Cover
ابدأ الآن مجانًا Les 1b Medicatietoediening Diabetespatient, Insulinetherapie, Orale antidiabetica.pdf
Summary
# Fysiologie van voeding en metabolisme
Dit onderwerp behandelt de afbraak van voedsel, de verschillende voedingsstoffen, en de metabolisatie en opslag van glucose als energiebron [1](#page=1).
### 1.1 Voedselafbraak en voedingsstoffen
Voedsel wordt in het lichaam afgebroken, waarbij verschillende voedingsstoffen ontstaan, onderverdeeld in macro- en micronutriënten. De belangrijkste macronutriënten zijn koolhydraten (suikers), proteïnen (eiwitten) en lipiden (vetten). Daarnaast zijn er vitaminen, mineralen en elektrolyten als micronutriënten [1](#page=1).
Het proces van afbraak begint in de mondholte door kauwbewegingen en speeksel, en wordt voortgezet in de maag door maagzuur. In de dunne darm zetten verteringssappen, zoals pancreassappen, de suikers om tot eenvoudige glucose. Glucose is de primaire energievorm voor het lichaam en wordt door het bloed opgenomen om als brandstof te dienen [2](#page=2).
### 1.2 Metabolisme van glucose
Het grootste deel van de lichaamsorganen is afhankelijk van glucose als energiebron [2](#page=2).
#### 1.2.1 Opslag en vrijgave van glucose
Bij een overschot aan glucose zet de lever deze om in glycogeen, wat dient als reserveopslag. Deze opslagcapaciteit is echter beperkt; een verdere toevloed van glucose kan leiden tot omzetting in vet, wat zwaarlijvigheid kan veroorzaken. Wanneer de glucosevoorraad te laag is, zet de lever glycogeen weer om in glucose met behulp van glucagon, zodat dit als brandstof kan dienen [2](#page=2).
#### 1.2.2 Bloedglucosegehalte
Na een maaltijd stijgt het glucosegehalte in het bloed (glycemie). Nuchter bedraagt de glycemie bij volwassenen 50-90 mg/dl. Bij gezonde mensen varieert de glycemie gedurende de dag binnen nauwe grenzen, meestal tussen 60-140 mg/dl [2](#page=2).
#### 1.2.3 Rol van de lever en lichaamscellen
In de lever wordt glucose afgebroken en omgezet in warmte en energie. Glucose kan alleen als energie gebruikt worden wanneer het door de lichaamscellen wordt opgenomen [2](#page=2).
#### 1.2.4 Doorgifte van glucose naar lichaamscellen
Om de energie uit glucose te kunnen gebruiken, moet deze eerst in de lichaamscellen terechtkomen. Het bloed transporteert glucose door het lichaam, en het hormoon insuline speelt een cruciale rol bij het faciliteren van de opname van glucose door de lichaamscellen, waardoor de celwand doorlaatbaar wordt voor glucose. Een tekort aan insuline kan leiden tot een stijging van de bloedsuikerwaarde, omdat glucose de lichaamscellen moeilijk of niet kan binnendringen [3](#page=3) [6](#page=6).
### 1.3 De pancreas en hormoonproductie
De pancreas (alvleesklier) reguleert de bloedsuikerspiegel en heeft twee hoofdfuncties: exocrien en endocrien [4](#page=4).
#### 1.3.1 Exocriene functie van de pancreas
De exocriene functie is gericht op de spijsvertering en omvat trosvormige klieren die pancreassap produceren. Dit sap bevat enzymen zoals diastase (voor koolhydraatsplitsing), trypsine (voor eiwitsplitsing) en lipase (voor vetverbranding). Dagelijks wordt ongeveer een halve liter pancreassap afgescheiden [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.2 Endocriene functie van de pancreas
De endocriene functie is gericht op de regeling van de bloedsuikerspiegel en wordt uitgevoerd door de eilandjes van Langerhans. Deze eilandjes bestaan uit twee soorten cellen [4](#page=4) [5](#page=5):
* **Alfa-cellen**: Deze maken ongeveer een kwart uit van de cellen in de eilandjes van Langerhans. Ze produceren glucagon, een polypeptide met een bloedsuikerverhogende werking, dat de omzetting van glycogeen naar glucose in de lever bevordert [5](#page=5).
* **Bèta-cellen**: Deze maken driekwart uit van de cellen in de eilandjes van Langerhans. Ze produceren insuline [5](#page=5).
### 1.4 Insuline
Insuline is een hormoon dat rechtstreeks in de bloedbaan wordt uitgescheiden. De ontdekking en ontwikkeling van insuline hebben een belangrijke rol gespeeld in de behandeling van diabetes. De chemische structuur werd in 1953 bepaald, en synthetische insuline werd geproduceerd vanaf 1964. De pancreas, een langwerpige klier van ongeveer 15 tot 20 cm lang en 5 tot 6 cm breed, ligt horizontaal achter de maag en produceert insuline [3](#page=3).
> **Tip:** De pancreas heeft dus zowel spijsverterende (exocriene) als hormonale (endocriene) functies die essentieel zijn voor de gezondheid.
> **Voorbeeld:** Bij gezonde personen zorgt de pancreas ervoor dat het bloedglucosegehalte binnen stabiele grenzen blijft door de productie van zowel insuline als glucagon.
---
# Diabetes mellitus: oorzaken, types en diagnose
Deze sectie biedt een gedetailleerd overzicht van diabetes mellitus, beginnend bij de oorsprong van de naam en de prevalentiecijfers, om vervolgens dieper in te gaan op de verschillende types, hun specifieke oorzaken, en de methoden die gebruikt worden voor diagnose.
### 2.1 De oorsprong en prevalentie van de naam "diabetes"
De naam "diabetes" is afgeleid uit de Grieks-Latijnse taal en betekent letterlijk "honingzoete doorstroom". Deze benaming verwijst naar het symptoom van de ziekte waarbij patiënten grote hoeveelheden zoete urine produceren. Vóór de ontwikkeling van chemische urineanalyses waren artsen aangewezen op zintuiglijke waarneming, zoals het proeven van urine of het observeren van insecten die erop afkwamen [7](#page=7).
Diabetes mellitus kent een aanzienlijke prevalentie: in België lijdt ongeveer 8% van de volwassen bevolking aan de ziekte, een cijfer dat naar verwachting zal stijgen tot 9,6% tegen 2030. Opvallend is dat 9 van de 10 diabetespatiënten diabetes type 2 heeft. De prevalentie van 'ouderdomsdiabetes' neemt toe met de leeftijd, met een piek boven de 45 jaar. Diabetes type 1 daarentegen wordt meestal vóór de leeftijd van 40 jaar vastgesteld [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.2 Diagnostische methoden
De diagnose van diabetes mellitus wordt gesteld aan de hand van bloedonderzoek in een laboratorium, waarbij geen vingerprikken maar standaard bloedafnames de voorkeur genieten. Essentieel voor de diagnose zijn een nuchtere glycemiebepaling of een HbA1c-bepaling. Een afwijkend resultaat dient altijd bevestigd te worden door een tweede afwijkende glycemiebepaling. In gevallen van zeer duidelijke diabetes-symptomen volstaat echter één enkele afwijkende bloedsuikerwaarde in het labo om de diagnose te stellen [12](#page=12).
#### 2.2.1 Glycemiecontrole
Regelmatige controle van het bloedsuikergehalte biedt een beter inzicht in het suikermetabolisme. Dit is soms noodzakelijk om de toe te dienen hoeveelheid insuline te bepalen [9](#page=9).
* **Klassieke bloedname:** Bloed kan op de klassieke wijze worden afgenomen en in het laboratorium worden onderzocht; dit kan de patiënt niet zelf [9](#page=9).
* **Capillaire bloedname:** Een capillaire bloedname (vingerprik) is ook mogelijk en kan door de patiënt zelf worden uitgevoerd met behulp van meettoestellen. Bij capillaire bloedname is het cruciaal om geen ontsmettingsmiddelen op basis van alcohol te gebruiken, aangezien dit tot afwijkende glycemiewaarden kan leiden. Het reinigen van de handen is eveneens van groot belang. Diabetespatiënten beschikken doorgaans over een persoonlijk meettoestel en het regelmatig ijken hiervan is van essentieel belang [9](#page=9).
* **Flash Monitoring Systeem:** Dit systeem maakt glycemiecontrole mogelijk zonder te prikken, door middel van een kleine sensor die dag en nacht automatisch glucose meet en opslaat. Het is waterbestendig en discreet. Dit systeem wordt vooral aanbevolen voor patiënten met type 1 diabetes. Nadelen zijn beperkte waterbestendigheid (slechts 20 minuten) en de noodzaak om de sensor om de twee weken te vervangen [10](#page=10).
* **Onderhuidse glucose- & ketonenmeters (in ontwikkeling):** Er wordt gewerkt aan een onderhuidse chip, met name door het Belgische bedrijf "Indigo Diabetes" en in samenwerking met de Universiteit Antwerpen. Deze chip kan twee jaar ter plaatse blijven functioneren en meet zowel glycemie als de aanwezigheid van ketonen, waarbij de patiënt indien nodig wordt gealarmeerd. De CMM® (continue multi-metabolite monitoring) sensor is een voorbeeld van zo'n onderhuidse chip die via Bluetooth verbinding maakt met mobiele apparaten. Momenteel moet deze sensor nog jaarlijks vervangen worden, maar er wordt gekeken naar een vervanging na twee jaar [11](#page=11).
#### 2.2.2 HbA1c-bepaling
De HbA1c-bepaling in het bloed geeft de gemiddelde bloedglucosewaarden weer van de afgelopen 2 tot 3 maanden. Dit wordt ook wel glycohemoglobine genoemd. Hemoglobine is een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof en glucose vervoert. Zodra glucose aan hemoglobine gebonden is, blijft dit gedurende 3 tot 4 maanden zo [12](#page=12).
HbA1c-waarden geven de volgende indicatie van de glucosecontrole:
* Tot en met 14%: zeer slecht [12](#page=12).
* 8%: matige regeling [12](#page=12).
* 6%: goede regeling [12](#page=12).
* Meer dan 6,5%: een waarschuwingssignaal dat de diabetes niet meer onder controle is [12](#page=12).
### 2.3 Oorzaken van diabetes mellitus
De oorzaken van diabetes mellitus zijn divers en variëren per type.
#### 2.3.1 Erfelijkheid
* **Diabetes type 1:** Genetica speelt een grote rol, met name door de zogenaamde HLA-genen, die de kans op de ziekte verhogen. Echter, de ziekte komt lang niet bij iedereen met deze genetische aanleg voor; bij 85% van de mensen met type 1 diabetes komt de ziekte niet voor in de naaste familie [13](#page=13).
* **Diabetes type 2:** Erfelijkheid speelt hier een grotere rol. Het is multifactorieel erfelijk, wat betekent dat erfelijke aanleg gecombineerd wordt met andere factoren, zoals overgewicht en weinig beweging, om diabetes te ontwikkelen [13](#page=13).
#### 2.3.2 Immuunreactie en levensstijl
* **Auto-immuunreactie (vooral type 1):** Bij type 1 diabetes treedt vaak een auto-immuunreactie op waarbij het lichaam antilichamen aanmaakt tegen de Bèta-cellen van de pancreas, wat leidt tot onvoldoende insulineaanmaak (#page=13, 14). De precieze redenen voor deze auto-immuunreactie zijn onduidelijk, maar vermoedens omvatten erfelijke voorbeschiktheid, virale infecties en stoornissen in het immuunsysteem [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Overgewicht (vooral type 2):** Bij 80% van de patiënten met type 2 diabetes is er sprake van overgewicht. Overgewicht kan een zekere ongevoeligheid voor insuline veroorzaken, doordat lichaamscellen vergroot zijn en de aangrijpingspunten voor insuline verminderd [13](#page=13) [17](#page=17).
* **Levensstijl (vooral type 2):** Een zittend leven en een ongezond eetpatroon zijn belangrijke factoren die bijdragen aan het ontstaan van type 2 diabetes [13](#page=13).
* **Zwangerschap:** Meerdere zwangerschappen kunnen in sommige gevallen een belasting vormen voor de pancreas, wat kan bijdragen aan het ontstaan van zwangerschapsdiabetes (#page=13, 20) [13](#page=13) [20](#page=20).
### 2.4 Types diabetes mellitus
Er worden drie hoofdtypen van diabetes onderscheiden: type 1, type 2 en zwangerschapsdiabetes.
#### 2.4.1 Diabetes type 1 (juveniele diabetes)
Diabetes type 1 wordt ook wel insuline-afhankelijke diabetes mellitus (IADM) genoemd (#page=14, 16). Het treft minder dan 10% van de diabetespatiënten en wordt meestal bij jongeren gediagnosticeerd, vaak vóór de leeftijd van 40 jaar [14](#page=14) [16](#page=16).
* **Oorzaak en gevolg:** Het is vaak een auto-immuunreactie tegen het eigen lichaam, waarbij antilichamen de Bèta-cellen van de pancreas aanvallen, resulterend in onvoldoende of geen insulineaanmaak. Dit leidt tot een absoluut tekort aan insuline. De onduidelijke redenen voor deze auto-immuunreactie kunnen liggen in erfelijke voorbeschiktheid, virale infecties of stoornissen in het immuunsysteem [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Behandeling en aandachtspunten:** De behandeling omvat een gezond voedingspatroon, beweging en insulinetherapie. Het is belangrijk om overgewicht te vermijden en maaltijden en snacks te plannen in lijn met het dagelijkse ritme, de insulinebehandeling en de hoeveelheid lichaamsbeweging. Het doel is om de insulinedosis aan te passen aan de maaltijd, waarbij het meten van de bloedsuikerspiegel en het beoordelen van de koolhydraten in een maaltijd essentieel zijn. Insuline subcutaan (SC) is noodzakelijk vanwege het absolute insulinetekort. Het is cruciaal om grote glycemische schommelingen te voorkomen door middel van goede glycemische opvolging en het toedienen van insuline, vaak een combinatie van traag- en snelwerkende insuline, meerdere keren per dag [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.4.2 Diabetes type 2 (ouderdomsdiabetes)
Diabetes type 2 wordt ook wel insuline-'onafhankelijke' diabetes genoemd. Het is een chronische stoornis van de stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten, veroorzaakt door een relatief tekort aan insuline (het lichaam maakt wel insuline aan, maar onvoldoende) en/of factoren die de werking of productie van insuline tegengaan, wat leidt tot verminderde insulinegevoeligheid (insulineresistentie) [16](#page=16).
* **Kenmerken:** Het lichaam kan nog gedeeltelijk gebruikmaken van eigen insulineproductie. Diabetes type 2 ontstaat geleidelijk en komt meestal voor op oudere leeftijd, boven de 40 jaar. Patiënten zijn vaak zwaarlijvig, wat de insulineongevoeligheid kan verergeren. Een vermageringskuur kan vaak snelle verbetering brengen [17](#page=17).
* **Symptomen:** Vaak zijn de klachten vaag, waardoor de diagnose pas toevallig gesteld wordt. Mogelijke eerste symptomen zijn slecht genezende voetwonden, krampen in voeten of tenen, peno-vaginale infecties (schimmelinfecties) en herhaalde blaasontstekingen. Bij langdurig bestaande diabetes kunnen meer herkenbare symptomen optreden, zoals dorst, veel plassen en vermoeidheid [17](#page=17).
* **Symptomen tgv hyperglycemie (te hoge bloedsuikerspiegel):** Hevige dorst, overmatige urineproductie, vermoeidheid, misselijkheid, jeuk en verminderd gezichtsvermogen [18](#page=18).
* **Symptomen tgv hypoglycemie (te laag bloedsuikerspiegel):** Duizeligheid, vermoeidheid, honger, bleekheid, zweten, humeurschommelingen, beven, wazig zien en hoofdpijn [19](#page=19).
#### 2.4.3 Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes treedt op bij minstens 2,4% van alle zwangerschappen, voornamelijk tijdens het tweede trimester. Het kan optreden bij gezonde vrouwen zonder reeds gekende verhoogde glycemie [20](#page=20).
* **Risicofactoren:** Vrouwen met een verhoogd risico zijn onder andere zij met diabetes in de familie, moeders van kinderen met een geboortegewicht van meer dan 4 kilogram, vrouwen die eerder zwangerschapsdiabetes hadden, en vrouwen met overgewicht [20](#page=20).
* **Invloed van zwangerschap:** De voortdurend stijgende hoeveelheid zwangerschapshormonen belast de pancreas, wat kan leiden tot onvoldoende insulineaanmaak. Deze hormonen maken het lichaam ook ongevoeliger voor insuline (insulineresistentie), wat de glycemiestijging niet tegenhoudt [20](#page=20).
* **Gevolgen:**
* **Voor het kind:** Macrosomie (overmatige groei van de foetus) door langdurig hoge glycemie, wat kan leiden tot bemoeilijkte geboortes of vroeggeboortes. Vaak treden vlak na de geboorte glycemieproblemen op (hypoglycemieën) [21](#page=21).
* **Voor de moeder:** Kans op bemoeilijkte en vroegtijdige bevalling. De diagnose van zwangerschapsdiabetes is een alarmsignaal voor een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van blijvende diabetes in de eerste 5-10 jaar. Zwangerschapsdiabetes verdwijnt vaak spontaan na de bevalling, maar 5% van de vrouwen blijft de ziekte behouden [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Behandeling:** Behandeling omvat voedingsaanpassing (gezonde voeding en planmatig eetpatroon), lichaamsbeweging, glycemie-zelfcontrole en, indien nodig, insulinetherapie. Nauwkeurige controle en opvolging door een arts zijn cruciaal, zeker bij start van insulinetherapie [21](#page=21).
---
# Behandeling van diabetes
De behandeling van diabetes is gericht op het zo dicht mogelijk benaderen van de glucose- en insulinespiegels van niet-diabetici. Dit omvat een combinatie van dieet, lichaamsactiviteit, insulinetherapie en orale antidiabetica [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [38](#page=38).
### 3.1 Dieet
Voor ongeveer 80% van de patiënten met diabetes type 2 is overgewicht aanwezig, waardoor een dieet gericht op vermagering essentieel is. Dit houdt in [23](#page=23):
* Een hypocalorische voeding [23](#page=23).
* Koolhydraten verspreiden over verschillende maaltijden [23](#page=23).
* Geen maaltijden overslaan [23](#page=23).
* Het vermijden van uitgebreide koolhydraatrijke maaltijden [23](#page=23).
* Het vermijden van "suikerdips" [23](#page=23).
### 3.2 Lichaamsactiviteit
Beweging is een belangrijk aspect van de behandeling, vooral voor diabetes type 2 patiënten, met als doel vermagering. Vermagering door middel van beweging en dieet verhoogt de insulinegevoeligheid. Bij extra lichaamsbeweging moeten diabetespatiënten voorzorgsmaatregelen nemen, aangezien de spieren meer glucose verbruiken. De voeding kan aangepast worden door na inspanning een koek of frisdrank te consumeren om de koolhydraten snel in het bloed te krijgen [23](#page=23) [24](#page=24).
### 3.3 Insulinetherapie
Insuline is een hormoon geproduceerd door de pancreas. Het moet steeds parenteraal worden toegediend, omdat het wordt afgebroken door maagzuur. Insuline wordt altijd subcutaan toegediend. Er zijn verschillende toedieningsvormen, maar de werkzame stof blijft hetzelfde hormoon. Zuivere insuline is helder en kortwerkend (bv. Actrapid) [25](#page=25).
#### 3.3.1 Indeling van parenterale antidiabetica volgens werkingsduur
**1. Ultra-snelwerkende insulines** (heldere oplossingen) [26](#page=26):
* Voorbeelden: Insuline Aspart (Novorapid®), Insuline Lispro (Humalog®), Insuline Glulisine (Apidra®) [26](#page=26).
* Start werking: Binnen 10 minuten na injectie [26](#page=26).
* Tijdstip injectie: Vlak voor de maaltijd [26](#page=26).
* Werkingsduur: 2 tot 5 uur [26](#page=26).
* Toedieningswijze: Subcutaan (SC), ook mogelijk met infuuspomp [26](#page=26).
**2. Snelwerkende insulines** (heldere oplossingen) [26](#page=26):
* Voorbeelden: Actrapid®, Humuline regular®, Insuman rapid® [26](#page=26).
* Start werking: Na ongeveer 30 minuten, hoogtepunt tussen 1-4 uur na injectie [26](#page=26).
* Tijdstip injectie: 15-20 minuten voor de maaltijd [26](#page=26).
* Werkingsduur: 6-9 uur [26](#page=26).
* Toedieningswijze: SC, ook in minipomp en intramusculair (IM) [26](#page=26).
**3. Middel-langwerkende insulines** [26](#page=26):
* Voorbeelden: Humuline NPH®, Insuman basal®, Insulatard® [26](#page=26).
* Start werking: 2 uur na injectie [26](#page=26).
* Tijdstip injectie: Vaak gecombineerd met snelwerkende insuline [26](#page=26).
* Werkingsduur: Meestal 10 tot 20 uur [26](#page=26).
* Risico: Nachtelijke hypo bij avondinjectie [26](#page=26).
* Toedieningswijze: SC, zeer zelden IM [26](#page=26).
**4. Ultra-langwerkende insulines** [27](#page=27):
* Kenmerk: Stabiele werking over 24 uur [27](#page=27).
* Voorbeelden: Insuline detemir (Levemir®), Insuline degludec (Tresiba®), Insuline glargine 100IE/ml (Lantus®), Insuline glargine 300IE/ml (Toujeo®) [27](#page=27).
* Start werking: 1 tot 4 uur na SC injectie, maximaal na 8 uur [27](#page=27).
* Werkingsduur: 20 tot 24 uur [27](#page=27).
* Toedieningswijze: Altijd SC (nooit intraveneus - IV) [27](#page=27).
* Doel: Voorkomen van nachtelijke hypoglycemie, genormaliseerd glucosepeil 's morgens. Soms toch aanvullend snelwerkende insuline voor de maaltijd [27](#page=27).
**5. Menginsulines** [28](#page=28):
* Vaste combinatie van klassieke insulines of met (ultra)snelwerkende insuline [28](#page=28).
* Nomenclatuur: Eerste of enige cijfer wijst op percentage snelwerkende insuline (bv. Humuline 30/70) [28](#page=28).
* Voorbeelden: Humuline 30/70 of 20/80, Novomix 30/70, 50/50 of 70/30, Mixtard 10/90 [28](#page=28).
* Bij mengen van twee verschillende insulines: Eerst snelwerkende optrekken, dan de traag/langwerkende. Het mengsel dient binnen 5 minuten geïnjecteerd te worden [28](#page=28).
| Werkingsduur | Soortnaam | Merknaam | Voornaamste toepassing |
| :----------- | :-------------- | :-------------- | :--------------------------------------------------------------- |
| Snelwerkend | lispro, aspart, glulisine | Humalog, NovoRapid, Apidra | bij maaltijden in meermaal daags schema; ook voor “bijspuiten” |
| Kortwerkend | gewone, humane insuline | Humuline Regular, Insuman Rapid | bij maaltijden in meermaal daags schema; ook voor “bijspuiten” |
| Mengsels (SW) | Novomix 30, 50, 70; Humalog Mix 25, 50 | - | 2 maal daags schema |
| Mengsels (NPH+KW) | Humuline 30/70; Insuman Comb 15, 25, 50 | - | 2 maal daags schema |
| Middellangwerkend | NPH of isofane insuline | Insulatard, Humuline NPH, Insuman Basal | voor de nacht in combinatie met tabletten of met KW/SW bij maaltijden; ook wel 2 maal daags |
| Langwerkend | glargine, detemir | Lantus, Levemir | 1 maal daags, ook in combinatie met KW/SW bij maaltijden |
| Ultralangwerkend | degludec | Tresiba | 1 x daags, ook in combinatie met KW/SW bij maaltijden |
#### 3.3.2 Hoeveelheid toe te dienen insuline
De hoeveelheid insuline wordt door de arts voorgeschreven met als doel de natuurlijke situatie zo veel mogelijk te benaderen. Dit is voor elke patiënt individueel. Een voorbeeld van een insulineschema kan zijn [28](#page=28) [29](#page=29):
* < 150 mg/dl: geen toediening [29](#page=29).
* 150 mg/dl tot 200 mg/dl: 5 eenheden zuivere insuline [29](#page=29).
* 200 mg/dl tot 250 mg/dl: 10 eenheden zuivere insuline [29](#page=29).
* 250 mg/dl tot 300 mg/dl: 15 eenheden zuivere insuline [29](#page=29).
* > 300 mg/dl: 20 eenheden zuivere insuline [29](#page=29).
#### 3.3.3 Toedienen van insuline
* **Toedieningswijze:** Best subcutaan voor een voorspelbare opname; in uitzonderlijke gevallen kan IM of IV overwogen worden. Minder kans op blauwe plekken en minder pijnlijk [29](#page=29).
* **Huidplooi:** Geeft een indicatie van de dikte van het onderhuids weefsel. Moet tussen duim en wijsvinger genomen worden en beweeglijk zijn (los van de spier). Een smalle huidplooi behouden tijdens injectie verzekert subcutane toediening [29](#page=29).
* **Injectietechniek:** Loodrechte inspuiting met huidplooi. Na injectie 10 seconden wachten alvorens de naald te verwijderen. Bij zeer magere personen wordt onder een hoek van 45° geïnjecteerd [30](#page=30).
* **Opnamesnelheid van ingespoten insuline:**
* **Moeilijk controleerbare factoren:** Onderhuidse doorbloeding (verandert door stress, temperatuur), aanwezigheid van insuline-antilichamen, littekenweefsel of hematomen op inprikplaats [30](#page=30).
* **Controleerbare factoren:** Type insuline, concentratie, plaats van inspuiting, Body Mass Index (BMI), lipohypertrofie (door frequent inspuiten op dezelfde plaats) [31](#page=31).
* **Regio van inspuiting:** De plaats van inspuiting is medebepalend voor de opnamesnelheid [31](#page=31).
* **Snelwerkende insuline:** Snelste opname schuin boven de navel; snel lateraal en schuin onder de navel (minimaal 4 vingers afstand tot navel) [31](#page=31).
* **Traagwerkende insuline:** Trager in de dij, traagst in de billen. Armen worden best zo weinig mogelijk gebruikt vanwege weinig onderhuids weefsel, onvermogen om zelf huidplooi te maken, en meer kans op lipohypertrofie [31](#page=31).
* **Aanbevolen plaats voor inspuiting (4-injectiesysteem):**
* Snelwerkende insuline (voor maaltijden): buik [31](#page=31).
* 2 inspuitingen per dag: ochtenddosis in de buik, avonddosis in dijen of billen [31](#page=31).
* 1 inspuiting per dag: voor het ontbijt in de buik [31](#page=31).
* **Algemene aanbevolen injectiezones:** De buik (behalve zone rond navel en taillelijn), voor- en zijkanten van de dij, buitenste bovenste kwadrant van de billen, de buitenkant van de bovenarm [32](#page=32).
* **Rotatie van de inspuitingsplaats:** Langdurig op dezelfde plaats spuiten kan lipodystrofie veroorzaken (huidstructuur verandert, vetopstapeling, harde plekken, bulten). Injecties moeten op 2 à 3 cm afstand van elkaar gegeven worden binnen een zone. Zone-selectiegidsen kunnen helpen bij het noteren van de begindatum en de injectieplaats [32](#page=32).
#### 3.3.4 Insulinepennen
Insulinepennen vervangen spuit en flacon, maken onopvallend en discreet injecteren mogelijk, en hebben een eenvoudig en veilig doseersysteem [33](#page=33).
* **Gebruik van de insulinepen:**
1. **Homogeniseren:** Injectiesysteem minstens 10 maal op en neer bewegen om de insulinekristallen in suspensie te brengen. De insuline dient gelijkmatig wit en troebel te zijn [34](#page=34).
2. **Monteren van de naald:** Dop en afdekplaatje verwijderen, naald erop schroeven [34](#page=34).
3. **Lucht uit het injectiesysteem verwijderen:** Selecteer 2 eenheden, naald omhoog houden, drukknop volledig indrukken tot een druppel insuline aan de punt verschijnt [34](#page=34).
4. **Instellen van de dosis:** Dosis-insteller draaien volgens de gebruiksaanwijzing. De voorgeschreven dosis moet correct ingesteld en gecontroleerd worden [34](#page=34).
5. **Plaats van het inspuiten:** Idem als bij injectie met een spuit [34](#page=34).
6. **Inspuiten van de insuline:** Langzaam inspuiten door de drukknop zacht in te drukken voor goede verdeling. Drukknop volledig ingedrukt houden en 10 seconden wachten. Bij bloedverschijning na verwijderen naald, licht drukken met een watje [34](#page=34).
* **Naalden:** Mogen slechts éénmaal gebruikt worden; meervoudig gebruik is afgeraden wegens hygiëne, botheid of verstopping. Een verbogen naald moet vervangen worden. Gebruikte naalden dienen veilig weggegooid te worden [34](#page=34).
#### 3.3.5 Insulinespuiten
Naast insulinepennen zijn er ook insulinespuiten beschikbaar. Standaard bevatten ampullen 100 eenheden per ml. Het is verboden andere dan insulinespuitjes te gebruiken [35](#page=35).
> **Tip:** Controleer altijd de ampullen goed! Sommige producten (bv. Toujeo) hebben ampullen van 200IE/ml of 300IE/ml. Het optrekken van 10 eenheden uit een 300IE/ml ampul betekent feitelijk 30 eenheden toedienen [35](#page=35).
#### 3.3.6 Bewaren van insuline
* Insulinereserve: Koel bewaren (best tussen 2° en 8°C) [36](#page=36).
* Insuline in gebruik: Op kamertemperatuur (gebruikte flacon maximaal 4 weken) [36](#page=36).
* Beschermen tegen direct zonlicht [36](#page=36).
* **Op reis:** In koeltas (niet tegen koelelementen), isolerend doosje van piepschuim, tussen handdoeken, in een kleine thermosfles [36](#page=36).
#### 3.3.7 Mogelijke andere methoden van insulinetoediening
* **Insuflon:** Een weefselvriendelijke, zachte plastic katheter die ongeveer 5 dagen op zijn plaats kan blijven. Voorzien van een membraan waar minstens 75 keer insuline door geprikt kan worden. De patiënt kan de katheter zelf plaatsen [36](#page=36).
* **Insulinepomp:** Enkel voor diabetes type 1 patiënten. Bootst de werking van de pancreas gedeeltelijk na door continu subcutaan insuline af te geven. Bestaat uit een insulinereservoir, een computer, een klein motortje en een infuusset (leiding + teflon katheter). De huid moet ontsmet worden; de katheter mag maximaal twee dagen ter plaatse blijven. De basale insulinedosis wordt uur per uur geprogrammeerd. Extra insuline voor maaltijden wordt via een bolus toegediend. De insulinepomp is de eerstekeuzebehandeling tijdens zwangerschap en vrouwen met een zwangerschapswens schakelen best vóór de zwangerschap over op een pomp. Behandeling met een pomp wordt opgevolgd in ziekenhuizen met een 'pompconventie' [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Inplanteerbare insulinepomp:** Wordt in de buik ingeplant, nog maar weinig toegepast [36](#page=36).
### 3.4 Orale antidiabetica
Orale antidiabetica genezen diabetes niet, maar dienen als hulpmiddel om de glycemie op peil te brengen of te houden bij diabetes type 2 [38](#page=38).
#### 3.4.1 Soorten orale antidiabetica en hun werkingsmechanismen
| Type medicatie | Werkingsmechanisme | Voorbeelden |
| :-------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Sulfonylureum-afgeleiden & gliniden | Stimuleren insulinevrijstelling vanuit de pancreas. Bevorderen werking insuline in lever en lichaamsweefsels. | Unadiamicron, Glurenorm, Glibenese, Minidiab, Daonil, Euglucon | [39](#page=39).
| Alfa-glucosidaremmers | Vertragen de glucoseopname in de darm, waardoor een snelle stijging van bloedglucose na de maaltijd wordt tegengegaan. | Glucobay | [39](#page=39) [41](#page=41).
| DPP4 remmers (gliptinen) | Vertragen de afbraak van incretines door het enzym DPP4. | Januvia® | [39](#page=39) [40](#page=40).
| Incretinomimetica | Nabootsen natuurlijke incretines, worden minder snel afgebroken. | Byetta® (geïnjecteerd) | [40](#page=40).
| Biguaniden | Verminderen glucoseproductie in de lever. Zorgen voor betere glucoseopname in cellen door receptoren ontvankelijker te maken voor insuline. Vertraagde glucoseresorptie in de darm. | Glucophage, Metformax | [39](#page=39).
| Glitazones | Verminderen de insuline-ongevoeligheid van de cellen. | Pioglitazone (Actos®) | [39](#page=39) [40](#page=40).
| Gliflozines (SGLT2remmers) | Blokkeren de heropname van glucose uit de nieren via het SGLT-2-eiwit, waardoor meer suiker via de urine wordt uitgescheiden. | Forxiga®, Jardiance® | [41](#page=41).
| GLP1 analogen (Semaglutiden) | Vertragen maaglediging, verminderen eetlust, verhogen insulineafgifte door pancreas. | Ozempic® (SC), Rybelsus® (Oraal) | [42](#page=42).
| GIP/GLP-1-agonist (Tirzepatide) | Werkt op twee incretinehormonen (GIP en GLP-1). | Mounjaro® | [41](#page=41).
#### 3.4.2 Gedetailleerde uitleg van specifieke orale antidiabetica
* **Sulfonylureum-afgeleiden:** Stimuleren de aanmaak van insuline in de alvleesklier en bevorderen de werking ervan in lever en lichaamsweefsels. Innemen ½ uur voor de maaltijd, 1-2 keer per dag. Nevenwerkingen: gewichtstoename en verhoogd risico op hypoglycemie, daarom geen eerste keus bij diabetes type 2 [39](#page=39).
* **Biguaniden:** Verminderen de glucoseproductie in de lever en zorgen voor betere glucoseopname in cellen door de receptoren ontvankelijker te maken voor insuline. Ze vertragen ook de glucoseresorptie in de darm, wat leidt tot een geleidelijkere stijging van de glycemie. Inname bij voorkeur na de maaltijd om gastro-intestinale nevenklachten te vermijden [39](#page=39).
* **Glitazones:** Verminderen de insuline-ongevoeligheid van de cellen. Zeer beperkt voorgeschreven vanwege bijwerkingen zoals gewichtstoename en vochtopstapeling. Absoluut te mijden bij cardiale patiënten. Momenteel is alleen medicatie met pioglitazone (Actos®) op de markt [40](#page=40).
* **DPP4 remmers:** Vertragen de afbraak van incretines. Type 2 diabetespatiënten hebben te weinig incretines, wat leidt tot snelle glycemie stijging na de maaltijd. Incretines zijn natuurlijke hormonen die de glucoseregeling na de maaltijd bevorderen door de insulineproductie te stimuleren, de glucagonaanmaak te remmen, en de maaglediging te remmen, wat zorgt voor een verzadigingsgevoel. Nevenwerkingen kunnen maag- en darmstoornissen of bovenste luchtweginfecties zijn [40](#page=40).
* **Incretinomimetica:** Synthetische producten die natuurlijke incretines nabootsen maar minder snel worden afgebroken. Deze behandeling moet geïnjecteerd worden zoals insuline. Mag niet gebruikt worden bij patiënten met type-1 diabetes of voor de behandeling van diabetische ketoacidose [40](#page=40).
* **SGLT2remmers (Gliflozines):** Blokkeren de heropname van glucose in de nieren, waardoor meer suiker via de urine wordt uitgescheiden en de bloedsuikerspiegel daalt. Normaal worden alle glucose die de nieren passeren terug opgenomen in het bloed ("suikerrecyclage"). Bij diabetespatiënten verloopt deze recyclage te goed omdat ze een abnormaal hoge concentratie van het "recyclage eiwit SGLT2" in hun nieren hebben. Bijwerkingen zijn urineweginfecties, genitale infecties en een zeer beperkt risico op hypoglycemie [41](#page=41).
* **Alfa-glucosidaremmers:** Vertragen de glucoseopname in de darm en gaan zo een snelle stijging van de bloedglucose na de maaltijd tegen. Vooral effectief bij onvoldoende resultaat met voedingsadvies. Combinaties met andere middelen en insuline zijn mogelijk [41](#page=41).
* **GIP/GLP-1-agonist (Tirzepatide):** Werkt op twee incretinehormonen (GIP en GLP-1). Leidt tot bloedsuikerdaling, verminderde eetlust en gewichtsverlies. Sinds november 2024 op de Belgische markt als Mounjaro®. Terugbetaald onder voorwaarden vanaf 1 juli 2025 (HbA1c > 7,5%, BMI ≥ 30, in combinatie met andere medicatie) [41](#page=41).
* **Semaglutiden (GLP1 analogen):** Een glucagonachtig peptide (GLP)-1-agonist. Geen vervanger van insuline, ook niet bij DM type 1. Gebruik voor DM type 2 en/of mensen met ernstig overgewicht om af te vallen. Werking: vertraagt maaglediging, vermindert eetlust, en verhoogt insulineafgifte door pancreas. Let op: ook vertraagde opname van andere orale geneesmiddelen. Toediening: subcutaan (1x/week) of oraal (1x/dag). Vaak gastro-intestinale bijwerkingen beschreven. Voorbeelden: Ozempic® (SC), Rybelsus® (Oraal) [42](#page=42).
---
# Complicaties van diabetes
Dit gedeelte behandelt de acute en laattijdige complicaties die kunnen ontstaan bij diabetes mellitus, met specifieke aandacht voor hypoglycemie, hyperglycemie, ketoacidose, bloedvatbeschadiging, zenuwschade, oogcomplicaties en de diabetische voet.
### 4.1 Acute complicaties
Acute complicaties van diabetes zijn snel optredende, potentieel gevaarlijke toestanden die onmiddellijke aandacht vereisen. De belangrijkste acute complicaties zijn hypoglycemie, hyperglycemie en ketoacidose [43](#page=43).
#### 4.1.1 Hypoglycemie
Hypoglycemie wordt gedefinieerd als een te lage glucoseconcentratie in het bloed, doorgaans lager dan 65 mg/dl [44](#page=44).
* **Ontstaansfactoren:**
* Te veel toegediende insuline [44](#page=44).
* Te weinig of te laat eten, of het overslaan van tussendoortjes [44](#page=44).
* Ongewoon grote fysieke inspanning zonder extra koolhydraten of aanpassing van de insulinedosis [44](#page=44).
* Ziekte van het lichaam en medicijngebruik [44](#page=44).
* **Management van hypoglycemie:**
* **Lichte hypoglycemie:**
* Indien mogelijk, de glycemie meten [44](#page=44).
* Bij een waarde lager dan 65 mg/dl wordt gesproken van hypoglycemie [44](#page=44).
* Zo snel mogelijk suikerhoudend voedsel innemen, zoals snelwerkende opties (suikerklontje, cola) of langzamer werkende opties (boterham, beschuit, fruit) [44](#page=44).
* De patiënt moet dit onder toezicht innemen en de gebeurtenis moet genoteerd worden in het verpleegdossier [44](#page=44).
* **Matige hypoglycemie:**
* Onmiddellijk optreden [44](#page=44).
* Toedienen van een glas suikerhoudende frisdrank of een volle lepel suiker opgelost in water [44](#page=44).
* Zorg ervoor dat de patiënt drinkt, mits deze nog bij bewustzijn is [44](#page=44).
* Zodra kauwen mogelijk is, een boterham laten eten [44](#page=44).
* **Ernstige hypoglycemie:**
* De patiënt heeft het bewustzijn verloren [45](#page=45).
* **In het ziekenhuis:** Glycemie meten en eventueel een glucose-infuus toedienen door een arts [45](#page=45).
* **Buiten het ziekenhuis:** Toediening van glucagon (een hormoon dat de glycemie verhoogt door glycogeen uit de lever om te zetten in glucose) of Baqsimi glucosepoeder intranasaal. Glucagon is vaak verpakt in een handige hypokit [45](#page=45).
#### 4.1.2 Hyperglycemie
Hyperglycemie betekent een te hoge glucoseconcentratie in het bloed, meestal gedefinieerd als boven 200 mg/dl [46](#page=46).
* **Oorzaken:**
* Een tekort aan insuline (bij type 1 diabetes) [46](#page=46).
* Factoren die de werking van insuline tegengaan (bij type 2 diabetes) [46](#page=46).
* Onbehandelde diabetes [46](#page=46).
* Slecht gereguleerde diabetes [46](#page=46).
* **Eerste hulp:**
* Glycemie bepalen [46](#page=46).
* Indien de glycemie hoger is dan 250 mg/dl, moet aceton in de urine worden bepaald [46](#page=46).
* Bij een positieve acetonurie (aceton in de urine), moet de arts gewaarschuwd worden [46](#page=46).
* Mogelijk kan op voorschrift van de arts insuline worden toegediend [46](#page=46).
#### 4.1.3 Ketoacidose
Ketoacidose is een ernstige complicatie waarbij het lichaam door een gebrek aan insuline de koolhydraten en vetten niet goed kan verbruiken en verwerken [46](#page=46).
* **Ontstaansfactoren:**
* Niet tijdige diagnose van diabetes [46](#page=46).
* Slordig afmeten en toedienen van insuline [46](#page=46).
* Het ontstaan van een infectie [46](#page=46).
* Langdurige dieetfouten [46](#page=46).
* **Mechanisme:**
* Het lichaam heeft energie nodig. Glucose kan de lichaamscellen niet bereiken zonder voldoende insuline of door insulineresistentie [47](#page=47).
* Het lichaam schakelt over op vetverbranding voor energieproductie, wat leidt tot de aanmaak van ketonen (ketose) [47](#page=47).
* Voor vetverbranding is een co-enzym nodig dat normaal uit glucose wordt gevormd [47](#page=47).
* Omdat glucose niet kan worden gebruikt, worden andere eiwitten (o.a. uit spieren) afgebroken om dit co-enzym te verkrijgen [47](#page=47).
* Dit proces leidt tot verzuring (acidose) door de opeenhoping van ketonen in het bloed, wat resulteert in ketoacidose [47](#page=47).
* **Gevolgen en detectie:**
* Het lichaam probeert overtollige glucose via de urine uit te scheiden, wat leidt tot meer urineproductie en dehydratatie [47](#page=47).
* Vroegtijdige detectie is cruciaal: bij een glycemie boven 250 mg/dl moeten ketonen in de urine worden opgespoord [47](#page=47).
* **Symptomen:**
* Snelle, oppervlakkige ademhaling (hyperventilatie) om de verzuring te compenseren [47](#page=47).
* Adem met een acetongeur (geur van overrijpe appeltjes) [47](#page=47).
* Uitputting, zwakte, slaperigheid en misselijkheid [47](#page=47).
* Uiteindelijk braken, wat de glycemie-ontregeling verder kan verergeren [47](#page=47).
* Onbehandeld kan ketoacidose leiden tot coma [47](#page=47).
### 4.2 Laattijdige (chronische) verwikkelingen
Laattijdige verwikkelingen van diabetes ontwikkelen zich geleidelijk over een langere periode en zijn vaak het gevolg van langdurig verhoogde bloedsuikerspiegels. Deze complicaties treden niet bij iedereen in dezelfde mate op en kunnen grotendeels worden voorkomen of vertraagd door een goede regulatie van het bloedsuikergehalte [48](#page=48).
* **Algemene laattijdige verwikkelingen:**
* Bloedvatbeschadiging [48](#page=48).
* Zenuwbeschadiging (neuropathie) [48](#page=48).
* Oogcomplicaties, met name retinopathie [48](#page=48).
* Niercomplicaties (nefropathie) [48](#page=48).
* Hart- en grote bloedvatcomplicaties [48](#page=48).
* Kransslagadervernauwing (coronare stenose) [48](#page=48).
* Vaatvernauwing in de benen (claudicatio intermittens) en hersenen (beroerte) [48](#page=48).
* Bloeddrukstijging (hypertensie) [48](#page=48).
* Toename van atherosclerose (aderverkalking) [48](#page=48).
#### 4.2.1 De diabetische voet
De diabetische voet is een chronische complicatie die ontstaat bij slecht of onbehandelde diabetes [48](#page=48).
* **Oorzaken:**
* Verminderde perifere weefselperfusie (doorbloeding van weefsels in de ledematen) [48](#page=48).
* Perifere polyneuropathie (beschadiging van meerdere perifere zenuwen) [48](#page=48).
* Veranderde neutrofielenfunctie (immuuncellen reageren minder effectief) [48](#page=48).
* Beperkte gewrichtsbeweeglijkheid (limited joint mobility) [48](#page=48).
* Defecte eiwitsynthese [48](#page=48).
* **Ontwikkeling van voetproblemen:**
* De eerdergenoemde factoren, in combinatie met omgevingsfactoren zoals slecht zien, obesitas en trauma, kunnen leiden tot een abnormale biomechanische belasting van de voet [49](#page=49).
* Dit resulteert in verhoogde druk op bepaalde delen van de voet, wat leidt tot plaatselijke irritatie en irritatievorming [49](#page=49).
* Vaak ontstaan onderhuidse bloedingen die uiteindelijk kunnen leiden tot wondjes [49](#page=49).
* De ontstane wondjes of wonden (ulcera) kunnen geïnfecteerd raken [49](#page=49).
* In ernstige gevallen kan dit leiden tot amputatie [49](#page=49).
---
# Tips voor reizen en zorgmodel
Dit onderwerp behandelt praktische adviezen voor diabetespatiënten die reizen, inclusief benodigdheden en voorzorgsmaatregelen, en legt het 'Zorgmodel' uit dat de vroegere diabetespas vervangt [50](#page=50).
### 5.1 Reistips voor diabetespatiënten
Bij het reizen is het cruciaal dat diabetespatiënten de juiste voorbereidingen treffen om hun gezondheid te waarborgen.
#### 5.1.1 Benodigdheden voor op reis
Patiënten dienen een reeks essentiële items mee te nemen om hun diabetesbehandeling te kunnen continueren, ongeacht de reisomstandigheden [51](#page=51).
* **Medicatie en hulpmiddelen:**
* Insuline of tabletten [51](#page=51).
* Injectiespuiten, pennen, en naalden voor insuline [51](#page=51).
* Ontsmettingsmiddelen [51](#page=51).
* Een voldoende voorraad van de voorgeschreven tabletten [51](#page=51).
* **Testmateriaal:**
* Testmateriaal voor urine of bloed om de glucosewaarden te controleren [51](#page=51).
* **Noodvoorzieningen:**
* Een glucagon hypokit voor noodgevallen [51](#page=51).
* Extra koolhydraten zoals suiker, druivensuiker, frisdrank, of een koekje om hypoglykemie te behandelen [51](#page=51).
* **Administratie:**
* Een identiteitskaart voor diabetespatiënten [51](#page=51).
* Een medische verklaring dat men diabetes heeft [51](#page=51).
* Een reservevoorschrift voor medicatie [51](#page=51).
* Polissen van reis- en/of ziektekostenverzekering [51](#page=51).
#### 5.1.2 Algemene reistips
Naast de benodigdheden zijn er specifieke aanbevelingen om het reizen met diabetes veiliger en comfortabeler te maken [51](#page=51).
* Het wordt aangeraden om niet alleen te reizen [51](#page=51).
* Let op het tijdsverschil bij lange vliegreizen, aangezien dit de dagelijkse routine kan verstoren [51](#page=51).
* Reizen kan diabetespatiënten ontregelen door factoren zoals stress en fysieke inspanning [51](#page=51).
### 5.2 Het Zorgmodel
Sinds 2016 heeft de diabetespas plaatsgemaakt voor het 'Zorgmodel', dat fungeert als een mini-gezondheidsdossier voor de opvolging van patiënten met diabetes type 2 [51](#page=51).
#### 5.2.1 Inhoud van het Zorgmodel
Het Zorgmodel bevat cruciale informatie voor de optimale behandeling en monitoring van diabetes [51](#page=51).
* Medische problemen [51](#page=51).
* Geneesmiddelengebruik [51](#page=51).
* Streefdoelen (bijvoorbeeld gewicht, bloeddruk) [51](#page=51).
* Nodige onderzoeken [51](#page=51).
* Basisprincipes van een goede behandeling [51](#page=51).
* Preventie van verwikkelingen [51](#page=51).
* Instructies voor eerste hulp [51](#page=51).
#### 5.2.2 Recht op terugbetaling via het Zorgmodel
Het Zorgmodel geeft recht op jaarlijkse terugbetalingen voor specifieke zorgverleningen die bijdragen aan de diabetesbehandeling [52](#page=52).
* **Consultaties bij een diëtist:** Dit geldt voor patiënten die geen gebruik maken van de diabetesconventie [52](#page=52).
* **Consultaties bij een podoloog:** Terugbetaling is mogelijk onder de volgende voorwaarden [52](#page=52):
* De podoloog is erkend door het RIZIV [52](#page=52).
* De consultatie is voorgeschreven door een arts [52](#page=52).
* De patiënt heeft een verhoogd risico op voetproblemen [52](#page=52).
* **Terugbetaling voor educatie en bewegingsadvies:** Het Zorgmodel dekt ook kosten gerelateerd aan educatieve programma's en bewegingsadvies [52](#page=52).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Macro-& Micronutriënten | Dit zijn de essentiële voedingsstoffen die het lichaam nodig heeft. Macronutriënten, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten, leveren energie en bouwstoffen, terwijl micronutriënten, zoals vitaminen en mineralen, essentieel zijn voor diverse lichaamsfuncties in kleinere hoeveelheden. |
| Metabolisme | Het metabolisme omvat alle chemische processen in het lichaam die nodig zijn om te leven. Dit omvat de omzetting van voedsel in energie, de opbouw van weefsels en de uitscheiding van afvalstoffen. |
| Glycemie | Dit is de officiële term voor het bloedglucosegehalte, oftewel de hoeveelheid suiker (glucose) die aanwezig is in het bloed. Een stabiele glycemie is cruciaal voor de energievoorziening van het lichaam. |
| Glycogeen | Glycogeen is de opslagvorm van glucose in de lever en spieren. Wanneer er een overschot aan glucose is, wordt dit omgezet in glycogeen voor latere energiebehoeften. |
| Glucagon | Glucagon is een hormoon dat door de alfa-cellen van de pancreas wordt geproduceerd. Het speelt een belangrijke rol in de bloedsuikerregulatie door de lever aan te zetten tot de afbraak van glycogeen tot glucose, wat de bloedsuikerspiegel verhoogt. |
| Pancreas | De pancreas, ook wel alvleesklier genoemd, is een klier die zich achter de maag bevindt. Het heeft zowel exocriene functies (productie van spijsverteringssappen) als endocriene functies (productie van hormonen zoals insuline en glucagon). |
| Eilandjes van Langerhans | Dit zijn specifieke celgroepen binnen de pancreas die verantwoordelijk zijn voor de endocriene functie. Ze bevatten alfa-cellen die glucagon produceren en bèta-cellen die insuline produceren. |
| Insuline | Insuline is een hormoon dat wordt geproduceerd door de bèta-cellen van de pancreas. Het speelt een cruciale rol bij het verlagen van de bloedsuikerspiegel door het bevorderen van de opname van glucose door de lichaamscellen. |
| Diabetes Mellitus | Een chronische stofwisselingsziekte die gekenmerkt wordt door een verhoogd bloedglucosegehalte (hyperglycemie). Dit ontstaat door een tekort aan insuline of een verminderde gevoeligheid voor insuline. |
| HbA1c-bepaling (glycohemoglobine) | Dit is een bloedtest die de gemiddelde bloedglucosewaarden over een periode van 2 tot 3 maanden weergeeft. Het is een belangrijke indicator voor de langetermijnregulatie van diabetes. |
| Auto-immuunreactie | Een aandoening waarbij het immuunsysteem van het lichaam ten onrechte de eigen weefsels aanvalt. Bij diabetes type 1 vallen antilichamen de bèta-cellen in de pancreas aan. |
| Ketoacidose | Een ernstige complicatie van diabetes, voornamelijk bij type 1, die ontstaat wanneer het lichaam door een ernstig insulinetekort vetten gaat verbranden voor energie. Dit leidt tot de opbouw van ketonen in het bloed, wat het bloed verzuurt. |
| Hypoglycemie | Een situatie waarbij het bloedglucosegehalte te laag is, meestal gedefinieerd als onder de 65 mg/dl. Dit kan symptomen veroorzaken zoals duizeligheid, zweten en trillen. |
| Hyperglycemie | Een situatie waarbij het bloedglucosegehalte te hoog is, meestal gedefinieerd als boven de 200 mg/dl. Dit kan leiden tot symptomen zoals veel drinken, veel plassen en vermoeidheid. |
| Orale antidiabetica | Medicijnen die oraal worden ingenomen om de bloedsuikerspiegel te verlagen bij patiënten met diabetes type 2. Ze werken op verschillende manieren, zoals het stimuleren van insulineproductie of het verminderen van glucoseopname. |
| Parenterale antidiabetica | Dit verwijst meestal naar medicatie die niet via de mond wordt toegediend, in de context van diabetes vaak insuline die subcutaan wordt geïnjecteerd. |
| Lipohypertrofie | Een verdikking van het onderhuidse vetweefsel, vaak veroorzaakt door herhaaldelijk injecteren van insuline op dezelfde plaats. Dit kan de opname van insuline beïnvloeden. |
| Insulineresistentie | Een toestand waarbij de lichaamscellen minder goed reageren op de werking van insuline. Dit betekent dat er meer insuline nodig is om glucose uit het bloed op te nemen, en het is een kenmerk van diabetes type 2. |
| Perifere polyneuropathie | Schade aan de zenuwen in de armen en benen, vaak veroorzaakt door langdurig verhoogde bloedsuikerspiegels. Dit kan leiden tot gevoelloosheid, tintelingen en pijn in de ledematen. |