Cover
ابدأ الآن مجانًا LEERPAD_Atherosclerose_AJ2526.pdf
Summary
# Introductie tot atherosclerose en risicofactoren
Dit onderwerp introduceert atherosclerose, de prevalentie ervan en de belangrijkste risicofactoren, met specifieke aandacht voor genetische aanleg en parameters zoals Lp(a) en homocysteïne.
### 1.1 Atherosclerose: een wereldwijd gezondheidsprobleem
Atherosclerose is een ernstige aandoening die wereldwijd verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de sterfgevallen. Ongeveer 85% van de sterfgevallen door cardiovasculaire aandoeningen wordt hierdoor veroorzaakt. In België sterven jaarlijks ongeveer 23.000 mensen aan deze ziekte. Wereldwijd zijn 15.000.000 doden per jaar toe te schrijven aan atherosclerose. Bovendien leven naar schatting 3.000.000 mensen met atherosclerose, en 750.000 Belgen worden jaarlijks getroffen door een hart- of herseninfarct, vaak veroorzaakt door deze aandoening. Ongeveer 40% van alle volwassenen heeft een risico op het ontwikkelen van atherosclerose [2](#page=2).
### 1.2 Risicofactoren voor atherosclerose
De ontwikkeling van atherosclerose wordt beïnvloed door diverse factoren. Hoewel beïnvloedbare factoren een grote rol spelen, zijn er ook genetische predisposities die het risico verhogen [2](#page=2).
#### 1.2.1 Genetische aanleg en specifieke parameters
Genetische factoren dragen ongeveer 10% bij aan het risico op atherosclerose. Enkele specifieke genetische aspecten en ermee samenhangende parameters zijn [2](#page=2):
* **Familiaire hypercholesterolemie:** Een genetische aandoening waarbij de concentratie van LDL-cholesterol, ook wel 'slecht' cholesterol genoemd, aanzienlijk verhoogd is (meer dan 300 mg/dl) ] [2](#page=2).
* **Lipoproteïne(a) (Lp(a)):** Een verhoogde concentratie van Lp(a) (boven 50 mg/dl) is gekoppeld aan een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen. Lp(a) is een lipoproteïne dat deels aan LDL gebonden is [2](#page=2).
* **Positieve beïnvloeding van Lp(a):** Bepaalde stoffen kunnen gunstig effect hebben op de Lp(a)-niveaus, waaronder polyfenolen uit kokos, isoflavonen uit soja (fyto-oestrogenen), CoQ10 en vitamine B3 [2](#page=2).
* **Negatieve beïnvloeding van Lp(a):** Industriële vetzuren kunnen de Lp(a)-niveaus negatief beïnvloeden [2](#page=2).
#### 1.2.2 Hyperhomocysteinemie
Hyperhomocysteinemie, een verhoogde concentratie van homocysteïne in het bloed, is een andere belangrijke risicofactor die het endotheel van de bloedvatwand kan beschadigen, de flexibiliteit van bloedvaten kan verminderen en het proces van bloedstolling kan beïnvloeden [5](#page=5).
**De biochemische rol van homocysteïne:**
Homocysteïne is een tussenproduct in de normale biosynthese van methionine en cysteïne. Het ontstaat uit methionine, dat voornamelijk in dierlijke eiwitten wordt aangetroffen. Door de werking van cofactoren zoals vitamine B6 wordt homocysteïne omgezet naar cysteïne. Foliumzuur en vitamine B12 spelen een cruciale rol in de remethylering van homocysteïne naar methionine [4](#page=4).
De metabolisatie van homocysteïne kan via twee hoofdroutes verlopen:
1. **Remethylering:** Homocysteïne wordt, met behulp van foliumzuur (in de vorm van CH3-FH4 of N⁵-methyl-tetrahydrofolsäure) en vitamine B12, terug omgezet tot methionine [4](#page=4).
2. **Transsulfuratie:** Homocysteïne wordt, met behulp van vitamine B6, omgezet via cystathionine naar cysteïne [4](#page=4).
$$ \text{S-Adenosylmethionin (SAM)} \xrightarrow{\text{ATP, SAM-Synthase}} \text{- CH}_3 \rightarrow \text{L-Methionin} \rightarrow \text{S-Adenosylhomocystein (SAH)} $$
$$ \text{L-Homocystein} \xrightarrow{\text{Vitamine B6, Cystathionin-B-Synthase}} \text{Cystathionin} \xrightarrow{\text{Vitamine B6, Cystathionin-y-Lyase}} \text{+ NH}_3\uparrow\text{: a·Ketobutyrat} \rightarrow \text{Cysteine} $$
$$ \text{L-Homocystein} \xrightarrow{\text{FH4, Methionin-Synthase, CH}_3\text{-FH4 (via Vitamine B12)}} \text{L-Methionin} $$
$$ \text{Cystein} \rightarrow \text{Glutathion} $$
*FH4 = Tetrahydrofolsäure* ] [4](#page=4).
**Oorzaken van hyperhomocysteinemie:**
* **Voedingstekorten:** Deficiëntie van vitamine B6, folaat of vitamine B12 kan leiden tot een verstoorde omzetting van homocysteïne [5](#page=5).
* **Leefstijlfactoren:** Oxidatieve stress kan bijdragen aan hyperhomocysteinemie [5](#page=5).
#### 1.2.3 Sekseverschillen in risico
Mannen hebben over het algemeen een hoger risico op atherosclerose dan vrouwen. Dit wordt deels verklaard door [2](#page=2):
* **Adiponectine:** Mannen produceren minder adiponectine, een hormoon met een atherosclerose-remmend effect. Adiponectine remt de expressie van inflammatoire cytokines en onderdrukt de opname van geoxideerd LDL-cholesterol door monocyten [2](#page=2).
* **Vetafzetting:** Mannen hebben de neiging meer ventraal of visceraal vet te hebben [2](#page=2).
* **Homocysteïnelevels:** Homocysteïneniveaus stijgen bij mannen sneller [2](#page=2).
### 1.3 Endotheelfunctie en atherosclerose
Een goede endotheelfunctie is cruciaal voor de gezondheid van bloedvaten. Dit omvat het handhaven van de balans tussen bloedstolling en fibrinolyse (hemostase), het reguleren van de immuunrespons (inclusief de opname van leukocyten en macrofaagopruiming) en het beheersen van ontstekingsreacties. Daarnaast speelt het endotheel een sleutelrol in de regulatie van de vaattonus, door een evenwicht te bewaren tussen vasodilatatie en vasoconstrictie [4](#page=4).
Om deze functies te vervullen, produceren endotheelcellen diverse stoffen:
* **Vasodilaterende stoffen:** Stikstofmonoxide (NO), prostacycline (PGI2, remt aggregatie) en EDHF (Endothelium-Derived Hyperpolarizing Factor) ] [4](#page=4).
* **Vasoconstrictieve stoffen:** Endotheline-1 (ET-1), Angiotensin II (AngII), homocysteïne, trombine en acetylcholine (door stress) ] [4](#page=4).
Atherosclerose wordt geassocieerd met een verstoring van dit delicate evenwicht, waarbij vasoconstrictieve factoren, zoals homocysteïne, een prominente rol kunnen spelen [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijpen hoe deze verschillende factoren interageren met de endotheelfunctie is essentieel voor het begrijpen van de pathogenese van atherosclerose. De link tussen homocysteïne, endotheelschade en de verminderde flexibiliteit van bloedvaten is hierbij een belangrijk aandachtspunt [5](#page=5).
---
# Risicoprofiel en -analyse van hart- en vaatziekten
Dit deel behandelt het vaststellen van een risicoprofiel door middel van beïnvloedbare factoren en parameters, en introduceert risicoscores zoals SCORE2 en SCORE2-OP voor de analyse van cardiovasculair risico [6](#page=6).
### 2.1 Risicoprofiel: beïnvloedbare factoren en parameters
Het bepalen van een cardiovasculair risicoprofiel omvat een geïnformeerde discussie tussen patiënt en zorgverlener, rekening houdend met individuele kenmerken, comorbiditeiten, en eventuele kwetsbaarheid. Doel is gepersonaliseerde behandelbeslissingen te nemen met oog voor kosteneffectiviteit. Interventies kunnen plaatsvinden op individueel niveau (bv. leefstijl, risicofactorbehandeling) en op populatieniveau (bv. volksgezondheidsbeleid) [6](#page=6).
#### 2.1.1 Beïnvloedbare factoren
Enkele belangrijke beïnvloedbare factoren die bijdragen aan het cardiovasculair risicoprofiel zijn [8](#page=8):
* Roken [8](#page=8).
* Ongezonde voedingsgewoonten (inclusief alcoholgebruik) [8](#page=8).
* Overgewicht (OG) en obesitas (OB) [8](#page=8).
* Fysieke inactiviteit, wat een omgekeerde relatie heeft met triglyceriden (TGL), totaal cholesterol, LDL en HDL [8](#page=8).
* Stress [8](#page=8).
#### 2.1.2 Parameters
Diverse parameters worden geanalyseerd om het cardiovasculair risico in te schatten. Deze omvatten onder andere [9](#page=9):
* Bloeddruk: Raadpleeg sectie Hypertensie voor aanbevelingen [9](#page=9).
* Dislipidemie: Specifieke streefwaarden worden onderscheiden voor hoog-risico (HR) en laag-risico (LR) patiënten [9](#page=9).
* **Tabel: Streefwaarden Dislipidemie**
| Parameter | Hoog risico (HR) | Laag risico (LR) |
| :-------- | :--------------- | :--------------- |
| Cholesterol | < 175 mg/dl | < 190 mg/dl |
| HDL | ♂ > 40 mg/dl, ♀ > 50 mg/dl | [Niet gespecificeerd |
| LDL | < 100 mg/dl (70, 55) | < 116 mg/dl |
| TGL | < 150 mg/dl | [Niet gespecificeerd |
| Chol/HDL ratio | < 4 | [Niet gespecificeerd |
* Hoge nuchtere glycemie (> 100 mg/dl) en HbA1c (> 6,5-7%), zie sectie Diabetes [9](#page=9).
* Hoog urinezuur (geassocieerd met eiwitrijke voeding, jicht) [9](#page=9).
* Hoog fibrinogeengehalte (positief acuut fase eiwit) met verhoogde activiteit van factor VII en lage PT-INR (< 1) [9](#page=9).
* Aanwezigheid van inflammatoire markers zoals hs-CRP (> 2 mg/L), een gevoelige marker voor laaggradige, chronische ontstekingen [9](#page=9).
* Aanwezigheid van markers voor endotheeldysfunctie: VCAM-1, ICAM-1 [9](#page=9).
* Homocysteïne [9](#page=9).
**Formules voor lipidenanalyse:**
* Berekend LDL (Friedewald, mg/dl) = totaal cholesterol - HDL-cholesterol - TGL/5. Deze formule wordt niet gebruikt bij TGL > 400 mg/dl [9](#page=9).
* Non-HDL (mg/dl) = totaal cholesterol - HDL-cholesterol [9](#page=9).
> **Tip:** De parameters en hun streefwaarden zijn cruciaal voor risico-inschatting. Zorg dat je de formules voor berekend LDL en non-HDL kent.
#### 2.1.3 Hypertriglyceridemie
Hypertriglyceridemie wordt gedefinieerd volgens de ESC [10](#page=10) .
* **Referentiewaarden en risicodrempels (nuchter):**
* Verhoogd risico: ≥ 135 mg/dl [10](#page=10).
* Officiële diagnostische drempel: ≥ 150 mg/dl [10](#page=10).
* Niet-nuchtere TGL: ≥ 175 mg/dl (niet voor diagnose, wel voor screening) [10](#page=10).
* **Classificatie:**
* Matig hyperTGL: 150-499 mg/dl (nuchter) [10](#page=10).
* Ernstig hyperTGL: ≥ 500 mg/dl (nuchter) [10](#page=10).
* Zeer ernstig hyperTGL: > 750 mg/dl (nuchter) [10](#page=10).
De ACC expert consensus spreekt van 'persistente' hypertriglyceridemie wanneer nuchtere TGL ≥ 150 mg/dl blijft na 4-12 weken leefstijlinterventie en stabiele statinebehandeling. Oorzaken kunnen zijn: alcohol, TPN met vetemulsies, medicatie, metabole stoornissen. Statines kunnen een daling van 10-30% geven in TGL. Behandeling kan bestaan uit extra 4 gram EPA+DHA per dag [10](#page=10) .
### 2.2 Risico-analyse: risicoscores
De analyse van cardiovasculair risico maakt gebruik van gestandaardiseerde risicoscores.
#### 2.2.1 SCORE-tabel
De SCORE-tabel berekent de 10-jaarskansen op een fatale of niet-fatale cardiovasculaire aandoening. De tabel is afhankelijk van geslacht, rookgedrag en leeftijd. De SCORE is toepasbaar vanaf 40 jaar [11](#page=11).
#### 2.2.2 SCORE2 en SCORE2-OP
* **SCORE2:** Voor patiënten van 40 tot 69 jaar [11](#page=11).
* **SCORE2-OP:** Voor oudere patiënten van 70 tot 89 jaar [11](#page=11).
* **SCORE2-Diabetes:** Specifiek voor patiënten met type 2 diabetes [11](#page=11).
Deze scores maken gebruik van variabelen zoals leeftijd, geslacht, rookgedrag, bloeddruk (systolisch), en non-HDL cholesterol. De resultaten worden weergegeven in kleurcodes (groen, oranje, rood) die het risiconiveau aangeven. De scores schatten het risico in op 60-jarige leeftijd bij onveranderde parameters en tonen hoe dit risico kan afnemen bij ideale omstandigheden [11](#page=11).
**Belangrijke kenmerken van SCORE2 en SCORE2-OP:**
* Berekent de 10-jaarskans op fatale en niet-fatale cardiovasculaire (CV) events in populaties met een laag CV-risico [11](#page=11).
* Er zijn aparte tabellen voor vrouwen en mannen, rokers en niet-rokers, en verschillende leeftijdsgroepen [11](#page=11) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Voorspellende variabelen:** Leeftijd, geslacht, rookgedrag, non-HDL cholesterol (in mg/dl of mmol/L), en systolische bloeddruk (in mm Hg) [11](#page=11) [13](#page=13) [14](#page=14).
* De risico-inschatting wordt weergegeven in percentages [11](#page=11).
> **Tip:** Gebruik de online HeartScore tool (https://heartscore.escardio.org/) voor een snelle en correcte risico-inschatting.
#### 2.2.3 SCORE2-Diabetes
Patiënten met diabetes type 2 hebben een aanzienlijk verhoogd risico op hart- en vaatziekten, gemiddeld tweemaal zo hoog, met een levensverwachting die 4 tot 6 jaar lager kan liggen, zeker bij orgaanschade. SCORE2-Diabetes is een aangepast model voor deze patiëntenpopulatie [15](#page=15).
**Kenmerken van SCORE2-Diabetes:**
* Geschikt voor het schatten van de 10-jaarskans op CV-events bij individuen met type 2 diabetes [15](#page=15).
* **Extra predictoren:** Naast de conventionele risicofactoren zijn leeftijd bij diagnose van diabetes, HbA1c en eGFR toegevoegd [15](#page=15).
* Gekalibreerd voor verschillende risicaregio's in Europa (laag, gemiddeld, hoog, zeer hoog) [15](#page=15).
* Valideert de risico-voorspelling met die van SCORE2 voor personen zonder diabetes [15](#page=15).
* Houdt rekening met aparte risicoscores voor mannen en vrouwen met type 2 diabetes [15](#page=15).
**Voorbeeld van SCORE2-Diabetes berekening:**
Een 60-jarige, niet-rokende man met diabetes, SBP = 140 mm Hg, totaal cholesterol = 5,5 mmol/L en HDL = 1,3 mmol/L, met nieuw gediagnosticeerde diabetes (leeftijd 60), HbA1c van 50 mmol/mol en eGFR van 90 ml/min/1.73m², heeft een 10-jaarskans van 3,4% in een laag-risicogebied. Bij een oudere diagnose (leeftijd 50), HbA1c van 70 mmol/mol en eGFR van 60 ml/min/1.73m², stijgt dit risico naar 12,9% voor dezelfde persoon [15](#page=15).
> **Tip:** Wees nauwkeurig met het omzetten van eenheden (mg/dl naar mmol/L en vice versa) bij het gebruik van de SCORE-tabellen. De conversiefactor is circa 38,67 voor cholesterol en triglyceriden [16](#page=16).
#### 2.2.4 Oefening met SCORE
**Casus 1:**
Man, roker, 50 jaar, BD 140/90 mm Hg, totaal cholesterol 213 mg/dl en HDL 50 mg/dl.
* HDL 50 mg/dl = 1,3 mmol/L
* Totaal cholesterol 213 mg/dl = 5,5 mmol/L
* Non-HDL = 213 mg/dl - 50 mg/dl = 163 mg/dl (4,2 mmol/L)
* SCORE = 8 (bepaald uit de SCORE-tabellen voor mannen, rokers, 50-54 jaar, met SBP 140-159 mmHg en non-HDL 4.0-4.9 mmol/L) [16](#page=16).
**Casus 2:**
Zelfde man, 60 jaar, zonder verdere veranderingen in parameters.
* HDL 50 mg/dl = 1,3 mmol/L
* Totaal cholesterol 213 mg/dl = 5,5 mmol/L
* Non-HDL = 213 mg/dl - 50 mg/dl = 163 mg/dl (4,2 mmol/L)
* SCORE = 11 (bepaald uit de SCORE-tabellen voor mannen, rokers, 60-64 jaar, met SBP 140-159 mmHg en non-HDL 4.0-4.9 mmol/L) [16](#page=16).
Deze oefeningen illustreren hoe leeftijd en bijbehorende risicocategorieën het uiteindelijke SCORE beïnvloeden [16](#page=16) [17](#page=17).
---
# Interventie en voedingsaanbevelingen bij atherosclerose
Interventie bij atherosclerose richt zich op het aanpassen van risicofactoren, met een significante rol voor dieet- en leefstijlaanpassingen, met specifieke aanbevelingen voor nutriënten [18](#page=18).
### 3.1 Uitgangspunten voor interventie
De beslissing voor interventie wordt mede bepaald door risicoscores zoals SCORE2 of SCORE2-OP, evenals specifieke risicofactoren zoals familiale hypercholesterolemie, diabetes, hoge bloeddruk, en nierfunctie. Voor patiënten met een hoog risico (SCORE2/SCORE2-OP ≥ 20%) of specifieke aandoeningen zoals familiale hypercholesterolemie of diabetes met orgaanschade, worden striktere doelstellingen gehanteerd voor totaal cholesterol en LDL-cholesterol. Medicamenteuze therapie, zoals statines, ezetimibe, PCSK9-inhibitoren, fibraten, en bempedoïnezuur, wordt vaak noodzakelijk geacht, met specifieke indicaties voor combinatietherapie wanneer LDL-doelen niet worden bereikt [18](#page=18).
> **Tip:** Het is belangrijk om naast de SCORE-risicoclassificatie ook rekening te houden met de LDL-waarden zelf. Als deze niet binnen het gewenste bereik vallen, kan dit leiden tot een striktere behandeling, zelfs bij een lagere SCORE-risicoscore [18](#page=18).
### 3.2 Dieet- en leefstijladviezen
Dieet- en leefstijladviezen vormen de basis van de interventie. Algemene doelstellingen omvatten niet roken, een evenwichtige voeding, een gezonde BMI (ideaal tussen 20-25 kg/m², zeker onder de 27 kg/m² om ventrale obesitas te vermijden), en het streven naar specifieke waarden voor triglyceriden (TGL) en HDL-cholesterol. De verhouding totaal cholesterol/HDL zou ideaal gesproken ≤ 4/1 moeten zijn. Bloeddrukdoelstellingen variëren van < 140/90 mmHg tot < 130/80 mmHg, afhankelijk van het risicoprofiel [19](#page=19).
#### 3.2.1 Functies van vetten
Vetten vervullen diverse cruciale functies in het lichaam:
* **Brandstof:** Ze dienen als energievoorraad voor 6-8 weken en worden verbrand bij lage insulinespiegels. Bij minder dan 50 gram koolhydraten per dag kan ketose optreden [21](#page=21).
* **Bouwsteen:** Vetten zijn essentieel voor celmembranen, celorganellen, hormonen (zoals corticosteroïden en geslachtshormonen), en vitamine D [21](#page=21).
* **Boodschapper:** Vetten, met name vetzuren, zijn betrokken bij de vorming van de myelineschede rondom zenuwcellen [21](#page=21).
* **Beschermer:** Ze bieden bescherming aan organen tegen schokken en stoten [21](#page=21).
* **Barometer:** Vetten spelen een rol in de regulatie van de lichaamstemperatuur [21](#page=21).
#### 3.2.2 Aanbevelingen voor totale vetinname
De totale vetinname wordt idealiter beperkt tot maximaal 30 En% bij TGL < 200 mg/dl. Als de TGL tussen 200-800 mg/dl liggen, wordt de inname beperkt tot maximaal 35 En%. Bij hogere TGL-waarden kan de aanbeveling oplopen tot maximaal 40 En%. Een minimale inname van 20 En% vetten is noodzakelijk om te voorzien in essentiële vetzuren en voor lichaamsfuncties. Een te laag vetgehalte kan leiden tot compensatie met koolhydraten, wat hogere insulinespiegels en vetopslag kan veroorzaken [23](#page=23).
> **Weetje:** Een volledig vegetarisch voedingspatroon kan het totale cholesterol verlagen en het risico op hart- en vaatziekten met 10% verminderen [23](#page=23).
#### 3.2.3 Aanbevelingen voor verzadigde vetzuren (VVZ)
De aanbevolen inname van verzadigde vetzuren is maximaal 10 En% voor een lager risico (LR) of maximaal 7-8 En% voor een hoger risico (HR). Myristinezuur (C14:0) wordt beschouwd als het meest protrombotische verzadigde vetzuur door de verhoogde activiteit van factor VII [25](#page=25).
> **Tip:** Recente inzichten suggereren dat niet zozeer de hoeveelheid verzadigd vet zelf, maar de verhouding ervan tot onverzadigde vetzuren belangrijker is voor het cardiovasculaire risico. Focus op de oorzaken van laaggradige ontsteking is aan te raden [25](#page=25).
Als verzadigde vetzuren worden vervangen door koolhydraten, kan dit leiden tot een stijging van LDL-cholesterol, terwijl vervanging door onverzadigde vetzuren juist een verlaging kan bewerkstelligen. Een meta-analyse toonde aan dat een vervanging van 5 En% verzadigde vetzuren door linolzuur (LA) geassocieerd werd met een 10% lager risico op hart- en vaatziekten. Verzadigde vetten zijn voornamelijk te vinden in dierlijke vetten, kokosolie en palmolie. Kokosolie en palmolie bevatten een aanzienlijk deel atherogene vetzuren [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 3.2.4 Aanbevelingen voor onverzadigde vetzuren (OVZ)
Er wordt een aanbevolen inname van minimaal 10 En%, en bij hoger risico eerder 20 En% onverzadigde vetzuren nagestreefd [27](#page=27).
* **Enkelvoudig onverzadigde vetzuren (EOV):** Olijfolie, pinda's, noten, avocado en koolzaadolie zijn goede bronnen van EOV. Erucazuur (C22:1) in koolzaad en mosterdzaad wordt in verband gebracht met vetinfiltratie van de hartspier en is daarom wettelijk beperkt tot maximaal 5% van de totale vetzuren [27](#page=27).
* **Meervoudig onverzadigde vetzuren (MOV):** Een inname van 5-10 En% wordt aanbevolen. Bij mensen met hypertriglyceridemie kan 2-3 gram suppletie van omega-3 vetzuren het TGL-gehalte met ongeveer 30% verlagen. Voor LDL-cholesterol wordt een standaard n-3 suppletie niet altijd voorgesteld gezien de beperkte effecten. Voeding rijk aan MOV kan de tendens tot oxidatie van LDL-partikels verhogen. Omega-6 vetzuren, zoals linolzuur (C18:2) en arachidonzuur (C20:4), en omega-3 vetzuren, zoals alfa-linoleenzuur (C18:3), EPA (C20:5) en DHA (C22:6), zijn belangrijke MOVs. De richtlijn beveelt minimaal 450 mg EPA en DHA per dag aan. Lijnzaad, chiazaad, hennepzaad, groene groenten, vette vis en walnotenolie zijn bronnen van omega-3 vetzuren, terwijl maïs-, zonnebloem- en saffloerolie rijk zijn aan omega-6 vetzuren. Dagelijks 2-5 eetlepels gemalen lijnzaad kan zowel het LDL- als totaal cholesterol verlagen [27](#page=27) [28](#page=28).
> **Opmerking:** Hoewel er vroeger aandacht was voor de verhouding n-6/n-3, tonen recente studies aan dat een hogere inname van n-6 geen effect heeft op CRP, wat suggereert dat de verhouding zelf mogelijk niet meer zo relevant is. 15 gram vette vis per dag zou voldoende moeten zijn voor de dagelijkse behoefte aan visvetzuren, maar het gehalte kan lager zijn in kweekvis [28](#page=28).
#### 3.2.5 Oxidatie van vetzuren
Onverzadigde vetzuren zijn gevoeliger voor oxidatie dan verzadigde vetzuren. Oxidatie, de reactie met zuurstof, kan leiden tot de vorming van vrije radicalen en oxidatieve stress, wat schade aan cellen kan veroorzaken. Oorzaken van oxidatieve stress zijn onder andere roken, intensieve sport, UV-straling, vervuiling, stress, een tekort aan antioxidanten en overconsumptie van onverzadigde vetzuren (met name n-6). Vetten met meer dubbele bindingen zijn gevoeliger voor oxidatie en mogen daarom niet verhit worden en moeten donker bewaard worden [29](#page=29).
> **Tip:** Tarwekiemolie is rijk aan vitamine E, een antioxidant die bescherming kan bieden tegen oxidatieve stress [29](#page=29).
#### 3.2.6 Aanbevelingen voor transvetzuren
De inname van transvetzuren wordt beperkt tot maximaal 1 En% of maximaal 3 gram per dag. Industriële transvetzuren ontstaan bij de partiële hydrogenatie van plantaardige oliën om de consistentie van vetten te verbeteren, waardoor ze vaster en beter smeerbaar worden. Deze vetzuren zijn te vinden in koek, gebak en kant-en-klaar producten, hoewel margarines tegenwoordig veel minder transvetten bevatten dan vroeger. Natuurlijke transvetzuren ontstaan in de pens van herkauwers tijdens het biohydrogenatieproces van vetzuren. Ze zijn te vinden in producten van herkauwers, met name melk en boter [30](#page=30).
#### 3.2.7 Aanbevelingen voor cholesterol en fytosterolen
Een overmatige inname van dierlijk cholesterol, vooral in combinatie met veel verzadigd vet, kan leiden tot een stijging van het LDL-cholesterol, waarbij mensen met diabetes gevoeliger lijken. Het lichaam produceert voor 50% zelf cholesterol (endogeen) en de overige 50% komt uit de voeding (exogeen). De aanbeveling is maximaal 300 mg cholesterol per dag voor LR en maximaal 200 mg per dag voor HR. Fytosterolen en -stanolen verminderen de opname van cholesterol in de darm, zowel endogeen als exogeen, en kunnen het totale cholesterolgehalte verlagen, terwijl het HDL-cholesterol gelijk blijft. Dagelijks 2 gram plantensterolen kan het LDL-cholesterol met ongeveer 10% verlagen [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** 1,5 gram plantensterolen komt overeen met 3-4 dik besmeerde boterhammen met Becel pro-Activ [31](#page=31).
#### 3.2.8 Andere nutriëntenaanbevelingen
* **Koolhydraten:** De totale koolhydraatinname moet gecompenseerd worden met de inname van vetten en eiwitten. Maximaal 60 En% koolhydraten wordt aanbevolen om een te hoge TGL te vermijden, met een maximale inname van 10 En% suikers (idealiter 5 En%) [33](#page=33).
* **Voedingsvezels:** Minimaal 30 gram voedingsvezels per dag, met name fermenteerbare vezels zoals gommen, betaglucanen en pectines, hebben een positieve invloed op cholesterol en LDL. Deze zijn te vinden in groenten, fruit, peulvruchten, haver, gerst en aardappelen. Dagelijks 7 gram volkoren graanproducten (VDVZ) extra innemen zou het risico op HVZ met 10-15% verlagen. Het dagelijks consumeren van 130 gram peulvruchten kan het LDL met 3,5 tot 5% verlagen. Ongeveer 15 tot 35 gram (ongezouten) noten en zaden per dag wordt in verband gebracht met een verlaagd risico op HVZ en een lagere LDL en totaal cholesterol [33](#page=33).
* **Fructose:** Maximaal 14 En% fructose wordt aanbevolen, gezien de negatieve relatie met TGL [33](#page=33).
* **Vitamine K:** Aandacht voor vitamine K in wintergroenten en smeer-/bereidingsvetten is belangrijk, aangezien vitamine K de werking van antistollingsmedicatie (coumarinederivaten) kan beïnvloeden [33](#page=33).
* **Eiwitten:** Het vervangen van 25 gram dierlijk eiwit door soja-eiwitten (circa 1 liter sojadrink of 250 gram tofu) heeft een positief effect op LDL, TGL en HDL [33](#page=33).
* **Alcohol:** Maximaal één alcoholische consumptie voor vrouwen en twee voor mannen wordt aanbevolen, vanwege de negatieve relatie met TGL [33](#page=33).
* **Koffie:** Gekookte, ongefilterde koffie (zoals kookkoffie, Turkse of Griekse koffie) moet vermeden worden vanwege het negatieve effect van cafestol en kahweol op totaal cholesterol en LDL. Filterkoffie, koffiepads en oploskoffie worden wel als goed beschouwd [33](#page=33) [34](#page=34).
> **M&M-truc:** Kies voor groenten en fruit in verschillende kleuren om de consumptie te stimuleren [33](#page=33).
### 3.3 Rol van nutriceuticals
Nutriceuticals zijn voedingssupplementen die potentieel gunstige effecten kunnen hebben.
* **Policosanolen:** Een voedingssupplement uit suikerriet dat in één studie positieve effecten liet zien op totaal cholesterol, LDL en HDL bij een inname van 5-20 mg/dag, maar niet erkend is door EFSA voor claims [35](#page=35).
* **Berberine:** Een kruidenextract met vasodilaterende en anti-aritmische werking. Het kan leverenzymen CYP2D6 onderdrukken, wat de afbraak van bepaalde medicatie kan beïnvloeden. Gebruik dient altijd met een arts besproken te worden [35](#page=35).
* **Rode gefermenteerde rijst (monacoline K = lovastatine):** Gesteriliseerde rijst geïnoculeerd met gist. Het heeft een positief effect op TGL, totaal cholesterol, LDL en HDL als HMG-COA reductase-inhibitor. Supplementen bevatten maximaal 3 mg monacoline K, maar voorzichtigheid is geboden vanwege variabele hoeveelheden en mogelijke toxische bijproducten zoals citrinin, wat GI-problemen, huidreacties, leveraandoeningen, spierpijn en zelfs rhabdomyolyse kan veroorzaken. Het bewijs voor effectiviteit op lange termijn is onvoldoende, waardoor deze supplementen voor LDL-verlaging worden afgeraden [35](#page=35).
* **Salie:** Het innemen van capsules kan een verlagend effect hebben op TGL, LDL, VLDL en totaal cholesterol, en een verhogend effect op HDL [35](#page=35).
> **Combinatietherapie:** Studies met een combinatie van policosanolen, berberine en rode gefermenteerde rijst tonen positieve effecten op LDL- en totaal cholesterolgehalte [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Atherosclerose | Atherosclerose is een chronische ziekte die wordt gekenmerkt door de opbouw van plaques (atheromen) in de wanden van de slagaders, wat leidt tot vernauwing en verharding van de bloedvaten, en het verhoogde risico op cardiovasculaire gebeurtenissen zoals hartaanvallen en beroertes. |
| Hyperhomocysteinemie | Een aandoening die wordt gekenmerkt door een verhoogde concentratie van homocysteïne in het bloed. Hoge niveaus van homocysteïne kunnen schade veroorzaken aan het endotheel van de bloedvatwand en worden geassocieerd met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. |
| Endotheel | Het endotheel is een laag gespecialiseerde cellen die de binnenkant van bloedvaten en lymfevaten bekleedt. Het speelt een cruciale rol in het reguleren van de vaattonus, bloedstolling, inflammatie en vasculaire permeabiliteit. |
| Vasodilatatie | Het proces waarbij de bloedvaten verwijden, wat resulteert in een verhoogde bloedtoevoer en een verlaging van de bloeddruk. Dit wordt gemedieerd door verschillende stoffen, zoals stikstofoxide (NO). |
| Vasoconstrictie | Het proces waarbij de bloedvaten vernauwen, wat resulteert in een verminderde bloedtoevoer en een verhoging van de bloeddruk. Dit kan worden veroorzaakt door factoren zoals homocysteïne en endotheline-1 (ET-1). |
| SCORE2 | Een risicotabel die wordt gebruikt om de 10-jaars kans op fatale en niet-fatale cardiovasculaire aandoeningen te berekenen bij personen tussen 40 en 69 jaar oud, rekening houdend met factoren zoals geslacht, rookgedrag, bloeddruk en non-HDL cholesterol. |
| SCORE2-OP | Een risicotabel die specifiek is ontworpen voor het inschatten van de 10-jaars kans op fatale en niet-fatale cardiovasculaire aandoeningen bij oudere personen, van 70 tot 89 jaar oud. |
| SCORE2-Diabetes | Een aangepaste risicoscore die is ontworpen voor individuen met type 2 diabetes. Deze score houdt rekening met de conventionele cardiovasculaire risicofactoren, aangevuld met diabetes-specifieke factoren zoals HbA1c en eGFR, om het 10-jaars risico op cardiovasculaire gebeurtenissen nauwkeuriger te schatten. |
| Hypertriglyceridemie | Een aandoening die wordt gekenmerkt door een verhoogd niveau van triglyceriden (vetten) in het bloed. Dit kan het risico op hart- en vaatziekten en pancreatitis verhogen. |
| Dislipidemie | Een abnormale concentratie van lipiden (vetten) in het bloed, zoals hoog cholesterol of hoge triglyceriden. Dislipidemie is een belangrijke risicofactor voor atherosclerose. |
| Nutriceuticals | Producten die uit voedselbronnen worden geëxtraheerd en waarvan wordt aangenomen dat ze extra gezondheidsvoordelen bieden bovenop de basisvoeding. Voorbeelden zijn policosanolen, berberine en rode gefermenteerde rijst. |
| En% | Energieprocent, een eenheid die wordt gebruikt om de verdeling van energie uit verschillende macronutriënten (vetten, koolhydraten, eiwitten) in de voeding aan te geven. |
| VDVZ | Voedingsvezels, onverteerbare koolhydraten die essentieel zijn voor een gezonde spijsvertering en die kunnen bijdragen aan het verlagen van cholesterol en het verminderen van het risico op hart- en vaatziekten. |