Cover
ابدأ الآن مجانًا Stomazorg 25-26.pptx
Summary
# Introductie en anatomie van de urinewegen en het spijsverteringskanaal
Dit deel introduceert de basisanatomie van het spijsverteringskanaal en de urinewegen, met aandacht voor de segmenten van de darmen en de bijbehorende organen, en legt een verband met mogelijke pathologieën.
## 1. Anatomie van het spijsverteringskanaal
Het spijsverteringskanaal, ook wel het gastro-intestinaal (GI) kanaal genoemd, is een continu systeem van organen die betrokken zijn bij de vertering en absorptie van voedsel, en de eliminatie van onverteerde resten.
### 1.1 Segmenten van de dunne darm
De dunne darm is het langste deel van het spijsverteringskanaal en is onderverdeeld in drie segmenten:
* **Duodenum:** Het eerste, korte en meest proximale deel van de dunne darm, dat direct aansluit op de maag.
* **Jejunum:** Het middelste deel van de dunne darm.
* **Ileum:** Het laatste en meest distale deel van de dunne darm, dat overgaat in de dikke darm bij de klep van Bauhin.
### 1.2 Segmenten van de dikke darm
De dikke darm volgt op de dunne darm en is verantwoordelijk voor de absorptie van water en elektrolyten, en de vorming van ontlasting. De segmenten zijn:
* **Caecum & appendix:** Het caecum is het begin van de dikke darm, waaraan de appendix (blinde darm) vastzit.
* **Colon ascendens:** Het opstijgende deel van de dikke darm.
* **Colon transversum:** Het dwarslopende deel van de dikke darm.
* **Colon descendens:** Het afdalende deel van de dikke darm.
* **Sigmoïd:** Het S-vormige, laatste deel van de dikke darm, dat overgaat in het rectum.
* **Rectum, anus:** Het rectum is het einddeel van de dikke darm dat uitmondt in de anus, de uitgang van het spijsverteringskanaal.
* **Klep van Bauhin:** Een klep die de overgang tussen het ileum en het caecum reguleert en voorkomt dat darminhoud terugstroomt.
## 2. Anatomie van de urinewegen
De urinewegen zijn verantwoordelijk voor de productie, opslag en eliminatie van urine. De belangrijkste organen zijn:
* **Nieren:** Twee boonvormige organen die urine produceren door afvalstoffen uit het bloed te filteren.
* **Ureteren:** Twee buizen die urine van de nieren naar de blaas transporteren.
* **Blaas:** Een hol orgaan dat urine opslaat.
* **Urethra:** De buis die urine uit de blaas naar buiten leidt.
## 3. Pathologisch overzicht en verbanden
Diverse pathologieën kunnen de urinewegen en het spijsverteringskanaal aantasten, wat kan leiden tot de noodzaak voor de aanleg van een stoma. Voorbeelden hiervan zijn:
* **Traumata:** Stoot- en steektraumata kunnen letsels aan de darmen of urinewegen veroorzaken.
* **Ontstekingsziekten:** Diverticulitis, colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn zijn inflammatoire aandoeningen van de darmen.
* **Mechanische obstructies:** Volvulus (torsie van de darmen), invaginatie (intussusceptie) of vreemde voorwerpen kunnen leiden tot een mechanische ileus (darmobstructie).
* **Ischemie:** Darminfarcten door een tekort aan bloedtoevoer.
* **Tumoren:** Poliepen en carcinomen (kanker) in de darmen of blaas.
* **Fistulisatie:** Abnormale verbindingen tussen organen of tussen een orgaan en de huid.
* **Congenitale afwijkingen:** Ziekte van Hirschsprung (aangeboren afwezigheid van zenuwcellen in de darmwand), rectumprolaps (uitzakking van het rectum) of atresie (darmatresie).
* **Blaaspathologie:** Blaastumoren.
## 4. Stoma: definitie en types
Een stoma is een operatief gecreëerde opening tussen een inwendig hol orgaan en de uitwendige huid. APN (Anus praetor naturalis) is een verzamelbegrip voor alle kunstmatig aangelegde darmuitgangen, onafhankelijk van de locatie.
### 4.1 Stomatypering op basis van orgaan
* **Ileostomie:** Een stoma aangelegd op het terminale ileum (laatste deel van de dunne darm). De output is frequent, vloeibaar en kan irriterend zijn voor de huid. Geur is licht zuur.
* **Colostomie:** Een stoma aangelegd op de dikke darm. Dit is de meest voorkomende vorm. De ontlasting is meer gevormd naarmate de stoma distaler op het colon is aangelegd. Een linkszijdige colostomie produceert meer gevormde ontlasting (1-3 maal per dag) dan een rechtszijdige colostomie of ileostomie.
* **Ureterostomie:** Een operatief aangelegde opening in de buikwand waaruit urine komt, doordat de ureter direct aan de huid is gehecht.
* **Ureteroileocutaneostomie (Brickerblaas):** De ureters worden op een geïsoleerd stuk dunne darm geplaatst, dat vervolgens naar de buikwand wordt geleid om urine af te voeren.
### 4.2 Stomaduur
* **Tijdelijk stoma:** Wordt aangelegd voor een beperkte periode, bijvoorbeeld om een aangetast darmdeel te ontlasten tijdens genezing. Na herstel kan de darmcontinuïteit hersteld worden.
* **Permanent stoma:** Voor de verdere levensduur, vaak bij uitgebreide darmkanker waarbij belangrijke delen van de darm of de sluitspier niet behouden kunnen worden.
### 4.3 Stomaconfiguratie
* **Enkelloops stoma:** Meestal een blijvend stoma, waarbij één uiteinde van de darm naar buiten wordt gebracht. Dit kan zowel een ileostomie als een colostomie zijn.
* **Dubbelloops stoma:** Meestal tijdelijk. Hierbij worden twee darmlissen naar buiten gebracht, of één stoma met een aanvoerende en een afvoerende opening. Dit laat het zieke deel van de darm rusten of toe voor lokale behandeling.
## 5. Gevolgen van een stoma
De aanleg van een stoma heeft diverse gevolgen, zowel somatisch als psychosociaal.
### 5.1 Somatische gevolgen
* **Uitschakeling van de sfincterfunctie:** Dit leidt tot incontinentie (onvrijwillig urine- of ontlastingsverlies).
* **Darminhoud en irritatie:** Afhankelijk van de locatie van het stoma varieert de consistentie van de ontlasting.
* Ileostomieën en colostomieën op het proximale colon produceren dunne, vloeibare ontlasting met verteringssappen, die continu is en de huid sterk kan irriteren. Er is een aanzienlijk verlies van vocht, elektrolyten en proteïnen.
* Colostomieën op het distale colon produceren meer vaste ontlasting met minder absorptiestoornissen, zijn minder irriterend en produceren 3-4 maal per 24 uur ontlasting.
* **Urinair verlies:** Bij urostomieën is er constant urineverlies, wat zeer irriterend kan zijn voor de huid. Frequent voorkomende elektrolytenstoornissen zijn mogelijk.
* **Andere factoren:** De algemene toestand van de patiënt, de gezondheid van het resterende darmgedeelte of de nieren, eet- en drinkgewoonten, en de psychische gesteldheid beïnvloeden de situatie.
### 5.2 Niet-somatische gevolgen
* **Psycho-emotionele opvang:** Aanvaarding van de nieuwe lichaamsconditie, impact op zelfbeeld en intimiteit.
* **Sociale en economische aspecten:** Invloed op werk, vrijetijdsbesteding, kledingkeuze, gezinsleven en seksualiteit.
## 6. Verpleegkundige zorgen rondom een stoma
De verpleegkundige zorgverlening omvat preoperatieve, postoperatieve en langdurige zorg.
### 6.1 Preoperatieve periode
* **Anamnese en lichamelijk onderzoek:** Inventariseren van de medische voorgeschiedenis en beoordelen van de huidige toestand.
* **Laboratorium- en radiologisch onderzoek:** Uitgebreid bloedonderzoek (o.a. hematologie, levertesten), urine- en faecesonderzoek, en diverse beeldvormende technieken zoals röntgenfoto's van het abdomen, coloninloopstudies en echografie.
> **Tip:** Alle radiologische colononderzoeken vereisen een strikt voorbereidingsschema voor darmlediging om een helder beeld te verkrijgen en complicaties te vermijden.
* **Specifieke preoperatieve voorbereiding:**
* **Darmlediging:** Essentieel voor een goede ingreep.
* **Plaatsbepaling stoma:** Cruciaal voor het zelfstandig kunnen hanteren van het stoma en de opvangapparatuur. De plaats wordt gemarkeerd rekening houdend met de anatomie (niet in de buurt van navel, lies, taille, etc.), de leef-, zit- en kleedgewoonten van de patiënt, en het vermogen van de patiënt om de stoma te zien.
### 6.2 Postoperatieve periode
* **Somatische zorg:**
* **Huidverzorging:** Preventie en behandeling van huidirritaties, infecties en andere complicaties rond de stoma. Diverse factoren zoals de grootte, aard en lokalisatie van het stoma, vochtverlies, leeftijd en algemene toestand van de patiënt spelen een rol.
* **Voedingsaanpassing:** Aanpassen van het dieet om een zo normaal mogelijk ontlastingspatroon te bekomen, rekening houdend met mogelijke constipatie, diarree, huidirritatie of reuk-/gasproblematiek.
> **Voorbeeld:** Bij diarree kan een dieet met geraspte appels, havermout, bananen en rijstwater worden aanbevolen.
* **Observatie en rapportage van complicaties:** Aandacht voor wondproblematiek, bloedingen, ontlastingsproblemen, fistulisatie, stenose, prolaps, retractie, perforatie, hernia en necrose.
* **Niet-somatische zorg:**
* **Emotionele ondersteuning:** Hulp bij de acceptatie van de nieuwe situatie, aanpassingen in dagelijkse verzorging, kleding en het sociaal, gezins- en intiem leven.
* **Revalidatie en integratie:** Begeleiding naar een zo volledig mogelijke participatie in werk, ontspanning, gezin en sociale activiteiten.
## 7. Opvangapparatuur
De keuze van opvangapparatuur is essentieel voor het comfort en de huidintegriteit van de patiënt met een stoma.
### 7.1 Soorten en kenmerken
* **Opvangapparatuur:** Kan 1-delig (plaat en zakje aan elkaar) of 2-delig (plaat en zakje apart, met elkaar te verbinden) zijn.
* **Plaatkwaliteit:** Hydrocolloïd is interactief en vormt een beschermende laag op de huid. Karaya wordt ook gebruikt.
* **Plaatvorm:** Rond, ovaal, vlak, concaaf of convex, afhankelijk van de vorm van de buikwand en de stoma.
* **Vorm van het zakje:** Gesloten (bij gevormde ontlasting) of open (bij vloeibare ontlasting, met een sluiting zoals een klem of klittenband).
* **Accessoires:** Filters om geurtjes te neutraliseren, gordels voor extra fixatie, terugslagkleppen, etc.
* **Colonirrigatie:** Een techniek die soms bij colostomieën wordt toegepast om de darm te spoelen en zo een vaste tijdsstip voor de ontlasting te creëren.
## 8. Voedingsaanpassing
De voeding speelt een cruciale rol bij het managen van de stoma-output en gerelateerde problemen.
### 8.1 Algemene principes
* **Postoperatief dieet:** Start met vezelarm, vetarm en niet-stoelgangstimulerend voedsel. Vermijd alcohol, sterke seizoengroenten, peulvruchten en frituur.
* **Constipatie:** Verhoog inname van rauwe groenten, fruit en dranken. Drink 's morgens nuchter een glas water, fruitsap of pruimensap.
* **Diarree:** Vocht- en zoutinname is belangrijk. Kies voor darmsparende, cellulosearme voeding zoals rijstwater, tapioca, geraspte appels, havermout en bananen. Vermijd melkproducten en de meeste groenten (wortelen zijn vaak wel goed).
* **Huidirritatie:** Vermijd zuurhoudende fruitsappen en sterk gekruide spijzen.
* **Reuk en gasproblematiek:** Vermijd voedingsmiddelen en dranken die reuk of gasvorming bevorderen. Karnemelk, yoghurt en peterselie kunnen helpen bij het neutraliseren van geuren. Regelmatig eten met vaste tussenpozen is belangrijk.
## 9. Postoperatieve complicaties van een stoma
Verschillende complicaties kunnen optreden na de aanleg van een stoma, waaronder:
* **Huidproblematiek:** Irritatie, infectie, contactdermatitis.
* **Bloedingen:** Ter hoogte van de wond, drainage of stoma.
* **Ontlastingsproblemen:** Constipatie, diarree.
* **Stomacomplicaties:**
* **Fistulisatie:** Abnormale openingen.
* **Stenose:** Vernauwing van het stoma.
* **Prolaps:** Uitzakking van het stoma.
* **Retractie:** Terugtrekking van het stoma in de buikwand.
* **Perforatie:** Doorboring van de darmwand.
* **Hernia:** Breuk ter hoogte van het stoma.
* **Necrose:** Afsterven van het stomaweefsel.
---
# Stoma concepten en typen
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van de concepten en diverse typen stomata, inclusief hun oorsprong, aanleg, duur en specifieke kenmerken.
### 2.1 Wat is een stoma?
Het woord "stoma" is afkomstig uit het Grieks (stoa) en betekent "opening". Een stoma is een operatief gecreëerde opening tussen een inwendig hol orgaan en de uitwendige huid. Dit kan een opening zijn tussen de darm en de huid, de blaas en de huid, of de maag en de huid. De term APN (Anus praetor naturalis) is een verzamelbegrip voor alle kunstmatig aangelegde darmuitgangen en geeft geen informatie over de specifieke locatie.
### 2.2 Verschillende typen stomata
Stomata worden voornamelijk ingedeeld op basis van het orgaan waarmee de verbinding wordt gemaakt.
#### 2.2.1 Ileostoma
Een ileostoma wordt aangelegd op het terminale deel van de dunne darm (ileum).
* **Kenmerken:**
* Werkt zeer frequent, vaak na een maaltijd.
* De hoeveelheid output varieert sterk.
* De geur is minder uitgesproken dan bij een colostoma en wordt beschreven als een licht zure faecesgeur.
* Het is aan te raden het stomazakje voor de maaltijd te vervangen.
#### 2.2.2 Colostoma
Een colostoma is de meest voorkomende vorm (ongeveer 80%) en wordt aangelegd op de dikke darm (colon).
* **Kenmerken:**
* De dikke darm wordt naar de oppervlakte gebracht.
* Aanvankelijk kan het stoma een prolaberend uitzicht hebben.
* Het kan op elke plaats van het colon worden aangelegd, maar is meestal aan het einde van de darm gelegen, wat resulteert in ingedikte ontlasting.
* Een linkszijdige colostoma produceert 1 tot 3 keer per dag ontlasting.
* Een rechtszijdige colostoma produceert vergelijkbare output als een ileostoma.
#### 2.2.3 Urostoma
Een urostoma is een operatief aangelegde opening in de buikwand waaruit urine komt. Er zijn twee hoofdtypen:
* **Ureterostomie:** De urineleiders (ureters) worden direct aan de huid gehecht.
* **Ureteroileocutaneostomie (Brickerblaas):** Een geïsoleerd stuk dunne darm wordt gebruikt om de urineleiders aan te koppelen en de urine via een stoma af te voeren.
### 2.3 Duur van een stoma
De duur van een stoma kan variëren:
* **Tijdelijk stoma:** Wordt aangelegd voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld bij uitgebreide darmontstekingen om het aangetaste darmgedeelte te ontlasten. Na genezing wordt de darmcontinuïteit hersteld.
* **Permanent stoma:** Wordt aangelegd voor de rest van het leven, vaak bij uitgebreide darmkanker waarbij het laatste deel van de darm en de sluitspier niet behouden kunnen worden.
### 2.4 Vormen van stomata
Stomata kunnen ook worden ingedeeld naar hun chirurgische aanleg:
#### 2.4.1 Enkelloops stoma
* Meestal een blijvend stoma.
* Komt voor als ileostoma of colostoma.
* Het zieke darmgedeelte wordt verwijderd, en het gezonde deel wordt als een stoma naar het buikoppervlak gebracht.
#### 2.4.2 Dubbelloops stoma
* Meestal een tijdelijk stoma.
* Bestaat uit twee afzonderlijke openingen of één grote opening met een aanvoerende en afvoerende darmlis (ook wel loopostomie genoemd).
* Het gezonde darmgedeelte blijft productief, terwijl het zieke deel tot rust kan komen of lokaal behandeld kan worden.
### 2.5 Gevolgen van een stoma
De aanleg van een stoma heeft diverse gevolgen, zowel functioneel als fysiek:
* **Uitschakeling van de sfincterfunctie:** Dit leidt tot incontinentie.
* **Afhankelijk van de lokalisatie, variërende darminhoud:**
* **Ileostomie en colostoma op het colon ascendens en rechter deel van het colon transversum:** Dunne, vloeibare ontlasting met veel verteringssappen. Continue evacuatie. Dit kan sterk irriterend zijn voor de omgevingshuid en aanzienlijk vocht- en elektrolytenverlies veroorzaken.
* **Colostoma op het linker deel van het colon transversum en colon descendens:** Vaste darminhoud met weinig absorptiestoornissen. Weinig irriterend voor de omgevingshuid. Ontlasting vindt ongeveer 3 tot 4 keer per 24 uur plaats.
* **Bij een urostoma:** Constant verlies van urine, wat zeer irriterend kan zijn voor de omgevingshuid en frequent voorkomende elektrolytenstoornissen kan veroorzaken.
#### 2.5.1 Andere medebepalende factoren
De impact en de verpleegkundige zorg van een stoma worden mede bepaald door:
* De algemene toestand van de patiënt.
* De gezondheidstoestand van het resterende darmgedeelte of de nieren.
* De eet- en drinkgewoonten van de patiënt.
* De psychische constellatie van de patiënt.
### 2.6 Verpleegkundige zorgen in de preoperatieve periode
* **Anamnese en lichamelijk onderzoek.**
* **Laboratoriumonderzoeken:** Chemie, bacteriologie, hematologie (o.a. Hct, Hgb, leukocytose), carcino-embryonaal antigen (CEA), levertesten, faeces- en urineonderzoek (microscopisch en kweek).
* **Radiologische onderzoeken:** Routine preoperatieve opnamen, abdomen-overzicht, colon-inloop, darmtransit.
* **Tip:** Alle radiologische colononderzoeken vereisen een strikt voorbereidingsschema voor darmlediging. Barium kan de darmperistaltiek vertragen en tot constipatie leiden.
* Echografie van lever en abdomen.
* Intraveneuze pyelografie (IVP).
* **Speciale onderzoeken:** Rectoscopie, coloscopie.
* **Preoperatieve voorbereiding:**
* Klassieke preoperatieve voorbereidingen.
* Specifieke preoperatieve voorbereidingen zoals darmlediging.
* **Plaatsbepaling en markering van het stoma:**
* De plaats wordt gemarkeerd in staande, liggende en bukkende houding.
* Het stoma dient te worden geplaatst buiten de buurt van de navel, lies, taille, heup/schaambeen, ribbenboog, huidplooien, littekens en geslachtsorganen.
* Rekening wordt gehouden met de leef-, zit- en kleedgewoonten van de patiënt, waarbij gangbare kledij wordt laten aandoen. De patiënt moet het stoma kunnen zien.
* Religieuze overwegingen kunnen een rol spelen.
* Rekening houden met mogelijke gewichtswijzigingen.
* Eventueel kan reeds opvangapparatuur worden aangepast.
### 2.7 Verpleegkundige zorgen in de postoperatieve periode
#### 2.7.1 Somatische zorg
* **Huidverzorging en geschikte opvangapparatuur.**
* **Voedingsaanpassing, irrigatie en geadapteerde medicatie** om een zo normaal mogelijk ontlastingspatroon te verkrijgen.
* **Kennis, observatie en rapportering van postoperatieve complicaties** zoals irritatie, infectie, bloeding, constipatie, diarree, fistulisatie, stenose, prolaps, retractie en hernia.
#### 2.7.2 Niet-somatische zorg
* Opvang, bijstand en hulp bij de acceptatie van de nieuwe situatie.
* Ondersteuning bij aanpassingen aan het sociale, gezins- en intieme leven.
### 2.8 Huidverzorging rond het stoma
Probleemoplossende factoren bij huidverzorging zijn onder andere de grootte, aard, lokalisatie en huidpigmentatie van het stoma, vochtverlies, leeftijd en algemene toestand van de patiënt. Mogelijke huidproblemen omvatten:
* Mechanische of fysische irritatie (schuren, stripeffect).
* Chemische irritatie (stomavloeistoffen, gebruikte middelen).
* Occlusie en huidverweking.
* Contactallergie.
* Bacteriële en schimmelinfecties.
* Contactdermatitis (bv. door bestraling, cytostatica, corticosteroïden).
* Pyoderma gangraenosum.
* Incrustratie en keloïdvorming.
> **Tip:** Gebruik bij huidverzorging zo nodig vette zalf of pasta, maar pas daarna de hygiëne, het materiaal en de plaatsing aan.
### 2.9 Opvangapparatuur
De geschiedenis van opvangapparatuur is divers. Huidige systemen worden onderscheiden in:
* **1-delig versus 2-delig systemen:** Waarbij de huidplaat en het opvangzakje al dan niet aan elkaar vastzitten.
* **Plaatkwaliteit:** Verschillende materialen zoals Karaya en interactieve (hydrocolloïde) platen, al dan niet in combinaties.
* **Plaatsvorm:** Rond, ovaal, vlak, concaaf, convex.
* **Vorm van het zakje:** Gesloten of open (met sluitingsmechanisme zoals klittenband, klem, dopje of kraantje).
* **Uitvoering van het zakje:** Ondoorzichtig of doorzichtig, met anti-refluxsysteem, voering aan de achterzijde.
* **Accessoires:** Filters, gordels, terugslagkleppen.
* **Speciale platen:** Caps, plugs.
* **Colonirrigatie:** Een methode voor het spoelen van de dikke darm.
### 2.10 Voedingsaanpassing in relatie tot het stoelgangpatroon
Voeding speelt een cruciale rol bij het beheer van een stoma.
* **Postoperatief dieet:** In eerste instantie vezelarm, vetarm en niet stoelgangstimulerend. Vermijd alcohol, sterke seizoensgroenten, peulvruchten en gefrituurd voedsel. Goed zijn: afgeroomde melk, verzuurde kaas, ontvette roomsoepen, gekookte groenten, zacht vlees, fruitsappen, cakes.
* **Constipatie en obstipatie:** Verhoog porties rauwe groenten, fruit en drank. Drink 's ochtends nuchter een glas water, fruitsap of pruimen.
* **Diarree:** Vocht en zout aanvullen. Darmsparende, cellulosearme voeding zoals rijstwater, tapioca, geraspte appels, havermout, bananen, noedels, griesmeel en meelspijzen. Vermijd melkproducten en groenten (behalve wortelen).
* **Huidirritatie:** Vermijd voedingsmiddelen die irriterende sappen produceren, zoals zuurhoudende fruitsappen en sterk gekruide spijzen.
* **Reuk en gasproblematiek:** Vermijd voedingsmiddelen en dranken die geur of gasvorming bevorderen. Gebruik geur/gasabsorberende stoffen zoals karnemelk, yoghurt, peterselie. Regelmatig eten met gelijke tussenpozen kan gasproductie helpen beheersen, aangezien een lege darm meer gas produceert.
### 2.11 Postoperatieve stomacomplicaties
Naast huidproblematiek en bloedingen (ter hoogte van wonde, drainage, stoma, van veneuze of arteriële aard, met variërende hoeveelheden), kunnen er specifieke stomacomplicaties optreden:
* Fistulisatie
* Stenose (vernauwing)
* Prolaps (verzakking)
* Retractie (intrekken van het stoma)
* Prolaps van een dubbelloops stoma
* Perforatie
* Hernia (breuk)
* Necrose (afsterven van weefsel)
### 2.12 Revalidatie en integratie
De revalidatie en integratie van een persoon met een stoma omvat diverse aspecten van het leven, waaronder werk, ontspanning, kledij, gezin, seksualiteit en acceptatie.
---
# Verpleegkundige zorg rondom stomazorg
De verpleegkundige zorg rondom stomazorg omvat zowel de preoperatieve als de postoperatieve fase, met aandacht voor somatische en psychosociaal-emotionele aspecten om de patiënt optimaal te ondersteunen bij en na de aanleg van een stoma.
### 3.1 Inleiding tot stomazorg
Een stoma is een chirurgisch gecreëerde opening tussen een inwendig hol orgaan en de uitwendige huid, meest voorkomend tussen de darm en de huid, of de blaas en de huid. Het verzamelbegrip 'Anus praetor naturalis' (APN) duidt op alle kunstmatig aangelegde darmuitgangen, zonder specificatie van de locatie.
#### 3.1.1 Stomatypes
* **Ileostomie:** Aangelegd op de terminale lis van het ileum. De output is frequent, vloeibaar en sterk irriterend voor de omgevingshuid vanwege de aanwezigheid van verteringssappen. Er is sprake van aanzienlijk vocht- en elektrolytenverlies. De geur is minder uitgesproken dan bij een colostomie.
* **Colostomie:** De meest voorkomende vorm (ongeveer 80%). De dikke darm wordt naar de oppervlakte gebracht. De output varieert:
* Linkszijdige colostomie (colon descendens): Vaste ontlasting, 1-3 maal daags, weinig irriterend.
* Rechtszijdige colostomie (colon ascendens, deel colon transversum): Vergelijkbaar met ileostomie, vloeibaar en frequent.
* **Ureterostomie:** Chirurigisch aangelegde opening waaruit urine komt door directe hechting van de ureter aan de huid. Een specifiek type is de ureteroileocutaneostomie (Brickerblaas), waarbij de ureters op een geïsoleerd stuk dunne darm worden geplaatst. Deze leidt tot constant urineverlies, is zeer irriterend en kan leiden tot elektrolytenstoornissen.
#### 3.1.2 Stomaduur
* **Tijdelijk:** Aangelegd voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld bij uitgebreide darmontstekingen om een aangetast darmdeel rust te geven. Na genezing wordt de darmcontinuïteit hersteld.
* **Permanent:** Voor de rest van het leven, bijvoorbeeld bij uitgebreide darmkanker waarbij het laatste darmdeel en de sluitspier niet behouden kunnen worden.
#### 3.1.3 Enkelloops en Dubbelloops stoma
* **Enkelloops stoma:** Meestal een permanent stoma, voorkomend als ileo- of colostomie. Het zieke darmgedeelte wordt verwijderd en een gezond deel wordt naar het buikoppervlak gebracht.
* **Dubbelloops stoma:** Meestal een tijdelijk stoma. Er zijn twee afzonderlijke stomata of één groot stoma met een aanvoerende en afvoerende darmlis. Het productieve deel van de darm wordt gescheiden van het zieke deel dat tot rust kan komen of behandeld kan worden.
#### 3.1.4 Gevolgen van een stoma
De uitschakeling van de sfincterfunctie leidt tot incontinentie. Afhankelijk van de locatie van het stoma varieert de aard van de ontlasting en de mate van irritatie van de omgevingshuid, evenals vocht- en elektrolytenverlies. Bij een urostomie is constant urineverlies en huidirritatie prominent aanwezig. Andere bepalende factoren zijn de algemene toestand van de patiënt, de gezondheid van het resterende darmgedeelte of de nieren, eet- en drinkgewoonten en de psychische gesteldheid.
### 3.2 Verpleegkundige zorg in de preoperatieve periode
De preoperatieve zorg is gericht op een optimale voorbereiding van de patiënt, zowel lichamelijk als psychisch.
#### 3.2.1 Anamnese en diagnostiek
* **Anamnese:** Uitgebreide opname van de medische voorgeschiedenis en huidige klachten.
* **Lichamelijk onderzoek:** Essentieel voor het objectiveren van de situatie.
* **Laboratoriumonderzoeken:**
* Hematologie: Bepaling van hematocriet ($Hct$), hemoglobine ($Hgb$), leukocytose, Carcino Embryonic Antigen ($CEA$), levertesten.
* Chemie: Elektrolytenbalans.
* Bacteriologie: Urine- en faecesonderzoek.
* **Radiologische onderzoeken:** Routinepreoperatieve opnamen, abdomen-overzicht, colon-inloop, darmtransit. Bij colononderzoeken is een strikt voorbereidingsschema voor darmlediging vereist, daar barium de darmperistaltiek kan vertragen en obstipatie kan veroorzaken. Echografie van lever en abdomen, en intraveneuze pyelografie (I.V.P.) kunnen deel uitmaken van het onderzoekstraject.
* **Speciale onderzoeken:** Rectoscopie en coloscopie.
#### 3.2.2 Specifieke preoperatieve voorbereiding
* **Darmlediging:** Cruciaal om de darmen schoon te maken voor de ingreep.
* **Plaatsbepaling en markering van het stoma:**
* De plaats wordt bepaald in staande, liggende en bukkende houding.
* Belangrijke aandachtspunten zijn de nabijheid van de navel, lies, taille, heup/schaambeen, ribbenboog, huidplooien, littekens en geslachtsorganen.
* Rekening houden met leef-, zit- en kleedgewoonten van de patiënt.
* De patiënt dient de stoma te kunnen zien en de gebruikelijke kledij moet passen.
* Religieuze overwegingen kunnen relevant zijn.
* Anticipatie op mogelijke gewichtswijzigingen.
* Eventueel aanbrengen van opvangapparatuur ter demonstratie.
#### 3.2.3 Uitleg en emotionele opvang
Het bieden van duidelijke uitleg over de procedure, de verwachte veranderingen en de gevolgen van de stoma is essentieel. De verpleegkundige speelt een cruciale rol in de emotionele opvang van de patiënt, die angsten en onzekerheden kan ervaren rondom de operatie en de aanpassing aan een leven met een stoma.
### 3.3 Verpleegkundige zorg in de postoperatieve periode
De postoperatieve zorg kent zowel somatische als niet-somatische aspecten.
#### 3.3.1 Somatische zorg
* **Huidverzorging en geschikte opvangapparatuur:** Een adequate huidverzorging rondom het stoma is van primair belang om complicaties te voorkomen. De keuze van de juiste opvangapparatuur is hierin essentieel.
* **Voedingsaanpassing, irrigatie en medicatie:** Afhankelijk van het stomatype en het ontlastingspatroon worden aanpassingen in de voeding geadviseerd om een zo normaal mogelijk patroon te bekomen. Irrigatie kan in specifieke gevallen worden toegepast. Geadapteerde medicatie kan ondersteuning bieden.
* **Observatie en rapportering van complicaties:** Alertheid op en tijdige herkenning van postoperatieve complicaties zoals irritatie, infectie, bloeding, constipatie, diarree, fistulisatie, stenose, prolaps, retractie, perforatie en hernia.
#### 3.3.2 Niet-somatische zorg
* **Psycho-emotionele opvang:** Continue ondersteuning bij de aanvaarding van de nieuwe lichaamsbeeld en levenssituatie.
* **Hulp bij aanpassing:** Begeleiding bij aanpassingen aan het sociale, gezins-, en intieme leven. Dit omvat ook hulp bij het leren verzorgen van de stoma en het gebruik van de opvangapparatuur.
* **Praktische ondersteuning:** Advies en hulp bij voeding, kledingkeuze en de dagelijkse verzorging.
### 3.4 Huidverzorging rondom het stoma
Een goede huidconditie is cruciaal voor het welzijn van de patiënt met een stoma.
#### 3.4.1 Probleembepalende factoren
Diverse factoren kunnen de huid rondom een stoma negatief beïnvloeden:
* Grootte, aard en lokalisatie van het stoma.
* Huidpigmentatie.
* Mate van vochtverlies.
* Leeftijd en algemene toestand van de patiënt.
* Mechanische of fysische irritatie (schuren, stripeffect).
* Chemische irritatie door stomavloeistoffen of gebruikte middelen.
* Occlusie en daaruit voortvloeiende huidverweking.
* Contactallergie voor materialen.
* Bacteriële en schimmelinfecties.
* Behandelingen zoals bestraling, cytostatica of corticosteroïden.
* Contactdermatitis.
* Pyoderma gangraenosum.
* Incrustratie en keloïdvorming.
#### 3.4.2 Basisprincipes huidverzorging
* Regelmatige en aangepaste hygiëne.
* Gebruik van de juiste materialen.
* Correcte plaatsing van de opvangapparatuur.
* Tijdige vervanging van de huidplaat.
### 3.5 Opvangapparatuur
De opvangapparatuur is ontworpen om de output van het stoma veilig en comfortabel op te vangen en de huid te beschermen.
#### 3.5.1 Historie en soorten
Door de jaren heen is de technologie geëvolueerd van eenvoudige materialen naar geavanceerde, huidvriendelijke systemen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **1-delig systeem:** De huidplaat en het stomazakje zijn één geheel.
* **2-delig systeem:** De huidplaat en het stomazakje zijn los van elkaar en kunnen afzonderlijk worden vervangen.
#### 3.5.2 Plaatkwaliteit
De huidplaten (ook wel flenzen genoemd) zijn ontworpen om huidvriendelijk te zijn en de output goed op te vangen. Materialen omvatten:
* **Karaya:** Een natuurlijk product dat vocht opneemt.
* **Interactief (hydrocolloïd):** Vormt een beschermende laag op de huid en reageert op huideigen vocht.
* **Combinaties:** Verschillende materialen gecombineerd voor optimale eigenschappen.
#### 3.5.3 Plaatvorm
De vorm van de huidplaat wordt aangepast aan de contouren van de buik en het stoma:
* Rond, ovaal.
* Vlak, concaaf (ingedeukt, voor een stoma dat niet uitpuilt of ingetrokken is), convex (bol, voor een stoma dat plat ligt of ingetrokken is).
#### 3.5.4 Vorm en uitvoering van het zakje
* **Vorm:** Gesloten (voor vaste ontlasting), open (met sluiting zoals een klem, dopje of kraantje voor vloeibare of halfvloeibare ontlasting).
* **Uitvoering:** Ondoorzichtig of doorzichtig, met anti-refluxsysteem en eventueel een voering aan de achterzijde voor extra comfort.
#### 3.5.5 Accessoires
* **Filter:** Om geur te neutraliseren.
* **Gordel:** Voor extra ondersteuning en zekerheid.
* **Terugslagklep:** Voorkomt dat ontlasting terugstroomt in het zakje.
* **Speciale platen:** Cap (afsluitdopje), plug (kleinere afsluiting).
#### 3.5.6 Colonirrigatie
Voor sommige patiënten met een colostoma is colonirrigatie een optie. Hierbij wordt via het stoma water ingebracht om de darmen te spoelen en zo een gecontroleerde stoelgang te verkrijgen.
### 3.6 Voedingsaanpassing i.v.m. stoelgangpatroon
Dieetadviezen worden afgestemd op de specifieke stomasoort en het gewenste ontlastingspatroon.
#### 3.6.1 Postoperatief dieet
* **Initiële fase:** Vezelarm, vetarm, niet stoelgangstimulerend. Vermijd alcohol, sterke seizoensgroenten, peulvruchten, gefrituurd voedsel. Geoorloofd: afgeroomde melk, verzuurde kaas, ontvette roomsoepen, gekookte groenten, zacht vlees, fruitsappen, cakes.
#### 3.6.2 Constipatie en obstipatie
* Verhoog de inname van rauwe groenten, fruit en dranken.
* Drink 's morgens nuchter een glas water, fruitsap of pruimensap.
#### 3.6.3 Diarree
* Zorg voor voldoende vocht en zout.
* Dieet rijk aan cellulose-arme producten zoals rijstwater, tapioca, geraspte appels, havermout, bananen, noedels, griesmeel en meelspijzen, pasta's.
* Vermijd melkproducten en groenten (met uitzondering van wortelen).
#### 3.6.4 Huidirritatie door voeding
* Vermijd voedingsmiddelen die huidirritatie kunnen veroorzaken, zoals zuurhoudende fruitsappen en sterk gekruide spijzen.
#### 3.6.5 Reuk en gasproblematiek
* Vermijd voedingsmiddelen en dranken die reuk of gasproductie bevorderen.
* Gebruik reuk/gasabsorberende stoffen zoals karnemelk, yoghurt, peterselie.
* Regelmatig en met vaste tussenpozen eten helpt gasproductie te beheersen, aangezien een lege darm meer gas kan produceren.
### 3.7 Postoperatieve stomacomplicaties
Naast huidproblemen en bloedingen, kunnen er diverse specifieke stomacomplicaties optreden.
* **Ontlastingsproblemen:** Constipatie, diarree, of oncontroleerbare output.
* **Fistulisatie:** Vorming van een abnormale verbinding tussen het stoma en een ander orgaan of de huid.
* **Stenose:** Vernauwing van de stoma-opening.
* **Prolaps:** Het naar buiten zakken van een deel van de darm door de stoma-opening.
* **Retractie:** Het terugtrekken van het stoma in de buikwand.
* **Perforatie:** Een scheur in de darmwand.
* **Hernia:** Een breuk rondom het stoma.
* **Necrose:** Afsterven van het stomaweefsel.
### 3.8 Revalidatie en integratie
Na de initiële postoperatieve fase ligt de focus op de revalidatie en integratie van de patiënt in de maatschappij. Dit omvat ondersteuning op gebieden zoals werk, ontspanning, kledingkeuze, gezinsleven en seksualiteit, met als overkoepelend doel de aanvaarding van de nieuwe levenssituatie.
---
# Voedingsaanpassing en postoperatieve complicaties bij stomapatiënten
Dit gedeelte behandelt de aanpassingen in voeding en mogelijke postoperatieve complicaties bij patiënten met een stoma, met specifieke aandacht voor stoelgangpatronen en huidproblemen.
## 4 Voedingsaanpassing en postoperatieve complicaties bij stomapatiënten
### 4.1 Inleiding tot stomazorg
Een stoma is een operatief gecreëerde opening tussen een inwendig hol orgaan en de uitwendige huid. Dit kan betrekking hebben op de darm (ileostomie, colostomie), de blaas (urostomie) of de maag. De term APN (Anus praetor naturalis) is een verzamelbegrip voor alle kunstmatig aangelegde darmuitgangen. De duur van een stoma kan tijdelijk zijn, ter ontlasting van een aangetast darmgedeelte, of permanent bij bijvoorbeeld uitgebreide darmkanker waarbij de sluitspier niet behouden kan worden. Stomata kunnen enkelloops of dubbelloops zijn.
### 4.2 Gevolgen van een stoma
De uitschakeling van de sfincterfunctie leidt tot incontinentie. Afhankelijk van de lokalisatie van het stoma variëren de gevolgen:
* **Ileostomie of colostomie op het colon ascendens en rechter deel van het colon transversum:** Dit resulteert in dunne, vloeibare ontlasting met veel verteringssappen, continue evacuatie, sterk irriterend voor de omgevingshuid, en aanzienlijk vocht- en elektrolytenverlies.
* **Colostomie op het linker deel van het colon transversum en colon descendens:** De ontlasting is hier vaster, met minder absorptiestoornissen, minder irriterend voor de huid, en treedt 3 à 4 maal per 24 uur op.
* **Urostomie:** Constant verlies van urine dat zeer irriterend kan zijn voor de omgevingshuid, met frequent voorkomende elektrolytenstoornissen.
Andere factoren die de gevolgen mede bepalen zijn de algemene toestand van de patiënt, de gezondheid van het resterende darmgedeelte of de nieren, eet- en drinkgewoonten, en de psychische gesteldheid van de patiënt.
### 4.3 Verpleegkundige zorgverlening
#### 4.3.1 Preoperatieve zorg
De preoperatieve zorg omvat:
* **Anamnese, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoeken:** Inclusief hematologie (Hct, Hgb, leukocytose), tumor markers (Carcino Embryonic Antigen), levertesten, en faeces- en urineonderzoek.
* **Radiologische onderzoeken:** Routine opnamen, abdomen-overzicht, colon-inloop, darmtransit. Alle radiologische colononderzoeken vereisen een strikt voorbereidingsschema voor darmlediging. Barium kan de darmperistaltiek vertragen.
* **Speciale onderzoeken:** Rectoscopie en coloscopie.
* **Specifieke preoperatieve voorbereidingen:**
* **Darmlediging:** Essentieel voor radiologische onderzoeken en om de darm te ontlasten.
* **Plaatsbepaling van het stoma:** De locatie wordt bepaald in staande, liggende en bukkende houding, rekening houdend met de leef-, zit- en kleedgewoonten. Het stoma dient niet in de buurt te liggen van de navel, lies, taille, heup/schaambeen, ribbenboog, huidplooien, littekens of geslachtsorganen. De patiënt moet het stoma kunnen zien en de gangbare kledij wordt hiervoor aangetrokken. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke gewichtswijzigingen en de patiënt kan reeds de opvangapparatuur dragen.
#### 4.3.2 Postoperatieve zorg
De postoperatieve zorg richt zich op zowel somatische als niet-somatische aspecten:
* **Somatisch:**
* **Huidverzorging en geschikte opvangapparatuur:** Cruciaal om complicaties te voorkomen.
* **Voedingsaanpassing, irrigatie en medicatie:** Om een zo normaal mogelijk ontlastingspatroon te verkrijgen.
* **Observatie en rapportering van postoperatieve complicaties:** Zoals irritatie, infectie, bloeding, constipatie, diarree, fistulisatie, stenose, prolaps, retractie, perforatie en hernia.
* **Niet-somatisch:**
* **Psycho-emotionele opvang:** Hulp bij de aanvaarding van de nieuwe toestand.
* **Aanpassingen aan sociaal, gezins- en intiem leven.**
##### 4.3.2.1 Huidverzorging
Probleembepalende factoren voor huidirritatie omvatten de grootte, aard, lokalisatie van het stoma, huidpigmentatie, vochtverlies, leeftijd en de algemene toestand van de patiënt. Huidirritaties kunnen mechanisch/fysisch (door schuren of stripeffect), chemisch (door stomavloeistoffen) of door occlusie en huidverweking optreden. Contactallergie, bacteriële en schimmelinfecties, en irritatie door bestraling, cytostatica of corticoïden zijn eveneens mogelijke oorzaken. Pyoderma gangrenosum, incrustratie en keloïdvorming kunnen ook voorkomen.
> **Tip:** Normale hygiëne, juist materiaal en correcte plaatsing en tijdige cave van de opvangapparatuur zijn essentieel voor een goede huidverzorging.
##### 4.3.2.2 Opvangapparatuur
De opvangapparatuur heeft een evolutie gekend van eenvoudige hulpmiddelen naar gespecialiseerde systemen:
* **Soorten:** 1-delig of 2-delig systeem.
* **Plaatkwaliteit:** Gebaseerd op materialen zoals Karaya of hydrocolloïd.
* **Plaatsvorm:** Rond, ovaal, vlak, concaaf of convex.
* **Vorm van het zakje:** Gesloten of open (met sluiting, klem of kraantje).
* **Uitvoering van het zakje:** Ondoorzichtig of doorzichtig, met anti-refluxsysteem en voering aan de achterzijde.
* **Accessoires:** Filters, gordels, terugslagkleppen.
* **Speciale platen:** Caps, plugs, pleisters.
* **Colonirrigatie:** Een techniek die gebruikt wordt bij bepaalde colostoma's.
### 4.4 Voedingsaanpassing en stoelgangpatroon
Voedingsaanpassingen zijn cruciaal om het stoelgangpatroon te reguleren en complicaties te voorkomen.
#### 4.4.1 Postoperatief dieet
Initieel wordt een vezelarm, vetarm en niet-stoelgangstimulerend dieet aanbevolen. Alcohol, sterke seizoensgroenten en peulvruchten worden vermeden. Aanbevolen worden afgeroomde melk, verzuurde kaas, ontvette roomsoepen, gekookte groenten, zacht vlees en fruitsappen.
#### 4.4.2 Constipatie en obstipatie
Bij constipatie wordt aangeraden de portie rauwe groenten, fruit en drank te verhogen. Het drinken van een glas water, fruitsap of pruimensap nuchter 's morgens kan ook helpen.
#### 4.4.3 Diarree
Bij diarree is het belangrijk om vocht en zout aan te vullen. Een darmsparend, cellulosearm dieet met rijstwater en tapioca is aan te raden. Geraspte appels, havermout, bananen, noedels, griesmeelspijzen en pasta's zijn gunstig. Melkproducten en groenten (met uitzondering van wortelen) worden vermeden.
#### 4.4.4 Huidirritatie
Om huidirritatie te voorkomen, worden voedingsmiddelen zoals zuurhoudende fruitsappen en sterk gekruide spijzen best vermeden.
#### 4.4.5 Reuk en gasvorming
Voedingsmiddelen die reuk of gasvorming bevorderen, en dranken die gasvorming in de hand werken, dienen vermeden te worden. Het gebruik van reuk/gasabsorberende stoffen zoals karnemelk, yoghurt en peterselie kan helpen. Regelmatig eten met consistente tussenpozen is belangrijk, aangezien een lege darm meer gasproductie kan veroorzaken.
### 4.5 Postoperatieve complicaties
Na de operatie kunnen diverse complicaties optreden:
* **Huidproblematiek:** Variërend van irritatie tot infecties en allergische reacties.
* **Bloedingen:** Ter hoogte van de wond, drainage of het stoma, met variërende aard (veneus, arterieel) en hoeveelheid.
* **Ontlastingsproblemen:** Constipatie, diarree, of problemen met de frequentie en consistentie.
* **Stomacomplicaties:**
* **Fistulisatie:** Ongepaste openingen.
* **Stenose:** Vernauwing van het stoma.
* **Prolaps:** Verzakking van het stoma.
* **Retractie:** Intrekking van het stoma.
* **Hernia of breuk:** Uitstulping van het peritoneum rond het stoma.
* **Necrose:** Afsterven van het stomaweefsel.
* **Perforatie:** Doorboring van de darmwand.
### 4.6 Revalidatie en integratie
Een essentieel onderdeel van de postoperatieve zorg is de revalidatie en integratie van de patiënt in zijn dagelijks leven, met aandacht voor werk, ontspanning, kleding, gezin, seksualiteit en acceptatie van de nieuwe toestand.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Stoma | Een operatief gemaakte opening tussen een inwendig hol orgaan en de uitwendige huid, bijvoorbeeld tussen de darm en de huid, of tussen de blaas en de huid. |
| APN (Anus praetor naturalis) | Een verzamelbegrip voor alle kunstmatig aangelegde darmuitgangen, zonder specifieke aanduiding van de lokalisatie. |
| Ileostomie | Een stoma waarbij de terminale ileale lis naar buiten wordt gebracht, wat resulteert in frequente, vloeibare ontlasting die voornamelijk na maaltijden optreedt en vocht en elektrolytenverlies kan veroorzaken. |
| Colostomie | Een stoma waarbij de dikke darm naar de oppervlakte wordt gebracht, meestal aan het einde van de darm, wat leidt tot dikkere ontlasting. De frequentie en consistentie van de ontlasting variëren afhankelijk van de lokalisatie. |
| Ureterostomie | Een operatief aangelegde opening in de buikwand waaruit urine komt doordat de ureter direct aan de huid is gehecht. |
| Ureteroileocutaneostomie (Brickerblaas) | Een operatief aangelegde opening in de buikwand waaruit urine komt, waarbij de ureters op een geïsoleerd stuk dunne darm worden geplaatst dat vervolgens aan de huid wordt gehecht. |
| Tijdelijk stoma | Een stoma dat voor een bepaalde periode wordt aangelegd, vaak om een aangetast darmgedeelte te ontlasten tijdens genezing, waarna de darmcontinuïteit hersteld kan worden. |
| Permanent stoma | Een stoma dat voor de rest van het leven blijft bestaan, vaak noodzakelijk bij ingrepen zoals uitgebreide darmkanker waarbij delen van de darm of sluitspier verwijderd moeten worden. |
| Enkelloops stoma | Een stoma waarbij één darmlis naar het buikoppervlak wordt gebracht, meestal een permanent stoma, na verwijdering van het zieke darmgedeelte. |
| Dubbelloops stoma | Een stoma met twee aparte openingen of één grote lis met een aanvoerende en afvoerende darm, meestal een tijdelijk stoma, om een ziek darmdeel rust te geven of te behandelen. |
| Fistulisatie | De ontwikkeling van een abnormale verbinding (fistel) tussen een orgaan en de huid, of tussen twee organen, als complicatie van een stoma of ziekteproces. |
| Stenose | Een vernauwing van een lichaamskanaal, zoals de darm of de ureter, wat de doorgang kan belemmeren en kan optreden als complicatie van een stoma. |
| Prolaps | Het verzakken van een orgaan of lichaamsdeel, in de context van stomazorg, de uitstulping van de darm door de stomaopening. |
| Retractie | Het terugtrekken van het stoma in de buikwand, wat problemen kan veroorzaken met de aanbrenging van de opvangapparatuur en de verzorging van de huid. |
| Hernia | Een uitstulping van weefsel of organen door een zwakke plek in de buikwand, wat kan optreden rondom een stoma en bekend staat als een parastomale hernia. |
| Necrose | Weefselversterf, wat kan optreden bij een stoma als gevolg van onvoldoende bloedtoevoer, wat leidt tot verkleuring en afsterven van het stomaweefsel. |
| Rectoscopie | Een medisch onderzoek waarbij een flexibele buis met camera (rectoscoop) wordt ingebracht in het rectum om de binnenkant te inspecteren. |
| Coloscopie | Een medisch onderzoek waarbij een flexibele buis met camera (colonoscoop) wordt ingebracht in de dikke darm om deze van binnenuit te inspecteren. |
| Huidpigmentatie | De natuurlijke kleur van de huid, die relevant is bij het beoordelen van de doorbloeding en mogelijke irritatie rondom een stoma. |
| Vochtverlies | Het verlies van lichaamsvocht, wat significant kan zijn bij een ileostomie en kan leiden tot uitdroging en elektrolytenstoornissen. |
| Mechanische irritatie | Huidirritatie veroorzaakt door wrijving of trekkrachten, bijvoorbeeld door de kleefplaat van de opvangapparatuur. |
| Chemische irritatie | Huidirritatie veroorzaakt door contact met schadelijke stoffen, zoals stomavloeistoffen of schoonmaakmiddelen. |
| Occlusie | Het afsluiten van een opening of kanaal, in de context van huidverzorging kan langdurige occlusie leiden tot verweking van de huid. |
| Contactallergie | Een allergische reactie van de huid op een stof waarmee deze in contact is geweest, zoals bepaalde materialen in stomaproducten. |
| Bacteriële infectie | Een infectie veroorzaakt door bacteriën, die kan optreden op de huid rondom een stoma, vooral bij een verminderde huidintegriteit. |
| Schimmelinfectie | Een infectie veroorzaakt door schimmels, zoals candida, die veel voorkomt op vochtige en beschadigde huidplooien, ook rondom stoma's. |
| Bestraling | Het gebruik van straling als medische behandeling, wat kan leiden tot huidreacties en kwetsbaarheid rondom een stoma. |
| Cytostatica | Medicijnen die gebruikt worden bij chemotherapie om kankercellen te bestrijden, en die bijwerkingen op de huid kunnen hebben. |
| Corticoïden | Medicijnen die ontstekingsremmend werken, maar langdurig gebruik kan de huid dunner en kwetsbaarder maken. |
| Contactdermatitis | Een huidontsteking die ontstaat door direct contact met een irriterende stof of allergeen. |
| Pyoderma gangrenosum | Een zeldzame, ernstige huidziekte die chronische, zwerende laesies veroorzaakt, vaak geassocieerd met systemische aandoeningen en soms rondom stoma's. |
| Incrustratie | De vorming van harde korsten of afzettingen op de huid, wat kan gebeuren rondom een stoma door contact met secreties. |
| Keloïdvorming | Overmatige littekenvorming waarbij het littekenweefsel groeit buiten de oorspronkelijke wondgrenzen, wat kan optreden na huidbeschadiging rondom een stoma. |
| Colon irrigatie | Een methode waarbij de dikke darm wordt gespoeld met water via het stoma om de ontlasting te ledigen, vaak gebruikt bij colostoma's om meer controle over de stoelgang te verkrijgen. |
| Vezelarm dieet | Een voedingspatroon met een beperkte hoeveelheid voedingsvezels, vaak aanbevolen na darmoperaties om de darmen te ontlasten. |
| Vezelrijk dieet | Een voedingspatroon met een hoge hoeveelheid voedingsvezels, wat belangrijk is voor een gezonde darmfunctie maar aangepast moet worden bij stomapatiënten. |