Cover
ابدأ الآن مجانًا Samenvatting motivatie.docx
Summary
# Het leraarkompas voor motiverende interactiestijlen
### Kernidee
* Motivatie is een sleutelfactor voor het leerproces en welbevinden van leerlingen.
* Het motiveren van leerlingen is een uitdagende opdracht en een continuüm van interactiestijlen.
* Zowel de leerkracht als de leerling beïnvloeden elkaar wederzijds, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiralen.
### Sleutelconcepten
* **Autonomie:** De behoefte om psychologische vrijheid, keuze en authenticiteit te ervaren; jezelf te mogen zijn en vrijwillig te handelen, denken en voelen.
* **Verbondenheid:** De behoefte om warme, hechte relaties op te bouwen, voor de ander te zorgen en deel te zijn van een groep waarin je je opgenomen voelt.
* **Competentie:** De ervaring van bekwaamheid om een activiteit uit te voeren en gewenste doelen te bereiken; het kunnen inzetten en ontwikkelen van vaardigheden.
* **ABC-bevrediging:** De mate waarin de basisbehoeften aan autonomie, verbondenheid en competentie worden voldaan.
* **ABC-frustratie:** De actieve ondermijning of beknotting van de basisbehoeften aan autonomie, verbondenheid en competentie.
* **Autonomie-ondersteunende stijl:** Een grondhouding van nieuwsgierigheid en openheid die ideeën, voorkeuren en gevoelens van leerlingen ondersteunt.
* **Controlerende stijl:** Een dwingende of manipulatieve stijl waarbij leerlingen gedwongen worden te denken, voelen en handelen op een voorgeschreven wijze.
* **Relationele steun (zorgzaamheid):** Aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen, investeren in relaties en groepsdynamiek.
* **Kilte/Afstandelijkheid:** Een gebrek aan relationele steun.
* **Structuur (competentie-ondersteunend):** Duidelijkheid, houvast en procesfocus bieden om leerlingen competent te laten functioneren.
* **Chaos:** Het gebrek aan structuur, waarbij de verantwoordelijkheid volledig bij de leerlingen wordt gelegd.
* **Motivatiecontinuüm:** Van intrinsieke motivatie (activiteit omwille van de activiteit zelf) via verschillende vormen van extrinsieke motivatie (autonoom tot gecontroleerd) tot demotivatie.
* **Autonome motivatie:** Gedrag is gemotiveerd vanuit innerlijke overtuiging, zinvolheid, waarden en interesses.
* **Gecontroleerde motivatie:** Gedrag is gemotiveerd door externe druk (straffen, belonen) of interne druk (schuld, schaamte, eigenwaarde).
* **Demotivatie (amotivatie):** Gebrek aan motivatie, vaak door lage verwachtingen (effectiviteit of uitkomst) of devaluatie van de activiteit.
### Implicaties
* De basisbehoeften (ABC) vormen het fundament voor motivatie, groei, welbevinden en veerkracht bij leerlingen.
* Bevrediging van de ABC-behoeften bevordert zowel welbevinden als leerprestaties; er hoeft niet gekozen te worden.
* ABC-frustratie kan leiden tot een breed scala aan problemen, waaronder demotivatie, energieverlies, controleverlies, interne druk, emotionele problemen en gedragsproblemen.
* Maatwerk is cruciaal bij het motiveren van leerlingen; universele basisprincipes (ABC) moeten worden toegepast met aandacht voor individuele verschillen en context.
* Het leraarkompas biedt een kader om motiverende en demotiverende interactiestijlen te herkennen en te hanteren.
* Autonomie-ondersteunende, relationele en competentie-ondersteunende stijlen van leraren leiden tot gunstige uitkomsten bij leerlingen op cognitief, sociaal, emotioneel en moreel vlak.
* "Verleuking" van onderwijs door middel van oppervlakkige "fun"-elementen kan contraproductief zijn; intrinsieke motivatie vereist een functionele koppeling aan leerdoelen en diepgaande interesse.
---
* Motiverende interactiestijlen omvatten een breed spectrum van leraren-leerling relaties, variërend van autonomie-ondersteunend tot controlerend.
* Het leraarkompas biedt een kader om deze stijlen te analyseren en te verbeteren, met focus op de basisbehoeften van leerlingen (autonomie, verbondenheid, competentie).
* Leraren en leerlingen beïnvloeden elkaar wederzijds, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiralen in motivatie en betrokkenheid.
### Kernfeiten
* Motivatie is een cruciale factor voor het leerproces, welbevinden en het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten.
* Er bestaat een continuüm van motivatie, van volledig autonoom tot gecontroleerd en demotivatie.
* De kwaliteit van motivatie is belangrijker dan de kwantiteit.
* Autonomie, verbondenheid en competentie (ABC) zijn universele psychologische basisbehoeften die fundamenteel zijn voor groei en welbevinden.
* ABC-bevrediging leidt tot positieve uitkomsten zoals motivatie, welbevinden en leerprestaties.
* ABC-frustratie voorspelt een reeks problemen, waaronder demotivatie, emotionele problemen en gedragsproblemen.
* Lerarenstijlen kunnen variëren van autonomie-ondersteunend en zorgzaam tot controlerend en chaotisch.
* Er is een wisselwerking tussen de leraarstijl en de reactie van de leerling; enthousiaste leerlingen ontlokken meer motiverende reacties.
### Kernconcepten
* **Autonomie:** De behoefte om psychologische vrijheid, keuze en authenticiteit te ervaren in denken, handelen en voelen.
* **Verbondenheid:** De behoefte om warme, hechte relaties op te bouwen en deel te zijn van een groep waarin men zich opgenomen voelt.
* **Competentie:** De ervaring van bekwaamheid om activiteiten uit te voeren en gewenste doelen te bereiken, met een dynamische, groeigerichte visie.
* **Motivatierecepten:** Interacties tussen leerlingen en leraren die motiverend of demotiverend kunnen werken, afhankelijk van hoe ze inspelen op basisbehoeften.
* **Motiverende interactie voorbeeld:** Een leraar die inspeelt op de interesse van een leerling voor ruimtevaart en voorstelt hier klassikaal mee aan de slag te gaan.
* **Demotiverende interactie voorbeeld:** Een leraar die een onvoldoende op een toets benadrukt en druk uitoefent zonder de individuele context te erkennen.
* **Leraarkompas:** Een model dat de leraarstijl (autonomie-ondersteunend, zorgzaam, procesfocus) positioneert ten opzichte van controle, kilte en chaos.
* **Autonoom vs. Gecontroleerd:** Een cruciaal onderscheid in motivatiekwaliteit, waarbij autonome motivatie voortkomt uit interne waarden en interesse, en gecontroleerde motivatie vanuit externe druk of interne druk (bv. plichtsgevoel).
* **Fun vs. Diepgaande interesse:** Intrinsieke motivatie is gericht op de activiteit zelf en leidt tot diepgaande interesse, terwijl 'fun'-pedagogiek focust op oppervlakkig plezier en soms cognitief belastend kan zijn.
* **Babylonische spraakverwarring:** Verwarring rond de termen 'verleuking', 'plezier' en 'intrinsieke motivatie', waarbij het belangrijk is de focus te leggen op de cognitieve en emotionele impact op het leerproces.
* Leraren spelen een sleutelrol in het creëren van optimale omstandigheden voor motivatie door in te zetten op de ABC-behoeften van leerlingen.
* Maatwerk is essentieel: hoewel de ABC-behoeften universeel zijn, verschillen de toegangswegen en de mate waarin ze bevredigd worden per individu en context.
* Het ontwikkelen van een autonomie-ondersteunende, zorgzame en competentie-ondersteunende leraarstijl is trainbaar en besmettelijk.
* Focus op de kwaliteit van motivatie (autonoom) leidt tot meer duurzame betrokkenheid, leerwinst en welbevinden dan gecontroleerde motivatie.
---
* De interactiestijl van een leraar beïnvloedt de motivatie en betrokkenheid van leerlingen.
* Een universele aanpak is niet mogelijk; maatwerk is cruciaal.
* Motivatie is een tweerichtingsverkeer tussen leraar en leerling.
### Key facts
* Leerlingen die schoolmoe zijn, lokken vaak een demotiverende reactie uit bij leraren.
* Positieve interacties kunnen leiden tot een positieve spiraal.
* Demotiverende interacties kunnen leiden tot een negatieve spiraal.
* Het 'leraarkompas' biedt een kader om leraarstijlen te analyseren.
* Leraarstijlen variëren per dag, les of zelfs binnen één les.
### Key concepts
* **Structurerende stijl:** Leraar neemt op motiverende wijze de leiding.
* **Chaotische stijl:** Verantwoordelijkheid wordt bij leerlingen gelegd zonder voldoende houvast.
* **Controlerende stijl:** Leerlingen worden gedwongen om antwoorden te geven of te handelen.
* **Autonomie-ondersteunende stijl:** Leerlingen worden aangemoedigd om te overleggen en hun mening te geven.
### Implications
* Leraren worden vaak verantwoordelijk gesteld voor gebrek aan motivatie, maar leerlingen spelen hier ook een rol in.
* Het voeden van de basisbehoeften (autonomie, verbondenheid, competentie) ondersteunt de algehele ontwikkeling van leerlingen.
* Investeren in motiverende interactiestijlen leidt tot een positievere leeromgeving.
---
## Het dubbele gelaat van autonomie: over vrijwillig en zelfstandig functioneren
* Autonomie wordt geoperationaliseerd als het ervaren van psychologische vrijheid, keuze en authenticiteit, waarbij men vrijwillig handelt in denken, doen en voelen.
* Autonomie-ondersteuning door leraren erkent en ondersteunt de ideeën, voorkeuren en gevoelens van leerlingen, wat leidt tot vrijwillige inspanning en ontwikkeling van interesses.
### Belangrijke concepten
* **Autonomie als vrijwillig functioneren:**
* Niet gelijk aan absolute vrijheid, zelfstandigheid of individualisme.
* Impliceert psychologische vrijheid in denken, handelen en voelen.
* Cruciaal op alle leeftijden, ook bij jongere kinderen.
* **Autonomie-ondersteunende stijl:**
* Nemen van leerlingen serieus, vanuit hun perspectief kijken.
* Meningen, voorstellen en gevoelens van leerlingen doen ertoe.
* Compatibel met structuur en het stellen van hoge verwachtingen.
* Bevordert de ontwikkeling van zelfregulatie en zelfsturing.
* **Controlerende stijl:**
* Dwingende of manipulatieve stijl, waarbij leerlingen zich moeten gedragen volgens voorschrift van de leraar.
* Kan leiden tot het negeren van eigen voorkeuren en interesses.
* Vaak gekenmerkt door tunnelvisie en eisende of dominerende benaderingen.
* **Misvattingen over autonomieondersteuning:**
* Betekent niet dat leerlingen de "baas" zijn of alles mogen kiezen.
* Leerlingen hoeven kennis niet altijd zelf te construeren; de expert kan kennis delen.
* Hoge latten en gedragsregels zijn verenigbaar met autonomieondersteuning.
* Het is geen chaotische stijl waarbij leerlingen aan hun lot worden overgelaten.
* **Instrumentalisering van motivatiestrategieën:**
* Voorwaardelijk gebruik van spelelementen om medewerking af te dwingen.
* Bouwstenen aanwenden voor eigen doelen of om leerlingen in het gareel te laten lopen.
* Autonomie-ondersteuning leidt tot diverse ontwikkelingsvoordelen: motivatie, welbevinden, veerkracht, leerwinst en cognitieve ontwikkeling.
* Het verbetert ook sociale ontwikkeling (omgaan met weerstand), emotionele ontwikkeling (faalangst), identiteitsontwikkeling (studiekeuzes) en morele ontwikkeling (verinnerlijking van regels).
### Universele toepasbaarheid van het ABC-model (nuances)
---
* Motiverende interactiestijlen zijn essentieel voor het stimuleren van autonomie, verbondenheid en competentie bij leerlingen.
* Het leraarkompas biedt een raamwerk om deze interactiestijlen te begrijpen en toe te passen.
* Tussen leerkracht en leerling bestaat een tweerichtingsverkeer, waarbij beide elkaar beïnvloeden in een positieve of negatieve spiraal.
### Motiverende en demotiverende interacties
* **Motiverende interacties** ondersteunen de basisbehoeften van leerlingen (autonomie, verbondenheid, competentie).
* **Demotiverende interacties** frustreren deze basisbehoeften, wat leidt tot negatieve gevolgen.
* De stijl van de leerkracht kan schommelen, van les tot les of zelfs binnen één les.
### Leraarstijlen binnen het leraarkompas
* **Structurerende stijl:** Leerkracht neemt motiverende leiding en biedt duidelijkheid en houvast.
* **Chaotische stijl:** Leerkracht legt verantwoordelijkheid te veel bij leerlingen zonder voldoende begeleiding.
* **Controlerende stijl:** Leerkracht dwingt leerlingen tot specifieke antwoorden of gedragingen.
* **Autonomie-ondersteunende stijl:** Leerkracht erkent leerlingen hun perspectief, laat ruimte voor autonomie en moedigt initiatief aan.
### Samen school maken
* Enthousiaste leerlingen ontlokken een positievere respons bij leerkrachten.
* Schoolmoeheid bij leerlingen kan leiden tot een demotiverende reactie bij leerkrachten.
* Het is belangrijk om de basisbehoeften van leerlingen te voeden om hun algehele ontwikkeling te ondersteunen.
### Take home boodschappen
* De basisbehoeften aan autonomie, verbondenheid en competentie vormen het fundament voor motivatie en groei.
* Het leraarkompas helpt bij het identificeren van motiverende en demotiverende interactiestijlen.
* Leerkrachten en leerlingen beïnvloeden elkaar continu, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiraalvorming.
---
### Kernideeën
* Motiverende interactiestijlen bevorderen intrinsieke motivatie en welbevinden.
* Autonomie, verbondenheid en competentie (ABC) vormen de basis voor groei en ontwikkeling.
* Leraren en leerlingen beïnvloeden elkaar wederzijds, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiraalvorming.
### Motiverende interactiestijlen
* Autonomie-ondersteunende stijl:
* Nieuwsgierigheid en openheid vanuit een respectvolle grondhouding.
* Leerlingen serieus nemen, hun perspectief en gevoelens erkennen.
* Ruimte bieden voor keuze en dialoog, zonder leerlingen de "baas" te laten zijn.
* Groeien van leerlingen stimuleren zonder de lat laag te leggen.
* Relationele steun (zorgzaamheid):
* Aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen.
* Investeren in relaties en groepsdynamiek, bevorderen van samenhorigheid.
* Erkennen van leerlingen als personen, niet enkel als kenniscontainers.
* Cruciaal voor identiteitsontwikkeling en het creëren van een veilige leeromgeving.
* Competentie-ondersteunende structuur (procesfocus en vertrouwen):
* Duidelijkheid en houvast bieden door een motiverende leidende rol.
* Focus op leerwinst en proces, niet enkel op resultaten.
* Vertrouwen in de leerlingen en hen uitdagen om te groeien.
* Structuren aanbieden die ondersteunend zijn, niet dwingend.
### Demotiverende interactiestijlen
* Controlerende stijl:
* Dwingende of manipulatieve benadering, leerlingen moeten denken, voelen en handelen volgens de leraar.
* Negeert voorkeuren en interesses van leerlingen.
* Kan leiden tot interne druk en conflict.
* Kilheid of relationele afwijzing:
* Gebrek aan aandacht voor het welbevinden en de gevoelens van leerlingen.
---
# Het motivatiecontinuüm: van autonome naar gecontroleerde motivatie en internalisatie
### Kernidee
* Het motivatiecontinuüm beschrijft de variatie in motivatie, gaande van intrinsieke tot verschillende vormen van extrinsieke motivatie, met als cruciaal onderscheid autonome versus gecontroleerde motivatie.
* Deze motivatievisie is toepasbaar op zowel het zich inspannen voor studies als het naleven van regels, en relevant voor zowel leerlingen als leraren.
* De kwaliteit van motivatie is belangrijker dan de hoeveelheid; autonome motivatie leidt tot meer betrokkenheid, leerwinst en welbevinden.
### Sleutelbegrippen
* **Intrinsieke motivatie**: Activiteit uitvoeren omwille van de activiteit zelf, gedreven door verwondering, nieuwsgierigheid, plezier of passie.
* De activiteit is inherent boeiend en interessant.
* Voorbeelden: exploratiedrang, spontaan helpgedrag, gezelschapsspelletjes, sport, muziek.
* **Extrinsieke motivatie**: Activiteit uitvoeren om een externe uitkomst te bekomen; de activiteit is een middel tot een doel.
* Gekenmerkt door een middel-doel structuur en nutswaarde.
* Verschillende gradaties van internalisatie bepalen de kwaliteit.
* **Autonome motivatie**: Gedrag gemotiveerd door interne waarden, interesses en een gevoel van keuze en vrijheid.
* Omvat intrinsieke motivatie, geïntegreerde regulatie en geïdentificeerde regulatie (persoonlijke zinvolheid).
* Gekenmerkt door ‘goesting’.
* **Gecontroleerde motivatie**: Gedrag gemotiveerd door externe druk (sancties, beloningen) of interne druk (schuld, schaamte, ego).
* Gekenmerkt door ‘moet-ivatie’.
* Omvat externe regulatie en geïntrojecteerde regulatie.
* **Demotivatie (Amotivatie)**: Gebrek aan motivatie, waarbij de leerling geen reden ziet om zich in te spannen.
* Kan voortkomen uit lage uitkomstverwachting (gedrag leidt niet tot resultaat) of lage effectiviteitsverwachting (niet in staat zijn het gedrag te stellen).
* Kan ook ontstaan door devaluatie van de activiteit of het schoolgaan zelf.
### Nuances in extrinsieke motivatie
* **Externe druk (Externe regulatie)**: Gedrag wordt gestuurd door externe factoren zoals beloningen of straffen.
* Toenaderingsgericht: beantwoorden aan verwachtingen, beloningen.
* Vermijdingsgericht: vermijden van kritiek of straf.
* **Interne druk (Geïntrojecteerde regulatie)**: Eigenwaarde is verbonden met prestatie; leerlingen zetten zichzelf onder druk (bv. perfectionisme).
* Toenaderingsgericht: ego strelen, intern plichtsbesef.
* Vermijdingsgericht: schuld, schaamte, angst, zelfkritiek.
* **Persoonlijke zinvolheid (Geïdentificeerde regulatie)**: Activiteit wordt als relevant en betekenisvol ervaren, sluit aan bij leefwereld.
### Het motivatiecontinuüm in de praktijk
### De effecten van motivatiekwaliteit
### Overwegingen voor de leraar
---
* Het motivatiecontinuüm beschrijft verschillende gradaties van motivatie, variërend van volledig autonoom tot gecontroleerd, met demotivatie als tegenpool.
* De kwaliteit van motivatie is cruciaal: autonome vormen leiden tot betere leerresultaten en welbevinden dan gecontroleerde vormen.
* Internalisatie is het proces waarbij externe motivatiemotieven worden opgenomen en geïntegreerd in iemands zelf.
### Genuanceerde extrinsieke motivatie
* Extrinsieke motivatie (EM) is het uitvoeren van een activiteit voor een externe uitkomst.
* **Externe druk:** Gedrag wordt gestuurd door externe factoren zoals beloningen of straf.
* Toenaderingsgericht: voldoen aan verwachtingen, behalen van beloningen.
* **Interne druk:** Gedrag is gebonden aan eigenwaarde en prestatie (geïntrojecteerde regulatie).
* **Persoonlijke zinvolheid:** Activiteit wordt als relevant en betekenisvol ervaren, vaak door koppeling aan leefwereld of toekomstige doelen (geïdentificeerde regulatie).
* **Verankering en harmonie:** Gedrag is geïntegreerd met persoonlijke waarden en overtuigingen, en is in balans met andere levensdomeinen (geïntegreerde regulatie).
### Autonome versus gecontroleerde motivatie
* Het onderscheid tussen intrinsiek en extrinsiek wordt vervangen door **autonome motivatie** (zelfgekozen, met goesting) en **gecontroleerde motivatie** (moeten, druk).
* Autonome motivatie omvat intrinsieke motivatie, persoonlijke zinvolheid en verankering/harmonie.
* Gecontroleerde motivatie omvat externe druk en interne druk.
* **Demotivatie (amotivatie):** Gebrek aan motivatie, gekenmerkt door lage effectiviteits- of uitkomstverwachtingen, of devaluatie van de activiteit.
### Motivatieprofielen en de kwaliteit van motivatie
* Gedrag is vaak multi-gedetermineerd door een combinatie van verschillende motieven (motivatieprofiel).
* De **kwaliteit van motivatie** is belangrijker dan de kwantiteit: autonome motivatie leidt tot betere resultaten, grotere betrokkenheid en welbevinden.
* Gecontroleerde motivatie kan actie ontlokken, maar is minder duurzaam en meer gespannen.
* Demotivatie brengt diverse negatieve gevolgen met zich mee (cognitief, sociaal, emotioneel).
* Investeren in autonome motivatie is een betrouwbare route naar grotere betrokkenheid en leerwinst.
### Intrinsieke motivatie versus ‘fun’
* **Intrinsieke motivatie** is het uitvoeren van een activiteit omwille van de activiteit zelf, gedreven door interesse, nieuwsgierigheid en plezier.
* **‘Fun’-gerichtheid** (pretpedagogiek) focust op oppervlakkig plezier en triviale elementen die het leerproces kunnen belasten.
* Observeerbaar gedrag van intrinsiek gemotiveerde leerlingen omvat het opzoeken van uitdaging, inzet voor de leerstof en openheid voor feedback.
* Spelelementen in het onderwijs moeten functioneel gekoppeld zijn aan leerdoelen en de ABC-behoeften ondersteunen.
### De rol van ABC in motivatie
---
### Kernconcepten
* Het motivatiecontinuüm beschrijft de gradaties van autonomie binnen extrinsieke motivatie.
* Verschillende soorten motivatie leiden tot kwalitatief verschillende uitkomsten en gedragingen.
* De focus ligt op of gedrag autonoom ('goesting') of gecontroleerd ('moet-ivatie') gemotiveerd is.
* Interne druk, zoals zelfkritiek en perfectionisme, kan evenzeer controlerend werken als externe druk.
* Demotivatie duidt op een gebrek aan motivatie en gaat gepaard met specifieke verwachtingsproblemen.
### Diverse drijfveren en hun effecten
* **Intrinsieke motivatie:** Activiteit wordt uitgevoerd omwille van de activiteit zelf; het is inherent boeiend en interessant.
* Drijfveren zijn verwondering, nieuwsgierigheid, interesse, plezier, passie.
* Kenmerken zijn een magneetkracht, volle goesting, hoge autonomie, spontaniteit, en flow-ervaring.
* Leidt tot diepgaande verwerking, verhoogde interesse, en hogere lat leggen.
* **Extrinsieke motivatie (gecontroleerd):** Activiteit wordt uitgevoerd om een externe uitkomst te bekomen.
* **Externe druk (externe regulatie):** Gedrag gemotiveerd door beloningen, verwachtingen, of het vermijden van straf/kritiek.
* Kan aanzetten tot actie, maar met mogelijke nevenschade (bv. gedragsafname buiten de context).
* **Interne druk (geïntrojecteerde regulatie):** Ego en voorwaardelijke eigenwaarde worden in de weeg gelegd; zelfopgelegde druk.
* Kan leiden tot intern conflict, schuld, schaamte, en zelfkritiek (vaak bij perfectionisten).
* **Extrinsieke motivatie (autonoom):** Gedrag wordt als persoonlijk zinvol en geïntegreerd ervaren.
* **Persoonlijke zinvolheid (geïdentificeerde regulatie):** Activiteit sluit aan bij en verruimt de leefwereld; er is sprake van eigenaarschap.
* Relevantie is cruciaal; het 'waarom' van het leren wordt duidelijk gemaakt.
* **Verankering en harmonie (geïntegreerde regulatie):** Gedrag is verweven met persoonlijke waarden en identiteit; er is balans met andere levensaspecten.
* Dit is de meest autonome vorm van extrinsieke motivatie.
### Demotivatie
* Duiding via technische term: amotivatie.
* **Oorzaken:**
* Lage uitkomstverwachting: Verwachting dat gedrag niet leidt tot het gewenste resultaat.
* Lage effectiviteitsverwachting: Gevoel niet in staat te zijn het gewenste gedrag te stellen (lage self-efficacy).
* Devaluatie: In vraag stellen van de waarde van leerinhouden of naar school gaan in het algemeen.
### Motivatiecontinuüm en de praktijk
* **Onderscheid:** Het intrinsiek-extrinsieke onderscheid is vervangen door autonome versus gecontroleerde motivatie.
### "Fun" versus intrinsieke motivatie
### Gedeelde Taal
---
* Het motivatiecontinuüm beschrijft de kwaliteit van motivatie, van volledig autonoom tot gecontroleerd, met demotivatie als uiterste.
* De mate van internalisatie van de redenen voor gedrag bepaalt de positie op dit continuüm.
* Dit model is toepasbaar op zowel inspanningen voor schoolwerk als op het naleven van regels en afspraken.
### Key facts
* **Intrinsieke motivatie**: Activiteit uitvoeren omwille van de activiteit zelf; de activiteit is inherent boeiend en interessant (bv. plezier, passie).
* **Extrinsieke motivatie**: Activiteit uitvoeren om een externe uitkomst te bekomen; de activiteit is een instrument (middel-doel structuur).
* **Externe druk (externe regulatie)**: Handelen door externe verplichtingen (ouders, leerkrachten) of om straf te vermijden.
* **Interne druk (geïntrojecteerde regulatie)**: Handelen door interne druk, zoals het koppelen van eigenwaarde aan prestaties, schuldgevoel of schaamte.
* **Persoonlijke zinvolheid (geïdentificeerde regulatie)**: Activiteit uitvoeren omdat deze relevant is en aansluit bij de leefwereld, met een ervaren gevoel van keuze en eigenaarschap.
* **Verankering en harmonie (geïntegreerde regulatie)**: Gedrag is geïntegreerd met dieperliggende waarden en interesses, en is in balans met andere levensdoelen.
* **Demotivatie (amotivatie)**: Gebrek aan motivatie, veroorzaakt door lage verwachtingen van succes of uitkomst, of devaluatie van de activiteit.
### Key concepts
* **Zelfdeterminatiecontinuüm**: Een model dat de gradaties van autonomie in gedragsregulatie weergeeft, van externe regulatie tot intrinsieke motivatie.
* **Internalisatie**: Het proces waarbij individuen aangereikte waarden, attitudes en gedragsregulaties geleidelijk aan transformeren tot persoonlijke gewaardeerde elementen en deze opnemen binnen hun zelf.
* **Motivatieprofiel**: De unieke combinatie van verschillende motivatietypes die aan de basis liggen van iemands gedrag.
* **Gedeelde taal**: Het belang van een uniforme visie en terminologie rond motivatie binnen een onderwijscontext.
### Implications
* Het stimuleren van **autonome motivatie** (intrinsiek, zinvol, verankerd/harmonisch) leidt tot meer betrokkenheid, leerwinst en welbevinden.
* **Gecontroleerde motivatie** (externe en interne druk) kan weliswaar actie ontlokken, maar is minder duurzaam en verloopt gespannener.
* **Demotivatie** heeft een breed scala aan negatieve gevolgen (cognitief, sociaal, emotioneel).
* Leraren spelen een cruciale rol in het faciliteren van het internalisatieproces door hun communicatiestijl en de context die ze creëren.
* Het streven naar **harmonieuze passie** is wenselijker dan **obsessieve passie**, om uitputting en negatieve gevoelens te voorkomen.
### Tip
- > **Tip:** Een effectieve strategie is om leerlingen niet enkel de "wat" (inhoud) aan te leren, maar ook het "waarom" (relevantie, zinvolheid) te laten ervaren, zodat ze eigenaarschap kunnen ontwikkelen
- over hun leerproces
---
* De kwaliteit van motivatie is belangrijker dan de kwantiteit.
* Motivatie kent een continuüm van autonoom naar gecontroleerd, met demotivatie als uiterste.
* Deze motivatievisie is breed toepasbaar, van studie-inspanningen tot regelgeving.
### Belangrijke aspecten van demotivatie
* Demotivatie ontstaat wanneer leerlingen het nut van gedrag niet meer inzien, of wanneer ze denken dat gedrag niet tot het gewenste resultaat leidt.
* **Effectiviteitsverwachting:** het gevoel niet bekwaam te zijn het gedrag te kunnen stellen.
* **Uitkomstverwachting:** het gevoel dat het gewenste gedrag niet tot het gehoopte resultaat leidt.
### Demotivatie: subtypes
* Leerlingen gaan ervan uit dat het stellen van gedrag niet leidt tot het gewenste resultaat (lage uitkomstverwachting).
* Leerlingen voelen zich niet in staat om het gewenste gedrag te stellen (lage effectiviteitsverwachting).
* Leerlingen stellen de meerwaarde van de leeractiviteit of schoolgang in vraag (devaluatie).
### ABC als katalysator van internalisatie
* Autonomie, verbondenheid en competentie (ABC) faciliteren het internalisatieproces.
* Bevrediging van ABC-behoeften is cruciaal voor autonome motivatie.
* Gebrek aan ABC-ondersteuning kan leiden tot demotivatie.
### De kwaliteit van motivatie telt
* Autonoom gemotiveerde leerlingen tonen meer betrokkenheid, leerwinst en welbevinden.
* Demotivatie leidt tot cognitieve, sociale en emotionele nadelen.
### Motivatietypes in de praktijk
* De meeste leerlingen vertonen een mix van motivatietypes (motivatieprofiel).
* Autonome motivatie is het meest wenselijk voor leerwinst en welbevinden.
* Gecontroleerde motivatie kan leiden tot onder andere testangst en uitstelgedrag.
* Leerkrachten hun eigen motivatie beïnvloedt hun stijl en interacties met leerlingen.
### Het motivatiecontinuüm in de onderwijspraktijk
* Interesse en nieuwsgierigheid stimuleren autonome motivatie.
* Druk, schuldgevoel en plichtsbesef wijzen op gecontroleerde motivatie.
* Een gedeelde taal over motivatie op school bevordert een effectief beleid.
### Reflectiepunten voor de leerkracht
* Interpreteer eigen gedrag vanuit het motivatiecontinuüm.
* Investeer in gesprekken over motivatie met leerlingen.
* Ontwikkel een gedeelde visie op motivatie binnen de school.
---
# Relationele steun en kilte in de leeromgeving
### Kernidee
* Relationele steun, gekenmerkt door zorgzaamheid, is essentieel voor het welbevinden van leerlingen.
* Kilte of relationele afwijzing ondermijnt de basisbehoeften van leerlingen.
* Een zorgzame grondhouding creëert een veilige omgeving die ontwikkeling bevordert.
### Belangrijke feiten
* Aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen is cruciaal.
* Leerlingen voelen zich erkend wanneer de leraar investeert in relaties en groepsdynamiek.
* School is meer dan cognitieve ontwikkeling; emotionele en relationele ontwikkeling zijn even belangrijk.
* Verbondenheid met de leraar en de klasgroep is essentieel.
* Relationele steun is even belangrijk in het lager als in het secundair onderwijs.
* Een goede band met leerlingen fungeert als "olie voor de machine" van het leerproces.
* Afstandelijkheid is een gebrek aan relationele steun (behoeftefrustratie).
* Actieve afwijzing leidt tot conflicten en ondermijnt basisbehoeften.
### Kernconcepten
* **Zorgzaamheid:** Een motiverende grondhouding gericht op het welbevinden van leerlingen.
* **Relationele afwijzing:** Negatieve interacties die de verbondenheidsbehoefte frustreren.
* **Klikte en conflict:** De polen van relationele interacties, van harmonie tot strijd.
* **Authenticiteit:** Oprechtheid in de interactie is essentieel voor diepgaande verbondenheid.
* **Veilige omgeving:** Een ruimte waar leerlingen zich comfortabel voelen om gevoelens te delen.
* **Emotionele sleutelmomenten:** Cruciale momenten die zorgvuldige aandacht vereisen.
* **Obsessieve zorgzaamheid:** Overmatige zorg die leidt tot uitputting bij de leraar.
* **Harmonieuze passie:** Een gezonde vorm van passie, ingebed in andere levenswaarden.
### Implicaties
* Leraren moeten zich bewust zijn van hun impact op de emotionele en relationele ontwikkeling van leerlingen.
* Het ontwikkelen van een zorgzame grondhouding is trainbaar en essentieel voor effectief lesgeven.
* Relatie-ondersteunend handelen bevordert niet alleen het welzijn, maar ook de motivatie en leerprestaties.
* Obsessieve zorgzaamheid kan leiden tot burn-out bij leraren door het negeren van eigen grenzen.
* Een gebrek aan relationele steun kan de leercurve van leerlingen negatief beïnvloeden.
* Authentieke verbinding kan niet worden geforceerd of versneld.
---
* Relationele steun, gekenmerkt door zorgzaamheid, is cruciaal voor het welbevinden en de motivatie van leerlingen.
* Kilte of relationele afwijzing kan leiden tot conflict en een negatieve leerervaring.
### Kernfeiten
* Zorgzaamheid omvat aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen, waardoor ze zich erkend voelen.
* Het investeren in relaties tussen leerlingen en de groepsdynamiek bevordert onderlinge steun.
* School is meer dan enkel cognitieve ontwikkeling; emotionele, relationele en identiteitsontwikkeling zijn even belangrijk.
* Verbondenheid is gericht op zowel de leerling-leraar relatie als de relaties tussen leerlingen onderling.
* Er is een verschil tussen afstandelijkheid (gebrek aan steun) en actieve afwijzing (frustratie van verbondenheid).
* **Zorgzame grondhouding:** Een actieve, respectvolle interesse in leerlingen als persoon.
* **Erkenning van leerlingen:** Hun gevoelens en behoeften serieus nemen en beantwoorden.
* **Groepsdynamiek:** Bevorderen van positieve interacties en samenhorigheid in de klas.
* **Relationele afwijzing:** Actief ondermijnen van de verbondenheidsbehoefte, leidend tot conflict.
* **Authenticiteit:** Ware verbondenheid vereist oprechtheid en het niet forceren van relaties.
* Een positieve band met leerlingen is geen luxe, maar een noodzakelijke "olie voor de machine" voor een vlot leerproces.
* Relationele steun van leraren is cruciaal voor alle leeftijden, niet enkel voor jonge kinderen.
* Een sterkere band met de leraar kan leerlingen beschermen tegen uitputting en hen gemotiveerder maken.
* Ervaren verbondenheid met de leraar kan leiden tot betere studieresultaten en behulpzaam gedrag.
* Obsessieve zorgzaamheid kan leiden tot eigen grenzen negeren en uitputting bij de leraar.
### Tips
- > **Tip:** Zorg voor een open houding en toon oprechte nieuwsgierigheid naar wat leerlingen boeiend vinden
- > **Tip:** Wees alert op emotionele sleutelmomenten bij leerlingen en bied, indien nodig, gepaste ondersteuning of verwijs door
- > **Tip:** Vermijd relationele kilte; zelfs neutrale benadering kan leiden tot minder positieve resultaten dan ondersteuning
---
* Relationele steun, gekenmerkt door zorgzaamheid, is cruciaal voor het welbevinden en de ontwikkeling van leerlingen.
* Kilheid of relationele afwijzing kan leiden tot conflict en ontneemt leerlingen de nodige steun.
* Authentieke verbindingen met leerlingen zijn essentieel voor een effectief leerproces, ook in het secundair en hoger onderwijs.
* Zorgzaamheid als motiverende grondhouding betekent aandacht hebben voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen.
* Relationele steun investeert in de leerling-leraar relatie en de groepsdynamiek.
* Leerlingen voelen zich erkend wanneer hun gevoelens en welbevinden in rekening worden gebracht.
* De sfeer in de klas en de groepsdynamiek zijn belangrijk voor verbondenheid.
* Relatiefrustratie uit zich in afstandelijkheid of actieve afwijzing, wat leidt tot conflict.
* Een goede band met leerlingen is geen luxe, maar de "olie voor de machine" in het leerproces.
* Relationele steun is even cruciaal in het basis- als secundair onderwijs.
* Leerling-leraar verbondenheid beschermt tegen uitputting (burn-out) bij leraren.
* **Zorgzaamheid**: Een respectvolle grondhouding die de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen erkent en bevordert.
* **Relationele steun**: Het investeren in de verbinding met leerlingen, zowel individueel als op groepsniveau.
* **Kilheid / Relationele afwijzing**: Het actief ondermijnen van verbinding, leidend tot afstandelijkheid of conflict.
* **Authenticiteit**: Oprechtheid in interacties, noodzakelijk voor diepgaande verbondenheid.
* **Emotionele sleutelmomenten**: Cruciale momenten (bv. bij een toets, examenstress) waarop relationele steun geboden kan worden.
* **Obsessieve zorgzaamheid**: Een te sterke, soms dwangmatige zorg die de eigen grenzen van de leraar kan negeren.
* Leraren moeten aandacht hebben voor de emotionele, relationele en identiteitsontwikkeling van leerlingen, niet enkel voor cognitieve ontwikkeling.
* Een positieve relatie met leerlingen leidt tot betere ABC-behoeftebevrediging, meer motivatie en hogere studieresultaten.
* Relationeel ondersteunende leraren ervaren meer voldoening in hun job en minder uitputting.
* Overbezorgdheid kan leiden tot dwangmatig gedrag en uitputting bij leraren.
* Harmonieuze passie, waarbij interesses zijn ingebed in waarden, is gezonder dan obsessieve passie.
* Relaties met leraren kunnen leerlingen helpen zich meer open te stellen en zich sterker gehecht te voelen.
---
* Kilte of relationele afwijzing ondermijnt de basisbehoeften en kan leiden tot conflict en problemen.
* De leraar speelt een belangrijke rol in het creëren van een veilige en verbindende leeromgeving, ongeacht de leeftijd van de leerling.
* Zorgzaamheid omvat aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen, waardoor zij zich erkend voelen.
* Het versterken van relaties tussen leerlingen en de groepsdynamiek is een essentieel onderdeel van zorgzaamheid.
* School is meer dan cognitieve ontwikkeling; het draagt ook bij aan emotionele, relationele en identiteitsontwikkeling.
* Relationele steun bevredigt zowel de leerling-leraar relatie als de relaties tussen leerlingen onderling.
* Kilte is een actief ondermijnen van verbondenheid, wat leidt tot behoeftefrustratie.
* Authenticiteit van de leraar is cruciaal; geforceerde verbondenheid is niet effectief.
* Leraren kunnen emotionele sleutelmomenten van leerlingen herkennen en erop inspelen.
* **Zorgzaamheid:** Een motiverende grondhouding gericht op het welbevinden en de erkenning van de leerling als persoon.
* **Relationele afwijzing:** Het actief ondermijnen van verbondenheid, leidend tot conflict.
* **Kilte:** Gebrek aan relationele steun, wat resulteert in behoeftedeprivatie.
* **Uniformiteit (als bouwsteen):** Het creëren van een gevoel van eenheid en samenhang binnen de klasgroep.
* **Sfeer (als bouwsteen):** De algemene emotionele toestand en dynamiek binnen de klas.
* **Warmte/steun (als bouwsteen):** Actief aanwezig zijn en ondersteuning bieden bij emotionele moeilijkheden.
* Goede banden met leraren zijn essentieel voor leerlingen, zelfs in het secundair en hoger onderwijs.
* Relationele steun door leraren is een sterkere voorspeller van positieve uitkomsten dan steun van leeftijdsgenoten.
* Leraren die relationeel ondersteunend zijn, dragen bij aan hogere ABC-bevrediging, motivatie en betere studieresultaten.
* Relationele steun door leraren kan leerlingen beschermen tegen uitputting (burn-out).
* Obsessieve zorgzaamheid kan leiden tot grensoverschrijdingen bij leraren en kan wijzen op interne druk.
* Harmonieuze passie, in tegenstelling tot obsessieve passie, is een gezonde vorm van gedrevenheid die grenzen respecteert.
### Tip
- > **Tip:** De investering in de relatie met leerlingen is geen "luxe", maar een fundamentele voorwaarde voor een vlot en effectief leerproces
---
# Structuur en chaos in de leraarsstijl
### Kernidee
* Structuur en chaos refereren aan de mate van duidelijkheid en houvast die een leraar biedt in het leerproces.
* Een procesfocus en vertrouwen kenmerken de leraar die competentie-ondersteunende structuur biedt.
### Belangrijkste concepten
* **Procesfocus en vertrouwen:**
* Leraar richt zich op de ontwikkeling en voortgang van de leerling.
* Vertrouwen in het leervermogen en de inzet van de leerling.
* **Structuur:**
* Duidelijkheid bieden in taken, verwachtingen en leerdoelen.
* Geeft houvast en voorspelbaarheid.
* Niet bedoeld als dwang, maar als ondersteuning van autonomie en competentie.
* **Chaos:**
* Gebrek aan duidelijkheid, onvoorspelbaarheid en willekeur.
* Kan leiden tot onzekerheid en frustratie bij leerlingen.
* Wordt niet positief geassocieerd met de leraarsstijl.
* **Misvattingen over structuur:**
* **Terminologische verwarring:** Structuur wordt soms verward met rigide regels of controle.
* **Monitoring:** Continue observatie is een vorm van structuur, niet per se controle.
* **Structuur op automatische piloot:** Kan leiden tot een gebrek aan flexibiliteit en afstemming op de leerling.
* **Competentie-ondersteunende structuur:**
* Bevordert de ervaring van bekwaamheid door duidelijke doelen en feedback.
* Zorgt voor een omgeving waarin leerlingen hun vaardigheden kunnen ontwikkelen.
### Voordelen van competentie-ondersteunende structuur
* Leerlingen voelen zich competenter doordat ze de leerstof beter begrijpen.
* Verhoogt de motivatie en leerwinst door duidelijke doelen en ondersteuning.
* Creëert een veilige omgeving voor groei en ontwikkeling.
* Vermindert onzekerheid en angst gerelateerd aan schoolwerk.
* Ondersteunt zowel autonome als gecontroleerde motivatie door duidelijkheid.
### Toepassingen in de praktijk
---
* Structuur en chaos in de leraarsstijl verwijzen naar de mate waarin een leraar duidelijkheid, houvast en voorspelbaarheid biedt versus ongestructureerdheid en onvoorspelbaarheid.
* Motiverende leraarsstijlen kenmerken zich door procesfocus en vertrouwen, wat essentieel is voor competentie-ondersteuning.
* Chaotische stijlen leggen de verantwoordelijkheid te veel bij leerlingen zonder voldoende begeleiding, wat leidt tot onzekerheid en demotivatie.
### Kernconcepten
* **Procesfocus:** Een leraar die de nadruk legt op het leerproces, inspanning en vooruitgang, in plaats van enkel op het eindresultaat.
* **Vertrouwen:** Geloof in de capaciteiten van leerlingen om te leren en te groeien, wat zich uit in het bieden van autonomie en ondersteuning.
* **Structuur:** Duidelijke regels, routines, verwachtingen en een voorspelbare omgeving die leerlingen houvast en veiligheid biedt.
* **Chaos:** Het ontbreken van duidelijke structuur, onvoorspelbaarheid, gebrek aan houvast, wat kan leiden tot onzekerheid en demotivatie.
* **Misvatting terminologische verwarring:** Verwarring tussen structuur, controle en autonomie-ondersteuning.
* **Misvatting monitoring:** Het idee dat monitoring per definitie controlerend is, terwijl het ook structurerend kan zijn.
* **Misvatting structuur op automatische piloot:** Het onbewust hanteren van structuren die niet optimaal zijn voor leerlingen.
### Implicaties
* Een gebrek aan structuur ondermijnt de behoefte aan competentiebevrediging, omdat leerlingen niet weten wat er van hen verwacht wordt of hoe ze succesvol kunnen zijn.
* Het bieden van duidelijke structuur, zonder controle, ondersteunt de leerling in het ontwikkelen van een gevoel van competentie.
* Effectieve didactiek combineert duidelijke instructie met het faciliteren van leerprocessen, waardoor zowel competentie als autonomie worden ondersteund.
* Autonomie-ondersteuning is compatibel met structuur; structuur biedt een veilige basis waarop autonomie kan floreren.
* Chaos kan leiden tot een gevoel van onbehagen, waardoor leerlingen zich minder competent voelen en meer angstig of defensief gedrag vertonen.
* Wanneer leraren vertrouwen hebben in leerlingen en procesfocus hanteren, wordt de competentie van leerlingen gestimuleerd.
---
* Structuur en chaos zijn twee polen binnen de leraarsstijl, waarbij een competentie-ondersteunende aanpak een motiverende grondhouding van procesfocus en vertrouwen vereist.
### Sleutelbegrippen
* **Procesfocus en vertrouwen:** Dit zijn de motiverende grondhoudingen van een competentie-ondersteunende leraar.
* **Structuur:** Kenmerkt zich door duidelijkheid, houvast en de aanleg van duidelijke paden voor leerlingen.
* **Chaos:** Wordt gekenmerkt door het ontbreken van duidelijkheid, houvast en het leggen van de verantwoordelijkheid voor de organisatie bij de leerlingen.
* **Monitoring:** Het proces van het volgen van de voortgang van leerlingen.
* **Automatische piloot:** Een structuur die zonder veel bewuste inspanning functioneert.
### Sleutelfeiten
* Een competentie-ondersteunende structuur is cruciaal voor het motiveren van leerlingen.
* Chaos in de klas kan leiden tot demotivatie en onzekerheid bij leerlingen.
* Een procesfocus houdt in dat de leraar zich richt op het leerproces en de voortgang, niet enkel op het eindresultaat.
* Vertrouwen in de leerlingen is essentieel om hen de ruimte te geven om te groeien en te leren.
* Duidelijke instructies en houvast bevorderen het gevoel van competentie bij leerlingen.
* Het vermijden van chaos draagt bij aan een veiligere leeromgeving.
* Effectieve didactiek kan zowel via directe instructie als kruisbestuiving plaatsvinden.
* Structuur is niet hetzelfde als controle; het gaat om het bieden van ondersteuning en begeleiding.
* Leraren die een duidelijke, procesgerichte structuur bieden, ondersteunen de competentiebehoefte van leerlingen.
* Het creëren van een voorspelbare en veilige leeromgeving helpt leerlingen zich competent te voelen.
* Effectieve structurering kan de cognitieve belasting voor leerlingen verminderen.
* Het negeren van de nood aan structuur kan leiden tot frustratie en demotivatie.
* Het vinden van de juiste balans tussen structuur en autonomie is belangrijk.
---
* Effectieve leraarsstijlen bieden structuur en houvast, in tegenstelling tot chaos, om competentie te ondersteunen.
* Procesfocus en vertrouwen zijn de motiverende grondhoudingen die een competentie-ondersteunende structuur mogelijk maken.
* Duidelijke structuur en houvast bevorderen de ontwikkeling van leerlingen, terwijl chaos leidt tot onzekerheid en verminderde effectiviteit.
### Kernfeiten
* Competentie-ondersteunende structuur creëert duidelijkheid en houvast voor leerlingen.
* Chaos kenmerkt zich door onduidelijkheid, willekeur en een gebrek aan richting.
* Een procesfocus betekent dat de nadruk ligt op het leerproces, niet enkel op het eindresultaat.
* Vertrouwen in de leerling is essentieel om hen de ruimte te geven om te leren en zich te ontwikkelen.
* Te veel chaos kan leiden tot frustratie en verminderde motivatie bij leerlingen.
* Een gebrek aan duidelijke structuur kan de ontwikkeling van zelfregulatie belemmeren.
* Effectieve didactiek, zoals directe instructie, kan bijdragen aan een ondersteunende structuur.
* Kruisbestuiving tussen verschillende didactische benaderingen kan de structuur verrijken.
* **Procesfocus:** De nadruk leggen op hoe leerlingen leren, hun inspanningen en hun groei, in plaats van enkel op de eindscore.
* **Vertrouwen:** Geloven in het potentieel van leerlingen en hen de autonomie geven om hun leerproces te sturen binnen duidelijke kaders.
* **Duidelijkheid:** Het bieden van heldere verwachtingen, instructies en feedback die leerlingen in staat stellen hun doelen te begrijpen en te bereiken.
* **Houvast:** Het creëren van een voorspelbare en veilige leeromgeving waarin leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt en hoe ze ondersteuning kunnen krijgen.
* **Chaos:** Een gebrek aan orde, structuur en voorspelbaarheid, wat kan leiden tot verwarring, angst en demotivatie.
* **Terminologische verwarring:** Het belang van duidelijke definities voor concepten zoals structuur en chaos om misinterpretatie te voorkomen.
* **Monitoring:** Het systematisch observeren en volgen van de voortgang van leerlingen om tijdig ondersteuning te bieden.
* **Structuur op automatische piloot:** Het ontwikkelen van routines en systemen die leerlingen houvast bieden zonder dat de leraar constant actief hoeft in te grijpen.
* Een competentie-ondersteunende structuur bevordert de ontwikkeling van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij leerlingen.
* Duidelijke structuur kan bijdragen aan een verhoogd welbevinden en een positiever zelfbeeld bij leerlingen.
* Het vermijden van chaos is cruciaal voor het creëren van een leeromgeving waarin leerlingen zich veilig en gemotiveerd voelen.
* Leraren dienen zich bewust te zijn van hoe hun eigen stijl bijdraagt aan de structuur of chaos in de klas.
* Systematische monitoring en feedback helpen leerlingen om hun leerproces te sturen en te verbeteren.
---
* Structuur in het onderwijs verwijst naar een motiverende grondhouding van procesfocus en vertrouwen, gericht op duidelijkheid en houvast.
* Chaos daarentegen ontstaat wanneer de verantwoordelijkheid voor het leerproces te veel bij leerlingen wordt gelegd zonder voldoende begeleiding.
* **Procesfocus en vertrouwen:** Dit houdt in dat leraren een motiverende grondhouding aannemen waarbij ze focussen op het leerproces van de leerling en vertrouwen hebben in hun kunnen en groei.
* **Duidelijkheid en houvast:** Effectieve structuur biedt leerlingen helderheid over verwachtingen, taken en doelen, wat hen een gevoel van zekerheid en richting geeft.
* **Chaos als tegenstelling:** Dit manifesteert zich wanneer er gebrek is aan duidelijke structuur, wat leidt tot verwarring, onzekerheid en passiviteit bij leerlingen.
* Terminologische verwarring: Structuur wordt soms verward met rigide regels of controle.
* Monitoring als doel op zich: Te veel nadruk leggen op het controleren van gedrag zonder pedagogische intentie.
* Structuur op automatische piloot: Routinetaken uitvoeren zonder reflectie op de motiverende impact.
### Sleutelbegrippen en implicaties
* **Competentie-ondersteunende structuur:** Dit is de motiverende grondhouding die leraren hanteren om leerlingen te ondersteunen in hun ontwikkeling en het behalen van doelen.
* **Effectieve didactiek:**
* **Directe instructie:** Hierbij wordt duidelijke uitleg gegeven en wordt de leerstof opgedeeld in behapbare stappen.
* **Kruisbestuiving:** Het integreren van verschillende leervormen en werkvormen die de leerlingen helpen om competentie te ontwikkelen.
* **Structurele ondersteuning:** Dit omvat het bieden van duidelijke instructies, feedback en scaffolding om leerlingen te helpen slagen.
* **Vertrouwen in het leerproces:** Leraren die geloven in de capaciteit van leerlingen om te leren en te groeien, creëren een positievere leeromgeving.
* **Voorkomen van chaos:** Door duidelijke doelen te stellen, verwachtingen te communiceren en leerlingen te ondersteunen bij uitdagingen, wordt chaotisch klassenmanagement vermeden.
* Verhoogt het gevoel van bekwaamheid en zelfeffectiviteit bij leerlingen.
* Bevordert diepgaand leren door het bieden van duidelijke kaders en ondersteuning.
* Vermindert stress en angst door onzekerheid te reduceren.
* Draagt bij aan een positiever zelfbeeld en een grotere motivatie.
* Maakt het mogelijk voor leerlingen om hun vaardigheden te ontwikkelen en te ontplooien.
---
# Het leraarkompas als gids voor de onderwijspraktijk
### Kernidee
* Het leraarkompas is een instrument dat leraren helpt om hun onderwijspraktijk te navigeren en te verfijnen.
* Het biedt een helikopterperspectief voor overzicht en een kikvorsperspectief voor verfijning van de interacties met leerlingen.
* Het kompas visualiseert de effecten van leraarstijlen en de dynamiek van interacties, en dient als een gids voor motiverende praktijken.
### Belangrijke inzichten
* **Leraarstijlvariatie:** Leraarstijlen schommelen dagelijks, per les of zelfs binnen een les, van structurerend en autonomie-ondersteunend naar controlerend of chaotisch.
* **Golvend patroon:** Leraren vertonen vaak een golvend patroon in hun stijl, waarbij ze heen en weer bewegen tussen verschillende benaderingen.
* **Gidsrol:** Een effectieve leraar fungeert als een gids die leerlingen ondersteunt in hun leerproces, met oog voor zowel structuur als autonomie.
* **Authentieke klassituaties:** Het leraarkompas baseert zich op authentieke klassituaties om de toepassing van verschillende leraarstijlen te illustreren.
* **Rol van autonomieondersteuning en structuur:** Deze twee elementen zijn cruciaal voor het motiveren van leerlingen en het creëren van een gunstig leerklimaat.
* **Tweerichtingsverkeer:** Leerlingen en leerkrachten beïnvloeden elkaar voortdurend, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiraaleffecten.
* **Universele basisbehoeften (ABC):** Ondanks variatie in de praktijk, blijven autonomie, verbondenheid en competentie universeel belangrijke fundamenten voor motivatie en groei.
* **Maatwerk:** Het leraarkompas benadrukt het belang van maatwerk in het inspelen op de specifieke behoeften van leerlingen en de context.
### Toepassingen van het leraarkompas
* **Praktijkgids:** Helpt leraren om motiverende en demotiverende praktijken te herkennen en om te zetten naar motiverende alternatieven.
* **Reflectietool:** Bevordert zelfinzicht bij leraren door hun eigen profiel en ideale leraarstijl te verkennen.
* **Ontwikkeling van professionele identiteit:** Stimuleert de ontwikkeling van de ambacht van het motiveren door reflectie op eigen gedrag en interacties.
* **Verbetering van interacties:** Biedt handvatten om motiverende interacties te creëren en negatieve spiraaleffecten te doorbreken.
* **Ondersteuning van leerlingen:** Helpt leraren om de ABC-basisbehoeften van leerlingen beter te voeden, wat hun ontwikkeling bevordert.
### Leerdoelen gerelateerd aan het leraarkompas
* Begrijpen van de rol van autonomieondersteuning en structuur in de onderwijspraktijk.
* Inzien hoe authentieke klassituaties het leraarkompas onderbouwen.
* De effecten van verschillende leraarstijlen, inclusief het golvende patroon en de gidsrol, doorgronden.
* Het belang van tweerichtingsverkeer tussen leerling en leraar erkennen.
---
### Kernideeën
* Het leraarkompas biedt een helikopter- en kikvorsperspectief op de onderwijspraktijk.
* Het focust op de interactie tussen autonomie-ondersteuning en structuur in de leraarstijl.
* De stijl van de leraar kan schommelen, wat effecten heeft op leerlingen.
### Belangrijke feiten
* De leraarstijl omvat wat een leraar zegt en doet om de betrokkenheid van leerlingen te stimuleren.
* Er bestaat een continuüm van leraarstijlen, gaande van chaotisch tot controlerend en autonomie-ondersteunend.
* Een autonomie-ondersteunende stijl laat leerlingen hun mening geven en onderling overleggen.
* Een controlerende stijl dwingt leerlingen tot specifieke antwoorden of gedragingen.
* Structurele elementen (structurerende stijl) zijn motiverend wanneer ze motiverend worden toegepast.
* Chaotische stijlen leggen de verantwoordelijkheid volledig bij de leerlingen.
* Het leraarkompas helpt bij het navigeren door authentieke klassituaties.
### Kernconcepten
* **Helikopterperspectief:** Biedt een overzicht van de leraarstijl en de impact ervan.
* **Kikvorsperspectief:** Maakt verfijning mogelijk door specifieke interacties te analyseren.
* **Golvend patroon:** Beschrijft de variatie in leraarstijlen gedurende de dag of les.
* **Gids:** De rol van de leraar als facilitator van autonomie en structuur.
* **Authentieke klassituaties:** Gebruik van reële voorbeelden om het kompas toe te passen.
### Implicaties
* Een bewuste keuze voor een bepaalde leraarstijl beïnvloedt de motivatie en betrokkenheid van leerlingen.
* Leraren kunnen hun eigen stijl reflecteren en aanpassen aan de behoeften van leerlingen.
* Het begrijpen van het leraarkompas helpt om effectiever om te gaan met diverse leerlingen en situaties.
* De context (leeftijd, vak, klasgroep) bepaalt welke stijl het meest effectief is.
* Flexibiliteit en aanpassingsvermogen zijn essentieel voor een effectieve leraar.
---
* Het leraarkompas biedt een raamwerk voor het ontwikkelen van een effectieve leraarstijl die is gericht op het motiveren en ondersteunen van leerlingen.
* De effectiviteit van de leraarstijl hangt samen met de mate waarin de basisbehoeften van autonomie, verbondenheid en competentie (ABC) van leerlingen worden ondersteund.
### Sleutelconcepten
* **Autonomie-ondersteuning:** Leraars die nieuwsgierig en open zijn, erkennen en ondersteunen de ideeën, voorkeuren en gevoelens van leerlingen, waardoor deze zich vrijwillig inspannen.
* **Controle:** Leraars die een dwingende of manipulatieve stijl hanteren, schrijven voor hoe leerlingen moeten denken, voelen en zich gedragen, waardoor hun eigen voorkeuren genegeerd worden.
* **Relationele steun (zorgzaamheid):** Leraars tonen aandacht voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen, investeren in relaties en groepsdynamiek, en creëren een veilige omgeving.
* **Kilte (relationele afwijzing):** Gebrek aan relationele steun of actief ondermijnen van de relatie met leerlingen.
* **Competentie-ondersteunende structuur:** Leraars bieden duidelijkheid en houvast op een motiverende manier, zodat leerlingen hun vaardigheden kunnen inzetten en ontwikkelen.
* **Chaos:** Leraars leggen de verantwoordelijkheid volledig bij leerlingen zonder voldoende begeleiding of structuur.
### Kerninzichten uit pag. 48
* Er is een debat gaande over "verleuking" en "pretpedagogiek" in het onderwijs.
* **Kwestie 1: Fun of diepgaande interesse:**
- "Fun" of verleuking richt zich op hedonistische invulling, waarbij plezier het doel is en oppervlakkige elementen ("leukige" randinformatie) worden gebruikt. Dit kan cognitief belastend zijn en niet bijdragen aan begrip
* Diepgaande interesse, zoals beschreven in de Zelf-Determinatie Theorie, richt zich op interesse, nieuwsgierigheid en leergierigheid, wat leidt tot diepgaande absorptie (flow-ervaring). Plezier is hier een neveneffect.
* **Kwestie 2: Graag naar school gaan of graag leren?**
* Er is "Babylonische spraakverwarring" omdat verschillende doelen worden nagestreefd: sommigen focussen op een aangename schoolomgeving, anderen op het leerproces zelf.
- Het is belangrijk om het verschil te maken tussen "graag naar school gaan" (welbevinden) en "graag leren" (intrinsieke motivatie voor de taak). Deze kunnen hand in hand gaan, maar zijn
* **Cruciale rol van ABC:**
* Bevrediging van de ABC-behoeften is cruciaal voor zowel intrinsieke motivatie voor schoolwerk als voor schoolse welbevinden.
* Er is een wederkerige relatie tussen ABC-bevrediging en schoolwelbevinden, en tussen intrinsieke motivatie en schoolwelbevinden.
* **Nuances in het onderwijsdebat:**
* Het leerproces hoeft niet oppervlakkig te worden "opgeleukt" met onnodige cognitieve belasting.
* Intrinsieke motivatie als motor verdient ondersteuning, en de term "pretpedagogiek" kan beter vermeden worden.
* Niet alle leerstof is inherent boeiend, maar kan wel waardevol en betekenisvol worden gemaakt (zie motivatiecontinuüm).
* Het niet erkennen van intrinsieke motivatie als motor opent de deur naar "moet-iveren" en disciplineren, waarbij structuur dwingend kan worden.
### Implicaties voor de praktijk
* **Focussen op diepgaande interesse:** Leerlingen die intrinsiek gemotiveerd zijn, durven zich kwetsbaar op te stellen, staan open voor feedback, zoeken uitdaging op en zetten door.
* **Functionele koppeling van leerstof:** Leertaken moeten inhoudelijk en doelgericht gekoppeld worden aan de interesse van leerlingen, in plaats van te overladen met fun-elementen die de aandacht afleiden.
---
### Core idea
* Het leraarkompas biedt een kader om de eigen leraarstijl te evalueren en te ontwikkelen.
* Het belicht de wisselwerking tussen leraarstijl en de motivatie en betrokkenheid van leerlingen.
* Focus ligt op het creëren van optimale omstandigheden waarin leerlingen zelf de moeite waard vinden zich in te spannen.
### Key concepts
* **Leraarstijl:** Alles wat een leraar zegt en doet om de betrokkenheid en motivatie van leerlingen te stimuleren.
* **Motiverende interactiestijlen:** Stijlen die positief bijdragen aan de autonomie, verbondenheid en competentie van leerlingen.
* **Demotiverende interactiestijlen:** Stijlen die de ABC-behoeften van leerlingen ondermijnen, leidend tot frustratie en negatief gedrag.
* **Tweerichtingsverkeer:** Leerlingen en leraren beïnvloeden elkaar voortdurend, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiralen.
* **Structurerende stijl:** De leraar neemt op een motiverende wijze de leiding tijdens het leerproces.
* **Chaotische stijl:** De leraar legt de verantwoordelijkheid grotendeels bij de leerlingen die zelf een inspanning moeten doen.
* **Controlerende stijl:** De leraar dwingt leerlingen tot een bepaalde manier van denken, voelen of handelen.
* **Autonomie-ondersteunende stijl:** De leraar laat leerlingen onderling overleggen en hun mening geven, met respect voor hun perspectief.
### Implications
* Leraren worden niet enkel verantwoordelijk gesteld voor de motivatie van jongeren; jongeren dragen hier ook een aanzienlijk aandeel in.
* Het voeden van de ABC-basisbehoeften van leerlingen ondersteunt hun algehele ontwikkeling.
* Het bewustzijn van de eigen leraarstijl en de mogelijke impact ervan is cruciaal voor effectief onderwijs.
* Het leraarkompas helpt om een gedeelde taal en visie op motivatie binnen een school te ontwikkelen.
* De eigen motivatie van de leerkracht beïnvloedt de blik op leerlingen en de gehanteerde lesstijl, wat een self-fulfilling prophecy kan creëren.
---
* Autonomie-ondersteuning, relationele steun en competentie-ondersteunende structuur vormen de basis voor een motiverende onderwijspraktijk.
* Het leraarkompas biedt een kader om de eigen leraarstijl te analyseren en aan te passen.
* Lerarenstijlen variëren en beïnvloeden de motivatie en het welbevinden van leerlingen significant.
* Het observeren en aanpassen van de leraarstijl is cruciaal voor effectief onderwijs.
### Key facts
* Autonomie-ondersteuning kenmerkt zich door nieuwsgierigheid en openheid naar leerlingen toe.
* Controle kenmerkt zich door een dwingende, manipulatieve of eisende stijl.
* Autonomie-ondersteuning betekent niet dat leerlingen de "baas" worden; het gaat om het bieden van psychologische vrijheid.
* Instrumentalisering van motivatiestrategieën, zoals het voorwaardelijk inzetten van spelelementen, ondermijnt autonomie.
* Relationele steun houdt in dat leraren aandacht hebben voor de gevoelswereld en het welbevinden van leerlingen.
* Kilheid en relationele afwijzing kunnen leiden tot frustratie van de verbondenheidsbehoefte.
* Zorgzaamheid vanuit interne druk of obsessieve passie kan leiden tot grensoverschrijding en burn-out bij leraren.
* Competentie-ondersteunende structuur biedt duidelijkheid en houvast, wat leidt tot een gevoel van bekwaamheid.
* Chaos, in de zin van het volledig overlaten van verantwoordelijkheid aan leerlingen, ondermijnt de competentiebehoefte.
* Structuur wordt geassocieerd met controle, terwijl autonomie-ondersteuning meer gefocust is op keuze en dialoog.
* **Autonomie-ondersteuning:** Erkenning, ondersteuning en verruiming van ideeën, voorkeuren en gevoelens van leerlingen om vrijwillige inspanning te stimuleren.
* Kenmerken: Nieuwsgierigheid, openheid, inlevingsvermogen, omarmen van diversiteit.
* Niet: Absolute vrijheid, zelfsturing, lage lat, permissiviteit.
* **Controle:** Dwingende of manipulatieve stijl die leerlingen het gevoel geeft te moeten denken, voelen en gedragen op een voorgeschreven wijze.
* Kenmerken: Tunnelperspectief, eisend, dominerend.
* **Relationele steun (Zorgzaamheid):** Aandacht voor gevoelswereld, welbevinden en groepsdynamiek, met investering in leerling-leraar en leerling-leerling relaties.
* Kenmerken: Respect, erkenning, warmte, steun.
* **Kilte/Relationele afwijzing:** Afstandelijkheid of actief ondermijnen van de verbondenheidsbehoefte.
* **Competentie-ondersteunende structuur:** Bieden van duidelijkheid, houvast en ondersteuning die leerlingen helpt om zich bekwaam te voelen en doelen te bereiken.
* Kenmerken: Procesfocus, vertrouwen, duiding, begeleiding.
* **Chaos:** Laten van leerlingen zonder voldoende structuur, houvast of begeleiding.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Relationele steun | De behoefte om warme, hechte relaties op te bouwen, te zorgen voor anderen en deel uit te maken van een groep waarin men zich opgenomen voelt. Dit kan zowel op dyadisch niveau (tussen twee personen) als groepsgebonden (wij-gevoel) voorkomen en kenmerkt zich door wederkerigheid. |
| Kilte (in de leeromgeving) | Het tegenovergestelde van relationele steun, wat kan duiden op relationele afwijzing, conflict of een gebrek aan verbondenheid. Dit kan zich uiten in een gevoel van eenzaamheid en uitsluiting bij leerlingen. |
| Zorgzaamheid | De motiverende grondhouding die kenmerkend is voor relationele steun. Het impliceert dat leerkrachten er voor leerlingen willen zijn, benaderbaar zijn en graag in hun gezelschap verkeren. |
| Relationele afwijzing | Een negatieve vorm van interactie die de behoefte aan verbondenheid frustreert. Dit kan leiden tot gevoelens van eenzaamheid en uitsluiting bij leerlingen. |
| Verbondenheid | Een van de drie psychologische basisbehoeften, die verwijst naar de behoefte om warme, hechte relaties op te bouwen, te zorgen voor de ander en deel te zijn van een groep waarin men zich opgenomen voelt. |
| Dyadisch | Verwijst naar relaties die plaatsvinden tussen twee personen, zoals de relatie tussen een leerling en een leerkracht, of tussen twee leerlingen. |
| Groepsgebonden | Verwijst naar de behoefte om deel uit te maken van een groep en een "wij-gevoel" te ervaren, wat essentieel is voor verbondenheid. |
| Wederkerigheid (reciprociteit) | Het principe waarbij er sprake is van een tweerichtingsverkeer in relaties, zoals het delen van notities met een medeleerling, wat bijdraagt aan verbondenheid. |
| Oppervlakkige verbondenheid | Een vorm van verbondenheid die niet diepgaand is en niet voldoet aan de psychologische basisbehoefte. Het gaat hierbij niet om het opbouwen van hechte relaties. |
| Drang om graag gezien te worden | Een gedrag dat niet gelijk staat aan de basisbehoefte aan verbondenheid, maar eerder voortkomt uit een behoefte aan externe validatie of populariteit. |
| Obsessieve zorgzaamheid | Een overmatige vorm van zorgzaamheid die de autonomie van leerlingen kan ondermijnen. Het gaat verder dan het ondersteunen van de basisbehoeften en kan leiden tot een gebrek aan zelfstandigheid bij leerlingen. |
| Klikte | Een informele term die verwijst naar een positieve, wederzijdse connectie of goed begrip tussen personen, wat bijdraagt aan relationele steun. |
| Autonomie | De behoefte om psychologische vrijheid, keuze en authenticiteit te ervaren, wat inhoudt dat men zichzelf mag zijn en vrijwillig kan handelen, denken en voelen. |
| Competentie | De ervaring van bekwaamheid om een activiteit uit te voeren en gewenste doelen te bereiken, waarbij men de eigen vaardigheden kan inzetten en ontplooien op een groeigerichte manier. |
| ABC-behoeften | De drie fundamentele psychologische basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competentie, die essentieel zijn voor groei, welbevinden en motivatie bij leerlingen. |
| ABC-bevrediging | De mate waarin de psychologische basisbehoeften van autonomie, verbondenheid en competentie worden vervuld, wat leidt tot positieve uitkomsten zoals motivatie, welbevinden en veerkracht. |
| ABC-frustratie | De actieve belemmering of beknotting van de psychologische basisbehoeften van autonomie, verbondenheid en competentie, wat leidt tot negatieve gevolgen zoals energieverlies, controleverlies en emotionele problemen. |
| Intrinsieke motivatie | Motivatie waarbij een activiteit wordt uitgevoerd omwille van de activiteit zelf, omdat deze inherent boeiend, interessant en plezierig is, gedreven door verwondering, nieuwsgierigheid of passie. |
| Extrinsieke motivatie | Motivatie waarbij een activiteit wordt uitgevoerd om een uitkomst te bekomen die buiten de activiteit zelf gelegen is, waarbij de activiteit als een instrument dient om een doel te bereiken. |
| Autonome motivatie | Motivatie die voortkomt uit een gevoel van keuze, persoonlijke zinvolheid en integratie met eigen waarden en overtuigingen, waarbij de activiteit vrijwillig wordt uitgevoerd. |
| Gecontroleerde motivatie | Motivatie die voortkomt uit externe druk, interne druk of een voorwaardelijke houding, waarbij de activiteit wordt uitgevoerd om externe beloningen te verkrijgen, straf te vermijden of het eigen ego te beschermen. |
| Demotivatie (Amotivatie) | Een gebrek aan motivatie, waarbij er geen duidelijke reden is om een activiteit uit te voeren, vaak veroorzaakt door een lage verwachting van succes of een lage uitkomstverwachting. |
| Leraarstijl | Datgene wat een leraar zegt en doet om de betrokkenheid en motivatie van de leerlingen te stimuleren, variërend van structurerend en controlerend tot autonomie-ondersteunend. |
| Internaliseren | Het proces waarbij individuen aangereikte overtuigingen, attitudes of gedragsregulaties geleidelijk transformeren tot persoonlijke gewaardeerde attributen, waarden of gedragsstijlen. Dit leidt tot een groter gevoel van eigenaarschap en vrijwillig functioneren. |
| Motivatiecontinuüm | Een theoretisch model dat de verschillende vormen van motivatie plaatst op een schaal van volledig autonoom tot volledig gecontroleerd. Het beschrijft hoe motivatie kan variëren in kwaliteit en hoe internalisatie een rol speelt in het verschuiven naar meer autonome vormen. |
| Structurerende stijl | Een leraarstijl waarbij de leraar op een motiverende wijze de leiding neemt tijdens het leerproces, duidelijkheid en houvast biedt. |
| Leraarkompas | Een model dat leraren helpt om hun onderwijspraktijk te sturen door inzicht te geven in motiverende en demotiverende interactiestijlen, gebaseerd op de principes van autonomieondersteuning, relationele steun en competentieondersteunende structuur. |
| Autonomie-ondersteunende stijl | Een leraarstijl waarbij leerlingen de ruimte krijgen om onderling overleg te plegen en hun mening te geven, wat hun behoefte aan autonomie bevordert. |
| Autonomie-ondersteuning | Een motiverende grondhouding van de leraar die gericht is op het serieus nemen van leerlingen, hun perspectief bekijken en hun meningen, voorstellen en gevoelens laten meewegen. |
| Geïdentificeerde regulatie | Een type extrinsieke motivatie waarbij de activiteit als persoonlijk zinvol wordt ervaren en aansluit bij de leefwereld van het individu. De activiteit wordt als belangrijk beschouwd, zelfs als deze niet inherent interessant is, en er is een gevoel van eigenaarschap. |
| Geïntegreerde regulatie | Een hoog geïnternaliseerd type extrinsieke motivatie waarbij de activiteit niet alleen als zinvol wordt ervaren, maar ook volledig is geïntegreerd met de waarden, overtuigingen en andere belangrijke aspecten van iemands leven. Dit leidt tot een gevoel van innerlijke vrijheid en harmonie. |
| Interne druk | Een vorm van gecontroleerde motivatie waarbij de eigenwaarde van een individu direct gekoppeld is aan prestaties. Dit kan leiden tot zelfopgelegde druk, schuld, schaamte of zelfkritiek wanneer doelen niet worden behaald. |
| Maatwerk | Het aanpassen van de aanpak en ondersteuning aan de specifieke behoeften, context, persoonlijkheid en interesses van individuele leerlingen, in tegenstelling tot een universele, eenvormige aanpak. |
| Persoonlijke zinvolheid | Het ervaren dat een activiteit relevant is en aansluit bij de leefwereld en persoonlijke waarden van een individu, wat leidt tot een gevoel van eigenaarschap en motivatie om de activiteit uit te voeren. |
| Universele toepasbaarheid | Het principe dat bepaalde basisprocessen, zoals de bevrediging van psychologische basisbehoeften, fundamenteel en cruciaal zijn voor alle individuen, ongeacht hun achtergrond of context. |