket. |
| 衬衫 (chènshān) | Shirt. |
| 成绩 (chéngjì) | Grade; score; achievement. |
| 城市 (chéngshì) | City. |
| 迟到 (chídào) | To be late. |
| 出现 (chūxiàn) | To appear; to emerge. |
| 除了 (chúle) | Besides; except for. |
| 船 (chuán) | Boat; ship. |
| 春 (chūn) | Spring (season). |
| 词典 (cídiǎn) | Dictionary. |
| 聪明 (cōngming) | Intelligent; smart. |
| 打扫 (dǎsǎo) | To clean. |
| 打算 (dǎsuàn) | To plan; plan. |
| 带 (dài) | To bring; to carry; to lead. |
| 担心 (dānxīn) | To worry; to be anxious. |
| 蛋糕 (dàngāo) | Cake. |
| 当然 (dāngrán) | Of course; certainly. |
| 灯 (dēng) | Lamp; light. |
| 地 (de) | A particle used after an adverbial modifier. |
| 地方 (dìfang) | Place; location. |
| 地铁 (dìtiě) | Subway; metro. |
| 地图 (dìtú) | Map. |
| 电梯 (diàntī) | Elevator; lift. |
| 电子邮件 (diànzǐyóujiàn) | Email. |
| 东 (dōng) | East. |
| 冬 (dōng) | Winter (season). |
| 动物园 (dòngwùyuán) | Zoo. |
| 短 (duǎn) | Short (length). |
| 段 (duàn) | Segment; part; paragraph. A measure word. |
| 锻炼 (duànliàn) | To exercise; to train. |
| 多么 (duōme) | How; what. Used for exclamation. |
| 饿 (è) | Hungry. |
| 耳朵 (ěrduo) | Ear. |
| 发 (fā) | To send; to issue. |
| 发烧 (fāshāo) | To have a fever. |
| 发现 (fāxiàn) | To discover; to find. |
| 方便 (fāngbiàn) | Convenient. |
| 放 (fàng) | To put; to place. |
| 放心 (fàngxīn) | To set one's mind at rest; to be relieved. |
| 分 (fēn) | Minute; score; to divide. |
| 附近 (fùjìn) | Nearby; in the vicinity. |
| 复习 (fùxí) | To review. |
| 干净 (gānjìng) | Clean. |
| 感冒 (gǎnmào) | To catch a cold; a cold. |
| 感兴趣 (gǎnxìngqù) | To be interested in. |
| 刚才 (gāngcái) | A moment ago; just now. |
| 个子 (gèzi) | Height; stature. |
| 根据 (gēnjù) | According to; based on. |
| 跟 (gēn) | With; to follow. |
| 更 (gèng) | More; even more. |
| 公斤 (gōngjīn) | Kilogram. |
| 公园 (gōngyuán) | Park. |
| 故事 (gùshi) | Story. |
| 刮风 (guāfēng) | To be windy; windy. |
| 关 (guān) | To close; to turn off. |
| 关系 (guānxì) | Relation; relationship. |
| 关心 (guānxīn) | To care about; concern. |
| 关于 (guānyú) | About; regarding. |
| 国家 (guójiā) | Country; nation. |
| 过 (guò) | To spend (time); to celebrate. Also means "past". |
| 过去 (guòqù) | Past; in the past. |
| 还是 (háishi) | Or; still; had better. |
| 害怕 (hàipà) | To be afraid; to fear. |
| 航班 (hángbān) | Flight (of an airplane). |
| 黑板 (hēibǎn) | Blackboard. |
| 后来 (hòulái) | Later; afterwards. |
| 护照 (hùzhào) | Passport. |
| 花 (huā) | To spend (money); flower. |
| 画 (huà) | To draw; to paint; picture. |
| 坏 (huài) | Bad; broken. |
| 还 (huán) | To return (something). |
| 环境 (huánjìng) | Environment; surroundings. |
| 换 (huàn) | To change; to exchange. |
| 黄河 (Huánghé) | Yellow River. |
| 会议 (huìyì) | Meeting; conference. |
| 或者 (huòzhě) | Or. |
| 几乎 (jīhū) | Almost; nearly. |
| 机会 (jīhuì) | Opportunity; chance. |
| 极 (jí) | Extremely; very. |
| 记得 (jìde) | To remember. |
| 季节 (jìjié) | Season. |
| 检查 (jiǎnchá) | To check; to examine. |
| 简单 (jiǎndān) | Simple; easy. |
| 见面 (jiànmiàn) | To meet; to see each other. |
| 健康 (jiànkāng) | Healthy. |
| 讲 (jiǎng) | To speak; to tell; to lecture. |
| 降落 (jiàngluò) | To land (of an aircraft). |
| 角 (jiǎo) | Corner; angle. Also a unit of currency (1/10 of a yuan). |
| 脚 (jiǎo) | Foot. |
| 教 (jiāo) | To teach. |
| 接 (jiē) | To receive; to pick up. Also to connect. |
| 街道 (jiēdào) | Street. |
| 节目 (jiémù) | Program; item (on a show). |
| 节日 (jiérì) | Festival; holiday. |
| 结婚 (jiéhūn) | To marry; to get married. |
| 结束 (jiéshù) | To end; to finish. |
| 解决 (jiějué) | To solve; to resolve. |
| 借 (jiè) | To borrow; to lend. |
| 经常 (jīngcháng) | Often; frequently. |
| 经过 (jīngguò) | To pass through; to go through. Also "after". |
| 经理 (jīnglǐ) | Manager. |
| 久 (jiǔ) | Long (time). |
| 旧 (jiù) | Old (things). |
| 句子 (jùzi) | Sentence. |
| 决定 (juédìng) | To decide; decision. |
| 可爱 (kě’ài) | Lovely; cute. |
| 渴 (kě) | Thirsty. |
| 刻 (kè) | Quarter of an hour (15 minutes). |
| 客人 (kèrén) | Guest; customer. |
| 空调 (kōngtiáo) | Air conditioner. |
| 口 (kǒu) | Mouth. Also a measure word for family members. |
| 哭 (kū) | To cry. |
| 裤子 (kùzi) | Trousers; pants. |
| 筷子 (kuàizi) | Chopsticks. |
| 蓝 (lán) | Blue. |
| 老 (lǎo) | Old. |
| 离开 (líkāi) | To leave. |
| 礼物 (lǐwù) | Gift; present. |
| 历史 (lìshǐ) | History. |
| 脸 (liǎn) | Face. |
| 练习 (liànxí) | To practice; exercise. |
| 辆 (liàng) | Measure word for vehicles. |
| 聊天 (liáotiān) | To chat. |
| 了解 (liǎojiě) | To understand; to know. |
| 邻居 (línjū) | Neighbor. |
| 留学 (liúxué) | To study abroad. |
| 楼 (lóu) | Building; floor. |
| 绿 (lǜ) | Green. |
| 马 (mǎ) | Horse. |
| 马上 (mǎshàng) | Immediately; right away. |
| 满意 (mǎnyì) | Satisfied; pleased. |
| 帽子 (màozi) | Hat; cap. |
| 米 (mǐ) | Rice (uncooked). Also meter. |
| 面包 (miànbāo) | Bread. |
| 面条 (miàntiáo) | Noodles. |
| 明白 (míngbai) | To understand; clear. |
| 拿 (ná) | To take; to hold. |
| 奶奶 (nǎinai) | Grandmother (paternal). |
| 南 (nán) | South. |
| 难 (nán) | Difficult; hard. |
| 难过 (nánguò) | Sad; upset. |
| 年级 (niánjí) | Grade level (in school). |
| 年轻 (niánqīng) | Young. |
| 鸟 (niǎo) | Bird. |
| 努力 (nǔlì) | Diligent; hardworking. |
| 爬山 (páshān) | To climb a mountain. |
| 盘子 (pánzi) | Plate; dish. |
| 胖 (pàng) | Fat. Also to gain weight. |
| 皮鞋 (píxié) | Leather shoes. |
| 啤酒 (píjiǔ) | Beer. |
| 普通话 (pǔtōnghuà) | Mandarin Chinese. |
| 其实 (qíshí) | Actually; in fact. |
| 其他 (qítā) | Other. |
| 奇怪 (qíguài) | Strange; odd. |
| 骑 (qí) | To ride (a bike, horse, etc.). |
| 起飞 (qǐfēi) | To take off (of an aircraft). |
| 清楚 (qīngchu) | Clear; distinct. |
| 秋 (qiū) | Autumn; fall. |
| 裙子 (qúnzi) | Skirt. |
| 然后 (ránhòu) | Then; afterwards. |
| 热情 (rèqíng) | Enthusiastic; warm. |
| 认为 (rènwéi) | To think; to believe. |
| 认真 (rènzhēn) | Serious; earnest. |
| 容易 (róngyì) | Easy. |
| 如果 (rúguǒ) | If. |
| 伞 (sǎn) | Umbrella. |
| 上网 (shàngwǎng) | To go online; to surf the internet. |
| 生气 (shēngqì) | To get angry. |
| 声音 (shēngyīn) | Sound; voice. |
| 世界 (shìjiè) | World. |
| 试 (shì) | To try; to test. |
| 瘦 (shòu) | Thin; lean. Also to lose weight. |
| 叔叔 (shūshu) | Uncle (father's younger brother); term of address for an older man. |
| 舒服 (shūfu) | Comfortable. |
| 树 (shù) | Tree. |
| 数学 (shùxué) | Mathematics. |
| 刷牙 (shuāyá) | To brush teeth. |
| 双 (shuāng) | Pair; double. A measure word. |
| 水平 (shuǐpíng) | Level; standard. |
| 司机 (sījī) | Driver. |
| 太阳 (tàiyáng) | Sun. |
| 特别 (tèbié) | Especially; special. |
| 疼 (téng) | To ache; to hurt. |
| 提高 (tígāo) | To improve; to raise. Also improvement. |
| 体育 (tǐyù) | Physical education; sports. |
| 甜 (tián) | Sweet. |
| 条 (tiáo) | Measure word for long, thin objects like pants, rivers, or roads. |
| 同事 (tóngshì) | Colleague. |
| 同意 (tóngyì) | To agree. |
| 头发 (tóufa) | Hair. |
| 突然 (tūrán) | Sudden; suddenly. |
| 图书馆 (túshūguǎn) | Library. |
| 腿 (tuǐ) | Leg. |
| 完成 (wánchéng) | To complete; to finish. |
| 碗 (wǎn) | Bowl. Also a measure word for bowls. |
| 万 (wàn) | Ten thousand. |
| 忘记 (wàngjì) | To forget. |
| 为 (wèi) | For; because of. |
| 为了 (wèile) | For the sake of; in order to. |
| 位 (wèi) | Polite measure word for people. |
| 文化 (wénhuà) | Culture. |
| 西 (xī) | West. |
| 习惯 (xíguàn) | Habit; accustomed to. |
| 洗手间 (xǐshǒujiān) | Restroom; bathroom. |
| 洗澡 (xǐzǎo) | To take a bath; to shower. |
| 夏 (xià) | Summer (season). |
| 先 (xiān) | First; before. |
| 相信 (xiāngxìn) | To believe. |
| 香蕉 (xiāngjiāo) | Banana. |
| 向 (xiàng) | Towards. |
| 像 (xiàng) | To be like; to resemble. |
| 小心 (xiǎoxīn) | To be careful; careful. |
| 校长 (xiàozhǎng) | Principal; headmaster. |
| 新闻 (xīnwén) | News. |
| 新鲜 (xīnxiān) | Fresh. |
| 信用卡 (xìnyòngkǎ) | Credit card. |
| 行李箱 (xínglixiāng) | Suitcase. |
| 熊猫 (xióngmāo) | Panda. |
| 需要 (xūyào) | To need; to require. |
| 选择 (xuǎnzé) | To choose; choice. |
| 要求 (yāoqiú) | To ask; to request. Also requirement. |
| 爷爷 (yéye) | Grandfather (paternal). |
| 一定 (yídìng) | Definitely; certainly. |
| 一共 (yígòng) | Altogether; in total. |
| 一会儿 (yíhuìr) | A little while. |
| 一样 (yíyàng) | The same. |
| 一般 (yìbān) | General; usually. |
| 一边 (yìbiān) | Simultaneously; at the same time. |
| 一直 (yìzhí) | Always; continuously. |
| 以前 (yǐqián) | Before; in the past. |
| 音乐 (yīnyuè) | Music. |
| 银行 (yínháng) | Bank. |
| 饮料 (yǐnliào) | Beverage; drink. |
| 应该 (yīnggāi) | Should; ought to. |
| 影响 (yǐngxiǎng) | To influence; influence. |
| 用 (yòng) | To use. |
| 游戏 (yóuxì) | Game. |
| 有名 (yǒumíng) | Famous. |
| 又 (yòu) | Again; also. |
| 遇到 (yùdào) | To encounter; to meet. |
| 元 (yuán) | Yuan (Chinese currency unit). |
| 愿意 (yuànyì) | To be willing. |
| 月亮 (yuèliang) | Moon. |
| 越 (yuè) | The more... the more... |
| 站 (zhàn) | Station; stop. Also to stand. |
| 张 (zhāng) | Measure word for flat objects like paper, tables, or faces. Also to open (mouth). |
| 照顾 (zhàogù) | To take care of. |
| 照片 (zhàopiàn) | Photograph. |
| 照相机 (zhàoxiàngjī) | Camera. |
| 只 (zhī) | Measure word for animals or one of a pair. |
| 只 (zhǐ) | Only; just. |
| 中间 (zhōngjiān) | Middle; center. |
| 中文 (Zhōngwén) | Chinese language. |
| 终于 (zhōngyú) | Finally; at last. |
| 种 (zhǒng) | Kind; type; sort. |
| 重要 (zhòngyào) | Important. |
| 周末 (zhōumò) | Weekend. |
| 主要 (zhǔyào) | Main; principal. |
| 注意 (zhùyì) | To pay attention; to notice. |
| 着急 (zháojí) | To worry; to be anxious. |
| 自己 (zìjǐ) | Oneself. |
| 总是 (zǒngshì) | Always. |
| 嘴 (zuǐ) | Mouth. |
| 最近 (zuìjìn) | Recently; lately. |
| 作业 (zuòyè) | Homework. |
| 作用 (zuòyòng) | Role; effect; function. |
Cover
werkwoord.pdf
Summary
# Definitie van academische en alledaagse woorden
Dit document biedt een gedetailleerde lijst van woorden, inclusief hun originele context, woordenboekdefinities en eigen voorbeeldzinnen, om de betekenis te verduidelijken en het onderscheid tussen academisch en alledaags taalgebruik te belichten.
### 1.1 Woorden en hun betekenis
Hieronder volgt een overzicht van de besproken woorden, onderverdeeld in hun definitie en verduidelijking door middel van voorbeeldzinnen.
#### 1.1.1 Woorden met de definitie "op de lange baan schuiven; = vertragen"
* **Traineren**
* Originele zin: De moeilijkheden kunnen van beiden kanten komen, als de gijzelaars eenmaal vrij zijn [1](#page=1).
* Eigen zin: Hij probeert het proces te traineren [1](#page=1).
#### 1.1.2 Woorden met de definitie "Het recht op iets verliezen door je gedrag of nalatigheid."
* **Verbeuren**
* Originele zin: Middelkerke: 195.000 euro verbeurd verklaard [1](#page=1).
* Eigen zin: Door zijn hardnekkige weigering om belasting te betalen, heeft hij het recht op betalingsregeling verbeurd [1](#page=1).
#### 1.1.3 Woorden met de definitie "leiden, besturen of regelen"
* **Bestieren**
* Originele zin: een project dat hij 43 jaar lang op zijn eentje bestierde [1](#page=1).
* Eigen zin: De burgemeester bestierde de stad alsof het zijn eigen huis was [1](#page=1).
#### 1.1.4 Woorden met de definitie "Uiting geven aan vreugde."
* **Jubelen**
* Originele zin: Jubelen [1](#page=1).
* Eigen zin: De supporters begonnen te jubelen voor hun favoriete voetbalploeg [1](#page=1).
#### 1.1.5 Woorden met de definitie "Verhinderen dat iets gebeurt, voorkomen dat iets slaagt."
* **Verijdelen**
* Originele zin: Het verijdelde terreurplan tegen De Wever toont aan dat de terreurdreiging in ons land nog niet is verdwenen [1](#page=1).
* Eigen zin: De politie kon de overval net op tijd verijdelen door snel in te grijpen [1](#page=1).
* Ook te vinden onder de definitie "doen mislukken" [5](#page=5):
* Eigen zin (alternatief): Dankzij snel ingrijpen kon de politie een geplande overval op de juwelier verijdelen, nog voordat de daders de kans kregen om het gebouw binnen te dringen [5](#page=5).
#### 1.1.6 Woorden met de definitie "Afstand doen van de troon, aftreden als vorst."
* **Abdiceren**
* Originele zin: Na jaren van politieke onrust besloot de koning te abdiceren ten gunste van zijn zoon [1](#page=1).
* Eigen zin: Op 28 januari 2013 maakte koningin Beatrix bekend dat ze zou gaan abdiceren [1](#page=1).
#### 1.1.7 Woorden met de definitie "in werking stellen; = invoeren"
* **Implementeren**
* Originele zin: En gebruik de uitkomsten om je brand assets goed te implementeren [1](#page=1).
* Eigen zin: We gaan het nieuwe plan morgen implementeren in ons team [1](#page=1).
#### 1.1.8 Woorden met de definitie "iets bedenken of plannen"
* **Beramen**
* Originele zin: het is de eerste maal dat in Belgie een aanslag wordt beraamd waarbij gebruikt zou worden gemaakt van een drone [1](#page=1).
* Eigen zin: de dieven beraamde hun overal tot in de kleinste details, maar de politie was hun te snel af [1](#page=1).
#### 1.1.9 Woorden met de definitie "Het toe-eigenen van een grondgebied of het inlijven daarvan. Het kan ook gebruikt worden om zich iets toe te eigenen."
* **Annexeren**
* Originele zin: De minister-president geeft een weinig begeesterende speech, de oppositie loopt storm, de meerderheid zegt dat er geen alternatieven zijn… [1](#page=1).
* Eigen zin: Het land wil zijn buurland annexeren zodat het bij zijn grondgebied hoort [1](#page=1).
#### 1.1.10 Woorden met de definitie "Verblijven"
* **Vertoefen**
* Originele zin: Al vijftig jaar lang gaat de openluchtschool op bosklassen naar het Domein van Mambaye in Spa, waar de kinderen vertoefen op een groen terrein van 10 hectare [2](#page=2).
* Eigen zin: Ik vertoef bij mijn tante omdat mijn ouders niet thuis zijn dit weekend [2](#page=2).
#### 1.1.11 Woorden met de definitie "Je kan je moeizaam voortbewegen"
* **Ploeteren**
* Originele zin: Vlaanderen is een goede omgeving geworden voor starters. Al blijft het voor vele ploeteren [2](#page=2).
* Eigen zin: Ondanks de moderne hulpmiddelen blijft het soms ploeteren met oude computers in hun school [2](#page=2).
#### 1.1.12 Woorden met de definitie "Contesteren betekent: betwisten of in twijfel trekken; uitdrukken dat men het niet eens is met iets of iemand."
* **Contesteert**
* Originele zin: De oppositie contesteert de cijfers die door de minister werden gepresenteerd [2](#page=2).
* Eigen zin: De wetenschappers contesteerden de resultaten van het onderzoek wegens methodologische fouten [2](#page=2).
#### 1.1.13 Woorden met de definitie "verzoenen"
* **Reconcilieren**
* Originele zin: De nieuwe regering probeert de verdeeldheid in het land te reconcilieren door middel van een inclusieve dialoog [2](#page=2).
* Eigen zin: Het gesprek moest helpen de twee partijen te reconcilieren [2](#page=2).
#### 1.1.14 Woorden met de definitie "in gedachten verzonken zijn, stil en vaag peinzen, m.n. in een min of meer weermoedige stemming"
* **Mijmeren**
* Originele zin: ’Zo vormt het tweeluik een geheel, met introspectie naast energie en mijmering naast euforie [2](#page=2).
* Eigen zin: Na het avondeten ging hij in de tuin zitten en mijmerde over zijn vakantieplannen [2](#page=2).
#### 1.1.15 Woorden met de definitie "Doomscrollen is het eindeloos scrollen door negatieve nieuwsberichten, vooral op sociale media, wat een gevoel van angst, stress en hopeloosheid kan veroorzaken."
* **Doomscrollen**
* Originele zin: Maar zal dat doomscrollen of problematische content beter in toom kunnen houden dan op Instagram of TikTok [2](#page=2)?
* Eigen zin: Ik bleef tot middernacht doomscrollen op mijn gsm en voelde me daarna helemaal slecht [2](#page=2).
* Verdere specificatie: "het eindeloos en dwangmatig scrollen door negatieve, deprimerende of verontrustende nieuwsberichten en content, voornamelijk op sociale media en nieuwssites, zelfs wanneer dit een negatief gevoel van angst, stress en hopeloosheid veroorzaakt." [4](#page=4).
* Eigen zin (alternatief): Ze kijkt al hele dag doelloos Tik Tok, ik vrees dat ze aan het doomscrollen is [4](#page=4).
#### 1.1.16 Woorden met de definitie "zich haasten of snel bewegen"
* **Reppen**
* Originele zin: na een vervelende meeting reppen we ons naar de snoepautomaat om die ervaring weg te eten [2](#page=2).
* Eigen zin: we moeten ons reppen als we nog op tijd willen zijn [2](#page=2).
#### 1.1.17 Woorden met de definitie "met felle bewoording afkeuren"
* **Neersabelen**
* Originele zin: Ook alle vakbonden sabelden de maatregel neer [2](#page=2).
* Eigen zin: De opdracht werd meteen neergesabeld, voordat ze hadden geluisterd [2](#page=2).
#### 1.1.18 Woorden met de definitie "met resonantie (in relatie tot emoties) wordt bedoeld dat je emoties van een ander kunt oppikken, kunt waarnemen. = emotionele impact"
* **Resoneren**
* Originele zin: Creatie van content die resoneert op waardeniveau’ [3](#page=3).
* Eigen zin: Haar verhaal over vriendschap resoneerde bij het publiek, omdat veel mensen zich erin herkenden [3](#page=3).
#### 1.1.19 Woorden met de definitie "hevig beven, met name door angst"
* **Sidderen**
* Originele zin: Siddert de toren, beven de heilige tekens [3](#page=3).
* Eigen zin: Lucy bleef sidderen terwijl ze door het donkere bos sloop, hopend dat ze niet weer zo een levendige schim zou tegenkomen [3](#page=3).
#### 1.1.20 Woorden met de definitie "in een kwaad daglicht stellen, iemand van iets de schuld geven"
* **Culpabiliseren**
* Originele zin: Wie echt betaalbare zorg wil, kiest voor samenwerking en onderhandelt, en niet voor het culpabiliseren van artsen die deze zorg elke dag mogelijk maken, de toegankelijkheid verhogen en de kwaliteit hoog houden [3](#page=3).
* Eigen zin: De werknemers van de lijn voeren een staking omdat ze niet geculpabiliseerd willen worden voor de vertragingen van bussen tijdens spitsuren [3](#page=3).
#### 1.1.21 Woorden met de definitie "Het napraten van iemand anders zonder zelf na te denken."
* **Nakwaken**
* Originele zin: JE MERKT DAT ER HEEL WAT BEDRIJVEN ELKAAR VANDAAG NAKWAKEN IN DE VOEDINGSSECTOR, ALS HET OVER PRIJSSTIJGINGEN GAAT [3](#page=3).
* Eigen zin: In het debat zijn er veel politici die gewoon elkaar nakwaken in plaats van met nieuwe ideeën te komen [3](#page=3).
#### 1.1.22 Woorden met de definitie "het onderhandelen om een lagere prijs te krijgen dan oorspronkelijk gevraagd wordt."
* **Afdingen**
* Originele zin: Hoe kun je goed afdingen bij onderhandelingen [3](#page=3)?
* Eigen zin: Op de rommelmarkt probeerde hij de prijs van de antieke vaas flink af te dingen [3](#page=3).
#### 1.1.23 Woorden met de definitie "Versterken, steviger maken; bestendigen van een bestaande situatie of positie."
* **Consolideren**
* Originele zin: Het bedrijf wil zijn sterke positie op de Europese markt verder consolideren door nieuwe partnerships aan te gaan [3](#page=3).
* Eigen zin: Na een goed seizoen wilde de ploeg haar plek consolideren door betere spelers te halen [3](#page=3).
#### 1.1.24 Woorden met de definitie "schelden"
* **Schimpen**
* Originele zin: Zee schimpt in het rond [3](#page=3).
* Eigen zin: De supporter schimpte op de scheidsrechter en riep boze woorden omdat hij het niet eens was met zijn beslissing [3](#page=3).
#### 1.1.25 Woorden met de definitie "Vernieuwingen invoeren om vooruit te komen; = vernieuwen"
* **Innoveren**
* Originele zin: Innoveren, meer werken, minder uitgeven [4](#page=4)?
* Eigen zin: Het bedrijf probeert te innoveren door meer duurzaam te produceren [4](#page=4).
#### 1.1.26 Woorden met de definitie "Sjorren" heeft meerdere betekenissen: het betekent vastzetten (zoals lading of een zeil), stevig trekken of slepen (zoals aan een jas trekken), het maken van bouwwerken met touw en palen (vooral in Vlaanderen en bij scouting), en in informele taal kan het ook masturberen betekenen.
* **Sjorren**
* Originele zin: Mijn jongste zoon heeft mij leren sjorren, dat kon ik zelfs niet [4](#page=4).
* Het document vermeldt geen eigen voorbeeldzin voor deze term.
#### 1.1.27 Woorden met de definitie "stof laten opzwaaien of zich met grote haast of snelheid voortbewegen"
* **Stuiven**
* Originele zin: Stuift wolk aan wolk van poeirig goudbruin kaf [4](#page=4).
* Eigen zin: Op het strand stuift het zand door de wind [4](#page=4).
#### 1.1.28 Woorden met de definitie "Iets als onderwerp of thema behandelen"
* **Thematiseren**
* Originele zin: Hij bleek niet de harmonie maar de verwarring te thematiseren [4](#page=4).
* Eigen zin: We gaan in de les het onderwerp marketing thematiseren [4](#page=4).
#### 1.1.29 Woorden met de definitie "Iets word vernietigd, opgeslokt of ingenomen."
* **Verzwelgen**
* Originele zin: Ooit lag het huis diep verborgen in een oud woud, maar een grote bosbrand had het een paar jaar geleden bijna verzwolgen [4](#page=4).
* Eigen zin: De oude dame werd helemaal verzwolgen door de wolf, er bleef niets meer van haar over [4](#page=4).
#### 1.1.30 Woorden met de definitie "(figuurlijk) Op gang brengen."
* **Aanzwengelen**
* Originele zin: In hoofdzaak waren ze gericht op het aanzwengelen van de economische groei in Europa [4](#page=4).
* Eigen zin: De diverse maatregelen van de nieuwe regering zijn bedoeld om de economie terug aan te zwengelen [4](#page=4).
#### 1.1.31 Woorden met de definitie "een recht, macht, bevoegdheid, schuld overdragen"
* **Delegeren**
* Originele zin: Door te delegeren ontdek je dat je als zelfstandig ondernemer niet minder vrij wordt, maar juist meer. Je verschuift de focus van overleven naar ontwikkelen [5](#page=5).
* Eigen zin: Tijdens het organiseren van het familiefeest besloot ik de taak om de boodschappen te doen te delegeren aan mijn zus, zodat ik me kon focussen op het versieren van het huis [5](#page=5).
#### 1.1.32 Woorden met de definitie "door arbeid, moeite enz. verkrijgen; verworven rechten die iem. verkregen heeft, bv. door te onderhandelen"
* **Verwerven**
* Originele zin: Gekoppeld aan de capaciteit op DAB+ heeft Blended Broken Beats B.V. ook twee FM-kavels in Utrecht/Gelderland en Zeeland verworven [5](#page=5).
* Eigen zin: Hij heeft veel kennis verworven door elke dag te studeren [5](#page=5).
#### 1.1.33 Woorden met de definitie "missen: iets niet kunnen ontberen."
* **Ontberen**
* Originele zin: Gij letterdames en gij letterheren, gij die in herenhuizen diep zit uit de pluizen daden, ik zeg Daden van genot en van ontberen, wanneer gij blake rimbaud of baudelaire leest; hoort, door onze verzen jaagt hun heilige geest: de blote kont der kunst te kussen onder uw sonnetten en balladen [5](#page=5).
* Eigen zin: Door de extreme koude zijn vijf dakloze gestorven door ontbering [5](#page=5).
#### 1.1.34 Woorden met de definitie "Het nakijken, verbeteren en aanpassen van een bestaande tekst voordat deze gepubliceerd wordt."
* **Redigeren**
* Originele zin: Een valkuil in veel organisaties: men laat een tekst vertalen, maar niet redigeren [5](#page=5).
* Eigen zin: Voor de publicatie moest de eindredacteur de tekst zorgvuldig redigeren of fouten te voorkomen [5](#page=5).
#### 1.1.35 Woorden met de definitie "Jezelf bewust op een bepaalde manier presenteren of voordoen met het doel dat mensen een bepaalde mening over je vormen"
* **Profileren**
* Originele zin: Naast het vergroten van de zichtbaarheid in de media richt de samenwerking zich op het profileren van Tellent als thought leader [5](#page=5).
* Eigen zin: Julia probeert zich te profileren als een hardwerkende leerling [5](#page=5).
#### 1.1.36 Woorden met de definitie "Zijn debuut maken (Voor het eerst ergens optreden of meedoen)."
* **Debuteerde**
* Originele zin: Het hollywood-raceteam "F1", met in de hoofdrol Brad Pitt, debuteerde bovenaan de Zuid- Koreaanse box office [6](#page=6).
* Eigen zin: Ze debuteerde als zangeres op Pukkelpop [6](#page=6).
#### 1.1.37 Woorden met de definitie "in het nauw brengen"
* **Belaagt**
* Originele zin: Conservatief Amerika belaagt ex-militair en countryster Zach Bryan na protestlied over immigratiedienst ICE [6](#page=6).
* Eigen zin: De bekende acteur werd belaagd door fans die haar handtekening wouden [6](#page=6).
#### 1.1.38 Woorden met de definitie "Het afnemen in omvang, hoeveelheid, kracht of aantal."
* **Slinken**
* Originele zin: Waardering blijft slinken, vinden leerkrachten [6](#page=6).
* Eigen zin: Het geduld van de leerkracht slinkt met elke onrustige leerling [6](#page=6).
#### 1.1.39 Woorden met de definitie "liefhebben, verliefd zijn op iemand."
* **Beminnen**
* Originele zin: “En 'k weet niet of ik haar beminnen zal” [6](#page=6).
* Eigen zin: “Hij zal haar blijven beminnen, wat er ook gebeurt.” [6](#page=6).
#### 1.1.40 Woorden met de definitie "Ontmantelen = iets afbreken of ontdoen van belangrijke onderdelen, zodat het niet meer functioneert; figuurlijk: een systeem, organisatie of macht geleidelijk uitschakelen of ontkrachten."
* **Ontmantelen**
* Originele zin: Rusland gelooft en zegt dat het collectieve Westen, wij allemaal, Rusland proberen ontmantelen. Dat is niet waar.” [6](#page=6).
* Eigen zin: De politie in Antwerpen probeert het drugmilieu in de have te ontmantelen [6](#page=6).
#### 1.1.41 Woorden met de definitie "1. Iets minder hevig, krachtig of sterk maken; afzwakken 2. In evenwicht brengen; matigen"
* **Temperen**
* Originele zin: Nog een opvallende vaststelling: in het nieuwe klimaatplan tempert België zijn ambitie voor hernieuwbare energie [6](#page=6).
* Eigen zin: Ze tempert haar enthousiasme omdat ze de situatie eerst goed wil inschatten [6](#page=6).
### 1.2 Het belang van context en nuance in woordgebruik
De voorbeelden illustreren hoe de betekenis van een woord kan variëren afhankelijk van de context waarin het gebruikt wordt. Een diepgaand begrip van zowel de letterlijke als de figuurlijke betekenissen is essentieel voor effectieve communicatie, met name in academische teksten waar precisie van groot belang is. Het onderscheid tussen alledaags en academisch taalgebruik ligt vaak in de subtiliteit van de woordkeuze en de mate van specificiteit [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** Bij het bestuderen van nieuwe woorden, let altijd op de originele zinnen om de natuurlijke toepassing ervan te begrijpen. Dit helpt om de betekenis beter te onthouden en correct te gebruiken.
> **Tip:** Vertaal de definitie van een woord naar uw eigen woorden. Dit proces, ook wel 'actief leren' genoemd, versterkt de begrip en het geheugen. Probeer vervolgens uw eigen voorbeeldzinnen te creëren, zoals in het document is gedaan.
> **Tip:** Woorden die op het eerste gezicht synoniem lijken, kunnen subtiele verschillen in betekenis of gebruik hebben. De voorbeeldzinnen in dit document helpen om deze nuances te ontdekken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Traineren | Het proces vertragen of op de lange baan schuiven, vaak met de intentie om het uit te stellen. |
| Verbeuren | Het recht op iets verliezen door eigen gedrag of nalatigheid, wat leidt tot het ontnemen van dat recht. |
| Bestieren | Het leiden, besturen of regelen van een project, organisatie of een situatie met gezag. |
| Jubelen | Een uiting geven aan intense vreugde of blijdschap, vaak door luidruchtig te juichen of te roepen. |
| Verijdelen | Verhinderen dat iets gebeurt of voorkomen dat een plan slaagt, meestal door ingrijpen. |
| Abdiceren | Afstand doen van de troon of een hoge positie, zoals een koning die aftreedt ten gunste van een opvolger. |
| Implementeren | Een plan, systeem of beleid in werking stellen of invoeren, zodat het daadwerkelijk wordt toegepast. |
| Beramen | Iets bedenken, plannen of uitwerken, vaak in detail, met voorbedachten rade. |
| Annexeren | Het toe-eigenen van een grondgebied, het inlijven van een gebied bij het eigen land, of het zich iets toe-eigenen. |
| Vertoeven | Verblijven op een bepaalde plaats, ergens tijd doorbrengen in een specifieke omgeving. |
| Ploeteren | Zich moeizaam voortbewegen of werken, vaak met veel inspanning en weinig vooruitgang. |
| Contesteert | Betwisten, in twijfel trekken of uitdrukken dat men het niet eens is met iets of iemand. |
| Reconciliëren | Verzoenen, de vrede herstellen tussen partijen die verdeeld of in conflict zijn. |
| Mijmeren | In gedachten verzonken zijn, stil en vaag peinzen, vaak met een weemoedige stemming. |
| Doomscrollen | Het eindeloos en dwangmatig scrollen door negatieve nieuwsberichten en content, voornamelijk op sociale media, wat angst en hopeloosheid kan veroorzaken. |
| Reppen | Zich haasten of snel bewegen om ergens op tijd te komen of een taak te volbrengen. |
| Neersabelen | Met felle bewoordingen afkeuren, bekritiseren of sterk afwijzen. |
| Resoneren | Een emotionele impact hebben, met name doordat de ontvanger zich herkent in de gevoelens of boodschap. |
| Sidderen | Hevig beven, vaak door angst, koude of grote emotionele impact. |
| Culpabiliseren | Iemand van iets de schuld geven, in een kwaad daglicht stellen of de verantwoordelijkheid voor een probleem bij een ander leggen. |
| Nakwaken | Het napraten van iemand anders zonder zelf kritisch na te denken of met eigen ideeën te komen. |
| Afdingen | Onderhandelen om een lagere prijs te krijgen dan oorspronkelijk gevraagd wordt, met name bij aankopen. |
| Consolideren | Versterken, steviger maken of bestendigen van een bestaande situatie, positie of macht. |
| Schimpen | Schelden, beledigen of kleinerende opmerkingen maken, vaak op een denigrerende manier. |
| Innoveren | Vernieuwingen invoeren om vooruitgang te boeken, te verbeteren of nieuwe oplossingen te creëren. |
| Sjorren | Vastzetten (zoals lading), stevig trekken of slepen; in Vlaanderen ook gebruikt voor het maken van bouwwerken met touw. |
| Stuiven | Stof laten opwaaien of zich met grote haast of snelheid voortbewegen. |
| Thematiseren | Iets als onderwerp of thema behandelen, de nadruk leggen op een bepaald aspect. |
| Verzwelgen | Iets vernietigen, opslokken, innemen of geheel en al bedekken. |
| Aanzwengelen | (Figuurlijk) Op gang brengen, stimuleren, met name economische groei. |
| Delegeren | Een recht, macht, bevoegdheid of schuld overdragen aan een ander, zodat deze er verantwoordelijkheid voor draagt. |
| Verwerven | Door arbeid, moeite of onderhandeling verkrijgen, in bezit nemen of zich eigen maken. |
| Ontberen | Iets missen, niet kunnen beschikken over iets noodzakelijks, of iets niet kunnen ontberen. |
| Redigeren | Het nakijken, verbeteren en aanpassen van een bestaande tekst voordat deze wordt gepubliceerd. |
| Profileren | Jezelf bewust op een bepaalde manier presenteren of voordoen, om een specifieke mening bij anderen te vormen. |
| Debuteerde | Zijn debuut maken; voor het eerst ergens optreden, meedoen of een rol spelen. |
| Belaagt | In het nauw brengen, aanvallen of lastigvallen, vaak door een menigte of door intense kritiek. |
| Slinken | Het afnemen in omvang, hoeveelheid, kracht of aantal, geleidelijk kleiner worden. |
| Beminnen | Liefhebben, verliefd zijn op iemand, een diepe genegenheid voelen. |
| Ontmantelen | Iets afbreken, ontdoen van belangrijke onderdelen zodat het niet meer functioneert; figuurlijk: een systeem of macht uitschakelen. |
| Temperen | Iets minder hevig, krachtig of sterk maken; afzwakken of matigen. |