Cover
ابدأ الآن مجانًا 6 - History of Japan new Summary Lecture 6 (1).pdf
Summary
# De opkomst van het shōen-gebaseerde feodalisme in de Kamakuraperiode
Dit onderwerp onderzoekt de institutionele opkomst van het feodalisme in de Kamakuraperiode, met de nadruk op de rol van de shōen als economische basis, de leider-vazalrelatie en het onkyū-systeem [1](#page=1) [4](#page=4).
### 1.1 De structuur van het shōen-gebaseerde feodalisme
#### 1.1.1 De leider van de krijgerclans
In 1185 slaagde Minamoto no Yoritomo erin de strijdkrachten van de Taira en hun bondgenoten te verslaan. Hierna zwoeren krijgersgroepen uit het hele land loyaliteit aan hem, waardoor de leider van het Minamoto-huis de leider van alle krijgerclans werd, bekend als *buke no tōryō* (hoofd van alle krijgerhuizen). Aanvankelijk was de band tussen Yoritomo en de krijgerhuizen een puur privérelatie. Later, in 1185, kreeg deze relatie officiële erkenning toen het hof Yoritomo's verzoek toestond om het recht te krijgen de 66 provincies van Japan te verdedigen als *sō-shugo* (algemeen militair commandant) en *sō-jitō* (algemeen hoofd van bepaalde shōen en keizerlijke domeinen). Als *sō-shugo* verkreeg Yoritomo het recht om het hele land te politie, en als *sō-jitō* kreeg hij het recht om controle uit te oefenen over en te beschikken over een deel van de landen die als shōen en keizerlijke domeinen werden gehouden. Hij benoemde vazallen direct onder zijn bevel tot *shugo*-posten in elke provincie en tot *jitō*-posten in de diverse domeinen en shōen onder zijn controle. Tevens verkreeg hij het recht om belastingen te heffen voor militaire doeleinden. Zijn basis bevond zich in Kamakura, en zijn administratieve functies werden collectief aangeduid als *bakufu*, wat "tentregering" betekent [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.1.2 De bakufu
De *bakufu* (tentregering) werd geleid door Yoritomo en had drie hoofdbureaus: de *samurai dokoro*, verantwoordelijk voor het controleren van de vazallen; de *mandokoro*, verantwoordelijk voor financiën, wetgevende en gerechtelijke zaken van het Minamoto-huis; en de *monchūjo*, voor kleine civiele rechtspraak. Deze kantoren waren oorspronkelijk instellingen van de Heian-adel om hun huishoudelijke zaken te beheren. Na Yoritomo's dood verkregen de Hōjō erfelijke controle over de *samurai dokoro* en de *mandokoro*, waarmee ze feitelijk de controle over de *bakufu* grepen. Als regenten oefenden zij macht uit als hoeders van de *shōgun*. De Hōjō waren echter verstandige bestuurders die despòtisme vermeden. Ze richtten bijvoorbeeld een adviesraad op waar andere invloedrijke families hun mening konden uiten, en een gerechtelijke raad waar andere clans konden deelnemen aan de rechtsspraak [6](#page=6).
Op lokaal administratief niveau bleef het hof vertrouwen op lokale functionarissen om zijn domeinen te beheren, terwijl de *bakufu* zijn eigen lokale instellingen oprichtte. De belangrijkste hiervan was de *shugo*-post. De *shugo* was verantwoordelijk voor het doorgeven van *bakufu*-bevelen aan de vazallen in zijn gebied in vredestijd en voor het controleren van de vervulling van hun taken. In oorlogstijd leidde hij de vazallen naar de strijd. Hij had belangrijke politietaken en kon criminelen van alle soorten achtervolgen in keizerlijke of shōen-domeinen, met uitzondering van domeinen die een speciale ontheffing van *shugo*-toegang hadden verkregen. Echter, met de creatie van de *shugo*-post creëerde de *bakufu* een landelijk netwerk voor controle over het land en de vazallen, en na verloop van tijd vestigde de Hōjō-clan een monopolie op *shugo*-posten. De creatie van een ander type post, de *jitō*-post, was nog een slag voor de immuniteit van de shōen-instelling. Toen Yoritomo in 1185 de *sō-jitō*-post ontving, plaatste hij zijn vazallen als *jitō* in de diverse keizerlijke en shōen-domeinen, waar zij controle kregen over een deel van de domeinen waarin ze geplaatst waren en het recht hadden een deel van de rijstopbrengst te innen. Na de Jōkyū-oorlog in 1221, en het falen van keizer Go-Toba om de autoriteit van de troon te herstellen, confisqueerde de zegevierende *bakufu* de shōen van alle partijen die zich bij de ex-keizer hadden aangesloten, en plaatste daar ook *jitō*. De vestiging van de *shugo*- en *jitō*-posten stelde de *bakufu* in staat invloed door het hele land te verspreiden. Deze invloed, die de immuniteit van de shōen-instelling aanzienlijk ondermijnde, werd later een belangrijke oorzaak voor de vernietiging van het shōen-systeem, waarop het feodalisme was gebaseerd [6](#page=6).
#### 1.1.3 De shōen als basis van het feodalisme in de Kamakuraperiode
Naarmate Yoritomo's positie geïnstitutionaliseerd werd, kreeg de leider-vazalrelatie een meer officiële karakter, hoewel de persoonlijke aard ervan tot op zekere hoogte behouden bleef. De publieke en private elementen waren samengesmolten in Yoritomo's politieke autoriteit. De militaire/politieke/economische *bakufu*-politieke orde wordt "feodalisme" genoemd. De basis hiervan was a) de leider-vazalrelatie, en b) de officieel gesanctioneerde toekenning van landbezitsrechten, genaamd *onkyū*. De hoogste feitelijke leider van deze politieke orde was niet de keizer, maar de eerdergenoemde leider van alle krijgers. De keizer bleef buiten het bereik van deze twee basisrelaties [7](#page=7).
De leider-vazalrelatie, specifiek voor de krijgerskaste, was een uitvloeisel van een spontane en contingente ontwikkeling onder de *bushi* tegen het einde van de Heian-periode. Het *onkyū*-systeem was echter het resultaat van direct gebruik van het bestaande systeem voor het toewijzen van posten en landen binnen de shōen. Toen Yoritomo zijn regering opbouwde, moest hij rekening houden met de shōen van invloedrijke families als financiële bron om *onkyū* (landbezitsrechten) aan zijn vazallen te verstrekken. Aanvankelijk putte hij uit geconfisqueerd land van de verslagen Taira (Heike), dat hem door het hof was geschonken. Later zocht hij de autoriteit om zijn vazallen te compenseren door hen bepaalde rechten op de opbrengsten van shōen-landen aan te bieden. Kortom, in plaats van de shōen af te schaffen, bouwde Yoritomo een structureel feodaal systeem op deze landinstelling. Het feodalisme in Kamakura-stijl was dus gebaseerd op een combinatie van de familiaire leider-vazalrelaties onder krijgers met het op shōen gebaseerde *onkyū*-systeem, gevestigd onder de paraplu van het wettelijke systeem van de late Heian-periode. Dit Kamakura-stijl feodalisme, zo zal later worden besproken, kan worden onderscheiden van latere vormen van feodalisme in de latere vroegmoderne periode, die meer gebaseerd waren op een onpersoonlijk leider-vazal systeem en een bepaald dorpscommunaal systeem, gesanctioneerd door krijgerswetten [7](#page=7).
##### 1.1.3.1 De leider-vazal relatie
Het familiaire leider-vazal systeem was het resultaat van de evolutie van een verticale relatie onder de krijgers, met Yoritomo en zijn opvolgers aan het hoofd van hun vazallen, de zogenaamde *go-kenin*. De leiders van deze *go-kenin*, of vazallen, werden gevolgd door de leiders van de zijtakken, en ten slotte door hun *ie no ko* ("kinderen van het huis") en *rōtō*. Wanneer de *bakufu* haar vazallen (*go-kenin*) wilde mobiliseren, werd het bevel eerst doorgegeven aan de hoofdleiders, die hun *rōtō* in dienst leidden, enzovoort. De hoogste plicht van de directe vazallen was om samen met hun *rōtō* ten strijde te trekken als reactie op de oproep van hun meesters. Er is betoogd dat deze leider-volger relatie, in haar familiale structuur, sterk lijkt op het *uji*-systeem van de archaïsche tijden. De directe vazallen van de *bakufu* en hun volgelingen waren aan elkaar gebonden door de geformaliseerde loyaliteitsgelofte, de zogenaamde *gezann no shiki*. Zodra deze eed was afgelegd, was de vazal verplicht om onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan zijn leider te betuigen en mocht hij zijn bevelen niet in twijfel trekken. De absolute aard van deze gehoorzaamheid maakte deze relatie nogal anders dan de vazaliteit van het West-Europese feodalisme [8](#page=8).
##### 1.1.3.2 Het onkyū-systeem
In ruil voor de dienst en gehoorzaamheid van hun vazallen verleenden leiders bescherming en diverse voordelen, die de vorm aannamen van gunsten (*on*) toegekend door de leider. Er waren drie soorten van dergelijke gunsten: 1) de aanbeveling voor hofambten en rangen; 2) de bevestiging van de domeinen van de vazal; en 3) de toekenning (*onkyū*) van landrechten. De eerste vorm van gunst gaf de *bakufu* inderdaad controle over de carrière van haar vazallen als hofambtenaren, omdat zij alleen door aanbeveling van de *bakufu* dergelijke rangen en posities konden aanvragen. De tweede vorm van gunst omvatte alle privé-domeinen in het feodale systeem van Kamakura. Door middel van de derde vorm van gunst creëerde de *bakufu* een nieuwe inkomstenbron voor haar vazallen. Het was een kenmerkend aspect van het feodalisme van de Kamakura-periode dat landrechten oorspronkelijk niet bestonden uit het shōen-land zelf, maar uit diverse rechten (*shiki*) op de opbrengst ervan. In ieder geval, of een vazal nu genoot van de rechten van een eigenaar van een bevestigd privé-domein, of van *shiki*-rechten op de opbrengst van een bepaald land, hij was onderworpen aan *bakufu*-heffingen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.2 Vergelijking: shōen-stijl en Europees feodalisme
Het feodalisme in Japan, en in Europa, ontstond als gevolg van de desintegratie van gecentraliseerde staten of rijken. Ook in Europa evolueerde feodalisme uit een samensmelting van een leider-vazal systeem en een systeem van beneficies. Echter, in ten minste twee belangrijke opzichten verschilde het Japanse feodalisme van de Kamakuraperiode van het West-Europese feodalisme. Ten eerste werd het Europese feodalisme bekroond door een monarch, terwijl in Japan de hoogste feodale leider de Chef van de krijgers was [8](#page=8).
> **Tip:** Hoewel de term "feodalisme" wordt gebruikt voor zowel de Japanse als de Europese context, zijn er belangrijke verschillen in de structuur en de aard van de relaties. Wees je bewust van deze nuances bij het bestuderen van dit onderwerp [8](#page=8).
---
# Conceptuele analyse van feodalisme en zijn historische context
Dit onderwerp onderzoekt de diverse definities en interpretaties van feodalisme, zowel in de Chinese als in de westerse context, en hoe deze concepten zijn toegepast op de Japanse geschiedenis.
### 2.1 De term "feodaal" en zijn oorsprong
De oorsprong van het woord "feodaal" is nog steeds onderwerp van discussie. De meest geaccepteerde etymologie traceert het terug naar Germaanse wortels, specifiek het Frankische woord *fehu-ôd*, wat letterlijk "vee-goed" betekende en figuurlijk werd gebruikt voor allerlei roerende goederen. Deze roerende goederen werden gebruikt als betaling in plaats van geld, ook voor land. In middeleeuws Latijn verving het woord *feodum* de eerdere term *beneficium*, wat "landgoed" betekende als schenking in ruil voor dienstverlening. In de 17e eeuw begon het bijvoeglijk naamwoord "feodaal" te verschijnen in het Frans, en in de 18e eeuw ook in Engelse juridische documenten. Franse Verlichtingsdenkers, zoals Montesquieu, gebruikten de term pejoratief om het Ancien Régime te beschrijven als een overblijfsel uit de "Donkere Middeleeuwen". Adam Smith sprak van een "feodale regering" en een "feodaal systeem" om een sociale organisatie gebaseerd op landbouw en lijfeigenschap te beschrijven, gestructureerd door geërfde sociale rangen met bijbehorende privileges en plichten, in contrast met een vrije, marktgestuurde samenleving. Aan het begin van de Franse Revolutie werd het "feodale regime" van de Franse monarchie afgeschaft [10](#page=10).
In de 19e eeuw identificeerde Karl Marx de feodale samenleving als een historische fase die overwonnen moest worden op weg naar menselijke emancipatie. Hij presenteerde het feodalisme als de achtergrond waartegen het kapitalisme zich openbaarde. Sociologen hebben sindsdien een "herfeodalisering" van de samenleving waargenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vervaging van grenzen tussen publieke en private sferen, of de toenemende asymmetrie in de verdeling van welvaart [11](#page=11).
### 2.2 Japanse interpretaties van feodalisme: Hōken seido
De Japanse term voor feodalisme is *hōken seido* (封建制度). Dit concept verwijst naar de sociale formatie en politieke orde die ontstond na de ineenstorting van oude samenlevingen en die het tijdperk vóór de moderne samenleving vormt. Oorspronkelijk verwees *hōken* (封建) naar de gedecentraliseerde praktijk van heersers van de Chinese Zhou-dynastie om *hō* (封, heerschappij, leengoed) toe te kennen aan huishoudens van verdienstelijke vazallen, hen tot heren makend en tot "pilaren" of "bolwerken" van het hof. Dit stond in contrast met het *gunken* (郡県, districten en prefecturen)-systeem van bureaucratische orde, waarmee keizers van latere dynastieën hun gecentraliseerde heerschappij uitoefenden [2](#page=2).
Deze Confucianistische *gunken/hōken*-notie werd toegepast op Japan, waar de *ritsuryō*-periode vaak werd geassocieerd met *gunken*, en de perioden gedomineerd door krijgers met *hōken*. Na de introductie van Europese historiografie werd *hōken seido* de vertaling voor het feodalisme van de Westerse middeleeuwen, dat leek op de Japanse krijgersmaatschappij en als technische term in de academische wereld werd gebruikt. De academische term *hōken seido* kent verschillende betekenissen, afhankelijk van het perspectief en het onderzoeksveld, maar wordt meestal op de volgende drie manieren begrepen [2](#page=2):
1. **Als Confucianistische term:** Verwijst naar de heerschappij van krijgers onder de verschillende *bakufu* (幕府) van de Kamakura tot de Edo-periode, met invloed op de algemene opvatting dat het *bakuhan*-systeem (幕藩制度) van de Edo-periode het hoogtepunt van het *hōken*-systeem was wat betreft de toekenning van leengoederen en salarissen [2](#page=2).
2. **Als concept in de rechtsgeschiedenis:** Definieert *hōken seido* als de leider-vazal-relatie binnen de heersende elite (‘de combinatie van schenking [Benefizialwesen en vazalliteit [Vassalität]’), waarbij de koning en adel hun vazallen land en gebruiksrechten verleenden in ruil voor eden van loyaliteit en militaire of andere diensten. Dit systeem, prototypsch in middeleeuws Europa gevestigd, vertoont sterke gelijkenis met de leider-vazal-relaties die in Japan vanaf de Heian-periode onder krijgers ontstonden, wat leidde tot de ontwikkeling van een systematische theorie van Japans feodalisme (日本封建制度論) [3](#page=3).
3. **Als sociologische term:** Gebaseerd op de ideeën van het historisch materialisme (marxisme), beschouwt dit feodalisme (封建制) als een historische sociale formatie tussen de oudheid en de moderne periode. Deze sociale formatie omvat (a) de feodale productiewijze als economische basis (kleine boerenlandbouw, dorpsgemeenschappen, landeigenaren, directe controle van pachters door landeigenaren, inning van grondrente, etc.) en (b) een corresponderende politieke, juridische en ideologische bovenbouw [3](#page=3).
Onderzoek naar feodalisme in pre-modern Japan heeft zich met name gericht op de structurele veranderingen en kenmerken van het *ritsuryō*-systeem, het *shōen*-systeem en het vroege moderne *bakuhan*-systeem [3](#page=3).
### 2.3 Westerse interpretaties van feodalisme: Ganshof en Bloch
In de late 19e en 20e eeuw werd feodalisme een belangrijk concept, met name in de historiografie van de middeleeuwen.
* **François-Louis Ganshof** definieerde feodalisme als: "...een geheel van instellingen die de verplichtingen van gehoorzaamheid en dienst – voornamelijk militaire dienst – creëren en reguleren aan de kant van een vrij man (de vazal) jegens een andere vrije man (de heer), en de verplichtingen van bescherming en onderhoud aan de kant van de heer jegens zijn vazal. De verplichting tot onderhoud had meestal als gevolg dat de heer aan zijn vazal een stuk onroerend goed toekende dat bekend stond als een leengoed." [11](#page=11).
Ganshof definieerde feodalisme in juridische en militaire termen, en als een reeks relaties die uitsluitend bestonden tussen "vrije mannen", dat wil zeggen leden van de middeleeuwse adel of economisch onafhankelijke boeren [12](#page=12).
* **Marc Léopold Benjamin Bloch** introduceerde het bredere concept van een "feodale samenleving". Bloch, behorend tot de Annales-school, streefde naar analytische benaderingen die de evolutie van economie, maatschappij en beschaving observeerden over de lange termijn (*la longue durée*). Zijn perspectief op feodalisme overschreed het kader van Ganshofs definitie en omvatte niet alleen de krijgersadel, maar ook de kerkelijke standen en, cruciaal, de boerenbevolking als een juridisch onderworpen deel van de economische structuur van een samenleving gekenmerkt door "manorialisme". Een leengoed of *manor* was een landgoed onder controle van een landheer, economisch ondersteund door verplichte bijdragen van de boeren onder zijn jurisdictie, betaalbaar in natura, herendiensten of (zelden) in contanten [12](#page=12).
Bloch onderscheidde twee feodale tijdperken:
1. 9e eeuw tot ca. 1050: primitief agrarische economie, de koning als heerser over relatief onafhankelijke heren [13](#page=13).
2. Ca. 1050 tot ca. 1300: agrarische revolutie, groei van steden, opkomst van geld-economie en een koopmansklasse, universiteiten [13](#page=13).
Bloch vatte de integrale elementen van feodalisme als volgt samen:
"Een onderworpen plattelandsbevolking; wijdverbreid gebruik van het dienstenpacht (d.w.z. het leengoed) in plaats van een salaris, wat buiten beschouwing werd gelaten; de suprematie van een klasse van gespecialiseerde krijgers; banden van gehoorzaamheid en bescherming die mens aan mens binden en, binnen de krijgersklasse, de onderscheidende vorm genaamd vazallage aannemen; fragmentatie van autoriteit – wat onvermijdelijk tot wanorde leidt; en, te midden van dit alles, het voortbestaan van andere vormen van associatie, familie en staat, waarvan de laatste, tijdens het tweede feodale tijdperk, hernieuwde kracht zou verwerven." [13](#page=13).
### 2.4 Kritiek op het concept feodalisme
In de latere 20e eeuw kwam het concept feodalisme onder vuur. Historici zoals Susan Reynolds betwijfelden of feodaal-vazallische instellingen een coherent geheel vormden dat structureel gescheiden was van andere instellingen uit die tijd. Elisabeth Atkinson Rash Brown betoogde in haar artikel "The Tyranny of a Construct: Feudalism and Historians of Medieval Europe" dat "feodalisme" als een tirannieke constructie moest worden afgezworen. Zij uitte kritiek op de vermeende verwarring van academische meningsverschillen met politieke opstand, en op de weerstand tegen elk concept of "isme" [13](#page=13) [14](#page=14).
Deze kritiek wordt geassocieerd met de opkomst van postmoderne, post-structuralistische en deconstructivistische stromingen, die een neiging vertonen tot een "vlak" wereldbeeld zonder dieptestructuur en een nadruk op empirisme zonder conceptuele analyse. De postkoloniale kritiek op "eurocentrisme" en "identiteitspolitiek" heeft er mede toe geleid dat Japanse historici terughoudend zijn geworden met het gebruik van de term feodalisme en eerder verschillen dan overeenkomsten tussen Europa en Japan zoeken [14](#page=14).
Desondanks blijft de analyse van concepten zoals feodalisme cruciaal voor het begrijpen van historische fenomenen. Concepten zijn geen "realiteiten" maar abstracties en hulpmiddelen die helpen de wereld te begrijpen [14](#page=14).
### 2.5 Vergelijking tussen Europees en Japans feodalisme
De overeenkomsten tussen Japanse en Europese krijgersrelaties, en tussen een Europees feodaal leengoed en een Japanse *shōen* (landgoed), zijn opvallend. Geen enkele andere niet-westerse samenleving is in dezelfde mate in termen van feodalisme bestudeerd als Japan. Er zijn echter belangrijke verschillen [13](#page=13):
* **De rol van de keizer:** In Japan bleef de keizer buiten de relatie van feodale leider-vazal [9](#page=9).
* **Reciprociteit:** De leider-vazal-relatie in Japan werd gekenmerkt door verplichtingen die uitsluitend op de vazal rustten, die absoluut gehoorzaam moest zijn aan zijn leider. In Europa was feodalisme gebaseerd op wederzijdse trouw tussen heren en vazallen, waarbij een vazal het recht had om bij de koning in beroep te gaan als hij meende dat deze wederkerigheid werd geschonden [9](#page=9).
Het gebruik van het concept feodalisme bij de analyse van de Japanse geschiedenis, zoals voorgesteld door Ishii Ryōsuke en gevolgd in de colleges, biedt een alternatieve, meer verklarende benadering die de inzichten kan versterken dat historiografie een arena is van filosofische (politieke) conflicten in plaats van een brenger van objectieve waarheid [14](#page=14).
### 2.6 Verschillende perspectieven op feodaal Japan
* **Totman** daarentegen, in zijn "politieke narratief" van het Japanse Midden-Europa, vermeldt het woord feodalisme helemaal niet, hoewel hij wel gerelateerde termen gebruikt zoals "vazal" of "manorialisme". Zijn benadering, die zich richt op de evolutie van economie, maatschappij en beschaving over de lange termijn, vertoont veel overeenkomsten met de Annales-school. De prijs die betaald wordt voor het vermijden van het concept feodalisme is echter dat zijn weergave van de Kamakura, Muromachi en Sengoku perioden niet veel meer is dan een analytisch vlakke beschrijving van een "tijdperk van wanorde" [10](#page=10) [12](#page=12) [14](#page=14) [2](#page=2).
> **Tip:** Het is belangrijk te erkennen dat concepten zoals feodalisme "constructs" zijn – abstracties en gereedschappen die we creëren om de wereld te begrijpen. De analyse van deze concepten en de debatten eromheen zijn essentieel voor een dieper historisch begrip.
---
# Structuur en instellingen van het Kamakura-bakufu
Dit onderdeel behandelt de organisatiestructuur van de bakufu, inclusief de kerninstellingen en lokale administratieve ambten [5](#page=5) [6](#page=6).
### 3.1 De bakufu als militair en administratief orgaan
De bakufu, wat zich laat vertalen als "tentregering", was de administratieve zetel van de *shōgun*, de opperbevelhebber van alle krijgers. Deze positie was bekleed met drie soorten gezag: het verdedigen van het land, het zijn van de opperste leider in de hiërarchie van krijger-vasalrelaties, en het uitoefenen van gezag over bepaalde *shōen* (landgoederen). In de Kamakura-periode werden alle landen gecategoriseerd als beheerd door *kuge* (hofadel), *honjō* (privé-eigenaars van *shōen*), of door de bakufu beheerde krijgerslanden [5](#page=5).
De titel *Sei-i tai shōgun*, wat "Generaal die de barbaren onderwerpt" betekent, werd in 1192 door het hof verleend aan Yoritomo, de stichter van de bakufu. Hoewel Yoritomo deze post slechts twee jaar bekleedde, werd deze door zijn opvolgers wel verkregen, waardoor de titel later symbool kwam te staan voor de positie van het hoofd van alle krijgershuizen. Na Yoritomo's bloedlijn (zijn zonen Yoriie en Sanetomo stierven jong) kwamen de shogunaat-titels in handen van de Fujiwaras en later van keizerlijke prinsen. Echter, de feitelijke macht over de krijgers (*bushi*) berustte erfelijk bij de Hōjō-familie, de familie van Yoritomo's vrouw, die zo grote invloed binnen de bakufu verkreeg. Hoewel het keizerlijke hof juridische autoriteit behield over civiele geschillen en het aanstellen en ontslaan van de *shōgun*, opereerde de bakufu steeds meer onder een eigen, formele autoriteit, die uiteindelijk zelfs controle kreeg over de opvolging van keizers [5](#page=5).
> **Tip:** De bakufu opereerde naast het keizerlijke hof. Hoewel de bakufu formeel onder het keizerlijke gezag stond, verkreeg het steeds meer definitieve macht over verschillende gebieden [5](#page=5).
### 3.2 Belangrijkste instellingen van de bakufu
De bakufu kende drie hoofdkantoren, die oorspronkelijk afkomstig waren van instellingen die de Heian-adel gebruikte voor het beheer van hun huishoudens [6](#page=6):
* **Samurai dokoro:** Verantwoordelijk voor het controleren van de vazallen. Na Yoritomo's dood kwam dit kantoor onder erfelijk beheer van de Hōjō, wat hen de facto controle over de bakufu gaf [6](#page=6).
* **Mandokoro:** Beheerde financiële, wetgevende en juridische zaken van het Minamoto-huis. Dit kantoor kwam, net als de samurai dokoro, onder erfelijk beheer van de Hōjō [6](#page=6).
* **Monchūjo:** Behandelde kleinere civiele geschillen [6](#page=6).
De Hōjō regeerden prudent en vermeden despotisme door de oprichting van raden van adviseurs en juridische raden, waardoor andere invloedrijke families en clans hun mening konden uiten en participeerden in de rechtsspraak [6](#page=6).
### 3.3 Lokale administratieve instellingen
Op lokaal niveau ontwikkelde de bakufu eigen instellingen naast de bestaande hofambtenaren. De belangrijkste waren [6](#page=6):
* **Shugo:** De *shugo* (landvoogd) was in vredestijd verantwoordelijk voor het overbrengen van bakufu-bevelen naar de vazallen in zijn gebied en het toezien op de naleving van hun plichten. In oorlogstijd leidde de *shugo* de vazallen in de strijd. Hij had belangrijke politietaken en mocht criminelen achtervolgen, zelfs in hof- of *shōen*-domeinen, tenzij deze speciale vrijstelling hadden. De Hōjō-clan verkreeg uiteindelijk een monopolie op de *shugo*-posten, waarmee de bakufu een landelijk netwerk voor controle creëerde [6](#page=6).
* **Jitō:** De post van *jitō* (landbeheerder) was een klap voor de immuniteit van de *shōen*-instelling. In 1185, toen Yoritomo de post van *sō-jitō* (opper-landbeheerder) ontving, plaatste hij zijn vazallen als *jitō* in diverse domeinen. Deze *jitō*'s kregen controle over delen van de domeinen waar ze geplaatst waren en mochten een deel van de rijstopbrengst innen. Na de Jōkyū-oorlog in 1221, waarbij keizer Go-Toba faalde de autoriteit van de troon te herstellen, confisqueerde de bakufu de *shōen* van de tegenstanders van de ex-keizer en plaatste daar ook *jitō*'s [6](#page=6).
De combinatie van *shugo*- en *jitō*-posten stelde de bakufu in staat om haar invloed door het hele land te verspreiden. Deze penetratie ondermijnde de immuniteit van de *shōen* significant, wat uiteindelijk een belangrijke oorzaak werd voor de vernietiging van het *shōen*-systeem door het feodalisme, waarop dat feodalisme zelf gebaseerd was [6](#page=6).
> **Tip:** De posten van *shugo* en *jitō* waren cruciaal voor de controle van de bakufu over het land en de vazallen, en ondermijnden de traditionele macht van de *shōen* [6](#page=6).
---
# Vergelijking tussen Japans en Europees feodalisme
Dit onderwerp vergelijkt de kenmerken van het feodalisme in de Kamakuraperiode met dat van middeleeuws Europa, met nadruk op hiërarchie en wederkerigheid.
### 4.1 Ontstaan en kenmerken van Japans feodalisme (Kamakuraperiode)
Het feodalisme in de Kamakuraperiode ontstond uit de desintegratie van gecentraliseerde staten en ontwikkelde zich uit een combinatie van een leider-retrainer systeem en een systeem van beneficies. De bakufu (het militaire bewind) had controle over de carrièrepaden van zijn retrainers als hofambtenaren door middel van aanbevelingen voor posities en rangen. Privédomeinen werden geïntegreerd in het Kamakura feodale systeem. Een belangrijk kenmerk was dat landrechten oorspronkelijk niet bestonden uit het land zelf, maar uit diverse rechten op de opbrengst van het land ($shiki$). Zowel landeigenaren als houders van $shiki$-rechten waren onderworpen aan bakufu-heffingen [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 4.1.1 Leider-retrainer systeem in Japan
Het familiale leider-retrainer systeem evolueerde vanuit een verticale relatie onder de krijgers, met Yoritomo en zijn opvolgers aan het hoofd van hun vazallen, de $go\text{-}kenin$. Deze hiërarchie bestond verder uit de leiders van de zijtakken en hun $ie\text{ no }ko$ ('kinderen van het huis') en $rōtō$. Wanneer de bakufu zijn vazallen wilde mobiliseren, werd de order eerst doorgegeven aan de hoofden van de hoofdhuizen, die vervolgens hun eigen retrainers in dienst leidden. De hoogste plicht van de directe vazallen was om samen met hun $rōtō$ ten strijde te trekken op oproep van hun meester. Deze leider-volger relatie, met zijn familiale structuur, vertoont sterke gelijkenissen met het $uji$-systeem uit de archaïsche periodes [8](#page=8).
#### 4.1.2 Plichten en loyaliteit
De directe vazallen van de bakufu en hun volgers waren gebonden door een geformaliseerde eed van loyaliteit, genaamd $gez\text{an no }shiki$. Na het afleggen van deze eed was de retrainer verplicht onvoorwaardelijk te gehoorzamen aan zijn leider en mocht hij diens orders niet in twijfel trekken. De absolute aard van deze gehoorzaamheid onderscheidde deze relatie significant van de vazaliteit in West-Europees feodalisme [8](#page=8).
### 4.2 Vergelijking met Europees feodalisme
Het ontstaan van feodalisme in zowel Japan als Europa was het gevolg van de desintegratie van gecentraliseerde staten of rijken. In Europa ontwikkelde feodalisme zich eveneens uit een samensmelting van een leider-retrainer systeem en een systeem van beneficies. Er zijn echter minstens twee belangrijke verschillen tussen het Japanse feodalisme van de Kamakuraperiode en het West-Europese feodalisme [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 4.2.1 Hiërarchische structuur
In Europa stond een monarch aan de top van de feodale piramide. In Japan was de hoogste feodale leider echter de chef van de krijgershuizen, en de keizer bleef buiten de feodale leider-retrainer relaties. Dit impliceert een verschil in de ultieme gezagsdrager en de structuur van machtsuitoefening [9](#page=9).
#### 4.2.2 Wederkerigheid van verplichtingen
Het leider-retrainer verband in Japan kenmerkte zich door plichten die uitsluitend bij de retrainer lagen; hij moest zijn leider absoluut gehoorzamen. Europees feodalisme daarentegen was gebaseerd op wederzijdse trouw tussen leiders en retrainers. Een Europese retrainer had zelfs het recht om bij de koning in beroep te gaan als hij van mening was dat deze wederkerigheid geschonden werd [9](#page=9).
> **Tip:** Begrijp de kernverschillen in de aard van de verplichtingen en de rol van de hoogste gezagsdrager om de specifieke karakteristieken van Japans en Europees feodalisme te doorgronden. De nadruk op absolute gehoorzaamheid in Japan versus wederkerige trouw in Europa is cruciaal.
De basisstructuur van de Japanse debatten over Japans feodalisme is deels voorgestructureerd door vergelijkbare debatten over feodalisme in Europa. De hoofdpunten van dit debat, zoals beschreven in encyclopedische bronnen, zijn relevant voor dit vergelijkende onderzoek [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ritsuryō-stijl administratie | Een centraal bestuurssysteem dat gebaseerd was op wetten en rangen, vergelijkbaar met het Chinese Tang-dynastie model, dat in de vroege Japanse geschiedenis werd toegepast. |
| Shōen | Landgoederen of privé-domeinen die in de feodale periode in Japan buiten de directe controle van de centrale overheid vielen en vaak een complexe eigendomsstructuur kenden. |
| Bushi | Japanse krijgersklasse, ook wel samurai genoemd, die in de middeleeuwen een belangrijke politieke en militaire rol speelden. |
| Kuge | Japanse hofadel of aristocratie die traditioneel de politieke macht in handen had vóór de opkomst van de krijgersklasse. |
| Hōken seido | Het Japanse concept voor feodalisme, dat verwijst naar een sociale formatie en politieke orde die ontstond na de ineenstorting van oude samenlevingen en die voorafging aan de moderne maatschappij. |
| Gunken-(郡県)-systeem | Een bureaucratisch systeem van gecentraliseerde heerschappij, afkomstig uit China, waarbij het land werd verdeeld in districten en prefecturen die direct door de keizer werden bestuurd. |
| Bakufu (幕府) | Letterlijk "tentregering", de militaire dictatuur of het bestuur van de shogun in feodaal Japan. |
| Bakuhan-systeem (幕藩制度) | Het politieke en economische systeem van de Edo-periode in Japan, gekenmerkt door de heerschappij van de shogun en de daimyō (feodale heren) die over hun eigen domeinen (han) regeerden. |
| Benefizialwesen | Het concept van het toekennen van een leengoed (beneficium) als beloning voor militaire dienst of trouw. |
| Vassalität | Het concept van vazallschap, waarbij een vazal trouw en dienst belooft aan een heer in ruil voor bescherming en onderhoud. |
| Historisch materialisme (Marxism) | Een theoretisch kader dat de geschiedenis interpreteert als een proces van klassenstrijd, gedreven door economische factoren en de ontwikkeling van productiewijzen. |
| Modus operandi | De manier waarop een proces of systeem functioneert; de werkwijze. |
| Shōen-gebaseerd feodalisme | Een vorm van feodalisme die primair gebaseerd is op de controle en exploitatie van shōen (privé-landgoederen) als economische en politieke basis. |
| Buke no tōryō | De "hoofd van alle krijgershuizen", de titel die oorspronkelijk werd gedragen door de leider van de Minamoto-clan, zoals Minamoto no Yoritomo. |
| Sō-shugo | Algemene militaire commandant die belast was met de verdediging van de provincies in Japan. |
| Sō-jitō | Algemene hoofd van bepaalde shōen en keizerlijke domeinen, met controle over land en opbrengsten. |
| Sei-i tai shōgun | Letterlijk "generaal die de barbaren onderwerpt", de hoogste militaire titel die aan een shogun werd verleend. |
| Samurai dokoro | Een van de drie hoofdkantoren van de bakufu, verantwoordelijk voor het controleren van de vazallen en hun taken. |
| Mandokoro | Een van de drie hoofdkantoren van de bakufu, verantwoordelijk voor financiële, wetgevende en gerechtelijke zaken van de Minamoto-clan. |
| Monchūjo | Een van de drie hoofdkantoren van de bakufu, belast met de civiele rechtspraak in minder ernstige zaken. |
| Shugo | Lokale militaire en politiefunctionarissen benoemd door de bakufu om toezicht te houden op de krijgers in hun gebied en de orde te handhaven. |
| Jito | Landbeheerders benoemd door de bakufu om de controle uit te oefenen over de productie en de inning van belastingen in specifieke shōen en domeinen. |
| Onkyū-systeem | Een systeem van begunstiging of beloning, vaak in de vorm van landrechten of andere economische voordelen, toegekend door een leider aan zijn vazallen in ruil voor hun dienst en loyaliteit. |
| Shiki | Rechten op de opbrengsten van land, vaak binnen een shōen, die als een vorm van compensatie of economisch voordeel konden worden toegekend. |
| Go-kenin | Directe vazallen van de bakufu, die trouw en militaire dienst verschuldigd waren aan hun leiders. |
| Gezan no shiki | Een formeel eed van trouw die de relatie tussen een leider en zijn vazal bezegelde, waarbij onvoorwaardelijke gehoorzaamheid werd geëist. |
| Feodale maatschappij | Een breder concept dan feodalisme, dat de gehele sociale, economische en politieke structuur omvat die gekenmerkt wordt door feodale relaties, inclusief de boerenbevolking. |
| Manorialisme | Een economisch en sociaal systeem in het middeleeuwse Europa, gebaseerd op het landgoed (manor) dat werd gecontroleerd door een landheer en werd bewerkt door horigen. |
| La longue durée | Een concept uit de Annales-school van geschiedschrijving dat de nadruk legt op de studie van langdurige structurele ontwikkelingen in de economie, samenleving en beschaving, in plaats van op kortstondige gebeurtenissen. |
| Annales school | Een invloedrijke school van geschiedschrijving, opgericht in Frankrijk, die de nadruk legde op sociale, economische en culturele geschiedenis over lange perioden, en zich distantieerde van traditionele gebeurtenisgeschiedenis. |
| Postmodernisme | Een intellectuele stroming die kritisch staat tegenover grote verhalen, universaliteit en objectieve waarheid, en de nadruk legt op fragmentatie, subjectiviteit en deconstructie. |
| Post-structuralisme | Een intellectuele stroming die voortkomt uit het structuralisme, maar kritisch staat tegenover de stabiliteit van betekenis en structuren, en de nadruk legt op de instabiliteit en het veranderlijke karakter van betekenissystemen. |
| Dekonstructie | Een methode van kritische analyse, vaak geassocieerd met postmodernisme, die de inherente instabiliteit van betekenis en de interne tegenstrijdigheden binnen teksten en concepten blootlegt. |