Cover
Comença ara de franc Krachtig kleuteronderwijs I lessen samenvatting.docx
Summary
# Structuur en regelgeving van het kleuteronderwijs in Vlaanderen
Dit onderwerp behandelt de organisatie, wettelijke kaders en specifieke regels die van toepassing zijn op het kleuteronderwijs in Vlaanderen, inclusief leerplicht, instapdata, aanwezigheid en financiële aspecten.
## 1. Structuur van het basisonderwijs
Het basisonderwijs in Vlaanderen is een combinatie van kleuteronderwijs en lager onderwijs. De term 'basisschool' benadrukt de continuïteit tussen deze twee fasen, hoewel deze overgang in de praktijk soms als een breuk kan worden ervaren.
## 2. Leerplicht en leerrecht
In Vlaanderen geldt geen schoolplicht, maar wel een leerplicht en een leerrecht. Sinds 1 september 2020 is elk kind vanaf 5 jaar leerplichtig (voorheen 6 jaar). Dit houdt in dat kinderen moeten leren, wat ook mogelijk is via thuisonderwijs onder bepaalde voorwaarden.
## 3. Instap in de kleuterschool
Kleuters mogen niet automatisch instappen op hun 2,5-jarige verjaardag. Ze kunnen instappen op één van de zeven officiële instapdata. Vanaf 3 jaar mogen kinderen elke schooldag instappen, ongeacht deze specifieke instapmomenten.
## 4. Aanwezigheid en overgang naar lager onderwijs
Vijfjarige kleuters moeten minstens 290 halve lesdagen aanwezig zijn om te mogen overstappen naar het eerste leerjaar. Indien dit niet het geval is, beslist de klassenraad, met advies van het CLB, of het kind mag overgaan of een jaar langer in het kleuteronderwijs blijft. Ouders kunnen niet zelfstandig beslissen om hun kind op 5-jarige leeftijd naar het eerste leerjaar te laten gaan.
Ongeveer 3% van de kleuters gaat niet regelmatig naar school, voornamelijk uit sociaal kwetsbare gezinnen. Oorzaken hiervoor kunnen een gebrek aan informatie, praktische problemen, andere prioriteiten of onzekerheid zijn. Onregelmatige aanwezigheid kan leiden tot leerachterstand.
## 5. Organisatie en autonomie van scholen
Scholen genieten een aanzienlijke vrijheid van onderwijs, wat inhoudt dat ze zelf de inhoud, thema's, werkvormen en materialen bepalen, binnen de vastgelegde ontwikkelingsdoelen of minimumdoelen. De schooluren zelf zijn echter niet volledig vrij te bepalen; er zijn wettelijke regels met betrekking tot lestijden, schooldagen en pauzes.
## 6. Kosten en schoolfactuur
Sinds 2008 is het basisonderwijs gratis voor alles wat nodig is om de leerdoelen te bereiken. Voor extra activiteiten, zoals uitstappen of vervoer, geldt een scherpe maximumfactuur van maximaal 55 euros per schooljaar voor het kleuteronderwijs. Scholen mogen wel een bijdrage vragen voor diensten zoals opvang, middagtoezicht of maaltijden.
## 7. Opvang en klasorganisatie
Scholen zijn verplicht om gratis opvang te voorzien 15 minuten voor en na de schooluren. Het aantal kleuters per klas is niet wettelijk vastgelegd; dit wordt door de scholen zelf bepaald. Het aantal leerkrachten hangt wel af van het aantal leerlingen, berekend via het toegekende lestijdenpakket.
## 8. Gelijke onderwijskansen (SES)
Scholen met een hoog percentage kansarme leerlingen ontvangen extra lestijden, de zogenaamde SES-lestijden. Deze worden berekend op basis van de thuistaal, het ontvangen van een schooltoeslag en het opleidingsniveau van de moeder. Het doel is om extra ondersteuning te bieden en gelijke kansen te creëren.
## 9. Godsdienst en zedenleer
Officiële scholen moeten alle erkende godsdiensten aanbieden. Vrije scholen hebben de keuze om dit zelf te bepalen, conform hun pedagogisch project. In het kleuteronderwijs is levensbeschouwing niet verplicht, zelfs niet nu de leerplicht vanaf 5 jaar geldt.
## 10. De rol van de kleuteronderwijzer
Er is een wettelijk vastgelegd beroepsprofiel voor leerkrachten met tien kernrollen, waaronder begeleider van leerprocessen, opvoeder, organisator, partner van ouders, lid van een schoolteam en mens van de wereld. Dit profiel dient als leidraad voor professionele groei.
## 11. Flexibiliteit in het onderwijsaanbod
De kleuterschool eindigt niet strikt op 6 jaar; 'doorkleuteren' of een overgangsklas is mogelijk. Thematisch werken is geen verplichting; het aanbod kan vertrekken vanuit de kinderen, doelen, interesses of actuele gebeurtenissen.
## 12. Rechten, plichten en ethiek
Kinderen mogen afwezig zijn op erkende religieuze feestdagen, mits vooraf verwittiging. Foto's van kleuters mogen nooit zonder toestemming van de ouders online geplaatst worden. Ook bij het plaatsen van sfeerfoto's moeten ouders geïnformeerd zijn.
Kort samengevat, het kleuteronderwijs in Vlaanderen steunt op leerrecht, gelijke kansen, vrijheid van onderwijs en de professionaliteit van de leerkracht, met duidelijke wettelijke kaders rond aanwezigheid, kosten, organisatie en verantwoordelijkheid.
---
# Visies op kwaliteitsvol kleuteronderwijs
Dit onderwerp verkent verschillende pedagogische en didactische visies op goed kleuteronderwijs, met speciale aandacht voor de rol van de leerkracht en de organisatie van leeromgevingen.
## 2. Subjectieve onderwijstheorieën en professioneel zelfverstaan
### 2.1 Subjectieve onderwijstheorie (SOT)
Iedere leerkracht hanteert een persoonlijke, subjectieve theorie over goed onderwijs, gevormd door eigen ervaringen, observaties en overtuigingen. Deze SOT beïnvloedt onbewust de pedagogisch-didactische aanpak, de relatie met leerlingen, de focus op leerinhouden en de contacten met collega's en ouders. SOT is impliciet, individueel verschillend en dynamisch.
### 2.2 Professioneel zelfverstaan (PZV)
Het PZV is het beeld dat een leerkracht van zichzelf heeft als professional. Dit ontwikkelt zich vanaf het moment dat men voor de klas staat en omvat zelfbeeld, zelfwaardegevoel, beroepsmotivatie, taakopvatting en toekomstperspectief. Bij studenten is dit PZV nog in ontwikkeling en groeit het door stages en praktijkervaringen.
### 2.3 Relatie tussen SOT en PZV
SOT en PZV beïnvloeden het handelen van de leerkracht sterk. Tijdens stages worden studenten aangemoedigd hun eigen SOT te confronteren met die van ervaren leerkrachten. Reflectie is essentieel voor de ontwikkeling van zowel SOT als PZV en om aan te sluiten bij wetenschappelijk onderbouwde onderwijstheorieën.
### 2.4 Onderwijsvisie
Een onderwijsvisie is de bewuste of onbewuste kijk op wat goed onderwijs is. Deze visie stuurt keuzes in de klas, omgang met kinderen en organisatie van leeractiviteiten. Het expliciet maken van impliciete ideeën via reflectie en discussie is cruciaal voor het ontwikkelen van een onderbouwde visie.
#### 2.4.1 Onderwijsthema's binnen kleuteronderwijs
* **Pedagogisch-didactische aanpak:** Een continuüm tussen **sturend** onderwijs (leerkracht bepaalt inhoud, werkwijze en timing, focus op leerinhoud) en **volgend** onderwijs (kind bepaalt grotendeels, focus op leergierigheid, zelfstandigheid en betrokkenheid). In de praktijk is een evenwicht vaak wenselijk.
* **Aanpak van leerinhouden:** **Productgericht** onderwijs focust op het eindresultaat, terwijl **procesgericht** onderwijs focust op hoe het kind bezig is, met welbevinden en betrokkenheid als centrale elementen. Procesgericht werken sluit nauw aan bij ervaringsgericht onderwijs.
* **Activiteitenaanbod en keuzevrijheid:** De mate van keuzevrijheid varieert van geen tot onbeperkte keuze. Huidige visies benadrukken dat keuzevrijheid motivatie en betrokkenheid verhoogt, wat een voorwaarde is voor fundamenteel leren.
* **Leerkrachtstijl:** Van **autoritair** (veel regels, weinig inspraak) en **laissez-faire** (weinig regels, veel vrijheid met risico op chaos) naar een **democratisch/kindgericht** (structuur én ruimte, regels samen opstellen, opvoeden tot zelfstandigheid). De democratische stijl wordt als het meest evenwichtig beschouwd.
* **Sfeer, omgeving en contact:** Een **open** sfeer bevordert betrokkenheid en vertrouwen, terwijl een **strakke** sfeer duidelijkheid en structuur kan bieden. Dit hangt samen met de ontvangst van kinderen en ouders, inrichting, communicatie en samenwerking.
## 3. Ervaringsgericht kleuteronderwijs (EGKO)
### 3.1 Kern van EGKO
EGKO vertrekt vanuit vertrouwen in de groeikracht van kinderen. Leren gebeurt wanneer kleuters zich goed voelen (welbevinden) en intens betrokken zijn. Spelend leren in betekenisvolle situaties staat centraal.
### 3.2 Praktijkprincipes van EGKO
EGKO steunt op vier pijlers:
* **Vrij kleuterinitiatief:** Het kind is het uitgangspunt. Zinvol leren gebeurt via spontaan spel, met ruimte voor eigen inbreng. De leerkracht is ondersteuner en begeleider.
* **Milieuverrijking:** Een rijk en gevarieerd aanbod van materialen, activiteiten en hoeken dat uitnodigt tot spel. Dit milieu wordt voortdurend aangevuld en vernieuwd, gebaseerd op geobserveerde interesses en noden.
* **Ervaringsgerichte dialoog:** De relatie tussen leerkracht en kleuter is cruciaal. De leerkracht hanteert een basishouding van aanvaarding, echtheid en empathie, en let op kleine signalen die de verbinding versterken.
### 3.3 Indicatoren van kwaliteitsvol onderwijs (EGKO)
Kwaliteit wordt gemeten aan de hand van **welbevinden** en **betrokkenheid**. Hoge scores hierop duiden op diep en fundamenteel leren.
## 4. Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)
### 4.1 Kern van OGO
OGO focust op doelgerichte begeleiding van de ontwikkeling van kleuters, met de zone van naaste ontwikkeling als uitgangspunt. Elk kind heeft een feitelijk ontwikkelingsniveau, en onderwijs richt zich op wat het kind met begeleiding kan bereiken.
### 4.2 De drie B’s van OGO
OGO steunt op drie principes:
* **Betekenisvolle gezamenlijke activiteiten:** Spel is de leidende activiteit, en leren gebeurt via zinvolle contexten.
* **Bemiddelende houding van de leerkracht:** De leerkracht stuurt en begeleidt het spel doelgericht, is actief betrokken en gebruikt spelverhalen om leerprocessen te verdiepen.
* **Brede persoonsontwikkeling:** OGO richt zich op de totale ontwikkeling van het kind (motorisch, zintuiglijk, taal, denken, wiskunde, sociaal).
### 4.3 Zone van naaste ontwikkeling
Het vertrekpunt is wat het kind al kan. Activiteiten dagen het kind net boven zijn huidige niveau uit. Het aanbod is minder vrij dan bij EGKO en de leerkracht stuurt het spel bewust vanuit leerdoelen.
### 4.4 Activiteiten in OGO
Spel wordt gestuurd via spelverhalen, en groeidoelen worden zichtbaar gemaakt. Concrete voorbeelden zijn schrijfpatronen, vormen herkennen en woordenschat rond thema's.
### 4.5 Vergelijking EGKO – OGO
* **EGKO:** Kindvolgend, veel vrijheid en initiatief, focus op welbevinden en betrokkenheid, procesgericht.
* **OGO:** Leerkrachtgestuurd, doelgericht werken in de zone van naaste ontwikkeling, focus op brede persoonsontwikkeling, ontwikkelingsgericht.
In de praktijk combineren veel leerkrachten elementen uit beide visies.
## 5. Observeren van welbevinden en betrokkenheid
### 5.1 Kwaliteitsvol onderwijs: drie invalshoeken
Kwaliteitsvol onderwijs kan worden bekeken vanuit:
1. **Aanpak (HOE):** Organisatie, inrichting, materialen, omgang. Dit is relatief gemakkelijk te observeren, maar varieert per visie en kind.
2. **Effect (WAT):** Concrete leerresultaten, vooruitgang, doelen. Risico op focus op makkelijk meetbare cognitieve doelen.
3. **Proces (WIE):** Wat er in het kind afspeelt tijdens het leren. Cruciaal voor onderwijskwaliteit, met **welbevinden** en **betrokkenheid** als centrale elementen.
### 5.2 A-P-E-schema (Aanpak – Proces – Effect)
Zonder welbevinden en betrokkenheid is duurzaam leren onmogelijk.
### 5.3 Welbevinden
Welbevinden betekent dat een kind zich goed in zijn vel voelt, veilig, ontspannen, open en zichzelf durft te zijn. Het is contextgebonden en kan fluctueren.
* **Signalen van welbevinden:** Genieten, spontaniteit, openheid, ontspanning, vitaliteit.
* **Basisbehoeften (Maslow):** Welbevinden ontstaat bij bevrediging van lichamelijke behoeften, affectie, veiligheid, erkenning, competentie en zingeving.
* **Niveaus van welbevinden (Leuvense schaal):** Van zeer laag (angstig) tot zeer hoog (ontspannen, energiek).
* **Welbevinden verhogen:** Structuur en veiligheid bieden, ervaringsgerichte dialoog hanteren (echtheid, empathie, aanvaarding).
### 5.4 Betrokkenheid
Betrokkenheid is de mate waarin een kind intens geconcentreerd, gemotiveerd en mentaal actief bezig is aan de grens van zijn mogelijkheden. Het sluit aan bij 'flow' en de zone van naaste ontwikkeling.
* **Signalen van betrokkenheid:** Concentratie, doorzetting, alertheid, intense mentale activiteit, exploratiedrang, initiatief, intrinsieke motivatie.
* **Exploratiedrang:** De kern van betrokkenheid, die intrinsiek, functioneel of emotioneel kan zijn.
* **Niveaus van betrokkenheid (Leuvense schaal):** Van geen activiteit tot langdurig intens en gefascineerd.
* **Betrokkenheid verhogen:** Nieuwe materialen en activiteiten aanbieden, aansluiten bij interesses, gerichte impulsen geven.
### 5.5 Belang voor onderwijs
Welbevinden en betrokkenheid zijn noodzakelijk voor fundamenteel leren, bevorderen zelfvertrouwen en levenslang leren. Ze werken empowerend.
### 5.6 Observeren in het kleuteronderwijs
Observeren is een doelgericht, systematisch en objectief proces om gedrag waar te nemen, met als doel het onderwijsaanbod te verbeteren. Het helpt om de aanpak af te stemmen op de groep en individuele kinderen, en om welbevinden en betrokkenheid te verhogen.
* **Observeren ≠ waarnemen:** Waarnemen is automatisch en subjectief; observeren is bewust, doelgericht en nauwkeurig.
* **Kenmerken van observeren:** Objectief, nauwkeurig, beschrijvend, gericht, systematisch.
* **Objectief observeren:** Zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid blijven, enkel beschrijven wat je ziet, interpretaties vermijden. Hulpmiddelen zijn reflectie, video-opnames en intersubjectieve overeenkomst.
* **Nauwkeurig observeren:** Gedetailleerd kijken naar gedrag, context meenemen.
* **Beschrijvend observeren:** Eerst beschrijven, dan interpreteren.
* **Gericht observeren:** Een specifieke focus bepalen (bv. welbevinden, betrokkenheid).
* **Systematisch observeren:** Meerdere observaties op verschillende tijdstippen en situaties, met een observatieplan.
### 5.7 Observeren, interpreteren en scoren
Stappen omvatten een lopend verslag, signalen herkennen en scoren op de Leuvense schaal (1-5) voor welbevinden en betrokkenheid. Dit vormt de basis voor een procesgericht kindvolgsysteem.
## 6. Kwaliteitsvolle interactie met kinderen (MISC)
### 6.1 Ontwikkeling stimuleren: waarom interactie cruciaal is
Kinderen ontwikkelen zich optimaal door actieve begeleiding. Kwaliteitsvolle interacties beïnvloeden gedrag, stimuleren denken en leren, en kunnen zelfs hersenstructuren veranderen. De leerkracht maakt hierin het verschil.
### 6.2 Wat is MISC?
MISC (Mediation Intervention for Sensitizing Caregivers / More Intelligent and Sensitive Children) is een aanpak waarbij leerkrachten kinderen begeleiden zodat ze maximaal leren uit hun ervaringen, hun leergoesting behouden en intelligenter en gevoeliger worden.
### 6.3 Drie voorwaarden voor kwaliteitsvolle interacties
1. **Affect (ABC of love):** Warmte, veiligheid, relatie.
2. **Algemene communicatie:** Positieve communicatie, afstemming op tempo, wederkerigheid.
3. **Mediatie:** Doelgerichte, ondersteunende begeleiding.
### 6.4 De vijf MISC-principes
Deze principes beschrijven concreet handelen van de leerkracht:
1. **Focusing:** Aandacht trekken en vasthouden, met duidelijke benoeming, intentionaliteit en wederkerigheid.
2. **Affecting:** Betekenis geven aan ervaringen door enthousiasme, beschrijvende woorden, uitleg en waardering.
3. **Expanding:** Ervaringen verruimen en verdiepen door verbanden leggen, vergelijken, oorzaak-gevolg bespreken, verwijzen naar andere situaties en voorspellingen doen.
4. **Gedragsregulering:** Zelfsturing bevorderen door vooraf te brainstormen/plannen, tijdens het denken te verwoorden en achteraf terug te blikken/evalueren.
5. **Bekwaam maken:** Gevoelens van competentie versterken door eerlijke feedback, benoemen waarom iets lukt, inspanning waarderen en succeservaringen creëren.
### 6.5 Waarom MISC toepassen in de kleuterklas?
MISC leidt tot betere taalverwerving, samen leren, warme relaties, meer expressie en gestimuleerd denken. Het wordt toegepast in dagelijks handelen, lesvoorbereidingen en kringspelen.
## 7. Aan de slag met doelen en leerplannen
### 7.1 Het Vlaamse onderwijslandschap
* **Vlaamse overheid:** Bepaalt ontwikkelingsdoelen (OD) en eindtermen (ET), bewaakt onderwijskwaliteit en legt minimumdoelen vast.
* **Onderwijsnetten:** Gemeenschapsonderwijs (GO!), gesubsidieerd vrij onderwijs (meestal katholiek, met ZILL) en gesubsidieerd officieel onderwijs (OVSG).
### 7.2 Ontwikkelingsdoelen (OD) en eindtermen (ET)
* **Ontwikkelingsdoelen (OD):** Minimumdoelen voor kleuteronderwijs, gericht op kennis, vaardigheden en attitudes die nagestreefd moeten worden.
* **Eindtermen (ET):** Minimumdoelen voor lager onderwijs die bereikt moeten worden, resultaatgericht.
### 7.3 Leergebieden in het kleuteronderwijs
OD zijn onderverdeeld in leergebieden zoals lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, mens en maatschappij, wetenschappen en techniek, en wiskundige initiatie.
### 7.4 Leerplannen
Leerplannen zijn een concrete uitwerking van OD en ET, bevatten leerlijnen, vertrekken vanuit de pedagogische visie van een net en laten ruimte voor schoolse inbreng.
### 7.5 Leerplannen per onderwijsnet
* **Katholiek onderwijs – ZILL:** Zin in leren! Zin in leven! Visie: uniek kind, christelijke inspiratie, dialoog. Structuur: ontwikkelvelden, ontwikkelthema's, generieke doelen, leerlijnen.
* **GO! – Gemeenschapsonderwijs:** Visie: gelijke kansen, kind als VIP, school als afspiegeling maatschappij. Structuur: leergebieden, domeinen, rubrieken, ontwikkelingslijnen.
* **OVSG – Steden en gemeenten:** Visie: jezelf zijn, respectvol samenleven, school in de samenleving. Structuur: leergebieden, domeinen, rubrieken, ontwikkelingslijnen, doelenboek.
### 7.6 Werken met doelen in de praktijk
Doelgericht werken houdt in dat de leerkracht vertrekt vanuit de beginsituatie, een doel selecteert, een passende activiteit kiest en meerdere doelen aan die activiteit koppelt.
### 7.7 Ontwikkelingskansen bij gezelschapsspelen
Gezelschapsspelen bieden rijke ontwikkelingskansen op:
* **Emotioneel vlak:** Plezier beleven, omgaan met winnen en verliezen.
* **Cognitief vlak:** Visuele boodschappen interpreteren, verbanden leggen, structureren van kennis.
* **Sociaal vlak:** Samenwerken, spelregels respecteren, rekening houden met anderen.
* **Wiskundig vlak:** Getalbegrip, tellen.
* **Taalontwikkeling:** Luisteren, spreken, woordenschat uitbreiden.
* **Motorisch vlak:** Fijne motoriek bij behendigheidsspelen.
## 8. Minimumdoelen en een kennisrijk curriculum
### 8.1 Waarom werken we doelgericht?
Doelgericht werken zorgt ervoor dat activiteiten niet toevallig zijn, aansluiten bij de noden van kinderen en bijdragen aan hun ontwikkeling. De kernvraag is: Waarom kies ik deze activiteit, dit materiaal en deze aanpak?
### 8.2 Minimumdoelen in het kleuteronderwijs
Sinds september 2025 gelden minimumdoelen op populatieniveau: een meerderheid van de kleuters moet deze doelen tegen het einde van de derde kleuterklas bereiken. Focus ligt op taalvaardigheid (woordenschat, luistervaardigheid) en getalbegrip. Doel is gelijke startkansen.
### 8.3 Kansen en uitdagingen van minimumdoelen
* **Kansen:** Meer duidelijkheid, sterkere focus op taal/getal, betere voorbereiding op lager onderwijs, gerichter observeren.
* **Uitdagingen:** Grote verschillen tussen kleuters, risico op te schoolse aanpak, evenwicht tussen spel en doelen bewaren. Belangrijk is spelend te blijven werken en doelen te integreren in betekenisvolle activiteiten, zonder prestatiedruk.
### 8.4 Vertrekken vanuit een doel of een activiteit?
* **Vanuit activiteit → doelen zoeken:** Vertrekt vanuit beleving, risico op minder doelgerichtheid.
* **Vanuit doel → activiteit uitwerken:** Zeer doelgericht, risico op minder speelsheid. Beide manieren worden in de praktijk afgewisseld.
### 8.5 De krachtige leeromgeving
Een krachtige leeromgeving is doelgericht, kennisrijk, afgestemd op de beginsituatie, en stimuleert betrokkenheid en leren. De cyclus omvat focus selecteren, activiteit voorbereiden, uitvoeren en reflecteren.
### 8.6 Zes didactische componenten
Bij doelgericht werken houd je rekening met:
1. **Beginsituatie:** Leerlingen (voorkennis, interesses, zorgvragen) en context (klas, school, omgeving).
2. **Doelen:** Kennis, vaardigheden, attitudes, gebaseerd op observatie en leerplannen.
3. **Aanbod:** Materiaal, activiteiten, spel, hoeken, ervaringen; dit is betekenisvol, rijk en uitnodigend.
4. **Didactische aanpak:** Hoe de activiteit begeleid wordt (instructie, sfeerschepping, taalontwikkelingskansen, stimuleren denkprocessen), met MISC als belangrijke methodiek.
5. **Klasmanagement:** Organiseren (groepering, materiaal) en leiden (structuur, afspraken, gedragsmanagement).
6. **Evalueren & evolueren:** Observeren, registreren, rapporteren, opvolgen van ontwikkeling om bij te sturen.
### 8.7 Hoge verwachtingen
Een krachtige leeromgeving vertrekt van hoge, maar realistische verwachtingen, gelooft in de groeikracht van elk kind en daagt kinderen uit, aansluitend bij theorieën zoals EGKO, OGO en MISC.
## 9. Kringspelen
### 9.1 Wat zijn kringspelen?
Korte, speelse activiteiten in de kring (5-20 minuten) met veel herhalingsmogelijkheden. Ze zijn laagdrempelig, flexibel inzetbaar als geplande activiteit of tussendoortje.
### 9.2 Functies van kringspelen
Ze zijn ontspannend, sfeerscheppend, tijd overbruggend en kunnen dienen als opwarmer.
### 9.3 Doelen van kringspelen
* **Welbevinden:** Plezier staat centraal, zonder prestatiedruk.
* **Verbondenheid:** Versterkt het groepsgevoel en respect voor elkaar.
* **Samenwerken en samenspelen:** Naleven van regels, rekening houden met anderen, beurt nemen.
* **Ontwikkelingsdomeinen:** Afhankelijk van het spel worden zintuiglijke, motorische, cognitieve en talige domeinen aangesproken.
### 9.4 Opbouw van een kringspel
1. **Inleiding:** Belangstelling wekken via vertellen, tonen of een vraag.
2. **Midden (kern):** Meerdere korte spelletjes afwisselen of één spel stapsgewijs opbouwen. Belangrijk zijn duidelijke uitleg, afspraken, variaties, gradatie (stijgende moeilijkheidsgraad) en het zorgen dat iedereen aan bod komt ('ikkertjes').
3. **Afsluiting:** Spel positief afronden, waardering uitspreken, eventueel opruimopdracht.
### 9.5 Algemene didactische tips
Goede organisatie, duidelijke en visuele uitleg, herhalen van afspraken, succeservaringen creëren, enthousiasme, stoppen terwijl het leuk is, en een spellenmap met varianten zijn essentieel.
## 10. Een krachtige leeromgeving in de kleuterklas
### 10.1 Wat is een krachtige leeromgeving?
Een leeromgeving waarin kinderen zich goed voelen (welbevinden), actief betrokken zijn en competenties ontwikkelen. Ze ontstaat door bewuste didactische keuzes van de leerkracht. Het didactisch kader helpt hierbij.
### 10.2 Het didactisch kader
Een houvast voor het vormgeven van onderwijs, gebruikt bij het uitwerken van activiteiten, lesvoorbereidingen en het inrichten van leeromgevingen. Het bestaat uit 6 didactische componenten.
### 10.3 De 6 didactische componenten (uitgebreider)
1. **Beginsituatie:** Vertrekpunt van alle keuzes, rekening houdend met kleuter-, leerkracht-, klas-, school- en situationele variabelen.
2. **Doelen:** Kennis, vaardigheden, attitudes, bepaald vanuit observatie en leerplannen, met een evenwicht tussen doelen van de leerkracht en kind-gestuurde doelen.
3. **Aanbod:** Betekenisvol, rijk, afgestemd op de beginsituatie en uitnodigend materiaal, activiteiten, spel en ervaringen.
4. **Didactische aanpak:** Hoe de activiteit begeleid wordt, met aandacht voor het verloop (instructie, sfeerschepping, variatie) en de begeleiding tijdens de activiteit (observeren, zelfsturing bevorderen, stimulerende vragen stellen). Hier sluit MISC nauw bij aan.
5. **Klasmanagement:** Organiseren (groeperingsvormen, ruimtegebruik) en leiden (rust, afspraken, groepsdynamiek, gedragsmanagement).
6. **Evalueren & evolueren:** Observeren, registreren, rapporteren en opvolgen van ontwikkeling (kinderen én leerkracht) om bij te sturen.
### 10.4 Basishouding en didactische houding
Een empathische, respectvolle, authentieke en gelijkwaardige leerkrachthouding is bepalend voor welbevinden en betrokkenheid. Een specifieke didactische houding vraagt nieuwsgierigheid, verwondering, cognitieve empathie, geduld en flexibiliteit, waarbij het leerproces belangrijker is dan het resultaat.
## 11. Zelfstudie algemeen didactisch kader
### 11.1 Doel van een didactisch kader
Helpt leerkrachten bewuste keuzes te maken, te reflecteren, hun handelen te verantwoorden en onderwijs te bieden dat ontwikkeling stimuleert. Het is een denk- en handelingskader voor kwaliteitsvol onderwijs.
### 11.2 Krachtige leeromgeving
Een omgeving waarin leren effectief plaatsvindt, met aandacht voor welbevinden, betrokkenheid en competenties. Ontstaat door doelbewust handelen.
### 11.3 De 6 didactische componenten (samenvattend)
De 6 componenten (beginsituatie, doelen, aanbod, didactische aanpak, klasmanagement, evalueren & evolueren) vormen samen een krachtige leeromgeving en worden gebruikt bij het maken van activiteiten, lesvoorbereidingen en het inrichten van de klas.
### 11.4 Holistische benadering
Een krachtige leeromgeving werkt holistisch, waarbij meerdere ontwikkelingsdomeinen geïntegreerd worden aangeboden.
### 11.5 Pedagogisch en didactisch handelen
Didactisch handelen hangt samen met pedagogisch handelen (veilig klimaat, bevredigen basisbehoeften), wat een voorwaarde is voor leren.
### 11.6 Kleuterinitiatief en doelbewust handelen
Kinderen leren het meest door zelf te ervaren, ontdekken en initiatief te nemen. De leerkracht handelt doelbewust en intentioneel, creëert of benut leersituaties en stemt af op wat kinderen eruit kunnen leren. Leren gebeurt vaak incidenteel (zonder dat het kind het beseft) binnen de zone van naaste ontwikkeling.
### 11.7 Leren zichtbaar maken
Leren wordt zichtbaar voor leerkracht, kind en omgeving. Dit kan via de beweging van doel naar leren (leerkracht ontwerpt activiteit) of van leren naar doel (leerkracht ziet leren gebeuren en koppelt het achteraf aan doelen).
### 11.8 Autonomie en impliciet handelen
Kleuters zijn van nature leergierig en stimuleren autonomie. Impliciet handelen, waarbij begrippen in een betekenisvolle context worden aangeboden, heeft meer effect dan expliciet, geïsoleerd aanbieden. Dit stimuleert meerdere ontwikkelingsdomeinen tegelijk.
### 11.9 Vrij kleuterinitiatief
Kleuters krijgen ruimte om keuzes te maken, eigen tempo te volgen en ideeën uit te werken. Essentieel binnen ervaringsgericht onderwijs, verhoogt welbevinden, betrokkenheid en intrinsieke motivatie. Randvoorwaarden zijn een rijke leeromgeving, structuur en houvast, en autonomie met nabijheid.
### 11.10 Welbevinden en betrokkenheid als basis
Zonder welbevinden en betrokkenheid is er geen fundamenteel leren. Spel is de manier waarop jonge kinderen de wereld begrijpen en betekenissen creëren.
---
# Observeren en interactie in de kleuterklas
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Observeren en interactie in de kleuterklas", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud, met nadruk op de pagina's 19-50.
## 3. Observeren en interactie in de kleuterklas
Dit onderwerp behandelt de essentiële rol van observeren en interactie in de kleuterklas, met speciale aandacht voor het bevorderen van welbevinden en betrokkenheid en de principes van kwaliteitsvolle interactie via MISC.
### 3.1 Kwaliteitsvol onderwijs: de drie invalshoeken
Kwaliteitsvol onderwijs kan vanuit drie invalshoeken worden benaderd en gemeten:
* **Aanpak (Hoe-vraag):** Dit betreft de organisatie van de klas door de leerkracht, inclusief inrichting, materialen, activiteiten, omgang en impulsen. Hoewel deze gemakkelijk te observeren is, kan de aanpak sterk verschillen afhankelijk van de onderwijsvisie en het individuele kind.
* **Effect (Wat-vraag):** Dit focust op wat kinderen concreet leren, gemeten aan de hand van hun vooruitgang, ontwikkelingsdoelen of minimumdoelen. Een nadeel hiervan is de neiging om zich te richten op makkelijk meetbare cognitieve doelen, wat kan leiden tot normdenken.
* **Proces (Wie-vraag):** Dit legt de focus op het kind zelf en wat er in het kind afspeelt tijdens het leren. Het kijkt naar de kwaliteit van de ervaring van het kind en is cruciaal voor onderwijskwaliteit. Hierbij staan welbevinden en betrokkenheid centraal.
Het A-P-E-schema (Aanpak – Proces – Effect) illustreert deze relatie: de aanpak creëert de leeromgeving, het proces (welbevinden & betrokkenheid) is de motor voor leren, en het effect zijn de ontwikkelde competenties. Duurzaam leren is onmogelijk zonder welbevinden en betrokkenheid.
### 3.2 Welbevinden
Welbevinden betekent dat een kind zich goed in zijn vel voelt, veilig en aanvaard is, ontspannen, open en spontaan durft te zijn. Het is contextgebonden en een procesvariabele die per situatie kan verschillen.
**Signalen van welbevinden:**
* Genieten (stralende blik, lachen)
* Spontaniteit en zichzelf durven zijn
* Openheid voor prikkels en hulp
* Ontspanning en innerlijke rust
* Vitaliteit (energie, levenslust)
* **Voorbeeld:** Sofia komt de klas binnen met “pretlichtjes in haar ogen”, vertelt spontaan over haar weekend en straalt tijdens de kring → hoog welbevinden (score 5).
**Basisbehoeften (Maslow) en welbevinden:** Welbevinden ontstaat wanneer basisbehoeften voldoende bevredigd zijn: lichamelijke behoeften, affectie, veiligheid, erkenning, competentiegevoel en zingeving. Onbevredigde basisbehoeften kunnen leiden tot stress of probleemgedrag.
**Niveaus van welbevinden (Leuvense schaal):**
* Niveau 1 – zeer laag: angstig, gespannen, teruggetrokken
* Niveau 2 – laag: negatieve signalen, maar minder intens
* Niveau 3 – matig: neutraal, weinig emoties
* Niveau 4 – hoog: positief, maar niet constant
* Niveau 5 – zeer hoog: ontspannen, energiek, open, genietend
* **Voorbeeld:** Louis reageert niet op spelimpulsen, wordt boos en panikeert → zeer laag welbevinden (score 1).
**Welbevinden verhogen:** Dit gebeurt door ondersteuning, structuur en veiligheid te bieden, en door een ervaringsgerichte dialoog te voeren gebaseerd op echtheid, empathie en aanvaarding.
### 3.3 Betrokkenheid
Betrokkenheid is de mate waarin een kind intens geconcentreerd bezig is, gemotiveerd is, mentale activiteit vertoont en leert aan de grens van zijn mogelijkheden. Het sluit aan bij concepten als ‘Flow’ en de ‘Zone van Naaste Ontwikkeling’.
**Signalen van betrokkenheid:**
* Concentratie
* Motivatie en doorzetting (persistentie)
* Alertheid en aandacht voor details
* Intense mentale activiteit
* Exploratiedrang
* Initiatief nemen
* Intrinsieke motivatie en voldoening
* **Voorbeeld:** Eva snijdt appels, probeert verschillende messen uit, past haar handelingen aan en blijft geconcentreerd → zeer hoge betrokkenheid (score 5).
**Exploratiebehoefte:** Dit is de kern van betrokkenheid en kan intrinsiek (nieuwsgierigheid), functioneel (iets bereiken) of emotioneel (vanwege sterke emotie) zijn.
**Niveaus van betrokkenheid (Leuvense schaal):**
* Niveau 1: geen activiteit, afwezig
* Niveau 2: korte activiteit, snel afgeleid
* Niveau 3: routine, weinig uitdaging
* Niveau 4: intens met momenten
* Niveau 5: langdurig intens, gefascineerd
* **Voorbeeld:** Bart luistert continu, haakt in op anderen en vertelt uitgebreid → score 5.
**Betrokkenheid verhogen:** Dit kan door nieuwe materialen en activiteiten aan te bieden, aan te sluiten bij de interesses van kleuters, en gerichte impulsen te geven.
### 3.4 Belang van welbevinden en betrokkenheid voor onderwijs
Welbevinden en betrokkenheid zijn noodzakelijk voor kwaliteitsvol onderwijs. Ze werken empowerend, leiden tot fundamenteel leren en bevorderen zelfvertrouwen, competentiegevoel en levenslang leren. Zonder deze elementen is duurzaam leren onmogelijk.
### 3.5 Observeren in het kleuteronderwijs
Observeren is een essentiële vaardigheid voor de kleuteronderwijzer om een correct en volledig beeld van de kinderen te krijgen en de aanpak af te stemmen op de groep en het individuele kind. Het helpt bij het bijsturen van klasactiviteiten, het gericht begeleiden van individuele kleuters en het verhogen van welbevinden en betrokkenheid.
* **Voorbeeld:** Observatie toont aan dat meerdere kleuters de huishoek links laten liggen. Dit leidt tot het verrijken van de hoek met nieuw materiaal dat aansluit bij hun interesses.
#### 3.5.1 Observeren ≠ waarnemen
* **Waarnemen:** Gebeurt automatisch via de zintuigen, levert snelle indrukken, is vaak selectief en subjectief, zonder verificatie.
* *Voorbeeld:* “Jan is storend tijdens het verhaal.”
* **Observeren:** Is bewust, doelgericht en systematisch, gaat verder dan kijken en luisteren, vraagt oefening en reflectie, en is gericht op verbetering van het onderwijs.
* *Voorbeeld:* “Jan kijkt rond, friemelt aan zijn schoenen, duwt zijn buur en reageert op geluiden van buiten.”
#### 3.5.2 Kenmerken van observeren
* **Objectief:** Zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid blijven, geen interpretaties of oordelen, enkel beschrijven wat je ziet. Dit is moeilijk door de participatieve rol van de leerkracht en eigen verwachtingen. Hulpmiddelen zijn reflectie, kritische houding, video-opnames en samenwerking met een tweede observator.
* *Niet objectief:* “Els is agressief.”
* *Objectief:* “Els stampt Jan met haar voet.”
* **Nauwkeurig:** Gedetailleerd kijken naar gedrag, de context meenemen (wat ging eraan vooraf, wie was erbij, hoe reageerden anderen).
* *Niet nauwkeurig:* “Jan is ongeconcentreerd.”
* *Nauwkeurig:* “Tijdens het verhaal kijkt Jan meerdere keren rond, friemelt aan zijn zakdoek en reageert op geluiden.”
* **Beschrijvend:** Eerst beschrijven, dan pas interpreteren, en waardeoordelen vermijden. Interpretatie volgt in een latere fase.
* *Niet beschrijvend:* “Jan heeft geen belangstelling voor verhalen.”
* *Beschrijvend:* “Jan kijkt rond, prutst aan zijn schoenen en praat met zijn buur.”
* **Gericht:** Altijd doelgericht observeren met een vooraf bepaalde observatiefocus (bv. welbevinden, betrokkenheid, ontwikkelingsdomeinen, didactische aanpak).
* *Voorbeeld:* Observeren tijdens vrij spel enkel de betrokkenheid van één kleuter.
* **Systematisch:** Meerdere observaties doen op verschillende tijdstippen en in verschillende situaties, volgens een observatieplan (wanneer, hoe lang, wat, in welke situatie).
* *Voorbeeld:* Dezelfde kleuter observeren tijdens kringmoment, vrij spel, buitenspel en een activiteit aan tafel.
#### 3.5.3 Waarom observeren?
1. **Begeleiding van de groep:** Classcreening van welbevinden en betrokkenheid, wat leidt tot acties op klasniveau zoals het verrijken van hoeken, aanpassen van het keuzeproces of bijsturen van de klasorganisatie.
* *Voorbeeld:* Veel kleuters scoren laag op betrokkenheid, wat aanleiding geeft tot de introductie van nieuw spelmateriaal.
2. **Begeleiding van het individuele kind:** Verkrijgen van een totaalbeeld (welbevinden, betrokkenheid, ontwikkelingsdomeinen) of focussen op specifieke deelaspecten (taal, motoriek, waarneming).
#### 3.5.4 Observeren, interpreteren en scoren
Bij het observeren van welbevinden en betrokkenheid worden de volgende stappen gevolgd:
* **Lopend verslag:** Concrete observaties noteren.
* **Signalen herkennen:** Welbevinden- of betrokkenheidssignalen identificeren.
* **Scoren:** Gebruikmaken van de Leuvense schaal (1-5).
* *Voorbeeld betrokkenheid:* Een kleuter blijft geconcentreerd bouwen, probeert verschillende oplossingen en negeert afleiding → score 5.
#### 3.5.5 Procesgericht kindvolgsysteem
Dit systeem is gericht op welbevinden en betrokkenheid, omvat zowel klasscreening als individuele opvolging, en vormt de basis voor gerichte acties. Het verschilt van productgerichte kindvolgsystemen die enkel resultaten meten.
### 3.6 Kwaliteitsvolle interactie met kinderen (MISC)
#### 3.6.1 Ontwikkeling stimuleren door interactie
Kinderen ontwikkelen zich niet vanzelf optimaal; ze hebben actieve begeleiding nodig. Kwaliteitsvolle interacties beïnvloeden gedrag, stimuleren denken en leren, en kunnen zelfs hersenstructuren veranderen. De leerkracht maakt hierin het verschil.
#### 3.6.2 Wat is MISC?
MISC (Mediation Intervention for Sensitizing Caregivers of More Intelligent and Sensitive Children) is een aanpak ontwikkeld door Pnina Klein. Het beschrijft hoe leerkrachten kinderen begeleiden om maximaal te leren uit hun ervaringen, en heeft als doel intelligentere en sensitievere kinderen te vormen. De kleuteronderwijzer zet leerprikkels en materialen om in leermomenten om de leergoesting van kleuters te behouden.
#### 3.6.3 Drie voorwaarden voor kwaliteitsvolle interacties
Een interactie is kwaliteitsvol en ontwikkelingsgericht als de volgende drie elementen aanwezig zijn:
1. **Affect (ABC of love):** Warmte, veiligheid en een goede relatie.
2. **Algemene communicatie:** Positieve communicatie, afstemming op het tempo van het kind, en wederkerigheid (pingpong).
3. **Mediatie:** Doelgerichte, ondersteunende begeleiding.
#### 3.6.4 De vijf MISC-principes
Deze principes beschrijven hoe de leerkracht concreet handelt:
1. **Focusing – aandacht trekken en vasthouden:**
* **Doel:** Gerichte aandacht en betrokkenheid bevorderen.
* **Kenmerken:** Duidelijk en concreet benoemen, doelgericht handelen (intentionaliteit), deel-geheel benadering, wederkerigheid.
* *Voorbeeld:* “Luister eens goed, we gaan samen kijken hoe we deze toren steviger kunnen maken.”
* **Valkuilen:** Gebrek aan wederkerigheid, minder aandacht voor kinderen die het meest nodig hebben.
2. **Affecting – betekenis geven:**
* **Doel:** Ervaringen zinvol maken.
* **Methoden:** Enthousiasme tonen, beschrijvende woorden gebruiken, benoemen wat er gebeurt, uitleggen waarom, waardering uitdrukken.
* *Voorbeeld:* “Je bouwt heel zorgvuldig, daarom blijft je toren rechtstaan.”
3. **Expanding – uitbreiden:**
* **Doel:** Ervaringen verruimen en verdiepen.
* **Methoden:** Verbanden leggen, vergelijken, oorzaak-gevolg bespreken, verwijzen naar andere situaties, voorspellingen doen.
* *Voorbeeld:* “Dit lijkt op het nest dat we vorige week in het bos zagen. Wat was hetzelfde?”
4. **Gedragsregulering – zelfsturing bevorderen:**
* **Doel:** Kinderen leren denken voor ze doen.
* **Momenten:** Vooraf (brainstormen, plannen), tijdens (denkproces verwoorden), achteraf (terugblikken, evalueren).
* *Voorbeeld:* “Welke stappen hebben jullie eerst gedaan om dit probleem op te lossen?”
5. **Bekwaam maken – gevoelens van competentie:**
* **Doel:** Geloof in eigen kunnen versterken.
* **Methoden:** Eerlijke, authentieke feedback, benoemen waarom iets goed lukt, inspanning waarderen, succeservaringen creëren, proces belangrijker vinden dan product.
* *Voorbeeld:* “Je bleef proberen, ook toen het moeilijk was. Dat is knap!”
* **Aandachtspunt:** Te veel of onechte complimenten vermijden.
#### 3.6.5 Waarom MISC toepassen?
MISC leidt tot betere taalverwerving, samen leren en samenwerken, warme en veilige relaties, meer expressie en gestimuleerd denken. De aanpak wordt toegepast in het dagelijks handelen, lesvoorbereidingen en kringspelen.
### 3.7 Werken met doelen en leerplannen
#### 3.7.1 Het Vlaamse onderwijslandschap
De Vlaamse overheid bepaalt ontwikkelingsdoelen (OD) en eindtermen (ET), bewaakt de kwaliteit en legt minimumdoelen vast. Scholen zijn verplicht deze na te streven of te bereiken. Er zijn drie onderwijsnetten: Gemeenschapsonderwijs (GO!), gesubsidieerd vrij onderwijs (meestal katholiek) en gesubsidieerd officieel onderwijs (OVSG).
#### 3.7.2 Ontwikkelingsdoelen (OD) en eindtermen (ET)
* **Ontwikkelingsdoelen (OD):** Minimumdoelen die de overheid nastrevenswaardig vindt, gericht op kennis, vaardigheden en attitudes voor het kleuteronderwijs. Scholen moeten deze nastreven, niet verplicht bereiken.
* *Voorbeeld:* Een kleuter toont interesse in tellen en vergelijken, maar hoeft dit nog niet perfect te beheersen.
* **Eindtermen (ET):** Minimumdoelen die bereikt moeten worden, gericht op kennis en vaardigheden voor het lager onderwijs. Ze zijn resultaatgericht.
* *Voorbeeld:* Een leerling kan vlot optellen tot 100.
#### 3.7.3 Leergebieden in het kleuteronderwijs
OD zijn onderverdeeld in leergebieden: lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, mens en maatschappij, wetenschappen en techniek, en wiskundige initiatie.
#### 3.7.4 Leerplannen
Leerplannen zijn een concrete uitwerking van OD en ET, bevatten leerlijnen, vertrekken vanuit de pedagogische visie van het onderwijsnet, mogen extra doelen toevoegen en laten ruimte voor de inbreng van de school. Ze zijn beschikbaar via officiële websites.
#### 3.7.5 Leerplannen per onderwijsnet
* **Katholiek onderwijs Vlaanderen – ZILL:** Visie is gericht op het unieke kind, christelijke inspiratie en dialoog. ZILL werkt met ontwikkelvelden, -thema's, generieke doelen en leerlijnen.
* **GO! – Gemeenschapsonderwijs:** Visie op gelijke kansen, kind als VIP en school als afspiegeling van de maatschappij. Leerplanstructuur omvat leergebieden, domeinen, rubrieken en ontwikkelingslijnen.
* **OVSG – Steden en gemeenten:** Visie op jezelf mogen zijn, respectvol samenleven en school in de samenleving. Leerplanstructuur omvat leergebieden, domeinen, rubrieken en ontwikkelingslijnen.
#### 3.7.6 Werken met doelen in de praktijk
Doelgericht werken houdt in dat de leerkracht vertrekt vanuit de beginsituatie, een ontwikkelingsdoel kiest, een passende activiteit selecteert en meerdere doelen aan die activiteit koppelt.
* *Voorbeeld (gezelschapsspel):* Beginsituatie (4-5 jarigen, taalzwakkere kleuters), activiteit (gezelschapsspel), doelen (taal, sociaal, wiskundig).
#### 3.7.7 Overgangsjaar minimumdoelen
Recente goedkeuring van minimumdoelen op populatieniveau vraagt een overgangsjaar waarin onderwijsnetten deze verwerken in hun leerplannen.
### 3.8 Minimumdoelen en een kennisrijk curriculum
#### 3.8.1 Waarom werken we doelgericht?
Doelgericht werken zorgt ervoor dat activiteiten niet toevallig zijn, aansluiten bij de behoeften van kinderen en bijdragen aan hun ontwikkeling. De kernvraag is: "Waarom kies ik deze activiteit, dit materiaal en deze aanpak?"
#### 3.8.2 Minimumdoelen in het kleuteronderwijs
Sinds september 2025 gelden er minimumdoelen op populatieniveau. Een meerderheid van de kleuters moet deze doelen tegen het einde van de derde kleuterklas bereiken. Ze focussen op een kennisrijke basis voor het lager onderwijs, met nadruk op taalvaardigheid, woordenschat en luistervaardigheid, en getalbegrip. Het doel is gelijke startkansen.
* *Voorbeeld:* Een kleuter moet woorden kunnen begrijpen en gebruiken, maar nog niet foutloos spreken.
#### 3.8.3 Kansen en uitdagingen van minimumdoelen
* **Kansen:** Meer duidelijkheid over wat belangrijk is, sterkere focus op taal en getal, betere voorbereiding op het lager onderwijs, gerichter observeren en plannen.
* **Uitdagingen:** Grote verschillen tussen kleuters, risico op te schoolse aanpak, evenwicht bewaren tussen spel en doelen. Leerkrachten moeten spelend blijven werken, doelen integreren in betekenisvolle activiteiten en geen prestatiedruk creëren.
#### 3.8.4 Vertrekken vanuit een doel of een activiteit?
* **Vanuit activiteit → doelen zoeken:** Vertrekt vanuit beleving, risico op te weinig doelgerichtheid.
* **Vanuit doel → activiteit uitwerken:** Zeer doelgericht, risico op minder speelsheid. In de praktijk worden beide manieren afgewisseld.
#### 3.8.5 De krachtige leeromgeving
Een krachtige leeromgeving is doelgericht, kennisrijk, afgestemd op de beginsituatie, en stimulerend voor betrokkenheid en leren. De cyclus ervan omvat focus selecteren, activiteit voorbereiden, uitvoeren, reflecteren en een nieuwe focus bepalen.
#### 3.8.6 Focus bepalen
De focus vertrekt vanuit de beginsituatie van de kinderen, hun interesses, noden, de context en doelen uit het leerplan.
* *Voorbeeld:* Je observeert dat 3-4-jarigen weinig betrokken spelen in de zandbak → focus: verkennen van eigenschappen van zand.
#### 3.8.7 Zes didactische componenten
Bij doelgericht werken en lesvoorbereiding zijn er zes componenten: beginsituatie, doelen, aanbod (materiaal, activiteiten), didactische aanpak, klasmanagement, en evalueren en evolueren.
#### 3.8.8 Observeren om doelen te koppelen
Tijdens een spelmoment kan observeren op vier niveurs (materialen, handelingen, interacties, kennis) leiden tot koppeling met minimumdoelen en leerplandoelen.
* *Voorbeeld zandbak:* Materiaal, handelingen, interacties en kennis worden geobserveerd en gekoppeld aan concepten als vol/leeg, zwaar/licht.
#### 3.8.9 Hoge verwachtingen
Een krachtige leeromgeving gaat uit van hoge, maar realistische verwachtingen, gelooft in de groeikracht van elk kind, daagt hen uit en sluit aan bij theorieën zoals EGKO, OGO en MISC.
### 3.9 Ontwikkelingskansen bij gezelschapsspelen
Gezelschapsspelen bieden rijke ontwikkelingskansen op emotioneel, sociaal, cognitief, talig, wiskundig en motorisch vlak, en vormen een krachtige, speelse manier om ontwikkelingsdoelen te realiseren.
* **Emotionele ontwikkeling:** Plezier beleven, omgaan met winnen en verliezen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Intens kijken, visuele boodschappen interpreteren, verbanden leggen tussen symbolen en handelingen.
* **Sociale ontwikkeling:** Samenwerken, spelregels respecteren, rekening houden met anderen.
* **Wiskundige ontwikkeling:** Tellen van voorwerpen, resultatief tellen.
* **Taalontwikkeling:** Luisteren naar uitleg, spreken, woordenschat uitbreiden.
* **Motorische ontwikkeling:** Hanteren van kleine voorwerpen, gerichte handbewegingen.
### 3.10 Kringspelen
Kringspelen zijn korte, speelse activiteiten die in de kring worden gespeeld, variërend van 5 tot 15-20 minuten. Ze zijn herhaalbaar, laagdrempelig en flexibel inzetbaar.
#### 3.10.1 Functies van kringspelen
* Ontspannend
* Sfeerscheppend
* Tijd overbruggen
* Opwarmer voor een andere activiteit
#### 3.10.2 Doelen van kringspelen
* **Welbevinden (hoofddoel):** Plezier staat centraal, geen prestatiedruk.
* **Verbondenheid:** Samenhorigheidsgevoel en groepsgevoel versterken.
* **Samenwerken en samenspelen:** Spelregels naleven, rekening houden met elkaar, beurt nemen.
* **Ontwikkelingsdomeinen:** Afhankelijk van het spel kunnen zintuiglijk, motorisch, cognitief en sociaal-gedragsmatige aspecten aangesproken worden.
#### 3.10.3 Opbouw van een kringspel
1. **Inleiding:** Belangstelling wekken door te vertellen, tonen of een vraag te stellen.
2. **Midden (kern):** Meerdere korte spelletjes afwisselen of één spel stapsgewijs opbouwen. Belangrijk zijn duidelijke uitleg, afspraken maken, variaties voorzien, stijgende moeilijkheidsgraad en zorgen dat iedereen aan bod komt.
3. **Afsluiting (slot):** Spel positief afronden, waardering uitspreken, eventueel opruimopdracht.
#### 3.10.4 Algemene didactische tips
Goede organisatie, duidelijke uitleg (concreet en visueel), herhaling van afspraken, succeservaringen, enthousiasme, stoppen op een leuk moment, en een spellenmap met varianten zijn cruciaal.
### 3.11 De krachtige leeromgeving: een holistische benadering
Een krachtige leeromgeving zorgt ervoor dat kleuters zich goed voelen (welbevinden), actief en intens betrokken zijn, en competenties ontwikkelen. Ze ontstaat door bewuste didactische keuzes binnen een kader van zes componenten: beginsituatie, doelen, aanbod, didactische aanpak, klasmanagement, en evalueren en evolueren.
* **Basishouding:** Respect voor het kind, empathie, authenticiteit en gelijkwaardigheid zijn essentieel.
* **Didactische houding:** Nieuwsgierigheid, verwondering, cognitieve empathie, geduld (kunnen wachten en zwijgen), en flexibiliteit (leermomenten herkennen, responsief plannen) zijn belangrijk.
* **Holistische benadering:** Meerdere ontwikkelingsdomeinen worden tegelijk aangepakt binnen een geïntegreerd aanbod.
* **Pedagogisch en didactisch handelen:** Pedagogisch handelen zorgt voor een veilig klimaat en voldoet aan basisbehoeften, wat een voorwaarde is voor leren. Didactisch handelen is doelbewust en gericht op het stimuleren van leren en ontwikkeling, vaak incidenteel en binnen de Zone van Naaste Ontwikkeling.
* **Kleuterinitiatief:** Kinderen leren het meest wanneer ze zelf ervaren, ontdekken en initiatief nemen ("Help mij het zelf te doen"). Vrij kleuterinitiatief stimuleert zelfsturing, creativiteit, sociale vaardigheden en exploratief gedrag. Randvoorwaarden zijn een rijke leeromgeving, structuur en houvast, en autonomie met nabijheid van de leerkracht.
* **Fundamenteel leren via spel:** Spel is de primaire manier waarop jonge kinderen de wereld begrijpen, experimenteren, fantaseren en betekenis creëren.
Een krachtige leeromgeving maakt leren zichtbaar voor de leerkracht, het kind en de omgeving, en stimuleert autonomie en intrinsieke motivatie. Impliciet, kindvolgend en begeleidend onderwijs, met ruimte voor vrij kleuterinitiatief en binnen betekenisvolle contexten, heeft meer effect dan expliciet handelen. Welbevinden en betrokkenheid zijn de onmisbare basis voor fundamenteel leren.
---
# Doelen, leerplannen en krachtige leeromgevingen
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "Doelen, leerplannen en krachtige leeromgevingen", gebaseerd op de verstrekte tekst en voldoend aan alle opmaakvereisten.
## 4. Doelen, leerplannen en krachtige leeromgevingen
Dit onderwerp verkent de essentiële elementen van het kleuteronderwijs, van de vaststelling van leerdoelen en de rol van leerplannen tot de realisatie van een stimulerende leeromgeving door middel van doelgericht didactisch handelen.
### 4.1 De basis van onderwijs in Vlaanderen
Het Vlaamse basisonderwijs omvat kleuter- en lager onderwijs, met de bedoeling een continue leerlijn te creëren. Sinds 2020 is de leerplicht ingegaan vanaf 5 jaar, waarbij er naast een leerrecht ook een leerplicht is, die ook kan worden vervuld via thuisonderwijs. De instap in de kleuterschool is flexibel: vanaf 2,5 jaar op vaste instapdata en vanaf 3 jaar op elke schooldag. Voor de overgang naar het lager onderwijs is aanwezigheid van minstens 290 halve lesdagen vereist voor 5-jarigen, waarna de klassenraad beslist. Scholen genieten grote vrijheid in de keuze van inhouden, thema's en werkvormen, mits ze de ontwikkelingsdoelen nastreven. Het basisonderwijs is gratis voor de essentiële leermiddelen, met een maximale factuur van €55 per schooljaar voor extra activiteiten. Scholen moeten gratis opvang voorzien voor en na de schooluren.
> **Tip:** De organisatie van scholen is autonoom, maar er zijn wettelijke kaders rond lestijden, schooldagen en pauzes.
#### 4.1.1 Gelijke onderwijskansen (SES) en organisatie
Scholen met veel kansarme leerlingen ontvangen extra lestijden (SES-lestijden) om gelijke kansen te creëren, berekend op basis van thuistaal, schooltoeslag en opleidingsniveau van de moeder. Officiële scholen bieden alle erkende godsdiensten aan; vrije scholen kunnen hierin zelf kiezen. In het kleuteronderwijs is levensbeschouwing niet verplicht. Het wettelijk vastgelegde beroepsprofiel voor kleuteronderwijzers omvat 10 kernrollen, waaronder begeleider van leerprocessen en opvoeder. Er is flexibiliteit in het aanbod, zoals "doorkleuteren" of overgangsklassen, en thematisch werken is niet verplicht. Rechten van kinderen en ouders worden beschermd, zoals de privacy rond foto's en de mogelijkheid tot afwezigheid bij religieuze feestdagen.
### 4.2 Onderwijsvisies en professioneel zelfverstaan
#### 4.2.1 Subjectieve onderwijstheorie (SOT) en professioneel zelfverstaan (PZV)
Iedereen heeft een subjectieve onderwijstheorie (SOT), een persoonlijk idee over wat goed onderwijs is, gevormd door eigen ervaringen en overtuigingen. Deze SOT beïnvloedt onbewust het handelen van een leerkracht. Het professioneel zelfverstaan (PZV) is het beeld dat een leerkracht van zichzelf heeft als professional en ontwikkelt zich pas in de praktijk. PZV omvat het zelfbeeld, zelfwaardegevoel, beroepsmotivatie, taakopvatting en toekomstperspectief. SOT en PZV zijn dynamisch, individueel verschillend en vaak impliciet, waardoor reflectie essentieel is voor professionele groei en aansluiting bij wetenschappelijk onderbouwde onderwijstheorieën.
> **Tip:** Reflectie is de sleutel tot professionele groei en helpt om de subjectieve onderwijstheorie te laten aansluiten bij wetenschappelijk onderbouwde visies.
#### 4.2.2 Elementen van een onderwijsvisie
Een onderwijsvisie stuurt de keuzes in de klas, de omgang met kinderen en de organisatie van leeractiviteiten. Veel ideeën zijn impliciet, maar kunnen door reflectie en discussie expliciet gemaakt worden. Belangrijke thema's in kleuteronderwijs zijn:
* **Pedagogisch-didactische aanpak:** een balans tussen **sturend** (leerkracht bepaalt) en **volgend** (kind bepaalt) onderwijs.
* **Aanpak van leerinhouden:** **procesgericht** (focus op welbevinden en betrokkenheid) versus **productgericht** (focus op het eindresultaat).
* **Activiteitenaanbod en keuzevrijheid:** variërend van geen keuze tot onbeperkte keuze, waarbij keuzevrijheid motivatie en betrokkenheid verhoogt.
* **Leerkrachtstijl:** een spectrum van **autoritair** (veel regels) tot **laissez-faire** (weinig regels), met de **democratische/kindgerichte** stijl als meest evenwichtig.
* **Sfeer, omgeving en contact:** een **open** sfeer bevordert betrokkenheid, terwijl een **strakke** sfeer structuur kan bieden.
#### 4.2.3 EGKO en OGO: Twee onderwijsvisies
* **Ervaringsgericht kleuteronderwijs (EGKO):** Vertrekt vanuit vertrouwen in de groeikracht van kinderen, waarbij leren plaatsvindt bij **welbevinden** en **intensieve betrokkenheid**. Kernprincipes zijn vrij kleuterinitiatief, milieuverrijking, ervaringsgerichte dialoog en de focus op welbevinden en betrokkenheid als indicatoren van kwaliteit.
* **Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO):** Focust op doelgerichte begeleiding van ontwikkeling binnen de **zone van naaste ontwikkeling**. Steunt op betekenisvolle gezamenlijke activiteiten, een bemiddelende houding van de leerkracht en brede persoonsontwikkeling. De leerkracht stuurt het spel doelgericht om ontwikkeling te stimuleren.
> **Vergelijking EGKO – OGO:** EGKO is kindvolgend met veel vrijheid en focus op welbevinden/betrokkenheid. OGO is leerkrachtgestuurd, doelgericht en focust op brede persoonsontwikkeling. In de praktijk worden vaak elementen uit beide visies gecombineerd.
### 4.3 Observeren van welbevinden en betrokkenheid
#### 4.3.1 Kwaliteitsvol onderwijs: aanpak, proces en effect
Kwaliteit in onderwijs kan bekeken worden vanuit drie invalshoeken:
1. **Aanpak (Hoe):** de organisatie van de klas, materialen, activiteiten en omgang.
2. **Effect (Wat):** de concrete leerresultaten (output).
3. **Proces (Wie):** de kwaliteit van de ervaring van het kind, met **welbevinden** en **betrokkenheid** als centrale indicatoren. Zonder welbevinden en betrokkenheid is duurzaam leren onmogelijk.
#### 4.3.2 Welbevinden
Welbevinden is de mate waarin een kind zich goed in zijn vel voelt, veilig en aanvaard is, en zichzelf durft te zijn. Het is contextgebonden en afhankelijk van de bevrediging van basisbehoeften (fysiek, affectie, veiligheid, erkenning, competentie, zingeving). Hoge niveaus van welbevinden worden gekenmerkt door genieten, spontaniteit, openheid, ontspanning en vitaliteit.
> **Tip:** Welbevinden verhogen betekent ondersteunen, structuur en veiligheid bieden, en een ervaringsgerichte dialoog aangaan (aanvaarding, echtheid, empathie).
#### 4.3.3 Betrokkenheid
Betrokkenheid is de mate waarin een kind intens geconcentreerd bezig is, gemotiveerd is en mentale activiteit vertoont aan de grens van zijn mogelijkheden. Het sluit aan bij het concept van 'flow' en de zone van naaste ontwikkeling. Signalen van betrokkenheid zijn concentratie, doorzettingsvermogen, alertheid, intense mentale activiteit, exploratiedrang en intrinsieke motivatie.
> **Tip:** Betrokkenheid verhogen doe je door nieuwe materialen en activiteiten aan te bieden, aan te sluiten bij interesses en gerichte impulsen te geven.
#### 4.3.4 Observeren: doelgericht en systematisch
Observeren is meer dan waarnemen; het is een bewust, doelgericht en systematisch proces om gedrag zo objectief en nauwkeurig mogelijk te registreren, met als doel de aanpak te verbeteren. Het is belangrijk om te beschrijven wat je ziet, zonder direct te interpreteren of te oordelen. Een observatieplan met een duidelijke focus (bv. welbevinden, betrokkenheid) en herhalingen in verschillende situaties is cruciaal. Observeren helpt bij de begeleiding van de groep (klasscreening) en het individuele kind, en vormt de basis voor gerichte acties.
> **Voorbeeld:** In plaats van "Els is agressief" te noteren, observeer je objectief: "Els stampt Jan met haar voet."
### 4.4 Kwaliteitsvolle interactie en MISC
#### 4.4.1 De cruciale rol van interactie
Kinderen ontwikkelen zich optimaal door actieve begeleiding en kwaliteitsvolle interacties. Deze interacties beïnvloeden gedrag, stimuleren denken en leren, en kunnen zelfs hersenstructuren veranderen. De leerkracht maakt hierin het verschil.
#### 4.4.2 MISC-aanpak en principes
MISC (Mediation Intervention for Sensitizing Caregivers / More Intelligent and Sensitive Children) is een aanpak voor kwaliteitsvolle interacties die drie voorwaarden vereist: **Affect** (warmte, veiligheid), **communicatie** (positief, afgestemd, wederkerig) en **Mediatie** (doelgerichte begeleiding). De vijf MISC-principes beschrijven concreet leerkrachtgedrag:
1. **Focusing:** Aandacht trekken en vasthouden (duidelijk, doelgericht, deel-geheel, wederkerigheid).
2. **Affecting:** Betekenis geven aan ervaringen (enthousiasme, beschrijvend, uitleg, waardering).
3. **Expanding:** Ervaringen verruimen en verdiepen (verbanden leggen, vergelijken, voorspellingen doen).
4. **Gedragsregulering:** Zelfsturing bevorderen (vooraf plannen, tijdens verwoorden, achteraf evalueren).
5. **Bekwaam maken:** Gevoelens van competentie versterken (eerlijke feedback, inspanning waarderen, succeservaringen creëren).
> **Voorbeeld:** De leerkracht helpt een kleuter om een probleem op te lossen door te vragen: "Welke stappen heb je genomen om dit te bereiken?"
MISC toepassen leidt tot betere taalverwerving, samen leren, warme relaties, gestimuleerd denken en behoud van leergoesting.
### 4.5 Doelen, leerplannen en de didactische cyclus
#### 4.5.1 Het Vlaamse onderwijslandschap: Doelen en leerplannen
De Vlaamse overheid bepaalt **ontwikkelingsdoelen (OD)** (nastrevenswaardig, voor kleuteronderwijs) en **eindtermen (ET)** (te bereiken, voor lager onderwijs). Deze zijn onderverdeeld in leergebieden (bv. Nederlands, wiskunde). **Leerplannen** zijn concrete uitwerkingen van OD en ET per onderwijsnet (Gemeenschapsonderwijs, gesubsidieerd vrij onderwijs, gesubsidieerd officieel onderwijs), die de pedagogische visie weerspiegelen en ruimte bieden voor schoolspecifieke invulling.
> **Tabel:**
> | Kenmerk | Ontwikkelingsdoelen (OD) | Eindtermen (ET) |
> | :--------------- | :----------------------- | :-------------- |
> | Onderwijsniveau | Kleuteronderwijs | Lager onderwijs |
> | Verplichting | Nastreven | Bereiken |
> | Focus | Brede ontwikkeling | Meetbare prestaties |
> | Eindverantwoordelijke | School | School |
#### 4.5.2 Werken met doelen in de praktijk
Doelgericht werken betekent vertrekken vanuit de beginsituatie van de klas, een doel selecteren en een passende activiteit kiezen, waarbij meerdere doelen gekoppeld kunnen worden. Gezelschapsspelen zijn een goed voorbeeld: ze stimuleren emotionele, cognitieve, sociale, wiskundige en taalontwikkeling, en bieden concrete kansen om ontwikkelingsdoelen te realiseren.
> **Voorbeeld:** Een gezelschapsspel kan doelen op het gebied van taal (verwoorden, luisteren) en sociale vaardigheden (beurt nemen) aanspreken.
#### 4.5.3 Minimumdoelen en een kennisrijke curriculum
Recente minimumdoelen in het kleuteronderwijs leggen de nadruk op een kennisrijke basis voor een goede start in het lager onderwijs, met name op taalvaardigheid en getalbegrip, om gelijke startkansen te bevorderen. Hoewel dit meer duidelijkheid schept en een betere voorbereiding biedt, is het belangrijk een evenwicht te bewaren met spel en te vermijden dat de aanpak te schoolse wordt.
> **Tip:** Werk spelend en integreer doelen in betekenisvolle activiteiten zonder prestatiedruk te creëren.
Er zijn twee planningsmethodes:
1. **Vanuit activiteit → doelen zoeken:** vertrekt vanuit beleving, risico op minder doelgerichtheid.
2. **Vanuit doel → activiteit uitwerken:** zeer doelgericht, risico op minder speelsheid. Beide methodes worden in de praktijk afgewisseld.
### 4.6 De krachtige leeromgeving
#### 4.6.1 Kenmerken van een krachtige leeromgeving
Een krachtige leeromgeving is doelgericht, kennisrijk, afgestemd op de beginsituatie van kinderen, en stimuleert betrokkenheid en leren. Het creëren ervan vereist bewuste didactische keuzes. Het didactisch kader, bestaande uit zes componenten, biedt houvast om onderwijs vorm te geven.
#### 4.6.2 De zes didactische componenten
1. **Beginsituatie:** Het vertrekpunt, rekening houdend met kleuter-, leerkracht-, klas- en situationele variabelen.
2. **Doelen:** Kennis, vaardigheden en attitudes die bereikt moeten worden, bepaald vanuit observatie en leerplannen, met een balans tussen doelen van de leerkracht en het kind.
3. **Aanbod:** Betekenisvolle, rijke en uitnodigende materialen, activiteiten, spellen en ervaringen.
4. **Didactische aanpak:** Hoe het leren begeleid wordt, inclusief instructie, sfeerschepping, opbouw, variatie, differentiatie, taalontwikkelingskansen, observeren, zelfsturing bevorderen en terugblikken. MISC sluit hier nauw bij aan.
5. **Klasmanagement:** Het organiseren (groepering, ruimte, materiaal) en leiden (rust, aandacht, groepsdynamiek, gedragsmanagement) van de klas.
6. **Evalueren & evolueren:** Observeren, registreren en opvolgen van welbevinden, betrokkenheid en ontwikkeling om het aanbod en de aanpak bij te sturen.
> **Tip:** Een krachtige leeromgeving vraagt een specifieke leerkrachthouding: nieuwsgierigheid, verwondering, cognitieve empathie, kunnen wachten en zwijgen, en flexibiliteit.
#### 4.6.3 Doelbewust en impliciet handelen
De leerkracht handelt doelbewust, creëert of benut leersituaties en stemt af op wat kinderen eruit kunnen leren. Leren gebeurt vaak incidenteel, zonder dat het kind het beseft, binnen de zone van naaste ontwikkeling. **Impliciet handelen**, waarbij begrippen in een betekenisvolle context worden aangeboden, heeft meer effect dan **expliciet handelen** met geïsoleerde aanbiedingen. Vrij kleuterinitiatief, met ruimte voor zelfkeuze en eigen ideeën, is essentieel voor autonomie, creativiteit en levenslang leren, mits er een rijke leeromgeving, structuur en nabijheid zijn.
> **Voorbeeld:** Een kleuter die spontaan blaadjes sorteert op grootte, wordt door de leerkracht gekoppeld aan het doel "vergelijken en ordenen."
#### 4.6.4 Welbevinden en betrokkenheid als basis
Zonder welbevinden en betrokkenheid is er geen fundamenteel leren mogelijk. Spel is dé manier waarop jonge kinderen de wereld begrijpen, experimenteren en nieuwe betekenissen creëren, wat de basis vormt voor een krachtige leeromgeving. Het didactisch kader biedt een holistische benadering, integreert meerdere ontwikkelingsdomeinen en koppelt pedagogisch (veilig klimaat) en didactisch handelen.
> **Kernidee voor het examen:** Een krachtige leeromgeving ontstaat door doelgericht en vaak impliciet handelen van de leerkracht, binnen betekenisvolle contexten en met ruimte voor vrij kleuterinitiatief, zodat via spel, autonomie en begeleiding in de zone van naaste ontwikkeling fundamenteel leren mogelijk wordt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Basisonderwijs | Het onderwijs dat de eerste zeven leerjaren na de kleuterschool omvat, bestaande uit kleuteronderwijs en lager onderwijs. |
| Leerplicht | De wettelijke verplichting voor elk kind om onderwijs te volgen vanaf een bepaalde leeftijd, in Vlaanderen momenteel vanaf 5 jaar. |
| Leerrecht | Het recht van elk kind om onderwijs te ontvangen, wat ook de mogelijkheid tot thuisonderwijs onder bepaalde voorwaarden omvat. |
| Instapdata | Specifieke dagen in het schooljaar waarop kleuters wettelijk mogen starten met de kleuterschool, vooral van belang voor kinderen onder de 3 jaar. |
| Klassenraad | Een vergadering van de leerkrachten van een klas, de directie en eventueel het CLB, die beslissingen neemt over de schoolloopbaan van een leerling. |
| CLB (Centrum voor Leerlingenbegeleiding) | Een ondersteunende dienstverlener voor scholen, ouders en leerlingen, die advies geeft over leer-, gedrags-, opvoedings- en gezondheidsproblemen. |
| Vrijheid van onderwijs | Het principe dat scholen een grote autonomie hebben in het bepalen van inhouden, werkvormen en materialen, binnen de vastgelegde ontwikkelingsdoelen. |
| Maximumfactuur | Een wettelijk vastgelegd maximumbedrag dat scholen per schooljaar mogen aanrekenen voor extra activiteiten in het basisonderwijs. |
| SES-lestijden (Sociaal-Emotionele en Schoolse Ontwikkeling) | Extra lestijden die scholen met veel kansarme leerlingen ontvangen om extra ondersteuning te bieden en gelijke kansen te creëren. |
| Beroepsprofiel leerkracht | Een wettelijk vastgelegd document dat de kernrollen en competenties beschrijft die van een leerkracht verwacht worden. |
| Subjectieve onderwijstheorie (SOT) | Het persoonlijke en impliciete idee dat een leerkracht heeft over wat goed onderwijs is, gevormd door eigen ervaringen en overtuigingen. |
| Professioneel zelfverstaan (PZV) | Het beeld dat een leerkracht heeft van wie hij of zij is als professional, inclusief zelfbeeld, zelfwaardegevoel, beroepsmotivatie, taakopvatting en toekomstperspectief. |
| Ontwikkelingsdoelen (OD) | Minimumdoelen die de overheid nastrevenswaardig vindt en die gericht zijn op de brede ontwikkeling van kleuters in verschillende domeinen. |
| Eindtermen (ET) | Minimumdoelen die bereikt moeten worden en die gericht zijn op kennis en vaardigheden, voornamelijk van toepassing op het lager onderwijs. |
| Leerplannen | Concrete uitwerkingen van ontwikkelingsdoelen en eindtermen, afgestemd op de pedagogische visie van een onderwijsnet, die scholen gebruiken als leidraad. |
| Ervaringsgericht kleuteronderwijs (EGKO) | Een onderwijsvisie die vertrekt vanuit het vertrouwen in de groeikracht van kinderen en waarbij leren gebeurt door spel in betekenisvolle situaties, met focus op welbevinden en betrokkenheid. |
| Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) | Een onderwijsvisie die focust op doelgerichte begeleiding van de ontwikkeling van kleuters, met nadruk op de zone van naaste ontwikkeling en een brede persoonsontwikkeling. |
| Zone van naaste ontwikkeling (ZNO) | Het verschil tussen wat een kind zelfstandig kan en wat het kan bereiken met begeleiding van een meer deskundige ander (Vygotsky). |
| Welbevinden | De mate waarin een kind zich goed in zijn vel voelt, veilig en aanvaard is, ontspannen, open en spontaan, en zichzelf durft te zijn. |
| Betrokkenheid | De mate waarin een kind intens geconcentreerd bezig is, gemotiveerd is en mentale activiteit vertoont tijdens het leren. |
| A-P-E-schema (Aanpak – Proces – Effect) | Een schema om onderwijskwaliteit te beoordelen aan de hand van de aanpak van de leerkracht, het proces dat zich afspeelt in het kind, en het effect van het onderwijs. |
| MISC (Mediation, Intervention for Sensitizing Caregivers) | Een aanpak ontwikkeld door Pnina Klein die beschrijft hoe leerkrachten kinderen begeleiden zodat ze maximaal leren uit hun ervaringen, met als doel meer intelligente en gevoelige kinderen. |
| Didactisch kader | Een houvast dat leerkrachten gebruiken om onderwijs vorm te geven, bestaande uit zes componenten: beginsituatie, doelen, aanbod, didactische aanpak, klasmanagement en evalueren/evolueren. |
| Krachtige leeromgeving | Een leeromgeving waarin leren effectief tot stand komt, met aandacht voor welbevinden, betrokkenheid en competentieontwikkeling, gecreëerd door bewuste didactische keuzes. |
| Klasmanagement | Het organiseren en leiden van de klas, inclusief het creëren van structuur, rust, duidelijke afspraken en efficiënte organisatie. |
| Holistische benadering | Een benadering waarbij meerdere ontwikkelingsdomeinen tegelijkertijd worden aangepakt en geïntegreerd aangeboden. |
| Kleuterinitiatief | De ruimte die kleuters krijgen om zelf keuzes te maken, hun eigen tempo te volgen en hun eigen ideeën uit te werken, essentieel binnen ervaringsgericht onderwijs. |
| Fundamenteel leren | Leren dat diepgaand en duurzaam is, waarbij de leerling betekenis geeft aan de leerstof en deze kan toepassen in nieuwe situaties. |
| Minimumdoelen | Doelen die op populatieniveau gelden en die tegen het einde van de derde kleuterklas door een meerderheid van de kleuters bereikt moeten worden, met focus op taalvaardigheid en getalbegrip. |