Cover
ابدأ الآن مجانًا 07 Les_infectiepreventie .pdf
Summary
# Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -bestrijding richt zich op het doorbreken van de infectiecyclus door middel van diverse maatregelen ter voorkoming van de overdracht van micro-organismen [1](#page=1) [4](#page=4).
### 1.1 Concepten en doelstellingen van infectiepreventie en -bestrijding
Infectiepreventie en -bestrijding, internationaal bekend als 'infection prevention and control' (IPC), is een essentieel onderdeel van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. Hoewel de Belgische wetgeving nog de term 'ziekenhuishygiëne' hanteert, zijn de principes breder toepasbaar dan enkel in ziekenhuizen en gelden ze voor alle zorginstellingen en contacten tussen patiënten en zorgverstrekkers. Het primaire doel is het doorbreken van de infectiecyclus en het voorkomen van de overdracht van micro-organismen (MO), om zo kolonisatie en zorginfecties te vermijden [4](#page=4).
### 1.2 Transmissiewegen van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen [4](#page=4):
* **Via contact:**
* **Direct:** Meestal via de handen van zorgverstrekkers.
* **Indirect:** Via besmette voorwerpen zoals zorgmateriaal, speelgoed of oppervlakken in de omgeving.
* **Via druppels:** Deze worden geproduceerd tijdens activiteiten zoals hoesten, niezen en spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 micrometer ($\mu$m) en verspreiden zich tot een afstand van maximaal 1,5 meter, waarna ze door de zwaartekracht neerslaan. Direct contact met de slijmvliezen van het gezicht kan optreden door spray of directe druppelneerslag [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Via de lucht (aerogeen):** Dit betreft kleinere deeltjes (kleiner dan 5 $\mu$m) die zich over afstanden groter dan 1 meter kunnen verspreiden. Aerosolen, ofwel respiratoire deeltjes, kunnen leiden tot contact met slijmvliezen en inhalatie [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** De dichotomie tussen druppel- en luchtverspreiding is verlaten na COVID-19, en men spreekt nu over een continuüm van respiratoire partikels [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.3 Gevolgen van overdracht van micro-organismen
Indien overdracht van micro-organismen plaatsvindt, kan dit leiden tot verschillende stadia [4](#page=4):
* **Besmetting:** De aanwezigheid van MO zonder dat deze zich vermenigvuldigen en zonder ziektetekenen.
* **Kolonisatie:** De MO vermenigvuldigen zich, maar er treden geen ziektetekenen op.
* **Infectie:** De MO vermenigvuldigen zich en veroorzaken ziektetekenen, zoals dolor (pijn), tumor (zwelling), rubor (roodheid), calor (warmte) en functio laesa (functieverlies) [4](#page=4).
Het kennen van de specifieke overdrachtswegen van een MO is cruciaal voor het selecteren van de juiste preventieve maatregelen [4](#page=4).
### 1.4 Factoren die besmettelijkheid bepalen
De mate van besmettelijkheid wordt door diverse factoren beïnvloed [5](#page=5):
* Afstand tussen de bron en de ontvanger.
* Ventilatie van de ruimte.
* Duur van de blootstelling.
* Broncontrole, bijvoorbeeld door het dragen van een masker.
* Fysicochemische eigenschappen van de MO en de omgeving.
### 1.5 De infectieketen doorbreken
Infectiepreventie is gericht op het doorbreken van de infectieketen, waarbij de volgende elementen centraal staan [6](#page=6):
* **Snelle identificatie van risico's en ziekte:**
* Herkennen van hoogrisicopatiënten [6](#page=6).
* Snelle behandeling van de primaire ziekte [6](#page=6).
* **Preventie van overdracht:**
* Handhygiëne is fundamenteel [6](#page=6).
* Reiniging, desinfectie en sterilisatie van materialen en oppervlakken [6](#page=6).
* Beperken van secreties en excreties [6](#page=6).
* Afval veilig afvoeren [6](#page=6).
* Het toepassen van isolatiemaatregelen indien nodig [6](#page=6).
* Gebruik van beschermende kledij [6](#page=6).
* Aseptische techniek bij procedures [6](#page=6).
* Correcte wondzorg en katheterzorg [6](#page=6).
* **Algemene gezondheid en hygiëne:**
* Goede algemene gezondheid en hygiëne dragen bij aan weerstand [6](#page=6).
* Sanitatie van de omgeving [6](#page=6).
Deze maatregelen, toegepast op de juiste momenten en op de juiste wijze, minimaliseren de kans op het ontstaan en verspreiden van zorginfecties [1](#page=1) [4](#page=4) [6](#page=6).
---
# Zorginfecties en hun oorzaken
Een zorginfectie, ook wel healthcare associated infection (HAI) genoemd, is een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorg in een zorginstelling, waarbij de incubatiefase reeds voor opname begon en de infectie zich in het ziekenhuis manifesteert. Deze infecties kunnen ook na ontslag optreden, bijvoorbeeld bij infecties van lichaamsvreemd materiaal. Zorginfecties vervangen steeds vaker de termen nosocomiale infectie of ziekenhuisinfectie. Voor surveillancedoeleinden wordt een zorginfectie gedefinieerd als elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname [8](#page=8).
### 2.1 Vermijdbare proportie en bevorderende factoren
Naar schatting is dertig procent van de zorginfecties vermijdbaar door het toepassen van preventieve maatregelen. Diverse factoren verhogen de kans op het ontstaan van zorginfecties binnen ziekenhuizen [8](#page=8):
* **Kwetsbare patiënten:** Dit kan komen door het ziekteproces zelf (verminderde algemene weerstand) of door medisch handelen, zoals (brand)wonden of het gebruik van invasieve devices zoals katheters (verminderde lokale weerstand) [8](#page=8).
* **Virulente micro-organismen:** Voorbeelden hiervan zijn toxineproducerende *Clostridioides difficile* [8](#page=8).
* **Resistente micro-organismen:** Dit omvat bijvoorbeeld methiciline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA) en multiresistente gramnegatieven (MRGN). De hoge antibioticadruk kan de kolonisatieresistentie doen wegvallen [8](#page=8).
* **Zorgcontacten en -handelingen:** Interacties en procedures binnen de zorg kunnen bijdragen aan infectieoverdracht [8](#page=8).
### 2.2 Verwekkers van zorginfecties
Het spectrum van verwekkers van zorginfecties is breed en omvat bacteriën, fungi, virussen (zoals influenza, RSV, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten. Onder de bacteriën komen stafylokokken en *E. coli* het meest frequent voor. Een deel van deze bacteriën zijn zeer resistente stammen, beter bekend als 'ziekenhuisbacteriën', waaronder methiciline-resistente *S. aureus* (MRSA), vancomycine-resistente enterokokken (VRE), en multiresistente gramnegatieve staven (MRGN) zoals extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) producerende *Enterobacterales* en carbapenemase producerende *Enterobacterales* (CPE) [9](#page=9).
### 2.3 Infectiebronnen in het ziekenhuis
Infectiebronnen kunnen zowel exogeen als endogeen zijn:
* **Exogene bronnen** zijn afkomstig uit de ziekenhuis- of zorgomgeving. Voorbeelden hiervan zijn [9](#page=9):
* Handen van zorgverstrekkers [10](#page=10).
* Zorgmaterialen zoals stethoscopen, bedpannen en echoprobes [9](#page=9).
* Linnen, voeding en oppervlakken [10](#page=10).
* Gecontamineerde infuusvloeistoffen [9](#page=9).
* Lucht, bijvoorbeeld door patiënten met open longtuberculose of *Aspergillus* sporen tijdens bouwwerkzaamheden [10](#page=10).
* Water, zoals bij *Legionella pneumophila* of *Pseudomonas aeruginosa* [10](#page=10).
* **Endogene bronnen** worden veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt, dit kunnen pathogenen of commensalen zijn. Een typisch voorbeeld is een postoperatieve wondinfectie met *Staphylococcus aureus* [9](#page=9).
### 2.4 Impact van zorginfecties
Zorginfecties hebben een aanzienlijke impact op patiënten en de gezondheidszorg. In België ontwikkelt naar schatting vijf tot tien procent van de gehospitaliseerde patiënten jaarlijks een zorginfectie, wat neerkomt op ongeveer 125.000 patiënten. Hoewel 18.000 patiënten met een infectie overlijden (crude mortality), wordt de attribueerbare mortaliteit (sterfte ten gevolge van de infectie) geschat op 2.600 per jaar. Daarnaast leiden zorginfecties tot extra hospitalisatiedagen, met in België 835.000 dagen per jaar en een extra kost van 384 miljoen euro [9](#page=9).
### 2.5 Meest frequente types zorginfecties en hun risicofactoren
Hieronder worden de meest frequente types zorginfecties en enkele bijbehorende risicofactoren weergegeven. Factoren die vetgedrukt zijn, zijn punten waarop preventief kan worden ingegrepen als onderdeel van een infectiepreventiebeleid [11](#page=11).
#### 2.5.1 Onderste luchtweginfecties (VAP: ventilator associated pneumonia)
Risicofactoren:
* Mechanische ventilatie [11](#page=11).
* Aspiratie [11](#page=11).
* Naso-gastrische sonde [11](#page=11).
* Onderdrukking van het centraal zenuwstelsel [11](#page=11).
* Antibiotica en zuurremmers [11](#page=11).
* Verlengd ziekenhuisverblijf [11](#page=11).
* Malnutritie [11](#page=11).
* Hoge leeftijd [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
#### 2.5.2 Bloedbaaninfecties (CLABSI: central line associated bloodstream infection)
Risicofactoren:
* Vasculaire katheter [11](#page=11).
* Kritische zorg [11](#page=11).
* Ernstige onderliggende ziekte [11](#page=11).
* Neutropenie [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
* Nieuwe invasieve technieken [11](#page=11).
* Gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
#### 2.5.3 Postoperatieve wondinfecties (SSI: surgical site infection)
Risicofactoren:
* Inadequate antibiotica profylaxie [11](#page=11).
* Geen correcte huidvoorbereiding [11](#page=11).
* Duur van de chirurgische interventie [11](#page=11).
* Type wonde [11](#page=11).
* Diabetes [11](#page=11).
* Malnutritie [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
* Gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
#### 2.5.4 Urineweginfecties ((CA)UTI: (catheter-associated) urinary tract infection)
Risicofactoren:
* Urinair katheter [11](#page=11).
* Invasieve urologische procedure [11](#page=11).
* Hoge leeftijd [11](#page=11).
* Ernstige onderliggende ziekte [11](#page=11).
* Urolithiasis [11](#page=11).
* Zwangerschap [11](#page=11).
* Diabetes [11](#page=11).
> **Tip:** Het is belangrijk te onthouden dat de frequentie van voorkomen van deze infecties kan variëren afhankelijk van de gehanteerde definities. De termen tussen haakjes en cursief zijn de gangbare literatuurtermen [11](#page=11).
---
# Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Dit hoofdstuk behandelt de cruciale processen van reiniging, desinfectie en sterilisatie voor infectiepreventie, met aandacht voor de Spaulding classificatie van medisch materiaal en de gevoeligheid van micro-organismen.
### 3.1 Inleiding tot decontaminatie van medisch materiaal
Micro-organismen kunnen op inerte oppervlakken en zorgmateriaal overleven, wat een risico vormt voor overdracht naar patiënten en zorgverstrekkers. Wegwerpbaar materiaal heeft de voorkeur. Voor herbruikbaar medisch materiaal is een goed beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie essentieel [13](#page=13).
### 3.2 Spaulding classificatie van medisch materiaal
Alle medische instrumenten en zorgmaterialen worden ingedeeld in drie risicocategorieën, waarop het decontaminatieproces wordt gebaseerd [13](#page=13).
#### 3.2.1 Kritische voorwerpen
Deze voorwerpen komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten en moeten volledig vrij zijn van micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Voorbeelden zijn chirurgische instrumenten, implanteerbaar materiaal en invasieve devices zoals intraveneuze katheters. Herbruikbaar kritisch materiaal ondergaat sterilisatie [13](#page=13).
#### 3.2.2 Semi-kritische voorwerpen
Deze voorwerpen komen in contact met niet-intacte huid of mucosae. Ze moeten vrij zijn van micro-organismen, hoewel kleine hoeveelheden sporen nog aanwezig mogen zijn. Voorbeelden zijn endoscopen, laryngoscoopbladen en anesthesiemateriaal. Dit materiaal ondergaat high-level desinfectie (HLD) [13](#page=13).
#### 3.2.3 Niet-kritische voorwerpen
Deze voorwerpen komen in contact met de intacte huid. Voorbeelden zijn bloeddrukmanchetten en axillaire thermometers. Dit materiaal ondergaat reiniging of low-level desinfectie [13](#page=13).
### 3.3 Decontaminatiemethoden
Decontaminatie omvat reiniging, desinfectie en sterilisatie.
#### 3.3.1 Reiniging
Reiniging is het verwijderen van organische bevuiling zoals bloed en slijm. Het is een cruciale voorbereidende stap voor desinfectie en sterilisatie, omdat organisch materiaal een barrière kan vormen en de werking van desinfectantia kan neutraliseren [14](#page=14).
#### 3.3.2 Desinfectie
Desinfectie is een proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, inclusief sporen en sommige virussen [14](#page=14).
* **Thermische desinfectie:** Gebruik van hoge temperaturen, bijvoorbeeld 1 minuut op 90°C. Dit is de meest effectieve methode [14](#page=14).
* **Chemische desinfectie:** Gebruik van een desinfectans, alleen indien thermische desinfectie niet haalbaar of schadelijk is voor warmtegevoelig materiaal [14](#page=14).
De effectiviteit van desinfectie wordt beïnvloed door factoren zoals de hoeveelheid organische bevuiling (bioburden), het type en de mate van microbiële contaminatie, temperatuur, blootstellingstijd, eigenschappen van het desinfectans (spectrum, concentratie, contacttijd), en de structuur van het voorwerp [14](#page=14).
**Desinfectantia:** Voorbeelden zijn alcoholen, chloor- en joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide, perazijnzuur (voor HLD) en glutaaraldehyde (voor HLD). Elk product heeft een specifiek spectrum, contacttijd, kostprijs, en voor- en nadelen [14](#page=14).
> **Cave:** Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen 'desinfectantia' en 'antiseptica'. Desinfectantia worden gebruikt op inert materiaal en oppervlakken, terwijl antiseptica worden gebruikt op levende weefsels en niet toxisch mogen zijn voor deze weefsels [14](#page=14).
#### 3.3.3 Sterilisatie
Sterilisatie is het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Grondige reiniging is hieraan altijd voorafgegaan [16](#page=16).
**Sterilisatiemethoden:**
* **Middels stoom (vochtige warmte):**
* Stoom heeft een uitstekend penetratievermogen [16](#page=16).
* Stoom onder druk wordt gegenereerd in een autoclaaf [16](#page=16).
* Een correcte combinatie van tijdsduur en temperatuur is cruciaal (bv. 3 minuten op 134°C, of 15 minuten op 121°C) [16](#page=16).
* Dit is de meest gebruikte methode voor hittebestendig, kritisch instrumentarium zoals chirurgische sets [16](#page=16).
* **Middels warme droge lucht:**
* Hogere temperaturen en langere blootstellingstijd zijn nodig vergeleken met stoom (bv. 2 uur op 160-180°C) [16](#page=16).
* Wordt soms nog gebruikt voor laboratoriummateriaal, zoals glazen kolven [16](#page=16).
* **Middels ethyleenoxide gas:**
* Effectief en geschikt voor warmtegevoelig materiaal, vereist geen hoge temperatuur [16](#page=16).
* Het proces is langdurig en het gas is toxisch/carcinogeen, wat een 'aeratietijd' van enkele weken vereist [16](#page=16).
* Wordt zelden in ziekenhuizen toegepast, maar wel industrieel voor disposables zoals spuiten, naalden en katheters [16](#page=16).
* **Middels gammastraling:** Deze methode wordt ook gebruikt voor sterilisatie [16](#page=16).
### 3.4 Gevoeligheid van micro-organismen
Er is een hiërarchie in de gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie. Cysten en sporen zijn resistenter dan levende (vegetatieve) bacteriën en virussen. Prionen, de verwekkers van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, zijn extreem weerstandig en moeilijk te elimineren. Voor ingrepen bij risicopatiënten wordt bij voorkeur wegwerpmateriaal gebruikt of wordt het materiaal na gebruik vernietigd. Virussen zonder envelop (naakte virussen) zijn relatief weerstandig tegen antiseptica [17](#page=17).
### 3.5 Principe van microbiële eliminatie
De eliminatie van micro-organismen verloopt logaritmisch [18](#page=18).
* Een reductie van 1 log betekent een reductie van 90% van het kiemaantal, 2 log betekent 99%, 3 log betekent 99,9%, enzovoort [18](#page=18).
* Reducties van meer dan 6-7 log worden minder efficiënt. Dit kan gebeuren bij mengsels van micro-organismen met resistente delen (bv. sporen), bij uitputting van het proces (vooral chemische desinfectie), of wanneer micro-organismen afgeschermd zijn door bijvoorbeeld slijm of bloed [18](#page=18).
* Hoe groter het initiële inoculum, hoe kleiner de kans op een acceptabele reductie van de kiemen [18](#page=18).
**Gevolgen van het logaritmische principe:**
* Desinfectie (5-6 log reductie) van niet-schoongemaakt materiaal, bevuild met speeksel of feces (met 10^8 tot 10^10 bacteriën per gram), is onvoldoende effectief. Reiniging is hierbij essentieel en zorgt op zich al voor een 1-2 log reductie van het kiemaantal [18](#page=18).
* Sterilisatie wordt eveneens altijd voorafgegaan door reiniging. Chirurgisch materiaal wordt eerst gereinigd van weefselresten, slijm en bloed [18](#page=18).
> **Tip:** Begrijpen van het logaritmische principe van microbiële eliminatie is cruciaal om de noodzaak van grondige reiniging vóór desinfectie en sterilisatie te onderbouwen.
> **Example:** Een log reductie van 5 betekent dat 99,999% van de micro-organismen is geëlimineerd. Als er initieel 1.000.000 micro-organismen aanwezig waren, blijven er na 5 log reductie nog maar 10 over.
Het decontaminatieproces verloopt logaritmisch (decimaal) [18](#page=18).
---
# Standaard en overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen
Dit onderwerp behandelt de universele voorzorgsmaatregelen die altijd toegepast moeten worden (standaard voorzorgsmaatregelen) en de specifieke isolatiemaatregelen gebaseerd op de overdrachtswijze van micro-organismen (overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen).
### 5.1. Standaard voorzorgsmaatregelen
De standaard voorzorgsmaatregelen zijn een reeks maatregelen die ten allen tijde bij alle patiënten genomen moeten worden, ongeacht hun microbiologische status, om zowel de zorgverlener als de patiënt te beschermen. Dit is noodzakelijk omdat patiënten zich in een asymptomatische infectieuze fase kunnen bevinden, asymptomatisch geïnfecteerd of gekoloniseerd kunnen zijn, of omdat laboratoriumresultaten niet altijd tijdig beschikbaar zijn [23](#page=23).
De standaard voorzorgsmaatregelen omvatten:
* Handhygiëne (wassen en ontsmetten van handen, dragen van handschoenen) [23](#page=23).
* Persoonlijke beschermingsmiddelen (bescherming van kledij en slijmvliezen) [23](#page=23).
* Hoesthygiëne en respiratoire etiquette [23](#page=23).
* Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen (bv. HBV, HIV, HCV) [23](#page=23).
* Aandacht voor de omgeving [23](#page=23).
#### 5.1.1. Handhygiëne
Goede handhygiëne is essentieel voor de preventie van de overdracht van ziektekiemen. De handen van zorgverleners komen continu in contact met de patiënt, de omgeving en zichzelf, waardoor micro-organismen (MO) kunnen worden opgenomen en overgedragen [24](#page=24).
De handhygiëne omvat de volgende aspecten:
* **Wanneer?** De 5 momenten voor handhygiëne (WHO) [24](#page=24).
* **Wat?** Handen wassen met water en zeep versus handen ontsmetten met een alcoholische oplossing [24](#page=24).
* **Hoe?** Techniek van handhygiëne, basisvereisten en het dragen van handschoenen [24](#page=24).
##### 5.1.1.1. Microflora van de handen
De microflora van de handen bestaat uit:
* **Residente microflora:** Bestaat voornamelijk uit grampositieve bacteriën zoals stafylokokken en Corynebacteriën. Dit is een beschermende microflora die zich permanent op de huid bevindt en zich kan vermenigvuldigen [25](#page=25).
* **Transiënte microflora:** Bestaat uit grampositieve en gramnegatieve bacteriën, virussen en gisten, afkomstig van het huid-oppervlak en de omgeving. Deze flora vermenigvuldigt nauwelijks en is verantwoordelijk voor kruisbesmettingen [25](#page=25).
Handen wassen heeft voornamelijk impact op de transiënte flora, terwijl handontsmetting ook een effect heeft op de residente flora (remmend, met rekolonisatie vanuit diepere lagen) [25](#page=25).
##### 5.1.1.2. De 5 momenten voor handhygiëne
Er zijn vijf cruciale momenten voor handhygiëne:
1. **Voor contact met de patiënt:** Ter bescherming van de patiënt [26](#page=26).
2. **Voor een zuivere/aseptische handeling:** Bijvoorbeeld voor wondzorg, katheterzorg, luchtwegzorg, urinewegzorg, en medicatievoorbereiding. Dit moment is cruciaal voor patiëntbescherming [26](#page=26).
3. **Na risico op blootstelling aan lichaamsvochten:** Bijvoorbeeld na contact met secreties of excretie [26](#page=26).
4. **Na contact met de patiënt:** Na het aanraken van de patiënt of diens directe omgeving [26](#page=26).
5. **Na contact met de omgeving van de patiënt:** Na het aanraken van objecten in de directe omgeving van de patiënt [26](#page=26).
De naleving van momenten 1 en 2 is het belangrijkst voor de bescherming van de patiënt [26](#page=26).
##### 5.1.1.3. Handen wassen versus hygiënische handontsmetting
* **Handen wassen met water en zeep:**
* Verwijdert vuil en een groot deel van de transiënte huidflora door een mechanisch effect (1-2 log reductie) [27](#page=27).
* Noodzakelijk bij contact met *Clostridioides difficile* (sporen zijn resistent aan alcohol) en bij zichtbare bevuiling (alcohol fixeert vuil) [27](#page=27).
* Indicaties: aanvang van werk, voor pauzes, na toiletbezoek, na hoesten/niezen [27](#page=27).
* Nadelen: tijdrovend (60 sec.), uitdrogend effect, vereist wastafel [27](#page=27).
* **Hygiënische handontsmetting:**
* De gouden standaard volgens de 5 momenten [27](#page=27).
* Gebruikt een alcoholische oplossing met een terugvetter (bv. glycerol) om huiduitdroging te voorkomen [27](#page=27).
* Voordelen: snelwerkend, sterk kiemdodend (5-6 log reductie), droogt snel, handig (geen wastafel nodig), goede tolerantie [27](#page=27).
* Nadelen: niet actief tegen sporen (handen wassen!) en vereist voorafgaand wassen bij zichtbare bevuiling [27](#page=27).
* **Chirurgische handontsmetting:**
* Vereist voor invasieve manipulaties (bv. heelkunde, plaatsing centrale katheter) [27](#page=27).
* Omvat grondige handwas of schrobben met ontsmettende zeep, gevolgd door langdurige applicatie van alcoholisch antisepticum [27](#page=27).
* Wordt in veel ziekenhuizen vervangen door uitgebreid 'rubben' [27](#page=27).
##### 5.1.1.4. Hoe? Basisvereisten en techniek
Basisvereisten voor het toepassen van handhygiëne tijdens werkuren omvatten:
* Geen horloges, armbanden, ringen [29](#page=29) [30](#page=30).
* Mouwen die maximaal tot aan de ellebogen komen (‘bare below the elbows’ - BBE) [29](#page=29) [30](#page=30).
* Korte, propere nagels zonder gel- of kunstnagels [29](#page=29) [30](#page=30).
De naleving van deze vereisten wordt gemonitord; het doel is 95% compliance [30](#page=30).
##### 5.1.1.5. Niet-steriele handschoenen
Handschoenen behoren tot persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en zijn een aanvulling op handhygiëne; ze vervangen handontsmetting niet vanwege microperforaties en contaminatie bij aan- en uittrekken [29](#page=29).
* **Indicaties:** Kans op contact met bloed of lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen [29](#page=29).
* **Geen indicaties:** Het geven van injecties, contact met intacte huid (bv. auscultatie), contact met de omgeving van de patiënt [29](#page=29).
* **Correcte procedure:** Ontsmet handen -> trek handschoenen aan -> voer handeling uit -> trek handschoenen uit -> ontsmet handen [29](#page=29).
* Handschoenen zijn single use en mogen niet ontsmet worden [29](#page=29).
#### 5.1.2. Bescherming van de kledij
Werkkledij (witte schort, wit/groen broekpak) beschermt de zorgverlener tegen bloed en lichaamsvochten. Deze dient periodiek vervangen te worden en moet in een erkende wasserij gewassen worden [33](#page=33).
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort (‘apron’):** Beschermt de burger- of werkkledij bij risico op spatten of contact met lichaamsvochten, zoals bij aspiratie of endoscopie. Deze zijn single use [33](#page=33).
* **Overschort met lange mouwen (‘gown’):** Biedt betere bescherming van de armen en kan deel uitmaken van isolatiemaatregelen [33](#page=33).
#### 5.1.3. Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat
* **Spatbril:** Beschermt de ogen tegen druppels en spatten die micro-organismen kunnen bevatten. De eigen bril is vaak onvoldoende; een specifieke bril met betere afscherming is nodig [34](#page=34).
* **Aangezichtsscherm (face shield):** Biedt nog veiligere bescherming dan een spatbril [34](#page=34).
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker):** Beschermen neus en mond tegen druppels, bijvoorbeeld bij hoesten of aspireren [34](#page=34).
* Single use, maximaal 8 uur te dragen, eerder te vervangen indien vochtig [34](#page=34).
* **Gebruik bij standaard voorzorgen:** Bij risico op spatten, of indien de zorgverlener een luchtweginfectie of koortsblaasje heeft. Tijdens het respiratoir seizoen, bij code oranje, tijdens elk patiëntencontact [34](#page=34).
* **Extra indicaties bij isolatie:** Druppelisolatie en aerogene isolatie [34](#page=34).
* **Hoogfiltratiemaskers (FFP2/FFP3):** Beschermen beter tegen via de lucht overgedragen infecties zoals open longtuberculose of mazelen [34](#page=34).
* Maskers helpen ook onbewust aanraken van de neus te voorkomen, wat de overdracht van micro-organismen zoals *S. aureus* kan beperken [34](#page=34).
#### 5.1.4. Respiratoire hygiëne en hoestetiquette
Hoestetiquette werd toegevoegd aan de standaard voorzorgen na de SARS-CoV-1 uitbraak [37](#page=37).
* **Aanbevelingen:** Mond en neus bedekken met een tissue bij hoesten/niezen, tissue direct weggooien, of hoesten/niezen in de elleboog indien geen tissues voorhanden. Handen ontsmetten of wassen [37](#page=37).
* Voorzieningen zoals tissues, handalcohol en vuilbakken moeten beschikbaar zijn [37](#page=37).
* Patiënten met respiratoire klachten dienen gescheiden te worden of een proceduremasker te dragen (broncontrole) [37](#page=37).
* Zorgverleners met een respiratoire infectie of koortsblaasje dragen een proceduremasker, zeker bij contact met kwetsbare patiënten [37](#page=37).
* Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverleners is belangrijk voor hun eigen bescherming en die van patiënten [37](#page=37).
#### 5.1.5. Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
Belangrijke virussen zijn hepatitis B virus (HBV), hepatitis C virus (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Vaccinatie is mogelijk voor HBV en verplicht voor gezondheidswerkers. Overdracht in de medische praktijk kan plaatsvinden via contact met besmet bloed, mucosae, huidletsels en prikongevallen [38](#page=38).
Preventieve maatregelen bij **ALLE** patiënten:
* Veiligheid van bloedproducten (screening donoren) [38](#page=38).
* Gebruik bril, masker, aangezichtsscherm bij risico op bloedspatten [38](#page=38).
* Draag handschoenen bij (risico op) contact met bloed of lichaamsvochten [38](#page=38).
* Geen hergebruik van naalden en spuiten (single use) [38](#page=38).
* Verwijder scherpe voorwerpen direct in een naaldcontainer; deze mag niet overvuld zijn [38](#page=38).
* Gebruik monodose vials [38](#page=38).
**Bij een prikongeval:**
1. Laat bloeden [39](#page=39).
2. Was en ontsmet grondig [39](#page=39).
3. Doe aangifte als arbeidsongeval en contacteer een bevoegde dienst [39](#page=39).
4. Bepaal serologie van zorgverlener en bronpatiënt voor HBV, HCV, HIV, en controleer HBV vaccinatiestatus [39](#page=39).
5. Voer een risico-analyse uit voor noodzakelijke therapie (bv. post-expositie profylaxe voor HIV, vaccinatie/immunoglobulines voor HBV) [39](#page=39).
### 5.2. Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen: isolatiemaatregelen
Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen, ook wel transmissie-based precautions genoemd, zijn steeds aanvullend op de standaard voorzorgsmaatregelen. Ze worden toegepast om de omgeving (andere patiënten, zorgverleners) te beschermen tegen besmettelijke kiemen van een geïsoleerde patiënt (bronisolatie). Het tegenovergestelde is beschermende isolatie, waarbij patiënten met een verminderde weerstand worden beschermd tegen externe micro-organismen [40](#page=40).
Isolatievormen zijn afhankelijk van de overdrachtswijze van het infectieus agens:
* Contactisolatie [40](#page=40).
* Druppelisolatie [40](#page=40).
* Aerogene isolatie [40](#page=40).
* Combinaties van deze isolatievormen (bv. contact-druppel, contact-aerogeen) [40](#page=40).
* Strikte isolatie: Maximale barrièremaatregelen bij zeer ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts (bv. Ebola) [40](#page=40).
Het beleid kan per ziekenhuis verschillen en is afhankelijk van de lokale epidemiologie en infrastructuur [41](#page=41).
#### 5.2.1. Contactisolatie
* **Overdracht:** Door direct of indirect contact met de patiënt en diens directe omgeving [41](#page=41).
* **Voorbeelden:** MRSA, VRE, MRGN, *C. difficile* [41](#page=41).
* **Maatregelen:**
* Bij voorkeur een kamer alleen; deur mag open [41](#page=41).
* Nadruk op handhygiëne en handschoenen dragen bij elk contact [41](#page=41).
* Isolatieschort dragen bij kans op contaminatie van de kledij [41](#page=41) [48](#page=48).
* Voor MRSA wordt het dragen van een masker aanbevolen ter preventie van zelfbesmetting door hand-neuscontact [41](#page=41).
* Bij *C. difficile* dient handen gewassen te worden in plaats van ontsmet, aangezien sporen resistent zijn aan alcohol [27](#page=27) [41](#page=41).
#### 5.2.2. Druppelisolatie (verouderd concept, nu LUCHT @ UZG)
* **Overdracht:** Via druppeltjes [41](#page=41).
* **Voorbeelden:** Meningokokkenmeningitis, bof [41](#page=41).
* **Maatregelen:**
* Bij voorkeur een kamer alleen; deur mag open [41](#page=41).
* Nadruk op het dragen van een mond-neusmasker (proceduremasker) bij contact met de patiënt [41](#page=41) [48](#page=48).
* Patiënt draagt een masker indien de kamer wordt verlaten [41](#page=41).
#### 5.2.3. Aerogene isolatie (verouderd concept, nu LUCHT PLUS @ UZG)
* **Overdracht:** Via kleine deeltjes die in de lucht blijven zweven en ingeademd kunnen worden [36](#page=36).
* **Voorbeelden:** Open longtuberculose, mazelen, varicella [42](#page=42).
* **Maatregelen:**
* Verplichte aparte kamer, afgesloten met negatieve druk (of gefilterde lucht) en bij voorkeur een sas [42](#page=42).
* Draagt een hoogfiltratiemasker (‘eendenbekmasker’) voor het betreden van de kamer [42](#page=42) [48](#page=48).
#### 5.2.4. Combinaties van isolatievormen
* **Contact-druppelisolatie:** Voor pathogenen die langer op oppervlakken overleven, zoals influenza, pertussis en SARS-CoV-2 [41](#page=41).
* **Contact-aerogene isolatie:** Voor pathogenen zoals mazelen en varicella [42](#page=42).
#### 5.2.5. Beschermende isolatie (‘omgekeerde’ isolatie)
* **Doel:** Bescherming van uiterst kwetsbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie, in diepe neutropenie, bij grote huiddefecten) [42](#page=42).
* **Maatregelen:**
* Afgesloten kamer, in overdruk (kiemvrije lucht) [42](#page=42).
* Stringente toepassing van standaard voorzorgsmaatregelen, extra reiniging en desinfectie, en specifieke maatregelen voor bezoekers [42](#page=42).
#### 5.2.6. Nieuw isolatiebeleid in UZ Gent (sinds 2024)
Het isolatiebeleid is geëvolueerd, met aanpassingen zoals ‘Isolatie LUCHT’ en ‘Isolatie LUCHT PLUS’ om beter aan te sluiten bij wetenschappelijke inzichten [44-46](#page=44-46) [41](#page=41).
* **Contactisolatie:** Voor MRGN, VRE, MRSA, *C. difficile* infectie (CDI), Norovirus, *Candida auris* [44](#page=44).
* **Respiratoire isolatie (LUCHT):** Voor respiratoire virussen (bv. influenza, RSV, SARS-CoV-2), meningokokken meningitis, bof [45](#page=45).
* **Aerogene isolatie (LUCHT PLUS):** Voor open longtuberculose, mazelen, windpokken, uitbraken van respiratoire pathogenen [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 5.2.7. Persoonlijke beschermingsmiddelen bij virale hemorragische koorts
Bij ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts (bv. Ebola) worden maximale barrièremaatregelen toegepast, waaronder volledige lichaamsbedekking en dubbele PBM. Specifieke PBM kunnen omvatten: handschoenen, schort, masker en oogbescherming, afhankelijk van het risico op contaminatie [47](#page=47) [48](#page=48).
---
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en infectiepreventie buiten ziekenhuizen
Dit gedeelte behandelt specifieke ziekenhuisbacteriën zoals MRSA, VRE en MRGN, hun kenmerken en risico's, evenals de organisatie van infectiepreventie in België en de principes van infectiepreventie buiten zorginstellingen.
## 7. Specifieke ‘ziekenhuisbacteriën (MRSA, VRE, MRGN)
### 7.1 Algemene aspecten van ‘ziekenhuisbacteriën’
‘Ziekenhuisbacteriën’ is een volkse term voor (meestal multiresistente) bacteriën die men kan oplopen tijdens een ziekenhuisverblijf; wetenschappelijk spreekt men van multidrugresistente microorganismen (MDRO). Het gevaar komt doorgaans niet voort uit een verhoogde virulentie van de kiemen. De belangrijkste redenen voor de problemen die ze veroorzaken zijn een combinatie van de verminderde weerstand van de patiënt, de late documentatie van resistentie waardoor infecties al met onwerkzame antibiotica zijn behandeld, en de ontwikkeling van gevorderde infecties, biofilmvorming of metastatische infecties. De effectieve antibiotica zijn vaak duur, toxisch, moeilijk te doseren en soms zijn er geen alternatieven [49](#page=49).
**Screening** is meestal gericht op specifieke risicopatiënten en specifieke plaatsen, afhankelijk van de bacterie (bv. keel, neus, rectaal). In het laboratorium worden multiresistente bacteriën opgespoord met selectieve kweekbodems. Moleculaire detectie van resistentiegenen is een alternatief [49](#page=49).
**Decontaminatie (dekolonisatie)** is enkel mogelijk voor MRSA (een huidbacterie) onder bepaalde omstandigheden, middels een combinatie van neuszalf (mupirocine), antiseptische keelspoeling (chloorhexidine) en wassen met antiseptische zeep (chloorhexidine of povidonjood). Voor darmbacteriën zoals VRE en CPE is decontaminatie niet mogelijk [49](#page=49).
Door het uitgebreid gebruik van antibiotica, ook in de diergeneeskunde, verspreiden ziekenhuisbacteriën zich ook in de ‘community’, wat de beheersing bemoeilijkt [49](#page=49).
### 7.2 Specifieke multiresistente bacteriën
#### 7.2.1 MRSA: methicilline resistente *S. aureus*
MRSA is een huidbacterie met de neus als voorkeurslocatie voor dragerschap, maar kan ook op andere lichaamssites voorkomen. Het is een verwekker van zorginfecties zoals pneumonie, centraal veneuze katheter gerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI) en postoperatieve wondinfecties (POWI). Naast hospital-acquired (HA) MRSA bestaan er ook community-acquired (CA) MRSA, die fulminante huidinfecties en pneumonie kunnen veroorzaken bij jonge, gezonde personen, en livestock-associated (LA) MRSA bij veehouders en hun familieleden. Er is een trend van dalende MRSA-incidentie, mede dankzij maatregelen in woon-zorgcentra (WZC) [50](#page=50).
#### 7.2.2 VRE: vancomycine-resistente enterokokken
VRE zijn enterokokken die resistent zijn tegen glycopeptiden (zoals vancomycine) en meestal ook tegen penicillines, waardoor zeer weinig antibiotica nog effectief zijn. Dragerschap van VRE (buiten infectiehaarden) gebeurt via de darm. VRE komt gelokaliseerd voor, met epidemische verheffingen in bepaalde ziekenhuizen, en vormt een groter probleem in landen als de Verenigde Staten en Frankrijk [50](#page=50).
#### 7.2.3 MRGN: multiresistente gramnegatieve staven
MRGN omvatten Enterobacterales zoals *E. coli*, *Klebsiella pneumoniae*, *Klebsiella aerogenes*, *Enterobacter cloacae*, en non-fermenters zoals *Pseudomonas aeruginosa* en *Acinetobacter baumannii*. Deze bacteriën zijn resistent tegen vele antibioticaklassen door de clustering van resistentiegenen, vaak op een plasmide. Hierdoor bezitten bijna geen klassieke antibiotica nog activiteit, en moet men zijn toevlucht nemen tot reserve- of suboptimale antibiotica. De normale plaats van voorkomen van Enterobacterales is de darm, waar screening plaatsvindt met een rectale wisser. Bij kolonisatie of infectie met non-fermenters wordt eerder aan een bron in de omgeving gedacht (bv. water bij *P. aeruginosa*), met screening op respiratoire, darm, wondmateriaal, etc. [51](#page=51).
Er zijn volgende specifieke categorieën te onderscheiden [51](#page=51):
* Zeer multidrugresistente of pandrugresistente gramnegatieve staven (algemeen).
* Bacteriën die ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) produceren: enzymen die de meeste bèta-lactams, maar niet de carbapenems, kunnen afbreken. ESBLs zijn wijdverspreid in ziekenhuizen en de gemeenschap, wat screening en isolatie controversieel maakt [51](#page=51).
* CPE (carbapenemase producerende Enterobacterales): breken ook antibiotica van de carbapenemgroep af. Actieve surveillance, inclusief screening en isolatie, wordt aanbevolen om verdere uitbreiding in te dijken [51](#page=51).
Een nuttige website met Belgische richtlijnen en resultaten van nationale surveillance van o.a. MRSA, VRE en MRGN is www.nsih.be (Sciensano) [51](#page=51).
## 8. Organisatie van infectiepreventie (ziekenhuishygiëne) in België
De organisatie van infectiepreventie in Belgische ziekenhuizen is beschreven in het Koninklijk Besluit (KB) van 26 april 2007. Elk ziekenhuis heeft een Team voor ziekenhuishygiëne, bestaande uit een arts en een of meerdere verpleegkundigen met bijkomende bekwaming. Dit team wordt aangestuurd door een Comité voor ziekenhuishygiëne met vertegenwoordigers uit alle ziekenhuisgeledingen [53](#page=53).
Elk ziekenhuis neemt verplicht deel aan drie surveillancemodules van het nationaal surveillanceprogramma van Sciensano (www.nsih.be), waaronder MRSA, MRGN en CLABSI. Daarnaast kan deelgenomen worden aan optionele modules (bv. VRE, *C. difficile*) [53](#page=53).
De opdrachten van het Team voor ziekenhuishygiëne omvatten onder andere:
1. Ontwikkeling, implementatie en opvolging van beleid voor standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen en surveillance van ziekenhuisinfecties [53](#page=53).
2. Opzetten van een epidemiebeleid, inclusief opsporen en indijken van outbreaks [53](#page=53).
3. Opvolgen van hygiëneaspecten bij ziekenhuisactiviteiten (bv. bouwen, verbouwen, hoogrisico-afdelingen, aankoop materialen) [53](#page=53).
4. Implementatie van officiële aanbevelingen (bv. van de Hoge Gezondheidsraad) [53](#page=53).
5. Uitwisseling van informatie en ervaringen op regionaal niveau [53](#page=53).
6. Opstellen van strategische plannen en jaarverslagen [53](#page=53).
## 9. Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
Ook buiten zorginstellingen, zoals in de eerste lijn (huisartspraktijken, thuisverpleging), gelden dezelfde principes van infectiepreventie. Hierbij is er vooral aandacht voor standaard voorzorgen (persoonlijke beschermingsmiddelen, handhygiëne, preventie van prikongevallen) en zorgmateriaal (desinfectie/sterilisatie). Echter, er is geen surveillance, geen ondersteuning door een infectiepreventieteam, en minder gemakkelijke toegang tot advies voor antibioticagebruik of nazicht van procedures [54](#page=54).
Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg (Vlaamse Overheid) bieden hulp. Er is een verplichte aangifte van een reeks infectieziekten (bv. HBV, HCV, HIV, syfilis, gonorree, open longtuberculose, legionellose, MDRO uitbraken) aan deze diensten voor epidemiologisch onderzoek en maatregelen. Bij vermoeden van een epidemische verheffing kan men een beroep doen op hun diensten; het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano en Departement Zorg kan ter plaatse komen indien nodig [54](#page=54).
Woon- en zorgcentra (WZC) kennen een hoge concentratie aan resistente bacteriën. De principes van infectiepreventie worden hier meer en meer geïmplementeerd, inclusief een vorm van infectiebeheersingsteam. Het belang van infectiepreventie werd duidelijk tijdens de COVID-19 pandemie met grote uitbraken in WZC. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) zijn sleutelfiguren in het opzetten van beleid omtrent infectiepreventie en antimicrobial stewardship [54](#page=54).
## 10. Nuttige bronnen
* WHO guidelines on hand hygiene in health care, 2009 [55](#page=55).
* Departement Zorg. Overzicht infectieziekten en bijhorende richtlijnen [55](#page=55).
* Sciensano. Surveillance van nosocomiale infecties [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings, 2007 [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Disinfection and Sterilization in Healthcare Facilities, 2008 [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectiepreventie en -bestrijding | Een reeks maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van de overdracht van micro-organismen om zo kolonisatie en zorginfecties te voorkomen. Dit omvat het doorbreken van de infectieketen. |
| Zorginfectie | Een infectie die wordt opgelopen tijdens zorg in een ziekenhuis of een andere zorginstelling, die niet aanwezig was bij opname en minstens 48 uur na opname optreedt. |
| Antimicrobiële resistentie (AMR) | Het vermogen van micro-organismen om te overleven en zich te vermenigvuldigen ondanks blootstelling aan antimicrobiële middelen, wat leidt tot infecties die moeilijk te behandelen zijn. |
| Overdracht van micro-organismen | Het proces waarbij micro-organismen zich verplaatsen van de ene plaats naar de andere, hetzij via contact (direct of indirect), druppels of de lucht (aerogeen). |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam, zonder dat er vermenigvuldiging of ziektetekenen optreden. |
| Kolonisatie | De vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam, zonder dat er ziektetekenen optreden. |
| Infectie | De vermenigvuldiging van micro-organismen in het lichaam, gepaard gaande met ziektetekenen zoals pijn, zwelling, roodheid en functieverlies. |
| Reiniging | Het fysiek verwijderen van organische bevuiling en micro-organismen van oppervlakken en materialen, wat een voorwaarde is voor effectieve desinfectie en sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen bewerkstelligt, effectief tegen bacteriën, virussen en schimmels, maar niet altijd tegen bacteriële sporen. |
| Sterilisatie | Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd van medische instrumenten en materialen om infectie te voorkomen. |
| Spaulding classificatie | Een systeem dat medische instrumenten indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) op basis van hun contact met lichaamsweefsels, om het juiste decontaminatieproces te bepalen. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks universele maatregelen die bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, om de zorgverstrekker en de patiënt te beschermen tegen overdracht van ziektekiemen. |
| Handhygiëne | De belangrijkste maatregel ter voorkoming van infectieoverdracht, bestaande uit handen wassen met water en zeep of handen ontsmetten met een alcoholische oplossing, toegepast volgens de 5 momenten van de WHO. |
| Transiënte microflora | Tijdelijke micro-organismen op de huid, afkomstig uit de omgeving, die verantwoordelijk zijn voor kruisbesmettingen en die grotendeels worden geëlimineerd door handhygiëne. |
| Residente microflora | Permanente micro-organismen die zich bevinden in de diepere huidlagen en haarfollikels, die een beschermende functie hebben en die moeilijk te verwijderen zijn. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, maskers en oogbescherming die worden gebruikt om de zorgverstrekker te beschermen tegen blootstelling aan potentieel besmettelijke materialen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgen | Specifieke isolatiemaatregelen die worden toegepast bovenop de standaard voorzorgsmaatregelen, gebaseerd op de wijze van overdracht van een bepaald micro-organisme (contact, druppels, aerogeen). |
| Bronisolatie | Het isoleren van een patiënt die een besmettelijk agens draagt om de verspreiding naar andere patiënten, personeel en de omgeving te voorkomen. |
| Beschermende isolatie | Het isoleren van een patiënt met een sterk verzwakt immuunsysteem om hem te beschermen tegen micro-organismen van buitenaf. |
| Multidrugresistente microorganismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen meerdere klassen van antimicrobiële middelen, wat infecties moeilijk te behandelen maakt. |