Cover
立即免费开始 ML2 WC8 ODD_en_CD_studenten_2526.pptx
Summary
# Verschillen en overeenkomsten tussen ODD en CD
Dit onderwerp verkent de onderscheidende kenmerken, comorbiditeit en risicofactoren van de Oppositioneel Opstandige Stoornis (ODD) en de Normoverschrijdende gedragsstoornis (CD), inclusief illustratieve casussen.
### 1.1 Kenmerken
ODD en CD zijn beide gedragsstoornissen die gekenmerkt worden door aanhoudende patronen van gedrag. Het fundamentele verschil ligt in de ernst en de aard van de gedragingen: ODD uit zich voornamelijk in het uitdagen van grenzen en autoriteit, terwijl CD zich kenmerkt door het systematisch overschrijden van de rechten van anderen en sociale normen.
#### 1.1.1 Kenmerken van ODD
Kinderen met ODD vertonen typisch een patroon van negatief, opstandig en vijandig gedrag naar autoriteitsfiguren toe. Dit kan zich uiten in:
* Boze en prikkelbare stemmingen.
* Argumenteren met volwassenen.
* Opzettelijk andere personen irriteren.
* Anderen de schuld geven van eigen fouten of slecht gedrag.
* Wraakzuchtig zijn.
#### 1.1.2 Kenmerken van CD
CD wordt gekenmerkt door een repetitief en persisterend patroon van gedrag waarbij de basisrechten van anderen of belangrijke bij de leeftijd passende sociale normen of regels worden geschonden. Dit kan onder meer omvatten:
* Vaak pesten, bedreigen of intimideren van anderen.
* Aanvallen met lichamelijk letsel (bijvoorbeeld vechten).
* Gebruik van wapens waarmee ernstig lichamelijk letsel kan worden toegebracht.
* Lichamelijke wreedheid.
* Gedwongen seksuele daden.
* Vernieling van eigendommen.
* Vervalsing of diefstal.
* Binnenkomen van huizen, gebouwen of tenten.
* Vaak liegen om voordeel te verkrijgen of om plichten te ontlopen.
* Stelen zonder confrontatie met het slachtoffer.
* 's Nachts wegblijven van huis (beginnend voor 13 jaar).
* Weglopen van huis (beginnend voor 13 jaar).
* Spijbelen van school (beginnend voor 13 jaar).
Een belangrijk kenmerk bij CD, dat kan overlappen met ODD, is een gebrekkige gewetensvorming, wat resulteert in weinig schuldgevoelens of spijt over het eigen gedrag. De intenties van anderen worden vaak als vijandig beschouwd.
#### 1.1.3 Casus Sofie: Agressie
Sofie, een meisje van 12 jaar, slaat Tinne met ernstige gevolgen (gebroken neus). Sofie geeft aan spijt te hebben, maar stelt ook dat Tinne het zelf heeft uitgelokt. Dit gedrag kan worden geclassificeerd als reactieve agressie, waarbij een impulsieve reactie op waargenomen dreiging of frustratie centraal staat. De agressie wordt hier gezien als het topje van de ijsberg, waarbij eronderliggende problemen kunnen schuilen zoals het zich onveilig voelen en pogingen om de omgeving te controleren.
#### 1.1.4 Overeenkomsten en verschillen met reactieve hechtingsstoornis
Er zijn overeenkomsten tussen ODD/CD en reactieve hechtingsstoornissen, zoals het zich onveilig voelen, het controleren van de omgeving en problemen met gewetensvorming. Gedrag kan bij beide stoornissen een uiting zijn van onderliggend lijden. Echter, bij een hechtingsstoornis is er vaak sprake van trauma en het gedrag is gericht op het testen van de acceptatie van de omgeving. Bij ODD en CD is dit niet de primaire reden achter het gedrag. Verder komt CD vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
### 1.2 Comorbiditeit
ODD en CD gaan vaak gepaard met andere psychische stoornissen. De meest voorkomende comorbide stoornissen zijn:
* ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder).
* Depressie (vooral op latere leeftijd).
* Angststoornissen.
* Middelenmisbruik (vooral bij CD op latere leeftijd).
* Antisociale persoonlijkheidsstoornis (dit is vaak een latere ontwikkeling bij ernstige CD).
Het herkennen van deze comorbiditeit is essentieel voor een accurate diagnose en effectieve behandeling.
### 1.3 Risicofactoren
Diverse factoren kunnen het risico op het ontwikkelen van ODD en CD verhogen:
#### 1.3.1 Neurobiologische factoren
* **Executieve functies:** Een vermindering in executieve functies, zoals de regulatie van emoties en impulsiviteit, verhoogt het risico.
* **Erfelijkheid:** Genetische aanleg speelt een rol.
* **Cortisol:** Een lagere aanmaak van cortisol (een stresshormoon) kan leiden tot verminderde angstreacties en daarmee een verhoogd risico.
#### 1.3.2 Taalontwikkeling
* **Verbaal zwak:** Een vertraagde of zwakke verbale ontwikkeling is een risicofactor.
* **Verbaal sterk:** Een verbale sterke ontwikkeling kan beschermend werken.
#### 1.3.3 Factoren bij het kind zelf
* **Externe locus of control:** De overtuiging dat externe factoren het leven bepalen, in plaats van eigen handelen.
* **Negatief zelfbeeld:** Een laag of negatief zelfbeeld.
#### 1.3.4 Omgevingsfactoren
* **Onduidelijke regels:** Onveilige opvoedingssituaties met onduidelijke of inconsistente regels.
* **Interacties in het gezin:** Negatieve, vijandige en conflictueuze interacties binnen het gezin.
**Voorbeeld:** Een kind dat boos wordt en zijn eigen zin doet, omdat het niet tegen regels kan. Een ouder legt uit dat het niet mag, waarop het kind de ouder als "dom" bestempelt. Dit illustreert de uitdagingen met autoriteit en opstandigheid.
### 2. Diagnostiek
Diagnostiek van ODD en CD is een gestructureerd proces dat gebaseerd is op gedragskenmerken.
#### 2.1 Diagnostische procedure
De procedure omvat doorgaans:
* **Intakegesprek:** Een eerste gesprek om de problematiek in kaart te brengen.
* **Gestandaardiseerde vragenlijsten:** Gebruik van gevalideerde vragenlijsten voor zelfrapportage en rapportage door derden (ouders, leerkrachten).
* **Interview, gesprek & observatie:** Gesprekken met en observatie van het kind/de jongere.
* **Informatie van andere bronnen:** Het verzamelen van informatie van bijvoorbeeld school, familieleden of politie.
* **Aanvullend onderzoek:** Indien nodig kan aanvullend onderzoek plaatsvinden, zoals een IQ-test.
* **Besluitvorming diagnose:** Op basis van alle verzamelde informatie wordt de diagnose gesteld.
* **Adviesgesprek:** Het bespreken van de diagnose en adviezen met de betrokkenen.
#### 2.2 Aanbevolen instrumenten diagnostiek ODD/CD
Specifieke gestandaardiseerde instrumenten worden gebruikt om de gedragskenmerken objectief in kaart te brengen.
### 3. Begeleiding en Behandeling
Begeleiding en behandeling richten zich op het kind zelf, de context (gezin, school) en het bevorderen van sociaal-emotionele vaardigheden.
#### 3.1 Begeleidingsdoelen
Afhankelijk van de ernst en de zorgvraag, kan de begeleiding:
* **Doorverwijzing:** Naar gespecialiseerde hulpverlening (bv. Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie).
* **Zelf opnemen:** Als psychologisch consulent binnen een Setting-specifieke Praktijk (SPP) kan een deel van de begeleiding zelf worden uitgevoerd.
#### 3.2 Behandelmethoden
Behandelmethoden zijn divers en worden aangepast aan de specifieke situatie:
* **Cognitieve gedragstherapie:** Gericht op het veranderen van denkpatronen en gedrag.
* **Systemische behandeling en gezinstherapie:** Betrekt het hele gezin bij de behandeling.
* **Psycho-educatie:** Het informeren van het kind, ouders en leerkrachten over de stoornis.
* **Motiverende gespreksvoering:** Gericht op het verhogen van de motivatie voor gedragsverandering.
* **Begeleiden van context & kind zelf:** Dit omvat:
* **Sociaal probleemoplossende vaardigheden:** Leren hoe conflicten op te lossen.
* **Omgaan met boosheid:** Technieken aanleren om met boosheid om te gaan.
* **Brede sociale omgeving:** Werk aan de interacties binnen school en andere sociale contexten.
* **Ouderinterventies:** Gericht op het verbeteren van opvoedingsvaardigheden.
#### 3.3 Begeleiding in de klas
* **Relatie opbouwen:** Een positieve relatie met het kind is cruciaal. Complimenten voor gewenst gedrag.
* **Regels:** Duidelijke, weinig en positief geformuleerde regels.
* **Straf:** 'Milde' straffen die consequent worden toegepast, zoals een vaste time-out plek.
* **Verveling tegengaan:** Leerlingen actief bezighouden en aan het werk zetten.
* **Gesprekken met ouders:** Goede communicatie met ouders is essentieel.
#### 3.4 Communicatieprincipes
Bij de begeleiding is effectieve communicatie van belang:
* **Grenzen aangeven:** Duidelijk en consequent grenzen stellen.
* **Niet over-emotioneel reageren:** Kalm blijven, zelfs bij provocaties.
* **Duidelijke boodschap:** Zonder dreigementen.
* **Geen sarcasme:** Dit kan verkeerd worden geïnterpreteerd.
* **Wel humor:** Humor kan de sfeer positief beïnvloeden.
* **Blijf in het hier en nu:** Ga geen discussies aan over het verleden.
#### 3.5 Aandacht voor taken
Kinderen met ODD/CD kunnen problemen ervaren met aandacht en planning, en hebben vaak weinig zin in taken. Het is belangrijk om taken behapbaar te maken en de leerling te stimuleren.
### 4. Casussen
Casussen, zoals die van Sofie en Remi, illustreren de theoretische concepten en de praktische toepassing van diagnostiek en begeleiding. Bij casus Remi worden de thuissituatie en schoolproblemen besproken, waarbij gekeken wordt naar hoe Remi zelf de situatie ziet en hoe afspraken gemaakt kunnen worden. De poëtische tekst "Waarom ik altijd nee zeg" kan een inzicht geven in de innerlijke belevingswereld van een kind dat moeite heeft met acceptatie en weerstand.
> **Tip:** Bij de diagnostiek van ODD en CD is het belangrijk om niet alleen naar het gedrag te kijken, maar ook naar de onderliggende oorzaken en de bredere context van het kind.
>
> **Tip:** Effectieve begeleiding vereist een multidisciplinaire aanpak, waarbij samenwerking tussen ouders, school en hulpverleners essentieel is.
---
# Diagnostiek van gedragsstoornissen
Dit gedeelte behandelt de procedure en aanbevolen instrumenten voor de diagnostiek van Oppositioneel-Opstandige Gedragsstoornis (ODD) en Normoverschrijdende Gedragsstoornis (CD), inclusief intake, interview, observatie en besluitvorming.
### 2.1 Procedure van diagnostiek
De diagnostiek van gedragsstoornissen, specifiek ODD en CD, wordt beschouwd als een gedragsdiagnose. Het proces omvat verschillende stappen die systematisch worden doorlopen om tot een accurate diagnose te komen.
#### 2.1.1 Intakegesprek
De eerste stap in het diagnostische proces is het intakegesprek. Dit is een cruciaal moment om de problematiek van de cliënt (het kind of de jongere) te verkennen, de aanmeldingsklachten te inventariseren en een eerste indruk te vormen van de situatie.
#### 2.1.2 Gestandaardiseerde vragenlijsten
Om objectieve informatie te verzamelen en de aard en ernst van de symptomen te kwantificeren, worden gestandaardiseerde vragenlijsten ingezet. Deze lijsten zijn specifiek ontworpen om kenmerken van ODD en CD te evalueren.
#### 2.1.3 Interview, gesprek en observatie
Naast gestandaardiseerde instrumenten is een gedetailleerd interview met het kind of de jongere essentieel. Dit gesprek biedt de mogelijkheid om de belevingswereld van de cliënt te begrijpen, zijn of haar perspectief op de problemen te vernemen en gedrag direct te observeren. Observaties kunnen zowel gestructureerd als ongestructureerd plaatsvinden in verschillende settings (bijvoorbeeld thuis, op school).
#### 2.1.4 Informatie uit andere bronnen
Voor een compleet beeld is het noodzakelijk om informatie in te winnen bij andere betrokkenen. Dit kan omvatten:
* Ouders of verzorgers: Zij beschikken over waardevolle informatie over het gedrag van het kind in de thuissituatie en de gezinshistorie.
* Leerkrachten of schoolpersoneel: Zij observeren het gedrag van de leerling in de schoolsituatie, interacties met peers en de reactie op schoolse taken.
* Familieleden: Andere familieleden kunnen aanvullende inzichten bieden.
* Politie: In ernstige gevallen kan informatie van de politie relevant zijn met betrekking tot incidenten.
#### 2.1.5 Aanvullend onderzoek
Afhankelijk van de complexiteit van de problematiek en om andere mogelijke oorzaken uit te sluiten, kan aanvullend onderzoek worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn:
* Intelligentietests (IQ-tests): Om te beoordelen of cognitieve beperkingen een rol spelen in het gedrag.
* Andere psychologische tests: Om specifieke vaardigheden of problematieken nader te onderzoeken.
#### 2.1.6 Besluitvorming en diagnose
Op basis van alle verzamelde informatie (uit intake, vragenlijsten, interviews, observaties en aanvullend onderzoek) wordt een besluit genomen over de diagnose. Dit vereist een zorgvuldige afweging van de criteria voor ODD en CD, rekening houdend met de ontwikkelingsfase van het kind en de context waarin het gedrag zich voordoet.
#### 2.1.7 Adviesgesprek
Nadat de diagnose is gesteld, volgt een adviesgesprek met de cliënt en/of de ouders. Hierin worden de bevindingen toegelicht, de diagnose besproken en concrete adviezen gegeven voor verdere begeleiding en behandeling.
### 2.2 Aanbevolen instrumenten voor diagnostiek van ODD/CD
Hoewel het document de specifieke namen van gestandaardiseerde instrumenten niet expliciet vermeldt, wordt het belang ervan benadrukt. Deze instrumenten zijn erop gericht om de kenmerken van ODD en CD systematisch te inventariseren, zoals:
* **ODD kenmerken:** Kenmerken van ODD omvatten vaak een patroon van negatief, vijandig en opstandig gedrag naar autoriteitsfiguren toe. Dit kan zich uiten in het niet voldoen aan regels, snel geïrriteerd zijn, discussie voeren en wraakzuchtig gedrag.
* **CD kenmerken:** Normoverschrijdende Gedragsstoornis (CD) wordt gekenmerkt door een persisterend patroon van gedrag waarbij de basisrechten van anderen of belangrijke leeftijdsgebonden sociale normen en regels worden geschonden. Dit kan leiden tot ernstigere gedragingen dan bij ODD, zoals agressie jegens mensen en dieren, vernieling van eigendom, bedrog of diefstal, en ernstige schendingen van regels.
> **Tip:** Bij het diagnosticeren van ODD en CD is het essentieel om onderscheid te maken tussen gedrag dat past bij de leeftijd en ontwikkeling, en gedrag dat een patroon vormt en significant disfunctioneren veroorzaakt. Het belang van informatie uit verschillende bronnen (ouders, leerkrachten, kind zelf) kan niet genoeg benadrukt worden voor een accurate beoordeling.
---
# Begeleiding en behandeling van gedragsstoornissen
Dit onderwerp beschrijft de doelen, methoden en strategieën voor de begeleiding en behandeling van kinderen met Oppositional Defiant Disorder (ODD) en Conduct Disorder (CD), zowel op individueel niveau als binnen hun context (gezin, school).
### 3.1 ODD versus CD: Kenmerken en verschillen
Oppositional Defiant Disorder (ODD) en Conduct Disorder (CD) zijn gedragsstoornissen die gekenmerkt worden door aanhoudende patronen van oppositioneel, opstandig en/of normoverschrijdend gedrag. Hoewel er overlap is, ligt het verschil voornamelijk in de ernst en aard van het gedrag. Bij ODD gaat het om het uitdagen van grenzen, terwijl bij CD grenzen worden overschreden.
#### 3.1.1 Kenmerken van ODD en CD
* **ODD:** Kenmerkt zich door gedrag zoals boosheid en prikkelbaarheid, defensief gedrag en vijandigheid jegens autoriteitsfiguren. Kinderen met ODD dagen grenzen uit, weigeren te gehoorzamen en provoceren anderen.
* **CD:** Omvat ernstiger gedrag, waaronder agressie tegen personen en dieren, vernieling van eigendommen, bedrog of diefstal, en ernstige schendingen van regels. Kinderen met CD overschrijden de grenzen van anderen op een meer destructieve manier.
#### 3.1.2 Agressie bij ODD en CD
Binnen agressie bij deze stoornissen kan onderscheid gemaakt worden tussen:
* **Reactieve agressie:** Een impulsieve, emotioneel geladen reactie op waargenomen bedreiging of provocatie. Dit wordt vaak gezien bij Sofie in de casus, waar haar agressie voortkomt uit het gevoel zich te moeten verdedigen.
* **Proactieve agressie:** Gepland, doelgericht gedrag dat gericht is op het verkrijgen van een bepaald doel of voordeel, zonder duidelijke provocatie.
#### 3.1.3 Gedragsuitingen en onderliggende factoren
Gedrag bij ODD en CD kan voortkomen uit verschillende onderliggende factoren:
* **Vijandigheid van anderen:** De intentie achter het gedrag van anderen wordt vaak als vijandig geïnterpreteerd.
* **Gebrekkige gewetensvorming:** Weinig schuldgevoelens of spijt na schadelijk gedrag.
* **'Peuterfase' gedrag:** De neiging om alles om zichzelf te laten draaien en de eigen zin te willen doordrijven.
#### 3.1.4 Vergelijking met reactieve hechtingsstoornis
Er zijn gelijkenissen en verschillen tussen ODD/CD en een reactieve hechtingsstoornis:
* **Gelijkenissen:** Zich onveilig voelen, controlerend gedrag naar de omgeving, problemen met gewetensvorming, en moeilijk gedrag als uiting van onderliggende problematiek.
* **Verschillen:** Bij hechtingsstoornissen is er vaak sprake van trauma, komt het vaker voor bij jongens en is het gedrag een manier om te testen of men nog geaccepteerd wordt. Bij ODD en CD is dit niet de primaire reden achter het gedrag.
#### 3.1.5 Comorbiditeit
ODD en CD gaan vaak gepaard met andere stoornissen:
* **ADHD:** Een veelvoorkomende comorbiditeit, met name op jonge leeftijd.
* **Latere leeftijd:** Depressie, angststoornissen, middelengebruik en op latere leeftijd zelfs antisociale persoonlijkheidsstoornis (met name bij CD).
#### 3.1.6 Risicofactoren
Verschillende factoren kunnen het risico op het ontwikkelen van ODD en CD verhogen:
* **Neurobiologische factoren:**
* Verminderde executieve functies, wat invloed heeft op emotieregulatie en impulsiviteit.
* Genetische aanleg.
* Afwijkende aanmaak van cortisol (stresshormoon), wat kan leiden tot verminderde angst.
* **Taal:** Verbale zwakte kan een risicofactor zijn, terwijl verbale sterkte beschermend werkt.
* **Kindfactoren:**
* Externe locus of control (het gevoel dat externe factoren de controle hebben).
* Negatief zelfbeeld.
* **Omgevingsfactoren:**
* Onduidelijke regels in de omgeving, wat leidt tot onveiligheid.
* Negatieve en vijandige interacties binnen het gezin.
### 3.2 Diagnostiek
De diagnostiek van ODD en CD is een gedragsdiagnose en omvat de volgende stappen:
1. **Intakegesprek:** Eerste kennismaking en informatieverzameling.
2. **Gestandaardiseerde vragenlijsten en interviews:** Zowel met het kind/de jongere als met andere betrokkenen (ouders, leerkrachten).
3. **Observatie:** Observeren van het gedrag van het kind/de jongere in verschillende settings.
4. **Informatie van andere bronnen:** Verzamelde informatie van school, familieleden, politie, etc.
5. **Aanvullend onderzoek:** Eventueel psychologisch onderzoek, zoals een IQ-test.
6. **Besluitvorming en diagnose:** Vaststellen van de diagnose op basis van alle verzamelde informatie.
7. **Adviesgesprek:** Bespreken van de diagnose en het opstellen van een behandelplan.
#### 3.2.1 Aanbevolen instrumenten voor diagnostiek
Er zijn diverse instrumenten beschikbaar voor het diagnosticeren van ODD en CD, waaronder gestandaardiseerde vragenlijsten en interviews die specifiek gericht zijn op het in kaart brengen van de gedragskenmerken.
### 3.3 Begeleiding en behandeling
Het doel van begeleiding en behandeling is om het gedrag van het kind/de jongere te reguleren en de negatieve impact op de omgeving te verminderen. Dit kan zowel zelfstandig gebeuren door een psychologisch consulent binnen een SPP (Sociaal Psychiatrisch Patiëntendossier) als door doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp.
#### 3.3.1 Doelen van begeleiding
* **Psycho-educatie:** Uitleg geven over de stoornis aan het kind, de ouders en leerkrachten.
* **Motiverende gespreksvoering:** Het kind helpen intrinsieke motivatie te ontwikkelen voor gedragsverandering.
* **Begeleiding van de context:** Ouders en school betrekken bij het veranderingsproces.
* **Individuele begeleiding van het kind:** Gericht op het aanleren van vaardigheden.
#### 3.3.2 Behandelmethoden
De aanpak is multidimensionaal en richt zich op zowel het kind als de omgeving:
* **Individuele vaardigheden bij het kind:**
* **Sociaal probleemoplossende vaardigheden:** Leren hoe conflicten op een constructieve manier op te lossen.
* **Omgaan met boosheid:** Technieken aanleren om boosheid te herkennen, te uiten en te reguleren.
* **Interventies gericht op de omgeving:**
* **Ouderinterventies:** Trainingen gericht op opvoedingsvaardigheden, zoals het stellen van duidelijke grenzen, positieve bekrachtiging en consequente straf.
* **Begeleiding in de klas/brede sociale omgeving:** Aanpassen van de onderwijssetting, structuur bieden en strategieën implementeren voor gedragsmanagement.
#### 3.3.3 Praktische begeleiding in de klas
Bij de begeleiding in de klas, zoals geïllustreerd door de casus van Andrew, is de reactie van de leerkracht cruciaal. Een consequente, duidelijke en niet-emotionele aanpak is effectiever.
> **Tip:** Een consistente reactie op ongewenst gedrag, gecombineerd met positieve bekrachtiging van gewenst gedrag, is essentieel voor succesvolle begeleiding.
#### 3.3.4 Principes voor begeleiding van het kind en de context
* **Relatie opbouwen:** Een vertrouwensband creëren met het kind en deze bekrachtigen met complimenten.
* **Duidelijke regels:** Weinig, duidelijke en positief geformuleerde regels hanteren.
* **Consequente straf:** Straf moet mild zijn, maar wel consequent toegepast worden, bijvoorbeeld via een time-out.
* **Stimuleren van activiteit:** Voorkomen van verveling door het kind aan te zetten tot werk.
* **Communicatie:**
* Grenzen duidelijk aangeven.
* Niet overmatig emotioneel reageren.
* Heldere boodschappen geven, zonder dreigementen.
* Sarcasme vermijden, wel humor toepassen.
* Blijven in het hier en nu, discussies vermijden.
* **Taken:** Aandacht, planning en motivatie bij taken moeten worden ondersteund.
#### 3.3.5 Casuïstiek
De casussen van Sofie, Andrew en Remi illustreren de complexiteit van ODD en CD. Bij Remi, bijvoorbeeld, is het belangrijk om zowel de thuissituatie als schoolproblemen te bespreken, zijn perspectief te onderzoeken en afspraken te maken. Het gedicht "Waarom ik altijd nee zeg" vat de innerlijke strijd en het verdriet samen dat aan dergelijk gedrag ten grondslag kan liggen.
---
# Casussen en reflectie
Dit werkcollege past de geleerde concepten toe op casussen zoals Sofie en Tommy, en oefeningen zoals de casus Andrew, om te reflecteren op de praktijk.
### 4.1 Casus Sofie
Sofie is een meisje van 12 jaar dat tijdens de speeltijd Tinne sloeg, wat resulteerde in een gebroken neus. Sofie geeft aan spijt te hebben, maar vindt ook dat Tinne het zelf heeft uitgelokt door haar te willen duwen.
* **Soorten agressie:** De casus vraagt naar de twee soorten agressie die gekend zijn en de specifieke soort die hier van toepassing is.
* **Agressie als topje van de ijsberg:** Er wordt gevraagd om na te denken over wat er mogelijk onder Sofies gedrag schuilgaat.
**Reflectiepunten op basis van de casus Sofie:**
* **Bedoelingen van anderen:** Bij ODD en CD wordt de intentie van anderen vaak als vijandig geïnterpreteerd.
* **Gewetensvorming:** Er is sprake van een gebrekkige gewetensvorming, met weinig schuldgevoel of spijt.
* **Gedrag in eerste fase:** Het gedrag wordt in de eerste fase gezien als een 'winst', waarbij de omgeving toegeeft.
* **Peuterfase:** Het gedrag kan voortkomen uit een egocentrische 'peuterfase' waarin de eigen zin doorgedrukt moet worden.
### 4.2 Vergelijking ODD/CD en reactieve hechtingsstoornis
Er wordt gevraagd naar de gelijkenissen en verschillen tussen ODD/CD en een reactieve hechtingsstoornis, waarbij volgende punten naar voren komen:
* **Gelijkenissen:** Zich onveilig voelen, controle uitoefenen over de omgeving, problemen met gewetensvorming, en moeilijk gedrag als uiting van innerlijke onrust.
* **Verschillen:** Bij een hechtingsstoornis is er vaak sprake van trauma, komt het vaker voor bij jongens, en is het gedrag gericht op het testen van acceptatie. Bij ODD en CD is dit niet de primaire drijfveer achter het gedrag.
### 4.3 Casus Tommy en Diagnostiek
**Kenmerken van ODD/CD in een filmpje en casus:** De casus vraagt naar herkenbare kenmerken van ODD/CD in een (niet gespecificeerd) filmpje en in de casus zelf. Dit omvat gedrag zoals vloeken en vechten.
**Vermoeden van andere stoornissen:** Er wordt gesuggereerd om na te denken aan andere stoornissen bij de gedragskenmerken uit de casus, met de vraag om een gelijkenis en een verschil te benoemen.
**Comorbiditeit van ODD/CD:**
* **ADHD:** Komt vaak voor in combinatie met ODD/CD.
* **Latere leeftijd:** Kan leiden tot depressie, angststoornissen, middelengebruik en antisociale persoonlijkheidsstoornis (bij CD).
#### 4.3.1 Risicofactoren
**Neurobiologisch:**
* **Executieve functies:** Verminderde executieve functies, wat leidt tot problemen met emotieregulatie en impulsiviteit.
* **Erfelijkheid:** Genetische aanleg speelt een rol.
* **Cortisol:** Verminderde aanmaak van cortisol (stresshormoon), wat leidt tot verminderde angst.
**Taal:**
* **Verbaal zwak:** Een risicofactor.
* **Verbaal sterk:** Een beschermende factor.
**Kind zelf:**
* **Externe locus of control:** Het gevoel hebben dat externe factoren controle hebben over het eigen leven.
* **Negatief zelfbeeld:** Een lage eigenwaarde.
**Omgeving:**
* **Onduidelijke regels:** Leidt tot onveiligheid.
* **Interacties in gezin:** Negatieve en vijandige interacties.
**Voorbeeld van interactie:** Een kind wordt boos, kan niet tegen regels, en noemt de ouder dom wanneer die het gedrag corrigeert.
### 4.4 Diagnostiek
De diagnostiek van gedragsstoornissen is een proces dat verschillende stappen omvat:
1. **Procedure:**
* Intakegesprek
* Gestandaardiseerde vragenlijsten
* Interview, gesprek en observatie van het kind/jongere
* Informatie van andere bronnen (school, familie, politie)
* Aanvullend onderzoek (bv. IQ-test)
* Besluitvorming diagnose
* Adviesgesprek
2. **Aanbevolen instrumenten:** Specifieke instrumenten voor de diagnostiek van ODD/CD.
### 4.5 Begeleiding en behandeling
#### 4.5.1 Doelen en doorverwijzing
* **Doel:** Doorverwijzen of zelf opnemen als psychologisch consulent in een specialistisch team (SPP).
* **Behandelmethoden:** Cognitieve gedragstherapie, systemische behandeling en gezinstherapie.
* **Rol van PC in SPP:** Psycho-educatie, motiverende gespreksvoering, begeleiding van de context en het kind zelf.
#### 4.5.2 Begeleiden van context en kind zelf
* **Sociaal probleemoplossende vaardigheden:** Aanleren hoe om te gaan met conflicten.
* **Omgaan met boosheid:** Technieken voor het kind/jongere om met boosheid om te gaan.
* **Brede sociale omgeving:** Betrekken van de bredere omgeving.
* **Ouderinterventies:** Gericht op het verbeteren van opvoedingsvaardigheden.
> **Tip:** Bij de begeleiding van het kind is het belangrijk om een positieve relatie op te bouwen en complimenten te geven.
#### 4.5.3 Begeleidingsprincipes in de klas (Casus Andrew)
De casus Andrew illustreert hoe tweemaal dezelfde situatie (moeten plassen tijdens de les) met twee verschillende reacties van de leerkracht kan worden aangepakt. Dit nodigt uit tot reflectie over de aanpak.
**Algemene principes voor begeleiding:**
* **Regels:** Duidelijk, weinig, en positief geformuleerd.
* **Straf:** Mild, maar consequent toegepast met een vaste 'time-out' plek.
* **Verveling voorkomen:** Het kind actief betrekken bij taken.
* **Communicatie met ouders:** Essentieel.
> **Tip:** Blijf in het hier en nu tijdens gesprekken met het kind en ga geen discussies aan die leiden tot escalatie. Vermijd sarcasme.
#### 4.5.4 Communicatie en taken
* **Grenzen aangeven:** Consequent en zonder overmatige emotie.
* **Duidelijke boodschap:** Geen dreigementen.
* **Humor:** Welkom, maar blijf bij de kern.
* **Taken:** Er kunnen problemen zijn met aandacht en planning, en een gebrek aan motivatie ("vaak geen zin in taak").
### 4.6 Casus Remi en reflectie op gedrag
De poëzie "Waarom ik altijd nee zeg" van Frank Adam (2001) wordt aangehaald om de innerlijke strijd en het niet-willen te illustreren, wat verband kan houden met het gedrag van Remi.
**Reflectie op Remi:**
* **Thuissituatie en school:** Deze aspecten dienen besproken te worden.
* **Verandering van aanpak:** Onderzoeken of dingen anders kunnen.
* **Perspectief van het kind:** Begrijpen hoe Remi de situatie ervaart.
* **Afspraken maken:** Concreet afspraken met Remi formuleren.
> **Voorbeeld:** De poëzie kan dienen als startpunt om met een kind te praten over hun weerstand en hun gevoel van onmacht of verdriet dat zich uit in negatief gedrag. Het helpt om te beseffen dat achter het 'nee' een complex innerlijk proces kan schuilen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oppositioneel Opstandige Stoornis (ODD) | Een gedragsstoornis die gekenmerkt wordt door terugkerende gedragspatronen van opstandigheid, vijandigheid en ongehoorzaamheid naar autoriteitsfiguren. Dit uit zich vaak in het uitdagen van grenzen en regels. |
| Normoverschrijdende gedragsstoornis (CD) | Een ernstigere gedragsstoornis gekenmerkt door herhaaldelijk en aanhoudend gedrag waarbij de basisrechten van anderen of belangrijke leeftijdsgebonden sociale normen en regels worden geschonden. Dit omvat vaak agressie, vernieling, diefstal en ernstige schendingen van regels. |
| Comorbiditeit | De gelijktijdige aanwezigheid van twee of meer stoornissen of aandoeningen bij dezelfde persoon. Bij ODD en CD kan dit bijvoorbeeld ADHD, angststoornissen of depressie zijn. |
| Risicofactoren | Omstandigheden of kenmerken die de kans op het ontwikkelen van een stoornis verhogen. Deze kunnen neurobiologisch, genetisch, psychologisch of omgevingsgebonden zijn. |
| Diagnostiek | Het proces van het identificeren en benoemen van een ziekte, stoornis of aandoening, meestal op basis van symptomen, medische geschiedenis en onderzoeken. |
| Gedragsstoornis | Een categorie van psychische stoornissen die gekenmerkt wordt door aanhoudende patronen van problematisch gedrag. |
| Neurobiologisch | Gerelateerd aan de biologische processen in het zenuwstelsel die gedrag en mentale functies beïnvloeden. |
| Executieve functies | Een reeks hogere-orde cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht gedrag, zoals planning, impulsbeheersing, werkgeheugen en flexibiliteit. |
| Externe locus of control | Het geloof dat gebeurtenissen worden veroorzaakt door externe krachten buiten de eigen controle, in plaats van door eigen inspanningen of acties. |
| Psycho-educatie | Het proces waarbij patiënten en hun naasten worden geïnformeerd over een stoornis, de oorzaken, de behandeling en hoe ermee om te gaan. |
| Cognitieve gedragstherapie (CGT) | Een vorm van psychotherapie die zich richt op het identificeren en veranderen van negatieve denkpatronen en gedragingen die leiden tot psychische problemen. |
| Systemische behandeling | Een therapeutische benadering die zich richt op de interacties en relaties binnen een systeem, zoals een gezin, in plaats van alleen op het individu. |
| Agressie | Gedrag gericht op het toebrengen van schade aan anderen, zowel fysiek als verbaal. Kan reactief of proactief zijn. |
| Gewetensvorming | Het proces waarbij een individu morele principes en waarden ontwikkelt die gedrag sturen en gevoelens van schuld of spijt veroorzaken bij overtreding. |