Cover
ابدأ الآن مجانًا KZG.HfdstK1(i)(1)-2.pdf
Summary
# De oorsprong en essentie van de filosofie
Dit onderwerp introduceert de filosofie door middel van haar etymologische betekenis, de oorsprong in de Griekse Oudheid en de klassieke opvatting over kennis als een doel op zich, wat leidt tot geluk.
### 1.1 Etymologie en oorsprong van filosofie
De term 'filosofie' is afgeleid van het Griekse 'philo-sophia', wat 'liefde tot de wijsheid' betekent. In het Van Dale woordenboek wordt filosofie ook wel gelijkgesteld aan wijsbegeerte, met de dubbele betekenis van zowel een alomvattende wetenschap als een levensleer. Deze etymologie wijst op de oorsprong van de filosofie in de Griekse Oudheid, waar deze in de 6e eeuw v.C. tot bloei kwam [1](#page=1).
> **Tip:** De betekenis van filosofie wordt zowel door de etymologie als door de Van Dale definitie weerspiegeld, wat de dualiteit van theorie en praktijk benadrukt.
### 1.2 De opvatting van Aristoteles over filosofie
Aristoteles stelt in zijn *Metafysica* dat filosofie streeft naar de kennis van "de eerste beginselen en oorzaken". Deze kennis wordt volgens hem omwille van zichzelf nagestreefd, als een doel-op-zich. De waarheid die de filosofie onthult, vervult de menselijke geest met een bevrijdend inzicht en maakt wijsheid tot een hoogste goed voor de ziel. De metafysica, als de hoogste wetenschap, zou het ultieme doel van het menselijk bestaan onthullen en zo leiden tot persoonlijke gelukzaligheid. Deze visie sluit aan bij de pre-socratici, voor wie het verlangen naar wijsheid reeds een vorm van levenskunst was [1](#page=1).
#### 1.2.1 Praktisch nut van filosofie
Hoewel de filosofie als theoretische activiteit intrinsiek betekenisvol en belangeloos is, hadden de oude Grieken ook een praktische opvatting van haar nut. Dit is met name zichtbaar bij Socrates, Plato en Aristoteles. Zij stelden dat filosofie niet alleen de ziel van de filosoof vervult, maar ook bijdraagt aan praktisch inzicht op moreel en politiek vlak [1](#page=1) [2](#page=2).
Aristoteles onderscheidt twee manieren waarop filosofie bijdraagt aan geluk (*Eudaimonia*):
* Het streven naar waarheid is een goed op zich en maakt de filosoof gelukkig [2](#page=2).
* De waarheid betreft ook inzicht in het goede leven als burger van de *polis* (de staat), waarbij filosofie de weg wijst naar geluk voor zowel het individu als de samenleving [2](#page=2).
### 1.3 De breuk van mythos naar logos
Wat de Griekse filosofie specifiek en uniek maakt, is de breuk met het mythisch-religieuze wereldbeeld. Deze overgang van *mythos* (mythe) naar *logos* (rede) markeert de oorsprong van de westerse filosofie. Voor de Griekse filosofen van de 6e eeuw v.C. lag de orde in de werkelijkheid niet langer bij de grillige wil van de goden, maar bij oorzaken en beginselen die via de rede konden worden gekend. Socrates, Plato en Aristoteles stelden in de 5e en 4e eeuw v.C. dat de rede (*logos*) het richtsnoer diende te zijn voor het morele leven en de inrichting van de staat, in plaats van religieuze traditie en gewoonte. De ontdekking van de rede als verklarend beginsel van de werkelijkheid en grondslag van ethiek en politiek vormt een fundamentele pijler van de westerse beschaving [2](#page=2).
### 1.4 Filosofie als pijler van de westerse cultuur
De filosofie, ontstaan in het oude Griekenland, vormt samen met de christelijke religie en het Romeinse Recht een van de pijlers van de westerse cultuur. Doorheen meer dan tweeduizend jaar geschiedenis heeft filosofie, als product van menselijk vernuft, een belangrijke rol gespeeld in de vorming van de identiteit en het zelfverstaan van de hedendaagse mens wereldwijd. Het begrip van wie wij zijn, hoe onze samenleving is ingericht, en de zin van ons verleden en heden, wordt in belangrijke mate ontleend aan de geschiedenis van de westerse filosofie [3](#page=3).
> **Tip:** Het is essentieel om de evolutie en geschiedenis van de Westerse filosofie te doorgronden om haar verhouding tot niet-Westerse filosofieën genuanceerd te kunnen beoordelen [3](#page=3).
#### 1.4.1 Wereldwijde filosofische tradities en Westerse hegemonie
Naast de Westerse filosofie bestaan er ook Indische, Chinese, Japanse, Perzische, Joodse en Arabische denktradities die wijsheidsleer en praktische kennis bieden, verbonden met specifieke culturen. Opvallend is dat grote Indiase en Chinese filosofieën, samen met het Perzische Zoroastrisme, ontstonden in dezelfde periode als de Griekse filosofie, de zogenaamde axiale periode (circa 800 tot 300 v.C.). De Griekse filosofie werd in de 9e tot 12e eeuw mede bewaard en doorgegeven aan de christelijk-middeleeuwse cultuur via de Arabische filosofie. Invloeden van Oosterse en Aziatische filosofische tradities op de Westerse filosofie zijn ook te vinden, bijvoorbeeld in de Europese renaissance [2](#page=2).
Ondanks deze interacties, wordt in dit boek 'filosofie' voornamelijk verstaan als de Westerse filosofie, vanwege haar relatief zelfstandige evolutie en nauwe verwevenheid met de geschiedenis van Europa. De mondiale hegemonie van de Westerse cultuur, versterkt door wetenschappelijke en industriële revoluties, heeft wereldwijd impact gehad op traditionele culturen, mede door kolonisering en de assimilatie van Europese denkbeelden [3](#page=3).
---
# De overgang van mythe naar rede en de ontwikkeling van Westerse filosofie
De Griekse filosofie markeert de oorsprong van de Westerse filosofie door de breuk met het mythisch-religieuze wereldbeeld en de opkomst van de rede (logos) als leidraad voor ethiek en politiek [2](#page=2).
### 2.1 De breuk met het mythisch-religieuze wereldbeeld
#### 2.1.1 Het mythische wereldbeeld versus de rationele verklaring
Vóór de Griekse filosofen werd de wereld verklaard vanuit de grillige wil van de goden. De filosofie bracht echter een fundamentele verschuiving teweeg door de oorzaken en beginselen van de werkelijkheid te zoeken in zaken die met de rede begrepen konden worden. Dit markeert de overgang van mythos naar logos [2](#page=2).
#### 2.1.2 De rede (logos) als richtsnoer
Socrates, Plato en Aristoteles stelden in de 5e en 4e eeuw v.C. dat niet religieuze traditie of gewoonte, maar de rede (logos) het leidende principe moest zijn voor zowel het morele leven als de inrichting van de staat. De ontdekking van de rede als verklarend principe voor de werkelijkheid en als fundament voor ethiek en politiek wordt gezien als een van de pijlers van de westerse beschaving [2](#page=2).
### 2.2 De rol van Griekse filosofie in de Westerse beschaving
#### 2.2.1 Fundament van Westerse cultuur
De filosofie, ontstaan in het oude Griekenland, vormt samen met het christelijke geloof en het Romeinse recht een van de fundamenten van de Westerse cultuur. Door de eeuwen heen heeft de filosofie de identiteit en het zelfbegrip van de mens wereldwijd gevormd. Hedendaagse opvattingen over onszelf, onze samenleving en onze toekomst zijn in belangrijke mate, zij het niet exclusief, gevormd door het verhaal van de Westerse filosofie [3](#page=3).
#### 2.2.2 De school van Athene: continuïteit en breuk
De moderne filosofie, die vanaf de 17e eeuw ontstond, kenmerkt zich door een radicale breuk met het zogenaamde pre-moderne denken, dat teruggaat tot de presocratici en Plato. Echter, de opkomst van het moderne denken is enkel te begrijpen in het licht van de weg die door de Griekse filosofie, de 'school van Athene', werd afgelegd. Ondanks de breuk is er ook sprake van continuïteit: de oorspronkelijke ambitie van de filosofie als een verlangen naar omvattend weten (hoogste wetenschap) dat tegelijkertijd een levensleer wil zijn, blijft zich handhaven, zij het in gewijzigde vorm [4](#page=4).
#### 2.2.3 Scepsis en de uitdagingen van de moderne tijd
Hoewel de moderne filosofie in de 17e tot 19e eeuw het besef uitdrukt van een nieuwe tijd waarin oude denkbeelden zijn afgelegd, zoekt deze filosofie nog steeds antwoorden op dezelfde fundamentele vragen als Plato en Aristoteles: wat zijn de eerste beginselen van de werkelijkheid, hoe kunnen we daar kennis van verwerven, en hoe moeten we leven in het licht daarvan? In de moderne tijd ontstond echter ook een diepe scepsis ten aanzien van het klassieke ideaal van de filosofie, waarbij de moderne wetenschap vaak de fakkel overnam als bron van waarheid en zingeving. Deze scepsis ten aanzien van het klassieke ideaal heeft zich in de hedendaagse tijd, die als postmodern of postmetafysisch wordt aangeduid, verder doorgezet. Desondanks draagt de hedendaagse filosofie, ondanks haar erfgoed van het moderne denken, nog steeds de stempel van de premoderne filosofie [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.3 Context en vergelijking met andere denktradities
#### 2.3.1 De axiale periode
De Griekse filosofie ontstond in de zogenaamde axiale periode (circa 800 tot 300 v.C.), een periode waarin ook grote Indische en Chinese filosofieën ontstonden [2](#page=2).
#### 2.3.2 Bewaring en doorgeefrol van Arabische filosofie
In de 9e tot 12e eeuw speelde de Arabische filosofie een cruciale rol in het bewaren en doorgeven van de Griekse filosofie aan de christelijk-middeleeuwse cultuur [2](#page=2).
#### 2.3.3 Invloed van oosterse filosofie
Er is ook een onmiskenbare invloed van oosterse en Aziatische filosofische tradities op de Westerse filosofie, bijvoorbeeld tijdens de Europese renaissance [2](#page=2).
> **Tip:** Het is belangrijk te realiseren dat de definitie van "filosofie" in dit boek primair verwijst naar de Westerse filosofie, hoewel er bredere filosofische tradities bestaan [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De vraag naar de oorsprong van de werkelijkheid die Plato en Aristoteles stelden, wordt ook onderzocht in de moderne filosofie, hoewel de methoden en antwoorden verschillen [5](#page=5).
---
# De evolutie van rationaliteit: van klassieke rede naar verlichte rede en de moderne cultuur
Dit onderwerp analyseert de verschuiving van de klassieke rede naar de verlichte rede en de gevolgen hiervan voor de moderne cultuur, inclusief het ontstane onbehagen en tragisch bewustzijn [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.1 Het fundament van de klassieke rede
Het vertrouwen in de menselijke rede is diep geworteld in de filosofie van Plato en Aristoteles. Zij stelden dat de menselijke geest in staat is tot kennis omdat deze wordt bepaald door een universele *logos* (rede) die de harmonie in de kosmos waarborgt. De mens, als onderdeel van deze kosmos, zou de kosmische harmonie weerspiegelen, waardoor de menselijke cognitie van nature is afgestemd op de Natuur en in staat is tot ware en zekere kennis [7](#page=7).
Dit fundamentele vertrouwen in de rede bepaalde de westerse filosofie tot het einde van de middeleeuwen. Het was de basis voor de assimilatie van de Griekse filosofie in het christendom, waarbij het Griekse ideaal van wijsheid en het vertrouwen in de rede werden geïntegreerd in de op goddelijke Openbaring gebaseerde heilsleer. Dit resulteerde in de zogenaamde Platoons-christelijke codificatie van de kennis, die het geloof in de rede en de mogelijkheid van zekere, ware kennis belichaamde, oorspronkelijk geworteld in de klassieke oudheid [7](#page=7).
Kenmerkend voor dit ideaal van de klassieke rede was het geloof in de filosofie als 'hoogste wetenschap' en levensleer. Hoewel het christendom geloof op basis van Openbaring als ultieme grond voor dit vertrouwen behield, zoals te zien is bij Augustinus en Thomas van Aquino, versterkten de overtuiging dat rede en geloof elkaar wederzijds ondersteunden, het ideaal van de klassieke rede tot het einde van de middeleeuwen [7](#page=7).
### 3.2 De breuk en de opkomst van de verlichte rede
In de 17e eeuw ging de hegemonie van de klassieke rede verloren. Ernest Gellner spreekt van de 'big divide' tussen premodern en modern denken, terwijl Michel Foucault spreekt van een 'coupure' die het tijdperk van de Platoons-christelijke codificatie afsloot en een nieuw waarheidregime deed ontstaan. Deze breuk, die vanaf de 17e eeuw zichtbaar werd, weerspiegelt de erosie van het geloof in de klassieke rede en de opkomst van een nieuw rationaliteitsideaal: de verlichte rede, die onstuitbaar zijn stempel drukte op cultuur en samenleving in West-Europa [7](#page=7).
De zoektocht van de verlichte rede naar een nieuw fundament voor kennis, zowel theoretisch als praktisch, vormde de kern van de moderne filosofie van de 17e tot de 19e eeuw [8](#page=8).
### 3.3 Groeiend onbehagen en het tragisch bewustzijn
Gaandeweg ontstond er echter een groeiend onbehagen over het nieuwe rationaliteitsideaal binnen de westerse filosofie. Dit besef was al duidelijk aanwezig in de 18e eeuw, het tijdperk van de Verlichting, bij filosofen als Rousseau en Hume [8](#page=8).
Dit leidde in de 19e eeuw tot een tweespalt:
* **Triomf van de rede:** Filosofen als Hegel, Marx en Comte bepleitten dat de moderne cultuur de definitieve triomf van de rede beleefde [8](#page=8).
* **Radicale kritiek:** Critici zoals Schopenhauer en Nietzsche stelden het moderne rationaliteitsideaal en de cultuur van de moderniteit radicaal ter discussie [8](#page=8).
De overwinning van de verlichte rede werd door sommigen zelfs beschouwd als een Pyrrhusoverwinning. Deze tweespalt tussen triomf en tragedie van de verlichte rede bepaalt tot op de dag van vandaag de moderne filosofie en de huidige cultuur [8](#page=8).
De zegetocht van de verlichte rede gaat gepaard met het tragisch bewustzijn van de moderne mens. Hoewel de mens cognitief steeds beter in staat is de natuur objectief te begrijpen en te verklaren, biedt de rede geen eenduidig richtsnoer meer als levensleer. Dit geldt zowel voor persoonlijk heil als voor de harmonieuze inrichting van de samenleving of de opheldering van de zin van het menselijk bestaan [8](#page=8).
Deze radicale breuk in het concept van rationaliteit tussen klassieke en moderne filosofie weerspiegelt een diep onbehagen en tragisch bewustzijn dat zich in de moderne filosofie heeft verspreid. Dit onbehagen is in onze postmoderne en postmetafysische tijden algemeen geworden in zowel filosofie als cultuur. De hedendaagse mens ontbeert het geloof in een oorspronkelijke harmonie tussen mens en wereld, dat in de premoderniteit werd uitgedrukt door het ideaal van de klassieke rede en de kern vormde van de Platoons-christelijke codificatie van de kennis [8](#page=8).
> **Tip:** Het is cruciaal om de overgang van het vertrouwen in de klassieke rede naar de zoektocht en de uiteindelijke ambivalentie ten opzichte van de verlichte rede te begrijpen. Dit raakt de kern van veel moderne filosofische en culturele debatten.
> **Voorbeeld:** De nadruk op individuele autonomie en wetenschappelijke vooruitgang, kenmerkend voor de Verlichting, bracht ook vragen met zich mee over de morele sturing en de zingeving die traditionele (religieuze of metafysische) kaders boden. Filosofen als Rousseau uitten bijvoorbeeld kritiek op de potentiële vervreemding die met de moderne beschaving gepaard kon gaan.
---
# Cultuur, rationaliteit en de menselijke geschiedenis: ploeg, zwaard en boek
Dit onderwerp onderzoekt de rol van cultuur, gedefinieerd als het geheel van concepten en ideeën waarmee de menselijke geest zijn denken en handelen vormgeeft, in de ontwikkeling van de menselijke geschiedenis, met speciale aandacht voor de fundamentele menselijke behoeften en de historische evolutie van samenlevingen en het menselijk bewustzijn [9](#page=9).
### 4.1 De definitie en kernbehoeften van cultuur
Cultuur wordt door Ernest Gellner gedefinieerd als het geheel van concepten en ideeën waarmee de menselijke geest vorm geeft aan zijn denken en handelen. Het onderscheidt de mens van het dier, aangezien de mens zijn natuur bewerkt, onderwerpt en probeert te begrijpen via de geest. Cultuur is onlosmakelijk verbonden met taal; taal legt de cognitieve code en kennis van een cultuur vast, maakt opslag in het collectieve geheugen mogelijk, gedeeld kan worden en van generatie op generatie kan worden overgeleverd [9](#page=9).
Gellner onderscheidt drie fundamentele behoeften die de mensheid slechts met behulp van een collectief gedeelde kennis en dus cultuur kan bevredigen:
* **Zelfbehoud en voortbestaan:** De drang als biologisch organisme. Dit wordt de sfeer van ‘de ploeg’ genoemd [9](#page=9).
* **Coöperatie en bescherming:** De noodzaak tot samenwerking met anderen en bescherming tegen mogelijk geweld. Dit is de sfeer van ‘het zwaard’ [9](#page=9).
* **Kennis:** Het verlangen naar kennis. Dit is de sfeer van ‘het boek’ [9](#page=9).
Deze drie sferen geven inhoud en vorm aan het bestaan van de mens als cultuurwezen. De kennis, als talig bemiddeld systeem van concepten en ideeën, speelt hierin een bijzondere rol. De geschiedenis van de mensheid als cultuurwezen wordt gekenmerkt door de nauwe verwevenheid en wederzijdse beïnvloeding van deze drie sferen [9](#page=9).
### 4.2 Historische episodes in de culturele geschiedenis
Gellner onderscheidt drie cruciale episodes in de culturele geschiedenis van de mensheid:
1. **Jagers-verzamelaars:** In deze fase zijn de sferen van ploeg, zwaard en boek nog niet wezenlijk van elkaar onderscheiden [9](#page=9).
2. **Agraria (sedentaire landbouwsamenlevingen):** Hier ontstaat differentiatie tussen de sferen, en het ideaal van systematische kenniscodificatie krijgt vorm in religieuze of filosofische doctrines [9](#page=9).
3. **Industria (geïndustrialiseerde samenleving):** Dit tijdperk kenmerkt zich door verdere differentiëring van de drie sferen, waarbij kenniscodificatie onder invloed komt te staan van de verlichte rede [9](#page=9).
De oorsprong van Industria ligt in de 18e eeuw, maar de moderne cultuur, gebaseerd op wetenschap, techniek en economische expansie, gaf de verhouding tussen ploeg, zwaard en boek pas in de 19e eeuw een nieuwe invulling. De transformatie van Agraria naar Industria markeert de breuk tussen de klassieke en de verlichte of moderne rede [10](#page=10).
Drie verschuivingen in de menselijke geschiedenis zijn cruciaal voor de ontwikkeling van de moderne filosofie:
* De evolutie van de verhouding tussen menselijk bewustzijn en kennis [10](#page=10).
* De transformatie van de visie op de Natuur en de plaats van de mens daarin [10](#page=10).
* De wijzigende visies op de identiteit van het zelf ('ik') en diens verhouding tot de ander [10](#page=10).
### 4.3 Van 'pensée sauvage' tot mythisch bewustzijn
De geschiedenis van de mensheid als cultuurwezen begint met de eerste cognitieve revolutie, ongeveer 70.000 jaar geleden, toen de homo sapiens de eerste gesproken talen ontwikkelde. Taal gaf onze voorouders, levend in de cultuur van jagers-verzamelaars, een vorm van zelfbewustzijn en een specifieke cognitieve verhouding tot de wereld en zichzelf. Taal creëerde een scheiding tussen geest en wereld, maakte niet-instinctieve sociale omgang mogelijk en bood een medium om de natuur te classificeren. Daarnaast ontstond een imaginair mythisch universum van goden en geesten dat zin gaf aan het bestaan [10](#page=10).
In deze vroege geschiedenis was er nog geen sprake van discursieve rede of systematische kennis, maar wel van een onbewuste rationaliteit die zich manifesteerde in wat Claude Lévi-Strauss de *Pensée Sauvage* (wilde denken) noemt. Sociale codes (zoals incest- en taboeregels), mythische verhalen en rituele praktijken legden een orde op aan diverse sferen van het samenleven. Deze patronen ontstonden door de spontane werking van de verbeelding, met een sterk metaforisch, beeldrijk en associatief karakter [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 4.3.1 De rol van taal, mythe en ritueel
Taal fungeerde als een gedeeld systeem voor conceptbepaling en normbevestiging: "zo zit de wereld ineen, zo moeten we leven, dat is wat de goden van ons vragen". Volgens Émile Durkheim werden kennis en collectief bewustzijn in vroegste culturen overgeleverd en ingeprent via rituelen. In rituelen verkregen objecten (dieren, planten, artefacten) een bijzondere betekenis. Rituelen hielpen om concepten en ideeën te activeren, de natuur te classificeren, de plaats in de gemeenschap te bepalen en te oordelen over goed en kwaad. Ze droegen bij aan de internalisering van morele codes en disciplineerden het individuele en collectieve leven. Mythes en verhalen, tot leven gebracht door ritueel en festival, legden orde op aan de groep en maakten een collectief gedeelde cognitief-conceptuele omgang met de buitenwereld en medemens mogelijk [11](#page=11).
#### 4.3.2 Visie op de natuur en het bovennatuurlijke
De natuur werd in het tijdperk van jagers-verzamelaars sterk antropomorf beleefd; geesten en goden huisden in natuurlijke elementen en er was een permanent contact met vooroudergeesten. De groep kreeg via ritueel, dans en zang toegang tot de sacrale orde van goden en geesten, waarbij specifieke individuen (sjamanen, zieners) de grens tussen het sacrale en profane bewaakten [11](#page=11).
David Hume merkte op dat de primitieve geest niet zozeer de orde van de natuur contempleerde, maar werd bewogen door angst voor het onbekende en een soms monsterlijke natuur, met name ziekte, dood, natuurrampen en oorlog. De natuur werd geacht te worden bestuurd door onzichtbare krachten, geïdentificeerd als geesten of goden. Via gebed en offer konden deze krachten worden beïnvloed, wat de primitieve mens hielp angsten te sublimeren en het absurde van het bestaan een plaats te geven. In de rudimentaire religies van jagers-verzamelaars ontstond al de idee dat de zichtbare wereld afhing van een onzichtbare orde. Natuur en bovennatuur waren diep met elkaar verstrengeld; goden en geesten, hoewel antropomorf, leefden buiten de zichtbare wereld maar oefenden er permanente invloed op uit. Deze verstrengeling van het goddelijke en menselijke, sacrale en profane, is kenmerkend voor de eerste menselijke samenlevingsvormen [12](#page=12).
#### 4.3.3 De ontwikkeling van het zelfbewustzijn en de relatie tot de ander
Dankzij gesproken taal, groepsleven en ritueel beleefde religie groeide in de psyche van onze voorouders een vorm van zelfbewustzijn of een notie van het 'ik'. Met het 'ik'-besef ontstond onvermijdelijk de notie van de ander, waarmee het 'ik' zich verhield. De relatie tussen zelf en ander werd in culturen van jagers-verzamelaars fundamenteel bepaald door bloedband en totem. Identiteit werd opgebouwd binnen clan en familie, waarbij het incesttaboe en collectief gedeelde exogamie-regels cruciaal waren voor de structuur van families, clans en de verhoudingen tussen clans [12](#page=12).
Volgens Marcel Mauss had de moderne visie op het 'ik' als een bewust, van de wereld gescheiden subject geen plaats in het bewustzijn van de vroegste mensheid. De gedachte van elk individu als een 'persoon' met een substantiële identiteit, los van de wereld en de ander, was de primitieve geest vreemd. De identiteitsbeleving van het zelf en de identificatie als 'persoon' door de ander werden bepaald door het symbolisch universum van ritueel en mythe. Het 'ik' beschouwde zichzelf als incarnatie van een voorouder of totemdier, en werd door anderen zo gezien. De notie van een 'gesloten' zelf, met een identiteit die samenvalt met innerlijkheid, ontbrak. Daardoor waren ideeën van vrijheid en zelfbeschikking, laat staan een individueel levensplan, betekenisloos. De identiteit en levensweg van het individu werden bepaald door de plaats in de sociale en symbolische orde van de groep. Het sterke groepsbesef, gebaseerd op rigide mechanismen van inclusie en exclusie, zorgde voor oorlog tussen groepen, soms ritueel beleefd en soms gepaard gaand met tomeloos geweld [13](#page=13).
> **Tip:** Begrijp dat de concepten 'ploeg', 'zwaard' en 'boek' metaforen zijn voor fundamentele menselijke behoeften en de historische ontwikkeling van hun bevrediging, die elkaar wederzijds beïnvloeden.
>
> **Tip:** Verdiep je in het verschil tussen de 'wilde denken' (*pensée sauvage*) van vroege culturen en de latere ontwikkeling van systematische, discursieve rationaliteit. Let op de rol van taal, mythe en ritueel in beide stadia.
>
> **Tip:** Wees kritisch op de representaties van vroegere menselijke samenlevingen; de documentatie is speculatief en kan door verschillende interpretaties worden beïnvloed.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Filosofie | Letterlijke vertaling van het Griekse "philo-sophia", wat "liefde tot de wijsheid" betekent. Het streeft ernaar zowel een alomvattende wetenschap als een levensleer te zijn, met als doel het verwerven van kennis van de eerste beginselen en oorzaken. |
| Wijsbegeerte | Een synoniem voor filosofie, wat de liefde voor wijsheid impliceert. Het duidt op het nastreven van diepgaande kennis en inzicht in de aard van de werkelijkheid, het menselijk bestaan en het goede leven. |
| Logos | Het Griekse woord voor "rede" of "woord". In de filosofie verwijst het naar de rationele vermogens van de mens en naar de inherente orde en rationaliteit die aan de werkelijkheid ten grondslag ligt. |
| Mythos | Een term die verwijst naar een verhalende of mythische benadering van de werkelijkheid, gebaseerd op traditie, goden en legendes, in tegenstelling tot de rationele verklaringen van de logos. |
| Eudaimonia | Een Grieks concept dat vaak vertaald wordt als "geluk" of "welzijn". Het verwijst naar een staat van bloei en een goed geleefd leven, dat bereikt wordt door deugdzaam handelen en het cultiveren van de rede. |
| Sensus communis | Het spontane, gedeelde begrip of gezonde verstand dat binnen een samenleving heerst en door de meerderheid als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het is de intuïtieve basis voor kennis en oordeel. |
| Kosmos | De Griekse term voor "orde" of "wereld". Het verwijst naar het geordende universum, de totale structuur van de werkelijkheid, en de harmonie die daarin heerst, in tegenstelling tot chaos. |
| Platonisch-christelijke codificatie van de kennis | De synthese van de Griekse filosofie, met name die van Plato, en het christelijke geloof. Dit model, dominant tot in de 17e eeuw, belichaamde een sterk vertrouwen in de rede en de mogelijkheid van zekere, ware kennis, die zowel het persoonlijke heil als de samenleving kon sturen. |
| Verlichte rede | Een nieuw ideaal van rationaliteit dat zich vanaf de 17e eeuw ontwikkelde. Het richt zich op het objectief begrijpen en verklaren van de natuur, maar biedt minder een eenduidig richtsnoer voor levensleer, persoonlijk heil of de inrichting van de samenleving. |
| Pyrrhusoverwinning | Een overwinning die zo kostbaar is dat het praktisch neerkomt op een nederlaag. Het suggereert dat de triomf van de verlichte rede gepaard ging met aanzienlijke nadelen of verliezen. |
| Postmetafysisch | Een term die verwijst naar een filosofische houding na het tijdperk van de metafysica, gekenmerkt door scepsis ten aanzien van de mogelijkheid om ultieme waarheden over de werkelijkheid te kennen en door een nadruk op de beperkingen van menselijke kennis. |
| Pensée Sauvage | Het concept van "wilde denken" geïntroduceerd door Claude Lévi-Strauss. Het beschrijft de manier van denken bij vroege menselijke culturen, gekenmerkt door metaforische, beeldrijke en associatieve cognitie, die de wereld ordent door middel van mythische verhalen en rituelen. |
| Agraria | De periode van sedentaire levenswijze en landbouwmaatschappijen. In deze fase ontstond de differentiatie tussen de sferen van ploeg, zwaard en boek, wat leidde tot een meer systematische codificatie van kennis in religieuze of filosofische doctrines. |
| Industria | Het tijdperk van de geïndustrialiseerde samenleving. Deze fase, die begon in de 18e eeuw en zich in de 19e eeuw vestigde, gaf een geheel nieuwe invulling aan de verhouding tussen ploeg, zwaard en boek, gedreven door wetenschap, techniek en economische expansie. |
| Cognitieve revolutie | Een periode, ongeveer 70.000 jaar geleden, waarin de homo sapiens de eerste gesproken talen ontwikkelde. Dit leidde tot zelfbewustzijn, een specifieke cognitieve relatie tot de wereld en de creatie van een imaginair mythisch universum. |
| Moi | Het concept van het "zelf" of "ik" zoals dat in de moderne westerse filosofie wordt begrepen: een bewust, van de wereld gescheiden subject met een substantiële, onafhankelijke identiteit. Dit staat in contrast met de identiteitsbeleving in vroegere culturen. |