Cover
ابدأ الآن مجانًا Les_infectiepreventie update 2025.pdf
Summary
# Basisprincipes van infectiepreventie en -bestrijding
Dit onderdeel introduceert de kernconcepten van infectiepreventie, met de nadruk op het doorbreken van de infectieketen en de verschillende overdrachtsroutes van micro-organismen.
### 1.1 Infectiepreventie en -bestrijding: een overzicht
* 'Infectiepreventie en -beheersing' is de Angelsaksische term voor 'infection prevention and control' (IPC) [4](#page=4).
* In de Belgische wetgeving wordt nog steeds de verouderde term 'ziekenhuishygiëne' gehanteerd [4](#page=4).
* De principes van infectiepreventie zijn niet alleen relevant voor ziekenhuizen, maar ook voor andere zorginstellingen en voor elk contact tussen een patiënt en een zorgverstrekker [4](#page=4).
* Het vormt een cruciaal onderdeel van programma's gericht op patiëntveiligheid en zorgkwaliteit [4](#page=4).
**Doelstellingen van infectiepreventie en -bestrijding:**
* Het doorbreken van de infectiecyclus [4](#page=4).
* Het voorkomen van de overdracht van micro-organismen (MO) om kolonisatie en zorginfecties te beperken [4](#page=4).
### 1.2 Overdracht van micro-organismen (MO)
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Via contact:**
* Direct contact, bijvoorbeeld via handen [4](#page=4).
* Indirect contact, via zorgmateriaal, speelgoed, of oppervlakken in de omgeving [4](#page=4).
* **Via druppels:**
* Deze worden geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken [4](#page=4).
* Druppels zijn doorgaans groter dan 5 µm [4](#page=4).
* Ze verspreiden zich maximaal 1,5 meter alvorens door zwaartekracht neer te slaan [4](#page=4).
* Druppels leiden tot direct contact met de slijmvliezen van het gezicht (spray, directe depositie) [5](#page=5).
* **Via de lucht (aerogeen):**
* Betreft kleine partikels die kleiner zijn dan 5 µm [4](#page=4).
* Deze kunnen zich over afstanden van meer dan 1 meter verspreiden [4](#page=4).
* Aerosolen (respiratoire partikels) leiden tot contact met slijmvliezen en inhalatie [5](#page=5).
> **Tip:** De vroegere strikte dichotomie tussen druppel- en luchtverspreiding is verlaten, mede na COVID-19, en wordt nu gezien als een continuüm van respiratoire partikels [4](#page=4).
### 1.3 Besmetting, kolonisatie en infectie
Wanneer overdracht van micro-organismen plaatsvindt, kan dit resulteren in een van de volgende situaties:
* **Besmetting:**
* De aanwezigheid van micro-organismen zonder dat deze zich vermenigvuldigen [4](#page=4).
* Er zijn geen ziektetekenen waarneembaar [4](#page=4).
* **Kolonisatie:**
* De vermenigvuldiging van micro-organismen [4](#page=4).
* Er zijn geen ziektetekenen waarneembaar [4](#page=4).
* **Infectie:**
* De vermenigvuldiging van micro-organismen [4](#page=4).
* Er zijn ziektetekenen aanwezig, zoals pijn (dolor), zwelling (tumor), roodheid (rubor), warmte (calor) en functieverlies (functio laesa) [4](#page=4).
### 1.4 Belang van kennis over overdrachtsroutes
Kennis van de specifieke overdrachtsroute(s) van een micro-organisme is essentieel om de juiste preventieve maatregelen te kunnen toepassen [4](#page=4).
### 1.5 Factoren die besmettelijkheid beïnvloeden
De besmettelijkheid wordt bepaald door diverse factoren, waaronder:
* Afstand tussen personen [5](#page=5).
* Ventilatie van de ruimte [5](#page=5).
* Duur van blootstelling [5](#page=5).
* Broncontrole, bijvoorbeeld door het dragen van een masker [5](#page=5).
* Fysicochemische eigenschappen van de deeltjes [5](#page=5).
> **Tip:** Onderzoek heeft aangetoond dat de meerderheid van uitgeademde aerosolen kleiner is dan 5 µm, en een groot deel zelfs kleiner dan 1 µm, onafhankelijk van de ademhalingsactiviteit [5](#page=5).
### 1.6 De infectieketen doorbreken
Infectiepreventie richt zich op het doorbreken van de infectieketen, die bestaat uit een reservoir, een uitgangspoort, een overdrachtsroute, een toegangspoort, een vatbare host en de ziekteverwekker zelf [6](#page=6).
**Onderdelen van de infectieketen en preventieve maatregelen:**
* **Reservoir:** Mens, water, oppervlakken [6](#page=6).
* Preventie: Goede gezondheid en hygiëne [6](#page=6).
* **Uitgangspoort:** Excreties, secreties, druppels [6](#page=6).
* Preventie: Secreties en excreties beperken, afval veilig afvoeren [6](#page=6).
* **Overdrachtsroute:**
* Preventie: Handhygiëne, reiniging, desinfectie en sterilisatie, isolatiemaatregelen, aseptische techniek, wondzorg, katheterzorg [6](#page=6).
* **Toegangspoort:**
* Preventie: Handhygiëne, aseptische techniek, wondzorg, katheterzorg [6](#page=6).
* **Vatbare host:**
* Preventie: Behandelen van de primaire ziekte, herkennen van hoogrisicopatiënten [6](#page=6).
* **Ziekteverwekker:**
* Preventie: Reinigen, desinfecteren en steriliseren [6](#page=6).
**Essentiële preventieve maatregelen:**
* Snelle identificatie van risico's en patiënten [6](#page=6).
* Snelle behandeling van ziekte [6](#page=6).
* Decontaminatie van materialen en omgeving [6](#page=6).
* Handhygiëne is een fundamentele maatregel [6](#page=6).
* Reiniging, desinfectie en sterilisatie van instrumenten en oppervlakken [6](#page=6).
* Gebruik van beschermende kledij [6](#page=6).
* Isolatiemaatregelen voor specifieke patiënten [6](#page=6).
* Aseptische technieken bij procedures [6](#page=6).
* Adequate wondzorg en katheterzorg [6](#page=6).
> **Tip:** De nadruk ligt op het doorbreken van de keten, waarbij elke schakel een doelwit kan zijn voor preventieve actie [6](#page=6).
---
# Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Dit deel behandelt de processen van reiniging, desinfectie en sterilisatie van medisch materiaal en oppervlakken, inclusief de classificatie van voorwerpen op basis van risico en de nuances tussen verschillende antimicrobiële middelen [13](#page=13).
### 2.1 Het risico van micro-organismen en de Spaulding classificatie
Micro-organismen kunnen overleven op inerte oppervlakken en zorgmateriaal, wat een risico vormt voor de overdracht naar patiënten en zorgverstrekkers. Voor herbruikbaar medisch materiaal is een doeltreffend beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie cruciaal. De Spaulding classificatie verdeelt medische instrumenten en zorgmaterialen in drie risicocategorieën om het decontaminatieproces te bepalen [13](#page=13):
* **Kritische voorwerpen**: Deze komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten en moeten volledig vrij zijn van micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Voorbeelden zijn chirurgische instrumenten, implanteerbaar materiaal en invasieve devices zoals intra-vasculaire katheters. Herbruikbaar kritisch materiaal vereist sterilisatie [13](#page=13).
* **Semi-kritische voorwerpen**: Deze komen in contact met niet-intacte huid of slijmvliezen. Ze moeten vrij zijn van micro-organismen, hoewel kleine hoeveelheden sporen nog aanwezig mogen zijn. Voorbeelden zijn endoscopen, laryngoscoopbladen en anesthesiemateriaal. Dit materiaal ondergaat *high level desinfectie* [13](#page=13) [19](#page=19).
* **Niet-kritische voorwerpen**: Deze komen in contact met de intacte huid. Voorbeelden zijn bloeddrukmanchetten en axillaire thermometers. Dit materiaal ondergaat reiniging of *low level desinfectie* [13](#page=13) [19](#page=19).
### 2.2 Decontaminatiemethodes
Decontaminatie omvat de volgende stappen:
#### 2.2.1 Reiniging
Reiniging is de essentiële eerste stap die gericht is op het verwijderen van organische bevuiling, zoals bloed en slijm. Organisch materiaal kan een barrière vormen voor desinfectantia en steriliserende middelen, en kan de werking ervan neutraliseren. Reiniging zelf kan reeds zorgen voor een significante reductie van het kiemaantal (1-2 log reducties) [14](#page=14) [18](#page=18).
#### 2.2.2 Desinfectie
Desinfectie is een proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, zoals sporen, sommige virussen en *Mycobacterium tuberculosis* [14](#page=14).
* **Thermische desinfectie**: Maakt gebruik van hoge temperaturen (bv. 1 minuut op 90°C) en is de meest doeltreffende methode [14](#page=14).
* **Chemische desinfectie**: Gebruikt desinfectantia en wordt toegepast wanneer thermische desinfectie niet haalbaar of schadelijk is, bijvoorbeeld voor warmtegevoelig materiaal [14](#page=14).
Het resultaat van desinfectie wordt beïnvloed door diverse factoren, waaronder de mate van organische bevuiling (bioburden), het type en de hoeveelheid microbiële contaminatie, de temperatuur, de blootstellingstijd, de eigenschappen van het desinfectans (spectrum, concentratie, contacttijd) en de structuur van het voorwerp. Desinfectie streeft naar een reductie van 5-6 log van het kiemaantal [14](#page=14) [18](#page=18).
**Desinfectantia**: Voorbeelden zijn alcoholen, chloor- en joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide, perazijnzuur (voor HLD) en glutaaraldehyde (voor HLD). Elk product heeft een specifiek spectrum (bactericide, virucide, fungicide, mycobactericide, sporicide werking), contacttijd, kostprijs en voor- en nadelen [14](#page=14).
> **Tip:** Desinfectie is niet effectief op onopgemaakt materiaal met een hoge bioburden (bv. speeksel, feces). Eerst reinigen is essentieel [18](#page=18).
#### 2.2.3 Sterilisatie
Sterilisatie is het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Grondige reiniging voorafgaand aan sterilisatie is cruciaal [16](#page=16).
**Sterilisatiemethoden**:
* **M.b.v. stoom (vochtige warmte)**: Stoom heeft een uitstekend penetratievermogen en wordt onder druk gegenereerd in een autoclaaf. Juiste combinaties van tijd en temperatuur zijn essentieel (bv. 3 minuten op 134°C, of 15 minuten op 121°C). Dit is de meest gebruikte methode voor hittebestendig, kritisch instrumentarium zoals chirurgische sets [16](#page=16).
* **M.b.v. warme droge lucht**: Vereist hogere temperaturen en langere blootstellingstijden dan stoom (bv. 2 uur op 160-180°C). Wordt soms nog gebruikt voor laboratoriummateriaal zoals glazen kolven [16](#page=16).
* **M.b.v. ethyleenoxide gas**: Een effectieve methode die geen hoge temperatuur vereist en geschikt is voor warmtegevoelig materiaal. Het is echter een langdurig proces met een toxisch/carcinogeen karakter, wat een 'aeratietijd' van enkele weken noodzakelijk maakt. Dit wordt minder vaak in ziekenhuizen toegepast, maar wel industrieel voor wegwerpmateriaal zoals spuiten, naalden en katheters [16](#page=16).
* **M.b.v. gamma straling** [16](#page=16):
### 2.3 Gevoeligheid van micro-organismen
Er bestaat een hiërarchie in de gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie. Cyste en sporen zijn moeilijker te doden dan levende (vegetatieve) bacteriën en virussen. Prionen, de verwekkers van ziektes zoals Creutzfeldt-Jakob, zijn extreem weerstandig en moeilijk te elimineren. Bij risicopatiënten wordt bij voorkeur wegwerpmateriaal gebruikt, of het materiaal wordt na gebruik vernietigd. Virussen zonder envelop (naakte virussen) zijn relatief resistent aan antiseptica [17](#page=17).
### 2.4 Principe van microbiële eliminatie
Het proces van microbiële eliminatie verloopt logaritmisch, wat betekent dat een reductie van 1 log overeenkomt met een afname van 90% van het kiemaantal, 2 logs met 99%, en 3 logs met 99,9% [18](#page=18).
* De reductiecurve vertoont een afbuiging bij reducties van meer dan 6-7 logs, wat duidt op verminderde efficiëntie. Dit gebeurt bij mengsels van micro-organismen met resistente delen (bv. sporen), bij uitputting van het proces (vooral bij chemische desinfectie), of wanneer micro-organismen afgeschermd zijn (bv. door mucus of bloed) [18](#page=18).
* Een groter initieel inoculum verkleint de kans op een acceptabele reductie van het kiemaantal [18](#page=18).
> **Conclusie:** Zowel desinfectie als sterilisatie vereisen een grondige voorbereidende reiniging om effectief te zijn [18](#page=18).
### 2.5 Desinfectieniveaus en effectiviteit
Naast sterilisatie, die alle micro-organismen elimineert, worden de volgende desinfectieniveaus onderscheiden [19](#page=19):
* **High level desinfectie (HLD)**: Vernietigt alle micro-organismen, met uitzondering van een groot aantal bacteriële sporen. Wordt onder meer gebruikt voor endoscopen [15](#page=15) [19](#page=19).
* **Intermediate level desinfectie**: Inactiveert alle vegetatieve bacteriën, de meeste virussen en schimmels, *Mycobacterium tuberculosis*, maar geen sporen. Wordt toegepast op niet-kritische voorwerpen [19](#page=19).
* **Low level desinfectie**: Doodt de meeste bacteriën, sommige virussen en schimmels, maar geen resistente micro-organismen zoals TB en sporen. Afhankelijk van het voorwerp en de contaminatiegraad kan gekozen worden voor een desinfectans of een detergens [19](#page=19).
De doeltreffendheid van elk decontaminatieproces is afhankelijk van het gebruikte product (concentratie), de contacttijd en de uitgangssituatie, waarbij reiniging een cruciale eerste stap is [19](#page=19).
### 2.6 Onderscheid: Desinfectantia versus Antiseptica
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen desinfectantia en antiseptica [14](#page=14):
* **Desinfectantia**: Antimicrobiële stoffen die gebruikt worden op inert materiaal, zoals chirurgische instrumenten en oppervlakken, en in water [14](#page=14).
* **Antiseptica**: Worden gebruikt voor het ontsmetten van levende weefsels, zoals huid en slijmvliezen, om micro-organismen te elimineren. Antiseptica mogen niet toxisch zijn voor levende weefsels [14](#page=14).
---
# Standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen
Dit onderwerp behandelt de concrete maatregelen ter preventie van de overdracht van micro-organismen, inclusief handhygiëne, persoonlijke beschermingsmiddelen, hoestetiquette, preventie van bloedoverdraagbare ziekten en isolatiemaatregelen [23](#page=23).
### 3.1 Standaard voorzorgsmaatregelen
Standaard voorzorgsmaatregelen zijn een reeks maatregelen die te allen tijde bij alle patiënten moeten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om zowel de zorgverstrekker als de patiënt te beschermen. Deze voorzorgsmaatregelen zijn noodzakelijk omdat patiënten al in de asymptomatische fase besmettelijk kunnen zijn, asymptomatisch geïnfecteerd of gekoloniseerd kunnen zijn met micro-organismen, en laboratoriumresultaten niet altijd direct beschikbaar zijn [23](#page=23).
De standaard voorzorgsmaatregelen omvatten:
* Handhygiëne: handen wassen en ontsmetten, en het dragen van handschoenen [23](#page=23).
* Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM): bescherming van kledij (schorten) en slijmvliezen van het gelaat (beschermbril, aangezichtsscherm, masker) [23](#page=23).
* Hoesthygiëne en respiratoire etiquette, inclusief griepvaccinatie [23](#page=23).
* Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen (HBV, HIV, HCV) door onder andere het voorkomen van prikongevallen [23](#page=23).
* Aandacht voor de omgeving [23](#page=23).
#### 3.1.1 Handhygiëne
Handhygiëne is het belangrijkste middel tegen de overdracht van ziektekiemen. Zorgverstrekkers komen continu in contact met de omgeving en patiënten, waardoor micro-organismen kunnen worden opgenomen en overgedragen. De WHO-campagne ‘Clean care is safer care’ focust op het verbeteren van de compliance van handhygiëne. Er zijn vijf momenten voor handhygiëne gedefinieerd door de WHO, gericht op de bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt. De naleving van handhygiëne momenten *voor* patiëntencontact (momenten 1 en 2) is cruciaal voor de bescherming van de patiënt [24](#page=24) [26](#page=26).
##### 3.1.1.1 Microflora van de handen
De handen kennen twee soorten microflora [25](#page=25):
* **Residente microflora:** Bestaat voornamelijk uit grampositieve bacteriën, fungeert als bescherming en bevindt zich dieper in de huid [25](#page=25).
* **Transiënte microflora:** Bestaat uit een breder spectrum aan micro-organismen (grampositief, gramnegatief, virussen, gisten) die van de omgeving of de residente flora afkomstig zijn. Deze flora is verantwoordelijk voor kruisbesmettingen en wordt beïnvloed door handhygiëne. Handen wassen verwijdert de transiënte flora, terwijl handontsmetting ook invloed heeft op de residente flora [25](#page=25).
##### 3.1.1.2 De 5 momenten voor handhygiëne
De vijf momenten zijn ingedeeld in 'voor contact' en 'na contact' [26](#page=26):
* **Voor contact:**
1. Voor patiëntencontact [26](#page=26).
2. Voor een zuivere/aseptische handeling (bv. wondzorg, katheterzorg, medicatievoorbereiding) [26](#page=26).
* **Na contact:**
3. Na contact met lichaamsvochten [26](#page=26).
4. Na contact met de patiënt [26](#page=26).
5. Na contact met de directe omgeving van de patiënt [26](#page=26).
##### 3.1.1.3 Wat? Handen wassen versus handen ontsmetten
* **Handen wassen met water en zeep:**
* Mechanisch effect dat vuil en een groot deel van de transiënte flora verwijdert (1-2 log reductie) [27](#page=27).
* Indicaties: bij zorg aan patiënten met *C. difficile* (sporen zijn alcoholresistent), bij zichtbare bevuiling [27](#page=27).
* Nadelen: tijdrovend, uitdrogend effect, vereist een wastafel [27](#page=27).
* **Hygiënische handontsmetting:**
* De gouden standaard volgens de 5 momenten [27](#page=27).
* Gebruik van een alcoholische oplossing met een terugvoedende substantie ter preventie van huiduitdroging [27](#page=27).
* Voordelen: snelwerkend, sterk kiemdodend effect (5-6 log reductie), snel droog, gemakkelijk toe te passen [27](#page=27).
* Nadelen: niet actief tegen sporen, vereist handen wassen indien bevuild [27](#page=27).
* **Chirurgische handontsmetting:**
* Voor invasieve manipulaties (bv. chirurgie, plaatsen centrale katheter) [27](#page=27).
* Vereist grondige wasbeurt met ontsmettende zeep ('scrubben', 3 minuten) gevolgd door applicatie van alcoholisch antisepticum ('rubben', 2 x 45 seconden). Het scrubben wordt vaak vervangen door rubben na een initiële wasbeurt [27](#page=27).
##### 3.1.1.4 Hoe? Techniek en basisvereisten
De techniek van handen ontsmetten (of wassen) volgt een specifieke procedure. Er zijn basisvereisten waaraan moet worden voldaan om handhygiëne correct toe te passen [28](#page=28) [29](#page=29):
* Geen horloges, armbanden, ringen [29](#page=29) [30](#page=30).
* Mouwen maximaal tot aan de ellebogen ('Bare Below the Elbows' - BBE) [29](#page=29) [30](#page=30).
* Korte, propere nagels, zonder gel- of kunstnagels [29](#page=29) [30](#page=30).
##### 3.1.1.5 Niet-steriele handschoenen
Handschoenen behoren tot de persoonlijke beschermingsmiddelen en zijn een aanvulling op handhygiëne; ze vervangen handontsmetting niet omdat microperforaties en contaminatie tijdens aan- en uittrekken mogelijk zijn [29](#page=29).
* **Indicaties:** (kans op) contact met bloed of lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen [29](#page=29).
* **Geen indicaties:** geven van injecties, contact met intacte huid (bv. auscultatie), contact met de patiëntomgeving [29](#page=29).
* **Gebruik:** handen ontsmetten → handschoenen aantrekken → handeling uitvoeren → handschoenen uittrekken → handen ontsmetten [29](#page=29).
* Handschoenen zijn 'single use' en worden niet ontsmet [29](#page=29).
#### 3.1.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
PBM beschermen de zorgverstrekker tegen blootstelling aan micro-organismen [33](#page=33).
##### 3.1.2.1 Bescherming van de kledij
* **Werkkledij (witte schort of wit/groen broekpak):** Beschermt tegen bloed en lichaamsvochten. Moet periodiek vervangen worden en in een erkende wasserij worden gewassen [33](#page=33).
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort ('apron'):** Beschermt burger- of werkkledij bij risico op spatten of contact met lichaamsvochten. Deze zijn 'single use' [33](#page=33).
* **Overschort met lange mouwen ('gown'):** Dient als alternatief voor de plastic spatschort of als onderdeel van isolatiemaatregelen [33](#page=33).
##### 3.1.2.2 Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat
* **Spatbril:** Beschermt de ogen tegen druppels en spatten. Een aangezichtsscherm ('face shield') biedt nog betere bescherming [34](#page=34).
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker):** Beschermen neus en mond tegen druppels. Ze zijn 'single use' en mogen maximaal acht uur gedragen worden of eerder indien vochtig [34](#page=34).
* **Gebruik bij standaard voorzorgsmaatregelen:** Bij risico op spatten of wanneer de zorgverstrekker een respiratoire infectie of koortsblaasje heeft [34](#page=34).
* **Extra indicaties bij isolatie:** Druppelisolatie (bv. bof, influenza) en aerogene isolatie (bv. open longtuberculose, mazelen). Voor aerogene isolatie worden hoogfiltratiemaskers (FFP2 of hoger) aanbevolen [34](#page=34).
* Maskers voorkomen ook onbewust aanraken van de neus, wat de overdracht van *S. aureus* (incl. MRSA) kan verminderen [34](#page=34).
* **Filtratie-efficiëntie:** Chirurgische maskers hebben een efficiëntie van $\ge$ 98% voor deeltjes van 3 $\mu$m, terwijl hoogfiltratiemaskers $\ge$ 94% efficiëntie hebben voor deeltjes van 0,3 $\mu$m [35](#page=35).
#### 3.1.3 Respiratoire hygiëne en hoestetiquette
Hoestetiquette werd toegevoegd aan de standaard voorzorgsmaatregelen na de SARS-CoV-1 uitbraak [37](#page=37).
* **Aanbevelingen:**
* Mond en neus bedekken met een papieren zakdoekje bij hoesten of niezen; dit direct weggooien [37](#page=37).
* Indien geen zakdoekjes beschikbaar zijn, hoesten/niezen in de elleboog [37](#page=37).
* Handen ontsmetten of wassen na hoesten/niezen [37](#page=37).
* Voorzieningen zoals tissues, handalcohol, vuilbakjes en eventueel maskers moeten aanwezig zijn in wachtzalen [37](#page=37).
* Patiënten met respiratoire klachten moeten indien mogelijk gescheiden worden of een proceduremasker dragen [37](#page=37).
* Zorgverstrekkers met respiratoire klachten of koortsblaasjes dragen een proceduremasker, vooral bij kwetsbare patiënten en neonaten [37](#page=37).
* **Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers:** Dit beschermt zowel de zorgverstrekker als de patiënten, met name de kwetsbare patiënten [37](#page=37).
#### 3.1.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
De belangrijkste bloedoverdraagbare virussen zijn hepatitis B virus (HBV), hepatitis C virus (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Vaccinatie is beschikbaar voor HBV en verplicht voor alle gezondheidswerkers [38](#page=38).
* **Preventieve maatregelen (toe te passen bij alle patiënten):**
* Veiligheid van bloedproducten (screening van donoren) [38](#page=38).
* Gebruik van bril, masker, aangezichtsscherm bij risico op (bloed)spatten [38](#page=38).
* Dragen van handschoenen bij (risico op) contact met bloed of lichaamsvochten [38](#page=38).
* Geen hergebruik van naalden en spuiten (single use) [38](#page=38).
* Naald of scherp voorwerp onmiddellijk in een naaldcontainer verwijderen [38](#page=38).
* Gebruikte naald nooit recappen of handmatig losmaken [38](#page=38).
* Naaldcontainer niet overvullen, niets eruit halen of openen [38](#page=38).
* Monodose vials gebruiken [38](#page=38).
##### 3.1.4.1 Bij een prikongeval
Na een prikongeval:
* Laat het bloeden [39](#page=39).
* Grondig wassen en ontsmetten [39](#page=39).
* Aangifte als arbeidsongeval en contact opnemen met een bevoegde dienst [39](#page=39).
* Serologie bepalen van zorgverstrekker en bronpatiënt (indien bekend) voor HBV, HCV, HIV [39](#page=39).
* HBV vaccinatiestatus opvragen [39](#page=39).
* Risico-analyse en evaluatie van de noodzaak van specifieke therapie [39](#page=39).
* Bij hoogrisico blootstelling HIV: occupational post-exposure profylaxie (OPEP) starten binnen 24 uur [39](#page=39).
* Bij hoogrisico blootstelling HBV: vaccinatie en toediening van anti-HBV immuunglobulines [39](#page=39).
### 3.2 Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen (Isolatiemaatregelen)
Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen (Transmission based precautions) zijn aanvullend op de standaard voorzorgsmaatregelen en worden toegepast na actieve detectie of screening van micro-organismen. Het doel is om de omgeving (andere patiënten, zorgverstrekkers) te beschermen tegen de patiënt als bron van besmetting (bronisolatie). Beschermende isolatie is de omgekeerde situatie, waarbij patiënten met een verminderde weerstand worden geïsoleerd [40](#page=40).
#### 3.2.1 Isolatievormen
De isolatievormen zijn afhankelijk van de overdrachtswijze van het infectieuze agens [40](#page=40):
* **Contactisolatie:** Overdracht vindt plaats door direct of indirect contact met de patiënt en diens omgeving (bv. MRSA, VRE, MRGN, *C. difficile*) [40](#page=40) [41](#page=41).
* Bij voorkeur eenpersoonskamer; deur mag open [41](#page=41).
* Nadruk op handhygiëne en handschoenen bij elk contact [41](#page=41).
* Isolatieschort bij kans op contaminatie van kledij [41](#page=41).
* Voor MRSA wordt een masker aanbevolen ter preventie van zelfbesmetting [41](#page=41).
* Bij *C. difficile* wordt handen wassen toegepast in plaats van ontsmetten [41](#page=41).
* **Druppelisolatie:** Overdracht via druppeltjes (bv. meningokokkenmeningitis, bof) [40](#page=40) [41](#page=41).
* Bij voorkeur eenpersoonskamer; deur mag open [41](#page=41).
* Draag een mond-neusmasker (proceduremasker) bij contact [41](#page=41).
* Patiënten dragen een masker indien zij de kamer verlaten [41](#page=41).
* Een variant is **contact-druppelisolatie** (bv. influenza, RSV, SARS-CoV-2) waarbij micro-organismen langer op oppervlakken kunnen overleven [41](#page=41) [45](#page=45).
* **Aerogene isolatie:** Overdracht via de lucht (bv. open longtuberculose) [40](#page=40) [42](#page=42).
* Vereist een afgesloten kamer met negatieve druk (of gefilterde lucht), deur dicht [42](#page=42).
* Draag een hoogfiltratiemasker ('eendenbekmasker') voordat de kamer betreden wordt [42](#page=42).
* Een variant is **contact-aerogene isolatie** (bv. mazelen, varicella), waarbij micro-organismen langer op oppervlakken kunnen overleven [42](#page=42) [46](#page=46).
* **Strikte isolatie:** Wordt toegepast bij zeer ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts (bv. Ebola), waarbij maximale barrièremaatregelen worden genomen [40](#page=40) [47](#page=47).
#### 3.2.2 Beschermende isolatie
Beschermende isolatie is een bijzondere vorm om uiterst vatbare patiënten te beschermen (bv. na stamceltransplantatie, diepe neutropenie) [42](#page=42).
* De kamer is afgesloten en in overdruk, met gefilterde lucht [42](#page=42).
* Standaard voorzorgsmaatregelen worden stringenter toegepast [42](#page=42).
#### 3.2.3 Nieuw isolatiebeleid in UZ Gent (sinds 2024)
Het beleid is recent aangepast naar 'Isolatie LUCHT' en 'Isolatie LUCHT PLUS' om beter aan te sluiten bij wetenschappelijke inzichten. Dit omvat aanpassingen voor pathogenen zoals MRGN, VRE, MRSA, *C. difficile*, norovirus, *Candida auris*, respiratoire virussen, meningokokken meningitis, bof, open longtuberculose, mazelen en windpokken [41](#page=41) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 3.2.4 PBM bij specifieke isolatiemaatregelen
* **Contact (bv. MRSA, CPE):** Handhygiëne, handschoenen, schort (bij kans op contaminatie van kleding) [48](#page=48).
* **Druppel (bv. bof - LUCHT @UZG):** Proceduremasker (<1 meter) [48](#page=48).
* **Aerogeen (bv. open longTB - LUCHT PLUS @UZG):** Hoogfiltratiemasker [48](#page=48).
---
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en hun beheersing
Dit gedeelte behandelt specifieke multi-resistente micro-organismen zoals MRSA, VRE en MRGN, hun voorkomen, behandelingsuitdagingen, screening, decolonisatie en hun rol in de gemeenschap.
### 4.1 Definitie en algemene uitdagingen van 'ziekenhuisbacteriën'
De term 'ziekenhuisbacterie' wordt in de volksmond gebruikt voor bacteriën, meestal multiresistent, die men kan oplopen tijdens een ziekenhuisverblijf. Wetenschappelijk spreekt men over multidrugresistente microorganismen (MDRO's). Het gevaar van deze bacteriën is doorgaans niet gerelateerd aan een verhoogde virulentie. De problemen ontstaan voornamelijk door een combinatie van factoren: de verminderde weerstand van de patiënt, de late detectie van resistentie waardoor infecties reeds vergevorderd zijn bij het instellen van de juiste therapie, en het feit dat effectieve antibiotica duur, toxisch, moeilijk te doseren zijn en soms geen alternatieven bieden [49](#page=49).
### 4.2 Screening en decontaminatie
#### 4.2.1 Screeningmethoden
Screening is meestal gericht op specifieke risicopatiënten en vindt plaats op specifieke locaties (neus, keel, rectaal) afhankelijk van de bacterie. In het laboratorium worden op screeningsstalen multiresistente bacteriën opgespoord met behulp van selectieve kweekbodems die antibiotica bevatten. Een alternatieve methode is moleculaire detectie van resistentiegenen [49](#page=49).
#### 4.2.2 Decontaminatie (dekolonisatie)
Decontaminatie is enkel mogelijk voor MRSA, een huidbacterie. Dit kan onder bepaalde omstandigheden plaatsvinden middels een combinatie van neuszalf met antibiotica (mupirocine), antiseptische keelspoeling (chloorhexidine) en wassen met antiseptische zeep (chloorhexidine of povidonjood). Er is geen decontaminatie mogelijk voor darmbacteriën zoals VRE of CPE [49](#page=49).
### 4.3 Specifieke multiresistente micro-organismen
#### 4.3.1 MRSA (methicilline-resistente *Staphylococcus aureus*)
MRSA is een huidbacterie, met de neus als voorkeursplaats voor dragerschap. Het is een verwekker van zorginfecties zoals pneumonie, centrale lijn-geassocieerde bloedbaaninfecties (CLABSI) en postoperatieve wondinfecties (POWI). Naast de ziekenhuis-geassocieerde (HA) MRSA, bestaan er ook community-acquired (CA) MRSA, die fulminante huidinfecties en pneumonie kunnen veroorzaken bij jonge, gezonde personen, en livestock-associated (LA) MRSA, die voorkomt bij veehouders (voornamelijk van varkens) en hun familieleden. Er is een internationale trend van dalende MRSA-incidentie, die waarschijnlijk multifactorieel is, waarbij het beleid in woon-zorgcentra (WZC), zoals restrictief antibioticagebruik en aandacht voor handhygiëne, een belangrijke rol speelt, aangezien WZC's een belangrijk reservoir vormden [50](#page=50).
#### 4.3.2 VRE (vancomycine-resistente enterokokken)
Enterokokken die resistent zijn tegen glycopeptiden (vancomycine) en meestal ook tegen penicillines worden VRE genoemd. Hierdoor is het aantal effectieve antibiotica zeer beperkt. Dragerschap van VRE, buiten eventuele infectiehaarden, vindt plaats in de darm. VRE kent een gelokaliseerd voorkomen met epidemische stijgingen in bepaalde ziekenhuizen en vormt een groter probleem in andere landen, zoals de Verenigde Staten en Frankrijk [50](#page=50).
#### 4.3.3 MRGN (multiresistente gramnegatieve staven)
MRGN zijn gramnegatieve staven die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen door de aanwezigheid van gekoppelde resistentiegenen, vaak op een plasmide. Hierdoor zijn er nauwelijks nog klassieke antibiotica actief, waardoor men moet teruggrijpen op reserve- of suboptimale antibiotica [51](#page=51).
##### 4.3.3.1 Typen MRGN
* **Enterobacterales** zoals *E. coli*, *Klebsiella pneumoniae*, *Klebsiella aerogenes*, *Enterobacter cloacae*. De normale locatie van deze bacteriën, buiten infectiehaarden, is de darm. Screening gebeurt middels een rectale wisser [51](#page=51).
* **Non-fermenters** zoals *Pseudomonas aeruginosa* of *Acinetobacter baumannii*. Bij kolonisatie of infectie met deze bacteriën wordt eerder gedacht aan een omgevingsbron, zoals water bij *P. aeruginosa*. Screening kan plaatsvinden via respiratoire, darm-, wondmonsters, etc. [51](#page=51).
##### 4.3.3.2 Specifieke subcategorieën van MRGN
* Zeer multidrugresistente of pandrugresistente gramnegatieve staven [51](#page=51).
* Bacteriën die ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) produceren. Dit zijn enzymen die de meeste bèta-lactams (inclusief derde generatie cefalosporines), maar niet carbapenems, afbreken. ESBL's zijn al decennia aanwezig in ziekenhuizen en inmiddels ook wijdverspreid in de gemeenschap, wat screening en isolatie controversieel maakt [51](#page=51).
* CPE (carbapenemase-producerende Enterobacterales). Bij deze bacteriën worden ook de carbapenemantibiotica afgebroken. Actieve surveillance, inclusief screening en isolatie, wordt aanbevolen om verdere verspreiding te beperken [51](#page=51).
> **Tip:** Raadpleeg de website www.nsih.be (Sciensano) voor nuttige Belgische richtlijnen en resultaten van nationale surveillance van onder andere MRSA, VRE en MRGN (inclusief CPE) [51](#page=51).
### 4.4 Ziekenhuisbacteriën en de gemeenschap (community)
Door het uitgebreide antibioticagebruik, ook in de diergeneeskunde, verspreiden ziekenhuisbacteriën zoals ESBL en MRSA zich ook in de gemeenschap. Dit bemoeilijkt de beheersing van deze micro-organismen [49](#page=49).
---
# Organisatie en implementatie van infectiepreventie in België
Dit onderwerp beschrijft de wettelijke en organisatorische kaders voor infectiepreventie en ziekenhuishygiëne in België, inclusief de rol van specifieke teams, verplichte surveillance, en de implementatie van beleid, alsook preventie buiten ziekenhuizen.
### 8.1 Wettelijk kader en organisatiestructuur in ziekenhuizen
De organisatie van infectiepreventie in Belgische ziekenhuizen is vastgelegd in het Koninklijk Besluit (KB) van 26 april 2007. Elk ziekenhuis dient te beschikken over een Team voor ziekenhuishygiëne (Team ZHH). Dit team bestaat uit een arts, doorgaans een klinisch bioloog, internist of huisarts, en één of meerdere verpleegkundigen met een masterdiploma en specifieke bijkomende opleiding [53](#page=53).
De aansturing van het Team ZHH gebeurt door het Comité voor ziekenhuishygiëne. Dit comité is multidisciplinair samengesteld en bevat vertegenwoordigers uit alle geledingen van het ziekenhuis, waaronder de hoofdarts, de directeur verpleging, minimaal drie artsen, minimaal drie verpleegkundigen, een apotheker en een microbioloog [53](#page=53).
### 8.2 Surveillance en opdrachten van het Team ziekenhuishygiëne
Surveillance vormt een cruciaal onderdeel van infectiepreventie. Elk ziekenhuis is verplicht deel te nemen aan drie verplichte surveillancemodules van het nationaal surveillanceprogramma van Sciensano (www.nsih.be). Deze modules omvatten MRSA, MRGN en kathetergerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI). Daarnaast neemt elk ziekenhuis deel aan één optionele module, zoals VRE, $C$. difficile, surveillance van postoperatieve wondinfecties of surveillance van infecties op de intensieve zorgafdeling [53](#page=53).
De opdrachten van het Team ziekenhuishygiëne zijn divers en omvatten onder meer:
* De ontwikkeling, implementatie en opvolging van beleid betreffende standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen [53](#page=53).
* Het uitvoeren van surveillance van ziekenhuisinfecties [53](#page=53).
* Het opzetten van een epidemiebeleid, inclusief het opsporen en indijken van epidemische verheffingen (outbreaks) door middel van omgevingskweken, typering, enz. [53](#page=53).
* Het monitoren van hygiëneaspecten bij ziekenhuisactiviteiten zoals bouwen en verbouwen [53](#page=53).
* Het controleren van activiteiten in hoogrisico-afdelingen zoals het operatie- en verloskwartier [53](#page=53).
* Het adviseren bij de aankoop van materialen [53](#page=53).
* De implementatie van officiële aanbevelingen, zoals die van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) [53](#page=53).
* De uitwisseling van informatie en ervaringen binnen regionale werkgroepen ('Provinciale platformen') [53](#page=53).
* Het opstellen van een algemeen strategisch plan, een jaarlijks beleidsplan, een activiteitenverslag en een jaarlijks verslag over de werking van het team [53](#page=53).
### 8.3 Infectiepreventie buiten ziekenhuizen en zorginstellingen
De principes van infectiepreventie zijn ook van toepassing buiten ziekenhuizen, met name in de eerste lijn (huisartspraktijk, consultatie bij de patiënt thuis, thuisverpleging). Hierbij ligt de nadruk op standaard voorzorgen, zoals het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, handhygiëne, en de preventie van prikongevallen. Ook de hygiëne van zorgmateriaal, inclusief desinfectie en sterilisatie, is hierbij van belang [54](#page=54).
Echter, buiten ziekenhuizen ontbreekt vaak de gestructureerde surveillance en ondersteuning door een infectiepreventieteam. Advies over antibioticumgebruik en de audit van procedures zijn eveneens minder voorhanden [54](#page=54).
#### 8.3.1 Rol van de overheid en aangifteplichtige infectieziekten
Als externe ondersteuning fungeren de artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg (Vlaamse Overheid). Er geldt een verplichte aangifte van diverse infectieziekten, waaronder HBV, HCV, HIV, syfilis, gonorree, open longtuberculose, legionellose en MDRO uitbraken. Deze aangifte stelt de overheid in staat om epidemiologisch onderzoek te starten en passende maatregelen te treffen. Bij vermoeden van een epidemische verheffing kunnen de diensten van het Departement Zorg ingeschakeld worden. Het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano en het Departement Zorg kan ter plaatse komen indien nodig. Informatie over de procedure Meldingsplichtige infectieziekten is te vinden op www.vlaanderen.be/departement-zorg/infectieziekten-en-vaccinaties [54](#page=54).
#### 8.3.2 Infectiepreventie in woon- en zorgcentra
In woon- en zorgcentra (WZC) is de situatie complexer, aangezien de artsenteams vaak bestaan uit onafhankelijk werkende huisartsen. Er is een groeiend besef van de hoge concentratie resistente bacteriën in deze instellingen. Sinds enkele jaren worden principes van infectiepreventie meer en meer geïmplementeerd in WZC, inclusief een beginvorm van een infectiebeheersingsteam. De COVID-19 pandemie, met name de eerste golf, heeft het belang van infectiepreventie in WZC sterk onderstreept, gezien de grote uitbraken die veel levens hebben gekost. De coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen hierbij vaak een sleutelrol in het opzetten van beleid rond infectiepreventie en antimicrobial stewardship [54](#page=54).
### 8.4 Nuttige bronnen
Voor verdere informatie en richtlijnen met betrekking tot infectiepreventie en ziekenhuishygiëne, wordt verwezen naar onderstaande bronnen:
* WHO guidelines on hand hygiene in health care, 2009 [55](#page=55).
* Departement Zorg. Overzicht infectieziekten en bijhorende richtlijnen. Dit overzicht is bijzonder nuttig voor besmettelijke aandoeningen en de te nemen voorzorgen. Beschikbaar via https://www.vlaanderen.be/departement-zorg/infectieziekten-en-vaccinaties [55](#page=55).
* Sciensano. Surveillance van nosocomiale infecties. Beschikbaar via http://www.nsih.be [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings, 2007. Beschikbaar via http://www.cdc.gov/hicpac/2007IP/2007isolationPrecautions.html [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Disinfection and Sterilization in Healthcare Facilities, 2008. Beschikbaar via http://www.cdc.gov/hicpac/pdf/guidelines/Disinfection_Nov_2008.pdf [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectiepreventie en -beheersing (IPC) | Een reeks maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van de overdracht van micro-organismen om zo kolonisatie en zorginfecties te voorkomen. Het doel is het doorbreken van de infectieketen. |
| Zorginfectie (Healthcare Associated Infection - HAI) | Een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorg in een ziekenhuis of andere zorginstelling, waarbij de incubatiefase voor opname in de instelling reeds begonnen kan zijn. |
| Nosocomiale infectie | Een verouderde term voor zorginfectie, specifiek gerelateerd aan infecties opgelopen in een ziekenhuisomgeving. |
| Antimicrobiële resistentie (AMR) | Het vermogen van micro-organismen om de effecten van antimicrobiële middelen, zoals antibiotica, te weerstaan, wat leidt tot moeilijk te behandelen infecties. |
| Multidrugresistente microorganismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen meerdere klassen van antimicrobiële middelen, waardoor behandelingen complexer en minder effectief worden. |
| Infectieketen | Het proces waarbij een infectie zich verspreidt, bestaande uit een reeks elementen zoals een reservoir, uitgangspoort, overdrachtsmechanisme, toegangspoort en een vatbare gastheer. |
| Overdrachtsroutes | De manieren waarop micro-organismen van de ene persoon of omgeving naar de andere worden overgedragen, waaronder contact (direct/indirect), druppels en aerogeen (lucht). |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op een oppervlak of in een organisme zonder dat deze zich vermenigvuldigen of ziektetekenen vertonen. |
| Kolonisatie | De vermenigvuldiging van micro-organismen op of in een gastheer zonder dat dit leidt tot symptomen van ziekte. |
| Infectie | De vermenigvuldiging van micro-organismen in een gastheer gepaard gaande met ziekteverschijnselen en een reactie van het lichaam. |
| Reiniging | Het proces van het verwijderen van zichtbaar vuil, organische materie en een deel van de micro-organismen van oppervlakken en materialen, een essentiële voorbereidende stap voor desinfectie en sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat gericht is op het doden van een groot deel van de micro-organismen, inclusief sommige bacteriële sporen en virussen, op onbezield materiaal of oppervlakken. |
| Sterilisatie | Een proces dat alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, elimineert van medisch materiaal, waardoor het volledig vrij van microbële contaminatie is. |
| Spaulding classificatie | Een systeem dat medische instrumenten en materialen indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) op basis van hun contact met de patiënt, om de juiste decontaminatiemethode te bepalen. |
| Antiseptica | Antimicrobiële stoffen die worden gebruikt voor het ontsmetten van levende weefsels, zoals huid en slijmvliezen, om het aantal micro-organismen te reduceren zonder toxiciteit voor de weefsels. |
| Desinfectantia | Antimicrobiële stoffen die worden gebruikt om onbezield materiaal, zoals medische instrumenten en oppervlakken, te behandelen om micro-organismen te doden. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks algemene preventieve maatregelen die te allen tijde bij alle patiënten moeten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om de bescherming van zorgverstrekkers en patiënten te waarborgen. |
| Handhygiëne | Het wassen of ontsmetten van de handen om de overdracht van micro-organismen te voorkomen. Het omvat de 5 momenten voor handhygiëne volgens de WHO. |
| Transiënte microflora | Tijdelijke micro-organismen op de huid die voornamelijk afkomstig zijn uit de omgeving en verantwoordelijk zijn voor kruisbesmettingen; deze worden door handhygiëne grotendeels verwijderd. |
| Residente microflora | De 'bewonende' bacteriën op de huid die zich dieper in de huidlagen bevinden, waaronder stafylokokken; handontsmetting heeft hier een remmend effect op. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, maskers en oogbescherming die door zorgverstrekkers worden gedragen om zichzelf te beschermen tegen blootstelling aan schadelijke micro-organismen en lichaamsvloeistoffen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen (Isolatiemaatregelen) | Specifieke preventieve maatregelen die worden toegepast naast de standaard voorzorgsmaatregelen voor patiënten met bepaalde infecties of kolonisaties, gebaseerd op de wijze van overdracht (contact, druppel, aerogeen). |
| Contactisolatie | Isolatiemaatregel voor infecties die worden overgedragen via direct of indirect contact met de patiënt of diens directe omgeving. |
| Druppelisolatie | Isolatiemaatregel voor infecties die worden overgedragen via druppeltjes die vrijkomen bij hoesten, niezen of spreken en zich over korte afstanden verspreiden. |
| Aerogene isolatie | Isolatiemaatregel voor infecties die worden overgedragen via kleine deeltjes in de lucht (aerosolen) die over langere afstanden kunnen reizen en geïnhaleerd kunnen worden. |
| MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus) | Een type bacterie dat resistent is tegen methicilline en andere bèta-lactam antibiotica, veelvoorkomend in ziekenhuizen en de gemeenschap. |
| VRE (Vancomycine-resistente Enterokokken) | Enterokokken die resistent zijn tegen het antibioticum vancomycine, wat de behandeling van infecties met deze bacteriën bemoeilijkt. |
| MRGN (Multiresistente gramnegatieve staven) | Gramnegatieve bacteriën die resistent zijn tegen een breed spectrum van antibiotica, waaronder vaak de carbapenemen (CPE), en vormen een grote uitdaging in de gezondheidszorg. |
| Ziekenhuishygiëne | Het vakgebied dat zich bezighoudt met de organisatie en implementatie van maatregelen ter voorkoming van infecties binnen een ziekenhuis, vaak in België de gebruikte term voor infectiepreventie. |