Cover
ابدأ الآن مجانًا 25_Infectiepreventie
Summary
# Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -bestrijding, ook wel bekend onder de Angelsaksische term 'infection prevention and control' (IPC), richt zich primair op het doorbreken van de infectiecyclus om de overdracht van micro-organismen (MO) te voorkomen en zo kolonisatie en zorginfecties tegen te gaan. Hoewel de Belgische wetgeving soms nog de term 'ziekenhuishygiëne' hanteert, zijn de principes van infectiepreventie breed toepasbaar in diverse zorginstellingen en zelfs in dagelijkse contacten tussen patiënten en zorgverstrekkers. Deze discipline vormt een cruciaal onderdeel van programma's die gericht zijn op patiëntveiligheid en zorgkwaliteit [4](#page=4).
### 1.1 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:** Dit omvat zowel directe overdracht, bijvoorbeeld via handen, als indirecte overdracht via zorgmateriaal, speelgoed of oppervlakken in de omgeving [4](#page=4).
* **Via druppels:** Deze worden geproduceerd bij activiteiten zoals hoesten, niezen en spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 micrometer ($\\mu$m) en verspreiden zich maximaal 1,5 meter voordat ze door de zwaartekracht neerslaan. Deze druppels kunnen leiden tot rechtstreeks contact met de slijmvliezen van het gezicht door spray of directe depositie [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Via de lucht (aerogeen):** Dit betreft kleinere partikels, kleiner dan 5 micrometer ($\\mu$m), die zich over afstanden van meer dan 1 meter kunnen verspreiden. Deze aerosolen kunnen contact maken met de slijmvliezen en/of worden ingeademd [4](#page=4) [5](#page=5).
Het is belangrijk op te merken dat de strikte dichotomie tussen druppel- en luchtverspreiding is verlaten, met name na de COVID-19 pandemie, en er nu wordt gesproken over een continuüm van respiratoire partikels [4](#page=4).
De besmettelijkheid wordt beïnvloed door diverse factoren, waaronder de afstand, ventilatie, duur van blootstelling, het gebruik van broncontrole (zoals maskers) en de fysicochemische eigenschappen van de MO [5](#page=5).
### 1.2 Terminologie rond besmetting, kolonisatie en infectie
Afhankelijk van de overdracht van micro-organismen kan dit leiden tot verschillende toestanden:
* **Besmetting:** De aanwezigheid van micro-organismen zonder dat deze zich vermenigvuldigen en zonder dat er ziektetekenen optreden [4](#page=4).
* **Kolonisatie:** De vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam zonder dat er ziektetekenen waarneembaar zijn [4](#page=4).
* **Infectie:** De vermenigvuldiging van micro-organismen met duidelijke ziektetekenen, zoals dolor (pijn), tumor (zwelling), rubor (roodheid), calor (warmte) en functio laesa (functieverlies) [4](#page=4).
Het begrijpen van de specifieke overdrachtswegen van een bepaald micro-organisme is essentieel om de meest effectieve preventieve maatregelen te kunnen implementeren [4](#page=4).
> **Tip:** Kennis van de verschillende transmissiewegen is de basis voor het kiezen van de juiste hygiënische maatregelen. Denk hierbij aan de indeling naar contact, druppel of luchtverspreiding.
### 1.3 Het doorbreken van de infectieketen
De kern van infectiepreventie ligt in het doorbreken van de infectieketen. Dit wordt bereikt door gerichte interventies op verschillende punten van deze keten [6](#page=6).
De belangrijkste strategieën omvatten [6](#page=6):
* **Behandelen van de primaire ziekte en herkennen van hoogrisicopatiënten:** Dit is de eerste stap om potentiële bronnen van infectie te beheersen [6](#page=6).
* **Goede gezondheid en hygiëne:** Het bevorderen van algemene gezondheid en het naleven van basisprincipes van hygiëne, zowel bij patiënten als zorgverleners, draagt bij aan de weerstand [6](#page=6).
* **Reiniging, desinfectie en sterilisatie:** Dit is cruciaal voor het verwijderen of doden van micro-organismen op materialen en oppervlakken [6](#page=6).
* **Sanitatie:** Algemene hygiënische maatregelen, zoals afvalbeheer en schoonmaakprocedures [6](#page=6).
* **Handhygiëne:** Een van de meest effectieve en basale maatregelen om de overdracht van MO te voorkomen [6](#page=6).
* **Beschermende kledij:** Het gebruik van schorten, handschoenen, maskers en oogbescherming om directe en indirecte blootstelling te minimaliseren [6](#page=6).
* **Secreties en excreties beperken:** Methoden om de verspreiding van lichaamsvloeistoffen te minimaliseren [6](#page=6).
* **Afval veilig afvoeren:** Correcte procedures voor de afvoer van potentieel besmet afval [6](#page=6).
* **Isolatiemaatregelen:** Specifieke procedures voor patiënten met een bewezen of vermoedelijke infectie om verspreiding te voorkomen [6](#page=6).
* **Aseptische techniek:** Een reeks procedures om de introductie van micro-organismen in gevoelige gebieden (bv. bij wondzorg of het plaatsen van katheters) te voorkomen [6](#page=6).
* **Wondzorg en katheterzorg:** Specifieke aandacht voor de preventie van infecties gerelateerd aan wonden en medische hulpmiddelen zoals katheters [6](#page=6).
Door deze maatregelen consequent toe te passen, wordt de keten van infectie-overdracht onderbroken, wat essentieel is voor een veilige zorgomgeving [6](#page=6).
* * *
# Zorginfecties en de verwekkers ervan
Dit deel definieert zorginfecties, bespreekt de vermijdbare proportie, bevorderende factoren, de verschillende typen micro-organismen die infecties kunnen veroorzaken, de infectiebronnen en de impact van zorginfecties op morbiditeit, mortaliteit en ziekenhuisverblijf.
### 2.1 Definitie en terminologie
Een zorginfectie, ook bekend onder de Angelsaksische term healthcare associated infection (HAI), is een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Infecties die reeds in de incubatiefase aanwezig waren bij opname en die in het ziekenhuis tot uiting komen, worden niet beschouwd als zorginfecties. Het is ook belangrijk op te merken dat een zorginfectie kan optreden nadat een patiënt het ziekenhuis heeft verlaten, bijvoorbeeld bij infecties van lichaamsvreemd materiaal zoals een heupprothese. De term 'zorginfectie' vervangt steeds vaker de oudere termen 'nosocomiale infectie' of 'ziekenhuisinfectie' [8](#page=8).
Voor surveillancedoeleinden wordt een operationele definitie gehanteerd: elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname [8](#page=8).
### 2.2 Vermijdbare proportie en bevorderende factoren
Naar schatting is ongeveer 30% van de zorginfecties vermijdbaar door het consequent toepassen van preventieve maatregelen [8](#page=8).
Verschillende factoren bevorderen het ontstaan van zorginfecties in ziekenhuizen:
* **Kwetsbare patiënten:** Dit omvat patiënten met een verminderde algemene weerstand door hun ziekteproces, en patiënten met een verminderde lokale weerstand door medisch handelen, zoals (brand)wonden of het gebruik van invasieve hulpmiddelen zoals katheters [8](#page=8).
* **Virulente micro-organismen:** Dit zijn micro-organismen die gemakkelijk infecties veroorzaken, bijvoorbeeld toxineproducerende \_Clostridioides difficile [8](#page=8).
* **Resistente micro-organismen:** Dit zijn micro-organismen waartegen antibiotica minder effectief zijn, zoals methicilline-resistente \_Staphylococcus aureus (MRSA), vancomycine-resistente enterokokken (VRE), en multiresistente gramnegatieve staven (MRGN). De hoge antibioticadruk in ziekenhuizen kan de natuurlijke kolonisatieresistentie verminderen [8](#page=8).
* **Zorgcontacten en zorgverleningshandelingen:** Interacties en procedures binnen de zorgomgeving kunnen bijdragen aan de overdracht van infecties [8](#page=8).
### 2.3 Verwekkers van zorginfecties
Het spectrum van micro-organismen dat zorginfecties kan veroorzaken is zeer breed en omvat bacteriën, fungi, virussen (zoals influenza, RSV, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten [9](#page=9).
Onder de bacteriën zijn \_Staphylococcus en \_E. coli de meest frequente verwekkers. Een deel van deze bacteriën betreft zeer resistente stammen, bekend als 'ziekenhuisbacteriën'. Voorbeelden hiervan zijn [9](#page=9):
* Methicilline-resistente \_S. aureus (MRSA) [9](#page=9).
* Vancomycine-resistente enterokokken (VRE) [9](#page=9).
* Multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), waaronder \_extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) producerende \_Enterobacterales en \_carbapenemase producerende \_Enterobacterales (CPE) [9](#page=9).
### 2.4 Infectiebronnen
Infectiebronnen kunnen worden onderverdeeld in exogene en endogene bronnen [9](#page=9).
* **Exogeen (afkomstig uit de zorgomgeving):**
* Handen van zorgverstrekkers [10](#page=10) [9](#page=9).
* Zorgmateriaal zoals stethoscopen, bedpannen en echoprobess [9](#page=9).
* Linnen, voeding en oppervlakken [10](#page=10) [9](#page=9).
* Gecontamineerde infuusvloeistoffen [9](#page=9).
* Lucht, bijvoorbeeld bij patiënten met open longtuberculose of \_Aspergillus sporen tijdens bouwwerkzaamheden [10](#page=10) [9](#page=9).
* Water, zoals \_Legionella pneumophila of \_Pseudomonas aeruginosa [10](#page=10) [9](#page=9).
* Druppels en aërogene overdracht [10](#page=10).
* **Endogeen (veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt):** Dit kan zowel door pathogenen als commensalen worden veroorzaakt. Een voorbeeld is een postoperatieve wondinfectie met \_Staphylococcus aureus [9](#page=9).
> **Tip:** Het onderscheid tussen endogene en exogene bronnen is cruciaal voor het implementeren van specifieke infectiepreventiestrategieën.
### 2.5 Impact van zorginfecties
Zorginfecties hebben een aanzienlijke impact op de gezondheidszorg [9](#page=9).
* **Morbiditeit:** Naar schatting ontwikkelt 5 tot 10% van de gehospitaliseerde patiënten een zorginfectie, wat neerkomt op ongeveer 125.000 gevallen per jaar in België [9](#page=9).
* **Mortaliteit:** Er wordt geschat dat 18.000 patiënten per jaar overlijden met een infectie (crude mortality). De attribueerbare mortaliteit, dat wil zeggen het aantal sterfgevallen dat direct gevolg is van de infectie, wordt geschat op 2600 per jaar [9](#page=9).
* **Extra ziekenhuisverblijf:** Zorginfecties leiden tot een aanzienlijk aantal extra ziekenhuisdagen, geschat op 835.000 dagen per jaar, met een bijkomende kost van naar schatting 384 miljoen euro [9](#page=9).
### 2.6 Meest frequente types zorginfecties en risicofactoren
De frequentie van bepaalde zorginfecties kan variëren afhankelijk van de gebruikte definities. De volgende types komen het meest voor, met enkele belangrijke risicofactoren [11](#page=11):
* **Onderste luchtweginfecties (bv. VAP - ventilator associated pneumonia):**
* Risicofactoren: Mechanische ventilatie, aspiratie, nasogastrische sonde, onderdrukking van het centraal zenuwstelsel, antibioticagebruik, zuurremmers, verlengd ziekenhuisverblijf, malnutritie, hoge leeftijd, immuundeficiëntie [11](#page=11).
* Preventieve interventies richten zich onder andere op het vermijden van mechanische ventilatie indien mogelijk, adequate mondzorg en correct gebruik van ventilatoren [11](#page=11).
* **Bloedbaaninfecties (bv. CLABSI - central line associated bloodstream infection):**
* Risicofactoren: Vasculaire katheters, kritische zorg, ernstige onderliggende ziekte, neutropenie, immuundeficiëntie, nieuwe invasieve technieken, gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
* Preventieve interventies omvatten strikte handhygiëne, aseptische technieken bij het plaatsen en onderhouden van katheters, en tijdige verwijdering van katheters [11](#page=11).
* **Postoperatieve wondinfecties (SSI - surgical site infection):**
* Risicofactoren: Inadequate antibiotica profylaxe, onjuiste huidvoorbereiding, duur van de chirurgische interventie, type wond, diabetes, malnutritie, immuundeficiëntie, gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
* Preventieve maatregelen zijn onder andere optimale patiëntvoorbereiding (bv. glykemische controle, huiddesinfectie), correcte chirurgische techniek en adequate antibiotische profylaxe [11](#page=11).
* **Urineweginfecties (bv. (CA)UTI - (catheter-associated) urinary tract infection):**
* Risicofactoren: Urinaire katheter, invasieve urologische procedure, hoge leeftijd, ernstige onderliggende ziekte, urolithiasis, zwangerschap, diabetes [11](#page=11).
* Preventieve maatregelen focussen op het vermijden van katheterisatie waar mogelijk, aseptisch inbrengen en onderhoud van de katheter, en tijdige verwijdering [11](#page=11).
> **Tip:** De factoren die vetgedrukt zijn in de brontekst duiden op elementen waar direct preventief op kan worden ingegrepen als onderdeel van een infectiepreventiebeleid [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Bij het voorkomen van urineweginfecties is het gebruik van een urinaire katheter een significante risicofactor. Een preventieve maatregel zou zijn om de noodzaak van de katheter kritisch te evalueren en deze zo snel mogelijk te verwijderen zodra deze niet meer medisch noodzakelijk is [11](#page=11).
* * *
# Pijlers en methoden van infectiepreventie en -beheersing
Het belang van infectiepreventie en -beheersing ligt in het minimaliseren van de overdracht van micro-organismen om zorginfecties te voorkomen [12](#page=12).
## 3\. Pijlers en methoden van infectiepreventie en -beheersing
Infectiepreventie en -beheersing omvat zowel algemene als specifieke maatregelen om de verspreiding van micro-organismen te voorkomen [12](#page=12).
### 3.1 Algemene (Horizontale) maatregelen
Deze maatregelen richten zich op het elimineren van reservoirs van micro-organismen en het onderbreken van transmissieroutes, onafhankelijk van specifieke micro-organismen. Het doel is om elke overdracht te vermijden, aangezien de microbiologische status van patiënten niet altijd direct bekend is [12](#page=12).
#### 3.1.1 Eliminatie van reservoirs
Dit omvat het reinigen, desinfecteren en steriliseren van medisch materiaal om micro-organismen te verwijderen [12](#page=12).
##### 3.1.1.1 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Micro-organismen kunnen overleven op inerte oppervlakken en medisch materiaal, wat een risico op overdracht vormt [13](#page=13).
* **Voorkeur voor wegwerpmateriaal:** Wegwerpbaar materiaal geniet de voorkeur om kruisbesmetting te voorkomen [13](#page=13).
* **Beleid voor herbruikbaar materiaal:** Zorginstellingen moeten een beleid hebben voor het reinigen, desinfecteren en steriliseren van herbruikbaar medisch materiaal [13](#page=13).
###### 3.1.1.1.1 Spaulding classificatie
Medische instrumenten worden ingedeeld in drie risicocategorieën om het decontaminatieproces te bepalen [13](#page=13):
* **Kritische voorwerpen:** Komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten. Moeten vrij zijn van alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen (bv. chirurgische instrumenten, implanteerbaar materiaal, invasieve devices). Vereisen sterilisatie [13](#page=13).
* **Semi-kritische voorwerpen:** Komen in contact met niet-intacte huid of mucosae. Moeten vrij zijn van micro-organismen, kleine hoeveelheden sporen zijn acceptabel (bv. endoscopen, anesthesiemateriaal). Vereisen high-level desinfectie [13](#page=13).
* **Niet-kritische voorwerpen:** Komen in contact met intacte huid (bv. bloeddrukmanchet, thermometer). Vereisen reiniging of low-level desinfectie [13](#page=13).
###### 3.1.1.1.2 Decontaminatiemethodes
* **Reiniging:** Verwijderen van organische bevuiling (bv. bloed, mucus). Essentieel voorafgaand aan desinfectie en sterilisatie, omdat organisch materiaal de werking van desinfectantia kan belemmeren of neutraliseren [14](#page=14).
* **Desinfectie:** Sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, inclusief sporen en sommige virussen [14](#page=14).
* **Thermische desinfectie:** Gebruik van hoge temperatuur (bv. 1 minuut op 90°C) [14](#page=14).
* **Chemische desinfectie:** Gebruik van een desinfectans, vooral voor warmtegevoelig materiaal [14](#page=14).
* **Factoren die desinfectie beïnvloeden:** Organische bevuiling, type micro-organismen, temperatuur, blootstellingstijd, eigenschappen van het desinfectans, en de structuur van het voorwerp [14](#page=14).
* **Desinfectantia:** Alcoholen, chloor- en joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide, perazijnzuur, glutaaraldehyde. Elk product heeft een specifiek spectrum, contacttijd, kostprijs en voor- en nadelen [14](#page=14).
* **Cave: Desinfectantia vs. Antiseptica:**
* **Desinfectantia:** Voor inert materiaal (instrumenten, oppervlakken, water) [14](#page=14).
* **Antiseptica:** Voor levende weefsels (huid, mucosae) en mogen niet toxisch zijn [14](#page=14).
* **Sterilisatie:** Eliminatie van alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Grondige reiniging is een essentiële voorwaarde [16](#page=16).
* **Methoden:**
* **Stoom (vochtige warmte):** Gebruikt in een autoclaaf, met goede penetratie. Vereist specifieke tijdsduur-temperatuur combinaties (bv. 3 min. op 134°C, 15 min. op 121°C). Meest gebruikt voor hittebestendig kritisch instrumentarium [16](#page=16).
* **Warme droge lucht:** Hogere temperaturen en langere blootstellingstijd nodig (bv. 2 uur op 160-180°C). Soms gebruikt voor laboratoriummateriaal [16](#page=16).
* **Ethyleenoxide gas:** Geschikt voor warmtegevoelig materiaal, maar is toxisch/carcinogeen en vereist een lange aeratietijd. Wordt industrieel gebruikt voor disposable materiaal [16](#page=16).
* **Gamma straling:** Een methode voor sterilisatie [16](#page=16).
###### 3.1.1.1.3 Gevoeligheid van micro-organismen
Er is een hiërarchie in gevoeligheid: cysten en sporen zijn weerbarstiger dan levende bacteriën en virussen. Prionen (verwekker van Creutzfeldt-Jakob) zijn extreem resistent; waar mogelijk wordt wegwerpmateriaal gebruikt of materiaal vernietigd. Virussen zonder omhulling (naakte virussen) zijn relatief weerstandig aan antiseptica [17](#page=17).
###### 3.1.1.1.4 Principe van microbiële eliminatie
Het decontaminatieproces verloopt logaritmisch [18](#page=18).
* **Logaritmische reductie:** 1 log reductie = 90% reductie van kiemaantal; 2 log = 99%; 3 log = 99,9% [18](#page=18).
* **Efficiëntie:** Reductie van meer dan 6-7 log wordt minder efficiënt, vooral bij mengsels met resistente micro-organismen (bv. sporen), uitputting van het proces, of wanneer micro-organismen afgeschermd zijn (bv. door mucus/bloed) [18](#page=18).
* **Initieel inoculum:** Een groter initieel inoculum verkleint de kans op een acceptabele reductie [18](#page=18).
* **Belang van reiniging:** Desinfectie van niet-schoongemaakt materiaal, bevuild met speeksel of feces, is onvoldoende effectief. Reiniging alleen zorgt al voor een 1-2 log reductie. Sterilisatie wordt altijd voorafgegaan door reiniging van weefselresten, slijm en bloed [18](#page=18).
###### 3.1.1.1.5 Praktische toepassingen van antiseptica en desinfectantia
* **Antiseptica (voor levende wezens):** Elimineren transiënte en residente microflora van de huid om kruisbesmetting (handontsmetting) of wondinfecties (huidontsmetting) te voorkomen [20](#page=20).
* **Hygiënische handontsmetting:** Alcoholische (60-95%) oplossing of gel met emolientia [20](#page=20).
* **Chirurgische handontsmetting:** Alcoholische oplossing/gel of ontsmettende zeep met chloorhexidine, gevolgd door steriele handschoenen. Chloorhexidine heeft een residuele werking [20](#page=20).
* **Intacte huid:** Chloorhexidine in alcohol, povidon jood in alcohol, of chloorhexidine zeep [20](#page=20).
* **Niet-intacte huid:** Eerst spoelen en reinigen, daarna desinfecteren (bv. met fysiologisch water of waterstofperoxide) [20](#page=20).
* **Desinfectantia (voor omgeving, materiaal, water):** Elimineren microflora om (kruis)overdracht en zorginfecties te voorkomen [21](#page=21).
* **Zorgmateriaal (niet-kritisch):** 70% alcohol, desinfecterende doekjes [21](#page=21).
* **Flexibele endoscopen (semi-kritisch):** Chemische desinfectie met glutaaraldehyde of perazijnzuur (warmtegevoelig) [21](#page=21).
* **Omgeving (‘high touch’ oppervlakken):** 70% alcohol, hypochloriet (javel), desinfecterende doekjes [21](#page=21).
* **Speciaal geval C. difficile:** Chloorverbindingen of andere sporiciden, omdat sporen resistent zijn aan alcohol [21](#page=21).
* **Water:** Thermische of chemische desinfectie ter preventie van Legionellose [21](#page=21).
#### 3.1.2 Onderbreken van transmissie
Dit omvat standaard voorzorgsmaatregelen en overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen [12](#page=12).
##### 3.1.2.1 Standaard voorzorgsmaatregelen
Maatregelen die ten allen tijde bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht de microbiologische status, ter bescherming van zorgverstrekkers én patiënten. Deze zijn noodzakelijk omdat patiënten asymptomatisch besmettelijk kunnen zijn, gekoloniseerd met multiresistente micro-organismen, of omdat laboratoriumresultaten niet altijd direct beschikbaar zijn [23](#page=23).
De standaard voorzorgen omvatten:
1. **Handhygiëne:** Wassen en ontsmetten van handen, en het dragen van handschoenen [23](#page=23).
2. **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):** Bescherming van kledij (schorten) en slijmvliezen (beschermbril, aangezichtsscherm, masker) [23](#page=23).
3. **Hoesthygiëne en respiratoire etiquette:** Inclusief griepvaccinatie [23](#page=23).
4. **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen:** Door het voorkomen van prikongevallen [23](#page=23).
5. **Aandacht voor de omgeving:** Zie hoofdstuk reiniging en desinfectie [23](#page=23).
###### 3.1.2.1.1 Handhygiëne
Handhygiëne is essentieel om de overdracht van ziektekiemen te voorkomen [24](#page=24).
* **Microflora van de handen:**
* **Residente microflora:** Grampositieve bacteriën, beschermende functie, diep in de huidlagen, blijvend karakter [25](#page=25).
* **Transiënte microflora:** Grampositieve/negatieve bacteriën, virussen, gisten, afkomstig van de omgeving, tijdelijk karakter, voornamelijk verantwoordelijk voor kruisbesmettingen [25](#page=25).
* **Impact:** Handen wassen beïnvloedt de transiënte flora; handen ontsmetten beïnvloedt beide, met een remmend effect op de residente flora [25](#page=25).
* **Wanneer? De 5 momenten voor handhygiëne (WHO):**
* Voor contact met de patiënt [26](#page=26).
* Voor een zuivere/aseptische handeling (bv. wondzorg, katheterzorg) [26](#page=26).
* Na contact met lichaamsvochten [26](#page=26).
* Na contact met de patiënt [26](#page=26).
* Na contact met de omgeving van de patiënt [26](#page=26).
* **Focus op de patiëntbescherming:** Momenten 1 en 2 zijn cruciaal [26](#page=26).
* **Wat? Handen wassen vs. handen ontsmetten:**
* **Handen wassen (water en zeep):** Mechanisch effect, verwijdert vuil en transiënte flora (1-2 log reductie). Indicaties: zichtbare bevuiling, C. difficile infectie (sporen zijn alcoholresistent). Nadelen: tijdrovend, uitdrogend [27](#page=27).
* **Hygiënische handontsmetting:** Gouden standaard met alcoholische oplossing. Voordelen: snel, kiemdodend (5-6 log reductie), gemakkelijk, goede tolerantie. Nadelen: niet actief tegen sporen, eerst wassen bij zichtbare bevuiling [27](#page=27).
* **Chirurgische handontsmetting:** Grondig en langdurig, na wassen of schrobben met ontsmettende zeep, gevolgd door steriele handschoenen. Vaak vervangen door 'rubben' [27](#page=27).
* **Hoe? Techniek van handhygiëne:** Vereist specifieke techniek voor effectieve reiniging en desinfectie [28](#page=28).
* **Basisvereisten voor handhygiëne:**
* Geen horloges, armbanden, ringen [29](#page=29).
* Mouwen maximaal tot aan de ellebogen (‘bare below the elbows’ - BBE) [29](#page=29).
* Korte, propere nagels, geen gel- of kunstnagels [29](#page=29).
* Deze vereisten worden minimaal tweemaal per jaar geregistreerd [30](#page=30).
* **(Niet-steriele) handschoenen:**
* Persoonlijke beschermingsmiddel (PBM), aanvulling op handhygiëne, vervangt deze niet [29](#page=29).
* Indicaties: kans op contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen [29](#page=29).
* Geen indicaties: geven van injecties, contact met intacte huid of patiëntomgeving [29](#page=29).
* **Gebruik:** Ontsmet handen → handschoenen aan → handeling uitvoeren → handschoenen uit → handen ontsmetten [29](#page=29).
* Handschoenen zijn single-use en worden niet ontsmet [29](#page=29).
* **Patient empowerment:** Patiënten kunnen gevraagd worden om toe te zien op de handhygiëne van zorgverstrekkers [32](#page=32).
###### 3.1.2.1.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
PBM beschermen tegen blootstelling aan micro-organismen [33](#page=33).
* **Bescherming van kledij:**
* **Werkkledij:** Beschermt tegen bloed en lichaamsvochten. Periodiek vervangen (bv. dagelijks scrubs, wekelijks schort) of indien bevuild. Moet gewassen worden in een erkende wasserij [33](#page=33).
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort (‘apron’):** Beschermt burger- of werkkledij tegen spatten en lichaamsvochten. Single-use [33](#page=33).
* **Overschort met lange mouwen (‘gown’):** Alternatief voor spatschort, of als isolatiemaatregel. Voorkomt overdracht via kledij [33](#page=33).
* **Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat:**
* **Spatbril:** Beschermt ogen tegen druppels en spatten. Aangezichtsscherm (face shield) biedt nog betere veiligheid [34](#page=34).
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker):** Beschermen neus en mond tegen druppels. Single-use. Maximaal 8 uur dragen, eerder vervangen indien vochtig [34](#page=34).
* **Gebruik standaard voorzorgen:** Bij patiëntencontact met risico op spatten, of bij eigen luchtweginfectie/koortsblaasje [34](#page=34).
* **Extra indicaties isolatievormen:** Zie hoofdstuk 6 [34](#page=34).
* **Hoogfiltratiemaskers (FFP2, FFP3):** Gebruik bij aerogene isolatie (bv. open longtuberculose, mazelen) voor betere afsluiting en hogere filtratie-efficiëntie [34](#page=34).
* Maskers voorkomen ook het onbewust aanraken van neus, wat S. aureus overdracht kan verminderen [34](#page=34).
###### 3.1.2.1.3 Hoesthygiëne en respiratoire etiquette
Toegevoegd aan standaard voorzorgen na de SARS-CoV(-1) outbreak [37](#page=37).
* **Aanbevelingen:** Mond en neus bedekken bij hoesten/niezen met een zakdoekje, dat direct weggegooid wordt. Indien geen zakdoekjes, hoest/nies in de elleboog. Ontsmet of was de handen [37](#page=37).
* **Voorzieningen:** Tissues, handalcohol, vuilbakjes, eventueel maskers dienen aanwezig te zijn [37](#page=37).
* **Patiënten met respiratoire klachten:** Scheiden van andere patiënten of laten dragen van een proceduremasker [37](#page=37).
* **Zorgverstrekkers met respiratoire infectie/koortsblaasje:** Dragen een proceduremasker, vooral bij contact met kwetsbare patiënten [37](#page=37).
* **Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers:** Beschermt zorgverstrekkers en patiënten, vooral kwetsbare groepen [37](#page=37).
###### 3.1.2.1.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
Belangrijke virussen zijn HBV, HCV en HIV [38](#page=38).
* **Preventieve maatregelen (voor ALLE patiënten):**
* Veiligheid van bloedproducten (screening donoren) [38](#page=38).
* Gebruik van bril, masker, aangezichtsscherm bij risico op bloedspatten [38](#page=38).
* Dragen van handschoenen bij contact met bloed of lichaamsvochten [38](#page=38).
* Geen hergebruik van naalden en spuiten (single-use) [38](#page=38).
* Naald of scherp voorwerp onmiddellijk in naaldcontainer werpen [38](#page=38).
* Gebruikte naald nooit recappen; naald en spuit samen in naaldcontainer [38](#page=38).
* Naaldcontainer niet overvullen, nooit iets uit halen of openen [38](#page=38).
* Monodose vials gebruiken [38](#page=38).
* **Bij een prikongeval:**
* Laten bloeden, grondig wassen en ontsmetten [39](#page=39).
* Aangifte als arbeidsongeval en contact met bevoegde dienst [39](#page=39).
* Serologie bepalen van zorgverstrekker en bronpatiënt (indien bekend), HBV vaccinatiestatus opvragen [39](#page=39).
* Risico-analyse en evaluatie van noodzaak van specifieke therapie [39](#page=39).
* **Hoogrisico blootstelling:**
* HIV: Post-exposure profylaxie (OPEP) starten binnen 24 uur [39](#page=39).
* HBV: Vaccinatie en toediening van anti-HBV immuunglobulines [39](#page=39).
### 3.2 Verticale infectiepreventie (Micro-organisme specifieke maatregelen)
Dit omvat maatregelen gericht op specifieke, epidemiologisch belangrijke micro-organismen, vaak door middel van actieve detectie (screening) en isolatie. Deze worden ook overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen genoemd [12](#page=12).
#### 3.2.1 Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen: Isolatiemaatregelen
Isolatiemaatregelen zijn aanvullend op de standaard voorzorgen en vormen een onderdeel van de verticale benadering. Ze worden toegepast wanneer een patiënt als bron van besmettelijke kiemen wordt geïsoleerd om de omgeving te beschermen (bronisolatie). Beschermende isolatie (omgekeerde isolatie) beschermt patiënten met een verminderde weerstand [40](#page=40).
##### 3.2.1.1 Isolatievormen
Afhankelijk van de overdrachtswijze van het agens onderscheidt men bronisolatievormen [40](#page=40):
* **Contactisolatie:** Overdracht via direct contact met patiënt en omgeving [41](#page=41).
* Voorbeelden: MRSA, VRE, MRGN, \_C. difficile [41](#page=41).
* Maatregelen: Bij voorkeur kamer alleen, deur mag open. Nadruk op handhygiëne en handschoenen. Isolatieschort bij kans op contaminatie kledij. Voor MRSA: masker aanbevolen ter preventie van zelfbesmetting. Voor \_C. difficile: handen wassen i.p.v. ontsmetten [41](#page=41).
* **Druppelisolatie:** Overdracht via druppeltjes [41](#page=41).
* Voorbeelden: Meningokokkenmeningitis, bof [41](#page=41).
* Maatregelen: Bij voorkeur kamer alleen, deur mag open. Mond-neusmasker (proceduremasker) bij contact met patiënt. Patiënt draagt masker indien kamer verlaten wordt [41](#page=41).
* **Aerogene isolatie:** Overdracht via kleine partikels in de lucht die zweven [42](#page=42).
* Voorbeelden: Open longtuberculose [42](#page=42).
* Maatregelen: Aparte kamer verplicht, afgesloten, met negatieve druk en gefilterde lucht. Hoogfiltratiemasker (‘eendenbekmasker’) dragen voor betreden van de kamer [42](#page=42).
* **Combinaties:**
* **Contact-druppelisolatie:** Voor verwekkers die langer op oppervlakken overleven (bv. influenza, RSV, SARS-CoV-2) [41](#page=41).
* **Contact-aerogeen isolatie:** Voor verwekkers die langer op oppervlakken overleven (bv. varicella, mazelen) [42](#page=42).
* **Strikte isolatie:** Maximale barrièremaatregelen bij zeer ernstige infecties (bv. virale hemorragische koorts zoals Ebola) [40](#page=40).
* **Beschermende isolatie (‘omgekeerde’ isolatie):** Bescherming van zeer kwetsbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie, neutropenie). Kamer in overdruk met gefilterde lucht [42](#page=42).
#### 3.2.2 Surveillance en outbreak management
Surveillance (bv. van zorginfecties, epidemiologisch belangrijke MO) en outbreak management (beheersen van epidemische verheffingen) zijn eveneens essentiële pijlers van infectiepreventie en -beheersing [12](#page=12).
* * *
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en infectiepreventie buiten ziekenhuizen
Dit gedeelte behandelt multiresistente micro-organismen zoals MRSA, VRE en MRGN, hun resistentie en preventie, evenals de organisatie van infectiepreventie in België en de implementatie ervan buiten ziekenhuizen, in de eerstelijnszorg en woonzorgcentra.
### 7.1 Specifieke 'ziekenhuisbacteriën' (MDRO)
De term 'ziekenhuisbacteriën' wordt in de volksmond gebruikt voor bacteriën die tijdens een ziekenhuisopname kunnen worden opgelopen, meestal zijn dit multiresistente micro-organismen (MDRO). Het gevaar van deze bacteriën ligt niet primair in een verhoogde virulentie, maar eerder in een combinatie van factoren: de verminderde weerstand van de patiënt, de late herkenning van resistentie waardoor infecties al ver gevorderd zijn, en het feit dat effectieve antibiotica duur, toxisch en moeilijk te doseren zijn, of dat er geen alternatieven bestaan [49](#page=49).
#### 7.1.1 Screening en Decontaminatie
Screening is doorgaans gericht op specifieke risicopatiënten en gebeurt op specifieke plaatsen (bv. keel, neus, rectaal) met behulp van selectieve kweekbodems voor multiresistente bacteriën of moleculaire detectie van resistentiegenen. Decontaminatie (dekolonisatie) is enkel mogelijk voor MRSA en omvat een combinatie van neuszalf, antiseptische spoeling en wassen met antiseptische zeep. Voor darmbacteriën zoals VRE en CPE is decontaminatie niet mogelijk [49](#page=49).
#### 7.1.2 Ziekenhuisbacteriën en de Community
Door het bredere gebruik van antibiotica, ook in de diergeneeskunde, verspreiden ziekenhuisbacteriën zich ook in de gemeenschap, wat de beheersing bemoeilijkt [49](#page=49).
### 7.2 Specifieke multiresistente micro-organismen
#### 7.2.1 MRSA (methicilline resistente \_Staphylococcus aureus)
MRSA is een huidbacterie, met de neus als voorkeurslocatie voor dragerschap. Het kan zorginfecties veroorzaken zoals pneumonie, CLABSI en wondinfecties. Naast \_hospital-acquired (HA) MRSA bestaan er ook \_community-acquired (CA) MRSA (veroorzaakt fulminante huidinfecties en pneumonie bij jonge, gezonde personen) en \_livestock-associated (LA) MRSA (bij veehouders). Er is een internationale trend van dalende MRSA-incidentie, waarbij de aanpak in woon-zorgcentra (WZC), inclusief een restrictief antibioticabeleid en aandacht voor handhygiëne, een rol speelt. WZC worden beschouwd als een belangrijk reservoir [50](#page=50).
#### 7.2.2 VRE (vancomycine-resistente enterokokken)
VRE zijn enterokokken die resistent zijn tegen glycopeptiden zoals vancomycine, en vaak ook tegen penicillines, waardoor er nog maar weinig effectieve antibiotica overblijven. Dragerschap van VRE vindt meestal plaats in de darmen. VRE komt gelokaliseerd voor, met epidemische verheffingen in bepaalde ziekenhuizen, en is een groter probleem in landen zoals de Verenigde Staten en Frankrijk [50](#page=50).
#### 7.2.3 MRGN (multiresistente gramnegatieve staven)
MRGN omvatten Enterobacterales (zoals \_E. coli, \_Klebsiella pneumoniae) en non-fermenters (zoals \_Pseudomonas aeruginosa) die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen door de clustering van resistentiegenen. Hierdoor zijn klassieke antibiotica vaak niet meer werkzaam, en moet men toevlucht nemen tot reserve- of suboptimale antibiotica. De normale plaats van voorkomen van Enterobacterales is de darm, en screening gebeurt met een rectale wisser. Bij non-fermenters wordt eerder gedacht aan een bron in de omgeving (bv. water bij \_P. aeruginosa), en screening kan respiratoir, darm- of wondmateriaal omvatten [51](#page=51).
Specifieke categorieën binnen MRGN zijn:
* Zeer multidrugresistente of pandrugresistente gramnegatieve staven [51](#page=51).
* Bacteriën die ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) produceren, welke de meeste beta-lactams kunnen afbreken maar niet de carbapenems. ESBL-producerende bacteriën zijn al decennia aanwezig in ziekenhuizen en ook sterk verspreid in de gemeenschap [51](#page=51).
* CPE (carbapenemase producerende Enterobacterales), waarbij ook carbapenems worden afgebroken. Actieve surveillance, inclusief screening en isolatie, wordt aanbevolen om verdere uitbreiding in te dijken [51](#page=51).
Voor Belgische richtlijnen en surveillancegegevens van MRSA, VRE en MRGN (inclusief CPE) is de website [www.nsih.be](http://www.nsih.be) (Sciensano) nuttig [51](#page=51).
### 8\. Organisatie van infectiepreventie (ziekenhuishygiëne) in België
In België wordt de organisatie van infectiepreventie in ziekenhuizen geregeld door het Koninklijk Besluit van 26 april 2007. Elk ziekenhuis heeft een Team voor ziekenhuishygiëne (Team ZHH), bestaande uit een arts en gespecialiseerde verpleegkundigen. Dit team wordt aangestuurd door een Comité voor ziekenhuishygiëne met vertegenwoordigers uit diverse ziekenhuisgeledingen [53](#page=53).
#### 8.1 Surveillance en Opdrachten
Elk ziekenhuis neemt verplicht deel aan drie surveillancemodules van het nationaal surveillanceprogramma ([www.nsih.be](http://www.nsih.be)) van Sciensano: MRSA, MRGN en kathetergerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI). Daarnaast kan deelgenomen worden aan optionele modules zoals VRE of C. difficile [53](#page=53).
De opdrachten van het Team ZHH omvatten:
1. Ontwikkeling, implementatie en opvolging van het beleid inzake standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen, en surveillance van ziekenhuisinfecties [53](#page=53).
2. Opzetten van een epidemiebeleid: opsporen en indijken van uitbraken [53](#page=53).
3. Opvolgen van hygiëneaspecten bij ziekenhuisactiviteiten, zoals bouwprojecten en aankopen [53](#page=53).
4. Implementatie van officiële aanbevelingen van instanties zoals de Hoge Gezondheidsraad (HGR) [53](#page=53).
5. Uitwisseling van informatie via regionale werkgroepen [53](#page=53).
6. Opstellen van strategische en beleidsplannen, en jaarverslagen [53](#page=53).
### 9\. Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
#### 9.1 Eerstelijnszorg
In de eerstelijnszorg (huisartspraktijk, thuiszorg) gelden dezelfde principes als in ziekenhuizen, met nadruk op standaard voorzorgen (persoonlijke beschermingsmiddelen, handhygiëne, preventie van prikongevallen) en zorgmateriaal (desinfectie/sterilisatie). Er is echter geen surveillance, geen ondersteuning door een infectiepreventieteam, en minder makkelijk advies over antibioticagebruik. Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg (Vlaamse Overheid) bieden hierbij hulp. Er is een verplichte aangifte van specifieke infectieziekten aan deze diensten. Het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano en Departement Zorg kan ter plaatse komen bij uitbraken [54](#page=54).
#### 9.2 Woon- en Zorgcentra (WZC)
In woon- en zorgcentra is het besef gegroeid dat er een hoge concentratie van resistente bacteriën aanwezig is. Sinds enkele jaren worden principes van infectiepreventie, inclusief een vorm van infectiebeheersingsteam, geïmplementeerd. De COVID-19 pandemie heeft het belang van infectiepreventie in WZC benadrukt. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen een sleutelrol in het opzetten van beleid rond infectiepreventie en antimicrobiële stewardship [54](#page=54).
### 10\. Nuttige bronnen
* WHO guidelines on hand hygiene in health care, 2009 [55](#page=55).
* Departement Zorg. Overzicht infectieziekten en bijhorende richtlijnen [55](#page=55).
* Sciensano. Surveillance van nosocomiale infecties [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings, 2007 [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Disinfection and Sterilization in Healthcare Facilities, 2008 [55](#page=55).
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectiepreventie en -beheersing (IPC) | Een reeks maatregelen gericht op het voorkomen van de overdracht van micro-organismen, met als doel het doorbreken van de infectiecyclus en het voorkomen van zorginfecties. |
| Zorginfectie (Healthcare Associated Infection - HAI) | Een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling, en die minstens 48 uur na opname ontstaat. |
| Antimicrobiële resistentie (AMR) | Het verschijnsel waarbij micro-organismen ongevoelig worden voor antimicrobiële middelen, waardoor infecties moeilijker te behandelen zijn. |
| Transmissiewegen | De manieren waarop micro-organismen zich kunnen verspreiden, zoals via direct of indirect contact, druppels of de lucht (aerogeen). |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam zonder dat er ziekteverschijnselen optreden. |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam zonder vermenigvuldiging en zonder ziekteverschijnselen. |
| Infectie | De vermenigvuldiging van micro-organismen in of op het lichaam met het optreden van ziekteverschijnselen, zoals pijn, zwelling, roodheid en warmte. |
| Spaulding classificatie | Een classificatiesysteem dat medisch materiaal indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) op basis van hun contact met het lichaam, om het juiste decontaminatieproces te bepalen. |
| Reiniging | Het proces van het verwijderen van zichtbaar vuil en organisch materiaal van voorwerpen, wat een essentiële voorbereiding is voor desinfectie en sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat micro-organismen sterk reduceert, maar niet alle bacteriële sporen elimineert; kan thermisch (met hitte) of chemisch (met desinfectantia) gebeuren. |
| Sterilisatie | Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd, wat essentieel is voor kritische voorwerpen die steriele lichaamsdelen of bloed binnendringen. |
| Antiseptica | Antimicrobiële stoffen die gebruikt worden op levende weefsels, zoals de huid en slijmvliezen, om micro-organismen te elimineren en infecties te voorkomen. |
| Desinfectantia | Antimicrobiële stoffen die gebruikt worden op niet-levend materiaal, zoals instrumenten en oppervlakken, om micro-organismen te doden of te inactiveren. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen (Standard Precautions) | Een reeks algemene maatregelen die bij alle patiënten, ongeacht hun microbiologische status, toegepast moeten worden ter bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt. |
| Handhygiëne | Het reinigen en/of ontsmetten van de handen om de overdracht van micro-organismen te voorkomen; een cruciaal onderdeel van standaard voorzorgsmaatregelen. |
| Transiënte microflora | Tijdelijke micro-organismen op de huid, die voornamelijk verantwoordelijk zijn voor kruisbesmettingen en die met handhygiëne (wassen en ontsmetten) verwijderd kunnen worden. |
| Residente microflora | De natuurlijke, beschermende micro-organismen die dieper in de huidlagen leven en zich vermenigvuldigen; deze worden niet volledig verwijderd door standaard handhygiëne. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, maskers en oogbescherming die gedragen worden om de zorgverstrekker te beschermen tegen blootstelling aan potentieel besmettelijke materialen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgen (Transmission-based Precautions) | Specifieke isolatiemaatregelen die, aanvullend op standaard voorzorgsmaatregelen, worden toegepast op basis van de transmissiewijze van specifieke micro-organismen (contact, druppel, aerogeen). |
| Bronisolatie | Isolatiemaatregelen gericht op het isoleren van de patiënt als bron van besmettelijke kiemen om de omgeving te beschermen. |
| Beschermende isolatie (Omgekeerde isolatie) | Isolatiemaatregelen gericht op het beschermen van zeer kwetsbare patiënten tegen micro-organismen van buitenaf. |
| Multidrugresistente micro-organismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen meerdere klassen van antimicrobiële middelen, zoals MRSA, VRE en MRGN, wat de behandeling van infecties bemoeilijkt. |