Cover
立即免费开始 LES 1 Inleiding - 25-26 (4).pptx
Summary
# Inleiding tot ontwikkelingspsychologie
Dit onderwerp introduceert de basisconcepten van ontwikkelingspsychologie, inclusief de definitie, reikwijdte en de belangrijkste aspecten van levenslooppsychologie.
## 1. Wat is ontwikkeling?
Ontwikkeling kan gedefinieerd worden als verandering. Dit omvat zowel vooruitgang als achteruitgang. Ontwikkelingspsychologie is een deelgebied binnen de psychologie dat de normale levensloop van de mens bestudeert, vanaf de conceptie tot aan de dood, met alle typische ontwikkelingsaspecten.
## 2. De reikwijdte van ontwikkeling
De gedachte dat ontwikkeling vooral plaatsvindt tussen het eerste en twintigste levensjaar is onvolledig. Ontwikkeling stopt niet na de adolescentie; ook volwassenen en ouderen maken veranderingen door. Ontwikkeling kent verschillende verloopvormen: een positief verloop (groei, verbetering), een negatief verloop (achteruitgang, regressie) en een ongunstig verloop.
## 3. Levenslooppsychologie en identiteit
De stelling dat identiteit rond het twintigste levensjaar gevormd is en daarna nauwelijks meer verandert, is te simplistisch. Identiteit is een complex samenspel van verschillende facetten, waaronder familiebanden, etnische oorsprong, nationaliteit, spiritualiteit, beroep, vriendschappen, rollen (kind, werknemer, etc.), passies, diploma's, woonplaats, leeftijd, levenservaring, karakter, voorkeuren, de tijdsgeest, en maatschappelijke context.
Identiteit kan zowel gelijk blijven over de tijd als veranderen. Een deel is aangeboren, een deel wordt gegeven, en een deel is eigen keuze. De identiteit wordt beïnvloed door crises en conflicten, maar ook door de tijdsgeest en de sociaal-culturele context. Wat als afwijkend wordt beschouwd, is mede afhankelijk van deze factoren.
## 4. Ontwikkelingsprincipes en fasen
De levensloop wordt onderverdeeld in verschillende ontwikkelingsfasen:
* Foetus (prenatale fase)
* Baby (zuigeling)
* Peuter
* Kleuter
* Lager schoolkind
* Jongere
* Volwassene (jong, midden, laat)
* Oudere (vroeg, laat)
Binnen deze fasen onderscheiden we verschillende ontwikkelingsdomeinen:
* **Lichamelijke ontwikkeling:** Fysieke groei, sensorische ontwikkeling, motorische ontwikkeling.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Het denken, taalontwikkeling.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Hechting, het geweten, seksuele ontwikkeling.
* **Spelontwikkeling** en meer.
Het overgangsmoment tussen jongere en volwassene is niet altijd scherp afgebakend.
## 5. Universaliteit van ontwikkeling
De ontwikkeling van elk persoon verloopt volgens een eigen ritme, maar wel volgens een bepaalde, universele volgorde. Dit betekent dat de volgorde van bepaalde ontwikkelingsmijlpalen wereldwijd hetzelfde is, maar het tempo waarin deze worden bereikt en de rol van de omgeving kunnen variëren.
## 6. Levensloopgegevens in België
* **Gemiddelde leeftijd waarop jongvolwassenen het ouderlijk huis verlaten in België (2025):** 26,2 jaar (Europees gemiddelde: 26,5 jaar).
* **Gemiddelde levensverwachting in België (2024):** 83,2 jaar (vrouwen: 85 jaar, mannen: 81,2 jaar). Tussen 2000 en 2019 is de levensverwachting toegenomen, met een grotere stijging bij mannen dan bij vrouwen.
## 7. Kenmerken van ontwikkelingsfasen
Elke ontwikkelingsfase kenmerkt zich door:
* **Functies die ontwikkelen en functies die in rust zijn.**
* Een kenmerkend verloop.
* Specifieke mogelijkheden en risico's.
* Gemiddelde vaardigheden en kennis, ontwikkeld in een eigen ritme. Dit dient niet als norm gehanteerd te worden.
* Ontwikkelingscrisis of uitdagingen.
Het verloop van ontwikkeling is een vaste volgorde (bv. brabbelen voor taalgebruik). Er zijn gevoelige periodes (bv. taal tussen 0-6 jaar) waarvoor rijpheid nodig is om vaardigheden aan te leren. Kinderen kunnen onderling verschillen in tempo, en ook binnen één kind kan het tempo variëren.
## 8. Ontwikkelingsdomeinen als eenheid
Hoewel de cursus de ontwikkeling in domeinen indelt, ontwikkelt een kind zich als een eenheid. Deze domeinen beïnvloeden elkaar voortdurend.
> **Voorbeeld:** Een peuter kruipt rond (lichamelijke ontwikkeling) en observeert zijn omgeving (cognitieve ontwikkeling). Als hij een poes ziet, aan de staart trekt en de poes dit niet prettig vindt, ontstaat een sociaal-emotionele interactie.
## 9. Beïnvloeding van ontwikkeling
Ontwikkeling is het resultaat van een bewust en onbewust proces, beïnvloed door factoren zoals opvoeding, genetica, leren, keuzes maken, rijping, hormonale veranderingen, culturele invloeden, en gezondheid.
* **Nature (biologische invloeden):** Groei en rijping vanuit genetische aanleg en geërfde eigenschappen. Persoonlijkheid wordt voor ongeveer 60% genetisch bepaald. Identiteit en persoonlijkheid zijn gerelateerde maar niet identieke concepten. Rijping betreft o.a. de ontwikkeling van het brein en isolatie van zenuwcellen. ADHD kan bijvoorbeeld te maken hebben met een vertraagde rijping.
* **Nurture (milieu-invloeden):** Het milieu is cruciaal, met een focus op sociaal leren. Het idee van "tabula rasa" bij de geboorte benadrukt de vormbaarheid door de omgeving. Een ontwikkelingsbevorderende omgeving is essentieel.
Ontwikkeling vindt plaats door een voortdurende wisselwerking tussen aanleg, milieu en zelfbepaling.
## 10. Zelfbepaling (Ego-factoren)
Zelfbepaling verwijst naar de vrije keuze en het geven van richting aan de eigen ontwikkeling. Dit omvat het creëren van omstandigheden, het stellen van eigen doelen en het nemen van keuzes, waarvoor men zelf verantwoordelijk is.
## 11. Tijdsgebonden aspecten van ontwikkeling
Ontwikkeling kan worden ingedeeld in:
* **Prenataal:** voor de geboorte.
* **Perinataal:** tijdens de geboorte.
* **Postnataal:** na de geboorte.
## 12. Belang van ontwikkelingspsychologie voor de orthopedagogische begeleider
Het bestuderen van ontwikkelingspsychologie is essentieel voor een orthopedagogisch begeleider om:
* Gedrag dat leeftijdsgebonden en dus 'normaal' is te herkennen en te onderscheiden van problematisch gedrag.
* De begeleidingsstijl af te stemmen op de specifieke leeftijdsfasen.
* Ontwikkelingsproblemen tijdig te signaleren.
* Het verband te leggen tussen leren en de sociaal-emotionele leeftijd bij mensen met een verstandelijke beperking, dementie, of kinderen die lijken te regresseren.
## 13. Ontwikkelingsstadia volgens Erikson
Erik Erikson legde de nadruk op psychosociale ontwikkeling en ego-ontwikkeling. Zijn theorie beschrijft acht fasen, elk met een specifieke uitdaging of crisis, die beïnvloed wordt door het opvoedingsmilieu en de ruimere cultuur (nature, nurture, zelfbepaling). Een gezonde ontwikkeling vereist een gezonde omgeving.
## 14. Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Jean Piaget beschreef cognitieve ontwikkeling in vier perioden, gekenmerkt door stadia en denkschema's die in een vaste, onoverslaanbare volgorde doorlopen worden. De snelheid kan verschillen, en soms kan men vroeger stoppen. Piaget zag dit als een proces van doen en ontdekken, waarbij het kind actief leert. De denkstrategieën van kinderen verschillen van die van volwassenen, wat hun gedrag beïnvloedt.
## 15. Morele ontwikkeling volgens Kohlberg
Lawrence Kohlberg koppelde morele ontwikkeling aan cognitieve ontwikkeling. Hij stelde een stadiumtheorie voor met drie stadia, elk opgedeeld in twee deelstadia. Niet iedereen bereikt het hoogste stadium.
* **Pre-conventioneel niveau:**
* **Gehoorzaamheid en straf:** Morele verantwoordelijkheid ligt bij een autoriteit; keuzes zijn gebaseerd op het vermijden van straf.
* **Eigenbelang en beloning:** Keuzes zijn gebaseerd op het bekomen van beloning; de gevolgen voor anderen zijn ondergeschikt.
* **Conventioneel niveau:**
* **Goedkeuring van de groep:** Keuzes zijn gebaseerd op acceptatie door de groep en interpersoonlijke relaties; de intentie van de handeling is belangrijk.
* **Afspraken en regels:** Gericht op het grotere geheel, maatschappelijke waarden, wetten en autoriteiten. De vraag is wat er gebeurt als iedereen de regels breekt en of het eigen handelen bijdraagt aan sociale orde.
* **Post-conventioneel niveau:**
* **Sociaal contract:** Eigen belangen worden aan de kant gezet voor het grootste goed voor het grootste aantal mensen; keuzes zijn gebaseerd op persoonlijke waarden en mensenrechten, soms zelfs tegen geldende wetten in omdat deze voor verbetering vatbaar zijn.
* **Universele ethische principes:** Keuzes vanuit een eigen plichtsgevoel, ethisch verantwoord ook al gaan ze tegen maatschappelijke waarden in. Dit stadium is moeilijk en niet iedereen bereikt het.
> **Tip:** Bij het beoordelen van moreel gedrag is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen de handeling zelf en de onderliggende motivatie of het stadium van morele ontwikkeling.
> **Voorbeeld:** Een kind dat steelt omdat het honger heeft (eigenbelang) wordt anders beoordeeld dan iemand die steelt om geld te verdienen voor drugs (een andere vorm van eigenbelang, maar met andere maatschappelijke consequenties).
---
# Factoren die ontwikkeling beïnvloeden
Menselijke ontwikkeling wordt gevormd door een complexe interactie van interne en externe factoren, waarbij aanleg, milieu en zelfbepaling een cruciale rol spelen.
### 2.1 De aard van ontwikkeling
Ontwikkeling wordt gedefinieerd als verandering, die zowel vooruitgang als "achteruitgang" kan omvatten. De ontwikkelingspsychologie bestudeert de normale levensloop van de mens vanaf de conceptie tot aan de dood, met aandacht voor typische ontwikkelingsaspecten. Ontwikkeling stopt niet na de adolescentie; ook volwassenen en ouderen ondergaan veranderingen. Deze veranderingen kunnen een positief (groei, verbetering), negatief (achteruitgang, regressie) of ongunstig verloop hebben.
Identiteit, hoewel niet strikt gedefinieerd in de cursus, wordt beïnvloed door een veelheid aan factoren, waaronder familiaire rol, etnische oorsprong, nationaliteit, spiritualiteit, religie, werkstatus, sociale relaties, leeftijd, levenservaring, partner, karakter, tijdsgeest, omstandigheden, subcultuur, regio en buurt. Identiteit is een dynamisch construct dat zowel aangeboren als aangeleerd is, gevormd door keuzes, wensen, ongewenste aspecten, crises, conflicten en de sociaal-culturele context.
De ontwikkeling verloopt doorgaans in fasen (foetus, baby, peuter, kleuter, schoolkind, jongere, volwassene, oudere) en omvat verschillende domeinen: lichamelijke (fysieke groei, sensorische en motorische ontwikkeling), cognitieve (denken, taalontwikkeling) en sociaal-emotionele ontwikkeling (hechting, geweten, seksuele ontwikkeling, spelontwikkeling). Hoewel de volgorde van ontwikkelingsfasen universeel is, verloopt het tempo van de ontwikkeling individueel en wordt het mede bepaald door de omgeving.
### 2.2 Principes van ontwikkeling
Ontwikkeling is het resultaat van zowel een natuurlijk proces (rijping) als een bewust proces (leren).
* **Rijping:** Dit is een natuurlijk proces, vaak gerelateerd aan biologische en neurologische veranderingen zoals de ontwikkeling van isolatie rond zenuwcellen.
* **Leren:** Dit betreft veranderingen die voortkomen uit ervaring en interactie met de omgeving.
De ontwikkeling van een individu is geen geïsoleerd proces, maar wordt beïnvloed door de interactie tussen verschillende domeinen. Bijvoorbeeld, de motorische ontwikkeling (kruipen) van een peuter stelt hem in staat de omgeving te verkennen, wat de cognitieve ontwikkeling stimuleert. Een interactie met een dier kan vervolgens leiden tot sociaal-emotionele inzichten.
### 2.3 Factoren die ontwikkeling beïnvloeden: Nature en Nurture
De ontwikkeling van een individu wordt beïnvloed door een continu proces van interactie tussen verschillende factoren.
#### 2.3.1 Nature (Aanleg)
Dit perspectief benadrukt de rol van genetische aanleg, groei en rijping. Geërfde eigenschappen, zowel in gedrag als in fysieke kenmerken, spelen hierbij een belangrijke rol. De identiteit en persoonlijkheid worden voor een significant deel (ongeveer 60%) genetisch bepaald, hoewel identiteit en persoonlijkheid niet hetzelfde zijn, ze overlappen wel en beïnvloeden elkaar. De ontwikkeling wordt gezien als de rijping van aanwezige potentie, met een potentieel eindpunt rond de jongvolwassenheid.
#### 2.3.2 Nurture (Milieu)
Dit perspectief legt de nadruk op de cruciale rol van de omgeving. De gedachte is dat iedereen kan worden wat hij wil, mede gevormd door het sociale leren en de omgeving waarin men opgroeit. Dit kan worden samengevat met het concept van een *tabula rasa* (ongeschreven blad) bij de geboorte, waarbij de omgeving de ontwikkeling vormt. Een ontwikkelingsbevorderende omgeving is hierbij essentieel.
### 2.4 Interactie tussen factoren
De ontwikkeling van een individu is het resultaat van een voortdurende wisselwerking tussen drie hoofdfactoren:
1. **Aanleg (Nature):** De genetische en biologische basis.
2. **Milieu (Nurture):** De externe omstandigheden en ervaringen.
3. **Zelfbepaling:** De eigen keuzes, doelen en verantwoordelijkheid die een individu neemt om richting te geven aan zijn ontwikkeling. Dit omvat het bewust creëren van omstandigheden en het stellen van eigen doelen.
### 2.5 Belang voor de orthopedagogische begeleider
Het begrijpen van de factoren die ontwikkeling beïnvloeden, is cruciaal voor een orthopedagogisch begeleider.
* **Normalisering van gedrag:** Veel gedrag is leeftijdsgebonden en dus "normaal" en voorbijgaand. Dit helpt om onderscheid te maken tussen leeftijdsgebonden gedrag en problematisch gedrag.
* **Afstemming van begeleidingsstijl:** Kennis van ontwikkelingsfasen maakt het mogelijk om de begeleidingsstijl aan te passen aan de specifieke behoeften van het individu.
* **Signaleren van ontwikkelingsproblemen:** Inzicht in normale ontwikkeling helpt bij het tijdig signaleren van afwijkingen of problemen.
* **Begrip van regressie:** Het legt een link tussen leren en sociaal-emotionele leeftijd, wat relevant is bij individuen die te maken hebben met regressie, zoals bij verstandelijke beperkingen of dementie.
#### 2.5.1 Ontwikkelingsstadia volgens Erikson
Erik Erikson benadrukt de psychosociale ontwikkeling en ego-ontwikkeling gedurende de levensloop. Zijn theorie omvat acht fasen, elk met een specifieke uitdaging of crisis die overwonnen moet worden. Een gezonde ontwikkeling vereist een ondersteunende omgeving.
#### 2.5.2 Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Jean Piaget beschrijft cognitieve ontwikkeling als een proces dat zich ontvouwt in vier stadia. Deze stadia worden in een vaste volgorde doorlopen en kunnen niet overgeslagen worden, hoewel de snelheid van doorlopen kan variëren. Piaget's theorie stelt dat kinderen de werkelijkheid anders interpreteren dan volwassenen, wat hun gedrag beïnvloedt.
#### 2.5.3 Morele ontwikkeling volgens Kohlberg
Lawrence Kohlberg koppelt morele ontwikkeling aan cognitieve ontwikkeling en beschrijft deze als een stadiumtheorie in drie niveaus, elk opgedeeld in twee deelstadia. Niet iedereen bereikt het hoogste stadium.
* **Pre-conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op gehoorzaamheid en straf (directe gevolgen, te vermijden straf) en eigenbelang en beloning (te bekomen beloning, "what's in it for me?").
* **Conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op goedkeuring van de groep (geaccepteerd worden, interpersoonlijke relaties) en afspraken en regels (maatschappelijke waarden, respect voor wetten en autoriteiten, bijdragen aan sociale orde).
* **Post-conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op een sociaal contract (eigen belangen aan de kant, wat levert het meeste op voor de meeste mensen, persoonlijke waarden onder voorwaarden en mensenrechten) en universele ethische principes (eigen geweten, ethisch verantwoord handelen, ook al gaat dit tegen de maatschappelijke waarden in).
Het is belangrijk te noteren dat niet iedereen het post-conventionele niveau bereikt.
---
# Theoretische kaders van ontwikkeling
Dit hoofdstuk introduceert belangrijke theoretische kaders binnen de ontwikkelingspsychologie, met een focus op de psychosociale theorie van Erikson, de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget en de morele ontwikkelingstheorie van Kohlberg.
## 3 Theoretische kaders van ontwikkeling
### 3.1 Inleiding tot theoretische kaders
Ontwikkelingspsychologie bestudeert de normale levensloop van de mens, vanaf de conceptie tot de dood, inclusief typische ontwikkelingsaspecten. Ontwikkeling wordt hierbij niet enkel gezien als vooruitgang, maar ook als verandering, inclusief mogelijke achteruitgang. Dit deelgebied richt zich op veranderingen die plaatsvinden gedurende de gehele levensloop, niet enkel in de jeugd.
> **Tip:** Onthoud dat ontwikkeling een continu proces is dat zowel positieve als negatieve veranderingen kan omvatten en dat het niet stopt na de adolescentie.
### 3.2 Erikson's psychosociale ontwikkeling
Erik Erikson’s theorie legt de nadruk op de psychosociale ontwikkeling en de ego-ontwikkeling van een persoon gedurende de gehele levensloop. De theorie beschrijft acht fasen, elk gekenmerkt door een specifieke uitdaging of crisis die opgelost moet worden voor een gezonde ontwikkeling. Een gezonde omgeving is cruciaal voor het succesvol doorlopen van deze fasen.
**De acht fasen van Erikson:**
1. **Vertrouwen vs. wantrouwen (baby):** Het ontwikkelen van een basisvertrouwen in de wereld en verzorgers.
2. **Autonomie vs. schaamte en twijfel (peuter):** Het ontwikkelen van een gevoel van zelfstandigheid en controle.
3. **Initiatief vs. schuldgevoel (kleuter):** Het nemen van initiatieven en het verkennen van de wereld.
4. **Vlijt vs. minderwaardigheid (basisschoolkind):** Het ontwikkelen van competentie en productiviteit.
5. **Identiteit vs. rolverwarring (adolescent):** Het vormen van een eigen identiteit en een gevoel van eigenwaarde.
6. **Intimiteit vs. isolatie (jongvolwassene):** Het aangaan van betekenisvolle relaties.
7. **Generativiteit vs. stagnatie (volwassene):** Het bijdragen aan de volgende generatie en de maatschappij.
8. **Integriteit vs. wanhoop (ouderdom):** Het terugkijken op het leven met acceptatie en voldoening.
### 3.3 Piaget's cognitieve ontwikkeling
Jean Piaget (1896-1980)’s theorie beschrijft de cognitieve ontwikkeling als een proces dat zich ontvouwt in een vaste volgorde van vier stadia, waarbij elk stadium voortbouwt op het vorige. Het tempo van deze ontwikkeling kan verschillen per individu. Piaget benadrukt dat de denkstrategieën van kinderen verschillen van die van volwassenen, wat invloed heeft op hun gedrag en hun beleving van de wereld. Kinderen leren door te doen en zijn niet louter passieve ontvangers van informatie.
**De vier perioden van Piaget:**
1. **Sensomotorische fase (0-2 jaar):** Kennis wordt verkregen via zintuigen en motorische acties. Objectpermanentie wordt ontwikkeld.
2. **Preoperationele fase (2-7 jaar):** Symbolisch denken ontwikkelt zich, maar logisch denken is nog beperkt. Egocentrisme is kenmerkend.
3. **Concreet operationele fase (7-11 jaar):** Kinderen beginnen logisch te denken over concrete gebeurtenissen. Conservatie wordt begrepen.
4. **Formeel operationele fase (vanaf 12 jaar):** Abstract en hypothetisch redeneren wordt mogelijk.
> **Voorbeeld:** Een kind in de preoperationele fase kan denken dat een groot glas water meer water bevat dan een smal glas, zelfs als de hoeveelheid hetzelfde is (gebrek aan conservatie).
### 3.4 Kohlberg's morele ontwikkeling
Lawrence Kohlberg’s theorie over morele ontwikkeling is nauw gekoppeld aan de cognitieve ontwikkeling en beschrijft een reeks stadia die mensen doorlopen in hun begrip van goed en kwaad. Niet iedereen bereikt het hoogste stadium. De theorie bestaat uit drie hoofd niveaus, elk onderverdeeld in twee deeltrappen.
**De drie niveaus van Kohlberg:**
* **Pre-conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op directe gevolgen en eigenbelang.
* **Stadium 1: Gehoorzaamheid en straf:** Het vermijden van straf is de drijfveer. Wat als strafbaar wordt gezien, is fout.
* **Stadium 2: Eigenbelang en beloning:** Gedrag wordt gestuurd door de verwachte beloning en eigen voordeel. "Wat levert het mij op?"
* **Conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op sociale normen en verwachtingen.
* **Stadium 3: Goedkeuring van de groep (interpersoonlijke relaties):** Gedrag is goed als het door anderen wordt goedgekeurd of gewaardeerd. De intentie van de handeling wordt belangrijk.
* **Stadium 4: Afspraken en regels (handhaven van de sociale orde):** Erkenning van het belang van wetten en regels voor het functioneren van de maatschappij. Het handhaven van de sociale orde is cruciaal.
* **Post-conventioneel niveau:** Morele oordelen zijn gebaseerd op abstracte ethische principes en universele waarden.
* **Stadium 5: Sociaal contract:** Begrip dat wetten en regels flexibel kunnen zijn en verbeterd kunnen worden. Keuzes worden gemaakt op basis van persoonlijke waarden en rechten van de mens, hoewel de geldende wetten worden gerespecteerd.
* **Stadium 6: Universele ethische principes:** Gedrag wordt geleid door een eigen geweten en universele ethische principes, zelfs als deze tegen geldende wetten ingaan. Dit stadium vereist een diepgaande ethische reflectie.
> **Tip:** Kohlberg’s theorie stelt dat de volgorde van de stadia universeel is, maar dat niet iedereen het hoogste stadium bereikt. Het gaat hierbij om het *redeneren* achter de morele keuze, niet de keuze zelf.
### 3.5 Interactie tussen ontwikkelingstheorieën en de rol van begeleiding
De verschillende ontwikkelingsstadia, zoals beschreven door Erikson, Piaget en Kohlberg, zijn van cruciaal belang voor orthopedagogische begeleiders. Het begrijpen van deze stadia helpt bij het onderscheiden van leeftijdsgebonden gedrag van problematisch gedrag, het afstemmen van begeleidingsstijlen op de specifieke fase waarin iemand zich bevindt, en het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsproblemen. Het leggen van verbanden tussen leerprocessen en de sociaal-emotionele leeftijd is essentieel, vooral bij personen met een verstandelijke beperking, dementie, of kinderen die een regressie vertonen. De theorieën benadrukken de voortdurende wisselwerking tussen aanleg (nature), milieu (nurture) en zelfbepaling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Levenslooppsychologie | Een tak van de psychologie die zich bezighoudt met de studie van de normale levensloop van de mens, inclusief alle typische ontwikkelingsaspecten vanaf de conceptie tot de dood. |
| Ontwikkelingspsychologie | Het deelgebied binnen de psychologie dat de veranderingen bestudeert die plaatsvinden gedurende de gehele levensduur van een persoon, zowel positieve als negatieve. |
| Identiteit | Het concept van wie iemand is, beïnvloed door een combinatie van aangeboren factoren, gegeven omstandigheden, eigen keuzes, en wordt gevormd door crises, maatschappelijke context en de tijdsgeest. |
| Ontwikkelingsfasen | De verschillende periodes in het leven van een mens waarin specifieke ontwikkelingstaken en uitdagingen zich voordoen, zoals de foetale fase, kindertijd, adolescentie, volwassenheid en ouderdom. |
| Ontwikkelingsdomeinen | De verschillende gebieden waarin menselijke ontwikkeling plaatsvindt, waaronder lichamelijke, cognitieve, sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling. |
| Rijping | Een biologisch proces dat leidt tot verandering en ontwikkeling, vaak geassocieerd met de groei van de hersenen en de ontwikkeling van zenuwcellen, en beïnvloed door genetische aanleg. |
| Leren | Een proces waarbij verandering optreedt door bewuste interactie met de omgeving, inclusief het verkrijgen van kennis, vaardigheden en attitudes door ervaring en instructie. |
| Nature | De invloed van genetische aanleg en erfelijkheid op de ontwikkeling, waarbij eigenschappen en potentieel grotendeels intern zijn vastgelegd. |
| Nurture | De invloed van de omgeving, opvoeding en sociale interacties op de ontwikkeling, waarbij de nadruk ligt op sociaal leren en de mogelijkheid om gevormd te worden door ervaring. |
| Zelfbepaling | Het vermogen van een individu om richting te geven aan zijn of haar eigen ontwikkeling door middel van vrije keuzes, eigen doelen en verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen. |
| Psychosociale ontwikkeling | De ontwikkeling van de persoonlijkheid en het zelfbeeld van een individu gedurende de levensloop, met nadruk op de interactie tussen psychologische behoeften en sociale omgeving, zoals beschreven door Erikson. |
| Cognitieve ontwikkeling | De ontwikkeling van denkprocessen, waaronder denken, leren, probleemoplossing, geheugen en taal, zoals theoretisch uiteengezet door Jean Piaget in verschillende stadia. |
| Morele ontwikkeling | Het proces waarbij individuen hun begrip van goed en kwaad ontwikkelen en hun morele redeneringen vormen, zoals beschreven door Lawrence Kohlberg in opeenvolgende niveaus en stadia. |