Cover
ابدأ الآن مجانًا TVH2_Art. lijden-occlusief lijden.pdf
Summary
# Epidemiologie en natuurlijk verloop van chronisch arterieel lijden
Dit gedeelte behandelt de prevalentie, oorzaken, risicofactoren en het natuurlijke ziekteverloop van chronisch arterieel lijden aan de onderste ledematen, inclusief de relatie met atherosclerose en de mortaliteit.
### 1.1 Epidemiologie
Chronisch arterieel lijden van de onderste ledematen is frequent en wordt meestal veroorzaakt door atherosclerose. De prevalentie stijgt met de leeftijd. Mannen hebben vaker last van deze aandoening op jongere leeftijd dan vrouwen. Bij mannen ouder dan 60 jaar is de prevalentie groter dan 5%, en bij mannen en vrouwen ouder dan 70 jaar is dit 15%. De risicofactoren zijn grotendeels gelijk aan die van atherosclerose [1](#page=1).
### 1.2 Natuurlijk verloop
Het natuurlijke verloop van perifeer arterieel vaatlijden wordt beïnvloed door de ernst, de locatie van de pathologie en de aanwezige risicofactoren. Dit lijden tast voornamelijk de kleinere bloedvaten aan, met name in het onderbeen. Vaak is er sprake van een "tipje van de ijsberg" fenomeen, waarbij patiënten met klachten in de benen reeds een verder gevorderd stadium van de ziekte hebben [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.1 Symptoompresentatie en ernst
* **Claudicatio intermittens (etalagebenen):** Dit wordt gekenmerkt door pijn in de kuiten tijdens het lopen, die verbetert na een korte pauze. Dit treft 10-35% van de patiënten. Patiënten met claudicatio hebben een verhoogd risico op cardiovasculair lijden [3](#page=3).
* **Ernstigere vormen:** In meer ernstige gevallen kan de zuurstofaanzuur naar de laagst gelegen delen van het been zodanig in het gedrang komen dat continu pijn optreedt. Dit vereist snelle behandeling om ledemaatverlies te voorkomen [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.2 Prognose en mortaliteit
De overleving hangt sterk af van de ernst van het vaatlijden. Mensen bij wie kleinere bloedvaten zijn aangetast, hebben over het algemeen een slechtere prognose dan zij bij wie grotere bloedvaten zijn aangetast. Het grootste deel van de patiënten met perifeer arterieel lijden overlijdt aan cardiovasculair lijden [3](#page=3).
> **Tip:** Het is cruciaal om te beseffen dat symptomen in de benen vaak een uiting zijn van systemische atherosclerose, wat een verhoogd cardiovasculair risico impliceert.
> **Tip:** De ernst van perifeer arterieel lijden kan worden ingedeeld op basis van symptomen, waarbij claudicatio een mildere vorm is dan ischemische pijn in rust.
> **Tip:** Bij de interpretatie van de prognose is de locatie van de occlusie (kleine versus grote vaten) een belangrijke factor.
---
# Symptomatologie, classificatie en diagnose van perifeer vaatlijden
Het symptoompatroon, de classificatie en de diagnostiek van perifeer vaatlijden omvatten de symptomen, lokalisatie van letsels, classificatiesystemen en diagnostische methoden om de aandoening te identificeren en te beoordelen.
## 2. Symptomatologie, classificatie en diagnose van perifeer vaatlijden
De symptomatologie en diagnose van perifeer vaatlijden (PVL) zijn sterk afhankelijk van de lokalisatie van de letsels, de ernst van de stenose, de aanwezigheid van collaterale circulatie en het aantal aangetaste niveaus. Voor de classificatie worden voornamelijk de Fontaine en Rutherford-Becker classificaties gebruikt [4](#page=4).
### 2.1 Lokalisatie van de letsels
De letsels kunnen zich op verschillende niveaus bevinden in de arteriële bloedvaten van de onderste ledematen:
* **Aorto-iliacaal:** Aorta, arteria iliaca communis, arteria iliaca externa [4](#page=4).
* **Femoro-popliteaal:** Arteria femoralis communis, arteria femoralis superficialis, arteria poplitea [4](#page=4).
* **Onderbeensvaten:** Deze omvatten de arteriën van het onderbeen [4](#page=4).
* **Multisegmentair:** Letsels op meerdere niveaus [4](#page=4).
De aard van de klachten wordt beïnvloed door de locatie van de stenose en de effectiviteit van de zijtakken (collaterale circulatie) in het omzeilen van de obstructie [4](#page=4).
### 2.2 Classificaties bij perifeer vaatlijden van de onderste ledematen
Er zijn verschillende classificatiesystemen om de ernst van perifeer vaatlijden te categoriseren:
#### 2.2.1 Fontaine classificatie
De Fontaine classificatie verdeelt PVL in vier stadia:
* **I: Asymptomatisch** [5](#page=5).
* **II: Claudicatio** (pijn bij inspanning) [5](#page=5).
* **IIA: Claudicatio met een loopafstand > 250 meter** [5](#page=5).
* **IIB: Claudicatio met een loopafstand < 250 meter** [5](#page=5).
* **III: Rustpijn** [5](#page=5).
* **IV: Niet-helende wonden of ulcera, gangreen** [5](#page=5).
#### 2.2.2 Rutherford classificatie
De Rutherford classificatie is gedetailleerder en kent zes stadia:
* **0: Asymptomatisch** [5](#page=5).
* **1: Milde claudicatio** [5](#page=5).
* **2: Matige claudicatio** [5](#page=5).
* **3: Ernstige claudicatio** [5](#page=5).
* **4: Rustpijn** [5](#page=5).
* **5: Necrose – beperkt** (bv. tenen, voorvoet) (#page=5, 7) [5](#page=5) [7](#page=7).
* **6: Uitgebreide necrose** (#page=5, 7) [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 2.2.3 Symptomatische stadia
##### Asymptomatisch perifeer vaatlijden (Stadiuim Fontaine I, Rutherford 0)
Dit stadium wordt gekenmerkt door het ontbreken van symptomen, zelfs bij hemodynamisch significante stenosen. Stenosen van meer dan 50% in diameter (meer dan 75% in oppervlakte) kunnen al aanwezig zijn. Patiënten zijn pijnvrij bij inspanning, en preventie van progressie is aangewezen. Een invasieve behandeling is in dit stadium niet noodzakelijk. Dit kan een toevallige vondst zijn of patiënten die pijnvrij zijn na behandeling [5](#page=5).
##### Claudicatio klachten bij inspanning (Statiuim Fontaine IIA-B, Rutherford 1-3)
Bij inspanning vereisen de spieren een hogere bloedtoevoer. Als deze onvoldoende is, treedt ischemie en acidose op in de spieren. Typische symptomen, bekend als "etalagebenen", omvatten krampen, pijn, moeheid of spanningsgevoel na een bepaalde, constante loopafstand. Deze klachten verdwijnen na rust en treden opnieuw op bij hervatting van de inspanning. De lokalisatie is typisch in de kuit, maar kan ook in de bil of voet voorkomen. Vasculaire claudicatio treedt meestal op na dezelfde afstand, in tegenstelling tot neurogene claudicatio waarbij de afstand sterk kan variëren [6](#page=6).
##### Rustpijn (Statiuim Fontaine III, Rutherford 4)
Rustpijn duidt op ischemie van spieren, huid en zenuwen in rust, vooral ter hoogte van de tenen en voet. De pijn is vaak ernstig en verhindert de patiënt om te slapen, typisch optredend 's nachts wanneer de bloeddruk lager is door de horizontale positie. Het hangen van het been uit bed of wandelen verlicht de pijn. Een valguspositie kan echter oedeem veroorzaken en de weefselperfusie verminderen. Het is belangrijk om onderscheid te maken met neuropatische pijn, die niet door houding wordt beïnvloed en ook overdag kan optreden, bijvoorbeeld bij diabetes. De tilt-test (test van Buerger) kan inzicht geven: het voet in de lucht laten voor 2 minuten maakt de voet wit, bij laten zakken wordt deze vuurrood [6](#page=6) [9](#page=9).
##### Niet-helende wonden, gangreen (Statiuim Fontaine IV, Rutherford 5-6)
In dit stadium is de bloedvoorziening onvoldoende om wonden te laten genezen of weefsels in leven te houden. Wonden kunnen ontstaan na banale trauma's, nieuw schoeisel, of spontaan in chronisch ischemische huid. Er kunnen pijnlijke en atonische ulcera ontstaan, voornamelijk aan de tenen of voet. Gangreen treedt op door afsterven van weefsels en kan snel progressie vertonen, vooral bij diabetici, die ook gevoeliger zijn voor infecties. Dit stadium kan soms de eerste presentatievorm van vaatlijden zijn bij diabetici en ouderen. Revascularisatie is dan vaak de enige optie om amputatie te vermijden. Rutherford 5 duidt op beperkte weefselschade, terwijl Rutherford 6 duidt op reeds uitgebreidere schade. Bij verdenking op dit stadium is directe doorverwijzing noodzakelijk [7](#page=7).
### 2.3 Diagnose
De diagnose van perifeer vaatlijden berust op een combinatie van anamnese, lichamelijk onderzoek en niet-invasieve diagnostische technieken.
#### 2.3.1 Anamnese
De anamnese richt zich op:
* **Symptomatologie:** Aard, ernst (loopafstand, rustklachten), duur en evolutie van de symptomen [8](#page=8).
* **Uitlokkende factoren:** Relatie met inspanning [8](#page=8).
* **Lokalisatie van de symptomen** [8](#page=8).
* **Aanwezigheid van risicofactoren:** Nicotinegebruik, diabetes mellitus, hypercholesterolemie, hypertensie [8](#page=8).
* **Klachten in andere vaatgebieden:** Cerebrovasculair (TIA, beroerte), cardiaal (hartinfarct, angina pectoris), renaal (nierinsufficiëntie, hypertensie) [8](#page=8).
* **Antecedenten:** Medische en chirurgische voorgeschiedenis [8](#page=8).
* **Familiale anamnese** [8](#page=8).
* **Medicatie** [8](#page=8).
#### 2.3.2 Klinisch onderzoek - Inspectie
Inspectie omvat zowel algemene als vasculaire aspecten:
* **Algemeen:** Gang, tabaksreuk, bruine vingers, kortademigheid, cyanose, clubbing, xanthelasmata, obesitas, algemene verzorging, mentale status [8](#page=8).
* **Vasculair:** Veranderingen van de huid (kleur: bleek tot rood bij neerhangen, zelden blauw), ulcera, gangreen, trofische stoornissen (glanzende dunne huid, dikke nagels, verminderde beharing). Deze zijn meestal zichtbaar bij ernstige ischemie, zelden bij claudicatio. De elevatietest (kleur en vulling van venen) kan ook worden uitgevoerd. Lange broeken en sokken moeten altijd uitgedaan worden [8](#page=8).
#### 2.3.3 Klinisch onderzoek - Tilt-test (Test van Buerger)
Deze test evalueert de arteriële circulatie van de voet. De voet wordt gedurende twee minuten in de lucht gehouden, waarna deze wit wordt. Vervolgens wordt de voet naar beneden gelaten, waarbij de voet vuurrood kleurt. Een vergelijkbaar beeld kan gezien worden bij algemene cardiale problemen, wat een valkuil kan zijn [9](#page=9).
#### 2.3.4 Klinisch onderzoek - Palpatie
Palpatie omvat:
* **Temperatuur:** Vergelijkend tussen beide voeten met de handrug [10](#page=10).
* **Capillaire refill** [10](#page=10).
* **Perifere pulsaties:** Aorta, femorales, poplitea, tibialis posterior, dorsalis pedis. De aanwezigheid en kwaliteit van pulsaties wordt beoordeeld. Het is belangrijk om steeds bilateraal te vergelijken. Aanwezige pulsaties sluiten een stenose of occlusie niet uit [10](#page=10).
#### 2.3.5 Klinisch onderzoek - Auscultatie
Auscultatie omvat:
* **Meting bloeddruk en polsfrequentie bilateraal** [11](#page=11).
* **Auscultatie thorax:** Hart en longen [11](#page=11).
* **Geruisen (souffles):** Stenoses kunnen turbulentie veroorzaken, wat leidt tot een geruis ter hoogte van de stenose en stroomafwaarts. De intensiteit van het geruis is gerelateerd aan de ernst van de stenose, maar verdwijnt bij een volledige occlusie. Auscultatie wordt uitgevoerd ter hoogte van halsslagaders, abdomen, fossae iliacae, liezen en bovenbeen, en over bypasses. Men dient voorzichtig te zijn om niet te hard te duwen met de stethoscoop [11](#page=11).
#### 2.3.6 Niet-invasieve diagnostiek
##### Doppleronderzoek
Doppleronderzoek bepaalt de bloeddoorstroming in de bloedvaten met behulp van geluidsgolven [12](#page=12).
* **Signaalanalyse:** Monofasisch, bifasisch of trifasisch signaal, waarbij de intensiteit van het signaal de snelheid van de bloedstroom aangeeft. Analyse van het signaal vereist ervaring [12](#page=12).
* **Aanwezigheid van signaal:** Een aanwezig signaal sluit hogere stenoses niet uit [12](#page=12).
* **Bloeddrukmeting:** Gebruikt om de bloeddruk ter hoogte van enkelbloedvaten te meten (vergelijkbaar met stethoscoop). Een stenose hoger gelegen geeft een daling van de bloeddruk lager gelegen [12](#page=12).
* **Enkel-arm index (ABI):** De verhouding tussen de systolische bloeddruk in de enkel en de systolische bloeddruk in de arm [12](#page=12).
* $0.9 - 1.3$: Normaal [12](#page=12).
* $0.5 - 0.9$: Claudicatio [12](#page=12).
* $< 0.5$: Kritische ledemaatischemie [12](#page=12).
* $> 1.3$: Niet comprimeerbare vaten (calcificaties) [12](#page=12).
De absolute waarde is minder belangrijk dan de evolutie, bijvoorbeeld na interventie. Bij twijfel kan de ABI na inspanning worden verricht, aangezien dit test gevoeliger is [12](#page=12).
**Enkel-arm index berekening:**
$$ \text{Enkel-arm index (ABI)} = \frac{\text{Hoogste enkeldruk thv been}}{\text{Hoogste armdruk bilateraal}} $$
Een normale ABI is tussen 0.9 en 1.3. Een abnormale ABI is < 0.9 [13](#page=13) [14](#page=14).
##### Looptest
Dit is een gestandaardiseerde meting van de loopafstand op een loopband, met ingestelde snelheid en hellingshoek. Het wordt vooral gebruikt in onderzoeksverband om de wandelafstand van de patiënt te objectiveren. De claudicatio afstand is de afstand waarop pijn begint, en de maximale loopafstand is waar de patiënt moet stoppen. Een combinatie met Doppler en ABI-meting na inspanning kan zeer informatief zijn. Bij neurogene claudicatio blijft de ABI ongeveer gelijk na inspanning, terwijl deze bij perifeer vaatlijden significant slechter wordt [14](#page=14).
##### Andere testen
* **Meting van de teendruk:** Gebruikt bij niet-comprimeerbare onderbeensvaten, zoals bij diabetes of nierinsufficiëntie. Er wordt een manchet aangebracht aan de basis van de grote teen en de perfusie aan de top van de teen wordt plethysmografisch gemeten [15](#page=15).
* **Transcutane zuurstofspanning (tcpO2):** Meet de zuurstofspanning ter hoogte van de huid en dient als graadmeter voor de ernst van ischemie. Het is prognostisch voor de kans op genezing van een wond. Deze metingen zijn echter gevoelig voor stress en worden daarom minder gebruikt [15](#page=15).
##### Duplex-echografie
Dit is een combinatie van echografie (morfologische gegevens, 2D visualisatie van bloedvaten, aard van de plaque, dwars- en longitudinale beelden) en Doppler (hemodynamische gegevens, graad van stenose gebaseerd op flowsnelheden en diameter) [16](#page=16).
* **Indicaties:** Screening bij vermoeden van vaatlijden, evaluatie van plaats en ernst van stenose, opvolging na vroegere ingrepen [16](#page=16).
* **Geschikt voor:** Evaluatie van femorale en popliteale bloedvaten, en iliakale bloedvaten (tenzij bemoeilijkt door obesitas of darmgassen). Ook geschikt voor opvolging van bypasses en AV-fistels [16](#page=16).
* **Beperkingen:** Moeilijk ter hoogte van onderbeensvaten, en de interpretatie kan bemoeilijkt worden door zwaar verkalkte vaten. Duplex-echografie is operatorafhankelijk [16](#page=16).
##### CT-angiografie
* **Voordelen:** Niet-invasief, beschikbaar, 3D-reconstructie, visualisatie van vaatwand en omringende weefsels. Kan verkalkingen goed weergeven [17](#page=17).
* **Nadelen:** Gebruik van jodiumhoudend contrast, straling, minder goed ter hoogte van het onderbeen. Wandcalcificaties kunnen de interpretatie bemoeilijken. Voorzichtigheid is geboden bij nierinsufficiëntie [17](#page=17).
##### MR-angiografie
* **Voordelen:** Niet-invasief, geen jodiumcontrast (wel eventueel gadolinium, dat minder nefrotoxisch is), geen allergieën (0.01%), zelden systemische nefrogene sclerose, goede beeldvorming, geen straling [17](#page=17).
* **Nadelen:** Minder resolutie vergeleken met DSA, beperkte beschikbaarheid, claustrofobie, hogere kost. MRI is minder goed in het weergeven van verkalkingen vergeleken met CT. De procedure duurt langer [17](#page=17).
##### Klassieke katheter-angiografie
* **Voordelen:** Beste resolutie, aangewezen bij onvoldoende informatie met andere methodes, combinatie met endovasculaire behandeling mogelijk [18](#page=18).
* **Nadelen:** Invasief (met complicaties), gebruik van jodiumhoudend contrast, straling, 2D-beeld, geen informatie over de vaatwand. Er worden tegenwoordig minder diagnostische angiografieën gedaan; men gaat vaak direct over tot behandeling [18](#page=18).
### 2.4 Differentiaaldiagnose
Bij de diagnose van perifeer vaatlijden is het belangrijk om andere aandoeningen uit te sluiten die vergelijkbare symptomen kunnen veroorzaken:
* **Neurogene claudicatio:** Dit is gerelateerd aan spinale kanaalstenose (vernauwing van het wervelkanaal door degeneratieve veranderingen). Typische klachten treden op na inspanning, met vermoeidheid en/of krachtverlies in de dijen, billen of kuiten. Verbetering treedt op bij vooroverbuigen, hurken of voorovergebogen stappen [18](#page=18).
* **Ischialgie:** Compressie van de nervus ischiadicus, met typisch neurogene pijn, soms ook bij lang rechtstaan. De pijn straalt uit van de bil via de achterkant van het dijbeen, kuit, naar de laterale zijde van de voet. Soms zijn er paresthesieën, gevoelsstoornissen en krachtverlies [18](#page=18).
* **Andere zenuwcompressie:** Dit kan leiden tot neurogene pijn zonder relatie met inspanning, zoals meralgia paresthetica (compressie van de nervus cutaneusfemoris lateralis) [18](#page=18).
> **Tip:** Een goede anamnese, waarbij specifiek gevraagd wordt naar de aard, lokalisatie, duur en provocerende factoren van de klachten, is cruciaal voor het stellen van de juiste diagnose. Vergeet niet om risicofactoren en klachten in andere vaatgebieden uit te vragen [8](#page=8).
---
# Differentiaaldiagnose en behandeling van perifeer vaatlijden
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de verschillende aandoeningen die perifeer vaatlijden kunnen nabootsen en de uitgebreide behandelingsstrategieën voor perifeer vaatlijden, van risicofactorbeheer tot invasieve ingrepen.
### 3.1 Differentiaaldiagnose van perifeer vaatlijden
Perifeer vaatlijden (PVL) dient te worden onderscheiden van diverse locomotorische aandoeningen die vergelijkbare symptomen kunnen veroorzaken [19](#page=19).
#### 3.1.1 Pijn rond gewrichten
* **Heup- of knie-arthrose:** Dit kenmerkt zich door pijn rond het desbetreffende gewricht, soms uitstralend. Typische symptomen zijn ochtendstijfheid, startpijn en een beperkte bewegingsuitslag. De pijn verdwijnt niet direct bij stilstand, maar verbetert wel bij ontlasting van het gewricht [19](#page=19).
* **Metatarsalgie:** Dit wordt veroorzaakt door een verstoorde voetstatiek [19](#page=19).
#### 3.1.2 Pijn bij inspanning en langdurig staan
* **Chronisch logesyndroom (compartimentsyndroom):** Hierbij is er sprake van een verhoogde weefseldruk in de spierloges tijdens inspanning. Dit resulteert in pijn aan de voorzijde of zijkant van het onderbeen bij langdurige inspanning [19](#page=19).
* **Veneuze claudicatio:** Dit treedt op bij uitgesproken veneuze insufficiëntie of obstructie. De pijn ontstaat na langdurig stappen of rechtstaan en gaat vaak gepaard met eerdere diepe veneuze trombose (DVT) en zwelling van het been. Dit is geen atherosclerotisch vaatlijden [19](#page=19).
#### 3.1.3 Overige uitsluitingsdiagnoses
Indien patiënten veel wandelen en continu bloed naar de voet wordt gevoerd, maar de terugstroming naar boven niet goed verloopt, is dit een indicatie voor veneuze problematiek, gerelateerd aan de doorgankelijkheid van de venen [19](#page=19).
### 3.2 Behandeling van perifeer vaatlijden
De behandeling van perifeer vaatlijden is multifactorieel en omvat risicofactorbehandeling, medicatie, looptraining en, indien nodig, invasieve ingrepen. Er is geen eenduidig beleid voor het voorschrijven van medicatie; het risico op bloeding moet worden ingeschat, wat de uiteindelijke keuze zal bepalen [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 3.2.1 Behandeling van risicofactoren
Een cruciale eerste stap in de behandeling is het aanpakken van modificabele risicofactoren [19](#page=19).
* **Rookstop:** Essentieel voor het verbeteren van de prognose [19](#page=19).
* **Gezonde voeding:** Een dieet rijk aan groenten en fruit en arm aan verzadigde vetten [19](#page=19).
* **Lichaamsbeweging:** Regelmatige fysieke activiteit [19](#page=19).
#### 3.2.2 Medicamenteuze behandeling
Verschillende medicamenten spelen een rol in de behandeling van PVL [19](#page=19).
* **Vaso-actieve medicatie:** Kan worden ingezet om de bloeddoorstroming te bevorderen [19](#page=19).
* **Anti-aggregantia (bv. acetylsalicylzuur, clopidogrel) en lage dosis NOACs (Novel Oral Anticoagulants):** Deze medicijnen bevorderen de patency (openheid) van de bloedvaten en verminderen het risico op cardiovasculaire en cerebrovasculaire incidenten [19](#page=19).
* **Statines:** Worden gebruikt voor de stabilisatie van atherosclerotische plaques en het verminderen van cardiovasculaire mortaliteit [19](#page=19).
* **ACE-inhibitoren:** Kunnen geïndiceerd zijn bij patiënten met diabetes mellitus, een voorgeschiedenis van beroertes, of andere cardiovasculaire aandoeningen [19](#page=19).
#### 3.2.3 Looptraining
Looptraining vormt de basisbehandeling voor patiënten met claudicatio intermittens [21](#page=21).
* **Doel:** Verbetering van de algemene conditie, lichaamsbeweging en de efficiëntie van de loopeconomie, evenals het stimuleren van de aanmaak van nieuwe collateralen (zijtakken van bloedvaten) [21](#page=21).
* **Schema:** Patiënten dienen minimaal 3 keer per week gedurende minimaal 30 minuten te lopen, tot het optreden van de pijngrens [21](#page=21).
* **Supervisie:** Idealiter vindt looptraining plaats onder supervisie [21](#page=21).
* **Resultaten:** Bij correcte uitvoering kan de loopafstand bij 40% van de patiënten verdubbelen. Looptraining is ook geïndiceerd na invasieve behandelingen. Beweging en een aangepaste leefstijl verbeteren de stapafstand en de algemene gezondheid [21](#page=21).
> **Tip:** Looptraining is essentieel voor het verbeteren van de klachten bij claudicatio intermittens en draagt bij aan de algemene gezondheid. Hoewel niet altijd terugbetaald, is het een zeer effectieve behandelstrategie.
#### 3.2.4 Invasieve behandeling
Invasieve procedures zijn geïndiceerd in specifieke stadia van perifeer vaatlijden van de onderste ledematen [22](#page=22).
##### 3.2.4.1 Indicaties voor invasieve behandeling
De indicatie voor invasieve behandeling is afhankelijk van het stadium van het vaatlijden, patiëntfactoren en de aard van de letsels [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Stadium I (Asymptomatisch):** Zelden tot nooit geïndiceerd [22](#page=22).
* **Stadium II (Claudicatio):** Soms geïndiceerd [22](#page=22).
* **St II A (Niet invaliderend):** Loopafstand groter dan 250 meter [22](#page=22).
* **St II B (Invaliderend):** Loopafstand kleiner dan 250 meter [22](#page=22).
* **Stadium III (Rustpijn):** Steeds geïndiceerd [22](#page=22).
* **Stadium IV (Gangreen, ulcera):** Steeds geïndiceerd [22](#page=22).
##### 3.2.4.2 Overwegingen bij de indicatiestelling
Bij het bepalen van de indicatie voor een invasieve behandeling worden diverse factoren meegewogen [23](#page=23):
* **Patiëntfactoren:** Algemene gezondheidstoestand en comorbiditeiten [23](#page=23).
* **Chirurgisch risico:** De potentiële risico's van de ingreep [23](#page=23).
* **Invaliderend karakter:** De mate waarin de symptomen de levenskwaliteit van de patiënt beïnvloeden [23](#page=23).
* **Aard van de letsels:** De ernst en locatie van de vaatvernauwingen of -occlusies [23](#page=23).
* **Invasiviteit van de noodzakelijke behandeling:** De complexiteit en omvang van de geplande procedure [23](#page=23).
* **Verwachte lange-termijn resultaten:** De verwachte duur en effectiviteit van de ingreep [23](#page=23).
##### 3.2.4.3 Kritische ledemaatischemie
Kritische ledemaatischemie vertegenwoordigt een ernstige vorm van perifeer vaatlijden met een slechte prognose indien niet adequaat behandeld [23](#page=23).
* **Definitie:** Gekenmerkt door ischemische rustpijn, arteriële ulcera of gangreen. Bij doppleronderzoek is de enkeldruk lager dan 50-70 mm Hg. Dit komt overeen met Rutherford stadium 4 tot 6, en Fontaine stadium III en IV [23](#page=23).
* **Prognose:** Zonder succesvolle revascularisatie is amputatie binnen 6 maanden te verwachten [23](#page=23).
* **Behandeling:** Er is steeds een indicatie voor invasieve behandeling bij kritische ledemaatischemie [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Chronisch arterieel lijden | Een aandoening waarbij de bloedtoevoer naar de ledematen, meestal de benen, chronisch verminderd is door vernauwingen of afsluitingen van de slagaders. Dit wordt vaak veroorzaakt door atherosclerose. |
| Atherosclerose | Een ziekte waarbij plaque zich ophoopt aan de binnenkant van de slagaders, wat leidt tot vernauwing en een verminderde bloedtoevoer naar organen en ledematen. |
| Epidemiologie | De studie van de verspreiding, oorzaken en effecten van ziekten in populaties. Het onderzoekt hoe vaak ziekten voorkomen en welke factoren hierbij een rol spelen. |
| Symptomatologie | De verzameling van symptomen die kenmerkend zijn voor een bepaalde ziekte of aandoening. Dit omvat zowel subjectieve klachten van de patiënt als objectieve bevindingen bij onderzoek. |
| Stenose | Een vernauwing van een bloedvat, kanaal of opening in het lichaam. Bij perifeer vaatlijden verwijst stenose naar een vernauwing van de slagaders. |
| Collaterale circulatie | Een netwerk van kleinere bloedvaten dat een alternatieve route biedt voor de bloedstroom wanneer een hoofdslagader geblokkeerd of vernauwd is. |
| Fontaine classificatie | Een classificatiesysteem dat de ernst van perifeer vaatlijden van de onderste ledematen indeelt in vier stadia, gebaseerd op de aanwezigheid en aard van symptomen zoals claudicatio, rustpijn, en necrose. |
| Rutherford-Becker classificatie | Een ander classificatiesysteem voor perifeer vaatlijden, dat de ernst van de ziekte beoordeelt van asymptomatisch (stadium 0) tot uitgebreide necrose (stadium 6), met een gedetailleerdere onderverdeling van claudicatie en pijn. |
| Claudicatio intermittens | Pijn in de benen die optreedt tijdens inspanning, zoals lopen, en die verdwijnt na rust. Dit wordt ook wel etalagebenen genoemd en is een klassiek symptoom van perifeer arterieel lijden. |
| Rustpijn | Pijn in de ledematen die optreedt in rust, vooral 's nachts, als gevolg van ernstige ischemie. Dit wijst op een kritieke toestand van de bloedtoevoer. |
| Gangreen | Afsterven van weefsel door een gebrek aan bloedtoevoer en zuurstof. Dit is een ernstige complicatie van perifeer vaatlijden. |
| Anamnese | Het medisch interview met de patiënt, waarbij informatie wordt verzameld over de klachten, medische voorgeschiedenis, risicofactoren en medicatie. |
| Klinisch onderzoek | Lichamelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door een arts om de gezondheidstoestand van de patiënt te beoordelen en aanwijzingen te vinden voor specifieke aandoeningen. |
| Invasief onderzoek | Diagnostische procedures waarbij instrumenten in het lichaam worden ingebracht, zoals een angiografie met contrastvloeistof. |
| Niet-invasief onderzoek | Diagnostische procedures die geen inbrenging van instrumenten in het lichaam vereisen, zoals echografie of Doppleronderzoek. |
| Doppleronderzoek | Een niet-invasieve techniek die geluidsgolven gebruikt om de bloedstroom in de bloedvaten te meten en te visualiseren. Het kan helpen bij het detecteren van vernauwingen. |
| Enkel-arm index (ABI) | Een verhouding van de bloeddruk aan de enkel tot de bloeddruk in de arm. Een lage ABI (<0.9) duidt op perifeer vaatlijden en is een indicator van de ernst van de aandoening. |
| Looptest | Een gestandaardiseerde test op een loopband om de loopafstand en de aard van de pijn bij patiënten met claudicatio te objectiveren. |
| Duplex-echografie | Een combinatie van echografie (voor beeldvorming) en Doppler (voor hemodynamische informatie) om de bloedvaten en de bloedstroom te evalueren. |
| CT-angiografie | Een beeldvormende techniek die een CT-scan gebruikt met een contrastmiddel om de slagaders in beeld te brengen en eventuele vernauwingen of blokkades te identificeren. |
| MR-angiografie | Een beeldvormende techniek die een MRI-scan gebruikt met een contrastmiddel om de slagaders in beeld te brengen. Het biedt gedetailleerde beelden zonder ioniserende straling. |
| Klassieke katheter-angiografie | Een invasieve procedure waarbij een katheter via een slagader naar de te onderzoeken bloedvaten wordt geleid, waarna contrastvloeistof wordt ingespoten om ze op röntgenbeelden zichtbaar te maken. |
| Neurogene claudicatio | Pijn in de benen tijdens inspanning die wordt veroorzaakt door vernauwing van het spinale kanaal, wat leidt tot compressie van de zenuwen. De pijn is vaak anders dan vasculaire claudicatio en verbetert bij vooroverbuigen. |
| Vasculaire claudicatio | Pijn in de benen tijdens inspanning veroorzaakt door onvoldoende bloedtoevoer naar de spieren als gevolg van vernauwde of geblokkeerde slagaders. |
| Risicofactoren | Factoren die de kans op het ontwikkelen van een ziekte verhogen, zoals roken, diabetes, hoge bloeddruk en hoog cholesterol bij perifeer vaatlijden. |
| Antithrombotica | Medicijnen die de vorming van bloedstolsels tegengaan, zoals aspirine, clopidogrel en NOAC's, die worden gebruikt om cardiovasculaire incidenten te voorkomen bij patiënten met vaatlijden. |
| Vaso-actieve medicatie | Medicijnen die de bloedvaten beïnvloeden, bijvoorbeeld door vaatverwijding te bevorderen of de bloedstroom te verbeteren. |
| Statines | Medicijnen die worden gebruikt om het cholesterolgehalte in het bloed te verlagen. Ze helpen ook bij het stabiliseren van atherosclerotische plaques en verminderen het risico op cardiovasculaire gebeurtenissen. |
| Looptraining | Een therapie waarbij patiënten met claudicatio regelmatig oefenen met lopen tot aan de pijngrens. Het doel is om de loopafstand te vergroten en de algemene conditie te verbeteren. |
| Kritieke ledemaatischemie | Een ernstige vorm van perifeer vaatlijden die wordt gekenmerkt door rustpijn, arteriële ulcera of gangreen, wat wijst op een ernstig gecompromitteerde bloedtoevoer naar het ledemaat. |
| Revascularisatie | Een medische procedure die tot doel heeft de bloedstroom naar een aangetast lichaamsdeel te herstellen, bijvoorbeeld door middel van angioplastiek of bypasschirurgie. |