Cover
ابدأ الآن مجانًا Belangrijke begrippen.pdf
Summary
# Kernconcepten van gespreksanalyse
Gespreksanalyse (GA) bestudeert de structuur en organisatie van natuurlijke interactie door middel van gedetailleerde analyse van transcripties van gesprekken. De kernconcepten richten zich op de manier waarop gesprekken zijn opgebouwd, hoe deelnemers beurten nemen en hoe betekenis wordt gecreëerd door middel van interactie [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Fundamentele concepten en terminologie
Dit gedeelte definieert de essentiële terminologie die gebruikt wordt binnen de gespreksanalyse, met een focus op de organisatie van interactie [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.1 Actie en interactie
* **Action formation**: Het proces waarbij een spreker een actie (bijvoorbeeld een vraag, een aanbod) initieert [1](#page=1).
* **Action projection**: De verwachting of anticipatie van de luisteraar op wat de volgende actie in het gesprek zal zijn [1](#page=1).
* **Action sequence**: Een reeks van opeenvolgende acties in een gesprek die een logische volgorde vormen, zoals een vraag gevolgd door een antwoord [1](#page=1).
* **Expanded action sequence**: Een complexere reeks van acties die meerdere stappen of onderhandelingen omvat [1](#page=1).
#### 1.1.2 Beurtwisseling en -constructie
* **Speech exchange system**: Het algemene systeem dat regelt hoe sprekers beurten nemen in een gesprek [2](#page=2).
* **Turn constructional component**: De regels en mechanismen die bepalen hoe een beurt wordt gevormd, inclusief de lengte en inhoud ervan [2](#page=2).
* **Turn allocational component**: De regels en mechanismen die bepalen wie de volgende beurt krijgt en hoe deze wordt toegewezen [2](#page=2).
* **Transition relevance place (TRP)**: Een punt in de stroom van gesproken taal waar een beurtwisseling mogelijk of relevant is. Op deze plekken kan de huidige spreker de beurt beëindigen of doorgeven aan een andere spreker [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.3 Adjacency pairs en voorkeur
* **Adjacency pair**: Een opeenvolging van twee opeenvolgende beurten, uitgevoerd door verschillende sprekers, waarbij de eerste beurt (first pair part) een specifieke reeks van tweede beurten (second pair part) uitlokt. Voorbeelden zijn vraag-antwoord, begroeting-begroeting, aanbod-acceptatie [1](#page=1).
* **First pair part (FPP)**: Het eerste deel van een adjacency pair [1](#page=1).
* **Second pair part (SPP)**: Het tweede deel van een adjacency pair [1](#page=1).
* **Preference organization**: Het principe dat bepaalde tweede beurten (preferred SPPs) vaker en directer worden uitgevoerd dan andere (dispreferred SPPs). Preferred SPPs worden over het algemeen directer en met minder aarzeling uitgesproken [2](#page=2).
* **Preferred second pair parts**: De directere, meer voorkomende antwoorden op een eerste beurt [2](#page=2).
* **Dispreferred second pair parts**: De antwoorden die minder voorkomend zijn, vaak uitgesteld, en met meer aarzeling of uitleg komen, zoals weigeringen of afwijzingen [2](#page=2).
#### 1.1.4 Reparatie en begrip
* **Repair**: Het proces waarmee communicatieve problemen, misverstanden of fouten in een gesprek worden aangepakt en gecorrigeerd. Dit kan door de spreker zelf (self-initiated repair) of door een andere deelnemer (other-initiated repair) gebeuren [2](#page=2).
* **Other-initiated repair**: Reparatie die wordt geïnitieerd door een andere spreker dan degene die de potentiële fout maakte [2](#page=2).
#### 1.1.5 Categorieën en lidmaatschap
* **Membership categories**: De sociale categorieën (bijvoorbeeld moeder, leraar, leerling) die deelnemers aan een gesprek aan elkaar toeschrijven of gebruiken om elkaars gedrag te begrijpen [2](#page=2).
* **Membership categorization analysis (MCA)**: Een benadering binnen de GA die onderzoekt hoe deelnemers hun sociale wereld organiseren door het gebruik van lidmaatschapscategorieën en de bijbehorende activiteiten [2](#page=2).
* **Membership categorization devices (MCDs)**: Regels of schema's die worden gebruikt om lidmaatschapscategorieën te koppelen aan specifieke activiteiten en om betekenis toe te kennen aan de interactie [2](#page=2).
#### 1.1.6 Verder gevorderde concepten
* **Conditional relevance**: Het idee dat de relevantie van een bepaalde actie (zoals een vraag) afhangt van de context en de verwachting dat er een passend antwoord zal volgen [1](#page=1).
* **Continuers**: Woorden of klanken (zoals 'uhm', 'ja', 'en') die een spreker gebruikt om aan te geven dat hij de beurt behoudt en nog verder spreekt, zonder direct inhoudelijk bij te dragen [1](#page=1).
* **Current speaker continues**: Een signaal dat de huidige spreker de beurt nog niet heeft afgesloten en verder spreekt [1](#page=1).
* **Current speaker selects next**: De huidige spreker nomineert expliciet de volgende spreker [1](#page=1).
* **Next speaker selects self**: Een situatie waarin geen specifieke spreker wordt aangewezen, en een van de luisteraars de beurt neemt [2](#page=2).
* **Deontic authority**: De autoriteit of het recht om eisen te stellen, instructies te geven of verplichtingen op te leggen binnen een interactie [1](#page=1).
* **Economy rule**: Een principe dat suggereert dat sprekers streven naar efficiëntie in hun communicatie, waarbij onnodige herhalingen of formuleringen worden vermeden [1](#page=1).
* **Epistemic**: Gerelateerd aan kennis en weten. In gespreksanalyse verwijst dit vaak naar hoe sprekers hun kennis (of gebrek daaraan) uiten of impliceren [1](#page=1).
* **Extreme case formulation**: Een retorische strategie waarbij extreme voorbeelden worden gebruikt om een punt te maken of een standpunt te rechtvaardigen [1](#page=1).
* **Filled pauses**: Aarzelingen of geluiden tijdens het spreken die de flow onderbreken, zoals 'uhm' of 'ehm' [1](#page=1).
* **Hesitation marker**: Vergelijkbaar met filled pauses, signalen van aarzeling [1](#page=1).
* **Indexicality**: Het principe dat de betekenis van woorden en uitdrukkingen afhankelijk is van de context waarin ze worden gebruikt [1](#page=1).
* **Insertion sequence**: Een adjacency pair dat wordt ingevoegd binnen een ander adjacency pair, vaak om een voorwaarde voor het beantwoorden van de oorspronkelijke vraag te vervullen [1](#page=1).
* **Interrogative series**: Een reeks van vragen achter elkaar, vaak gesteld door één spreker [1](#page=1).
* **Local management**: De manier waarop gesprekken op micro-niveau worden georganiseerd en beheerd, met aandacht voor de directe opeenvolging van acties en beurten [1](#page=1).
* **Minimal responses**: Korte reacties die aangeven dat de luisteraar luistert en het onderwerp volgt, zoals 'ja', 'uh-huh' [2](#page=2).
* **Naturally occurring data**: Gesprekken die spontaan en zonder specifieke instructies of manipulatie plaatsvinden, wat essentieel is voor GA [2](#page=2).
* **Ordinary conversation**: Spontane, niet-geregisseerde gesprekken die het primaire studieobject van GA vormen [2](#page=2).
* **Perspective display sequence**: Een reeks beurten waarin een spreker een bepaald perspectief op een gebeurtenis of situatie presenteert [2](#page=2).
* **Preclosing sequence**: Een reeks beurten die aangeven dat het gesprek ten einde loopt, zoals samenvattingen of aankondigingen van vertrek [2](#page=2).
* **Presequence**: Een reeks beurten die wordt gebruikt om de haalbaarheid of wenselijkheid van een volgende actie te peilen voordat deze daadwerkelijk wordt uitgevoerd [2](#page=2).
* **Step-wise topic shift**: Een geleidelijke overgang van het ene gespreksonderwerp naar het andere [2](#page=2).
* **Topic continuity**: Het behouden van een gespreksonderwerp door opeenvolgende bijdragen [2](#page=2).
* **Topic initial elicitors**: Uitingen die worden gebruikt om een nieuw gespreksonderwerp te introduceren [2](#page=2).
* **Topic proffer**: Een voorstel om een nieuw onderwerp aan te snijden [2](#page=2).
* **Topic shading**: Subtiele verschuivingen binnen een bestaand gespreksonderwerp [2](#page=2).
* **Upgrade of assessment**: Het versterken van een eerdere beoordeling of evaluatie [2](#page=2).
* **Downgrade of assessment**: Het verzwakken van een eerdere beoordeling of evaluatie [1](#page=1).
* **Breaching experiment**: Een experiment waarbij sociale normen bewust worden geschonden om de onderliggende regels van interactie bloot te leggen [1](#page=1).
* **Category-bound activities**: Activiteiten die sterk geassocieerd worden met een bepaalde sociale categorie [1](#page=1).
* **Category-predicates**: Uitspraken of beschrijvingen die typisch worden geassocieerd met een specifieke categorie [1](#page=1).
* **Format tying**: Het gebruik van een specifieke taalvorm of -structuur om een verband te leggen tussen verschillende delen van een gesprek of tussen een spreker en een categorie [1](#page=1).
* **Single case analysis**: De gedetailleerde analyse van één specifiek gesprek of interactiegeval [2](#page=2).
* **Service calls**: Gesprekken die plaatsvinden in een servicecontext, zoals een klantenservicegesprek [2](#page=2).
> **Tip:** Het begrijpen van deze concepten is cruciaal voor het ontleden van de subtiele structuren in alledaagse gesprekken. Concentreer je op hoe deze concepten samenwerken om betekenis en orde te creëren.
> **Voorbeeld:** Een vraag gevolgd door een aarzelend antwoord dat een reden geeft voor de vertraging (bijvoorbeeld "Ik weet het niet zeker, want...") illustreert het concept van 'dispreferred second pair parts' en 'preference organization' [2](#page=2).
---
# Actie- en sequentieanalyse in communicatie
Dit onderwerp onderzoekt de structuur van acties en hun opeenvolging binnen interacties, met aandacht voor mechanismen zoals actievorming, projectie en reeksopbouw.
### 2.1 Kernconcepten in actie- en sequentieanalyse
Actie- en sequentieanalyse richt zich op de gedetailleerde opeenvolging van handelingen in sociale interactie. Het analyseert hoe deelnemers aan een gesprek gezamenlijk betekenis construeren door middel van hun verbale en non-verbale gedragingen [1](#page=1).
#### 2.1.1 Actievorming (Action formation)
Actievorming verwijst naar het proces waarbij een individu een specifieke handeling uitvoert binnen een interactie. Dit omvat de voorbereidende en uitvoerende fasen van een actie [1](#page=1).
#### 2.1.2 Actieprojectie (Action projection)
Actieprojectie gaat over hoe deelnemers anticiperen op en zich voorbereiden op de volgende actie in een interactie. Dit omvat het herkennen van signalen die de aard en timing van de volgende actie aangeven [1](#page=1).
#### 2.1.3 Reeksopbouw (Action sequence)
Een actie-reeks beschrijft de gestructureerde opeenvolging van verbale en non-verbale handelingen tussen twee of meer deelnemers. Deze reeksen hebben vaak een voorspelbare structuur, zoals adjacente paren (adjacency pairs) [1](#page=1).
##### 2.1.3.1 Adjacency pairs
Adjacency pairs bestaan uit twee opeenvolgende uitingen, waarbij de tweede uiting een reactie is op de eerste. Voorbeelden hiervan zijn vraag-antwoord, groet-groet, en aanbod-acceptatie/afwijzing [1](#page=1).
##### 2.1.3.2 First pair part (FPP) en Second pair part (SPP)
De eerste uiting in een adjacency pair wordt de "first pair part" (FPP) genoemd, en de daaropvolgende reactie is de "second pair part" (SPP). De aard van de FPP dicteert de mogelijke SPP's [1](#page=1).
##### 2.1.3.3 Preferred en dispreferred second pair parts
SPP's kunnen worden ingedeeld in "preferred" en "dispreferred" reacties. Voorkeursreacties zijn doorgaans direct en positief (bijv. acceptatie van een uitnodiging), terwijl afgewezen reacties vaak indirect, gemotiveerd en met pauzes worden uitgevoerd [1](#page=1).
##### 2.1.3.4 Insertion sequences
Insertion sequences zijn korte uitwisselingen die worden ingevoegd in een grotere reeks, vaak om verduidelijking te vragen of een potentieel obstakel voor het voortzetten van de reeks op te lossen. Ze worden meestal beëindigd met een uiting die de oorspronkelijke reeks hervat [1](#page=1).
##### 2.1.3.5 Expanded action sequences
Dit zijn complexere opeenvolgingen van acties die meerdere beurten van spreken omvatten en die een overkoepelende interactieve functie dienen [1](#page=1).
#### 2.1.4 Andere relevante concepten
* **Continuers:** Woorden of klanken (zoals "uh-huh", "ja") die aangeven dat de luisteraar de spreker volgt zonder het woord te willen overnemen [1](#page=1).
* **Current speaker continues (CSC):** Een signaal van de huidige spreker dat deze van plan is verder te spreken, wat de luisteraar ontmoedigt om in te breken [1](#page=1).
* **Current speaker selects next (CSN):** De huidige spreker wijst expliciet of impliciet de volgende spreker aan [1](#page=1).
* **Assessment:** Het uiten van een oordeel of evaluatie over een onderwerp [1](#page=1).
* **Downgrade of assessment:** Het afzwakken van een voorgaande beoordeling [1](#page=1).
* **Extreme case formulation:** Het gebruik van uitersten om een punt te benadrukken of te rechtvaardigen [1](#page=1).
* **Conditional relevance:** Het principe dat de ene uiting (de FPP) de volgende (de SPP) relevant maakt en een specifieke verwachting oproept [1](#page=1).
* **Deontic authority:** De bevoegdheid om regels of verplichtingen op te leggen of te bespreken [1](#page=1).
* **Economy rule:** Het principe dat interactie zo efficiënt mogelijk verloopt [1](#page=1).
* **Epistemic:** Gerelateerd aan kennis en weten [1](#page=1).
* **Filled pauses:** Geluiden zoals "uhm" en "euh" die worden gebruikt tijdens het spreken [1](#page=1).
* **Hesitation marker:** Een algemene term voor stilte of geluiden die een aarzeling aangeven [1](#page=1).
* **Indexicality:** Het principe dat betekenis contextafhankelijk is [1](#page=1).
* **Interrogative series:** Een reeks vragen [1](#page=1).
* **Local management:** De manier waarop interacties op een micro-niveau worden beheerd [1](#page=1).
* **Breaching experiment:** Een methode waarbij sociale normen worden doorbroken om hun bestaan en functie te onderzoeken [1](#page=1).
* **Category-bound activities:** Activiteiten die typerend worden geacht voor een bepaalde sociale categorie [1](#page=1).
* **Category-predicates:** Uitspraken die kenmerkend zijn voor een bepaalde sociale categorie [1](#page=1).
* **Format tying:** Het koppelen van een bepaalde vorm van een uiting aan een specifieke inhoud of context [1](#page=1).
> **Tip:** Begrijp dat deze concepten nauw met elkaar samenhangen en samen een raamwerk bieden om de dynamiek van sociale interactie te analyseren. Concentreer je op hoe deze mechanismen samenwerken om gesprekken te structureren en te leiden.
---
# Classificatie en predicaten in categorie-gebonden activiteiten
Lidmaatschapscategorieën vormen de basis voor het classificeren van activiteiten en sturen de interactie via categorie-predicaten [1](#page=1) [2](#page=2).
### 3.1 Lidmaatschapscategorieën
Lidmaatschapscategorieën zijn fundamentele concepten in de analyse van alledaagse interactie. Ze verwijzen naar de manieren waarop mensen elkaar identificeren en categoriseren binnen sociale contexten. Deze categorisaties zijn niet statisch, maar worden actief geconstrueerd en onderhouden door de deelnemers aan de interactie zelf [2](#page=2).
#### 3.1.1 Categorie-gebonden activiteiten
Activiteiten worden vaak begrepen en uitgevoerd in relatie tot specifieke lidmaatschapscategorieën. Dit betekent dat bepaalde handelingen of activiteiten geassocieerd worden met specifieke groepen mensen, gebaseerd op hun lidmaatschap van die categorieën. Bijvoorbeeld, de activiteit van "het geven van borstvoeding" is gebonden aan de categorie "moeder" [1](#page=1).
#### 3.1.2 Categorie-predicaten
Categorie-predicaten zijn de uitspraken of concepten die een attribuut, een activiteit, of een eigenschap koppelen aan een lidmaatschapscategorie. Ze functioneren als normatieve verwachtingen over wat leden van een bepaalde categorie doen of zijn. Deze predicaten zijn cruciaal omdat ze de verwachtingen over het gedrag van individuen binnen een interactie sturen [1](#page=1).
> **Tip:** Begrijp dat categorie-predicaten niet per se objectieve feiten zijn, maar eerder gedeelde opvattingen en verwachtingen die de sociale orde helpen structureren.
#### 3.1.3 Het principe van wederkerigheid
Een sleutelprincipe in de relatie tussen categorieën en predicaten is het principe van wederkerigheid. Dit principe stelt dat als een activiteit gebonden is aan een categorie, de eigenschappen van die activiteit ook van toepassing zijn op de categorieleden. Omgekeerd, als bepaalde eigenschappen van toepassing zijn op een categorie, dan zijn de activiteiten die daarmee geassocieerd worden ook relevant [1](#page=1).
##### 3.1.3.1 Implicaties van het principe
Dit principe heeft verreikende gevolgen voor hoe we interacties analyseren [1](#page=1):
* **Classificatie van activiteiten:** Activiteiten worden geïdentificeerd en geïnterpreteerd op basis van de categorieën van de betrokkenen [1](#page=1).
* **Sturing van interactie:** Verwachtingen gebaseerd op categorie-predicaten bepalen hoe deelnemers reageren op elkaars acties en wat ze van elkaar verwachten [1](#page=1).
##### 3.1.3.2 Voorbeelden
* Als een activiteit zoals "het leren van een taal" wordt gekoppeld aan de categorie "student", dan verwachten we dat een student deze activiteit uitvoert [1](#page=1).
* Als een persoon een activiteit uitvoert die sterk geassocieerd wordt met een specifieke categorie (bv. het verzorgen van een baby), kunnen we die persoon categoriseren als behorend tot die categorie (bv. "moeder" of "ouder") [1](#page=1).
#### 3.1.4 Lidmaatschap categorisatie apparaten (Membership Categorization Devices - MCDs)
Lidmaatschap categorisatie apparaten zijn de middelen waarmee leden van een gemeenschap lidmaatschapscategorieën en hun bijbehorende predicaten organiseren en toepassen. Dit zijn de sociale "apparaten" (zoals familie-indelingen, beroepsstructuren, leeftijdsklassen) die ons helpen te beslissen welke categorieën relevant zijn in een bepaalde context en welke predicaten daaraan gekoppeld moeten worden [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een gesprek tussen een ouder en een kind maakt gebruik van de "familie" MCD. Binnen deze MCD zijn categorieën als "ouder" en "kind" relevant, met bijbehorende predicaten zoals "zorgen voor" (ouder) en "gehoorzamen" (kind).
### 3.2 Categorie-predicaten en interactiesturing
Categorie-predicaten zijn niet louter beschrijvend, maar hebben een proactieve rol in het sturen van interacties. Ze creëren verwachtingen die de acties van deelnemers beïnvloeden en de interpretatie van die acties kaderen [1](#page=1).
#### 3.2.1 Verwachtingen en normativiteit
De predicaten die aan lidmaatschapscategorieën verbonden zijn, creëren een normatief kader. Dit kader bepaalt wat als "normaal", "gepast" of "verwacht" gedrag wordt beschouwd binnen een interactie. Overtredingen van deze normen kunnen leiden tot reacties zoals correcties, verrassing of verwarring [1](#page=1).
#### 3.2.2 Conditieele relevantie
Categorie-predicaten zijn nauw verbonden met het concept van "conditionele relevantie". Dit betekent dat de relevantie van een bepaalde uitspraak of actie afhangt van de categorieën en predicaten die in het spel zijn. Bijvoorbeeld, een advies van een dokter (categorie: dokter) aan een patiënt (categorie: patiënt) is conditioneel relevant binnen hun respectievelijke predicaten ("medisch advies geven" vs. "medisch advies ontvangen en opvolgen") [1](#page=1).
#### 3.2.3 Beoordeling van acties (Assessment)
De interpretatie en beoordeling van iemands acties hangt sterk af van de categorie-predicaten die de deelnemers hanteren. Wat voor de ene categorie een geschikte actie is, kan voor een andere categorie ongepast zijn. Dit kan leiden tot het "upgraden" of "downgraden" van een beoordeling, afhankelijk van de naleving van de verwachte categorie-predicaten [1](#page=1).
> **Tip:** Let bij het analyseren van gesprekken op hoe de deelnemers elkaars acties beoordelen. Deze beoordelingen onthullen vaak de onderliggende categorie-predicaten die zij hanteren.
#### 3.2.4 Economieregels
In het kader van categorie-gebonden activiteiten kunnen economieregels van toepassing zijn. Deze regels beschrijven hoe deelnemers proberen interacties efficiënt te laten verlopen, vaak door gebruik te maken van de meest directe of "gebrekenloze" manier om een categorie-predicaat te vervullen. Bijvoorbeeld, het direct beantwoorden van een vraag door de persoon die daartoe door de categorie-predicaten wordt aangesproken, is een economische manier om de verwachting te vervullen [1](#page=1).
---
# Reparatie en voorkeursorganisatie in gesprekken
Dit hoofdstuk verklaart de processen van zelf- en ander-geïnitieerde reparatie, en de rol van voorkeursorganisatie bij het bepalen van responsen, met name in het kader van voorkeurs- en niet-voorkeursdelen.
### 4.1 Het concept van reparatie in gesprekken
Reparatie verwijst naar de mechanismen binnen gesprekken die gebruikt worden om onduidelijkheden, fouten, misverstanden of andere problemen in de communicatie op te lossen. Deze processen zijn essentieel voor het soepel verlopen van de spraakuitwisseling en het handhaven van wederzijds begrip [2](#page=2).
#### 4.1.1 Typen reparatie
Er zijn twee hoofdtypen reparatie te onderscheiden:
* **Zelf-geïnitieerde reparatie:** Dit is wanneer een spreker zelf een fout opmerkt en deze corrigeert, of wanneer een spreker zijn eigen uiting verduidelijkt of herformuleert. Dit type reparatie is vaak subtiel en kan direct plaatsvinden na de problematische uiting [2](#page=2).
* **Ander-geïnitieerde reparatie:** Dit gebeurt wanneer een luisteraar aangeeft dat er een probleem is met de uiting van de spreker, bijvoorbeeld door een vraag te stellen, een herhaling te vragen, of een correctie aan te bieden [2](#page=2).
### 4.2 Voorkeursorganisatie in gesprekken
Voorkeursorganisatie is een fundamenteel principe in de analyse van gesprekken, dat stelt dat bepaalde responsen op een uiting directer en sneller volgen dan andere. Dit principe beïnvloedt hoe sprekers hun beurten construeren en hoe luisteraars reageren [2](#page=2).
#### 4.2.1 Voorkeurs- en niet-voorkeursdelen
In veel interactieve sequenties is er een voorkeursdeel en een niet-voorkeursdeel voor de tweede deelpartij (de luisteraar) [2](#page=2).
* **Voorkeursdelen:** Dit zijn de responsen die verwacht worden en die zonder veel aarzeling of vertraging volgen. Voorbeelden hiervan zijn het beantwoorden van een vraag met een antwoord, of het accepteren van een uitnodiging [2](#page=2).
* **Niet-voorkeursdelen:** Dit zijn responsen die minder gewild zijn en die vaak gepaard gaan met vertragingen, aanloopwoorden, of herformuleringen. Voorbeelden hiervan zijn het afwijzen van een uitnodiging of het niet kunnen beantwoorden van een vraag [2](#page=2).
Het principe van voorkeursorganisatie is cruciaal voor het begrijpen van de timing en de aard van responsen in gesprekken. Een vertraging of een niet-voorkeursreactie kan wijzen op sociale sensitiviteit, een negatieve emotie, of een gebrek aan informatie [2](#page=2).
#### 4.2.2 Gevolgen van voorkeursorganisatie
De voorkeursorganisatie bepaalt mede de structuur van gesprekken, inclusief de toewijzing van beurten en de constructie van zinnen. Wanneer een luisteraar een niet-voorkeursdeel produceert, kan dit leiden tot de noodzaak van reparatie, omdat het impliceert dat de spreker mogelijk niet voldoet aan de verwachtingen van de ander [2](#page=2).
**Tip:** Let bij het analyseren van gesprekken op de aanwezigheid van vertragingen (bijvoorbeeld pauzes of aanloopwoorden) vóór een respons. Deze kunnen indicatoren zijn van een niet-voorkeursreactie en dus van mogelijke sociale spanningen of een gebrek aan overeenstemming [2](#page=2).
#### 4.2.3 Rol in de spraakuitwisseling
Voorkeursorganisatie beïnvloedt direct hoe sprekers hun beurten voorbereiden en hoe luisteraars hierop reageren. Als een luisteraar een voorkeursdeel produceert, kan de spreker zijn eigen beurt sneller beëindigen of de volgende actie initiëren. Bij een niet-voorkeursdeel daarentegen, kan de spreker de beurt verlengen om de luisteraar meer tijd te geven, of kan de spreker proberen de luisteraar te helpen met het formuleren van de respons. Dit toont de delicate balans in het sturen van de interactie en het vermijden van breuken in het gesprek [2](#page=2).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Actievorming | Het proces waarbij een gesprekspartner een specifieke actie initieert of voorbereidt binnen een interactie. |
| Actieprojectie | Het anticiperen of vooruitlopen op de mogelijke voortzetting of het gevolg van een reeds ingezette actie in een gesprek. |
| Actiesequentie | Een opeenvolging van wederzijds afhankelijke acties tussen gesprekspartners die samen een coherent gedeelte van de interactie vormen. |
| Adjacenti-paar | Een opeenvolging van twee opeenvolgende gesproken eenheden, waarbij de eerste eenheid een specifieke respons van de tweede eenheid uitlokt. |
| Beoordeling (Assessment) | Een uitspraak die een oordeel, evaluatie of mening uitdrukt over een object, persoon, gebeurtenis of situatie. |
| Beperkt antwoord (Minimal response) | Een korte uiting, zoals "ja", "oké", of een knikje, die aangeeft dat de luisteraar aandachtig luistert en de boodschap begrijpt. |
| Breaching experiment | Een experimentele methode waarbij sociale normen bewust worden geschonden om de onderliggende structuur en verwachtingen van sociale interactie bloot te leggen. |
| Categorie-gebonden activiteiten | Handelingen of gedragingen die specifiek worden geassocieerd met of verwacht worden van leden van bepaalde sociale categorieën. |
| Categorie-predicaten | Uitspraken of eigenschappen die worden toegeschreven aan leden van een bepaalde categorie, en die de context voor het begrijpen van hun gedrag creëren. |
| Conditionele relevantie | Het principe dat een bepaalde interactie of respons relevant en verwacht wordt binnen de context van de voorgaande uiting. |
| Continuers | Uitingen zoals "uh-huh" of "ja" die de huidige spreker aanmoedigen om door te gaan met praten en de luisteraar aangeven dat hij/zij luistert. |
| Deontische autoriteit | Het recht of de bevoegdheid om bepaalde handelingen te eisen, te verbieden of te reguleren, vaak gerelateerd aan regels en verantwoordelijkheden. |
| Dispreferred second pair parts | De responsen in een adjecti-paar die worden beschouwd als minder wenselijk of meer afwijzend, zoals een weigering na een uitnodiging. |
| Economy rule | Een principe dat suggereert dat interacties zo efficiënt mogelijk verlopen, waarbij onnodige herhalingen of expliciete formuleringen worden vermeden. |
| Epistemisch | Betrekking hebbend op kennis of weten; uitingen die de mate van zekerheid of kennis van de spreker weergeven. |
| Expanded action sequence | Een actiesequentie die meer stappen of tussenliggende interacties bevat dan een standaard- of basissequentie. |
| Extreme case formulation | Een retorische strategie waarbij extreme voorbeelden of formuleringen worden gebruikt om een punt te benadrukken of een bepaalde positie te versterken. |
| Enkele-gevalsanalyse (Single case analysis) | Een methodologie die zich richt op de gedetailleerde analyse van één specifiek interactief evenement of geval. |
| Fillsels (Filled pauses) | Geluiden of woorden zoals "uh", "um", die worden gebruikt om de stilte te overbruggen tijdens het spreken, vaak terwijl de spreker nadenkt. |
| Formaatbinding (Format tying) | Het herhalen van de vorm of structuur van een voorgaande uiting, vaak om begrip te tonen of de aandacht te vestigen op een specifiek element. |
| Hesitatiemarker | Een teken van aarzeling in gesproken taal, zoals een pauze of een klank, die aangeeft dat de spreker aan het nadenken is. |
| Indexicaliteit | Het fenomeen dat de betekenis van een uiting afhankelijk is van de specifieke context waarin deze wordt geproduceerd, inclusief de deelnemers en de situatie. |
| Insertiesequentie | Een korte sequentie van interactie die plaatsvindt binnen een grotere sequentie, vaak om een vraag te beantwoorden voordat de oorspronkelijke sequentie wordt voortgezet. |
| Interrogatieve reeks | Een reeks opeenvolgende vragen die door een spreker worden gesteld, vaak om informatie te verzamelen of een antwoord te verkrijgen. |
| Lokale management | De manier waarop gesprekspartners de directe flow en organisatie van de interactie op micro-niveau beheren, zoals het afhandelen van beurtwisselingen. |
| Lidmaatschapscategorieën | Sociale classificaties die mensen gebruiken om zichzelf en anderen te begrijpen en te organiseren, zoals geslacht, leeftijd of beroep. |
| Lidmaatschaps-categorisatieanalyse | Een benadering binnen de sociologie die analyseert hoe mensen lidmaatschapscategorieën gebruiken om de sociale wereld te organiseren en betekenis te geven. |
| Lidmaatschaps-categorisatieapparaten | De mentale hulpmiddelen of strategieën die mensen gebruiken om lidmaatschapscategorieën toe te passen en te interpreteren in interactie. |
| Natuurlijke data | Gegevens die zijn verzameld uit alledaagse, spontane interacties in plaats van uit gecontroleerde experimenten. |
| Next speaker selects self | Een situatie waarin de huidige spreker de beurt direct aan zichzelf toewijst voor de volgende interactieve eenheid. |
| Normale conversatie | Alledaagse, ongestructureerde interactie tussen mensen die zich niet binnen een specifiek formeel kader afspeelt. |
| Ouder-geïnitieerde reparatie | Een situatie waarin een gesprekspartner een fout of misverstand in de uiting van een andere spreker identificeert en corrigeert. |
| Perspectiefweergavesequentie | Een gedeelte van de interactie waarin een spreker zijn of haar persoonlijke perspectief, gevoelens of interpretaties deelt. |
| Preclosing sequentie | Een reeks uitingen die voorafgaan aan het einde van een gesprek of een gespreksonderwerp, en die aangeven dat het einde nadert. |
| Preferentieorganisatie | Het principe dat bepaalde soorten responsen op een interactieve eenheid (bv. een vraag) vaker voorkomen en sneller worden geproduceerd dan andere. |
| Preferred second pair parts | De responsen in een adjecti-paar die als wenselijk of standaard worden beschouwd, zoals een instemming na een uitnodiging. |
| Pre-sequentie | Een kort interactief segment dat wordt gebruikt om de aard van een toekomstige interactie te bepalen of te verduidelijken, zoals een vraag als "Heb je even tijd?". |
| Tweede paar deel (Second pair part) | De tweede uiting in een adjecti-paar, die als reactie dient op de eerste uiting. |
| Servicegesprekken | Gesprekken die plaatsvinden in de context van klantenservice of technische ondersteuning, gekenmerkt door specifieke doelen en structuren. |
| Stap-voor-stap onderwerpverschuiving (Step-wise topic shift) | Een geleidelijke overgang van het ene gespreksonderwerp naar het andere, vaak via tussenliggende of gerelateerde punten. |
| Continuïteit van het onderwerp (Topic continuity) | De mate waarin een gespreksonderwerp wordt voortgezet en ontwikkeld binnen de interactie. |
| Onderwerp-initiërende opwekkers (Topic initial elicitors) | Uitingen die worden gebruikt om een nieuw gespreksonderwerp te introduceren of ter sprake te brengen. |
| Onderwerpaanbod (Topic proffer) | Een poging om een nieuw onderwerp te introduceren of te beginnen met de bespreking ervan. |
| Onderwerpkromming (Topic shading) | Een subtiele verschuiving in focus of nuance binnen een bestaand gespreksonderwerp. |
| Plaats van overgangsrelevantie (Transition relevance place) | De punten in een gesprek waar een beurtwisseling legaal kan plaatsvinden, meestal aan het einde van een zin of een intonatie-eenheid. |
| Toewijzingscomponent van beurt (Turn allocational component) | Het mechanisme dat bepaalt wie er aan de beurt is om te spreken in een gesprek. |
| Constructiecomponent van beurt (Turn constructional component) | De eenheden en structuren waarmee een spreker zijn of haar beurt vormgeeft en afbakent. |
| Opwaardering van de beoordeling (Upgrade of assessment) | Het versterken of intensiveren van een eerdere beoordeling, vaak door gebruik te maken van sterkere bewoordingen. |