Cover
ابدأ الآن مجانًا cursus regmo deel 1 LANG
Summary
# Homeostase en systeembenadering
Homeostase en systeembenadering beschrijft hoe levende organismen een stabiel inwendig milieu handhaven ondanks externe veranderingen, waarbij ze als complexe systemen worden beschouwd.
## 1. Homeostase: een systeembenadering
Levende organismen functioneren als systemen die interactie hebben met hun inwendige en uitwendige omgeving. Ze streven ernaar hun inwendige milieu, bestaande uit chemische en fysische processen, in evenwicht te houden, zelfs wanneer de externe omstandigheden veranderen. Dit proces van handhaven van een stabiel inwendig milieu wordt homeostase genoemd [1](#page=1).
### 1.1 Interactie met het inwendige en uitwendige milieu
Organismen reageren op waarneembare veranderingen in hun omgeving, prikkels genaamd, die een specifieke reactie uitlokken. Voorbeelden hiervan zijn ogen dichtknijpen bij fel licht, snellere hartslag bij schrik, opvliegen van soortgenoten bij een alarmroep, of het bewegen van regenwormen in de bodem afhankelijk van de vochtigheid [2](#page=2).
#### 1.1.1 Receptoren ontvangen prikkels
Prikkels worden opgevangen door receptoren. De aard van de prikkel en verschillende receptortypes worden verder besproken in het hoofdstuk over zintuigen [2](#page=2).
Om een reactie op een prikkel te kunnen genereren, moet de prikkel een bepaalde sterkte hebben, de zogenaamde prikkel drempel. Een prikkel onder deze drempel is niet waarneembaar, zoals een zwak geluid dat niet meer gehoord wordt. De prikkeldrempel varieert per soort [2](#page=2).
#### 1.1.2 De coördinatie van prikkels
In multicellulaire organismen is uitgebreide communicatie tussen de miljarden cellen essentieel. Regelsystemen coördineren de activiteiten van verschillende celtypes, gegroepeerd in weefsels, zodat ze op elkaar zijn afgestemd [2](#page=2).
### 1.2 Homeostase
Homeostase stelt organismen in staat de functie van individuele organen aan te passen, zodat de integrale behoefte van het lichaam wordt vervuld. Falen in het onderhouden van homeostase kan leiden tot de dood van het organisme [10](#page=10).
Een nuttige analogie voor homeostase is de werking van een thermostaat voor verwarming. De thermostaat controleert de temperatuur en schakelt de verwarming in als de temperatuur onder een ingestelde drempelwaarde daalt, en schakelt deze uit als de temperatuur de drempelwaarde overschrijdt [10](#page=10).
Dit regelmechanisme van de thermostaat wordt negatieve terugkoppeling genoemd. Hierbij remt een stijging van de temperatuur boven de drempel de warmteproductie af, en een daling onder de drempel stimuleert de warmteproductie [10](#page=10).
Het hormoonstelsel in het lichaam werkt vaak met een negatieve terugkoppeling. Wanneer een hormoon wordt geproduceerd om een verandering teweeg te brengen, zal een toename van dit hormoon op den duur de eigen hormoonproductie remmen. Omgekeerd zal een afname van het hormoon de eigen productie stimuleren [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Een negatief feedbacksysteem bij het hormoon thyroxine illustreert dit principe (zie Figuur 10) [10](#page=10).
## 2. Het zenuwstelsel
### 2.1 Belang van het zenuwstelsel
#### 2.1.1 Biologische basis van gedrag
Het zenuwstelsel, met name de hersenen, vormt de biologische basis voor waarnemen, denken, emoties ervaren en beslissingen nemen. De toename in grootte en complexiteit van de menselijke hersenen tijdens de evolutie verklaart unieke menselijke eigenschappen zoals abstract denken, taal, bewustzijn en sociale intelligentie. Hormonen kunnen, via hun invloed op hersencellen, ook gedrag beïnvloeden [12](#page=12).
#### 2.1.2 Motoriek
Motoriek is een complex proces dat door het zenuwstelsel wordt aangestuurd, gecontroleerd en gecoördineerd. Spieren worden pas actief nadat ze prikkels van het zenuwstelsel hebben ontvangen. Letsels aan het bewegingsapparaat kunnen tijdelijke motorische beperkingen veroorzaken, terwijl ernstigere motorische handicaps vaak voortkomen uit neurologische problemen [12](#page=12).
#### 2.1.3 Homeostase
Het zenuwstelsel, samen met het endocriene systeem, is cruciaal voor het handhaven van homeostase. Ze zorgen ervoor dat de lichaamscondities binnen nauwe grenzen blijven voor het voortbestaan van het leven. Het zenuwstelsel regelt lichaamsactiviteiten via snelle reacties met zenuwimpulsen (zenuwprikkels). Het endocriene systeem daarentegen werkt trager via hormonen. Beide systemen staan in verbinding met elkaar [13](#page=13).
#### 2.1.4 Biomedisch
Neurologie bestudeert de anatomie, het functioneren en de ziekten van het zenuwstelsel. Naast motorische beperkingen kunnen neurologische ziekten leiden tot stoornissen in taal, geheugen, waarneming, bewustzijn, gedrag en orgaanfuncties. Psychiatrie heeft een neurobiologische invalshoek, met de hypothese dat verstoord gedrag samenhangt met hersenprocessen. Medicijnen worden ontwikkeld om symptomen van mentale stoornissen te verbeteren (farmacotherapie) [13](#page=13).
> **Tip:** De relatie tussen psychologische functies en hersenprocessen is een actief onderzoeksgebied binnen de neurobiologie en neuropsychologie, en de stelling "geen gedrag zonder brein" is breed geaccepteerd [12](#page=12).
> **Tip:** De etiologie van psychiatrische aandoeningen onderzoekt de "nature" (biologische factoren) en "nurture" (omgevingsfactoren) componenten, wat complexe vraagstukken oplevert die verschillen per aandoening [13](#page=13).
---
# Communicatie binnen het lichaam
Communicatie binnen het lichaam is essentieel voor de gecoördineerde werking van de miljarden cellen van een multicellulair organisme, waarbij zowel lokale als verre signalering plaatsvindt via verschillende mechanismen [2](#page=2).
### 2.1 Celcommunicatie op korte afstand
Celcommunicatie op korte afstand vindt plaats via directe fysieke verbindingen of door de afscheiding van signaalmoleculen die lokaal werken.
#### 2.1.1 Celjuncties
Celjuncties maken directe communicatie tussen aangrenzende cellen mogelijk zonder de afscheiding van boodschappermoleculen [3](#page=3).
* **Gap junctions:** Deze vormen kanalen tussen dierlijke cellen, zoals waargenomen in hartspier- en glad spierweefsel, waardoor directe passage van moleculen en ionen mogelijk is [3](#page=3).
* **Plasmodesmata:** Dit zijn vergelijkbare structuren bij plantaardige cellen die communicatie tussen cellen mogelijk maken [3](#page=3).
* **Direct cel-cel contact:** Dit houdt in dat cellen direct met elkaar interageren, bijvoorbeeld bij de presentatie van antigenen door antigeen-presenterende cellen aan T-lymfocyten [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.1.2 Paracriene secretie
Bij paracriene secretie scheidt een cel signaalmoleculen af die in de extracellulaire ruimte terechtkomen en door diffusie nabijgelegen doelwitcellen bereiken, zonder transport via de bloedbaan [5](#page=5).
* **Voorbeeld:** De ontstekingsreactie maakt gebruik van paracriene secretie, waarbij ontstekingsmediatoren zoals prostaglandines lokaal worden geproduceerd en hun functie uitoefenen om een ontstekingsreactie, pijn en koorts te veroorzaken. Aspirine remt de vorming van prostaglandines en werkt hierdoor ontstekingsremmend, pijnstillend en koortswerend. Prostaglandines spelen ook een rol bij bloedstolling en kunnen bij overdosering leiden tot inwendige bloedingen [5](#page=5).
#### 2.1.3 Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn chemische boodschappers die de communicatie tussen neuronen via synapsen mogelijk maken [5](#page=5).
* **Werking:** Een presynaptisch neuron geeft neurotransmitters af die binden aan specifieke receptoren op het postsynaptische neuron, waardoor dit neuron gestimuleerd of geremd wordt. De afstand tussen de pre- en postsynaptische cel, de synaptische spleet, is zeer klein [33](#page=33) [5](#page=5).
* **Proces bij de synaps:**
1. Een zenuwimpuls (actiepotentiaal) bereikt het synaptische eindknopje [34](#page=34).
2. Calciumkanalen openen zich, waardoor calciumionen de eindknop binnenstromen [34](#page=34).
3. Calciumionen binden aan vesikels met neurotransmitters, wat leidt tot fusie met het presynaptische membraan en vrijlating van neurotransmitters in de synaptische spleet (exocytose) [34](#page=34).
4. Neurotransmitters binden aan receptoren op het postsynaptische neuron [34](#page=34).
5. Dit kan leiden tot depolarisatie (stimulatie) of inhibitie (remming) van het postsynaptische neuron [33](#page=33) [34](#page=34).
6. Indien de drempelwaarde voor activatie wordt bereikt, ontstaat er een nieuwe actiepotentiaal in het postsynaptische neuron [35](#page=35).
* **Beëindiging van de signaaloverdracht:** Neurotransmitters worden verwijderd uit de synaptische spleet door diffusie, enzymatische afbraak, of heropname door het presynaptische neuron (reuptuptake) [35](#page=35).
* **Integratie van signalen:** Een postsynaptisch neuron ontvangt input van honderden presynaptische neuronen. De uiteindelijke reactie hangt af van de som van activerende en remmende stimuli. Een actiepotentiaal is een "alles of niets" verschijnsel [35](#page=35).
### 2.2 Celcommunicatie op lange afstand
Celcommunicatie over lange afstanden in het dierlijk lichaam verloopt voornamelijk via het zenuwstelsel en het endocriene stelsel [6](#page=6).
#### 2.2.1 Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel werkt via elektrische signalen (zenuwprikkels) voor snelle reacties op omgevingsveranderingen [6](#page=6).
* **Mechanismen:**
* Actiepotentialen zorgen voor elektrische impulsgeleiding binnen neuronen [6](#page=6).
* Neurotransmitters verzorgen de chemische impuls-overdracht tussen neuronen via synapsen [6](#page=6).
* **Kenmerken:** Informatieoverdracht is snel en kortstondig [6](#page=6).
#### 2.2.2 Het endocriene stelsel
Het endocriene stelsel coördineert tragere, maar langer durende reacties op stimuli en reguleert ontwikkelingsprocessen [7](#page=7).
* **Mechanismen:** Hormonen zijn moleculen met een specifieke structuur die via het bloed worden getransporteerd naar doelwitcellen met specifieke membraanreceptoren [7](#page=7).
* **Kenmerken:** Informatieoverdracht verloopt trager en langduriger [7](#page=7).
* **Voorbeeld:** Insuline (sleutel) activeert een insulinemembraanreceptor (slot) op de doelwitcel, wat leidt tot de opname van glucose via GLUT-4 transporters [7](#page=7).
* **Productie en afbraak:** Hormonen worden geproduceerd door endocriene klieren en na hun werking afgebroken door het lichaam [7](#page=7).
### 2.3 Het samenspel tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel
Hoewel vaak als gescheiden systemen voorgesteld, zijn er belangrijke verbanden tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel [8](#page=8).
* **Neurosecretorische cellen:** De hypothalamus, een deel van de hersenen, bevat neuronen die hormonen (neurohormonen) produceren en afscheiden [8](#page=8).
* **Dubbele functies:** Sommige moleculen, zoals noradrenaline en oxytocine, kunnen zowel als hormoon als neurotransmitter fungeren [8](#page=8).
* **Zenuwsturing van hormonale afgifte:** Het zenuwstelsel kan de afgifte van hormonen door endocriene klieren reguleren, bijvoorbeeld de vrijlating van oxytocine en prolactine bij het zogen onder invloed van neurale prikkels [8](#page=8).
#### 2.3.1 Homeostase en terugkoppeling
Homeostase is het vermogen van een organisme om de interne omgeving stabiel te houden, wat cruciaal is voor orgaanfunctie en overleving [10](#page=10).
* **Negatieve terugkoppeling:** Dit mechanisme werkt als een thermostaat: een verandering in een bepaalde parameter leidt tot een reactie die deze verandering tegenwerkt en de parameter terugbrengt naar de gewenste waarde (drempelwaarde) [10](#page=10).
* **Voorbeeld:** In het hormonaal stelsel remt een toename van een hormoon de eigen productie, terwijl een afname de productie stimuleert. Bij thyroxine zorgt een verhoogde concentratie van schildklierhormonen voor remming van de afgifte van TSH en TRH [10](#page=10).
* **Positieve terugkoppeling:** Dit mechanisme versterkt de oorspronkelijke verandering, wat leidt tot een escalatie van de respons [11](#page=11).
* **Voorbeeld:** Bij het zogen van een baby leidt toenemende stimulatie van tepelreceptoren tot meer oxytocineproductie, totdat het zogen stopt [11](#page=11).
#### 2.3.2 Psychofarmaca en neurotransmissie
Psychofarmaca beïnvloeden de prikkeloverdracht tussen neuronen in de hersenen door in te grijpen op neurotransmissiesystemen [38](#page=38).
* **Transmitteragonisten:** Versterken de neurotransmissie.
* **Strategieën:**
1. Remmen van de heropname door het presynaptische neuron [38](#page=38).
2. Stimuleren van de aanmaak van neurotransmitters [38](#page=38).
3. Nabootsen van neurotransmitters om meer receptoren te prikkelen [38](#page=38).
4. Remmen van het enzym dat neurotransmitters afbreekt [38](#page=38).
* **Voorbeelden:**
* **Prozac:** Serotonine-agonist die de heropname van serotonine remt [39](#page=39).
* **Cocaïne en amfetamines:** Dopamine-agonisten die de heropname van dopamine remmen [39](#page=39).
* **THC (cannabis):** Bootst de neurotransmitter anandamide na en interfereert met GABA, wat leidt tot verhoogde dopamineafgifte [40](#page=40).
* **Amfetamines/speed:** Kunnen werken via strategie 1, 2 en 4 [40](#page=40).
* **Transmitterantagonisten:** Verzwakken of remmen de neurotransmissie.
* **Strategieën:**
5. Remmen van de aanmaak of vrijlating van neurotransmitters [39](#page=39).
6. Blokkeren van receptoren op het postsynaptische neuron [39](#page=39).
* **Voorbeelden:**
* **Heroïne:** Werkt via strategie 5 [40](#page=40).
* **Neuroleptica (antipsychotica):** Blokkeren dopamine-receptoren op het postsynaptische neuron zonder deze te activeren, wat de betekenisgeving en signaalsterkte in de hersenen beïnvloedt [41](#page=41).
### 2.4 De hypothalamus
De hypothalamus, gelegen onder de thalamus, is een cruciaal hersengebied met vele functies, waaronder de regulatie van homeostase en de integratie van het autonome zenuwstelsel en endocriene stelsel [64](#page=64).
* **Functies:**
* **Controlecentrum van het autonome zenuwstelsel:** Reguleert hartslagfrequentie, spijsvertering, blaascontractie, etc. [65](#page=65).
* **Productie van hormonen:** Produceert hormonen en reguleert de hypofysevoorkwab [66](#page=66).
* **Rol in emoties:** Speelt een rol in woede, agressie, plezier en seksuele opwinding, en is verantwoordelijk voor lichamelijke reacties bij emoties [66](#page=66).
* **Thermoregulatie:** Fungeert als de lichaamsthermostaat, reguleert lichaamstemperatuur via effectoren zoals huid en spieren [67](#page=67).
* **Regulatie van voedsel- en drankinname:** Bevat voedings- en verzadigingscentra en een dorstcentrum; beïnvloed door hormonen zoals ghreline, leptine, insuline en PYY [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Regulatie van het circadiaanse ritme:** De nucleus suprachiasmaticus (SCN) in de hypothalamus fungeert als biologische klok, gevoelig voor licht en regulerend de melatonineproductie. Vrijlating van orexines aan het einde van de slaap maakt het lichaam actief [69](#page=69).
### 2.5 Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel reguleert onbewuste lichaamsfuncties en bestaat uit twee afdelingen: het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel [89](#page=89).
* **Structuur:**
* Motorische pathways bestaan uit twee neuronen in serie, met een schakeling in een autonoom ganglion [89](#page=89).
* De meeste organen hebben dubbele bezenuwing (innervatie) van beide afdelingen [89](#page=89).
* **Neurotransmitters:**
* **Parasympathicus:** Gebruikt acetylcholine als neurotransmitter in zowel het pre- als postganglionaire neuron [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Sympathicus:** Gebruikt acetylcholine in het preganglionaire neuron en noradrenaline in het postganglionaire neuron [89](#page=89) [90](#page=90).
#### 2.5.1 Sympathisch zenuwstelsel
Het sympathisch zenuwstelsel bereidt het lichaam voor op actie ("fight-or-flight") [91](#page=91) [93](#page=93).
* **Functies:** Stimuleert hartactiviteit en ademhaling, verhoogt bloedsuikerspiegel en spierspanning, verwijdt bloedvaten naar skeletspieren, remt spijsvertering en urinevorming [91](#page=91).
* **Pathway:** Impulsen vertrekken uit het ruggenmerg, bereiken grensstrengen met autonome ganglia, en gaan via zenuwen naar organen [91](#page=91).
#### 2.5.2 Parasympathisch zenuwstelsel
Het parasympathisch zenuwstelsel bevordert rust en herstel ("rest-and-digest") [92](#page=92) [93](#page=93).
* **Functies:** Stimuleert stofwisselingsprocessen zoals spijsvertering en urinevorming, vertraagt hartactiviteit en ademhaling, remt skeletspieren [92](#page=92).
* **Pathway:** Impulsen worden geleid via de nervus vagus (hersenstam) en bekkenzenuwen (ruggenmerg); autonome ganglia liggen dicht bij de doelwitorganen [92](#page=92).
#### 2.5.3 Antagonistische werking
De sympathische en parasympathische afdelingen werken over het algemeen antagonistisch op organen, waarbij de ene afdeling stimuleert en de andere remt. Beide afdelingen zijn gelijktijdig actief, maar één domineert afhankelijk van de omstandigheden [93](#page=93) [94](#page=94).
---
# Structuur en functie van het zenuwstelsel
Dit document verschaft een uitgebreide uiteenzetting over de structuur en functie van het zenuwstelsel, beginnend bij de algemene indeling en evoluerend naar de microscopische details van neuronen en neurogliacellen, de overdracht van zenuwimpulsen, en de specifieke rollen van het ruggenmerg en de hersenen.
## 3. Structuur en functie van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is een complex netwerk dat verantwoordelijk is voor waarneming, integratie van informatie, en motorische reacties, en vormt de biologische basis van gedrag. Het werkt nauw samen met het endocriene systeem om homeostase te handhaven en lichaamsfuncties te reguleren via snelle elektrische signalen (zenuwimpulsen) en langzamere chemische signalen (hormonen) [12](#page=12) [13](#page=13) [6](#page=6).
### 3.1 Algemene indeling van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel kan op twee manieren worden ingedeeld: functioneel en morfologisch (structureel) [14](#page=14).
#### 3.1.1 Indeling op basis van functie
De drie basisfuncties van het zenuwstelsel zijn:
* **Sensoriële functie:** Detecteert prikkels via receptoren en transporteert deze informatie naar het centrale zenuwstelsel (CZS). Dit wordt uitgevoerd door het afferente gedeelte van het perifere zenuwstelsel (PZS). Stimuli kunnen intern (autonoom) of extern (somatisch) zijn [15](#page=15).
* **Integratieve functie:** Verwerkt, bewaart en analyseert de sensoriële informatie om beslissingen te nemen en een gepaste reactie te initiëren. Deze functie wordt primair uitgevoerd door het CZS, met de grote hersenen betrokken bij bewuste processen en het ruggenmerg of de hersenstam bij reflexen [15](#page=15).
* **Motorische functie:** Stuurt prikkels naar effectoren (spieren of klieren) om beslissingen uit te voeren. Dit gebeurt via het efferente gedeelte van het PZS, waarbij skeletspieren worden aangestuurd door het somatische zenuwstelsel en gladde spieren of klieren door het autonome zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel kan verder worden onderverdeeld in het sympathische (activatie, 'fight-or-flight') en parasympathische (rust en herstel, 'rest-and-digest') deel [15](#page=15) [93](#page=93).
#### 3.1.2 Indeling op basis van morfologie
Structureel wordt het zenuwstelsel verdeeld in:
* **Centraal zenuwstelsel (CZS):** Omvat de hersenen en het ruggenmerg, gelegen binnen de schedel en wervelkolom [16](#page=16).
* **Perifeer zenuwstelsel (PZS):** Omvat al het zenuwweefsel buiten de schedel en wervelkolom, inclusief 12 paar hersenzenuwen, 31 paar ruggenmergzenuwen, ganglia en receptoren [16](#page=16).
### 3.2 Het zenuwweefsel op cellulair en moleculair niveau
Zenuwweefsel bestaat uit twee hoofdtypen cellen: neuronen en neurogliacellen [17](#page=17).
#### 3.2.1 Neuronen of zenuwcellen
Neuronen zijn prikkelbare cellen die gespecialiseerd zijn in het opwekken en geleiden van zenuwimpulsen. Ze zijn verantwoordelijk voor de complexe functies van het zenuwstelsel [17](#page=17).
* **Morfologie van een neuron:**
* **Cellichaam (soma):** Bevat de celkern en organellen; hier vindt biosynthese van moleculen zoals neurotransmitters plaats [17](#page=17).
* **Dendrieten:** Kort en sterk vertakt, ontvangen prikkels en transporteren deze naar het cellichaam [18](#page=18).
* **Axon:** Een lange, dunne uitloper die zenuwprikkels geleidt, weg van het cellichaam, naar andere neuronen of effectorcellen. De overgang met het cellichaam is de axonheuvel, de 'trigger zone' voor actiepotentialen. Axonen eindigen in axonuiteinden met synaptische eindknopjes die neurotransmitters bevatten [18](#page=18).
* **Myelineschede:** Veel axonen zijn omgeven door een isolerende myelineschede, bestaande uit lipiden en eiwitten, die de geleiding van zenuwimpulsen versnelt en kortsluiting voorkomt. De myelineschede wordt onderbroken bij de knopen van Ranvier, waar actiepotentialen kunnen ontstaan. Axonen met myeline worden gemyeliniseerd genoemd, axonen zonder ongemyeliniseerd. De ontwikkeling van de myelineschede duurt tot volwassenheid en verklaart waarom kinderen trager reageren dan volwassenen. Afbraak van myeline, zoals bij multiple sclerose, verstoort de zenuwgeleiding [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Soorten neuronen:**
* **Op basis van aantal uitlopers:** Multipolaire neuronen (meerdere dendrieten, één axon), bipolaire neuronen (één dendriet, één axon - in oog, oor, reukcentrum), unipolaire neuronen (één uitloper die T-vormig vertakt), pseudo-unipolaire neuronen (één axon die zich splitst in twee takken) [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Op basis van functie:** Sensorische neuronen (prikkelaanvoerend, PZS), motorische neuronen (prikkelafvoerend, van CZS naar effectoren), interneuronen of schakelneuronen (CZS, verbinden sensorische en motorische neuronen of andere interneuronen) [20](#page=20).
* **Grijze en witte stof:** Grijze stof bestaat voornamelijk uit cellichamen, dendrieten en ongemyeliniseerde axonen, en is een plaats voor informatieverwerking. Witte stof bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen en is verantwoordelijk voor informatieoverdracht over lange afstanden. In het ruggenmerg omgeeft de witte stof de grijze stof; in de hersenen vormt de grijze stof de cortex, met witte stof eronder, en bevat ook kernen [17](#page=17) [21](#page=21).
#### 3.2.2 Neuroglia of gliacellen
Gliacellen vormen de helft van het volume van het CZS en ondersteunen, voeden en beschermen neuronen. Ze behouden de capaciteit tot celdeling, in tegenstelling tot neuronen [23](#page=23).
* **Functies van gliacellen:**
* **CZS:**
* **Oligodendrocyten:** Myelinisatie van axonen in het CZS [24](#page=24).
* **Astrocyten:** Ondersteuning en bescherming van neuronen, rol in de bloed-hersenbarrière [24](#page=24).
* **Microgliacellen:** Fagocyterende cellen voor verdediging [24](#page=24).
* **Ependymcellen:** Bekleden ventrikels en centraal kanaal, produceren en circuleren cerebrospinaal vocht [24](#page=24).
* **PZS:**
* **Schwanncellen:** Myelinisatie van axonen in het PZS [24](#page=24).
* **Satellietcellen:** Beschermen en ondersteunen neuronen van het PZS, mogelijk rol bij chronische pijn [24](#page=24).
#### 3.2.3 Zenuwprikkeloverdracht
De communicatie tussen neuronen gebeurt via zenuwimpulsen of actiepotentialen (AP) [25](#page=25).
* **Rustmembraanpotentiaal:** Het celmembraan van neuronen in rust heeft een elektrische ladingverschil van ongeveer -70 mV tussen de binnen- en buitenkant, veroorzaakt door de hogere doorlaatbaarheid voor kaliumionen dan natriumionen [25](#page=25).
* **Werking van ionkanalen en -pompen:**
1. **Rusttoestand:** Alle ionkanalen zijn gesloten [26](#page=26).
2. **Depolarisatie tot drempelwaarde:** Neurotransmitters openen ligandafhankelijke natriumkanalen, natriumionen stromen de cel in, membraanpotentiaal stijgt naar -55 mV [26](#page=26).
3. **Depolarisatiefase:** Bij -55 mV openen potentiaalafhankelijke natriumkanalen, massale instroom van natriumionen, membraanpotentiaal wordt positief. Natriumkanalen raken daarna geïnactiveerd [26](#page=26).
4. **Repolarisatiefase:** Potentiaalafhankelijke kaliumkanalen openen zich, kaliumionen stromen de cel uit, membraanpotentiaal wordt weer negatief [26](#page=26).
5. **Hyperpolarisatie:** Kaliumkanalen sluiten te langzaam, te veel kalium stroomt uit, potentiaal wordt negatiever dan rustpotentiaal. Het neuron kan niet geprikkeld worden [26](#page=26).
6. **Rustmembraanpotentiaal herstel:** Natrium/kalium-pompen herstellen de rustmembraanpotentiaal [26](#page=26).
* **Zenuwprikkel bij gemyeliniseerde zenuwen:** De myelineschede zorgt voor sprongsgewijze geleiding van actiepotentialen van knoop van Ranvier naar knoop van Ranvier, wat veel sneller is dan continue geleiding [29](#page=29).
* **Toepassingen en pathologie:** Koude vertraagt zenuwgeleiding (pijnstilling). Lokale verdovingsmiddelen blokkeren natriumkanalen. Multiple sclerose (MS) is een auto-immuunziekte met demyelinisatie, wat leidt tot verstoorde zenuwprikkelgeleiding [30](#page=30).
#### 3.2.4 Overdracht van de zenuwimpuls ter hoogte van de synaps
Neuronen communiceren chemisch via neurotransmitters in de synaptische spleet [33](#page=33).
* **Structuur van de synaps:** Bestaat uit het axoneindknopje van het presynaptische neuron, de synaptische spleet en het dendriet of cellichaam van het postsynaptische neuron. Synaptische vesikels in het eindknopje bevatten neurotransmitters [33](#page=33).
* **Signaaloverdracht:**
1. Actiepotentiaal bereikt het axoneindknopje [34](#page=34).
2. Ca2+-kanalen openen, calciumionen stromen de eindknop binnen [34](#page=34).
3. Calciumionen laten synaptische vesikels fuseren met het presynaptische membraan, neurotransmitters komen vrij in de spleet (exocytose) [34](#page=34).
4. Neurotransmitters binden aan receptoren op het postsynaptische membraan (vaak op natriumkanalen) [34](#page=34).
5. Natriumkanalen openen, natrium stroomt de postsynaptische cel in [34](#page=34).
6. Er ontstaat een nieuwe actiepotentiaal in het postsynaptische neuron [35](#page=35).
* **Neuronale integratie:** Een postsynaptisch neuron ontvangt input van honderden presynaptische neuronen. Het reageert op de som van activerende en remmende stimuli; een actiepotentiaal ontstaat volgens een 'alles-of-niets'-principe [35](#page=35).
* **Verwijdering van neurotransmitters:** Neurotransmitters worden afgebroken door enzymen in de synaptische spleet of heropgenomen door het presynaptische neuron (reuptake) [35](#page=35).
* **Plasticiteit, regeneratie en herstel:** Het zenuwstelsel, vooral de hersenen, is plastisch en verandert door ervaringen. Neuronen hebben beperkte herstelmogelijkheden na beschadiging; ernstige schade kan blijvend functieverlies veroorzaken [36](#page=36).
#### 3.2.5 Psychofarmaca
Psychofarmaca beïnvloeden de prikkeloverdracht tussen neuronen in de hersenen [37](#page=37).
* **Werkingsmechanismen:**
* **Transmitteragonisten:** Versterken neurotransmissie door remming van heropname, stimulatie van aanmaak, nabootsing van neurotransmitter, of remming van afbraakenzymen. Voorbeelden zijn Prozac (serotonine-agonist) en cocaïne/amfetamines (dopamine-agonisten) [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Transmitterantagonisten:** Verzwakken neurotransmissie door remming van aanmaak/vrijstelling of blokkering van receptoren. Neuroleptica (antipsychotica) blokkeren dopamine-receptoren [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Voorbeelden:** THC in cannabis bootst anandamide na (strategie 3). Heroïne werkt als antagonist (strategie 5). Amfetamines kunnen verschillende strategieën beïnvloeden (strategie 1, 2, 4) [40](#page=40).
### 3.3 Het ruggenmerg en de ruggenmergzenuwen
Het ruggenmerg is het centrale deel van het CZS dat zich in de wervelkolom bevindt en beschermd wordt door wervels, meningen en cerebrospinaal vocht [42](#page=42).
* **Bescherming:**
* **Wervelkolom:** Benige bescherming [42](#page=42).
* **Meningen:** Drie vliezen van bindweefsel: dura mater (hard vlies), arachnoid mater (spinnenwebvlies met cerebrospinaal vocht in de spinnenwebruimte), en pia mater (zacht vlies) [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Cerebrospinaal vocht (CSV):** Cirkelt in de spinnenwebruimte en het centrale kanaal; beschermt tegen schokken en transporteert voedingsstoffen [43](#page=43) [56](#page=56).
* **Bouw van het ruggenmerg:**
* **Grijze stof:** H-vormig, bevat neuronale cellichamen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en neuroglia. Gevormd door hoorns (achterste, laterale, voorste) [44](#page=44).
* **Witte stof:** Omgeeft de grijze stof, bevat gemyeliniseerde axonen georganiseerd in witte kolommen en zenuwbanen [44](#page=44).
* **Centraal kanaal:** Bevat circulerend CSV [44](#page=44).
* **Zenuwbanen:** Bundels gemyeliniseerde axonen in het CZS die de verbinding leggen tussen romp/ledematen en de hersenen. Ze zijn stijgend (sensoriële informatie naar hersenen) of dalend (motorische informatie naar effectoren) [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Ruggenmergzenuwen (PZS):** 31 paar zenuwen die uit de wervelkolom treden op elk ruggenmergsegment. Ze zijn gemengd en bevatten axonen van zowel sensorische als motorische neuronen [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Wortels:** Dorsale wortel (sensorisch, met dorsaal ganglion), ventrale wortel (motorisch) [47](#page=47).
* **Dermatomen:** Gebieden van de huid geïnnerveerd door een specifieke ruggenmergzenuw [48](#page=48).
* **Ruggenmergreflexen:** Onwillekeurige reacties waarvan de integratie in het ruggenmerg plaatsvindt [49](#page=49).
* **Reflexboog:** De pathway die de zenuwimpuls volgt (receptor, sensorisch neuron, integratiecentrum, motorisch neuron, effector) [49](#page=49).
* **Kniepeesreflex:** Een voorbeeld van een enkelvoudige, somatische reflex waarbij een spierspoeltje in de dijspier de stimulus ontvangt [50](#page=50) [51](#page=51).
### 3.4 De hersenen en de hersenzenuwen
De hersenen zijn het centrale orgaan van het CZS, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies, en worden beschermd door de schedel, hersenvliezen en cerebrospinaal vocht [56](#page=56).
* **Bescherming en bloedvoorziening:** De hersenen zijn zeer energieafhankelijk en worden beschermd door de schedel, hersenvliezen en cerebrospinaal vocht (CSV). De bloed-hersenbarrière controleert de uitwisseling tussen bloed en hersenen om deze te beschermen [56](#page=56) [58](#page=58).
* **Grote delen van de hersenen:**
* **Hersenstam:** Ligt tussen het ruggenmerg en de tussenhersenen, bestaat uit verlengde merg (medulla oblongata), pons (brug van Varol) en middenhersenen. Reguleert vitale functies zoals ademhaling, hartslag, bloeddruk en slaap. De piramidekruising hier verklaart de contralaterale controle van bewegingen [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Tussenhersenen (diencephalon):** Omvat de thalamus (schakelstation voor sensorische informatie) en de hypothalamus (reguleert autonome zenuwstelsel, hormoonproductie, lichaamstemperatuur, voedsel- en drankinname, circadiaan ritme) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69).
* **Cerebellum (kleine hersenen):** Achter de hersenstam, regelt coördinatie van bewegingen, houding, evenwicht en oogbewegingen [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Cerebrum (grote hersenen):** De zetel van intelligentie, bewustzijn, taal en complexe functies. Bestaat uit een cerebrale cortex (grijze stof) met groeven en windingen, en witte stof met associatie-, commissurale en projectiebanen [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Functionele organisatie van de cerebrale cortex:**
* **Sensorische gebieden:** Ontvangen informatie van zintuigen en zijn betrokken bij bewuste waarneming (primair visueel, auditief, somatosensorisch gebied, etc.). Sensorische associatiegebieden integreren deze informatie voor herkenning en bewustzijn [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79).
* **Motorische gebieden:** Sturen skeletspieren aan voor willekeurige bewegingen (primair motorisch gebied). Secundaire motorische gebieden zijn betrokken bij het leren van complexe motorische activiteiten (bv. spraakgebied van Broca, schrijfcentrum) [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Prefrontale cortex:** Associatiegebied in het voorste deel van de frontale kwab, cruciaal voor persoonlijkheid, intelligentie, redenering en planning [82](#page=82).
* **Limbisch systeem:** Betrokken bij emoties (amygdala), geheugen (hippocampus), geurwaarneming en motivatie [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Schade aan de hersenen:** Kan leiden tot diverse symptomen afhankelijk van de locatie van de schade (bv. blindheid, verlamming, afasie). Bewusteloosheid treedt op bij onvoldoende bloedtoevoer, coma bij ernstige hersenstoornis, en hersendood bij onherstelbare schade aan hersenen en hersenstam. Hersenvliesontsteking (meningitis) is een infectie van de hersenvliezen [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Hersenzenuwen:** 12 paar zenuwen verbonden met de hersenstam, betrokken bij functies in hoofd en nek (en deels romp/buik). Ze kunnen sensorisch, motorisch of gemengd zijn [88](#page=88).
### 3.5 Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel reguleert onwillekeurige lichaamsfuncties zoals hartslag, ademhaling, spijsvertering en hormoonafgifte [89](#page=89).
* **Structuur:** De motorische pathway bestaat uit twee neuronen in serie, met een schakeling in een autonoom ganglion (zenuwknoop). Het heeft twee afdelingen: sympathisch en parasympathisch [89](#page=89).
* **Sympathisch zenuwstelsel:** Wordt actief bij inspanning en stress ('fight-or-flight'), stimuleert hart- en ademhalingsactiviteit, verhoogt bloedsuiker en spierspanning, remt spijsvertering en urinevorming [91](#page=91).
* **Parasympathisch zenuwstelsel:** Brengt het lichaam terug naar rust ('rest-and-digest'), stimuleert stofwisselingsprocessen, vertraagt hartslag en ademhaling, remt skeletspieren [92](#page=92).
* **Antagonistische werking:** De sympathische en parasympathische systemen werken over het algemeen antagonistisch op organen, waarbij de ene stimuleert en de andere remt, om de lichaamsfuncties in balans te houden. Beide systemen zijn continu actief, maar de ene domineert afhankelijk van de omstandigheden [93](#page=93) [94](#page=94).
---
# Zintuiglijke waarneming
Zintuiglijke waarneming omvat het detecteren van prikkels uit de omgeving en het lichaam, het omzetten ervan in zenuwprikkels, het transporteren daarvan naar de hersenen en de uiteindelijke verwerking tot bewuste gewaarwordingen [95](#page=95) [97](#page=97).
## 4.1 Prikkelwaarneming
Om een prikkel waar te nemen, zijn er vier voorwaarden [95](#page=95):
1. **Aanwezigheid van een prikkel:** Een verandering in de uitwendige of inwendige omgeving die receptoren kan prikkelen [95](#page=95).
* **Exteroceptie:** Prikkels vanuit de uitwendige omgeving (bv. licht, geluid), leiden meestal tot bewuste waarneming [95](#page=95).
* **Interoceptie:** Prikkels vanuit de inwendige omgeving (bv. bloeddruk, CO2-concentratie), zijn we ons meestal niet bewust van, behalve pijn en bepaalde vormen van proprioceptie [95](#page=95).
2. **Receptoren (zintuigcellen):** Deze moeten de specifieke prikkel detecteren en omzetten in elektrische signalen (zenuwprikkels) [96](#page=96).
3. **Neurale pathway (sensorische pathway):** Een circuit dat zenuwprikkels van de receptoren naar de hersenen transporteert, bestaande uit zenuwen (PZS) en zenuwbanen (CZS) [97](#page=97).
4. **Hersenverwerking:** Een specifieke hersenregio moet de zenuwprikkels ontvangen en verwerken tot een waarneming. Bewuste waarneming is een product van de grote hersenschors (cerebrale cortex) [97](#page=97).
> **Tip:** Waarneming ontstaat in de hersenen, niet in de zintuigen; de zintuigen fungeren als 'antennes' [98](#page=98).
## 4.2 Soorten zintuigen en receptoren
Zintuigen kunnen worden onderverdeeld in speciale en algemene zintuigen, en de receptoren in deze zintuigen kunnen verder worden ingedeeld naar morfologie en functie [96](#page=96).
### 4.2.1 Indeling naar locatie van receptoren
* **Speciale zintuigen:** Receptoren bevinden zich op één of een beperkt aantal plaatsen. Dit zijn de reuk, smaak, zicht, gehoor en evenwicht. De meeste hiervan zijn exteroceptief [96](#page=96).
* **Algemene zintuigen:** Receptoren zijn verspreid over het lichaam.
* **Somatische zintuigen:** Omvatten tast, temperatuurzin, pijnwaarneming en proprioceptie. Receptoren bevinden zich hoofdzakelijk in de huid, skelet, gewrichten en spieren. Meestal exteroceptief, behalve proprioceptie [96](#page=96).
* **Viscerale zintuigen:** Receptoren bevinden zich in de inwendige organen (bv. bloeddrukreceptoren, osmoreceptoren). Dit zijn altijd interoceptieve zintuigen [96](#page=96).
### 4.2.2 Kenmerken van receptoren
* **Adaptatie:** Veel receptoren worden na langdurige blootstelling aan een prikkel minder gevoelig, waardoor de waarneming afneemt [99](#page=99).
* **Snelle adaptatie:** Druk, tast, reuk [99](#page=99).
* **Trage adaptatie:** Pijn, proprioceptie, chemische samenstelling bloed [99](#page=99).
### 4.2.3 Indeling van receptoren naar morfologie
* **Receptoren met een vrij uiteinde van het sensorische neuron:** Inclusief pijn-, temperatuur-, jeuk- en kietelreceptoren. Soms in kolfvormige orgaantjes [100](#page=100).
* **Omkapselde receptoren:** Gevoelige vrije uiteinden omkapseld door bindweefsel, zoals de lichaampjes van Vater-Pacini [100](#page=100).
* **Afzonderlijke cellen die via synapsen verbonden zijn met sensorische neuronen:** Zoals haarcellen in het oor en smaakreceptoren .
### 4.2.4 Indeling van receptoren naar functie
* **Mechanoreceptoren:** Gevoelig voor mechanische stimuli (bv. tast, druk, trilling, proprioceptie, gehoor, evenwicht, baroreceptoren) .
* **Fotoreceptoren:** Gevoelig voor licht .
* **Thermoreceptoren:** Detecteren temperatuurveranderingen .
* **Pijnreceptoren (nociceptoren):** Geactiveerd door pijnsignalerende stoffen bij weefselbeschadiging .
* **Chemoreceptoren:** Detecteren specifieke chemische stoffen (smaak, reuk, in lichaamsvloeistoffen) .
* **Osmoreceptoren:** Detecteren osmolariteit van lichaamsvloeistoffen .
## 4.3 De somatische zinnen
De somatische zinnen omvatten de waarneming van tast, temperatuur, pijn en proprioceptie. Hun receptoren bevinden zich voornamelijk in de huid, spieren, pezen en gewrichten .
### 4.3.1 Gevoelswaarneming in de huid
De huid is opgebouwd uit de epidermis en de dermis, met daaronder de hypodermis. Het bevat diverse structuren zoals haren, klieren en receptoren voor de somatische zinnen .
#### 4.3.1.1 Huidstructuur
* **Epidermis (opperhuid):** Meerlagig verhoord plaveiselepitheel, bestaande uit keratinocyten (produceren keratine), melanocyten (produceren pigment melanine), Langerhanscellen (immuunfunctie) en Merkelcellen (lichte aanraking en druk) .
* **Dermis (lederhuid):** Stevig bindweefsel met collageen- en elastische vezels, bloedvaten, zenuwen, klieren en haarfollikels .
* **Hypodermis (onderhuids bindweefsel):** Bevat vet, bloedvaten en zenuwvezels .
#### 4.3.1.2 Sensorische functies van de huid
* **Tastzin:** Waarneming van tast, druk, trilling, jeuk en kieteling .
* **Receptoren:**
* **Cel van Merkel:** Vrije uiteinden, in epidermis, voor lichte aanraking en druk .
* **Lichaampje van Meissner:** Omkapseld, in dermis, voor lichte aanraking en lage frequentie trillingen .
* **Lichaampje van Ruffini:** Omkapseld, in dermis, voor aanhoudende, zware druk en stretching .
* **Lichaampje van Vater-Pacini:** Omkapseld, diep in huid, voor hoge frequentie trillingen en drukveranderingen .
* **Haarwortelplexus:** Vrije zenuwuiteinden rond haarzakjes, voor aanraking en beweging van haren .
* **Adaptatie:** Snel (Vater-Pacini) tot traag (Merkel, Ruffini) .
* **Temperatuurwaarneming:** Waarneming van koude en warmte .
* **Receptoren:** Vrije zenuwuiteinden (in kolfvormige orgaantjes) .
* **Koudereceptoren:** In de huid, onder epidermis; veel meer dan warmtereceptoren. Actief tussen 10-45°C .
* **Warmtereceptoren:** Dieper in dermis. Actief tussen 30-48°C .
* **Adaptatie:** Snel .
* **Pijn bij extreme temperaturen:** Temperaturen onder 10°C en boven 48°C stimuleren pijnreceptoren .
* **Pijnwaarneming:** Waargenomen door nociceptoren .
* **Receptoren:** Vrije zenuwuiteinden .
* **Adaptatie:** Traag. Pijn heeft een belangrijke signaalfunctie ter voorkoming van weefselbeschadiging .
* **Stimuli:** Huidbeschadiging, ontstekingsreacties, spierkrampen, te intensieve stimulatie, rek, ischemie .
#### 4.3.1.3 Bijhorende huidstructuren
* **Haren:** Beschermen, isoleren, filteren lucht. Haarwortelplexussen dienen als tastreceptoren .
* **Nagels:** Bescherming en manipulatie van kleine voorwerpen .
* **Talgklieren:** Produceren talg dat haar en huid soepel houdt en uitdroging voorkomt .
* **Zweetklieren:** Belangrijk voor warmteregulatie door verdamping, en voor uitscheiding van water en zouten .
* **Geurklieren (apocriene zweetklieren):** Produceren geurstoffen, ontwikkelen zich tijdens de puberteit .
#### 4.3.1.4 Algemene huidfuncties
Bescherming (mechanisch, fysisch, chemisch), warmteregulatie, uitscheiding, zintuiglijke waarneming, vorming van vitamine D en signalering (emoties, ziekte) .
### 4.3.2 Proprioceptieve waarneming
Proprioceptie geeft informatie over de positie en beweging van lichaamsonderdelen, essentieel voor houding, evenwicht en gecoördineerde bewegingen .
* **Receptoren:**
* **Spierspoeltjes:** In skeletspieren, meten spierspanning .
* **Peestjeslichaampjes:** In pezen, meten peesspanning .
* **Receptoren in gewrichtskapsels/banden:** Informeren over gewrichtspositie .
* **Adaptatie:** Eerder traag .
* **Bewuste waarneming:** Ontstaat in de somatosensorische cortex; veel proprioceptieve informatie wordt verwerkt in de kleine hersenen en hersenstam zonder bewuste gewaarwording .
## 4.4 De reukzin
De reukzin, een speciale zin, maakt gebruik van chemoreceptoren in het reukepitheel voor de detectie van geurstoffen .
* **Reukepitheel:** Bevat reukcellen (met reukhaartjes en receptoren), steuncellen (produceren slijm voor oplossen geurstoffen) en basale stamcellen (vervangen reukcellen) .
* **Geurmoleculen en receptoren:** Een groot aantal verschillende receptoren maakt onderscheid mogelijk tussen duizenden geuren. Elke neuron codeert voor één geurreceptor .
* **Adaptatie:** Grotendeels snel, maar deels langzaam .
* **Reukpathway:** Axonen van reukcellen vormen de reukzenuw (hersenzenuw I), die via de reukkolf naar de cerebrale cortex (bewuste geurwaarneming) en het limbisch systeem (emotie, geheugen) lopen .
## 4.5 De smaakzin
De smaakzin, een speciale zin, maakt gebruik van chemoreceptoren in smaakknoppen voor de detectie van smaakstoffen .
* **Smaakknoppen:** Bevinden zich op de tong (in papillen), monddak, keel en epiglottis. Elk smaakknop bevat smaakcellen (met smaakhaartjes), steuncellen en basale cellen .
* **Smaakstoffen:** Vijf primaire smaken: zuur, zoet, bitter, zout en umami .
* **Adaptatie:** Snel (1-5 minuten) .
* **Smaakpathway:** Smaakneuronen transporteren signalen via de hersenstam en thalamus naar de cerebrale cortex (bewuste smaakwaarneming). Connecties met het limbisch systeem zorgen voor emotionele respons en smaakgeheugen .
> **Tip:** Veel van wat wij als smaak ervaren, is eigenlijk geurwaarneming, doordat geurstoffen via de mondholte de neusholte bereiken .
## 4.6 Zicht
Zicht is de belangrijkste zin, met de meeste receptoren in het menselijk lichaam .
### 4.6.1 Bijhorende structuren van het oog
* **Bescherming:** Wenkbrauwen, wimpers, oogleden, traanapparaat (produceert traanvocht met lysozym voor reiniging, smering en antibacteriële werking) .
* **Beweging:** 7 extrinsieke oogspieren zorgen voor oogbewegingen .
### 4.6.2 Lagen van de oogbol
De oogbolwand bestaat uit drie lagen :
* **Bindweefsellaag:**
* **Sclera (harde oogrok):** Beschermt en geeft vorm .
* **Cornea (hoornvlies):** Doorzichtig voorste deel, breekt licht .
* **Conjunctiva (bindvlies):** Bedekt sclera en binnenzijde oogleden .
* **Vasculaire laag (uvea):**
* **Choroidea (vaatvlies):** Voedt netvlies, bevat melanine om lichtabsorptie te maximaliseren .
* **Corpus ciliare (straalvormig lichaam):** Produceert voorkamervocht en bevat accommodatiespier die lensvorm reguleert .
* **Iris (regenboogvlies):** Regelt pupilgrootte om lichtintensiteit te controleren (parasympaticus: pupil vernauwen, sympaticus: pupil verwijden) .
* **Netvlies (retina):** Binnenste laag met fotoreceptoren .
### 4.6.3 Het netvlies
* **Gelaagde opbouw:** Gepigmenteerde laag (melanine), neurale laag met fotoreceptorlaag (staafjes en kegeltjes), bipolaire cellaag en ganglioncellaag .
* **Fotoreceptoren:**
* **Staafjes:** Zien grijstinten bij weinig licht .
* **Kegeltjes:** Zien kleuren bij voldoende licht. Drie typen: gevoelig voor blauw, groen en rood licht .
* **Gele vlek (macula lutea):** Centraal deel van netvlies met hoogste concentratie kegeltjes (fovea centralis), verantwoordelijk voor hoogste gezichtsscherpte .
* **Blinde vlek:** Uittredingspunt van oogzenuw, geen fotoreceptoren .
* **Stimulatie van fotoreceptoren:** Licht activeert fotopigmenten (rhodopsine in staafjes, kegeltjesrhodopsine in kegeltjes), wat leidt tot een cascade van biochemische reacties en zenuwprikkels .
### 4.6.4 Beeldvorming en optische processen
* **Lichtbreking:** Voornamelijk door het hoornvlies (75%), verder door de lens .
* **Accommodatie:** De lens verandert van vorm om beelden scherp te stellen op verschillende afstanden. Bij veraf: afgeplatte lens (ontspannen accommodatiespier). Bij dichtbij: bolle lens (aangespannen accommodatiespier) .
* **Pupilregeling:** De iris past de pupilgrootte aan om de hoeveelheid binnenkomend licht te regelen .
* **Beeld op netvlies:** Staat ondersteboven en gespiegeld, maar de hersenen interpreteren dit correct .
* **Binoculair zien:** Twee ogen samen verwerken beelden tot één beeld, wat dieptezicht en afstandsinschatting mogelijk maakt .
### 4.6.5 Visuele pathway
Netvliesneuronen sturen signalen via de oogzenuw (hersenzenuw II) via het chiasma opticum naar de thalamus, en vervolgens naar de primaire en secundaire visuele gebieden van de cerebrale cortex voor bewuste waarneming .
### 4.6.6 Gezichtsvelddefecten en aandoeningen
* **Brekingsafwijkingen:**
* **Bijziendheid (myopie):** Oogbol te lang, beeld valt vóór netvlies. Gecorrigeerd met holle lenzen .
* **Verziendheid (hypermetropie):** Oogbol te kort, beeld valt achter netvlies. Gecorrigeerd met bolle lenzen .
* **Ouderdomsverziendheid (presbyopie):** Verminderde elasticiteit van de lens met leeftijd .
* **Astigmatisme:** Ongelijke kromming van hoornvlies of lens, veroorzaakt wazig beeld .
* **Nachtblindheid:** Verlies van staafjeszicht, slecht zien bij weinig licht .
* **Kleurenblindheid (daltonisme):** Stoornis in kegeltjes, moeite met onderscheiden van kleuren (meestal rood-groen) .
* **Glaucoom:** Verhoogde intraoculaire druk door verstoorde vochtdrainage, kan netvlies beschadigen .
* **Cataract (grijze staar):** Troebeling van de lens .
* **Strabisme (scheelzien) en lui oog:** Afwijkende oogstand kan leiden tot onderdrukking van beeld en slechter zicht in één oog .
* **Gezichtsvelddefecten:** Verlies van een deel van het gezichtsveld door schade aan netvlies, oogzenuw of visuele cortex .
## 4.7 Gehoor en evenwicht
Het oor bevat mechanoreceptoren voor geluidsgolven en evenwichtsinformatie .
### 4.7.1 Geluid
* **Definitie:** Trillingen of drukgolven die zich door een medium voortplanten .
* **Soorten golven:** Langitudinalen (geluid) en transversalen (licht) .
* **Eigenschappen:**
* **Frequentie:** Hoe sneller de trillingen, hoe hoger de toon .
* **Amplitude:** Gerelateerd aan geluidsintensiteit (sterkte, dB) .
* **Resonantie:** Energieoverdracht is maximaal als de trilfrequentie gelijk is aan de eigenfrequentie .
### 4.7.2 Bouw van het oor
Het oor is verdeeld in drie delen: uitwendig oor, middenoor en binnenoor .
* **Uitwendig oor:** Oorschelp (vangt geluid op), uitwendige gehoorgang (leidt geluid naar trommelvlies, bevat haartjes en oorsmeerafscheidende klieren) .
* **Trommelvlies:** Scheidt uitwendig oor en middenoor, trilt mee met geluidsgolven .
* **Middenoor:** Luchtgevulde trommelholte met de gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel) die geluidstrillingen versterken en doorgeven via het ovale venster naar het binnenoor .
* **Binnenoor:** Bevat het benig en vliezig labyrint .
* **Halve cirkelvormige kanalen:** Bevatten receptoren voor dynamisch evenwicht (draaibewegingen) .
* **Voorhof (vestibulum):** Bevat het ovale en ronde blaasje met receptoren voor statisch evenwicht (zwaartekracht, lineaire bewegingen) .
* **Slakkenhuis (cochlea):** Bevat de gehoorreceptoren (haarcellepels in het orgaan van Corti) op het basilair membraan, voor geluidstrillingen .
### 4.7.3 Gehoorpathway
1. Geluidstrillingen worden opgevangen door de oorschelp en gehoorgang .
2. Trommelvlies en gehoorbeentjes versterken en transporteren de trillingen naar het ovale venster .
3. Trillingen in het ovale venster veroorzaken drukgolven in de perilymfe van het slakkenhuis .
4. Drukgolven in de endolymfe van de slakkenhuisgang doen het basilair membraan trillen, afhankelijk van de frequentie .
5. Haarcellen op het basilair membraan worden gestimuleerd en geven neurotransmitters af aan de gehoorzenuw (hersenzenuw VIII) .
6. Zenuwprikkels lopen via de hersenstam, middenhersenen, thalamus naar de primaire en secundaire auditieve gebieden van de cerebrale cortex, waar gehoorwaarneming plaatsvindt .
### 4.7.4 Gehoorstoornissen
* **Geleidingsslechthorendheid:** Problemen met overdracht van geluid door uitwendig of middenoor (bv. ontstekingen, verstopping) .
* **Perceptieslechthorendheid:** Schade aan haarcellen in het binnenoor (leeftijd, lawaai) of aan het auditieve centrum in de cortex .
* **Slechthorendheid door lawaai:** Beschadiging van haarcellen door geluidsintensiteiten vanaf 90 dB .
* **Tinnitus (oorsuizen):** Horen van geluiden die niet aanwezig zijn, mogelijk door hersenactiviteit die ontbrekende frequenties compenseert .
* **Ziekte van Menière:** Lekkage van membranen in het binnenoor, met symptomen als duizeligheid, gehoorverlies en tinnitus .
* **Behandelingen:** Gehoorapparaten, slakkenhuisimplantaten .
### 4.7.5 Evenwichtszintuigen
De evenwichtszintuigen in het binnenoor detecteren zwaartekracht en beweging .
* **Statolietorgaan (in ovale en ronde blaasjes):** Receptoren voor statisch evenwicht (positie t.o.v. zwaartekracht) en rechtlijnige bewegingen (versnellen/vertragen). Gebruikt haarcellen en statolieten (kalksteentjes) .
* **Ampullaorgaan (in halve cirkelvormige kanalen):** Receptoren voor dynamisch evenwicht (draaibewegingen). Bestaat uit haarcellen waarvan de haartjes in een gelatineuze massa zitten die door traagheid van de endolymfe wordt verplaatst .
* **Evenwichtpathway:** Informatie van het binnenoor wordt samen met visuele en proprioceptieve informatie geïntegreerd in de hersenstam en kleine hersenen. Een deel gaat naar de cerebrale cortex voor bewuste gewaarwording. De kleine hersenen spelen een sleutelrol in het bijsturen van motorische commando's voor balans .
---
# Het endocrien stelsel
Het endocriene stelsel coördineert langdurige lichaamsreacties en ontwikkelingsprocessen door middel van hormonen, die via de bloedbaan worden getransporteerd en specifieke doelwitcellen beïnvloeden. Het werkt nauw samen met het zenuwstelsel om homeostase te handhaven [64](#page=64) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 5.1 Algemene principes van hormoonwerking
Hormonen zijn moleculen met een specifieke structuur die herkend worden door membraanreceptoren op doelwitcellen, klieren of spieren, volgens het sleutel-slotprincipe. Ze worden geproduceerd door endocriene klieren en afgebroken na hun werking [7](#page=7).
### 5.2 Homeostase en terugkoppeling
Homeostase is het vermogen van een organisme om de interne omgeving constant te houden, wat essentieel is voor het functioneren van organen en het overleven. Het endocriene stelsel werkt vaak met **negatieve terugkoppeling**, waarbij de toename van een hormoon de eigen productie remt, en een afname de productie stimuleert. **Positieve terugkoppeling** versterkt daarentegen een verandering, zoals bij de bevalling of melkejectie [10](#page=10) [11](#page=11) .
### 5.3 De hypothalamus
De hypothalamus is een klein deel van de tussenhersenen dat een cruciale rol speelt in de homeostase. Het controleert het autonome zenuwstelsel, produceert hormonen, reguleert lichaamstemperatuur, voedsel- en drankinname, en de biologische klok (circadiaans ritme). Neurosecretorische cellen in de hypothalamus produceren neurohormonen die de hypofyse beïnvloeden. De hypothalamus reguleert ook de HPA-as (hypothalamus-hypofyse-bijnieren) die betrokken is bij de stressrespons [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [8](#page=8).
### 5.4 De hypofyse
De hypofyse, een erwt-grote endocriene klier, is verbonden met de hypothalamus. Het bestaat uit een voorkwab en een achterkwab .
#### 5.4.1 De hypofyseachterkwab (neurohypofyse)
De achterkwab slaat hormonen op die door de hypothalamus zijn aangemaakt: oxytocine en antidiuretisch hormoon (ADH) .
* **Oxytocine:** Stimuleert contracties van de baarmoederwand tijdens de bevalling en de melkklieren bij melkejectie. Het functioneert ook als neurotransmitter en beïnvloedt gedrag en binding tussen partners .
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Stimuleert waterreabsorptie in de nieren, wat de bloedosmolariteit reguleert. Alcohol en cafeïne remmen ADH-regulatie .
#### 5.4.2 De hypofysevoorkwab
De voorkwab produceert zelf hormonen die andere endocriene klieren beïnvloeden of directe effecten hebben. De productie wordt gereguleerd door releasing- en inhibiting hormonen uit de hypothalamus .
* **Follikelstimulerend hormoon (FSH):** Stimuleert rijping van follikels (vrouw) en spermaproductie (man) .
* **Luteïniserend hormoon (LH):** Stimuleert eisprong en vorming gele lichaam (vrouw), en testosteronproductie (man) .
* **Thyroidstimulerend hormoon (TSH):** Stimuleert de schildklier tot productie van schildklierhormonen .
* **Adrenocorticotroop hormoon (ACTH):** Stimuleert de bijnierschors tot productie van corticosteroïden .
* **Prolactine:** Stimuleert de groei van melkklieren en melkproductie bij zoogdieren .
* **Groeihormoon (GH):** Stimuleert groei en afgifte wordt geregeld door GHRF (stimulerend) en somatostatine (remmend) vanuit de hypothalamus. GH-productie is stootsgewijs en neemt af met de leeftijd. GH werkt samen met schildklierhormoon voor optimale groei .
* **Hypersecretie van GH:** Kan leiden tot reuzengroei (kinderen) of acromegalie (volwassenen) .
* **Hyposecretie van GH:** Kan leiden tot dwerggroei (nanisme) .
### 5.5 De epithalamus (pijnappelklier)
De epithalamus bevat de pijnappelklier (epifyse) die melatonine produceert. Melatonine speelt een rol in het slaap-waakritme en de productie wordt gestimuleerd door duisternis en geremd door licht [69](#page=69) [70](#page=70).
### 5.6 De schildklier
De schildklier produceert schildklierhormonen (T3 en T4) die jood bevatten en een brede werking hebben .
* **Functies schildklierhormonen:** Belangrijk in ontwikkelingsprocessen, metabolisme (stimuleert aërobe katabolisme), en thermoregulatie. Ze dragen bij aan een normale bloeddruk, hartslag en spiertonus .
* **Te veel/weinig schildklierhormonen:**
* **Hyperthyroïdisme:** Hoge lichaamstemperatuur, zweten, gewichtsverlies, prikkelbaarheid, hoge bloeddruk. Ziekte van Graves is een auto-immuunvorm met uitpuilende ogen .
* **Hypothyroïdisme:** Ernstige vertraging van groei en mentale ontwikkeling (cretinisme) bij aangeboren of kinderlijke vorm. Kenmerkend uiterlijk met brede neus, dikke lippen, etc. Kan behandeld worden met schildklierhormonen .
* **Kropgezwel (goiter):** Vergroting van de schildklier door joodtekort .
### 5.7 De bijschildklieren
Mensen hebben meestal vier bijschildklieren die parathormoon (PTH) produceren. PTH reguleert de calcium- en fosfaatgehalte in het bloed .
* **Parathormoon (PTH):** Verhoogt bloedcalcium door resorptie uit botweefsel, stimulatie van calciumreabsorptie in de nieren, en stimulatie van de actieve vorm van vitamine D (calcitriol) .
* **Calcitonine:** Geproduceerd door de schildklier, heeft een tegengesteld effect op calciumhomeostase, bevordert opname in botweefsel en vermindert reabsorptie in de nieren .
### 5.8 Hormonen van de pancreas: insuline en glucagon
De pancreas is een gemengde klier met exocriene en endocriene functies. De eilandjes van Langerhans bevatten alfacellen (glucagon) en bètacellen (insuline) .
* **Bloedglucosehomeostase:** Het handhaven van een constante bloedglucosespiegel is cruciaal, met name voor het hersenweefsel .
* **Setpoint:** Ongeveer 90 mg/100 ml .
* **Insuline:** Geproduceerd bij verhoogde bloedglucose, zorgt voor daling door stimulatie van glucoseopname en -verwerking (glycolyse, glycogeensynthese, omzetting in vet). Het stimuleert ook eiwitsynthese .
* **Glucagon:** Geproduceerd bij verlaagde bloedglucose, zorgt voor stijging door stimulatie van glycogeenafbraak in de lever. Spierglycogeen heeft geen homeostatische functie .
* **Diabetes mellitus:** Een aandoening waarbij de bloedglucoseconcentratie chronisch te hoog is (hyperglycemie), veroorzaakt door problemen met insuline .
* **Type 1:** Pancreas produceert onvoldoende insuline door vernietiging van bètacellen (vaak auto-immuun). Behandeling met insuline-injecties .
* **Type 2:** Cellulaire resistentie voor insuline, met als gevolg relatief insulinetekort. Behandeling richt zich op gedragsverandering (gewichtsverlies, meer beweging) en medicatie .
* **Zwangerschapsdiabetes:** Ontstaat tijdens de zwangerschap en verdwijnt meestal na de bevalling .
### 5.9 Hormonen van de bijnier
De bijnieren, gelegen bovenop de nieren, bestaan uit een schors en een merg .
#### 5.9.1 De bijniermerghormonen (alarmfase stressrespons)
Adrenaline en noradrenaline worden vrijgesteld in de alarmfase van de stressrespons, gereguleerd door het zenuwstelsel en endocriene systeem. Ze bereiden het lichaam voor op vecht-of-vlucht .
* **Effecten:** Verhoging zuurstofopname, cardiale output, stimulatie glycogeen- en vetafbraak, regulatie bloeddoorstroming naar kritische organen, stimulatie energiemetabolisme .
#### 5.9.2 De bijnierschorshormonen (weerstandsfase stressrespons)
De bijnierschors produceert glucocorticoïden en mineralocorticoïden, die helpen bij langdurige stress .
* **Glucocorticoïden (bv. cortisol):** Beïnvloeden koolhydraten- en lipidenmetabolisme om brandstofniveaus op peil te houden. Ze hebben ook een immuunonderdrukkende en ontstekingsremmende werking .
* **Mineralocorticoïden (bv. aldosteron):** Beïnvloeden water- en elektrolytenbalans, stimuleren Na+ en Cl-resorptie, wat leidt tot verhoogde bloeddruk .
#### 5.9.3 Geslachtshormonen geproduceerd door de bijnierschors
De bijnierschors produceert kleine hoeveelheden androgenen (mannelijke geslachtshormonen) bij zowel mannen als vrouwen. Deze dragen bij aan haargroei en de groeispurt tijdens de puberteit .
### 5.10 Geslachtshormonen geproduceerd door de geslachtsorganen
De geslachtsorganen (gonaden: testes bij mannen, ovaria bij vrouwen) zijn de primaire bron van geslachtshormonen: androgenen, oestrogenen en progestinen. Deze hormonen reguleren de ontwikkeling van geslachtsorganen, voortplantingscycli en seksueel gedrag. De productie staat onder invloed van FSH en LH uit de hypofyse, die weer gereguleerd worden door de hypothalamus .
* **Androgenen (bv. testosteron):** Stimuleren ontwikkeling van mannelijke geslachtsorganen en secundaire mannelijke geslachtskenmerken. Ze hebben een anabool effect en stimuleren spermatogenese en libido. Misbruik als doping brengt ernstige gezondheidsrisico's met zich mee .
* **Oestrogenen (bv. oestradiol):** Verantwoordelijk voor ontwikkeling van vrouwelijke geslachtsorganen en secundaire vrouwelijke geslachtskenmerken. Bij mannen is de functie nog onderwerp van onderzoek .
* **Progestinen (bv. progesteron):** Bereiden de baarmoeder voor op innesteling en dragen bij aan de ontwikkeling van het embryo. Bij mannen spelen ze een rol in de productie van testosteron. Daling van oestrogeen na de menopauze kan leiden tot menopauzale klachten en osteoporose .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Homeostase | Het vermogen van een organisme om de inwendige milieuomstandigheden in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de externe omgeving. Dit zorgt voor een stabiele interne toestand die essentieel is voor het voortbestaan. |
| Receptoren | Gespecialiseerde cellen of zenuwuiteinden die reageren op specifieke prikkels uit de interne of externe omgeving en deze omzetten in zenuwsignalen. |
| Prikkeldrempel | De minimumsterkte van een prikkel die nodig is om een reactie bij een organisme op te wekken. Prikkels onder deze drempelwaarde worden niet waargenomen. |
| Celjuncties | Structurele verbindingen tussen cellen die directe communicatie mogelijk maken, zoals gap junctions bij dierlijke cellen en plasmodesmata bij plantaardige cellen. |
| Paracriene secretie | Een vorm van celcommunicatie waarbij cellen signaalmoleculen afscheiden die door diffusie nabijgelegen doelwitcellen bereiken, zonder dat ze via de bloedbaan worden getransporteerd. |
| Neurotransmitters | Chemische boodschappermoleculen die vrijkomen aan het einde van een axon en een signaal overbrengen naar een naburige cel, essentieel voor de werking van het zenuwstelsel. |
| Zenuwstelsel | Een complex netwerk van zenuwcellen (neuronen) en gliacellen dat verantwoordelijk is voor het waarnemen, verwerken en doorgeven van informatie, wat leidt tot gedrag en lichaamsfuncties. |
| Endocrien stelsel | Een systeem van klieren die hormonen produceren en afscheiden direct in de bloedbaan, die vervolgens via het bloed transporten naar doelwitcellen om fysiologische processen te reguleren. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in de elektrische potentiaal over het celmembraan van een prikkelbare cel, zoals een neuron of spiercel, die verantwoordelijk is voor de voortgeleiding van zenuwimpulsen. |
| Myelineschede | Een isolerende laag, bestaande uit lipiden en eiwitten, die om de axonen van veel neuronen gewikkeld is. Het versnelt de geleiding van zenuwimpulsen door sprongsgewijze geleiding. |
| Synaps | De functionele verbinding tussen twee neuronen of tussen een neuron en een effectorcel, waar de overdracht van een signaal plaatsvindt, meestal via neurotransmitters. |
| Grijze stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit cellichamen van neuronen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en neuroglia. Het is de plaats waar informatie wordt geïntegreerd en verwerkt. |
| Witte stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen van neuronen. Het is verantwoordelijk voor het transport van informatie over langere afstanden. |
| Ruggenmergreflex | Een reflexmatige reactie die geïntegreerd wordt in de grijze stof van het ruggenmerg. Deze reflexen zijn meestal snel en onwillekeurig. |
| Hersenstam | Het onderste deel van de hersenen, verbonden met het ruggenmerg, dat vitale functies zoals ademhaling, hartslag en bloeddruk reguleert. |
| Hypothalamus | Een gebied in de tussenhersenen dat een cruciale rol speelt in de regulatie van homeostase, het autonome zenuwstelsel en het endocriene systeem, door onder andere de hypofyse te controleren. |
| Hypofyse | Een kleine endocriene klier, verbonden met de hypothalamus, die een breed scala aan hormonen produceert die de activiteit van andere endocriene klieren en diverse lichaamsprocessen reguleren. |
| Schildklier | Een klier in de hals die hormonen produceert die het metabolisme, de groei en de ontwikkeling reguleren. |
| Pancreas | Een klier met zowel endocriene (productie van insuline en glucagon voor bloedglucose regulatie) als exocriene functies (productie van spijsverteringssappen). |
| Bijnieren | Klieren gelegen boven de nieren die hormonen produceren, zoals adrenaline en cortisol, die betrokken zijn bij de stressrespons en de regulatie van metabolisme en elektrolytenbalans. |
| Geslachtshormonen | Hormonen zoals testosteron, oestrogeen en progesteron, geproduceerd door de geslachtsklieren en bijnieren, die een rol spelen in de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken, voortplanting en gedrag. |
| Melatonine | Een hormoon geproduceerd door de pijnappelklier dat een belangrijke rol speelt in de regulatie van het slaap-waakritme. |
| Vitamine D | Een in vet oplosbare vitamine die essentieel is voor de calcium- en fosfaatbalans in het lichaam en wordt aangemaakt onder invloed van UV-licht op de huid. |
| Neuron | Een zenuwcel, de basiseenheid van het zenuwstelsel, gespecialiseerd in het opwekken en geleiden van elektrische en chemische signalen. |
| Neuroglia | Steuncellen van het zenuwstelsel die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen. |
| Grijze staar (Cataract) | Troebeling van de ooglens, wat leidt tot wazig zien. Kan operatief behandeld worden door de lens te vervangen. |
| Glaucoom | Een oogaandoening die gekenmerkt wordt door verhoogde oogdruk, wat kan leiden tot schade aan de oogzenuw en blindheid indien onbehandeld. |
| Kleurenblindheid | Een stoornis in het kleurenzicht, meestal genetisch bepaald, waarbij men moeite heeft om bepaalde kleuren te onderscheiden, wat te maken heeft met de kegeltjes in het netvlies. |
| Mechanoreceptoren | Receptoren die reageren op mechanische stimuli zoals druk, tast, trilling, en rekking. Ze zijn essentieel voor zintuigen zoals tast, gehoor en evenwicht. |
| Fotoreceptoren | Gespecialiseerde cellen (staafjes en kegeltjes) in het netvlies die reageren op licht en visuele informatie omzetten in zenuwsignalen. |
| Chemoreceptoren | Receptoren die reageren op chemische stoffen, zoals smaak- en reukreceptoren, of op stoffen in lichaamsvloeistoffen. |
| Auditieve pathway | Het zenuwpad dat geluidstrillingen van het oor naar de auditieve centra in de hersenen leidt, waar de geluidsperceptie plaatsvindt. |
| Visuele pathway | Het zenuwpad dat visuele informatie van het netvlies naar de visuele centra in de hersenen leidt, waar het beeld wordt verwerkt en geïnterpreteerd. |
| Proprioceptie | Het zintuig dat de positie en beweging van lichaamsdelen waarneemt, essentieel voor coördinatie, houding en evenwicht. |
| Endolymfe | Een vloeistof in het vliezige labyrint van het binnenoor die betrokken is bij de waarneming van geluid en evenwicht. |
| Perilymfe | Een vloeistof in het benige labyrint van het binnenoor die de vliezige structuren omgeeft en een rol speelt bij de geleiding van geluidstrillingen. |
| Orgaan van Corti | Het zintuigorgaan voor het gehoor, gelegen in de slakkenhuisgang van het binnenoor, dat de haarcellen bevat die geluidstrillingen omzetten in zenuwsignalen. |
| Statolietorgaan | Een deel van het evenwichtsapparaat in het binnenoor dat de positie van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht en rechtlijnige bewegingen waarneemt. |
| Ampullaorgaan | Een deel van het evenwichtsapparaat in de halfcirkelvormige kanalen van het binnenoor dat draaibewegingen waarneemt. |
| Diabetes Mellitus | Een metabole stoornis gekenmerkt door chronisch hoge bloedglucosewaarden, veroorzaakt door een tekort aan of verminderde gevoeligheid voor insuline. |
| Insuline | Een hormoon geproduceerd door de pancreas dat de bloedglucoseconcentratie verlaagt door de opname en verwerking van glucose door cellen te stimuleren. |
| Glucagon | Een hormoon geproduceerd door de pancreas dat de bloedglucoseconcentratie verhoogt door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren. |
| Stressrespons | De fysiologische en gedragsmatige reacties van het lichaam op stressoren, die worden gereguleerd door het zenuw- en endocriene systeem. |
| Adrenaline | Een hormoon geproduceerd door het bijniermerg, ook bekend als epinefrine, dat een cruciale rol speelt in de alarmfase van de stressrespons ("vecht-of-vlucht"). |
| Cortisol | Een hormoon geproduceerd door de bijnierschors, ook bekend als een glucocorticoïde, dat het lichaam helpt omgaan met langdurige stress en het metabolisme en immuunsysteem beïnvloedt. |
| ACTH (Adrenocorticotroop hormoon) | Een hormoon geproduceerd door de hypofysevoorkwab dat de afgifte van hormonen door de bijnierschors stimuleert. |
| FSH (Follikelstimulerend hormoon) | Een hypofysehormoon dat de ontwikkeling van follikels in de ovaria en de spermaproductie in de testes stimuleert. |
| LH (Luteïniserend hormoon) | Een hypofysehormoon dat de eisprong en de vorming van het gele lichaam bij vrouwen en de productie van testosteron bij mannen stimuleert. |
| Prolactine | Een hormoon geproduceerd door de hypofysevoorkwab dat de melkproductie stimuleert bij vrouwen en de prostaat en zaadblaasjes bij mannen beïnvloedt. |
| Groeihormoon (GH) | Een hormoon geproduceerd door de hypofyse dat de groei van botten en weefsels stimuleert en het metabolisme beïnvloedt. |
| Tyroxine (T4) | Een schildklierhormoon dat essentieel is voor de regulatie van het metabolisme, de groei en de ontwikkeling van het lichaam. |
| Calcitonine | Een hormoon geproduceerd door de schildklier dat helpt bij de regulatie van de calcium- en fosfaatbalans in het bloed. |
| Parathormoon (PTH) | Een hormoon geproduceerd door de bijschildklieren dat de calcium- en fosfaatbalans in het bloed reguleert door in te werken op botten, nieren en darmen. |
| Androgenen | Mannelijke geslachtshormonen, zoals testosteron, die geproduceerd worden door de teelballen en bijnieren en verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken en seksueel gedrag. |
| Oestrogenen | Vrouwelijke geslachtshormonen, zoals oestradiol, die voornamelijk door de ovaria worden geproduceerd en verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van vrouwelijke geslachtskenmerken en de regulatie van de menstruatiecyclus. |
| Progestinen | Vrouwelijke geslachtshormonen, zoals progesteron, die een rol spelen bij de voorbereiding van de baarmoeder op een zwangerschap en de ondersteuning van de zwangerschap. |