Cover
ابدأ الآن مجانًا ML2 les 3 _Studenten.pptx
Summary
# Handelingsgerichte diagnostiek en strategieontwikkeling
Dit onderwerp verkent het proces van handelingsgerichte diagnostiek, waarbij de focus ligt op het formuleren van hypotheses en het ontwikkelen van strategieën voor interventie binnen de context van het ICF-schema.
### 1.1 Het handelingsgerichte diagnostisch proces
Het handelingsgerichte diagnostisch proces kan worden gezien als een combinatie van reflectie over de aanpak en het formuleren van hypotheses. De strategiefase omvat het clusteren van het functioneren van een kind of jongere binnen zijn context en het formuleren van hypothesen die leiden tot een gericht diagnostisch traject.
#### 1.1.1 De strategiefase in de praktijk
De strategiefase begint met het verzamelen van reeds beschikbare gegevens, zoals informatie verkregen tijdens de intake. Deze gegevens worden vervolgens geclusterd binnen het ICF-CY schema, wat helpt om een gestructureerd beeld te krijgen van het functioneren van het kind of de jongere en zijn/haar context.
##### 1.1.1.1 Clusteren van functioneren binnen het ICF-CY schema
Het ICF-CY (International Classification of Functioning, Disability and Health - Children and Youth version) schema biedt een kader om het functioneren te beschrijven. Dit schema omvat:
* **Functies en anatomische eigenschappen:** Hieronder vallen mentale en lichamelijke functies die gerelateerd zijn aan de klachten, zoals gehoor, fysieke beperkingen, of intelligentie.
* **Activiteiten:** Alle taken en handelingen die een persoon uitvoert, zowel goed als minder goed. Dit kan variëren van schoolprestaties en sport tot specifieke beperkingen, zoals het niet kunnen lezen van het schoolbord.
* **Participatie:** De mate waarin iemand kan deelnemen aan verschillende levensgebieden en interactie kan hebben met de omgeving. Dit omvat sociale interacties, zoals het vermijden van ruzies, en deelname aan activiteiten, zoals schooluitstapjes.
* **Externe factoren:** De omgeving en context waarin de persoon zich bevindt.
* **Persoonlijke factoren:** Karaktereigenschappen en andere persoonlijke kenmerken van de persoon.
##### 1.1.1.2 Formuleren van hypothesen en onderzoeksvragen
Na het clusteren van de informatie wordt bepaald of er meer gegevens nodig zijn om de hulpvraag te beantwoorden. Vervolgens worden hypothesen geformuleerd, die essentieel zijn voor het bepalen van het diagnostisch traject. Er worden drie soorten hypothesen onderscheiden:
* **Onderkennende hypothese:** Deze richt zich op wat er precies aan de hand is en gaat vaak over het stellen van diagnoses.
* **Verklarende hypothese:** Deze probeert te achterhalen waarom de problematiek zich voordoet.
* **Indicerende hypothese:** Deze hypothese is gericht op de aanpak en interventie, en kijkt naar hoe de problematiek het beste kan worden aangepakt. Deze hypothese is cruciaal voor de ontwikkeling van begeleidingsstrategieën.
> **Tip:** Zorg ervoor dat hypothesen concreet geformuleerd zijn, zodat ze direct bruikbaar zijn voor de verdere stappen in het diagnostisch proces.
##### 1.1.1.3 Kiezen van een diagnostisch traject
De volgende stap is het kiezen van een passend diagnostisch traject. Hierbij wordt kritisch afgevraagd of het geplande onderzoek daadwerkelijk nodig is om de hulpvraag te beantwoorden en de hypothesen te toetsen. Indien het onderzoek niet strikt noodzakelijk is (bijvoorbeeld als er al voldoende informatie aanwezig is), kan worden besloten om geen verder onderzoek te doen en direct door te gaan naar de strategieontwikkeling.
##### 1.1.1.4 Informeren en afstemmen met betrokkenen
Een essentieel onderdeel van het proces is het informeren en afstemmen met alle betrokkenen, waaronder het kind of de jongere, ouders, school en eventuele andere relevante partijen.
#### 1.1.2 Strategieontwikkeling op basis van hypothesen
Op basis van de geformuleerde hypothesen wordt een strategie ontwikkeld voor begeleiding. Dit kan betrekking hebben op:
* **Begeleiding op niveau van kind/gezin:** Hierbij wordt gekeken welke aanpak het meest geschikt is voor de specifieke zorgvraag binnen de privésfeer.
* **Begeleiding op niveau van klas/school:** Hierbij wordt onderzocht hoe de problematiek kan worden aangepakt binnen de onderwijscontext, bijvoorbeeld door aanpassingen in de lesomgeving of didactiek.
> **Voorbeeld:** Als er een indicerende hypothese is dat het kind problemen heeft met emotieregulatie en concentratie, kan de strategie bestaan uit het aanleren van technieken voor emotieregulatie en het creëren van een gestructureerde leeromgeving. Meer actieve betrokkenheid van het kind in de les kan ook bijdragen aan een beter welbevinden.
### 1.2 Agressie als uiting van onderliggende problematiek
Agressie kan op verschillende manieren voorkomen en is vaak een uiting van onderliggende problemen. Een zorgvuldige analyse van de situatie en de oorzaken is essentieel om adequaat te kunnen reageren.
#### 1.2.1 Wat is agressie?
Agressie wordt gedefinieerd als gedrag waarbij de ander schade wordt toegebracht. Dit kan zich uiten in:
* **Fysieke agressie:** Slaan, schoppen, duwen, etc.
* **Psychische agressie:** Bedreigen, pesten, schelden, manipuleren, etc.
Agressief gedrag kan ook het overtreden van formele (bv. bezittingen niet beschadigen, niet mishandelen) of informele regels (bv. respect tonen, rekening houden met elkaar) omvatten. Het is belangrijk te realiseren dat iemands gedrag agressief kan zijn, zelfs zonder intentie om leed toe te brengen.
#### 1.2.2 Soorten agressie
Er worden verschillende soorten agressie onderscheiden:
* **Reactieve agressie:** Vaak gekenmerkt door impulsiviteit, snelle reacties en weinig rekening houden met consequenties. Kinderen die 'ontploffen' vertonen vaak reactieve agressie.
* **Proactieve agressie:** Agressie die niet direct reactief is, maar wordt ingezet om doelen na te streven. Dit gedrag is vaak koelbloediger en gaat gepaard met weinig angst.
* **Relationele agressie (sociale agressie):** Dit komt vaker voor dan fysieke agressie en wordt vaak gemanipuleerd. Voorbeelden zijn roddels verspreiden, uitsluiten van sociale activiteiten, of kwaadspreken. Dit type agressie wordt vaker bij meisjes gezien en kent een risico op bagatellisering.
> **Tip:** Beide vormen van agressie, reactieve en proactieve, kunnen ook samenkomen.
#### 1.2.3 Agressie en onderliggende stoornissen
Agressie kan geassocieerd zijn met diverse stoornissen en problematieken, waaronder:
* **ADHD:** Moeilijkheden met emotieregulatie en impulsief gedrag kunnen leiden tot agressie. Prikkelverwerking speelt hierbij ook een rol.
* **ODD (Oppositional Defiant Disorder) / CD (Conduct Disorder):** Deze stoornissen gaan vaak gepaard met veel agressief gedrag. Bij ODD wordt de omgeving soms als vijandig ervaren, terwijl CD vaker proactieve agressie omvat.
* **ASS (Autisme Spectrum Stoornis):** Agressie kan ontstaan door problemen met prikkelverwerking, onbegrip, veranderingen in plannen, of sociale stress (autistic meltdown).
* **Andere problematieken:** Hechtingsstoornissen, KOPP (Kind-Ouder-Problematiek), echtscheidingen en andere omgevingsfactoren kunnen ook bijdragen aan agressief gedrag, vaak als reactie op een gebrek aan veiligheid.
#### 1.2.4 Wat te doen bij agressie?
Bij het omgaan met agressie is een stapsgewijze aanpak cruciaal:
1. **Analyseer de situatie en oorzaak:** Observeer planmatig om de agressie vast te stellen. In een onderwijscontext is het belangrijk na te gaan of de eisen aan het kind passend zijn, of alles duidelijk is, of er voldoende structuur en ontspanning is. Ook de eigen rol ('kijk in de spiegel') dient geanalyseerd te worden. Agressie wordt gezien als een uiting van een onderliggend probleem, waarbij de eigen onmacht erkend dient te worden.
2. **Reageer op het moment van agressie:** Blijf rustig, laat het kind uitrazen (zorg voor veiligheid) en benoem en erken het gedrag.
* Bij kinderen jonger dan 6 jaar kan afleiding helpen.
* Bij kinderen ouder dan 6 jaar kunnen duidelijke communicatie ('Stop ermee!', 'Je weet wat we hebben afgesproken') en het aanspreken op de behoefte om rustig te praten effectief zijn. De Roos van Leary kan hierbij als illustratie dienen om interactiepatronen te begrijpen (symmetrisch: tegen-tegen, samen-samen; weerspiegelend: boven-onder, onder-boven).
3. **Na de agressieve uitbarsting:** Ga in gesprek op een rustige plek en met privacy. Keur het gedrag af, maar niet het kind. Luister onbevangen en stel geen waarom-vragen, omdat deze defensieve reacties kunnen oproepen. Het doel is om te leren omgaan met boosheid en agressie. Consequenties voor een volgende keer kunnen worden afgesproken, evenals wat het kind en de klas nodig hebben.
> **Voorbeeld van gesprek na agressie:**
> * "Hoe kon het gebeuren?"
> * "Wat gebeurde er voordat je zo boos werd?"
> * "Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen?"
> * "Hoe kan ik je helpen?"
> * "Wat helpt je om rustig te worden?"
---
# Begrip en aanpak van agressie
Dit gedeelte van de studiehandleiding biedt een gedetailleerd overzicht van agressie, inclusief definities, classificaties, mogelijke oorzaken gerelateerd aan stoornissen, en effectieve aanpakstrategieën voor zowel tijdens als na een agressieve uitbarsting.
## 2. Begrip en aanpak van agressie
Agressie is gedrag waarbij de ander schade wordt toegebracht, dit kan zowel fysiek als psychisch van aard zijn, en kan ook worden gezien als het overtreden van formele (bv. bezittingen niet stukmaken) of informele regels (bv. respect hebben). Belangrijk is dat gedrag agressief kan zijn, zelfs zonder de intentie om leed toe te brengen.
### 2.1 Soorten agressie
Agressie kan op verschillende manieren worden geclassificeerd:
* **Reactieve agressie:** Gekenmerkt door impulsiviteit, snelle reacties ("ontploffen") en weinig rekening houden met consequenties. Dit treedt vaak op als een directe reactie op een externe prikkel.
* **Proactieve agressie:** Agressie die wordt ingezet om specifieke doelen na te streven. Dit gedrag is doorgaans koelbloediger en minder gerelateerd aan angst.
* **Relationele agressie (sociale agressie):** Dit type agressie, vaker voorkomend bij meisjes, maakt gebruik van manipulatie zoals het verspreiden van roddels, het buitensluiten van anderen, of het verspreiden van leugens om anderen onder druk te zetten. Dit type agressie loopt een risico op bagatellisering.
Het is belangrijk op te merken dat reactieve en proactieve agressie ook samen kunnen voorkomen.
### 2.2 Oorzaken van agressie in relatie tot stoornissen
Agressie kan geassocieerd worden met diverse stoornissen en problematieken:
* **ADHD:** Kinderen met ADHD kunnen moeite hebben met emotieregulatie en vertonen vaak impulsief gedrag, wat kan leiden tot agressie.
* **ODD (Oppositional Defiant Disorder) / CD (Conduct Disorder):** ODD gaat gepaard met veel agressief gedrag en de neiging de omgeving als vijandig te zien. CD kan zowel proactieve als reactieve agressie omvatten.
* **ASS (Autisme Spectrum Stoornis):** Agressie kan voortkomen uit prikkelverwerking, onbegrip, veranderingen in plannen, of sociale stress, wat kan leiden tot een "autistic meltdown".
* **Andere problematieken:** Agressie kan ook voorkomen bij KOPP (Kind-Ouder-Profiel), echtscheiding, hechtingsstoornissen, waarbij een gebrek aan een basisgevoel van veiligheid de emotieregulatie bemoeilijkt.
Agressie is vaak een uiting van een onderliggend probleem en niet het probleem an sich.
### 2.3 Aanpak van agressie
De aanpak van agressie vereist een gestructureerd proces, dat zowel reflectie als hypothesenvorming omvat.
#### 2.3.1 Stap 1: Analyseer de situatie en oorzaak
* **Observeren:** Planmatig vaststellen van het agressieve gedrag.
* **Onderwijscontext:** Evalueren of de eisen aan het kind te hoog of te laag zijn, of alles duidelijk is, of er voldoende structuur en ontspanning is.
* **"Kijk in de spiegel":** Erkennen van de eigen onmacht en verantwoordelijkheid.
#### 2.3.2 Stap 2: Analyseer de oorzaak
Agressie is een signaal van een onderliggend probleem dat achterhaald moet worden.
#### 2.3.3 Stap 3: Op het moment van agressie (tijdens de uitbarsting)
* **Blijf rustig:** Dit is cruciaal voor de de-escalatie.
* **Veiligheid waarborgen:** Zorg voor een veilige omgeving voor alle betrokkenen.
* **Laten uitrazen:** Geef het kind de ruimte om de heftigste emoties te uiten.
* **Benoemen en erkennen:** Geef aan dat je ziet dat het kind boos is, zonder het gedrag direct te goedkeuren.
* **Reactie aanpassen aan leeftijd:**
* **Kinderen jonger dan 6 jaar:** Afleiden.
* **Kinderen ouder dan 6 jaar:** Confronteer met duidelijke, rustige taal: "Stop ermee!", "Je weet wat we hebben afgesproken", "Doe even normaal, praat rustig."
* **Gebruik van de Roos van Leary:** Dit model kan helpen bij het begrijpen van de dynamiek tussen gedrag van de hulpverlener en het kind (bv. "boven" tegenover "onder", "samen" tegenover "tegen").
#### 2.3.4 Stap 4: Na de agressieve uitbarsting
* **Gesprek:** Voer dit op een rustig moment en met privacy. Vermijd preken; het gaat om het gedrag afkeuren, niet het kind. Luister onbevangen.
* **Consequenties:** Spreek consequenties af voor een volgende keer.
* **Behoeften:** Bepaal wat het kind nodig heeft en wat de klas nodig heeft om verder te komen.
* **Vermijd waarom-vragen:** Deze kunnen defensieve reacties oproepen. Stel in plaats daarvan vragen die gericht zijn op begrip en toekomstig handelen.
> **Tip:** Een handelingsgerichte diagnostiek is essentieel om agressie te begrijpen. Dit omvat het formuleren van onderkennende, verklarende en indicerende hypothesen.
**Gespreksvoering na agressie (voor kinderen):**
* "Hoe kon het gebeuren?"
* "Wat gebeurde er voordat je zo boos werd?"
* "Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen?"
* "Hoe kan ik je helpen?"
* "Wat helpt je om rustig te worden?"
> **Voorbeeld:** In de klas kan een proactieve agressieve actie, zoals het expres stukmaken van andermans spullen om aandacht te krijgen, geminimaliseerd worden omdat het niet direct fysiek is. Echter, de impact op de sociale omgeving en het slachtoffer kan aanzienlijk zijn. Een effectieve aanpak vereist het erkennen van deze relationele schade.
---
# Leerdoelen en evaluatie
Dit onderdeel van de studiegids focust op de leerdoelen die na deze les behaald moeten worden, met een nadruk op het toepassen van de strategieën van handelingsgerichte diagnostiek in de praktijk, inclusief het omgaan met agressie.
### 3.1 Leerdoelen
Na het bestuderen van dit materiaal, ben je in staat om:
* **Stoornissen te identificeren:** Je kunt op basis van concreet gedrag in een casus verschillende soorten stoornissen herkennen, zoals ontwikkelingsstoornissen, leerstoornissen of gedragsstoornissen.
* **Diagnostische keuzes te motiveren:** Je kunt, rekening houdend met de hulpvraag van een ouder en een kind/jongere, motiveren welke psychodiagnostische tests het meest geschikt zijn om de problematiek en/of zorgvraag beter te begrijpen.
* **Probleemanalyse uit te voeren:** Je bent in staat om een probleemanalyse te verrichten conform de principes van handelingsgerichte diagnostiek.
* **Begeleidingsplannen te formuleren (kind/gezin):** Je kunt voor een specifieke zorgvraag aangeven hoe begeleiding op het niveau van het kind of het gezin aangepakt kan worden.
* **Begeleidingsplannen te formuleren (klas/school):** Je kunt voor een specifieke zorgvraag aangeven hoe begeleiding op het niveau van de klas of school aangepakt kan worden.
### 3.2 Wat je na deze les kunt
* Een ICF-model invullen.
* Een handelingsgerichte (HG) of indicerende hypothese stellen.
* Een onderzoeksstrategie bepalen.
* Verschillende soorten agressie herkennen en onderscheiden.
* Onderscheid maken tussen agressie als gevolg van een probleem en agressie als oorzaak van een probleem.
* Concrete begeleidingstips geven voor het omgaan met agressie.
### 3.3 Handelingsgerichte diagnostiek: het strategiefase
De strategiefase binnen de handelingsgerichte diagnostiek omvat reflectie op de aanpak en het formuleren van hypotheses.
#### 3.3.1 Casus Brent: Strategie
Bij de casus Brent ligt de focus op de denkfase en de doe-fase van de intake, waarbij reflectie centraal staat bij de aanpak.
#### 3.3.2 Het ICF-model binnen de casus
Het ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health) wordt gebruikt om het functioneren van een kind of jongere binnen zijn context te clusteren. Dit omvat:
* **Functies en anatomische eigenschappen:** Mentale en lichamelijke functies gerelateerd aan klachten (bv. gehoor, fysieke beperkingen, intelligentie).
* **Activiteiten:** Dagelijkse handelingen die iemand wel of niet goed kan uitvoeren (bv. schoolprestaties, sporten, moeilijkheden met bord lezen).
* **Participatie:** De mate waarin iemand kan deelnemen aan interacties en activiteiten in de omgeving (bv. sociale interactie, deelname aan schooluitjes).
* **Externe factoren:** De contextuele invloeden, zoals de omgeving.
* **Persoonlijke factoren:** Karaktertrekken en eigenschappen van de persoon.
Het clusteren van gegevens op basis van de intake binnen het ICF-CY (Child and Youth version) schema helpt te bepalen of er meer informatie nodig is om de hulpvraag te beantwoorden.
#### 3.3.3 Hypothesevorming en onderzoeksvragen
Na het clusteren van de gegevens, worden hypotheses en onderzoeksvragen geformuleerd:
* **Onderkennende hypothese:** Wat is er aan de hand? Dit gaat vaak over diagnoses.
* **Verklarende hypothese:** Waarom doet het probleem zich voor?
* **Indicerende hypothese:** Hoe kan het probleem het beste aangepakt worden? Deze is concreet en gericht op oplossingen.
#### 3.3.4 Het diagnostisch traject
De vraag is of het onderzoek echt nodig is om de hulpvraag te beantwoorden en de hypothese te toetsen. Indien ja, wordt de methode bepaald. Indien nee, wordt afgestapt van verder onderzoek.
#### 3.3.5 Betrokkenen informeren en afstemmen
Het is cruciaal om de leerling, ouders, school en eventueel andere betrokkenen te informeren en af te stemmen over het diagnostisch proces en de bevindingen.
#### 3.3.6 Verzamelen van informatie voor de strategiefase
In groepsverband wordt aanbevolen om:
* Notities van eerdere lessen te hernemen.
* Informatie te clusteren volgens het ICF-model.
* Risico- en beschermende factoren te identificeren.
* Hypotheses te formuleren (onderkennend, verklarend, indicerend).
* Hypotheses te onderbouwen met wetenschappelijke literatuur.
* De meest geschikte hypothese te selecteren voor verdere handelingsgerichte aanpak.
> **Tip:** Het analyseren van het functioneren van het kind/de jongere binnen zijn context is een essentiële eerste stap om de problematiek volledig te begrijpen.
### 3.4 Agressie: een gedetailleerde analyse
Dit gedeelte behandelt de verschillende aspecten van agressie, van definitie tot interventies.
#### 3.4.1 Wat is agressie?
Agressie wordt gedefinieerd als gedrag waarbij de ander schade wordt toegebracht. Dit kan variëren van fysieke agressie (slaan, schoppen) tot psychische agressie (bedreigen, pesten, schelden). Het kan ook gaan om het overtreden van formele regels (niet vernielen, niet mishandelen) of informele regels (geen respect tonen, geen rekening houden met elkaar).
Belangrijk is dat iemands gedrag als agressief kan worden beschouwd, zelfs als de intentie om leed toe te brengen afwezig was.
#### 3.4.2 Soorten agressie
Er worden verschillende soorten agressie onderscheiden:
* **Reactieve agressie:** Kenmerkt zich door impulsiviteit, snelle reacties en het "ontploffen" van kinderen. Er wordt weinig rekening gehouden met consequenties.
* **Proactieve agressie:** Agressie die wordt ingezet om doelen na te streven. Dit is vaak koelbloediger en minder reactief.
* **Relationele agressie (sociale agressie):** Dit type agressie, vaker voorkomend bij meisjes, maakt gebruik van manipulatie. Voorbeelden zijn roddels verspreiden, uitsluiten van sociale activiteiten, en kwaadspreken of leugens vertellen. Er bestaat een risico op bagatellisering van dit soort agressie.
Beide soorten agressie, reactief en proactief, kunnen ook samenkomen.
#### 3.4.3 Agressie in relatie tot stoornissen en problematieken
Agressie kan een symptoom zijn of in relatie staan tot verschillende stoornissen en problematieken, waaronder:
* **ADHD:** Moeilijkheden met emotieregulatie, impulsiviteit, en prikkelverwerking kunnen bijdragen aan agressief gedrag.
* **ODD (Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis) / CD (Gedragsstoornis):** Agressie is een kenmerk van deze stoornissen, waarbij de omgeving als vijandig kan worden ervaren.
* **ASS (Autisme Spectrum Stoornis):** Prikkelverwerking, onbegrip, veranderingen in plannen, of sociale stress kunnen leiden tot een "autistic meltdown" met agressieve uitingen.
* **Andere problematieken:** Hechtingsstoornissen, KOPP (kinderen van ouders met psychische problemen), echtscheidingen, en andere factoren kunnen ook gepaard gaan met agressie, vaak als gevolg van een gebrek aan een basisgevoel van veiligheid en moeite met emotieregulatie.
#### 3.4.4 Waarom agressie? Wat te doen?
Agressie wordt gezien als een uiting van een onderliggend probleem. De aanpak vereist een analyse op meerdere niveaus:
**Stap 1: Analyseer de situatie en oorzaak**
* **Algemeen:** Observeer planmatig om de agressie vast te stellen.
* **In onderwijs/lescontext:** Beoordeel of de eisen aan het kind te hoog of te laag zijn, of de instructies duidelijk zijn, of er voldoende structuur en ontspanning is. "Kijk in de spiegel" om de eigen rol te reflecteren.
**Stap 2: Analyseer de oorzaak**
* Achterhaal het onderliggende probleem dat leidt tot agressie.
* Erken eigen onmacht en creëer ruimte voor het kind.
**Stap 3: Reageren op het moment van agressie**
* **Blijf rustig.**
* Laat het kind uitrazen, zorg voor veiligheid.
* **Benoem en erken de emotie.**
* Voor kinderen jonger dan 6 jaar: afleiden.
* Voor kinderen ouder dan 6 jaar: duidelijke grenzen stellen, bijvoorbeeld "Stop ermee!", "Je weet wat we hebben afgesproken.", "Doe even normaal, praat rustig."
> **Tip:** Gebruik de Roos van Leary als illustratie voor de interactiepatronen tijdens agressie (symmetrisch: tegen-tegen, samen-samen; weerspiegelend: boven-onder, onder-boven).
**Stap 4: Na de agressieve uitbarsting**
* **Gesprek:** Zoek een rustige plek met privacy.
* **Afkeuren van gedrag, niet van het kind:** Spreek het gedrag af, maar niet het kind zelf.
* **Luister onbevangen.**
* **Straffen of niet?** Spreek consequenties af voor een volgende keer.
* **Wat heeft het kind nodig? Wat heeft de klas nodig?**
* **Stel geen "waarom"-vragen**, deze kunnen aanvallend overkomen en tot verdediging leiden.
> **Voorbeeld:** Na een uitbarsting kan een gesprek gevoerd worden met vragen als: "Hoe kon het gebeuren?", "Wat gebeurde er voordat je zo boos werd?", "Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen?", "Hoe kan ik je helpen?", "Wat helpt je om rustig te worden?".
#### 3.4.5 Oefening: Omgaan met boosheid/agressie
Denk aan een situatie waarin je zelf agressief wordt of zou kunnen worden. Vul een "boosheidsmeter" in op basis van je reacties en wissel deze uit met een medestudent om hierover in gesprek te gaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handelingsgerichte diagnostiek | Een vorm van diagnostiek waarbij de focus ligt op het formuleren van handelingsadviezen en het concreet maken van interventies, gebaseerd op een grondige analyse van de problematiek en de context. |
| ICF-model (International Classification of Functioning, Disability and Health) | Een classificatiesysteem dat een gemeenschappelijke taal biedt om gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden te beschrijven, met aandacht voor lichaamsfuncties, activiteiten, participatie en omgevingsfactoren. |
| Onderkennende hypothese | Een hypothese die gericht is op het identificeren en benoemen van de aard van de problematiek, vaak in de vorm van een diagnose of een beschrijving van wat er aan de hand is. |
| Verklarende hypothese | Een hypothese die probeert te achterhalen waarom de problematiek zich voordoet, door te zoeken naar oorzakelijke factoren en mechanismen die bijdragen aan het probleemgedrag. |
| Indicerende hypothese | Een hypothese die concrete aanknopingspunten biedt voor interventie en begeleiding, door aan te geven hoe het probleem aangepakt kan worden en welke aanpak het meest effectief zou zijn. |
| Reactieve agressie | Een impulsieve, directe agressieve reactie die voortkomt uit een emotionele uitbarsting, vaak als reactie op een waargenomen dreiging of frustratie. |
| Proactieve agressie | Agressie die doelgericht en gepland is, niet direct voortkomt uit een emotionele reactie, maar wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken of controle uit te oefenen. |
| Relationele agressie | Een vorm van sociale agressie die gericht is op het schaden van iemands reputatie of sociale relaties, vaak door middel van manipulatie, roddelen of uitsluiting. |
| ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) | Een neuro-ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door problemen met aandacht, hyperactiviteit en impulsiviteit, wat kan leiden tot moeilijkheden in emotieregulatie en sociale interactie. |
| ODD (Oppositional Defiant Disorder) / CD (Conduct Disorder) | ODD wordt gekenmerkt door een patroon van boosheid, prikkelbaarheid, conflictzoekend gedrag en wraakzucht. CD omvat ernstiger gedragingen zoals agressie naar mensen en dieren, vernieling van eigendommen, bedrog of diefstal en ernstige overtredingen van regels. |
| ASS (Autismespectrumstoornis) | Een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door moeilijkheden in sociale communicatie en interactie, en beperkte, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten. |