Cover
ابدأ الآن مجانًا 6 kwantitatieve FK_OF2_KP_versiestudent.pdf
Summary
# Kwantitatieve farmacokinetiek
Kwantitatieve farmacokinetiek richt zich op de analyse van het concentratieverloop van geneesmiddelen in het lichaam met als doel het optimaliseren van dosering voor effectiviteit en het vermijden van toxiciteit [5](#page=5).
### 1.1 Doelstellingen van kwantitatieve farmacokinetiek
Het primaire doel is het bereiken van de juiste concentratie van een geneesmiddel in het bloed en de weefsels om zowel effectiviteit als veiligheid te waarborgen. Dit houdt in dat het geneesmiddel effectief moet zijn, maar niet toxisch mag worden [5](#page=5).
### 1.2 Factoren die de plasmaspiegel van een farmacon bepalen
De plasmaspiegel van een farmacon wordt beïnvloed door alle principes van ADME (Absorptie, Distributie, Metabolisme, Excretie). Dit omvat [5](#page=5):
* De toedieningsvorm en de snelheid waarmee het geneesmiddel wordt toegediend [5](#page=5).
* De distributie van het geneesmiddel in het lichaam [5](#page=5).
* Het metabolisme (afbraak) van het geneesmiddel door het lichaam [5](#page=5).
* De klaring van het geneesmiddel, wat de verwijdering ervan uit het lichaam betekent [5](#page=5).
### 1.3 Belangrijke farmacokinetische parameters
Er zijn diverse parameters die cruciaal zijn voor het kwantificeren van het concentratieverloop van een farmacon. Deze parameters omvatten [6](#page=6):
* **Plasmaconcentratie (Ct)**: De concentratie van het geneesmiddel in het plasma op een bepaald tijdstip. Hierbij zijn relevant:
* $C_0$: De theoretische beginconcentratie direct na toediening.
* $C_{max}$: De maximale plasmaconcentratie die wordt bereikt.
* $T_{max}$: De tijd die nodig is om $C_{max}$ te bereiken.
* **Verdelingsvolume (Vd)**: Een theoretisch volume waarin een geneesmiddel zich zou moeten verdelen om de gemeten concentratie in het plasma te verkrijgen [6](#page=6).
* **Eliminatieconstante (Ke)**: Een maat voor de snelheid waarmee een geneesmiddel uit het lichaam wordt geëlimineerd [6](#page=6).
* **Halfwaardetijd (T½)**: De tijd die nodig is om de concentratie van een geneesmiddel in het plasma met de helft te verminderen [6](#page=6).
* **Hoeveelheid farmacon in lichaam (A)**: De totale hoeveelheid van het geneesmiddel aanwezig in het lichaam.
* **Biologische beschikbaarheid (F)**: Het percentage van de toegediende dosis dat de systemische circulatie bereikt in onveranderde vorm [6](#page=6).
* **Absorptiesnelheidsconstante (Ka)**: Een maat voor de snelheid van absorptie van een geneesmiddel [6](#page=6).
* **Dosis (D)**: De hoeveelheid van het toegediende geneesmiddel [6](#page=6).
* **Totale klaring (Cltotaal)**: De snelheid waarmee een geneesmiddel uit het lichaam wordt verwijderd, uitgedrukt in volume per tijdseenheid. Dit kan onderverdeeld worden in renale klaring (Clr) en hepatische klaring (Clh) [6](#page=6).
De relatie tussen deze parameters en de effectiviteit van een geneesmiddel wordt verder beschreven door parameters zoals:
* $E_{max}$: Maximale effect [6](#page=6).
* $EC_{50}$: Concentratie waarbij 50% van het maximale effect wordt bereikt [6](#page=6).
> **Tip:** Alle parameters op pagina 145 van de cursus zijn belangrijk en moeten gekend zijn voor het examen [6](#page=6).
### 1.4 Factoren die de farmacokinetiek van een farmacon beïnvloeden
Zowel patiëntgebonden factoren als eigenschappen van het farmacon zelf kunnen de farmacokinetiek aanzienlijk beïnvloeden [7](#page=7).
#### 1.4.1 Patiëntgebonden factoren
* **Orgaaninsufficiënties**: De aanwezigheid van insufficiënties in organen zoals nieren of lever kan de klaring en distributie van geneesmiddelen beïnvloeden [7](#page=7).
* **Verdelingsvolume (Vd)**: Individuele verschillen in Vd bepalen hoe een geneesmiddel zich verspreidt over de verschillende lichaamscompartimenten [7](#page=7).
* **Fysiologische factoren**: Factoren zoals de pH en de doorbloeding van weefsels kunnen de absorptie, distributie en eliminatie van geneesmiddelen beïnvloeden [7](#page=7).
#### 1.4.2 Farmacongebonden factoren
* **Binding aan plasma-eiwitten**: De mate waarin een geneesmiddel zich bindt aan plasma-eiwitten beïnvloedt de hoeveelheid vrij (actief) geneesmiddel in de circulatie [7](#page=7).
* **LogP**: Dit is een maat voor de lipofiliteit van een stof, wat de absorptie en distributie beïnvloedt [7](#page=7).
* **pKa**: De pKa van een geneesmiddel is van invloed op de ionisatiegraad bij verschillende pH-waarden, wat de absorptie en distributie door membranen beïnvloedt [7](#page=7).
---
# Compartimentmodellen
Compartimentmodellen beschrijven het lichaam als een systeem van compartimenten om de farmacokinetiek te modelleren [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.1 Het concept van compartimenten
Een compartiment is een deel van het lichaam dat zich farmacokinetisch onderscheidt van andere delen [9](#page=9).
* Als compartimenten snel in evenwicht zijn met elkaar, kunnen ze worden samengevoegd [9](#page=9).
* Als de evenwichtsinstelling tussen compartimenten langzaam verloopt, worden ze afzonderlijk gemodelleerd [9](#page=9).
### 2.2 Het ééncompartimentmodel
Het ééncompartimentmodel is de meest eenvoudige benadering, een simplificatie van de realiteit die echter over het algemeen goed bruikbaar is [10](#page=10).
* In dit model wordt het lichaam beschouwd als één kinetisch homogene eenheid [10](#page=10).
* De plasmaconcentratie wordt te allen tijde gezien als een directe afspiegeling van de concentratie in andere lichaamsgebieden [10](#page=10).
### 2.3 Het tweecompartimentmodel
Het tweecompartimentmodel sluit beter aan bij de werkelijkheid [11](#page=11).
* **Centraal compartiment:** Omvat de goed doorbloede organen zoals de nieren, het hart, de lever, de hersenen en de longen [11](#page=11).
* **Perifeer compartiment:** Hierin komt het farmacon met enige vertraging terecht [11](#page=11).
### 2.4 Het multicompartimentmodel
Het multicompartimentmodel sluit nog nauwer aan bij de werkelijkheid [12](#page=12).
* **Centraal compartiment:** Bestaat uit de goed doorbloede organen [12](#page=12).
* **Perifeer compartiment(en):** Dit model kan meerdere perifere compartimenten bevatten, die gekenmerkt worden door een relatief snelle of een relatief trage evenwichtsinstelling [12](#page=12).
> **Tip:** De complexiteit van het model wordt gekozen op basis van de mate waarin het de werkelijkheid moet benaderen versus de uitvoerbaarheid en interpreteerbaarheid van het model. Een ééncompartimentmodel is het gemakkelijkst te analyseren, terwijl multicompartimentmodellen een gedetailleerder beeld geven van de distributie van een geneesmiddel.
---
# Plasmaconcentratiecurven na IV injectie
Dit deel behandelt de plasmaconcentratieverlopen na intraveneuze toediening, inclusief één-, twee- en multicompartimentmodellen en de bijbehorende parameters.
### 3.1 Introductie intraveneuze toediening
Bij intraveneuze (IV) toediening wordt een geneesmiddel (GM) direct in de bloedbaan gebracht, waardoor de absorptiefase wordt overgeslagen en de factor absorptie ($F$) 100% is. De meeste geneesmiddelen volgen na IV injectie een eerste-orde kinetiek, wat betekent dat een constante fractie per tijdseenheid wordt geëlimineerd. Een uitzondering hierop is ethanol (EtOH), waarvan de eliminatie een nulde-orde kinetiek volgt, waarbij een constante hoeveelheid per tijdseenheid wordt geëlimineerd [14](#page=14).
### 3.2 Het ééncompartimentmodel
#### 3.2.1 Kinetische modellen
* **Nulde-orde kinetiek:** Dit model kenmerkt zich door een lineair verband tussen concentratie en tijd [15](#page=15).
* **Eerste-orde kinetiek:** Dit model resulteert in een exponentieel verband tussen concentratie en tijd [15](#page=15).
De formule voor de concentratie op tijd $t$ ($C_t$) bij eerste-orde kinetiek is:
$$C_t = C_0 \times e^{-k_e \cdot t}$$
waarbij $C_0$ de beginconcentratie is en $k_e$ de eliminatieconstante [15](#page=15).
Om het exponentiële verband lineair te maken, kan men de logaritme van de concentratie uitzetten tegen de tijd:
$$\log C_t = \log C_0 - \frac{k_e}{2.303} \cdot t$$
Hierbij is de eliminatieconstante $k_e$ gerelateerd aan de helling van deze lijn. De helling is gelijk aan $-\frac{k_e}{2.303}$ [16](#page=16).
#### 3.2.2 Berekening van parameters
* **Eliminatieconstante ($k_e$):** De eliminatieconstante kan worden berekend uit de helling van de log-lineaire curve. De relatie is $k_e = -\text{helling} \times 2.303$ [17](#page=17).
* **Verdelingsvolume ($V_d$):** Het verdelingsvolume kan worden bepaald met de formule:
$$V_d = \frac{D}{C_0}$$
waarbij $D$ de toegediende dosis is en $C_0$ de beginconcentratie in het plasma [17](#page=17).
#### 3.2.3 Bepaling van de totale lichaamsklaring
De totale lichaamsklaring ($Cl$) is een maat voor het volume plasma dat per tijdseenheid volledig wordt gezuiverd van het geneesmiddel. Het kan worden berekend met de volgende formule:
$$Cl = k_e \cdot V_d$$
Hierbij is $k_e$ de eliminatieconstante en $V_d$ het verdelingsvolume. De eenheid van $k_e$ is per tijdseenheid (bijvoorbeeld $uur^{-1}$), terwijl $V_d$ een volume is (bijvoorbeeld liters). De klaring heeft dus een eenheid van volume per tijdseenheid (bijvoorbeeld liters per uur) [18](#page=18).
#### 3.2.4 Halfwaardetijd ($T_{1/2}$)
De halfwaardetijd is de tijd die nodig is om de concentratie van het geneesmiddel in het plasma met 50% te verminderen. Na ongeveer 4 tot 5 halfwaardetijden is het lichaam vrijwel vrij van het geneesmiddel. De halfwaardetijd kan worden berekend met de volgende formules [19](#page=19):
$$T_{1/2} = \frac{0.693}{k_e}$$
of
$$T_{1/2} = 0.693 \times \frac{V_d}{Cl}$$
**Relatie tussen halfwaardetijd, verdelingsvolume en klaring:**
* De halfwaardetijd is omgekeerd evenredig met de klaring ($Cl$) [20](#page=20).
* De halfwaardetijd is recht evenredig met het verdelingsvolume ($V_d$) [21](#page=21).
> **Tip:** Een langere halfwaardetijd kan dus komen door een grote klaring of een groot verdelingsvolume.
#### 3.2.5 Voorbeelden van halfwaardetijden
| Geneesmiddel | Halfwaardetijd (uur) |
| :-------------- | :------------------- |
| Acetaminophen | 2.5 |
| Diazepam | 33 |
| Digoxine | 40 |
| Gentamicine | 2.1 |
| Lidocaïne | 1.6 |
| Theofylline | 11 |
| Dioxines | 5-10 jaar |
### 3.3 Het tweecompartimentmodel
#### 3.3.1 Principe
Bij een intraveneuze injectie kan de distributie van een geneesmiddel naar verschillende weefsels in het lichaam worden gemodelleerd met meer dan één compartiment. Het tweecompartimentmodel beschrijft de kinetiek in twee fasen: een eerste, snelle distributiefase gevolgd door een tragere eliminatiefase [23](#page=23) [24](#page=24).
De plasmaconcentratiecurve in een tweecompartimentmodel kan worden uitgedrukt met de volgende vergelijking:
$$C_t = A \times e^{-\alpha \cdot t} + B \times e^{-\beta \cdot t}$$
waarbij $A$ en $B$ de initiële concentraties in de respectieve compartimenten zijn, en $\alpha$ en $\beta$ de distributie- en eliminatiesnelheidsconstanten zijn [24](#page=24).
#### 3.3.2 Bepaling van parameters in het tweecompartimentmodel
Het bepalen van de farmacokinetische parameters in een tweecompartimentmodel vereist specifieke methoden:
* **Verdelingsvolume ($V_d$):** Het verdelingsvolume mag pas worden bepaald na de eerste fase van snelle distributie [25](#page=25).
* **Beginconcentratie ($C_0$):** De beginconcentratie kan worden geschat door het snijpunt van de $\beta$-curve met de y-as te bepalen [25](#page=25).
* **Berekening van $V_d$:** Na het bepalen van $C_0$ kan het verdelingsvolume worden berekend met:
$$V_d = \frac{D}{C_0}$$
waarbij $D$ de toegediende dosis is [25](#page=25).
* **Eliminatieconstante ($k_e$):** De vergelijking van de $\beta$-curve, die de eliminatiefase beschrijft, is analoog aan het ééncompartimentmodel in logaritmische vorm:
$$\log C_t = \log C_0 - \frac{k_e}{2.303} \cdot t$$
De eliminatieconstante $k_e$ kan hieruit worden afgeleid uit de helling van de $\beta$-curve: $k_e = -\text{helling}_{\beta} \times 2.303$ [25](#page=25).
* **Halfwaardetijd ($T_{1/2}$):** De halfwaardetijd wordt berekend met de eliminatieconstante ($k_e$) zoals in het ééncompartimentmodel:
$$T_{1/2} = \frac{0.693}{k_e}$$
> **Tip:** In het tweecompartimentmodel is de $\beta$-waarde typisch kleiner dan de $\alpha$-waarde, wat de tragere eliminatiefase weerspiegelt in vergelijking met de snellere distributiefase.
### 3.4 Multicompartimentmodellen
Hoewel de documentatie zich voornamelijk richt op één- en tweecompartimentmodellen, is het belangrijk te erkennen dat complexere geneesmiddelen (vooral die met specifieke weefselbinding of langzame distributie) multicompartimentmodellen kunnen vereisen [specifieke pagina hier niet vermeld. Deze modellen gebruiken een reeks exponentiële termen om de distributie en eliminatie door meerdere compartimenten te beschrijven, wat resulteert in een meer gedetailleerd en accuraat farmacokinetisch profiel.
---
# Plasmaconcentratiecurven na orale toediening
Dit onderwerp beschrijft de plasmaconcentratieverlopen van geneesmiddelen na orale inname, waarbij de fasen van absorptie en eliminatie centraal staan en de invloed van de toedieningsvorm wordt belicht.
### 4.1 Algemene principes van plasmaconcentratiecurven na orale toediening
Na orale toediening wordt een geneesmiddel eerst geabsorbeerd uit de toedieningsplaats alvorens in de systemische circulatie te komen en vervolgens te worden geëlimineerd. De resulterende plasmaconcentratiecurve vertoont typisch een absorptiefase en een eliminatiefase [27](#page=27).
#### 4.1.1 Belangrijke parameters van de curve
* **Absorptieconstante ($K_a$)**: Deze parameter beschrijft de snelheid van absorptie van het geneesmiddel [27](#page=27).
* **Maximale plasmaconcentratie ($C_{max}$)**: De hoogste concentratie van het geneesmiddel in het plasma die wordt bereikt [27](#page=27).
* **Tijd tot maximale plasmaconcentratie ($T_{max}$)**: Het tijdstip waarop de $C_{max}$ wordt bereikt [27](#page=27).
* **Area Under the Curve (AUC)**: De totale oppervlakte onder de plasmaconcentratiecurve. De AUC is een maat voor de totale hoeveelheid geneesmiddel die uiteindelijk in het lichaam terechtkomt [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 4.1.2 Area Under the Curve (AUC) en biologische beschikbaarheid (F)
De AUC is een belangrijke parameter voor de beoordeling van de biologische beschikbaarheid ($F$) van een oraal toegediend geneesmiddel. Biologische beschikbaarheid is de fractie van de toegediende dosis die de systemische circulatie bereikt. De formule voor biologische beschikbaarheid na orale toediening is [28](#page=28):
$$ F = \frac{\text{AUC}_{\text{oraal}} \times \text{Dosis}_{\text{IV}}}{\text{AUC}_{\text{IV}} \times \text{Dosis}_{\text{oraal}}} $$
Hierbij staat AUC$_{oraal}$ voor de area under the curve na orale toediening, Dosis$_{IV}$ voor de dosis die intraveneus is toegediend, AUC$_{IV}$ voor de area under the curve na intraveneuze toediening, en Dosis$_{oraal}$ voor de oraal toegediende dosis. Generieke geneesmiddelen moeten bio-equivalentie aantonen, wat betekent dat hun AUC, $T_{max}$ en $C_{max}$ vergelijkbaar moeten zijn met het referentieproduct [28](#page=28).
#### 4.1.3 Factoren die $C_{max}$ en $T_{max}$ beïnvloeden
De $C_{max}$ en $T_{max}$ worden grotendeels bepaald door de absorptiesnelheid van het geneesmiddel. Belangrijke factoren die dit beïnvloeden zijn [29](#page=29):
* **Toedieningsvorm**: Bijvoorbeeld een tablet vergeleken met een siroop. Siroop zal over het algemeen sneller geabsorbeerd worden dan een tablet [29](#page=29).
* **Uiteenvallen in het maag-darmkanaal**: De formulering van het geneesmiddel speelt hierbij een rol [29](#page=29).
* **Vertraagde afgifte**: Formuleringen met vertraagde afgifte zullen leiden tot een lagere $C_{max}$ en een latere $T_{max}$ vergeleken met direct beschikbare formuleringen [29](#page=29).
### 4.2 Berekening van eliminatieparameters
#### 4.2.1 Eliminatieconstante ($K_e$)
De eliminatieconstante ($K_e$) kan worden bepaald uit de helling van de rechte lijn in de logaritmische schaal van de plasmaconcentratiecurve, na de piek. De $C_0$ (concentratie op tijdstip nul) kan eveneens uit deze schaal worden gehaald. De relatie tussen de helling ($\beta$) en de eliminatieconstante is [33](#page=33):
$$ K_e = \text{helling} \times (-2.303) $$
Deze relatie maakt het mogelijk om andere farmacokinetische parameters te berekenen [33](#page=33).
### 4.3 Twee-compartimentenmodel na orale toediening
Na orale toediening en absorptie, verdeelt het geneesmiddel zich eerst over het centrale compartiment en vervolgens over het perifere compartiment. De eliminatieconstante ($K_e$) kan ook in een twee-compartimentenmodel worden bepaald uit de helling ($\beta$) van de terminale fase van de curve [34](#page=34).
> **Tip:** Visualiseer de plasmaconcentratiecurve op een semilogaritmische schaal om de absorptie- en eliminatiefasen duidelijk te onderscheiden en parameters zoals $K_a$ en $K_e$ te schatten.
>
> **Tip:** Begrijp dat $C_{max}$ en $T_{max}$ voornamelijk reflecteren hoe snel en in welke mate een geneesmiddel wordt opgenomen, terwijl de AUC de totale blootstelling aan het geneesmiddel weerspiegelt.
>
> **Voorbeeld:** Een geneesmiddel in siroopvorm zal waarschijnlijk een hogere $C_{max}$ en een eerdere $T_{max}$ hebben dan dezelfde stof in een tablet met vertraagde afgifte, wat duidt op een snellere absorptie.
---
# Plasmaconcentratiecurve na herhaaldelijke toediening
Dit deel behandelt de ontwikkeling van de plasmaconcentratie van een geneesmiddel na herhaaldelijke toediening, met speciale nadruk op de steady state.
### 5.1 Steady state na herhaaldelijke toediening
Bij het herhaaldelijk toedienen van een geneesmiddel, zoals dagelijkse medicatie tegen hoge bloeddruk, zal na verloop van tijd een "steady state" bereikt worden. Dit betekent dat de plasmaconcentratie van het geneesmiddel zich stabiliseert, met minimale schommelingen rondom een gemiddelde concentratie in de steady state (Css) [36](#page=36) [39](#page=39).
#### 5.1.1 Het bereiken van steady state
Steady state wordt bereikt wanneer de hoeveelheid toegediend geneesmiddel binnen een doseringsinterval ongeveer gelijk is aan de hoeveelheid die uit het lichaam is geëlimineerd. Dit fenomeen wordt geïllustreerd in de tabel op pagina 37, waar de hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam na elke toediening wordt weergegeven [39](#page=39).
**Voorbeeld van de opbouw naar steady state:**
Beschouw een geneesmiddel met een dosis (D) van 100 mg, een halfwaardetijd (t1/2) van 4 uur, en een doseringsinterval ($\tau$) van 8 uur [37](#page=37).
| Inname GM | Tijd (u) | Aantal t1/2 | Aantal $\tau$ | Resterend in lichaam (mg) | Dosis (mg) | Totaal in lichaam (mg) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| JA | 0 | 0 | 0 | 0 | 100 | 100,0 |
| | 4 | 1 | | 50,0 | | 50,0 |
| JA | 8 | 2 | 1 | 25,0 | 100 | 125,0 |
| | 12 | 3 | | 62,5 | | 62,5 |
| JA | 16 | 4 | 2 | 31,3 | 100 | 131,3 |
| | 20 | 5 | | 65,6 | | 65,6 |
| JA | 24 | 6 | 3 | 32,8 | 100 | 132,8 |
| | 28 | 7 | | 66,4 | | 66,4 |
| JA | 32 | 8 | 4 | 33,2 | 100 | 133,2 |
| | 36 | 9 | | 66,6 | | 66,6 |
| JA | 40 | 10 | 5 | 33,3 | 100 | 133,3 |
| | 44 | 11 | | 66,7 | | 66,7 |
| JA | 48 | 12 | 6 | 33,3 | 100 | 133,3 |
Zoals te zien is, stabiliseert de hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam rond de 133,3 mg na 40 uur. De grafiek op pagina 38 visualiseert deze opbouw naar steady state voor verschillende halfwaardetijden [37](#page=37) [38](#page=38).
> **Tip:** De snelheid waarmee steady state wordt bereikt, is gerelateerd aan de halfwaardetijd van het geneesmiddel. Doorgaans wordt aangenomen dat na ongeveer 4 tot 5 halfwaardetijden de steady state is bereikt [37](#page=37).
#### 5.1.2 Kenmerken van steady state
In steady state vertoont de plasmaconcentratie (Cp) schommelingen rondom de gemiddelde steady state concentratie (Css), met een minimale (Cmin) en maximale (Cmax) concentratie binnen elk doseringsinterval [39](#page=39).
#### 5.1.3 Correlaties in steady state
Verschillende factoren beïnvloeden de Css:
* **Dosis (D):** Een hogere dosis leidt tot een hogere Css [39](#page=39).
* **Verdeling (Vd):** Hoe beter het geneesmiddel verdeeld is over het lichaam (grotere Vd), hoe lager de Css zal zijn [39](#page=39).
* **Eliminatie (Cl of ke):** Hoe sneller het geneesmiddel geëlimineerd wordt (hogere kl of ke), hoe lager de Css zal zijn [39](#page=39).
* **Doseringsinterval ($\tau$):** Een groter doseringsinterval leidt tot een lagere Css [39](#page=39).
#### 5.1.4 Formules voor steady state concentratie
De steady state plasmaconcentratie (Css) kan worden benaderd met de volgende formules:
$$ C_{ss} = \frac{D}{Cl \times \tau} $$
Waarbij:
* $D$ de dosis is [39](#page=39).
* $Cl$ de klaring is [39](#page=39).
* $\tau$ het doseringsinterval is [39](#page=39).
Een alternatieve formule, waarbij rekening wordt gehouden met het verdelingsvolume ($V_d$) en de eliminatiesnelheidsconstante ($k_e$), is:
$$ C_{ss} = \frac{D}{V_d \times k_e \times \tau} $$
Omdat $k_e = \frac{0.693}{t_{1/2}}$, kan de formule ook worden geschreven als:
$$ C_{ss} = \frac{D \times t_{1/2}}{V_d \times 0.693 \times \tau} $$
Voor orale toediening moet tevens rekening gehouden worden met de biologische beschikbaarheid ($F$). In dat geval wordt de dosis aangepast tot $F \times D$ ] [39](#page=39).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kwantitatieve farmacokinetiek | Een tak van de farmacologie die zich richt op het kwantificeren van de concentratie van farmaca in het lichaam in relatie tot tijd, om zo effectieve en niet-toxische doseringen te bepalen. |
| ADME | Acroniem voor Absorptie, Distributie, Metabolisme en Excretie; de vier fundamentele processen die het gedrag van een farmacon in het lichaam bepalen. |
| Plasmaspiegel | De concentratie van een farmacon in het bloedplasma over tijd. |
| Toedieningsvorm | De fysieke vorm waarin een geneesmiddel wordt aangeboden, zoals tablet, capsule, injectie of siroop, die invloed heeft op de absorptiesnelheid. |
| Verdelingsvolume (Vd) | Een theoretisch volume waarin een geneesmiddel zich gelijkmatig zou moeten verdelen om de waargenomen concentratie in het plasma te bereiken; het relateert de hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam aan de plasmaconcentratie. |
| Eliminatieconstante (Ke) | Een maat voor de snelheid waarmee een farmacon uit het lichaam wordt verwijderd; het is de fractie van het farmacon die per tijdseenheid wordt geëlimineerd. |
| Halfwaardetijd (T1/2) | De tijd die nodig is om de concentratie van een farmacon in het lichaam of plasma met 50% te verminderen. |
| Biologische beschikbaarheid (F) | Het percentage van de toegediende dosis van een farmacon dat daadwerkelijk de systemische circulatie bereikt in zijn onveranderde vorm. |
| Absorptiesnelheidsconstante (Ka) | Een maat voor de snelheid waarmee een farmacon wordt geabsorbeerd vanuit de toedieningsplaats in de systemische circulatie. |
| Eerste orde kinetiek | Een eliminatieproces waarbij de snelheid van eliminatie evenredig is met de concentratie van het farmacon; een constante fractie wordt per tijdseenheid geëlimineerd. De formule hiervoor is $C_t = C_0 \times e^{-k_e \cdot t}$. |
| Nulde orde kinetiek | Een eliminatieproces waarbij de snelheid van eliminatie constant is, ongeacht de concentratie van het farmacon; een constante hoeveelheid wordt per tijdseenheid geëlimineerd, zoals bij alcohol. |
| Compartimentmodel | Een theoretisch model dat het lichaam voorstelt als een systeem van volumes (compartimenten) waarin een farmacon zich kan verdelen en bewegen, om zo het concentratieverloop te beschrijven. |
| Centraal compartiment | In compartimentmodellen verwijst dit naar de goed doorbloede organen en weefsels, zoals hart, lever, nieren en hersenen, waar een farmacon snel arriveert na toediening. |
| Perifeer compartiment | In compartimentmodellen verwijst dit naar weefsels en organen waar een farmacon met enige vertraging terechtkomt na distributie vanuit het centrale compartiment. |
| AUC (Area Under the Curve) | De oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdcurve, die een maat is voor de totale blootstelling van het lichaam aan een farmacon na toediening. |
| Steady state (Css) | Een toestand waarbij de hoeveelheid farmacon die per tijdseenheid wordt toegediend gelijk is aan de hoeveelheid die per tijdseenheid wordt geëlimineerd, resulterend in een min of meer constante plasmaconcentratie na herhaalde doseringen. |