Cover
Comença ara de franc BB_HC2_Deel2_Integrale mobiliteitsplanning op lokaal en regionaal niveau.pdf
Summary
# Historische evolutie van mobiliteitsconvenanten en decreten
Dit onderwerp schetst de ontwikkeling van het mobiliteitsbeleid in Vlaanderen, van vrijwillige convenanten naar een gedifferentieerd decretaal kader, met een specifieke focus op de wijzigingen in 2012 en 2019.
### 1.1 Vroege benaderingen: convenanten
Vanaf de jaren '90 werden er in Vlaanderen diverse convenanten afgesloten op het gebied van mobiliteit. Deze convenanten waren vrijwillige overeenkomsten tussen verschillende partijen met als doel het integreren van mobiliteitsbeleid vanuit een duurzaam perspectief. Het Decreet betreffende de mobiliteitsconvenants, uitgevaardigd op 20 april 2001, formaliseerde deze aanpak [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.2 Het decreet van 2012: grondige wijziging van het mobiliteitsbeleid
In 2012 vond er een significante herziening plaats van het bestaande mobiliteitsdecreet (#page=3, 5). Het hoofddoel bleef hetzelfde: samenwerken met diverse partners aan een duurzaam lokaal mobiliteitsbeleid [3](#page=3) [5](#page=5).
#### 1.2.1 Veranderingen geïntroduceerd door het decreet van 2012
Het decreet uit 2012 bracht een reeks vernieuwingen met zich mee [6](#page=6):
* **Nieuwe focus en doelen:** Het decreet legde de nadruk op beter overleg als fundering voor een efficiënt mobiliteitsbeleid. Dit sluit aan bij de bredere bespreking over overlegstructuren in Hoofdstuk 1 (HC 1) [6](#page=6).
* **Vereenvoudiging van procedures:** Er werd gestreefd naar een vergaande vereenvoudiging van de bestaande procedures [6](#page=6).
* **Intergemeentelijke samenwerking:** Het decreet bood de mogelijkheid om intergemeentelijk samen te werken [6](#page=6).
* **Verplichte gemeentelijke mobiliteitsplannen:** In tegenstelling tot het latere decreet, stelde dit decreet gemeenten verplicht om een gemeentelijk mobiliteitsplan op te stellen [7](#page=7).
### 1.3 Het decreet van 2019: basisbereikbaarheid en regionale schaal
Het Decreet betreffende de basisbereikbaarheid, dat van kracht werd op 22 juni 2019, introduceerde een nieuwe benadering van mobiliteit door deze vanuit een hoger schaalniveau te bekijken, namelijk via de oprichting van vervoerregio's (#page=3, 7) [3](#page=3) [7](#page=7).
#### 1.3.1 Vernieuwingen door het decreet van 2019
Dit decreet brengt de volgende belangrijke veranderingen teweeg [7](#page=7):
* **Nieuw plan- en overlegniveau:** Er werd een nieuw niveau voor planning en overleg ingesteld [7](#page=7).
* **Regionale samenwerking als norm:** Samenwerken op regionaal niveau werd de standaardpraktijk [7](#page=7).
* **Vrijwillige gemeentelijke mobiliteitsplannen:** Gemeenten krijgen de mogelijkheid om vrijblijvend een gemeentelijk mobiliteitsplan op te stellen. Dit is een significant verschil met het decreet uit 2012, waar dit verplicht was [7](#page=7).
> **Tip:** Let goed op de verschuiving van de verplichting tot het opstellen van gemeentelijke mobiliteitsplannen tussen het decreet van 2012 (verplicht) en het decreet van 2019 (vrijwillig). Dit is een cruciaal onderscheid voor examens.
---
# Overlegorganen in het mobiliteitsbeleid
Dit onderwerp behandelt de diverse overlegorganen die zijn opgericht onder de decreten van 2012 en 2019, met specifieke aandacht voor hun taken, samenstelling en werking.
### 2.1 Overlegorganen Decreet '12
#### 2.1.1 Gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC)
Elke gemeente dient een GBC te hebben. De GBC heeft als kerntaken [10](#page=10):
* Het voorbereiden, opmaken, opvolgen, evalueren en eventueel herzien van het (inter-)gemeentelijk mobiliteitsplan [10](#page=10).
* Het begeleiden van de voorbereiding, opmaak, opvolging en evaluatie van projecten die aansluiten bij het duurzaam lokaal mobiliteitsbeleid [10](#page=10).
De samenstelling van de GBC omvat vaste leden en kan uitgebreid worden met variabele en adviserende leden:
* **Vaste leden:** de gemeente (voorzitter), het departement MOW (BMV), De Lijn, de initiatiefnemer en de betrokken wegbeheerder(s) [10](#page=10).
* **Verplicht uit te nodigen leden:** de provincie, het departement RWO, het departement LNE, NMBS, etc. [10](#page=10).
* **Adviserende leden:** worden uitgenodigd voor draagvlakverwerving of expertise, zoals de Politie, Fietsersbond, TreinTramBus, politici, etc. [10](#page=10).
Beslissingen binnen de GBC worden bij voorkeur genomen bij consensus, waarbij elk lid één stem heeft. Louter adviserende leden hebben geen stemrecht [10](#page=10).
#### 2.1.2 Regionale mobiliteitscommissie (RMC)
In elke provincie is er een RMC opgericht. De RMC heeft als primaire taken [11](#page=11):
* Het uitvoeren van een kwaliteitscontrole op het ontwerp, de evaluatie en, indien van toepassing, de herziening van het gemeentelijk of intergemeentelijk mobiliteitsplan [11](#page=11).
* Het uitvoeren van een kwaliteitscontrole op projecten die gericht zijn op het ondersteunen van andere strategische plannen, het verbeteren of aanleggen van infrastructuur, de uitbouw van kwaliteitsvol openbaar vervoer en andere maatregelen die bijdragen tot duurzame mobiliteit [11](#page=11).
De samenstelling van de RMC is als volgt:
* De initiatiefnemer [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van het departement [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van het Agentschap Wegen en Verkeer [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van de Vlaamse Vervoermaatschappij – De Lijn [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van de gemeenten in kwestie [12](#page=12).
* Een vertegenwoordiger van de provincie [12](#page=12).
* Een kwaliteitsadviseur [12](#page=12).
De RMC wordt geraadpleegd onder de volgende voorwaarden [13](#page=13):
* **Plannen:** Verplicht bij de Sneltoets en het Ontwerp Beleidsplan. Voor andere fases volstaat schriftelijk advies van de kwaliteitsadviseur indien er consensus is binnen de GBC [13](#page=13).
* **Projecten:** Indien er consensus is binnen de GBC, volstaat rechtstreeks schriftelijk advies van de kwaliteitsadviseur. Een beraadslaging in de RMC kan echter gevraagd worden door de initiatiefnemer of de kwaliteitsadviseur [13](#page=13).
De kwaliteitsadviseur speelt een adviserende rol binnen de RMC, die optreedt als formele kwaliteitsbewaker. De adviseur brengt een (on)gunstig advies uit aan de minister, wat richtinggevend is voor de minister en een basis vormt voor subsidiëring. De adviseur controleert of het plan of project voldoet aan het decreet [14](#page=14).
### 2.2 Overlegorganen Decreet '19
#### 2.2.1 Vervoerregioraad (VVR)
Elke vervoerregio beschikt over een eigen Vervoerregioraad. De kerntaken van de VVR omvatten [16](#page=16):
* Het voorbereiden, opmaken, opvolgen, evalueren en herzien van het regionaal mobiliteitsplan [16](#page=16).
* Het bepalen van de basisbereikbaarheidsfuncties (BFF), met uitzondering van fietssnelwegen [16](#page=16).
* Het bepalen van het aanvullend net en het vervoer op maat, en het adviseren over het trein- en kernnet [16](#page=16).
* Het prioriteren, opvolgen en evalueren van regionale mobiliteitsprogramma's en -projecten [16](#page=16).
* Maatregelen inzake doorstroming en verkeersveiligheid [16](#page=16).
* Het verknopen van vervoers- en infrastructuurnetten ten behoeve van combimobiliteit [16](#page=16).
De samenstelling van de VVR is multidisciplinair en beleidsdomeinoverschrijdend en omvat minimaal vertegenwoordigers van:
* Elke gemeente in de vervoerregio [17](#page=17).
* Departement Mobiliteit en Openbare Werken [17](#page=17).
* Agentschap Wegen en Verkeer [17](#page=17).
* De interne exploitant van het kernnet en het aanvullend net (voor basisbereikbaarheid) [17](#page=17).
* De Vlaamse Waterweg nv [17](#page=17).
* De provincie (indien de provincie de vervoerregio vormt) [17](#page=17).
Daarnaast kunnen bijkomende leden worden opgenomen, zoals de NMBS, de mobiliteitscentrale aangepast vervoer, het Departement Omgeving, en anderen. De uiteindelijke samenstelling wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de vervoerregio. Op verzoek van leden kunnen bijkomende instanties als adviserende leden worden uitgenodigd om technische kennis te vergroten en de kwaliteit en het draagvlak te verbeteren [17](#page=17) [18](#page=18).
De werking van de VVR wordt gekenmerkt door:
* **Voorzitterschap:** een politieke voorzitter en een voorzitter van MOW [19](#page=19).
* **Dagelijks bestuur:** verantwoordelijk voor het vastleggen van de agenda en beslispunten, voorgezeten door de voorzitters [19](#page=19).
* **Werkgroepen:** bereiden de VVR voor, meestal themawerkgroepen. De organisatie van het dagelijks bestuur en de werkgroepen wordt geregeld in het huishoudelijk reglement [19](#page=19).
De VVR komt samen zo vaak als nodig. Een quorum, vastgelegd in het huishoudelijk reglement, is vereist om rechtsgeldig te vergaderen. Besluitvorming gebeurt bij voorkeur bij consensus, afhankelijk van de bepalingen in het huishoudelijk reglement [20](#page=20).
#### 2.2.2 Projectstuurgroep (PSG)
De PSG is actief op een lokaal niveau. De taakstelling van de PSG omvat [21](#page=21):
* Het opstellen van een lokaal mobiliteitsplan, of andere lokale beleidsplannen en projecten gerelateerd aan mobiliteit [21](#page=21).
* Dit geldt zowel voor infrastructureel gebonden projecten als niet-infrastructureel gebonden projecten [21](#page=21).
De minimale samenstelling van de PSG is multidisciplinair en beleidsdomeinoverschrijdend en omvat vertegenwoordigers van:
* De initiatiefnemer [22](#page=22).
* De betrokken gemeente of gemeenten [22](#page=22).
* Mobiliteit en Openbare Werken [22](#page=22).
* De betrokken weg- of waterwegbeheerder (indien anders dan MOW of de gemeente) [22](#page=22).
Bijkomende leden kunnen worden toegevoegd op maat van het project, zoals medefinanciers, De Lijn, NMBS, of burgers/handelaars in het kader van participatie. De initiatiefnemer, samen met één of meer gemeenten of MOW, fungeert als voorzitter van de PSG en is verantwoordelijk voor het dossier. De PSG streeft naar consensus [23](#page=23).
Indien er binnen de PSG geen consensus wordt bereikt, wordt dit formeel vastgesteld in het verslag van de PSG. Er zijn twee mogelijkheden [24](#page=24):
1. Proberen tot nieuwe oplossingsrichtingen te komen en deze verder uit te werken [24](#page=24).
2. Indien dit niet mogelijk is, kan een verzoek tot bemiddeling worden ingediend bij de VVR [24](#page=24).
Het verzoek tot bemiddeling wordt ingediend bij de voorzitter van de VVR binnen 15 dagen door de leden die niet akkoord zijn, met een argumentatie waarom zij het niet eens zijn. De VVR kan extra informatie opvragen. Bemiddeling vindt plaats binnen 30 dagen indien het verzoek ontvankelijk is. De initiatiefnemer van de PSG maakt het resultaat van de bemiddeling bekend en geeft richting aan het vervolg [24](#page=24).
### 2.3 Complementair functionerende overlegorganen
Naast de decretaal vastgelegde overlegorganen bestaan er ook organen met een complementaire functie, die zich richten op kleinschaligheid en techniciteit.
#### 2.3.1 Cel Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (BMV)
Er is per provincie een Cel Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Deze cel bestaat uit [25](#page=25):
* 1 Mobiliteitscoördinator [25](#page=25).
* 5-tal mobiliteitsbegeleiders, die fungeren als het aanspreekpunt voor steden en gemeenten [25](#page=25).
* 1 Administratief medewerker [25](#page=25).
#### 2.3.2 Provinciale Commissie Verkeersveiligheid (PCV)
De PCV behandelt kleinschalige maatregelen (< 500.000 euro) met betrekking tot verkeersveiligheid. De implementatie verloopt sneller, doorgaans binnen de 6 maanden [26](#page=26).
#### 2.3.3 Adviesgroep voor verkeersveiligheid op de Vlaamse gewestwegen (AVVG)
De AVVG houdt zich bezig met het opstellen van algemene verkeerstechnische richtlijnen en aanbevelingen. De conclusies worden omgezet in richtlijnen die als leidraad dienen voor dossierbehandeling binnen de PCV en PSG/vervoerregio. De AVVG behandelt geen concrete dossiers, maar kan wel schorsend optreden [27](#page=27).
#### 2.3.4 Forum openbaar vervoer
Dit forum behandelt kleinschalige maatregelen voor OV-projecten. Dit omvat tussentijdse wijzigingen in het aanbod met een structurele impact onder de 500.000 euro, of punctuele aanpassingen op lijnniveau met een structurele impact onder de 500.000 euro waarbij minstens één partner een bespreking wenst. Ook andere projecten waarvoor De Lijn een bespreking wenselijk acht, komen hier aan bod. Het forum is bedoeld om te informeren en bepaalde plannen of beslissingen te bespreken, te motiveren en toe te lichten [28](#page=28).
---
# Coördinatie van het mobiliteitsdomein met andere beleidsdomeinen
De coördinatie van het mobiliteitsdomein met andere beleidsdomeinen benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde aanpak voor effectief beleid [30](#page=30) [31](#page=31).
### 4.1 Noodzaak tot geïntegreerde aanpak en afstemming
Er is een algemene noodzaak voor een geïntegreerde aanpak in het mobiliteitsbeleid. De afstemming met andere mobiliteitsdomeinen wordt gefaciliteerd via het decreet basisbereikbaarheid. Artikel 13, paragraaf 3 van dit decreet stelt dat het Mobiliteitsplan Vlaanderen, de regionale en de lokale mobiliteitsplannen moeten worden afgestemd op [31](#page=31):
* Ten minste de ruimtelijke beleidsplannen, de beleidsplannen inzake milieubeleid en waterbeheerplannen [31](#page=31).
* De relevante beleidsdocumenten [31](#page=31).
Het juridisch statuut van verschillende beleidsplannen varieert, wat invloed heeft op hun dwingendheid. Een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) is bijvoorbeeld “dwingender” dan een gemeentelijk mobiliteitsplan (GMP), waardoor het GMP eerder richtinggevend dan sturend is [31](#page=31).
### 4.2 Milieuaspecten in het mobiliteitsplan
De integratie van milieuaspecten in een mobiliteitsplan kan op verschillende manieren worden aangepakt. Een handleiding van LNE beschrijft een proces van zes (of zeven) stappen. Daarnaast is overleg cruciaal [32](#page=32).
* **Betrekken van de duurzaamheids-/milieuambtenaar:** Deze ambtenaar kan worden betrokken bij gemeentelijke beleidscel (GBC) vergaderingen, workshops en andere overlegmomenten [32](#page=32).
* **Raadplegen van de Milieuraad:** De Milieuraad dient geconsulteerd te worden om milieuoverwegingen mee te nemen [32](#page=32).
### 4.3 Gezondheidsaspecten
Gezondheidsaspecten vormen een belangrijk onderdeel bij de coördinatie van het mobiliteitsdomein met andere beleidsgebieden. Verwijzingen naar verdere informatie hierover zijn beschikbaar via de website van Zorg en Gezondheid, specifiek de secties over gezonde publieke ruimte en gerelateerde studies en rapporten [34](#page=34).
> **Tip:** De juridische status van beleidsplannen is essentieel om te begrijpen hoe ze elkaar beïnvloeden. Een "dwingender" plan kan de uitvoering van een ander, minder sturend plan, beperken of sturen.
> **Voorbeeld:** Een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat voorziet in groenzones kan de mogelijkheden voor de aanleg van nieuwe wegen in een gemeentelijk mobiliteitsplan beperken, omdat het GRS als bindender wordt beschouwd [31](#page=31).
---
# Opmaak en inhoud van mobiliteitsplannen op verschillende niveaus
Dit hoofdstuk beschrijft de methodiek en vereisten voor het opstellen van gewestelijke, regionale en gemeentelijke mobiliteitsplannen, inclusief de procesfasen en participatie.
### 4.1 Het gewestelijk mobiliteitsplan
Het gewestelijk mobiliteitsplan is een verplicht op te maken plan door de Vlaamse Regering, vastgelegd in zowel het Mobiliteitsdecreet 2012 als het Decreet basisbereikbaarheid 2019. Een gewestelijke planningscommissie is verantwoordelijk voor de voorbereiding, voortgangscontrole van de uitvoering en de evaluatie van het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van het MOW, AWV, Water en zeewegen, Water en zeekanaal, Scheepvaart, en De Lijn [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.1.1 Procesverloop
Het proces van het gewestelijk mobiliteitsplan omvat meerdere stappen [37](#page=37):
1. **Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen, voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering.**
2. **Advies en participatie:** De MORA (strategische adviesraad) brengt een advies uit na openbaar onderzoek en een participatietraject. Ook de Milieu- en Natuurraad en SARO geven advies [37](#page=37).
3. **Standpunt Vlaams Parlement:** Op basis van het advies van MORA neemt het Vlaams Parlement een standpunt in [37](#page=37).
4. **Definitieve vaststelling:** De Vlaamse Regering stelt het Mobiliteitsplan Vlaanderen definitief vast en publiceert het vaststellingsbesluit in het Belgisch Staatsblad [37](#page=37).
Na definitieve vaststelling wordt het plan afgestemd met bestaande plannen op lagere niveaus, zoals provinciale en gemeentelijke plannen, waarbij potentiële strijdigheden worden gemeld en aangepast. Het plan is opgesteld voor een periode van 10 jaar [38](#page=38).
#### 4.1.2 Participatietraject
Het decreet basisbereikbaarheid bepaalt de vaststelling van een participatietraject door de Vlaamse Regering. Dit omvat de vormgeving, tijdlijn, coördinatie, evaluatie en communicatie van de participatie. Indien geen participatietraject wordt vastgesteld, is een openbaar onderzoek verplicht [39](#page=39).
#### 4.1.3 Stand van zaken
Eerdere pogingen om een gewestelijk mobiliteitsplan op te stellen, zoals in 2001 en 2009, hebben niet geleid tot een definitieve goedkeuring (#page=40, 41). In 2019 was er geen sprake meer van een Mobiliteitsplan Vlaanderen in de beleidsnota MOW 2019-2024. In plaats daarvan is er een langetermijnvisie ontwikkeld met een toekomstverkenning tot 2040 [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42).
### 4.2 Het regionaal mobiliteitsplan
Het regionaal mobiliteitsplan is een nieuwe planningslaag geïntroduceerd door het decreet basisbereikbaarheid. De opmaak ervan is verplicht en gebeurt door de vervoerregio. Er is een afstemmingsverplichting met andere beleidsplannen, waaronder ruimtelijke en milieubeleidsplannen [45](#page=45).
#### 4.2.1 Inhoud
Een regionaal mobiliteitsplan bevat een globale, lange termijn mobiliteitsvisie voor de vervoerregio en een actieplan. Het bepaalt het aanvullend fietsroutenetwerk (BFF), met uitzondering van fietssnelwegen. Het plan bepaalt ook het aanvullend net en het vervoer op maat, en geeft advies over het trein- en kernnet. Daarnaast worden regionale mobiliteitsprogramma's en -projecten geprioriteerd, opgevolgd en geëvalueerd. Maatregelen inzake doorstroming, verkeersveiligheid, en de verknoping van vervoers- en infrastructuurnetten worden ook opgenomen. Er is een duidelijke link met ruimtelijk beleid, logistiek, ITS, enzovoort [46](#page=46).
#### 4.2.2 Procesverloop
Het Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) initieert de opmaak van een regionaal mobiliteitsplan en stelt een studiebureau aan. De Vervoerregio's en Regionale Mobiliteitsraden (VVRR) zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding, opmaak, opvolging, evaluatie en herziening van het plan, inclusief het bepalen van het participatietraject [47](#page=47).
Het ontwerp van het regionaal mobiliteitsplan wordt vastgesteld door de VVRR en vervolgens goedgekeurd door de gemeenteraden van de Vervoerregio. Mogelijke strijdigheden met provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleidsplannen worden gemeld en plannen worden aangepast. De VVRR bepaalt de termijnen voor goedkeuring en de ingangsdatum van het plan, dat voor een periode van 10 jaar wordt vastgesteld [48](#page=48).
#### 4.2.3 Participatietraject
Het decretaal vastgelegde participatietraject beoogt een interactieve inspraak bij het mobiliteitsbeleid. Dit start bij de opmaak van het ontwerp en loopt door bij de uitvoering, opvolging en evaluatie van het regionale plan. De VVRR stelt het participatietraject vast. Vragen hierbij zijn onder andere hoe om te gaan met grote burgerinitiatieven en hoe bij de start een visie te bekomen in plaats van een opsomming van knelpunten. Indien er geen regels zijn omtrent een participatietraject, organiseren de gemeenten een openbaar onderzoek [49](#page=49).
#### 4.2.4 Overlegprocedure
Om draagvlak te creëren bij de actoren, worden diverse overlegvormen gehanteerd [51](#page=51):
1. Bilateraal overleg met elke gemeente van de Vervoerregio.
2. Bilateraal overleg met actoren van de VVRR.
3. Overleg met het Team MOW.
4. Werkgroep van de VVRR.
5. Vervoerregioraad.
6. Overleg met aangrenzende Vervoerregio's.
### 4.3 Gemeentelijk mobiliteitsplan
De opmaak van een lokaal mobiliteitsplan (GMP) is facultatief, maar biedt een planmatige aanpak voor lokale uitdagingen en communicatie van beleid naar de bevolking. Het moet consistent zijn met het gewestelijk en regionaal mobiliteitsplan [53](#page=53).
#### 4.3.1 Procesverloop
Het college van Burgemeester en Schepenen (CBS) neemt het initiatief voor het GMP, in samenwerking met de Politiezone (PSG). Het GMP richt zich naar het Mobiliteitsplan Vlaanderen en het regionaal vervoersplan en vult deze aan op lokaal niveau. Afstemming met provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleidsplannen is vereist. Het plan wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, met een doorkijkperiode van 30 jaar [54](#page=54).
Het proces omvat:
1. Voorlopige vaststelling van het ontwerp lokaal mobiliteitsplan door het CBS.
2. Openbaar onderzoek / participatietraject.
3. Eventuele wijzigingen worden voorgelegd aan de PSG.
4. Voorlopige vaststelling van het (gewijzigde) ontwerp door het CBS.
5. Definitieve vaststelling door de Gemeenteraad en publicatie [55](#page=55).
#### 4.3.2 Participatietraject
Het CBS besluit over het participatietraject, aangezien er geen decretale richtlijnen zijn. Gemeenten bepalen dit zelf. Indien er geen participatietraject wordt vastgesteld, is minimaal een openbaar onderzoek vereist [56](#page=56).
#### 4.3.3 Evaluatie en herziening
Een gemeentelijk mobiliteitsplan kan op elk moment worden geëvalueerd of herzien, bijvoorbeeld als de planningscontext grondig is gewijzigd. Minimaal om de zes jaar vindt een evaluatie en, indien nodig, herziening plaats. De bestaande plannen blijven gelden totdat een nieuw plan is bekendgemaakt [59](#page=59).
Evaluatie kan gebeuren aan de hand van:
* **De Sneltoets:** Een tool die de actualiteitswaarde van het GMP toetst en richting geeft aan toekomstig lokaal mobiliteitsbeleid (#page=60, 61). Deze bestaat uit twee vragen: consensus over doelstellingen en onbehandelde/onvoldoende uitgewerkte thema's [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Voortgangsverslag:** Geeft een overzicht van de stand van zaken in de uitvoering van het GMP, met focus op kortetermijnacties en een werkprogramma voor de komende jaren (#page=60, 62) [60](#page=60) [62](#page=62).
### 4.4 Methodiek voor de opmaak van een mobiliteitsplan
De methodiek voor de opmaak van een mobiliteitsplan bestaat uit vier fasen [64](#page=64):
#### 4.4.1 Fase 1: Oriëntatie
In deze fase wordt een inventaris en synthese gemaakt van bestaande plannen en studies, worden nieuwe onderzoeken opgestart, een omgevingsanalyse uitgevoerd en maatschappelijke ontwikkelingen onderzocht. Er wordt een inschatting gemaakt van de mobiliteitsbehoeften en een analyse van de ervaren of te verwachten mobiliteitsproblemen en -kansen. Dit resulteert in een **oriëntatienota** [64](#page=64).
De oriëntatienota bevat (#page=65, 66, 67, 68, 69) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69):
* **Resultaten sneltoets (enkel bij GMP):** Aspecten die een grondige herziening van het GMP noodzakelijk maken [65](#page=65).
* **Bestaande toestand:** Beknopte analyse van relevante gegevens, huidig mobiliteitsbeleid, ruimtelijke en verkeersstructuur, gebruikskenmerken van netwerken, socio-demografische en economische profilering, en analyse van verplaatsingsstromen [65](#page=65).
* **Bestaande plannen en studies:** Beknopte analyse van de planningscontext, inclusief beschrijving, actualiteitswaarde en relevante mobiliteitseffecten [66](#page=66).
* **Inzicht in de visie van verschillende actoren:** Visie van beleidsactoren, buurtgemeenten, aangrenzende vervoerregio's, belangengroepen, en aangrenzende gewesten/landen [67](#page=67).
* **Probleemstelling:** Conclusie in de vorm van een knelpunten/kansenkaart of -tabel [68](#page=68).
* **Aanvullend onderzoek:** Om problemen/kansen verder te onderbouwen en scenario's te voeden [69](#page=69).
* **Bijlagen:** Verslagen en documenten m.b.t. het participatietraject [69](#page=69).
#### 4.4.2 Fase 2: Planopbouw (Synthesefase)
In deze fase wordt een strategische visie opgesteld voor de gewenste mobiliteitsontwikkeling, uitgewerkt in operationele doelstellingen (SMART) (#page=64, 71). Alternatieve ontwikkelingsscenario's gericht op duurzame mobiliteit worden uitgewerkt en afgewogen, met bepaling van een voorkeurscenario (#page=64, 72). Dit resulteert in een **synthesenota** [64](#page=64) [71](#page=71) [72](#page=72).
De synthesenota bevat (#page=70, 71, 72, 73, 74, 75) [70](#page=70) [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75):
* **Onderzoeksresultaten:** Samenvatting en conclusies van uitgevoerde onderzoeken [70](#page=70).
* **Knelpunten, kansen en doelstellingen:** Aangevuld met onderzoeksresultaten [70](#page=70).
* **Doelstellingen:** Strategische en operationele doelstellingen (SMART) [71](#page=71).
* **Voorbeeld strategische doelstelling (Vlaams niveau):** De verkeersonveiligheid terugdringen met het oog op een wezenlijke vermindering van het aantal verkeersslachtoffers [71](#page=71).
* **Voorbeeld strategische doelstelling (gemeentelijk niveau):** Focus op woon-schoolverplaatsingen, invalswegen en stationsomgevingen ter vermindering van het aantal en de ernst van verkeersongevallen [71](#page=71).
* **Voorbeeld operationele doelstelling:** Daling van het aantal lichtgewonden met minimaal 2,5% per jaar [71](#page=71).
* **Opbouw scenario's duurzame mobiliteit:** Eén of meerdere ontwikkelingsscenario's met wervende titels, los van projecten [72](#page=72).
* **Afweging scenario's:** Tegenover doelstellingen en op basis van toetsingscriteria, gevolgd door een rangorde [73](#page=73).
* **Beschrijving gewenste mobiliteitsontwikkeling:** Samenhang tussen doelstellingen en scenario, geïllustreerd met een synthesekaart [74](#page=74).
* **Relatie met andere beleidsplannen:** Nagaan van afwijkingen van het voorkeursscenario met andere beleidsplannen [75](#page=75).
* **Bijlagen:** Verslagen, onderzoeksrapporten en documenten m.b.t. participatie [75](#page=75).
#### 4.4.3 Fase 3: Beleidsplan
Het voorkeursscenario wordt uitgewerkt tot een beleidsscenario. Concrete maatregelen om de doelstellingen te bereiken worden uitgewerkt en in een actieplan opgenomen. Dit resulteert in een **beleidsplan** [64](#page=64).
Het beleidsplan kan op zichzelf gelezen worden en is het belangrijkste onderdeel. Het bevat (#page=76, 77, 78, 79, 80, 81, 82) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82):
* **Beschrijving van de gewenste mobiliteitsontwikkeling:** Hernomen uit de synthesenota, inclusief de synthesekaart [76](#page=76).
* **Uitwerking van het beleidsscenario:** Volgens drie werkdomeinen (A, B, C) [76](#page=76).
* **Werkdomein A – Ruimtelijke ontwikkelingen en hun mobiliteitseffecten:** A.1 Ruimtelijke planning, A.2 Strategische ruimtelijke projecten, A.3 Categorisering van wegen [77](#page=77).
* **Werkdomein B – Netwerken per modus:** B.1 Verblijfsgebieden en voetgangersvoorzieningen, B.2 Fietsroutenetwerk, B.3 Openbaarvervoernetwerk, B.4 (Her)inrichting van wegen, B.5 Parkeerbeleid, B.6 (Goederen)vervoer over water. Prioriteit is gegeven aan het STOP-principe: Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Personenwagen [78](#page=78).
* **Werkdomein C – Ondersteunende maatregelen:** C.1 Vervoersmanagement, C.2 Tarifering, C.3 Sensibilisering, C.4 Handhaving, C.5 Beleidsondersteuning, C.6 Monitoring en evaluatie [79](#page=79).
* **Werkdomeinen voor regionaal beleidsplan:** Mobiliteitsprojecten van strategisch plan, gewenst openbaar vervoernetwerk, bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, privaat gemotoriseerd verkeer, logistiek netwerk, verknopingsvormen, flankerend beleid, innovatie [80](#page=80).
* **Actieplan:** Maatregelen, middelen, termijnen, initiatiefnemers en prioriteiten (KT, MT, LT) [81](#page=81).
* **Voorstel tot wijziging van andere beleidsplannen:** Expliciet aangeven waar het voorgenomen beleid afwijkt [81](#page=81).
* **Toetsing van het beleidsplan:** Nagaan of het plan voldoet aan de operationele doelstellingen [82](#page=82).
* **Voorstel voor monitoring en evaluatie:** Over de doelstellingen, acties en het planproces [82](#page=82).
* **Bijlagen:** Procesverloop, verslagen VVRR en PSG, documenten m.b.t. participatie [83](#page=83).
#### 4.4.4 Fase 4: Evaluatienota
Deze fase identificeert bijsturingen aan het plan die vereist zijn voor het bereiken van de strategische doelstellingen. Evaluatie van het mobiliteitsplan gebeurt periodiek na afronding van het beleidsdocument. Het voorstel uit fase 3 dient als leidraad voor de rapportage aan de hand van evaluatienota's [64](#page=64) [84](#page=84).
> **Tip:** De SMART-criteria (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden) zijn cruciaal voor het formuleren van operationele doelstellingen [71](#page=71).
>
> **Tip:** Bij de opmaak van scenario's is het belangrijk om te focussen op "wat op te lossen is" (het probleem) in plaats van "hoe het op te lossen" (de specifieke projecten) in de synthesefase [72](#page=72).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Integrale mobiliteitsplanning | Een holistische benadering van mobiliteit die rekening houdt met alle vervoerswijzen, infrastructuur, beleidsdomeinen en belanghebbenden om duurzame en efficiënte mobiliteitsoplossingen te creëren op lokaal en regionaal niveau. |
| Mobiliteitsconvenant | Een vrijwillige overeenkomst tussen verschillende partijen, opgesteld binnen een specifiek beleidsdomein zoals milieu of mobiliteit, met als doel een duurzaam mobiliteitsbeleid te bevorderen. |
| Basisbereikbaarheid | Een decreet dat de basis legt voor een nieuw mobiliteitsbeleid in Vlaanderen, gericht op samenwerking op regionaal niveau en het benaderen van mobiliteit vanuit een breder schaalniveau. |
| Gemeentelijke Begeleidingscommissie (GBC) | Een overlegorgaan op gemeentelijk niveau dat verantwoordelijk is voor de voorbereiding, opmaak, opvolging en evaluatie van (inter-)gemeentelijke mobiliteitsplannen en projecten, met een samenstelling van vaste, variabele en adviserende leden. |
| Regionale Mobiliteitscommissie (RMC) | Een overlegorgaan per provincie dat instaat voor de kwaliteitscontrole van gemeentelijke of intergemeentelijke mobiliteitsplannen en projecten, met een samenstelling die diverse overheidsinstanties en vertegenwoordigers van gemeenten omvat. |
| Kwaliteitsadviseur | Een adviserende rol binnen de Regionale Mobiliteitscommissie (RMC) die een (on)gunstig advies uitbrengt aan de minister, als leidraad voor subsidiëring en controle op naleving van het decreet. |
| Vervoerregioraad (VVR) | Een overlegorgaan per vervoerregio dat verantwoordelijk is voor het opstellen, opvolgen en herzien van het regionaal mobiliteitsplan, het bepalen van het aanvullend net en vervoer op maat, en het prioriteren van regionale mobiliteitsprogramma's en -projecten. |
| Projectstuurgroep (PSG) | Een overlegorgaan op lokaal niveau dat verantwoordelijk is voor het opstellen van een lokaal mobiliteitsplan of andere mobiliteitsgerelateerde beleidsplannen en projecten, met een multidisciplinaire en beleidsdomeinoverschrijdende samenstelling. |
| Geïntegreerde aanpak | Een benadering waarbij verschillende beleidsdomeinen en sectoren op elkaar worden afgestemd en gecoördineerd om gemeenschappelijke doelen te bereiken, wat essentieel is voor effectief mobiliteitsbeleid. |
| Juridisch statuut | De wettelijke status van een document of beleidsplan, die bepaalt in hoeverre het bindend of richtinggevend is voor besluitvorming en acties. Een "dwingender" statuut impliceert meer bindende kracht. |
| SMART-doelstellingen | Doelstellingen die Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn, wat cruciaal is voor effectieve planning en monitoring in het mobiliteitsbeleid. |
| STOP-principe | Een hiërarchisch principe voor het rangschikken van maatregelen in mobiliteitsplannen: eerst Stappen, dan Trappen (fietsen), dan Openbaar vervoer, en tenslotte Personenwagen (individueel gemotoriseerd vervoer), gericht op duurzame mobiliteit. |
| Actieplan | Een gedetailleerd plan dat de specifieke maatregelen, middelen, termijnen, initiatiefnemers en prioriteiten uiteenzet voor de implementatie van een mobiliteitsplan, vaak onderverdeeld in korte-, middellange- en langetermijndoelstellingen. |
| Monitoring en evaluatie | Het systematisch volgen van de voortgang en prestaties van een mobiliteitsplan (monitoring) en het beoordelen van de effectiviteit en impact ervan (evaluatie), om bijsturingen mogelijk te maken en lessen te trekken voor toekomstige plannen. |