Sustainable Development
Cover
'H22' Postgroei.pptx
Summary
# Wat is post-groei en de kritiek op economische groei
Dit onderwerp verkent de definitie van post-groei als een verzamelterm voor stromingen die kritisch staan tegenover economische groei, de opkomst van dit concept, de doelstellingen ervan en de kritiek op het Bruto Binnenlands Product (BBP) als belangrijkste indicator.
### 1.1 Wat is post-groei?
Post-groei is een overkoepelende term die diverse maatschappelijke stromingen verenigt die kritisch staan ten opzichte van economische groei. Het concept kwam in 2018 prominenter naar voren met de Post-Growth conferentie in het Europees Parlement, waar Europarlementariërs van vijf grote politieke families en maatschappelijke organisaties zoals ETUI, EEB en FoE hun krachten bundelden. Bekende denkers binnen dit veld zijn onder andere Kate Raworth met Doughnut Economics, Tim Jackson met Ecological Economics en Prosperity Economics, Giorgos Kallis en Jason Hickel met Degrowth.
### 1.2 Ontstaan en doelstellingen
Het post-groei gedachtegoed is ontstaan uit de constatering dat de mensheid zich in een ecologische overshoot bevindt, waarbij de productie en consumptie gedurende ongeveer vijftig jaar te hoog zijn geweest. Het primaire doel is om de ecologische impact terug te brengen tot de draagkracht van de aarde en terug te keren naar een stabiele economie die binnen ecologische grenzen opereert. Dit staat in schril contrast met modellen zoals het Solow-groeimodel. De centrale vraag binnen post-groei is dan ook: hoe organiseren we de transitie naar een dergelijke economie?
### 1.3 Economische groei versus post-groei
Traditionele instituten zoals de OESO, VN en de EU-commissie focussen nog steeds op economische groei, gedefinieerd als de toename van de productie en consumptie van goederen en diensten, meestal gemeten aan de hand van het (reële) BBP. Het BBP vertegenwoordigt de totale uitgaven aan finale goederen en diensten die binnen een land worden geproduceerd en op de markt worden verhandeld.
Post-groei denkers, daarentegen, stellen fundamentele kritiek op dit groeiparadigma en de focus op het BBP.
### 1.4 Kritiek op het Bruto Binnenlands Product (BBP)
De kritiek op het BBP kan worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
#### 1.4.1 Methodologische problemen met het BBP
* **Marktproductie**: Het BBP negeert waarde die niet via de markt wordt verhandeld, zoals freeware, huishoudelijke arbeid en vrijwilligerswerk.
* **Defensieve uitgaven**: Uitgaven die worden gedaan om negatieve effecten van economische activiteiten te herstellen, zoals het opruimen van een olieramp of het aanpakken van lawaaihinder, worden als positief voor het BBP meegeteld, terwijl ze eigenlijk kosten zijn.
* **Milieukosten**: De impact op het milieu, zoals de kosten van milieuvervuiling, wordt onvoldoende meegenomen.
#### 1.4.2 Fundamentele kritieken op het BBP sinds de jaren '70
* **"Een middel, geen doel"**: Economische groei zou een middel moeten zijn om menselijk welzijn te verhogen, en geen doel op zich. Er moet gevraagd worden *waarom* we groeien.
* **"Goede groei, slechte groei?"**: Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen groei die bijdraagt aan welzijn en groei die dat niet doet, of zelfs schadelijk is (zoals criminele activiteiten).
* **Fysieke beperkingen aan de groei**: Er zijn fundamentele ecologische en fysieke grenzen aan economische groei.
* **Gemiddelde waarde**: Het BBP per capita is een gemiddelde waarde en geeft geen informatie over de inkomensverdeling binnen een land.
* **Culturele kritiek (Iron Cage of Consumerism)**: Er is een culturele druk om geld uit te geven aan zaken die we niet nodig hebben, om indruk te maken op anderen, wat leidt tot een consumptiegedreven samenleving die niet noodzakelijk bijdraagt aan geluk.
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat het BBP een relatief recent fenomeen is, zowel in termen van economische groei zelf (laatste 200 jaar) als in termen van het gebruik ervan als primair beleidsdoel (vanaf de jaren '50).
#### 1.4.3 Waarom economische groei? (De traditionele argumenten)
De traditionele economische visie rechtvaardigt groei om diverse redenen:
* Noodzakelijk voor economische stabiliteit en jobcreatie.
* Hogere inkomens en meer consumptie leiden tot een hogere levensstandaard.
* Noodzakelijk om armoede te bestrijden ("a rising tide lifts all boats").
* Milieubeleid kan economische groei aanwakkeren.
* Groei is op de lange termijn voordelig voor het milieu (dit argument wordt echter sterk betwist door post-groei denkers).
### 1.5 De ontkoppeling (decoupling) en de kritiek daarop
Het idee van ontkoppeling, waarbij economische groei zou kunnen plaatsvinden zonder een evenredige toename van milieu-impact (zoals CO2-uitstoot), is een centraal punt in het debat. Echter, dit concept stuit op aanzienlijke kritiek:
* **Rebound effecten**: Snellere efficiëntie kan leiden tot meer consumptie, waardoor de milieubesparing teniet wordt gedaan.
* **Problem shifting**: Het verplaatsen van problemen naar andere gebieden of sectoren.
* **Diensteneconomie bovenop materiële economie**: De overgang naar een diensteneconomie vervangt de materiële economie niet, maar bouwt erop voort.
* **Beperkt potentieel voor recycling**.
* **Onvoldoende of ongepaste technologische vooruitgang**: Technologie is niet snel genoeg om alle problemen op te lossen.
* **Cost shifting**: Kosten worden verplaatst, bijvoorbeeld van productie naar consumptielanden.
* **Toenemende energiekosten**.
> **Tip:** De kritiek op ontkoppeling benadrukt dat technologische vooruitgang en marktmechanismen alleen niet volstaan. Er is een systeemverandering nodig.
### 1.6 Grenzen aan de groei
Post-groei denkers identificeren drie hoofdtypen grenzen aan de groei:
#### 1.6.1 Ecologische grenzen
Milieuproblemen worden gezien als gevolg van economische activiteiten die de draagkracht en ecologische grenzen van de planeet overschrijden. De "schaal" van de economie is hierbij het vertrekpunt, zoals uiteengezet in het concept van de "Safe Operating Space for Humanity" binnen de ecologische economie. Momenteel worden zeven van de negen planetaire grenzen overschreden.
#### 1.6.2 Sociale grenzen
Groei is in ontwikkelde landen niet langer noodzakelijk om de levenskwaliteit te verbeteren. Dit komt deels doordat het BBP een gebrekkige maatstaf is voor vooruitgang. Er wordt gekeken naar indicatoren zoals subjectief welzijn, en er zijn vragen over de effectiviteit van groei bij het reduceren van armoede.
> **Voorbeeld:** Studies tonen aan dat boven een bepaald BBP per capita niveau (rond de 20.000 dollars) er weinig verband is tussen inkomen en subjectief welzijn. Meer consumptie leidt niet noodzakelijk tot meer geluk.
#### 1.6.3 Praktische grenzen
Dit type grens omvat de economische limieten waarbij de kosten van verdere groei de baten overstijgen (de "futility limit" en de "economic limits"). Daarnaast is er de ecologische catastrofe limiet, waarbij het negeren van milieukosten kan leiden tot planetaire instorting.
### 1.7 Alternatieve welvaartsmaten en Beyond GDP indicatoren
Gezien de beperkingen van het BBP pleiten post-groei denkers voor alternatieve welvaartsmaten en "Beyond GDP" indicatoren. Deze indicatoren richten zich op drie domeinen:
* **Welzijn vandaag**: Hoe gelukkig en tevreden zijn mensen nu?
* **Duurzaamheid**: Hoe beïnvloeden huidige trends toekomstig welzijn?
* **Inclusiviteit**: Hoe wordt welzijn verdeeld onder de bevolking?
Een voorbeeld van een dergelijke indicator is de **Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW)**, ontwikkeld door Daly en Cobb. De ISEW is een gecorrigeerde BBP-maatstaf die probeert de economische welvaart, en daarmee de bijdrage van de economie aan het welzijn van haar inwoners, op een uitgebreidere manier te meten.
De ISEW-methodologie omvat:
* Private consumptieve uitgaven (+)
* Verliezen door inkomensongelijkheid (-)
* Waarde van huishoudelijke arbeid (+)
* Niet-defensieve overheidsuitgaven (+)
* Defensieve private uitgaven (-)
* Kapitaalaanpassingen (+/-)
* Kosten van milieuvervuiling (kort en lang termijn) (-)
* Depreciatie van natuurlijk kapitaal (-)
Dit concept maakt een kosten-batenanalyse op macro-niveau mogelijk om de optimale fysieke schaal van een economie te bepalen, waarbij "oneconomische groei" (waarbij kosten de baten overstijgen) wordt vermeden.
### 1.8 Wat is Degrowth?
Degrowth, een stroming binnen post-groei, kan niet met één definitie worden omvat, maar de kernelementen zijn:
* **Een rechtvaardige krimp van productie en consumptie** die het menselijk welzijn verhoogt en de ecologische omstandigheden verbetert.
* **Een geplande en democratische reductie van materiaal- en energieverbruik** in overconsumerende landen, met verbetering van welzijn en mondiale rechtvaardigheid.
* **Een dekolonisatie van de verbeelding** en de implementatie van andere mogelijke werelden.
> **Tip:** Degrowth is zeker geen klassieke recessie of een terugkeer naar een oertijd. Het focust op het direct bevredigen van behoeften en het respecteren van planetaire grenzen.
#### 1.8.1 Beleidsmaatregelen voor Degrowth
Degrowth kan worden gerealiseerd door middel van specifieke beleidsmaatregelen:
* **Vermindering van minder noodzakelijke productie**: Afschalen van destructieve sectoren zoals fossiele brandstoffen, massaproductie van vlees en zuivel, fast fashion, adverteren, auto's en luchtvaart. Beëindigen van geplande veroudering en verlengen van productlevensduren.
* **Verbetering van publieke diensten**: Universele toegang tot kwalitatieve publieke diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, transport, internet en hernieuwbare energie.
* **Introductie van een groene banengarantie**: Mobiliseren van arbeid voor sociale en ecologische doelen, zoals de installatie van hernieuwbare energie en het verbeteren van de sociale zorg.
* **Reductie van werktijd**: Lagere pensioenleeftijd, stimuleren van deeltijdwerk of een vierdaagse werkweek.
* **Duurzame ontwikkeling mogelijk maken**: Annuleren van onbetaalbare schulden van lage- en middeninkomenslanden en het curbren van ongelijke internationale handel.
#### 1.8.2 Afbouwen van groeiafhankelijkheid
Een cruciaal aspect van post-groei en degrowth is het afbouwen van de groeiafhankelijkheid van systemen en instituties. Veel van onze huidige systemen, zoals pensioensystemen, zijn gebaseerd op de aanname van continue groei. Het erkennen en aanpakken van deze afhankelijkheid is essentieel voor een succesvolle transitie.
---
# De mogelijkheid en kritiek op economische ontkoppeling
Dit gedeelte onderzoekt het concept van economische ontkoppeling, de kritiek hierop en de implicaties voor een post-groei economie.
### 2.1 Het concept van ontkoppeling
Ontkoppeling, of decoupling, verwijst naar het idee om economische groei los te koppelen van milieu-impact. Het centrale principe is dat het mogelijk moet zijn om de productie en consumptie van goederen en diensten te laten toenemen, terwijl de negatieve effecten op het milieu, zoals de uitstoot van broeikasgassen of de consumptie van hulpbronnen, afnemen. Dit concept leeft voort, ondanks kritische geluiden, en wordt vaak als een mogelijke weg gezien om milieuproblemen aan te pakken binnen het bestaande economische systeem.
### 2.2 Kritiek op economische ontkoppeling
Het concept van ontkoppeling is echter onderhevig aan aanzienlijke kritiek, die de haalbaarheid en effectiviteit ervan ter discussie stelt.
#### 2.2.1 De empirische realiteit van ontkoppeling
Het is belangrijk om kritisch te kijken naar claims van ontkoppeling. Vaak wordt ontkoppeling gebaseerd op de productie-uitstoot binnen een bepaald land. Echter, wanneer de consumptiegebaseerde uitstoot wordt bekeken, is de daling vaak minder uitgesproken. Dit komt doordat industrieën worden verplaatst naar andere landen, wat leidt tot een verschuiving van de milieu-impact in plaats van een werkelijke reductie ervan. Dit fenomeen wordt ook wel 'problem shifting' of 'cost shifting' genoemd.
#### 2.2.2 Rebound-effecten
Een centraal kritiekpunt op ontkoppeling zijn de zogenaamde 'rebound-effecten'. Dit zijn onbedoelde effecten die de efficiëntiewinsten tenietdoen. Voorbeelden hiervan zijn:
* **Technologische vooruitgang:** Hoewel technologieën efficiënter kunnen worden, leidt de lagere prijs of het hogere rendement er vaak toe dat er meer van wordt gebruikt, waardoor de totale milieu-impact niet significant daalt. Denk hierbij aan zuinigere auto's die meer gereden worden, of efficiëntere machines die intensiever worden ingezet.
* **Diensteneconomie bovenop materiële economie:** De opkomst van de diensteneconomie wordt soms aangehaald als bewijs van ontkoppeling. Echter, de meeste diensten zijn nog steeds sterk afhankelijk van en verweven met een materiële basis. We leven niet 'in' diensten, maar in een materiële wereld die diensten mogelijk maakt. De vraag naar diensten kan indirect leiden tot een verhoogde materiële consumptie elders.
* **Beperkt potentieel voor recycling:** Hoewel recycling belangrijk is, heeft het zijn limieten. Het is niet altijd economisch rendabel of technisch mogelijk om alle materialen oneindig te recyclen zonder kwaliteitsverlies of aanzienlijke energie-input.
* **Onvoldoende of ongepaste technologische vooruitgang:** De snelheid en de richting van technologische vooruitgang zijn niet altijd voldoende om de omvang van milieuproblemen aan te pakken.
#### 2.2.3 Het probleem van verschuiving (Problem Shifting)
Zoals eerder genoemd, is 'problem shifting' een cruciaal punt. Dit betekent dat de milieu-impact niet verdwijnt, maar simpelweg verplaatst wordt:
* **Consumptie vs. Productie:** De focus op productie-emissies in rijke landen maskeert de emissies die worden gegenereerd door de import van goederen uit landen met lagere milieunormen.
* **Kostenverschuiving:** De werkelijke kosten van milieuschade worden vaak niet volledig meegenomen in de economische berekeningen, waardoor het lijkt alsof er ontkoppeling plaatsvindt.
* **Voorbeelden van opkomende technologieën:** Zelfs technologieën die als duurzaam worden gepresenteerd, zoals elektrische voertuigen of biobrandstoffen, hebben hun eigen milieu-impact en rebound-effecten. Elektrische voertuigen vereisen de winning van zeldzame mineralen, en biobrandstoffen kunnen leiden tot ontbossing en concurrentie met voedselproductie. Ook nucleaire energie, hoewel koolstofarm, brengt uitdagingen met zich mee op het gebied van afvalbeheer en veiligheid.
### 2.3 Noodzaak van systeemverandering
De kritiek op economische ontkoppeling suggereert dat technologische vooruitgang en marktmechanismen alleen onvoldoende zijn om de ecologische en sociale uitdagingen van de 21e eeuw aan te pakken. Er is een fundamentele systeemverandering nodig. Post-groei denkers benadrukken dat we verder moeten kijken dan het streven naar constante economische groei en ons moeten richten op het welzijn van mens en planeet binnen ecologische en sociale grenzen.
#### 2.3.1 Grenzen aan de groei
Dit perspectief erkent drie belangrijke grenzen aan groei:
* **Ecologische grenzen:** De economie kan niet onbeperkt groeien zonder de draagkracht van de planeet te overschrijden. Veel economische activiteiten overschrijden de veilige operationele ruimte voor de mensheid.
* **Sociale grenzen:** In ontwikkelde landen is economische groei niet langer noodzakelijk om de levenskwaliteit te verbeteren. Er is een groeiend verschil tussen economische groei (gemeten in BBP) en welzijn (gemeten in subjectief geluk of levenskwaliteit).
* **Praktische grenzen:** Er zijn praktische en economische limieten aan de schaal van productie en consumptie. Voorbij een bepaald punt worden de kosten van verdere groei groter dan de baten, wat leidt tot 'oneconomische groei'.
#### 2.3.2 Alternatieve welvaartsindicatoren
Om de beperkingen van het Bruto Binnenlands Product (BBP) te overwinnen, is de ontwikkeling en implementatie van alternatieve welvaartsindicatoren cruciaal. Deze indicatoren proberen een breder beeld te geven van welzijn en duurzaamheid, en omvatten vaak aspecten als:
* **Welzijn vandaag:** Huidig welzijn en levenskwaliteit van de bevolking.
* **Duurzaamheid:** De impact van huidige trends op toekomstig welzijn en ecologische stabiliteit.
* **Inclusiviteit:** De verdeling van welzijn en welvaart binnen een samenleving.
Een voorbeeld van een dergelijke indicator is de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW), die probeert de kosten van milieuschade en sociale ongelijkheid mee te nemen in de berekening van economische welvaart.
#### 2.3.3 Degrowth als alternatief beleidskader
Degrowth (krimp) wordt voorgesteld als een beleidskader dat gericht is op een "rechtvaardige en democratische inkrimping van productie en consumptie" in overconsumerende landen. Dit betekent niet noodzakelijk een economische recessie, maar een geplande en doelbewuste reductie van materiële en energie doorvoer, met als doel het menselijk welzijn en de ecologische condities te verbeteren. Beleidsmaatregelen binnen degrowth omvatten:
* **Vermindering van minder noodzakelijke productie:** Afbouw van destructieve sectoren zoals fossiele brandstoffen, massaproductie van vlees en zuivel, fast fashion, en de auto-industrie. Dit gaat gepaard met het verlengen van de levensduur van producten en het verminderen van de koopkracht van de rijken.
* **Verbetering van publieke diensten:** Universele toegang tot hoogwaardige publieke diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en hernieuwbare energie, die sociaal welzijn kunnen leveren zonder hoge materiaalinvesteringen.
* **Groene banen garanderen:** Mobiliseren van arbeidskrachten voor sociale en ecologische doelen, zoals de installatie van hernieuwbare energie en het herstellen van ecosystemen. Dit kan gecombineerd worden met een universeel basisinkomen.
* **Reductie van werktijd:** Het verkorten van de werkweek kan bijdragen aan het verlagen van de uitstoot en het verhogen van welzijn.
* **Duurzame ontwikkeling bevorderen:** Annuleren van onbetaalbare schulden van lage- en middeninkomenslanden en het tegengaan van oneerlijke internationale handel.
Uiteindelijk is een kernpunt het afbouwen van de groeiafhankelijkheid van onze systemen, zowel op bedrijfsniveau als op maatschappelijk niveau, om een duurzamere en rechtvaardigere toekomst te realiseren.
---
# Grenzen aan groei en alternatieve welvaartsmaten
Dit onderwerp verkent de ecologische, sociale en praktische limieten aan economische groei en introduceert alternatieve indicatoren die welzijn en duurzaamheid beter meten dan het Bruto Binnenlands Product (BBP).
### 3.1 De kritiek op economische groei en het BBP
Het traditionele concept van economische groei, gedefinieerd als een toename van de productie en consumptie van goederen en diensten, wordt steeds vaker onder de loep genomen. Hoewel het BBP lange tijd de primaire indicator is geweest voor economische prestaties, vertoont het significante tekortkomingen.
#### 3.1.1 Methodologische beperkingen van het BBP
Het BBP meet voornamelijk marktproductie, waardoor belangrijke economische activiteiten zoals freeware, huishoudelijke arbeid en vrijwilligerswerk buiten beschouwing blijven. Daarnaast worden defensieve uitgaven, zoals die gerelateerd aan lawaaihinder, meegeteld, evenals de kosten van milieuschade, zoals de opruiming van een olieramp. Deze methodologische beperkingen bieden een onvolledig beeld van de werkelijke welvaart.
#### 3.1.2 Fundamentele kritieken op het BBP
Sinds de jaren zeventig zijn er meer fundamentele kritieken op het BBP naar voren gekomen, die zich concentreren op drie hoofdlijnen:
* **Een middel, geen doel op zich**: Economische groei zou niet het ultieme doel moeten zijn, maar een middel om welzijn te bereiken. De focus verschuift naar de vraag waarom we groeien en wat we met die groei willen bereiken.
* **Goede groei versus slechte groei**: Er is een noodzaak om onderscheid te maken tussen groei die daadwerkelijk bijdraagt aan welzijn en duurzaamheid, en groei die schadelijk is voor mens en milieu. Groei in criminele activiteiten of milieuvervuiling is bijvoorbeeld niet wenselijk.
* **Fysieke beperkingen aan de groei**: De economie opereert binnen planetaire grenzen. Onbeperkte groei is op lange termijn onhoudbaar gezien de eindige natuurlijke hulpbronnen en de capaciteit van de aarde om afval te verwerken.
#### 3.1.3 Verdere problemen met het BBP per capita
Het gebruik van BBP per capita als maatstaf voor levensstandaard brengt ook problemen met zich mee:
* **Gemiddelde waarde**: Het BBP per capita is een gemiddelde en zegt niets over de inkomensverdeling binnen een land. Grote verschillen tussen rijk en arm kunnen gemaskeerd worden.
* **Internationale vergelijkingen**: Hoewel het BBP per capita een indicatie kan geven van de economische activiteit, is het problematisch om dit direct te vergelijken tussen landen met sterk uiteenlopende sociale en ecologische contexten.
#### 3.1.4 De opkomst van post-groei
Post-groei is een koepelterm die verschillende maatschappelijke stromingen omvat die kritisch staan tegenover de focus op economische groei. Sinds 2018 bundelen deze stromingen hun krachten, zoals blijkt uit de Post-Growth conferentie in het Europees Parlement, met steun van diverse middenveldorganisaties. Denk aan concepten als Doughnut Economics, Ecological Economics en Degrowth.
### 3.2 Grenzen aan groei
De post-groei beweging stelt dat technologische vooruitgang en marktmechanismen alleen niet volstaan om de huidige uitdagingen op te lossen; een systeemverandering is noodzakelijk. Hierbij worden drie soorten grenzen aan de groei onderscheiden: ecologische, sociale en praktische grenzen.
#### 3.2.1 Ecologische grenzen
De ecologische grenzen van de aarde worden overschreden door economische activiteiten. Concepten zoals de 'Safe Operating Space for Humanity' benadrukken dat we ons met de huidige economische schaal ver buiten veilige planetaire grenzen begeven. Van de negen planetaire grenzen worden er momenteel zeven overschreden.
#### 3.2.2 Sociale grenzen
In ontwikkelde landen is economische groei niet langer noodzakelijk voor het verbeteren van de levenskwaliteit. Data rond subjectief welzijn tonen aan dat er na een bepaald basisniveau van welvaart geen significante toename van geluk meer is door toenemende consumptie.
> **Tip:** Het verband tussen BBP per capita en subjectief welzijn vlakt sterk af na ongeveer 20.000 dollar per persoon. Dit suggereert dat welvaartsmaximalisatie via eindeloze groei niet noodzakelijk leidt tot meer geluk of welzijn.
De "Iron Cage of Consumerism", zoals beschreven door Tim Jackson, illustreert hoe consumentisme ons kan aanzetten tot het uitgeven van geld dat we niet hebben, aan dingen die we niet nodig hebben, om indruk te maken op mensen waar we niet om geven.
#### 3.2.3 Praktische grenzen
Praktische grenzen aan groei ontstaan uit de waargenomen stagnatie en afname van de economische groei zelf. De jaarlijkse economische groei is significant gedaald van gemiddeld 4,8% in de jaren zestig tot 1,5% in de jaren tien. Dit roept de vraag op hoe we omgaan met een "low growth reality" en of we dalende groei moeten omarmen in plaats van proberen tegen te gaan.
### 3.3 Ontkoppeling: een gebrekkig concept?
Het idee van ontkoppeling (decoupling) – waarbij economische groei plaatsvindt zonder evenredige toename van milieu-impact – wordt door critici als onvoldoende beschouwd.
#### 3.3.1 De realiteit van ontkoppeling
Het concept van ontkoppeling wordt uitgedaagd door onder andere:
* **Rebound effecten**: Besparingen op energie of materialen door efficiëntieverbeteringen leiden vaak tot een toename van verbruik elders.
* **Problem shifting**: Oplossingen in één domein creëren problemen in een ander domein (bv. de productie van biobrandstoffen die landbouwgrond en biodiversiteit aantast).
* **Diensteneconomie**: De groei van de dienstensector wordt vaak gepresenteerd als een teken van ontkoppeling, maar de dienstensector blijft fundamenteel afhankelijk van een materiële economie.
* **Beperkt potentieel voor recyclage**: Ondanks inspanningen blijft de effectiviteit van recyclage beperkt in verhouding tot de totale productie.
* **Cost shifting**: Kosten verschuiven van productie naar consumptie, wat de totale milieu-impact niet noodzakelijk vermindert.
### 3.4 Alternatieve welvaartsmaten
Gezien de beperkingen van het BBP is er behoefte aan alternatieve indicatoren die welzijn en duurzaamheid beter weerspiegelen. Deze indicatoren kunnen zich richten op drie domeinen: welzijn vandaag, duurzaamheid (huidige trends die toekomstig welzijn beïnvloeden) en inclusiviteit (de verdeling van welzijn).
#### 3.4.1 De Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW)
De Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW), ontwikkeld door Daly en Cobb, is een voorbeeld van een alternatieve welvaartsmaatstaf. Het is een gecorrigeerd BBP dat de kosten en baten van economische activiteiten probeert mee te nemen om de bijdrage van de economie aan het welzijn van haar inwoners te meten.
De methodologie van de ISEW omvat de volgende componenten:
$$ \text{ISEW} = \text{private consumptieve uitgaven} (+) $$
$$ -\text{verliezen door inkomensongelijkheid} (-) $$
$$ +\text{waarde van huishoudelijke arbeid} (+) $$
$$ +\text{niet-defensieve overheidsuitgaven} (+) $$
$$ +\text{defensieve private uitgaven} (-) $$
$$ +\text{kapitaalaanpassingen} (+/-) $$
$$ -\text{kosten van milieuvervuiling, KT en LT} (-) $$
$$ -\text{depreciatie van natuurlijk kapitaal} (-) $$
Het doel van de ISEW is om, door middel van een kosten-batenanalyse op macro-niveau, de optimale fysieke schaal van een economie te bepalen. Economische groei die de optimale schaal overschrijdt, wordt beschouwd als "oneconomische groei", omdat de kosten de baten overstijgen.
> **Voorbeeld:** De ISEW voor de Europese Unie toont aan dat welvaart minder sterk stijgt dan het BBP, en dat de financiële crisis weliswaar een kost had voor het BBP, maar niet noodzakelijk voor de welvaart gemeten via de ISEW.
#### 3.4.2 Degrowth
Degrowth is een concept dat pleit voor een geplande en democratische reductie van materiaal- en energieverbruik in overconsumerende landen, met als doel welzijn en mondiale rechtvaardigheid te verbeteren. Het is geen "klassieke recessie" of terugkeer naar een pre-industriële samenleving, maar richt zich op een evenwichtige inkrimping van productie en consumptie om welzijn en ecologische omstandigheden te verbeteren.
Beleidsmaatregelen die bijdragen aan degrowth omvatten:
* **Vermindering van minder noodzakelijke productie**: Afbouw van sectoren met hoge milieu-impact en weinig welzijnswinsten (bv. fossiele brandstoffen, intensieve veehouderij, fast fashion).
* **Verbetering van publieke diensten**: Universele toegang tot hoogwaardige publieke diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs en duurzaam transport.
* **Groene banen garantie**: Mobilisatie van arbeid voor sociale en ecologische doelen, zoals de installatie van hernieuwbare energie en het isoleren van gebouwen.
* **Reductie van werktijd**: Lagere pensioenleeftijd, deeltijds werken of een vierdaagse werkweek om emissies te verlagen en ruimte te creëren voor zorgactiviteiten.
* **Duurzame ontwikkeling**: Kwijtschelden van schulden, eerlijke internationale handel en heroriëntatie van productie op sociale doelen.
Een cruciaal aspect is het afbouwen van de groeiafhankelijkheid van economische en maatschappelijke systemen.
---
# Degrowth: beleid en strategieën voor een duurzame economie
Degrowth stelt een planmatige en democratische reductie van materiaal- en energieverbruik voor als antwoord op ecologische grenzen en de noodzaak aan een duurzame economie.
### 4.1 Principes van degrowth
Degrowth is een koepelterm die een reeks maatschappelijke stromingen verenigt die kritisch staan tegenover economische groei. Deze stromingen benadrukken de noodzaak om krachten te bundelen, wat in 2018 resulteerde in de Post-Growth conferentie in het Europees Parlement. De kern van degrowth ligt in het besef dat we de ecologische grenzen van de planeet overschrijden en streven naar een transitie naar een duurzame economie die binnen deze grenzen opereert. Dit staat in contrast met het pro-groei, of 'groene groei', paradigma dat stelt dat economische groei en ecologische duurzaamheid hand in hand kunnen gaan.
#### 4.1.1 Kritiek op economische groei en het BBP
Het traditionele concept van economische groei, doorgaans gemeten aan de hand van het Bruto Binnenlands Product (BBP), kent significante kritieken.
* **Methodologische problemen van het BBP:**
* Het meet voornamelijk marktproductie en negeert waardevolle activiteiten zoals freeware, huishoudelijke arbeid en vrijwilligerswerk.
* Het omvat defensieve uitgaven, zoals kosten voor het opruimen van milieuschade (bv. olierampen), die de groei oppoepen maar niet noodzakelijk het welzijn verhogen.
* Milieukosten worden niet meegenomen in de berekening.
* **Fundamentele kritieken sinds de jaren '70:**
* Groei wordt gezien als een middel, niet als een doel op zich. De vraag waarom we groeien, staat centraal.
* Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 'goede' en 'slechte' groei, waarbij rekening wordt gehouden met de milieu-impact.
* Fysieke beperkingen aan de groei worden erkend.
* Het BBP meet niet wat het leven waardevol maakt, zoals sociale connecties en individueel welzijn.
* **Beperkingen van BBP per capita:**
* Het is een gemiddelde waarde en geeft geen informatie over de inkomensverdeling binnen een land.
* Er zijn grote verschillen in BBP per capita tussen landen.
Economische groei is een relatief recent fenomeen (laatste 200 jaar) en een recent beleidsdoel (sinds de jaren '50). De rationale achter de nadruk op groei omvat economische stabiliteit, jobcreatie, hogere levensstandaarden, armoedebestrijding en het idee dat milieubeleid economische groei kan aanwakkeren.
#### 4.1.2 Ontkoppeling (Decoupling)
Het concept van ontkoppeling suggereert dat de ecologische impact van economische activiteiten kan afnemen, terwijl de economische groei doorgaat. Echter, er zijn significante kritieken op dit concept:
* **Rebound-effecten:** Besparingen door efficiëntie worden gecompenseerd door een toename van consumptie.
* **Probleemverschuiving:** Milieuproblemen worden verplaatst van het ene domein naar het andere (bv. van productie naar consumptie, of van de ene technologie naar de andere zoals bij elektrische voertuigen of biobrandstoffen).
* **Diensteneconomie:** De focus op diensten is vaak nog steeds gebaseerd op een materiële economie en vereist materiële input.
* **Beperkt potentieel voor recycling:** Recyclage alleen is onvoldoende om de materiaalstroom te beperken.
* **Onvoldoende technologische vooruitgang:** Technologie lost niet alle problemen op of creëert nieuwe problemen.
* **Cost shifting:** Kosten worden verschoven van productie naar consumptie.
Degrowth-denkers stellen dat technologische vooruitgang en marktmechanismen alleen niet volstaan; er is een fundamentele systeemverandering nodig.
#### 4.1.3 Grenzen aan de groei
Degrowth erkent drie types grenzen aan groei:
* **Ecologische grenzen:** Economische activiteiten overschrijden de draagkracht van de planeet. Negen planetaire grenzen zijn geïdentificeerd, waarvan er zeven worden overschreden. De schaal van de economie is hierbij het vertrekpunt.
* **Sociale grenzen:** Groei is niet langer noodzakelijk voor het verbeteren van de levenskwaliteit in ontwikkelde landen. Data rond subjectief welzijn tonen weinig verband tussen een hoog BBP per capita en geluk. De focus verschuift naar het bevredigen van sociale behoeften en het verminderen van ongelijkheid.
* **Praktische grenzen:** Economische activiteiten kunnen onwenselijk worden als de kosten groter worden dan de baten (oneconomische groei). Dit wordt geïllustreerd door het concept van de 'Iron Cage of Consumerism', waarbij men gedreven wordt tot consumptie die niet bijdraagt aan welzijn.
#### 4.1.4 Beyond GDP indicatoren en alternatieve welvaartsmaten
Om de beperkingen van het BBP te overkomen, worden alternatieve indicatoren en welvaartsmaten voorgesteld die focussen op:
* **Welzijn vandaag:** Directe meting van het welzijn van de bevolking.
* **Duurzaamheid:** Impact van huidige trends op toekomstig welzijn.
* **Inclusiviteit:** Verdeling van welzijn binnen de samenleving.
Een voorbeeld hiervan is de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW), die een gecorrigeerde versie van het BBP is en probeert de economische welvaart te meten door kosten en baten van economische activiteiten in geld uit te drukken, teneinde de optimale fysieke schaal van een economie te bepalen. Dit omvat een kosten-batenanalyse op macro-niveau, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals inkomensongelijkheid, huishoudelijke arbeid, niet-defensieve overheidsuitgaven, defensieve private uitgaven, milieuvervuiling en depreciatie van natuurlijk kapitaal. Het doel is om weg te blijven van de 'ecological catastrophe limit' en de 'futility limit' door te streven naar de optimale schaal van de economie.
### 4.2 Definities en beleid van Degrowth
Er is geen eenduidige definitie van degrowth, maar de kernconcepten blijven terugkomen:
* **Schneider et al.:** Een "equitable downscaling of production and consumption that increases human well-being and enhances ecological conditions."
* **Hickel:** "A planned and democratic reduction in material and energy throughput in over-consuming nations, while improving well-being and global justice." Deze definitie legt de nadruk op de reductie van energieverbruik en het verbeteren van welzijn en rechtvaardigheid, zonder noodzakelijk een krimp van het BBP te eisen, zolang grenzen gerespecteerd worden.
* **Demaria & Latouche:** "A decolonization of the imaginary, and implementation of other possible worlds." Dit benadrukt de noodzaak om te ontsnappen aan het dominante groeiverhaal en alternatieve modellen te verkennen.
Degrowth is nadrukkelijk geen klassieke recessie, terugkeer naar de oertijd, of het volledig stoppen van de economie. Het richt zich op het direct bevredigen van behoeften en het realiseren van duurzame en rechtvaardige omstandigheden.
#### 4.2.1 Strategieën voor degrowth beleid
Degrowth beleid stelt een reeks concrete strategieën voor:
* **Verminderen van minder noodzakelijke productie:**
* Afschalen van destructieve sectoren zoals fossiele brandstoffen, massaproductie van vlees en zuivel, fast fashion, reclame, auto's en luchtvaart (inclusief privéjets).
* Beëindigen van geplande veroudering, verlengen van de levensduur van producten.
* Verminderen van de koopkracht van de rijken.
* **Verbeteren van publieke diensten:**
* Garanderen van universele toegang tot hoogwaardige publieke diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, transport, internet, hernieuwbare energie en voedzaam voedsel.
* Publieke diensten kunnen sterke sociale uitkomsten leveren met een lager materiaal- en energieverbruik.
* **Introductie van een garantie op groene banen:**
* Trainen en mobiliseren van arbeid voor urgente sociale en ecologische doelen (bv. installatie van hernieuwbare energie, isolatie van gebouwen, herstel van ecosystemen, verbetering van ouderenzorg).
* Dit zou werkloosheid beëindigen en een rechtvaardige transitie waarborgen voor werknemers in krimpende sectoren (bv. fossiele brandstoffen). Kan gecombineerd worden met een universeel basisinkomen.
* **Vermindering van werktijd:**
* Dit kan door het verlagen van de pensioenleeftijd, het stimuleren van deeltijdwerk of het invoeren van een vierdaagse werkweek.
* Deze maatregelen verminderen de CO2-uitstoot, maken tijd vrij voor zorgtaken en welzijnsverbeterende activiteiten, en stabiliseren de werkgelegenheid bij afnemende productie.
* **Mogelijk maken van duurzame ontwikkeling:**
* Annuleren van oneerlijke en onbetaalbare schulden van lage- en middeninkomenslanden.
* Beperken van ongelijke handel in internationale handelsrelaties.
* Creëren van voorwaarden voor het heroriënteren van productiecapaciteit naar sociale doelstellingen.
#### 4.2.2 Afbouwen van groeiafhankelijkheid
Een cruciaal aspect van degrowth is het afbouwen van de systemische afhankelijkheid van groei. Veel van onze huidige systemen, inclusief bedrijfsvoering en sociale zekerheidssystemen (zoals pensioenen gebaseerd op een groeiende bevolking), zijn ingebouwd op groei. Het is essentieel om deze afhankelijkheid te herkennen en te transformeren naar systemen die minder gevoelig zijn voor groeicondities en die binnen ecologische en sociale grenzen opereren. Dit vereist een herziening van economische modellen en beleidsdoelstellingen.
> **Tip:** Begrijp de verschillende definities van degrowth en de specifieke beleidsvoorstellen die eraan gekoppeld zijn. Maak een duidelijk onderscheid tussen degrowth en een recessie.
> **Example:** Een voorbeeld van 'minder noodzakelijke productie' is het actief ontmoedigen van de productie van wegwerpartikelen of het stimuleren van reparatiediensten boven de aankoop van nieuwe producten. Een 'garantie op groene banen' zou bijvoorbeeld werknemers uit de fossiele brandstofindustrie kunnen omscholingen tot monteurs voor zonnepanelen of windturbines.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Post-groei | Een koepelterm voor maatschappelijke stromingen die kritisch staan tegenover economische groei en pleiten voor een ander economisch model. |
| BBP (Bruto Binnenlands Product) | De totale monetaire waarde van alle finale goederen en diensten die in een land gedurende een bepaalde periode worden geproduceerd. Het is een veelgebruikte indicator voor de economische activiteit van een land. |
| Ecologische overshoot | Een situatie waarin de menselijke consumptie van natuurlijke hulpbronnen de capaciteit van de aarde om deze hulpbronnen te regenereren en de afvalstoffen te absorberen, overschrijdt. |
| Steady-state economie | Een economisch model dat streeft naar een stabiele economische omvang, zonder voortdurende groei of krimp, en dat binnen de ecologische grenzen van de planeet opereert. |
| Ontkoppeling (Decoupling) | Het proces waarbij de economische groei wordt gescheiden van de milieu-impact, zodat de economie kan groeien zonder dat de ecologische voetafdruk evenredig toeneemt. |
| Rebound-effecten | Onverwachte secundaire effecten die de efficiëntieverbeteringen die door technologische vooruitgang worden bereikt, tenietdoen of verminderen, waardoor het nettoverbruik gelijk blijft of zelfs toeneemt. |
| Diensteneconomie | Een economie waarin de nadruk ligt op het leveren van diensten in plaats van de productie van fysieke goederen. Echter, deze diensten steunen vaak nog steeds op een materiële basis. |
| Ecologische grenzen | Fundamentele planetaire grenzen die de draagkracht van de aarde voor menselijke activiteiten bepalen, zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en stikstofcycli. |
| Sociale grenzen | De grenzen die aangeven wanneer economische groei niet langer bijdraagt aan het verbeteren van het welzijn van mensen in ontwikkelde landen, en wanneer basisbehoeften niet meer adequaat worden vervuld. |
| Subjectief welzijn | Een persoonlijke evaluatie van iemands eigen leven, vaak gemeten door geluk, tevredenheid en positieve emoties. |
| Iron Cage of Consumerism | Een metafoor die beschrijft hoe consumentisme mensen kan opsluiten in een cyclus van eindeloos consumeren, vaak ten koste van andere belangrijke aspecten van het leven. |
| Degrowth (Krimp) | Een beweging die pleit voor een geplande en democratische reductie van de materiële en energie-doorstroming in over-consumerende landen, met als doel welzijn en mondiale rechtvaardigheid te verbeteren. |
| Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW) | Een economische indicator die probeert de welvaart van een land op een meer holistische en duurzame manier te meten dan het BBP, door rekening te houden met sociale en ecologische factoren. |
| Oneconomische groei | Economische groei die meer kosten met zich meebrengt dan baten, wat resulteert in een afname van het netto welzijn of een overschrijding van ecologische grenzen. |
| Groeiafhankelijkheid | De situatie waarin economische systemen, beleid of bedrijfsmodellen zo zijn ingericht dat ze constante economische groei vereisen om te functioneren of te overleven. |
Cover
Session04-economics-dlimate-change - Tagged.pdf
Summary
# Understanding the climate problem
The climate problem is a complex and dynamic issue characterized by scientific consensus on human-induced changes, observed physical impacts, the long-lasting effects of accumulated emissions, and its deep interconnection with biodiversity loss, including critical tipping points and significant distributional challenges [5](#page=5).
### 1.1 The scientific consensus on climate change
The scientific community has reached a strong consensus regarding climate change, with organizations like the Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) serving as reliable sources of objective scientific information. The IPCC's assessment reports, such as the Sixth Assessment Report (AR6), highlight that changes in climate are rapid, widespread, and intensifying, and crucially, that human influence is unequivocal. The scientific message also conveys that it is not too late to act, and that every ton of emissions counts [4](#page=4).
### 1.2 Observed impacts of climate change
Observed facts include rising global temperatures, increasing sea levels, and shrinking ice cover. The global mean temperature is demonstrably increasing, bringing it very close to the 1.5°C target set in Paris in 2015. This warming is particularly pronounced in regions closer to the poles. For instance, Belgium is warming at almost double the global rate, with an increase of +2.86°C since measurements began in 1833 [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.3 Climate change as a dynamic problem: stock vs. flow
Climate change is best understood as a stock problem rather than a flow problem. Annual emissions, which represent a flow, accumulate in the atmosphere as a concentration, forming a stock that persists for a long time. The atmospheric concentration of carbon dioxide, for example, remains active for over 100 years, and other greenhouse gases persist even longer. The volume of this atmospheric stock is what drives global temperature change, illustrated by the bathtub analogy: if emissions were to stop today, climate change would continue for decades because of the accumulated stock [8](#page=8).
### 1.4 Interconnectedness of climate and biodiversity crises
The climate and biodiversity crises are deeply interconnected problems. Ecosystems play a crucial role as carbon sinks; for instance, approximately 55% of global carbon emissions are absorbed by vegetation through photosynthesis (30%) and by oceans through phytoplankton (25%). Conversely, biodiversity loss exacerbates climate change, and vice versa [5](#page=5) [9](#page=9).
> **Tip:** Remember that 1 ton of carbon (C) is equivalent to approximately 3.667 tons of CO2, calculated as $\frac{44}{12}$ [9](#page=9).
### 1.5 Tipping points and system dynamics
Climate change involves system dynamics, including feedbacks, non-linearities, and tipping points. A tipping point is a threshold that, once exceeded, leads to significant and often irreversible changes in the state of a system. Returning to the original state after crossing a tipping point is very difficult, potentially leading to a new, locally stable equilibrium, such as one characterized by high temperatures and low ice cover [10](#page=10) [5](#page=5).
Major examples of potential tipping points include the Atlantic Meridional Overturning Circulation (AMOC), permafrost thaw (releasing methane), the Amazon rainforest, Arctic sea ice cover, and the ice sheets of Greenland and Antarctica. These are typically long-run phenomena [11](#page=11).
### 1.6 Risk, uncertainty, and the tails of the distribution
Climate change presents a scenario of deep uncertainty rather than simply risk. Risk implies that all possible states and their probabilities are known and quantifiable, which is not the case with climate change. Furthermore, insurance models rely on uncorrelated risks, whereas climate change risks are often correlated [12](#page=12).
A critical aspect is the shift in both the mean and the variance of climate-related phenomena. The most damaging impacts, such as extreme droughts, floods, and heat waves, occur in the tails of the distribution, not just from the average changes. This emphasizes the importance of considering "fat tails," as discussed in the book *Climate Shock* [12](#page=12).
### 1.7 Distributional issues in climate change
Climate change is characterized by significant distributional problems, both between and within generations [14](#page=14) [5](#page=5).
#### 1.7.1 Inter-generational distributional impacts
There is a strong negative distributional impact across generations because the most severe damages from climate change are projected to materialize beyond 2050. This means that while the costs of taking action fall on the current generation, the most significant benefits of that action will accrue to future generations [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.7.2 Intra-generational distributional impacts
Within generations, low-income countries are typically more vulnerable to climate change impacts due to their geographical location and possess fewer means to adapt compared to high-income countries. These adaptation measures include building dikes, establishing emergency and health systems, and developing drought-resistant crops. Medium-income countries often prioritize economic growth, while high-income countries have more to lose from severe climate impacts [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 1.8 The political challenge of climate change
Climate change poses a "wicked problem" for politicians due to a disconnection between those who bear the costs of taking action and those who benefit from such actions. This challenge is evident in both inter-generational and intra-generational contexts. While there is a climate problem, strategies exist to cope with it [14](#page=14) [15](#page=15).
---
# Strategies for addressing climate change
This section outlines the principal approaches to combatting climate change, focusing on geo-engineering, adaptation, and mitigation, alongside an examination of emission drivers and international cooperation complexities [16](#page=16).
### 2.1 Overview of strategies
Three main categories of strategies exist to address climate change: geo-engineering, adaptation, and mitigation [17](#page=17).
### 2.2 Geo-engineering
Geo-engineering involves active intervention in the climate system. Various technologies fall under this umbrella [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.2.1 Proposed geo-engineering techniques
Examples of geo-engineering approaches include:
* Placing mirrors in space [17](#page=17).
* Injecting aerosols into the atmosphere [17](#page=17).
* Fertilizing oceans [17](#page=17).
* Removing carbon directly from the atmosphere, such as through Direct Air Capture (DAC) [17](#page=17).
#### 2.2.2 Potential benefits and concerns of geo-engineering
**Potential benefits:**
* Some methods, like aerosols, may be relatively inexpensive compared to emission reduction investments [19](#page=19).
* Geo-engineering might provide crucial time if emissions continue to rise significantly [19](#page=19).
**Significant concerns:**
* **Moral hazard:** It could reduce the incentive to cut greenhouse gas emissions [19](#page=19).
* **Free riding:** Disagreements may arise over who bears the cost and responsibility for implementation [19](#page=19).
* **Unilateral actions:** Countries acting alone could lead to political instability and fairness issues [19](#page=19).
* **Termination shock:** Abruptly stopping an intervention could cause severe climate disruption [19](#page=19).
* Past large-scale interventions in ecosystems have a poor track record [19](#page=19).
### 2.3 Adaptation
Adaptation focuses on limiting the impact and damage caused by climate change [17](#page=17) [20](#page=20).
#### 2.3.1 Adaptation measures
Examples of adaptation measures include:
* Constructing dikes and flood defenses [17](#page=17) [20](#page=20).
* Enhancing water infiltration and storage capabilities [20](#page=20).
* Establishing early warning systems and improving emergency services [20](#page=20).
* Developing drought-resistant crops [17](#page=17) [20](#page=20).
* Improving city planning to mitigate the urban heat island effect [20](#page=20).
* Implementing air conditioning or natural ventilation systems [20](#page=20).
### 2.4 Mitigation
Mitigation aims to avoid or limit climate change by reducing greenhouse gas (GHG) emissions [17](#page=17) [21](#page=21).
#### 2.4.1 Mitigation measures
Key mitigation strategies include:
* **Improving energy efficiency:** This involves reducing heat losses, insulating buildings, and using energy-efficient appliances [21](#page=21).
* **Switching to renewable energy sources:** This entails transitioning from fossil fuels (coal, gas, oil) to renewables like wind, solar, tidal, and geothermal energy [17](#page=17) [21](#page=21).
* **Dietary changes:** Shifting towards more plant-based food consumption [21](#page=21).
* **Reducing consumption and production:** Lowering overall demand and industrial output [17](#page=17) [21](#page=21).
### 2.5 Greenhouse gases beyond CO2
While carbon dioxide (CO2) is a major concern, other greenhouse gases (GHGs) also contribute to climate change. Emissions are often reported as CO2 equivalent (CO2e), which weights different GHGs by their Global Warming Potential (GWP). Currently, CO2 accounts for approximately 75% of total GHG emissions, with non-CO2 gases making up the remaining 25% [22](#page=22).
### 2.6 Global GHG emissions trends
Global GHG emissions, including those from land-use changes, have increased by approximately 45% since 1990. This growth is particularly strong in middle and low-income countries, while high-income countries have seen stable or decreasing emissions. For example, the European Union (EU) has reduced emissions by 38% compared to 1990 levels, and Belgium by 27% [23](#page=23).
#### 2.6.1 Shifting emissions landscape
The share of emissions from low and middle-income countries has been growing. China now accounts for over 30% of global emissions. Conversely, the EU's share of global emissions decreased from 17% in 1990 to 6.6% in 2023. These figures are based on a production perspective [24](#page=24).
### 2.7 Drivers of emissions: The Kaya identity
The Kaya identity provides a framework for understanding the fundamental drivers of GHG emissions. It decomposes emissions into four key factors [25](#page=25):
1. **Population:** The total number of people [25](#page=25).
2. **GDP per capita (affluence):** The average economic output per person [25](#page=25).
3. **Energy use per unit of GDP (energy intensity):** The amount of energy required to produce one unit of economic output [25](#page=25).
4. **GHG emissions per unit of energy (emission intensity):** The amount of greenhouse gases emitted per unit of energy produced [25](#page=25).
This identity helps identify potential policy interventions to reduce emissions [25](#page=25).
> **Tip:** The Kaya identity is a crucial tool for analyzing emission trends and formulating effective climate policies.
#### 2.7.1 Global Kaya decomposition (1990-2023)
Globally, from 1990 to 2023, CO2 emissions from fossil fuels, steel, and cement production continued to grow (+65%). Population (+50%) and GDP per capita (+100%) have been major drivers increasing emissions. Improvements in energy efficiency have helped drive emissions down (-40%), and the carbon intensity of energy production has decreased slowly (-5%), leading to a relative decoupling of emissions from economic growth [27](#page=27).
#### 2.7.2 Kaya decomposition for Belgium (1990-2020)
In Belgium, between 1990 and 2020, CO2 emissions from fossil fuels, steel, and cement making have decreased (-35%). Population (+19%) and GDP per capita (+50%) have contributed to increasing emissions. However, significant reductions in energy efficiency (-23%) and carbon intensity (-50%) have led to an *absolute* decoupling of emissions from economic activity [28](#page=28).
### 2.8 Consumption versus production perspective
Most emission data is presented from a territorial or production perspective, meaning emissions are attributed to where they are produced. However, in open economies, significant amounts of goods and services are imported and exported [29](#page=29).
#### 2.8.1 Limitations of the production perspective
The production perspective can be a poor measure of a nation's actual responsibility for emissions in open economies, as it doesn't account for the emissions embedded in traded goods [29](#page=29).
#### 2.8.2 Challenges of the consumption perspective
Calculating emissions from a consumption perspective (carbon footprint) is complex due to:
* The need to track trade in raw materials, intermediate goods, and final products [29](#page=29).
* Highly interconnected global supply chains [29](#page=29).
* The requirement for intricate global Input-Output tables [29](#page=29).
Data sources for this perspective include EU Eurostat's FIGARO, OECD, WIOD, and GTAP. These calculations are often based on national and sectoral averages rather than precisely tracking "embodied" emissions in traded goods [29](#page=29).
#### 2.8.3 Global and national differences
Globally, some regions like the EU, USA, and Japan are net importers of CO2 (their consumption emissions are higher than their production emissions). Conversely, countries like China and Brazil are net exporters of CO2 [30](#page=30).
#### 2.8.4 Belgium's consumption-based emissions
Belgium is a highly open economy with substantial imports and exports, making it a significant net importer of CO2. The gap between its production-based and consumption-based emissions is considerable [31](#page=31).
#### 2.8.5 Household carbon footprint in Flanders
In Flanders, the household carbon footprint is approximately 33.07 tons of CO2 per household, which equates to about 13.91 tons of CO2 per capita. The primary drivers of this footprint are housing (heating, cooking), transport, and food consumption. Attributing CO2 emissions to households' consumption patterns reveals detailed breakdowns across these categories [32](#page=32).
> **Example:** A household that relies heavily on imported goods for its consumption will have a higher consumption-based carbon footprint than its production-based emissions might suggest, highlighting the importance of considering global supply chains.
---
# Economic analysis of climate policy
This topic explores the economic rationale and challenges of implementing climate policies by examining cost-benefit analyses of mitigation and adaptation, the complexities of international agreements, the concept of the Social Cost of Carbon, and the ethical considerations of distributional impacts.
### 3.1 Global cost-benefit analysis: building blocks
The fundamental building blocks for a global cost-benefit analysis of climate action involve modeling emissions, mitigation costs, climate change damages, and adaptation effectiveness [34](#page=34).
* **Business-As-Usual (BAU) emissions** ($e_{BAU}$) are a function of population, GDP per capita, energy efficiency, and the carbon intensity of energy, often conceptualized using the Kaya decomposition [34](#page=34).
* **Mitigation** involves reducing BAU emissions by investing in strategies like renewables. The cost of mitigation ($C$) is an increasing and convex function of the mitigation effort ($m$), meaning the marginal cost of mitigation ($C'$) is non-negative and increases with more effort [34](#page=34).
* $C(m)$, with $C' \ge 0$ and $C'' \ge 0$ [34](#page=34).
* **Climate change damage** ($D$) is a function of the remaining global emissions ($e = e_{BAU} - m$), which is also an increasing and convex function. The marginal damage ($D'$) is non-negative and increases with emissions [34](#page=34).
* $D(e)$, with $D' \ge 0$ and $D'' \ge 0$ [34](#page=34).
* **Adaptation** ($A$) aims to reduce the impact of climate change damages. The effectiveness of adaptation expenditure ($a$) is modeled as an increasing function, with diminishing marginal effectiveness. The remaining damage after adaptation is $(1 - A(a)) D(e)$ [34](#page=34).
* $A(a)$, with $A' \ge 0$ and $A'' \le 0$ [34](#page=34).
### 3.2 Optimal adaptation and mitigation
The goal of cost-benefit analysis is to find the optimal levels of adaptation and mitigation.
#### 3.2.1 Optimal adaptation
Optimal adaptation ($a^*$) is achieved when the marginal benefit of adaptation equals its marginal cost. This minimizes the sum of remaining climate change damages (after adaptation) and the expenditure on adaptation itself [35](#page=35).
* The condition for optimal adaptation is: Marginal adaptation benefit = Marginal adaptation cost [35](#page=35).
* Mathematically, this is represented as: $A'(a^*) D(e) = 1$ [35](#page=35).
> **Tip:** The graph illustrating optimal adaptation shows that the optimal level ($a^*$) is where the curves for marginal adaptation benefit and marginal adaptation cost intersect.
#### 3.2.2 Optimal mitigation
Optimal mitigation ($m^*$) occurs when the marginal mitigation cost equals the marginal remaining climate change damage. This strategy minimizes the sum of mitigation costs and climate change damages [36](#page=36).
* The condition for optimal mitigation is: Marginal mitigation cost = Marginal remaining climate change damage [36](#page=36).
* Mathematically, this is represented as: $C'(m^*) = [1 - A(a^*)] D'(e_{BAU} - m^*)$ [36](#page=36).
> **Tip:** The graph for optimal mitigation depicts the marginal mitigation cost curve and the marginal remaining climate change damage curve. The intersection determines the optimal mitigation effort ($m^*$).
### 3.3 Complications: international climate agreements
The simple global cost-benefit model becomes significantly more complex when considering that the world comprises many different countries, each with its own emissions, costs, damages, and adaptation capabilities.
* Climate change is a function of global emissions ($e = \sum e_i = \sum (e_{BAU,i} - m_i)$), assuming an unweighted sum for uniformly mixing pollutants [37](#page=37).
* This raises the question of whether countries will coordinate their climate policies or engage in free-riding.
#### 3.3.1 Absence of climate agreement
In the absence of international coordination, each country acts in its own self-interest, minimizing its individual costs.
* **Individually rational mitigation:** Occurs when a country's marginal mitigation cost equals its own marginal climate change damage, considering its own adaptation efforts [38](#page=38).
* $C'_i(m_i^0) = [1 - A_i(a_i^0)] D'_i(e_{BAU} - m^0) = [1 - A_i(a_i^0)] D'_i(e^0)$ for each country $i$ [38](#page=38).
* **Individually rational adaptation:** Occurs when a country's marginal adaptation benefit equals its marginal adaptation cost [38](#page=38).
* $A'_i(a_i^0) D_i(e^0) = 1$ for each country $i$ [38](#page=38).
#### 3.3.2 Ideal global climate agreement
A perfect international agreement would lead to the minimization of global costs, meaning the sum of all individual costs.
* **Globally optimal mitigation:** In this scenario, each country's marginal mitigation cost equals the global marginal climate change damage, also known as the Social Cost of Carbon (SCC) [39](#page=39).
* $C'_i(m_i^*) = \sum_{j=1}^{n} [1 - A_j(a_j^*)] D'_j(e_{BAU} - m^*) = \sum_{j=1}^{n} [1 - A_j(a_j^*)] D'_j(e^*) = SCC$ for each country $i$ [39](#page=39).
* **Globally optimal adaptation:** The rule for optimal adaptation remains the same as in the absence of an agreement, where individual marginal adaptation benefit equals individual marginal adaptation cost [39](#page=39).
* $A'_i(a_i^*) D_i(e^*) = 1$ for each country $i$ [39](#page=39).
> **Example:** Figure on page 40 illustrates that under global optimal mitigation, individual countries undertake greater mitigation efforts ($m_i^*$) compared to the individually rational level ($m_i^0$). This is because they internalize the external benefits of their mitigation on other countries' climate change damages, which are not considered in the absence of an agreement [40](#page=40).
### 3.4 Consequences of no agreement: too little mitigation and too much adaptation
The absence of a global climate agreement leads to suboptimal outcomes in both mitigation and adaptation efforts.
* **Too little mitigation:** Countries fail to internalize the positive externalities of their mitigation efforts on others, leading to a market failure and insufficient production of this public good. Mitigation is a public good because its benefits are non-excludable [41](#page=41).
* **Too much adaptation:** Due to insufficient mitigation, the world experiences more severe climate change, necessitating higher adaptation efforts. Since adaptation is not a public good and countries fully capture its benefits, they tend to over-invest in it from a global perspective, although the poorest countries may face an "adaptation gap" due to budget constraints [42](#page=42).
### 3.5 Equity considerations and welfare weights
Climate policy analysis must also account for equity, particularly the differential impacts on low-income versus high-income countries.
* Low-income countries often lack the resources for adequate mitigation and adaptation, forcing a trade-off between development and climate action [43](#page=43).
* Societal welfare ($W$) can be defined as a weighted sum of the costs and damages across all countries, where welfare weights ($\lambda_i$) reflect societal preferences for different populations [43](#page=43).
* $W = \sum_{j=1}^{n} \lambda_j \{[1 - A_j(a_j)] D_j(e) + C_j(m_j) + a_j\}$ [43](#page=43).
* These weights are non-negative and sum to one ($\lambda_i \ge 0, \sum_{i=1}^{n} \lambda_i = 1$). Typically, higher weights are assigned to citizens of low-income countries [43](#page=43).
#### 3.5.1 Generalized Samuelson rule
The introduction of welfare weights modifies the optimal policy prescriptions.
* The **generalized Samuelson rule** for optimal global mitigation indicates that a country's marginal mitigation cost should be inversely proportional to its welfare weight [44](#page=44).
* $\lambda_i C'_i(m_i^*) = \sum_{j=1}^{n} \lambda_j [1 - A_j(a_j^*)] D'_j(e^*) = SCC$ for all $i$ [44](#page=44).
* This implies that low-income countries (with higher $\lambda_i$) should undertake relatively less mitigation effort than high-income countries [44](#page=44).
* This optimal allocation is not strictly cost-efficient in the traditional sense because marginal mitigation costs are not equalized across countries [44](#page=44).
* The rule for optimal adaptation remains unaffected by welfare weights [44](#page=44).
### 3.6 Estimating the Social Cost of Carbon (SCC)
Quantifying the economic impacts requires putting numbers on the costs and benefits, prominently featuring the Social Cost of Carbon.
* **Marginal Abatement Cost (MAC) curves** illustrate the cost of reducing emissions. For instance, at a carbon price of 200 dollars per ton of CO2e, approximately 60% of global greenhouse gas emissions could be reduced, with costs falling sharply over time [46](#page=46).
* The SCC is a dynamic concept, representing the net present value of all future global marginal damages from emitting one ton of CO2 today. It accounts for time through discount factors [47](#page=47).
* $SCC_\tau = \sum_{t=\tau+1}^{\infty} \frac{1}{[1+\rho]^{\tau-t+1}} \sum_{j=1}^{n} \lambda_j [1 - A_j(a_{j,\tau}^*)] D'_j(e_\tau^*)$ [47](#page=47).
* SCC estimates vary significantly based on methodology and assumptions, particularly the discount rate. For example, US estimates have ranged from a few dollars to over 50 dollars per ton of CO2. Global estimates, like those from Rennert et al. using a 2% discount rate, suggest an SCC of around 185 dollars per ton of CO2, which would justify significant global mitigation efforts [48](#page=48).
> **Tip:** The wide range of SCC estimates highlights the importance of the discount rate in climate policy analysis. A lower discount rate gives more weight to future damages, resulting in a higher SCC.
### 3.7 Global costs of in-action
The economic consequences of not implementing climate policies are substantial.
* Recent estimates, such as those by Burke et al. project significant GDP impacts, potentially reducing GDP per capita by 23% by 2100 due to nonlinear effects of temperature, especially in low-income countries [49](#page=49).
---
# International climate agreements and policy instruments
This section reviews the evolution of international climate negotiations and explores various policy instruments for mitigation, focusing on carbon pricing and the EU Emissions Trading System.
### 4.1 History of international climate agreements
The journey towards international climate agreements has been marked by significant milestones and evolving frameworks.
#### 4.1.1 The UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the Kyoto Protocol
* The **UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC)** was established in 1992 in Rio de Janeiro, providing the fundamental legal and negotiation framework for international climate action [51](#page=51).
* A core principle of the UNFCCC is **"common but differentiated responsibilities and respective capabilities"**. This principle acknowledges that while all parties share the responsibility to protect the climate system for present and future generations, developed countries should take the lead in combating climate change due to their historical contributions and greater capabilities [51](#page=51).
* Building upon the UNFCCC, the **Kyoto Protocol** was adopted in 1997 at the third Conference of the Parties (CoP 3). It set emission reduction targets for 37 industrialized countries, known as Annex I parties, who committed to reducing their emissions by approximately 5% below 1990 levels during the first commitment period (2008-2012) [51](#page=51).
* Developing countries (non-Annex I parties) were not subject to quantitative emission reduction targets under the Kyoto Protocol [51](#page=51).
* The protocol introduced **flexibility mechanisms**, including emissions trading between countries, to help achieve emission reduction goals more cost-effectively [51](#page=51).
* Despite these efforts, the original objectives of the Kyoto Protocol were significantly diluted. While parties met their targets, the protocol covered less than 50% of global emissions [51](#page=51).
#### 4.1.2 Towards the Paris Agreement
* The **Bali Roadmap** in 2007 set the stage for post-Kyoto negotiations [52](#page=52).
* The **Copenhagen Climate Summit (CoP 15) in 2009** saw high expectations but resulted in no legally binding agreement, leading to confusion. However, it marked the first mention of a 2°C target and included voluntary pledges from various nations, including the EU and China [52](#page=52).
* Subsequent conferences, including CoP 16 (Cancun 2010), CoP 17 (Durban 2011), CoP 18 (Doha 2012), CoP 19 (Warsaw 2013), and CoP 20 (Lima 2014), were instrumental in the slow but steady progress towards a new global agreement [52](#page=52).
* The culmination of these efforts was the **Paris Agreement in 2015 (CoP 21)** [52](#page=52).
* Following the Paris Agreement, the international community has continued to convene at annual Conferences of the Parties, including CoP 22 (Marrakech 2016) through CoP 29 (Baku 2024), to advance climate action [52](#page=52).
#### 4.1.3 The Paris Agreement .
* The primary objective of the Paris Agreement is to **limit global warming to well below 2°C above pre-industrial levels and to pursue efforts to keep it below 1.5°C**. The 2°C target had been previously agreed upon in Copenhagen and Cancun [53](#page=53).
* The reference to 1.5°C is a significant political signal, particularly important for low-lying island states like Tuvalu, highlighting the urgency of ambitious climate action. However, reaching the 1.5°C target is considered a formidable challenge, with projections suggesting it could be breached within a few years [53](#page=53).
#### 4.1.4 Intended Nationally Determined Contributions (INDCs)
* The Paris Agreement introduced a bottom-up approach through **Intended Nationally Determined Contributions (INDCs)**, or pledges, as a shift from the top-down targets of the Kyoto Protocol [54](#page=54).
* These INDCs vary widely in their format and ambition. They can be expressed as:
* Reductions compared to a base year or a business-as-usual (BAU) scenario [54](#page=54).
* Absolute emission targets [54](#page=54).
* Emission intensity targets, such as emissions per unit of GDP, as adopted by countries like China and India [54](#page=54).
* They can also be conditional or unconditional [54](#page=54).
* Some pledges focus on specific measures and policies [54](#page=54).
* An analysis by the IPCC synthesis report indicated that the aggregate effect of these INDCs was **insufficient to meet the 1.5°C and 2°C goals** [54](#page=54).
* The voluntary provision of these pledges reflects a "voluntary provision of public good" and, as often seen with public goods, is generally not enough to achieve the desired outcome [54](#page=54).
> **Tip:** Understanding the shift from top-down (Kyoto) to bottom-up (Paris Agreement) approaches, and the nature of INDCs, is crucial for analyzing the effectiveness and ambition of international climate efforts.
> **Example:** China and India's emission intensity targets (emissions per GDP) represent a different approach to emission reduction compared to absolute targets set by some developed nations.
### 4.2 Policy instruments for mitigation
Economists generally favor market-based instruments for achieving emission reductions cost-effectively.
#### 4.2.1 Why economists prefer carbon pricing
* **Static cost efficiency:** In the short term, the goal is to achieve a given emission reduction target at the lowest possible cost. This is achieved when **marginal abatement costs (MAC)** are equalized across all polluters. A polluter with a lower marginal cost of abatement should undertake more emission reduction than one with a higher marginal cost [57](#page=57).
* **Carbon pricing mechanisms**, such as carbon taxes or tradable emission permits, achieve this cost efficiency. Under carbon pricing, each polluter will reduce emissions up to the point where their marginal abatement cost equals the price of carbon. This leads to a situation where the marginal abatement cost of all polluters is equalized to the price of carbon ($p$), ensuring cost-effectiveness [57](#page=57).
* For a polluter with cost function $C_1(m)$, the marginal abatement cost is $C_1'(m)$.
* For a polluter with cost function $C_2(m)$, the marginal abatement cost is $C_2'(m)$.
* With a carbon price $p$, polluter 1 will reduce emissions to $m_1^*$ where $C_1'(m_1^*) = p$.
* Similarly, polluter 2 will reduce emissions to $m_2^*$ where $C_2'(m_2^*) = p$.
* Therefore, $C_1'(m_1^*) = C_2'(m_2^*) = p$, ensuring equal marginal abatement costs across polluters for a given reduction target.
* **Dynamic cost efficiency:** Over time, emission reduction technologies become cheaper due to research and development (R&D) and learning-by-doing. This causes the marginal abatement cost (MAC) curve to shift downwards and to the right [58](#page=58).
* A **profit-maximizing firm operating under a carbon price** has an incentive to reduce emissions more as the MAC curve shifts, adapting to the lower costs of mitigation [58](#page=58).
* In contrast, a static emission standard, which mandates a specific level of emission reduction, provides no incentive for firms to mitigate more than required over time, even if technologies become cheaper [58](#page=58).
> **Tip:** Economists' preference for carbon pricing stems from its ability to achieve emission reductions at the lowest societal cost, both statically and dynamically, by incentivizing polluters to abate where it is cheapest for them.
#### 4.2.2 Carbon pricing in combination with other policy instruments
* Empirical research confirms that carbon pricing effectively delivers emission reductions, particularly in profit-maximizing industries like electricity production [59](#page=59).
* However, for sectors such as buildings and transport, **complementary instruments** like bans and standards are often necessary to achieve desired outcomes [59](#page=59).
* A comprehensive approach also involves combining carbon pricing with other policies to address multiple externalities and market failures, as highlighted by research such as Blanchard et al.. This can include [59](#page=59):
* **Phasing out environmentally harmful fossil fuel subsidies** [59](#page=59).
* **Subsidizing R&D for radical innovation** in low and negative carbon emission technologies [59](#page=59).
* **Implementing transfers to compensate for regressive distributional effects** of climate policies, both nationally and internationally [59](#page=59).
* **Introducing carbon import taxes** to level the international playing field and prevent carbon leakage [59](#page=59).
#### 4.2.3 The EU Emissions Trading System (ETS)
* Since 2005, the European Union has implemented a system of **tradable carbon emission permits**, known as the EU Emissions Trading System (ETS) [60](#page=60).
* Currently, emitting one ton of carbon dioxide has a price of approximately 75 euros per ton [60](#page=60).
* The ETS initially covered 45% of the EU's carbon emissions [60](#page=60).
* With the introduction of the ETS-2, scheduled from 2027, its coverage will expand to 75% of EU carbon emissions by including fossil fuel use in road transport and buildings [60](#page=60).
* To protect EU industry competitiveness and address carbon leakage, a **Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)** is being implemented [60](#page=60).
> **Example:** The EU ETS is a prime example of a cap-and-trade system, where a cap is set on total emissions, and companies can buy and sell emission permits, creating a market price for carbon.
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Climate science consensus | The widely agreed-upon understanding among climate scientists regarding the causes, impacts, and future projections of climate change, primarily based on extensive research and assessment reports from bodies like the IPCC. |
| IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) | An international body established by the United Nations Environment Programme (UNEP) and the World Meteorological Organization (WMO) to provide policymakers with regular scientific assessments on climate change, its implications and potential future risks, as well as options for adaptation and mitigation. |
| Greenhouse gases (GHGs) | Gases in Earth's atmosphere that trap heat. Key GHGs include carbon dioxide ($CO_2$), methane ($CH_4$), nitrous oxide ($N_2O$), and fluorinated gases. Their increasing concentration due to human activities leads to global warming. |
| $CO_2e$ (Carbon Dioxide Equivalent) | A measure used to compare the emissions from various greenhouse gases based on their global warming potential (GWP) relative to carbon dioxide over a specified period, typically 100 years. |
| Kaya identity | An equation that relates greenhouse gas emissions to four key drivers: population, GDP per capita, energy intensity of production, and carbon intensity of energy. It's a tool for understanding the fundamental drivers of emissions and potential policy interventions. |
| Energy intensity of production | A measure of how efficiently a country or economy uses energy to produce a unit of economic output, often expressed as energy consumed per unit of GDP (e.g., kWh per dollar). |
| Carbon intensity of energy | A measure of the amount of greenhouse gas emissions produced per unit of energy consumed, often expressed as kilograms of $CO_2$ per kilowatt-hour (kg $CO_2$/kWh). |
| Consumption perspective | An accounting method for greenhouse gas emissions that attributes emissions to the country where goods and services are consumed, rather than where they are produced. This contrasts with the production perspective, which tracks emissions based on location of production. |
| Production perspective | An accounting method for greenhouse gas emissions that attributes emissions to the geographical location where they are produced. This is also referred to as territorial emissions. |
| Cost-benefit analysis | An economic technique used to assess the viability of a project or policy by comparing its expected benefits against its expected costs. In climate change, it involves evaluating the economic impacts of mitigation and adaptation measures against the damages from climate change. |
| Mitigation | Actions taken to reduce or prevent greenhouse gas emissions. This includes strategies like improving energy efficiency, transitioning to renewable energy sources, and reducing consumption. |
| Adaptation | Actions taken to help cope with the impacts of climate change that are already happening or are expected to happen. This includes measures like building sea walls, developing drought-resistant crops, and improving early warning systems. |
| Geo-engineering | Large-scale, deliberate intervention in the Earth's climate system to counteract climate change. Examples include solar radiation management (e.g., aerosols) and carbon dioxide removal (e.g., direct air capture). |
| Social Cost of Carbon (SCC) | An estimate, in monetary terms, of the long-term economic damages resulting from each additional ton of carbon dioxide ($CO_2$) emissions released into the atmosphere. It is used to quantify the external costs of carbon emissions. |
| Marginal abatement cost (MAC) | The cost of reducing one additional unit of pollution (e.g., one ton of $CO_2e$). The marginal abatement cost curve shows the cost of abatement at different levels of emission reductions. |
| UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) | An international environmental treaty negotiated at the Earth Summit in Rio de Janeiro in 1992, with the objective of stabilizing greenhouse gas concentrations in the atmosphere at a level that would prevent dangerous anthropogenic interference with the climate system. |
| Kyoto Protocol | An international treaty adopted in 1997 that extended the 1992 UNFCCC by committing industrialized countries and economies in transition to limit and reduce greenhouse gas (GHG) emissions in accordance with agreed-upon national targets. |
| Paris Agreement | An international treaty adopted in 2015 that aims to limit global warming to well below 2, preferably to 1.5 degrees Celsius, compared to pre-industrial levels. It operates on a bottom-up approach where countries submit their own Nationally Determined Contributions (NDCs). |
| Intended Nationally Determined Contributions (INDCs) | The commitments submitted by countries prior to the Paris Agreement negotiations, outlining their intended actions to reduce greenhouse gas emissions and adapt to climate change. These form the basis of Nationally Determined Contributions (NDCs). |
| Carbon pricing | An economic policy that puts a price on greenhouse gas emissions. This can be done through a carbon tax or a cap-and-trade system (like emissions permits), aiming to incentivize emission reductions by making polluting activities more expensive. |
| EU Emissions Trading System (EU ETS) | A cornerstone of the EU's climate policy, the EU ETS is a cap-and-trade system that sets a limit on the total amount of certain greenhouse gases that can be emitted by installations covered by the system. It allows companies to buy and sell emission allowances where needed. |
| Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) | A policy designed to put a carbon price on imports of certain goods into the EU from non-EU countries. It aims to prevent carbon leakage and ensure a level playing field for EU industries, which are subject to the EU ETS. |
Cover
Theme_1_Travail_decent_et_croissance_economique__2526.pptx
Summary
# De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (ODD's) en hun context
Dit onderwerp verkent de definitie en aard van de ODD's, hun integrale karakter en de noodzaak van samenwerking om deze te bereiken, met speciale aandacht voor de rol van de VN en het PNUD.
### 1.1 De aard van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (ODD's)
De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (ODD's), ook wel bekend als de Mondiale Doelen, vormen een wereldwijde oproep tot actie. Ze zijn gericht op het uitbannen van armoede, het beschermen van de planeet en het verzekeren van vrede en voorspoed voor alle mensen.
#### 1.1.1 Het integrale karakter van de ODD's
De 17 ODD's zijn integraal van aard. Dit betekent dat acties op het ene gebied gevolgen hebben voor resultaten op andere gebieden. Het concept van ontwikkeling vereist een balans tussen sociale, economische en ecologische aspecten. Om niemand achter te laten, hebben landen zich gecommitteerd aan het versnellen van de vooruitgang voor degenen die het meest achtergesteld zijn. Daarom zijn de ODD's ontworpen om wereldwijd tot diverse "nullen" te leiden die levens veranderen, zoals nul armoede, nul honger, nul aids en nul discriminatie van vrouwen en meisjes.
> **Tip:** Het integrale karakter van de ODD's benadrukt dat deze doelen niet los van elkaar kunnen worden gezien. Vooruitgang op het ene gebied kan de vooruitgang op een ander gebied versterken of juist belemmeren.
#### 1.1.2 De noodzaak van samenwerking
Het bereiken van de ambitieuze ODD's vereist gezamenlijke inspanningen. Creativiteit, expertise, technologie en financiële middelen van de gehele samenleving zijn essentieel om de doelen in alle contexten te realiseren. Dit onderstreept het belang van partnerschappen tussen overheden, de private sector, het maatschappelijk middenveld en burgers.
### 1.2 De rol van de Verenigde Naties (VN) en het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP)
#### 1.2.1 De Verenigde Naties (VN)
De Verenigde Naties (VN), internationaal bekend als de UNO, is een internationale organisatie die 193 lidstaten telt. De organisatie trad officieel in werking op 24 oktober 1945. De kerndoelstellingen van de VN zijn:
* Het handhaven van internationale vrede en veiligheid.
* De bescherming van mensenrechten.
* Het bieden van humanitaire hulp.
* Het bevorderen van duurzame ontwikkeling.
* Het waarborgen van internationaal recht.
#### 1.2.2 Het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP)
Als het belangrijkste ontwikkelingsagentschap van de Verenigde Naties is het UNDP uitstekend gepositioneerd om bij te dragen aan het bereiken van de ODD's. Het UNDP opereert in ongeveer 170 landen en gebieden en ondersteunt landen bij het realiseren van de ODD's door middel van geïntegreerde oplossingen. De complexe uitdagingen van vandaag, variërend van het bestrijden van ongelijkheid tot het voorkomen van conflicten, kunnen niet geïsoleerd worden opgelost. Het UNDP streeft ernaar oplossingen te vinden die aansluiten bij de dagelijkse realiteit van mensen. Hun ervaring met het bereiken van eerdere doelstellingen biedt waardevolle expertise op het gebied van beleid om de ODD's tegen 2030 te realiseren.
> **Tip:** Het UNDP fungeert als een facilitator en implementator voor de ODD's op lokaal en nationaal niveau, door expertise en middelen in te zetten en partnerschappen te stimuleren.
### 1.3 Kernconcepten gerelateerd aan duurzame ontwikkeling
#### 1.3.1 Werkende definitie van werk op het gebied van duurzame ontwikkeling
* **Werk op het gebied van duurzame ontwikkeling (SDG 8: Fatsoenlijk werk en economische groei):** Dit verwijst naar productief werk dat eerlijk is en werknemers in staat stelt om vrijheid, veiligheid, sociale bescherming, menselijke waardigheid en voldoende inkomen te genieten om een levensvatbaar bestaan te leiden.
#### 1.3.2 Begrippen van gelijkheid en billijkheid
* **Gelijkheid:** Dit principe houdt in dat iedereen hetzelfde ontvangt, ongeacht hun individuele situatie of behoeften.
* **Billijkheid (Equity):** Dit principe stelt dat iedereen ontvangt wat hij of zij nodig heeft om hetzelfde niveau te bereiken. Dit is anders dan gelijkheid, omdat het rekening houdt met individuele verschillen en behoeften.
> **Voorbeeld:** In het onderwijs zou gelijke behandeling betekenen dat elke student hetzelfde lesmateriaal krijgt. Billijkheid zou betekenen dat studenten die extra ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld door een leerstoornis of taalachterstand) extra middelen of aangepaste lesmethoden ontvangen om gelijke kansen te krijgen.
#### 1.3.3 Uitleg van onderaanneming
* **Onderaannemer (Sous-traitant):** Dit is een bedrijf of persoon aan wie een ander bedrijf een deel van zijn werk of productie toevertrouwt.
### 1.4 Oorsprong en evolutie van duurzame ontwikkeling
Het concept van duurzame ontwikkeling ontstond niet aan het einde van de jaren negentig, maar wel aan het einde van de jaren tachtig. Het was een reactie op de sociale crisis (demografische explosie) en de ecologische crisis (uitputting van hulpbronnen, afname van biodiversiteit, klimaatverandering, vervuiling).
De definitie van duurzame ontwikkeling werd gegeven in het Brundtland-rapport in 1987, tijdens de derde Earth Summit: "Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, in gevaar te brengen."
De demografische voorspellingen en de verschillen tussen rijke en arme landen liggen aan de basis van de ontwikkeling van dit concept. De grootste uitdagingen, zoals benoemd tijdens de Rio-top, zijn: het garanderen van toegang tot drinkwater, voedsel, onderwijs en gezondheidszorg voor een groeiend aantal mensen; het beschermen van de biodiversiteit; en het bestrijden van klimaatverandering.
Duurzaamheid wordt bereikt in de kruising van drie pijlers: economisch, sociaal en ecologisch (de "3 P's": People, Planet, Profit).
#### 1.4.1 Aspecten van het dagelijks leven die duurzaamheid compromitteren
Verschillende aspecten van ons dagelijks leven kunnen duurzaamheid ondermijnen, zoals:
* **E-commerce:** Het wereldwijd kopen van producten en de eis van snelle levering. Dit leidt tot een hogere CO2-uitstoot door transport.
* **Koolstofvoetafdruk (Empreinte carbone):** De totale hoeveelheid broeikasgassen die door een individu, organisatie, gebeurtenis of product wordt uitgestoten.
* **Verspilling van hulpbronnen:** Het onnodig verbruiken van natuurlijke of synthetische materialen.
* **Vervuiling:** Denk hierbij aan plasticvervuiling en luchtvervuiling.
### 1.5 Bedrijfsmodellen en duurzaamheid
Sommige bedrijven combineren economisch succes met sociale rechtvaardigheid en respect voor het milieu. Voorbeelden hiervan zijn Colruyt en Eneco.
#### 1.5.1 Voordelen van betrokken werknemers
Een betrokken personeelsbestand draagt bij aan het welzijn op het werk, wat leidt tot betere prestaties en een beter bedrijfsresultaat.
#### 1.5.2 Nieuwe markten en duurzaamheid
Nieuwe markten, zoals opkomende economieën (bijvoorbeeld India, China, Brazilië), bieden kansen voor duurzame ontwikkeling.
#### 1.5.3 Bescherming van bedrijfsreputatie
Om de imago- en reputatieschade van een bedrijf te voorkomen, is controle van leveranciers (vaak inclusief onderaannemers) en de gehele toeleveringsketen cruciaal.
### 1.6 Praktische toepassingen voor duurzaamheid
Duurzaamheid kan in de praktijk worden gebracht door middel van verschillende strategieën:
* **Beschermen van natuurlijke hulpbronnen:** Dit omvat het behoud van bossen (tropisch en inheems).
* **Ontwikkelen van lokale en korte keten-economieën:** Dit bevordert lokale productie en consumptie.
* **Efficiënt gebruik van water en energie:** Minder verbruiken leidt tot lagere kosten en minder milieu-impact.
* **Optimaliseren van productieprocessen:** Verbeteren van de efficiëntie en het verminderen van afval.
* **Recyclen van hulpbronnen:** Het hergebruiken van materialen om de vraag naar nieuwe grondstoffen te verminderen.
* **Circulaire economie (cradle to cradle):** Een model waarbij producten en materialen aan het einde van hun levensduur worden hergebruikt of gerecycled, waardoor afval wordt geminimaliseerd.
* **Respect voor mens en natuur:** Dit is een fundamenteel principe voor duurzame praktijken.
* **Faciliteren van werknemersontwikkeling:** Werknemers de mogelijkheid geven zich uit te drukken, te ontplooien en hun talenten te ontwikkelen, draagt bij aan sociaal duurzame organisaties.
---
# ODD 8: Werkgelegenheid en economische groei
Dit thema behandelt de principes van fatsoenlijk werk en economische groei, inclusief de definities van egaliteit en billijkheid, en de rol van onderaanneming, zoals uiteengezet binnen de context van duurzame ontwikkeling.
### 2.1 Het concept van fatsoenlijk werk
Fatsoenlijk werk wordt gedefinieerd als productief en eerlijk werk dat werknemers de vrijheid, veiligheid, sociale bescherming en menselijke waardigheid garandeert, evenals voldoende inkomen om van te leven.
### 2.2 Egaliteit en billijkheid
* **Egaliteit:** Betekent dat iedereen hetzelfde ontvangt, ongeacht de individuele situatie of behoeften.
* **Billijkheid:** Betekent dat iedereen ontvangt wat hij of zij nodig heeft om hetzelfde niveau te bereiken, rekening houdend met individuele omstandigheden.
> **Tip:** Het onderscheid tussen egaliteit en billijkheid is cruciaal voor het begrijpen van inclusieve en eerlijke economische systemen. Billijkheid streeft naar gelijke uitkomsten, terwijl egaliteit gelijke middelen nastreeft.
### 2.3 Onderaanneming en ketenbeheer
Onderaanneming verwijst naar het proces waarbij een bedrijf een deel van zijn werk of productie toevertrouwt aan een ander bedrijf of een persoon.
* **Rol in duurzaamheid:** Om te voorkomen dat het imago of de reputatie van een bedrijf wordt aangetast, is controle op leveranciers, inclusief onderaannemers, essentieel. Dit omvat het beheer van de gehele toeleveringsketen.
> **Tip:** Bedrijven die succesvol zijn in het combineren van economische prestaties, sociale rechtvaardigheid en milieurespect, beheren hun toeleveringsketens nauwgezet om ethische en duurzame praktijken te waarborgen.
### 2.4 Economische groei en duurzaamheid
Economische groei en duurzaamheid kunnen hand in hand gaan. Het idee van duurzame economie ontstond eind jaren tachtig als reactie op sociale en milieucrisissen. Het rapport Brundtland in 1987 definieerde duurzame ontwikkeling als ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
* **Uitdagingen voor duurzame ontwikkeling:** De belangrijkste uitdagingen, zoals benadrukt op de Top van Rio, zijn onder andere het garanderen van toegang tot drinkwater, voedsel, onderwijs en gezondheidszorg voor een groeiend aantal mensen, het beschermen van de biodiversiteit en het bestrijden van klimaatverandering.
* **Drie pijlers van duurzaamheid:** Duurzaamheid wordt bereikt in de interactie tussen de economische, sociale en ecologische pijlers, ook wel de '3 P's' genoemd: People (mensen), Planet (planeet) en Profit (winst).
### 2.5 Praktische toepassingen van duurzaamheid
* **Bedrijfsstrategieën:** Bedrijven kunnen duurzaamheid integreren door:
* Het verminderen van water- en energieverbruik, wat leidt tot lagere kosten.
* Het luisteren naar de behoeften van werknemers, wat leidt tot welzijn en verhoogde productiviteit.
* Het inzetten op circulaire economie ('cradle to cradle') door middel van recycling van grondstoffen.
* Het stimuleren van de expressie en talentontwikkeling van werknemers.
* Het ontwikkelen van kortere, meer lokale toeleveringsketens.
* **Impact van e-commerce:** De groei van e-commerce draagt bij aan milieuproblemen zoals een grote koolstofvoetafdruk, verspilling van grondstoffen en vervuiling (plastic, lucht), mede door de vraag naar snelle levering wereldwijd.
> **Voorbeeld:** Bedrijven zoals Colruyt en Eneco worden genoemd als voorbeelden van organisaties die economisch succes combineren met sociale rechtvaardigheid en milieubesef.
### 2.6 Groei en de rol van de VN
De Verenigde Naties (VN) spelen een centrale rol in het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) is een belangrijk agentschap dat landen helpt bij het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (ODD's) door geïntegreerde oplossingen te bieden. De 17 ODD's zijn onderling verbonden en erkennen dat interventies in één gebied invloed hebben op andere gebieden.
Het primaire doel van de VN is het handhaven van internationale vrede en veiligheid, het beschermen van mensenrechten, het bieden van humanitaire hulp, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het waarborgen van internationaal recht. Het bereiken van de ODD's vereist de samenwerking van overheden, de private sector, het maatschappelijk middenveld en burgers.
---
# De oorsprong en aard van duurzame ontwikkeling
Dit onderwerp verkent de historische ontwikkeling van het concept duurzame ontwikkeling, de kerndefinitie ervan en de fundamentele pijlers die ten grondslag liggen aan dit principe.
## 3.1 De historische oorsprong van duurzame ontwikkeling
Het concept duurzame ontwikkeling ontstond niet aan het einde van de jaren negentig, maar de ideeën erachter zijn aanzienlijk ouder en werden aan het einde van de jaren tachtig geformaliseerd. De aanleiding voor de ontwikkeling van dit concept lag in de groeiende mondiale sociale en ecologische crises. Deze crises omvatten onder andere een explosieve bevolkingsgroei, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, een afname van de biodiversiteit, klimaatverandering en toenemende vervuiling.
### 3.1.1 Het Brundtland-rapport en de definitie van duurzame ontwikkeling
De definitie van duurzame ontwikkeling is formeel vastgelegd in het Brundtland-rapport uit 1987, dat werd gepresenteerd tijdens de derde Earth Summit. De kern van deze definitie luidt:
> Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, in gevaar te brengen.
Deze definitie benadrukt de noodzaak om een balans te vinden tussen de behoeften van de huidige generatie en de mogelijkheden van toekomstige generaties.
## 3.2 De kernuitdagingen van duurzame ontwikkeling
De ontwikkeling van duurzaamheid werd sterk beïnvloed door demografische trends en de groeiende kloof tussen rijke en arme landen. De belangrijkste uitdagingen die naar voren kwamen, onder meer tijdens de Rio-top, zijn:
* Het garanderen van toegang tot schoon drinkwater, voedsel, onderwijs en gezondheidszorg voor een steeds groter wordende wereldbevolking.
* Het beschermen van de biodiversiteit.
* Het bestrijden van klimaatverandering.
## 3.3 De pijlers van duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling wordt bereikt in de intersectie van drie onderling verbonden pijlers, die ook wel de drie 'P's' worden genoemd: People (mensen), Planet (planeet) en Profit (winstgevendheid).
### 3.3.1 Sociale pijler (People)
Deze pijler richt zich op het welzijn van de mens. Dit omvat:
* **Gelijke kansen:** Hoewel gelijkheid betekent dat iedereen hetzelfde krijgt, streeft gelijkwaardigheid ernaar dat iedereen krijgt wat hij of zij nodig heeft om een vergelijkbaar niveau te bereiken.
* **Arbeid:** Decent werk wordt gedefinieerd als productief en eerlijk werk dat werknemers vrijheid, veiligheid, sociale bescherming, menselijke waardigheid en voldoende inkomen biedt om te leven.
* **Empowerment van werknemers:** Het toestaan van werknemers om zich uit te drukken, te ontplooien en hun talenten te ontwikkelen, leidt tot een groter welzijn op het werk en betere prestaties, wat resulteert in betere bedrijfsresultaten.
### 3.3.2 Ecologische pijler (Planet)
Deze pijler richt zich op de bescherming van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen. Belangrijke aspecten zijn:
* **Behoud van natuurlijke hulpbronnen:** Dit omvat het beschermen van bossen (tropisch en inheems) en het efficiënt gebruiken van water en energie.
* **Optimalisatie van productieprocessen:** Het verbeteren van productieketens om afval en vervuiling te minimaliseren.
* **Circulaire economie:** Het toepassen van een 'cradle to cradle' benadering waarbij producten en materialen aan het einde van hun levensduur opnieuw worden gebruikt.
* **Recycling:** Het recyclen van hulpbronnen om de consumptie van nieuwe grondstoffen te verminderen.
* **Milieuvriendelijke consumptie:** Het tegengaan van problemen als de ecologische voetafdruk, verspilling van hulpbronnen en vervuiling (zoals plastic en luchtvervuiling).
### 3.3.3 Economische pijler (Profit)
Deze pijler richt zich op economische levensvatbaarheid en winstgevendheid, maar dan binnen de grenzen van de andere twee pijlers.
* **Economische groei:** Duurzame ontwikkeling hoeft economische groei niet uit te sluiten. Integendeel, het kan leiden tot het creëren van waarde.
> **Voorbeeld:** Het verminderen van water- en energieverbruik leidt niet alleen tot een lagere ecologische impact, maar ook tot lagere kosten voor bedrijven.
* **Nieuwe markten:** Duurzaamheid kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe markten en innovatieve bedrijfsmodellen.
* **Verantwoord ondernemen:** Bedrijven worden geacht succesvol te zijn in het combineren van economische prestaties met sociale rechtvaardigheid en milieurespect. Voorbeelden van bedrijven die dit nastreven zijn Colruyt en Eneco.
* **Controle van toeleveringsketens:** Om reputatieschade te voorkomen, is het essentieel om leveranciers te controleren, inclusief onderaannemers en de gehele keten, om te zorgen voor naleving van duurzaamheidsprincipes.
* **Lokale economie:** Het ontwikkelen van een kortere, meer lokale economische keten draagt bij aan duurzaamheid.
## 3.4 Het belang van samenwerking en integratie
De realisatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen vereist een gezamenlijke inspanning van overheden, de private sector, het maatschappelijk middenveld en individuele burgers. De 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen (ODD's) zijn geïntegreerd, wat betekent dat interventies op één gebied gevolgen hebben voor andere gebieden. De ontwikkeling moet daarom een balans vinden tussen sociale, economische en ecologische aspecten. Het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) speelt een cruciale rol in het ondersteunen van landen bij het bereiken van de ODD's door middel van geïntegreerde oplossingen voor complexe uitdagingen.
---
# Praktische implementatie van duurzaamheid in het bedrijfsleven
Dit gedeelte behandelt de concrete integratie van duurzaamheid in de dagelijkse bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, inclusief voorbeelden van bedrijven en de voordelen voor werknemers.
### 4.1 De kern van duurzaamheid: de drie pijlers
Duurzaamheid wordt bereikt door de intersectie van drie essentiële pijlers: economisch, sociaal en ecologisch. Deze pijlers worden ook wel de 3 'P's' genoemd: People, Planet en Profit.
### 4.2 De oorsprong en uitdagingen van duurzaamheid
De gedachte van duurzaamheid is ontstaan aan het einde van de jaren tachtig als antwoord op mondiale crises.
* **Sociale crisis:** Gekenmerkt door een explosieve bevolkingsgroei.
* **Milieucrisis:** Onder andere het uitputten van natuurlijke hulpbronnen, verlies van biodiversiteit, klimaatverandering en toenemende vervuiling.
Het rapport Brundtland uit 1987 definieerde duurzame ontwikkeling als: "een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, in gevaar te brengen."
De grote uitdagingen, zoals benadrukt tijdens de Top van Rio, omvatten:
* Het garanderen van toegang tot drinkwater, voedsel, onderwijs en gezondheidszorg voor een groeiende wereldbevolking.
* Het beschermen van de biodiversiteit.
* Het bestrijden van klimaatverandering.
### 4.3 Integratie van duurzaamheid in bedrijfsmodellen en praktijken
Duurzaamheid kan op diverse manieren praktisch worden geïmplementeerd binnen bedrijven:
#### 4.3.1 Milieuvriendelijke praktijken
* **Grondstoffen behouden:** Dit omvat het efficiënt omgaan met natuurlijke hulpbronnen zoals bossen (tropisch en inheems).
* **Lokale economie stimuleren:** Ontwikkeling van een kortere, meer lokale keten.
* **Efficiëntie verhogen:** Minder verbruiken van water en energie, en het optimaliseren van productieprocessen.
* **Circulaire economie:** Toepassen van het 'cradle to cradle'-principe, waarbij afval wordt gerecycled tot nieuwe grondstoffen.
* **Recyclen:** Actief bijdragen aan het recyclen van hulpbronnen.
#### 4.3.2 Sociale aspecten van duurzaamheid
* **Respect voor mens en natuur:** Een fundamenteel principe dat zowel interne als externe operaties beïnvloedt.
* **Werknemersbetrokkenheid:** Werknemers de kans geven om zich uit te drukken, hun talenten te ontwikkelen en te floreren in hun werk.
#### 4.3.3 Economische voordelen en nieuwe markten
* **Kostenreductie:** Het verlagen van water- en energieverbruik leidt direct tot lagere operationele kosten.
* **Verhoogde productiviteit:** Werknemers die zich goed voelen en gewaardeerd worden, presteren beter, wat leidt tot betere bedrijfsresultaten.
* **Nieuwe markten:** De opkomst van nieuwe markten, met name in ontwikkelingslanden zoals India, China en Brazilië, biedt kansen voor duurzame producten en diensten.
#### 4.3.4 Risicobeheer en reputatie
* **Controle van de toeleveringsketen:** Het bewaken van leveranciers en onderaannemers is cruciaal om het imago en de reputatie van een bedrijf te beschermen. Een gebrek aan controle kan leiden tot negatieve publiciteit en reputatieschade.
### 4.4 Voorbeelden van duurzame bedrijven
Bedrijven zoals Colruyt en Eneco worden genoemd als voorbeelden van organisaties die economisch succes combineren met sociale rechtvaardigheid en respect voor het milieu.
### 4.5 Gérondif in de praktijk
De vorming en het gebruik van het gerundium (gérondif) zijn nuttig voor het beschrijven van gelijktijdige acties, voorwaarden, oorzaken, manieren en tijdsverlopen.
* **Vorming:** `en` + `présent de participe` (stam van de 1e pers. mv. + `-ant`). Uitzonderingen: `en étant`, `en ayant`, `en sachant`.
* **Gebruik:** Kan fungeren als bijwoordelijke bepaling van tijd, voorwaarde, oorzaak, wijze of gelijktijdigheid.
**Voorbeelden:**
* `Door met buitenlandse klanten te werken, heb ik mijn Frans verbeterd.` wordt vertaald als `En travaillant avec des clients étrangers, j’ai amélioré mon français.`
* `Door de cijfers te analyseren, hebben we een fout in het rapport ontdekt.` wordt vertaald als `En analysant les chiffres, nous avons découvert une erreur dans le rapport.`
* `Door rechtstreeks met de leverancier te praten, konden we een betere prijs onderhandelen.` wordt vertaald als `En parlant directement au fournisseur, on a pu négocier un meilleur prix.`
### 4.6 Het concept van "decent work"
"Decent work" (decent werk) wordt gedefinieerd als productief werk dat eerlijk is en werknemers voorziet van vrijheid, veiligheid, sociale bescherming, menselijke waardigheid en voldoende inkomen om van te leven. Dit concept is nauw verbonden met het ODD 8: Eerlijk werk en economische groei.
**Tip:** Begrijp het verschil tussen gelijkheid (iedereen krijgt hetzelfde) en billijkheid (iedereen krijgt wat hij nodig heeft om hetzelfde niveau te bereiken).
### 4.7 De rol van organisaties zoals de VN en het UNDP
De Verenigde Naties (VN) is een internationale organisatie die zich richt op het handhaven van vrede en veiligheid, het beschermen van mensenrechten, het bieden van humanitaire hulp, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het waarborgen van internationaal recht.
Het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) is het belangrijkste agentschap van de VN voor ontwikkeling en draagt bij aan de realisatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (ODD's) door middel van geïntegreerde oplossingen in ongeveer 170 landen. Het UNDP erkent dat de complexe uitdagingen van vandaag alleen kunnen worden opgelost door middel van partnerschappen tussen overheden, de private sector, het maatschappelijk middenveld en burgers.
**Tip:** ODD 8: Eerlijk werk en economische groei, is een cruciaal thema binnen de bredere context van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectieven voor Duurzame Ontwikkeling (ODD's) | Een reeks van 17 mondiale doelstellingen, ingesteld door de Verenigde Naties, gericht op het beëindigen van armoede, het beschermen van de planeet en het waarborgen van vrede en welvaart voor iedereen tegen 2030. |
| VN (Verenigde Naties) | Een internationale organisatie opgericht in 1945, bestaande uit 193 lidstaten, met als hoofddoel het handhaven van internationale vrede en veiligheid, het beschermen van mensenrechten, het bieden van humanitaire hulp, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het waarborgen van internationaal recht. |
| PNUD (Programma van de Verenigde Naties voor Ontwikkeling) | Het belangrijkste agentschap van de Verenigde Naties voor ontwikkelingssamenwerking, dat landen helpt bij het bereiken van de ODD's door middel van geïntegreerde oplossingen en beleidsexpertise in ongeveer 170 landen en gebieden. |
| Werkgelegenheid | Een productieve en billijke baan die werknemers vrijheid, veiligheid, sociale bescherming, menselijke waardigheid en voldoende inkomen biedt om van te leven. |
| Egaliteit | Het principe dat iedereen hetzelfde ontvangt, ongeacht hun individuele situatie of behoeften. |
| Billijkheid | Het principe dat iedereen ontvangt wat nodig is om hetzelfde eindniveau te bereiken, rekening houdend met individuele omstandigheden. |
| Onderaannemer (sou-traitant) | Een bedrijf of persoon aan wie een ander bedrijf een deel van zijn werk of productie toevertrouwt om uit te voeren. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkelingsmodel dat voldoet aan de behoeften van het heden zonder de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Dit vindt plaats in de intersectie tussen economische, sociale en ecologische pijlers. |
| Rapport Brundtland | Een invloedrijk rapport uit 1987, opgesteld door de Commissie van de Verenigde Naties voor Milieu en Ontwikkeling, dat de definitie van duurzame ontwikkeling introduceerde en de urgentie ervan benadrukte. |
| Economie van de korte keten | Een economisch model dat zich richt op het verkorten van de afstanden tussen producent en consument, wat vaak leidt tot minder transport, lokale werkgelegenheid en een lagere ecologische voetafdruk. |
| Circulaire economie | Een economisch systeem dat gericht is op het minimaliseren van afval en het maximaliseren van het hergebruik van grondstoffen en producten, in tegenstelling tot het lineaire model van "nemen-maken-weggooien". |
| Gérondif | Een Franse grammaticale vorm, gevormd door "en" + het deelwoord, gebruikt om gelijktijdigheid, voorwaarde, oorzaak, manier of tijd aan te geven, vaak vertaald als "door te" in het Nederlands. |
| Empreinte carbone | De totale hoeveelheid broeikasgassen (zoals kooldioxide) die wordt uitgestoten door menselijke activiteiten, direct of indirect, vaak gekoppeld aan het energieverbruik. |
| Welzijn op het werk | De algemene staat van tevredenheid, motivatie en gezondheid van werknemers binnen een organisatie, wat bijdraagt aan hogere productiviteit en betere prestaties. |