Cover
立即免费开始 02 HC Het psychodiagnostisch procesmodel - studenten.pptx
Summary
# Het psychodiagnostisch procesmodel
Dit model beschrijft de systematische fasen en het denkproces dat centraal staat in kwaliteitsvolle psychologische hulpverlening, waarbij samenwerking met de cliënt en een wetenschappelijke basishouding worden benadrukt.
## 1. Het psychodiagnostisch procesmodel
### 1.1 Inleiding tot de psychodiagnostiek
Psychodiagnostiek kan worden omschreven als een besluitvormingsproces waarbij informatie gericht wordt verzameld en geanalyseerd om de meest adequate aanpak van problemen te ontwerpen. Het is een wetenschappelijke methodiek gericht op het verkrijgen van inzicht in de aard van problemen en onderliggende mechanismen, om zo advies op maat te formuleren. Een degelijke psychodiagnostische denkfase vormt de basis voor elke interventie.
Er worden verschillende vormen van diagnostiek onderscheiden:
* **Onderkennende diagnostiek:** Het identificeren van de aard en kenmerken van een probleem of stoornis.
* **Verklarende diagnostiek:** Het achterhalen van de oorzaken en mechanismen die aan een probleem ten grondslag liggen.
* **Indicerende diagnostiek:** Het bepalen van de meest geschikte interventie of behandeling.
Het doorlopen van het psychodiagnostisch proces vormt een basisvoorwaarde voor kwaliteitsvolle dienstverlening.
### 1.2 Basis van het psychodiagnostisch procesmodel
Het psychodiagnostisch procesmodel bouwt voort op diverse eerdere modellen en concepten, waaronder de diagnostische cyclus, handelingsgerichte diagnostiek, het diagnostisch proces, het protocol voor probleemidentificatie en het gedragstherapeutisch proces.
Kernuitgangspunten van het model zijn:
* **Kritisch denken:** Systematische evaluatie van informatie en het wegen van verschillende perspectieven voor onderbouwde besluitvorming.
* **Werkveldoverschrijdend:** Toepasbaar binnen diverse psychologische disciplines (klinische psychologie, arbeids- en organisatiepsychologie, etc.).
* **Niet gekoppeld aan specifiek denkkader:** Theoretisch neutraal en combineerbaar met verschillende psychologische stromingen.
* **Expliciet denkproces:** Bevordert transparantie door systematische documentatie van redeneringen en overwegingen.
### 1.3 Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel
De kernuitgangspunten die de basis vormen van dit procesmodel zijn:
* **Cliënt centraal:** Het welzijn en de behoeften van de cliënt staan voorop.
* **Constructieve samenwerking:** Open communicatie en heldere afspraken met de cliënt en betrokkenen.
* **Scientist-practitioner:** Een wetenschappelijke basishouding in de praktijk.
* **Systematisch handelen en denken:** Het model systematiseert en expliciteert stappen in denken en handelen, wat de kwaliteit bevordert.
* **Transactioneel referentiekader:** Het functioneren van de cliënt wordt gezien als een wisselwerking tussen omgevingsfactoren en cliëntgebonden factoren.
* **Fair en cultuurbewust:** Rekening houden met culturele aspecten, maatschappelijke context en fysieke/mentale mogelijkheden van cliënten.
* **Handelen in lijn met deontologie en wetgeving:** Respecteren van de deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische normen en waarden.
* **Positieve aspecten benutten:** Gericht op het versterken en benutten van de krachten en protectieve factoren van de cliënt.
* **Interventiegericht handelen en denken:** De diagnose is een middel, niet het doel.
### 1.4 Psychodiagnostisch handelen en denken
Dit model onderscheidt twee componenten:
* **Handelen:** De opeenvolgende fasen die de hulpverlener in de praktijk doorloopt, bestaande uit waarneembare handelingen tijdens contactmomenten met de cliënt.
* **Denken:** Het actieve denkproces tijdens en tussen contactmomenten, inclusief reflectiemomenten, het opstellen van hypothesen en het selecteren van aanbevelingen.
### 1.5 Fasen van het psychodiagnostisch procesmodel
Het model kent de volgende opeenvolgende fasen:
#### 1.5.1 Aanmelding
* **Handelen:** Informatie verzamelen over de aanmelder, de hulpvraag, de context en de aanleiding. Dit omvat het geven van praktische informatie over de werkwijze, contactgegevens, afspraken, kostprijs, etc.
> **Voorbeeld:** De mama van Lou (6 jaar) meldt zich aan bij het CLB omdat Lou's ontwikkeling trager lijkt te verlopen. De leerkracht merkt dat Lou taken moeilijk vindt en soms woedeaanvallen heeft.
* **Denken:** Analyseren of de aanmelding inhoudelijk en deontologisch/wettelijk ontvankelijk is. Beoordelen of de hulpvraag binnen het werkterrein en de deskundigheid van de hulpverlener valt.
> **Tip:** Bij twijfel over ontvankelijkheid, bespreek dit met de cliënt en verwijs indien nodig door.
#### 1.5.2 Intake en vooronderzoek
* **Handelen:**
* Verzamelen van informatie via verschillende informanten en thema's, waarbij de hulpvraag van de cliënt het uitgangspunt vormt.
* Exploreren van klacht-/probleemdomeinen: inhoud, ontstaan en verloop, ernst, uitlokkende en inhiberende factoren, reeds genomen maatregelen, attributies, ziektetheorie, wensen en verwachtingen.
* Verzamelen van anamnestische informatie (auto-, hetero- en ontwikkelingsanamnese), met aandacht voor positieve en protectieve elementen.
* Gebruiken van screeningsinstrumenten (bv. SCL-90-S, ASEBA, ARI, SDQ).
* Observeren van de cliënt (gestructureerd en/of ongestructureerd).
* Analyseren van dossiers na verkregen toestemming.
* **Denken:**
* **Tijdens de intake:** Exploreren en toetsen van informatie. Dit gebeurt zowel niet-hypothesegestuurd als hypothesetoetsend, met een wisselwerking tussen beide.
* **Na de intake:** Nagaan van de volledigheid van de verzamelde informatie per klacht/probleemdomein. Ordenen en clusteren van informatie met behulp van diverse schema's en modellen (bv. KOP-model, ICF-model, functieanalyse, mindmaps).
* **Opstellen van een Voorlopig Integratief Beeld (VIB):** Dit beschrijft de theorie over het functioneren van de cliënt, bevat hypothesen over de samenhang van factoren en dient als communicatiemiddel met de cliënt. Voorwaarden zijn wetenschappelijke fundering, herkenbaarheid voor de cliënt en aansluiting bij de realiteit.
* **Hypothesen opstellen:** Formuleren van onderkennende, verklarende en/of voorspellende hypothesen. Selectiecriteria zijn wetenschappelijkheid, waarschijnlijkheid, toetsbaarheid/falsificeerbaarheid, relevantie en centraliteit. Er wordt de voorkeur gegeven aan het formuleren van alternatieve, elkaar uitsluitende hypothesen.
> **Kwaliteitscriteria voor hypothesen:** Voldoende specifiek, te bevestigen of te weerleggen (nooit als vraag formuleren), betrouwbaar getoetst (voldoende aandacht voor tegenevidentie, volledigheid, consistentie).
* **Afronding:** Niet-betrouwbaar getoetste hypothesen worden verder getoetst in aanvullend onderzoek. Indien alle hypothesen betrouwbaar getoetst zijn, kan aanvullend onderzoek overgeslagen worden. Doorverwijzing kan indien nodig.
#### 1.5.3 Aanvullend onderzoek
* **Doel:** Hypothesen bevestigen of weerleggen.
* **Handelen:**
* Voorstellen van een onderzoekstraject.
* Op gestandaardiseerde wijze afnemen van onderzoeksmiddelen.
* **Denken:**
* **Hypothesen omzetten in onderzoekshypothesen:** Begrippen vertalen naar observeerbaar of meetbaar gedrag (operationaliseren). Baseren op vakliteratuur.
* **Onderzoeksmethoden selecteren:** Keuze van instrumenten en methoden met oog op diepgang, hoeveelheid te meten eigenschappen, betrouwbaarheid, validiteit, afnameduur, etc. Verschillende methoden zijn beschikbaar voor het toetsen van onderkennende hypothesen (gesprek, observatie, intelligentietesten, vragenlijsten, projectieve methoden, dossieranalyse) en verklarende hypothesen (observatie, registratie, experiment, 5G-schema).
* **Onderzoekbatterij samenstellen (onderzoeksplan):** Gebaseerd op de principes van convergerende evidentie en spaarzaamheid. Criteria voor selectie zijn: meetpretentie en inhoud, psychometrische criteria (betrouwbaarheid, validiteit, normering), praktische criteria (lengte, kostprijs, afnamevorm, beschikbaarheid), afstemming op de cliënt, diagnostische waarde (sensitiviteit, specificiteit, predictieve waarde) en differentiële diagnostische waarde.
* **Toetsingscriteria opstellen:** Specifieke, toetsbare voorspellingen over de scores of gedragingen van de cliënt, gekoppeld aan het aanvaarden of verwerpen van hypothesen. Deze criteria worden gebaseerd op handleidingen, theoretische kaders, praktijkkennis en ervaring.
* **Denken na het aanvullend onderzoek:** Scoren en interpreteren van de resultaten, vergelijken met de toetsingscriteria, en het bevestigen, weerleggen of bijstellen van hypothesen.
* **Afronding:** Alle hypothesen zijn getoetst en bevestigd of weerlegd.
#### 1.5.4 Advies en rapportering
* **Doelstellingen:** Integreren van alle informatie tot een samenhangend beeld, formuleren van aanbevelingen, en informeren van betrokken partijen.
* **Handelen:**
* Opstellen van een adviesgesprek.
* Schriftelijk en/of mondeling rapporteren.
* Concretiseren van het vervolgtraject en de cliënt uitnodigen om hiermee aan de slag te gaan.
* **Denken:**
* **Integratief beeld (IB) opstellen:** Alle informatie per hypothese samenbrengen, thematisch en/of per hypothese. Het VIB wordt aangepast op basis van de bevestiging en weerlegging van hypothesen en nieuwe informatie.
* **Opstellen van een lijst met mogelijke interventies:** Afwegen van de inhoud, vorm, setting, strategieën, technieken en duur van interventies.
* **Aanbevelingen kiezen:** Selecteren van de meest geschikte interventies op basis van pro's en contra's.
* **Afronding:** Bepalen van het vervolgtraject (bv. doorverwijzen, zelf als behandelaar optreden, of afronden zonder verdere begeleiding).
#### 1.5.5 Interventies en evaluatie
* **Doelstellingen:** Bewaken van de uitvoering van het interventie- of behandelplan (procesevaluatie) en evalueren of de interventies hun beoogde doel(en) bereikt hebben (productevaluatie). Indien nodig interventies bijsturen.
* **Handelen:** Afspraken maken over wanneer en hoe geëvalueerd zal worden, wie wat opvolgt, binnen welke termijn en met welk doel. Dit kan door middel van klachtenlijsten, dagboekregistraties, etc.
> **Tip:** Onderscheid maken met Routine Outcome Monitoring (ROM).
* **Denken:**
* **Productevaluatie:** Samen met de cliënt evalueren of de vooropgestelde interventiedoelen bereikt worden en in welke mate. Nagaan of de interventies nog passen bij de cliënt.
* **Procesevaluatie:** Monitoren van het klimaat of proces van de therapie, bv. aan de hand van instrumenten zoals de Session Rating Scale (SRS). Nagaan hoe de therapeutische relatie verloopt en hoe de cliënt de sessies beleeft.
* **Afronding:** Evaluatie kan leiden tot verschillende vervolgstappen: opnieuw starten, voortzetten, bijstellen of afronden van de begeleiding.
Samenvattend stelt het psychodiagnostisch procesmodel het systematisch denken en handelen centraal voor kwaliteitsvolle dienstverlening. Het vereist een kritisch denkvermogen dat hypothesen toetst, een empathische grondhouding, sterke observatie- en gespreksvaardigheden, en dit alles in nauwe samenwerking met de cliënt en diens omgeving.
---
# Fasen van psychodiagnostiek
Het psychodiagnostisch procesmodel beschrijft de opeenvolgende stappen die een hulpverlener doorloopt bij het aanpakken van psychologische problemen, van de initiële aanmelding tot en met de evaluatie van interventies.
### 2.1 Wat is psychodiagnostiek?
Psychodiagnostiek is een besluitvormingsproces gericht op het systematisch verzamelen en analyseren van informatie om de meest adequate aanpak van problemen te ontwerpen. Het dient als basis voor interventie, waarbij inzicht wordt verkregen in de aard van problemen en onderliggende mechanismen om advies op maat te formuleren. Psychodiagnostiek kan onderkennend, verklarend of indicerend zijn. Een gestructureerd doorlopen van het proces is essentieel voor kwaliteitsvolle dienstverlening.
Het psychodiagnostisch procesmodel bouwt voort op diverse bestaande modellen, waaronder de diagnostische cyclus, handelingsgerichte diagnostiek, en het gedragstherapeutisch proces. Het model kenmerkt zich door:
* **Kritisch denken**: Systematische evaluatie van informatie en het wegen van perspectieven.
* **Werkveldoverschrijdend**: Toepasbaar in diverse psychologische disciplines.
* **Niet gekoppeld aan specifiek denkkader**: Theoretisch neutraal en combineerbaar met verschillende stromingen.
* **Expliciet denkproces**: Bevordert transparantie door systematische documentatie van redeneringen.
**Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel:**
* **Cliënt centraal**: Het welzijn en de behoeften van de cliënt staan voorop.
* **Constructieve samenwerking**: Open communicatie en heldere afspraken.
* **Scientist-practitioner**: Wetenschappelijke basishouding in de praktijk.
* **Systematisch handelen en denken**: Gestructureerde aanpak van stappen en redeneringen.
* **Transactioneel referentiekader**: Functioneren als wisselwerking tussen omgevings- en cliëntgebonden factoren.
* **Fair en cultuurbewust**: Rekening houden met culturele context en mogelijkheden van cliënten.
* **Handelen in lijn met deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische normen en waarden**.
* **Positieve aspecten benutten**: Versterken en benutten van krachten en protectieve factoren.
* **Interventiegericht handelen en denken**: Diagnose is een middel, geen doel.
Psychodiagnostisch **handelen** omvat de waarneembare handelingen tijdens contactmomenten met de cliënt, terwijl **denken** het actieve reflectieproces omvat tussen en tijdens contactmomenten, inclusief hypothesen opstellen en aanbevelingen selecteren.
### 2.2 Fasen van het psychodiagnostisch proces
Het procesmodel is opgedeeld in de volgende fasen:
#### 2.2.1 Aanmelding
* **Handelen**: Hierbij gaat het om de concrete stappen die de hulpverlener onderneemt, zoals het verkrijgen van informatie bij de aanmelding (wie, wat, net nu, naar hier?) en het verstrekken van praktische informatie over de werkwijze, contactgegevens, afspraken, en eventuele kosten.
* **Denken**: De hulpverlener analyseert of de aanmelding ontvankelijk is, zowel inhoudelijk als getoetst aan deontologische en wettelijke criteria.
* **Afronding**: Er wordt een gezamenlijke beslissing genomen om het aanmeldingstraject al dan niet voort te zetten. Bij niet-ontvankelijkheid wordt besproken en doorverwezen.
> **Voorbeeld:** Een ouder neemt contact op omdat de school zich zorgen maakt over de ontwikkeling van hun kind. De hulpverlener verzamelt informatie over de specifieke zorgen, de voorgeschiedenis en de verwachtingen van de ouder. Vervolgens wordt getoetst of de hulpvraag binnen het deskundigheidsgebied van de hulpverlener valt en of er juridische of ethische belemmeringen zijn.
#### 2.2.2 Intake/vooronderzoek
* **Handelen (informatieverzameling)**: De hulpverlener verzamelt informatie via verschillende informanten en thema's, met de hulpvraag van de cliënt als uitgangspunt. Dit omvat het intakegesprek, waarin diverse klacht-/probleemdomeinen worden geëxploreerd (inhoud, ontstaan, verloop, ernst, uitlokkende/inhiberende factoren, reeds genomen maatregelen, attributies, wensen en verwachtingen). Ook anamnestische informatie (auto-, hetero-, ontwikkelingsanamnese) en aandacht voor positieve/protectieve factoren zijn cruciaal. Daarnaast kunnen screeningsinstrumenten (bredeband, bijvoorbeeld SCL-90, ASEBA, SDQ) en observaties worden ingezet. Dossieranalyses zijn mogelijk mits toestemming van de cliënt.
* **Denken (proces)**: De intakefase kent een denkproces van exploreren en toetsen, waarbij zowel exploratief (niet-hypothesegestuurd) als hypothesetoetsend informatie wordt verzameld. Na de intake wordt de volledigheid van de verzamelde informatie nagelgaan per domein. De informatie wordt geordend en geclusterd met behulp van diverse schema's (bijv. KOP-model, ICF-model, functieanalyse), waarbij niet enkel problemen maar ook omgevings- en persoonlijkheidsfactoren, en positieve/protectieve elementen worden meegenomen. Uiteindelijk wordt een Voorlopig Integratief Beeld (VIB) opgesteld dat hypothesen over de samenhang van factoren beschrijft.
* **Hypothesen opstellen**:
* **Soorten hypothesen**: Onderkennende hypothese (wat is er aan de hand?), verklarende hypothese (waarom is het zo?).
* **Selectiecriteria**: Wetenschappelijkheid, waarschijnlijkheid, toetsbaarheid/falsificeerbaarheid, relevantie, centraliteit.
* **Kwaliteitscriteria**: Voldoende specifiek, bevestigd of weerlegd, nooit als vraag geformuleerd.
* Er wordt gezocht naar betrouwbaar getoetste hypothesen, waarbij voldoende aandacht is voor tegenevidentie (falsificatieprincipe), volledigheid en consistentie (convergerende evidentie).
* **Afronding**: Indien niet-betrouwbaar getoetste hypothesen resten, wordt aanvullend onderzoek ingepland. Als alle hypothesen betrouwbaar getoetst zijn, kan deze fase worden afgesloten. Doorverwijzing is mogelijk indien nodig.
#### 2.2.3 Aanvullend onderzoek
* **Doel**: Hypothesen bevestigen of weerleggen.
* **Handelen**: Het onderzoekstraject wordt voorgesteld en onderzoeksmiddelen worden op gestandaardiseerde wijze afgenomen.
* **Denken (proces)**:
* **Hypothesen omzetten in onderzoekshypothesen**: Begrippen operationaliseren naar observeerbaar gedrag, baseren op vakliteratuur.
* **Onderzoeksmethoden selecteren**: Dagelijks leven (checklists, thermometers), psychologisch testmateriaal (diepgang, betrouwbaarheid, validiteit, afnameduur). Doel is om met grotere objectiviteit de onderliggende psychologische eigenschap te meten. Methodes kunnen zijn: gesprekken/interviews, observaties, registraties (zoals 5G-schema), intelligentie- en cognitieve vaardighedentesten, vaardigheidentesten, vragenlijsten, projectieve methoden, dossierstudies en documentenanalyses. Voor verklarende hypothesen kunnen ook experimenten worden opgesteld.
* **Onderzoeksmiddelen selecteren**: Er wordt een onderzoekbatterij samengesteld met principes van convergerende evidentie en spaarzaamheid. Hierbij wordt rekening gehouden met meetpretentie, inhoud, psychometrische criteria (betrouwbaarheid, validiteit, normering), praktische criteria (lengte, kostprijs, afnamevorm, beschikbaarheid), afstemming op de cliënt (intelligentie, taal, cultuur) en diagnostische waarde (sensitiviteit, specificiteit, predictieve waarde).
* **Toetsingscriteria opstellen**: Toetsbare voorspellingen over scores of gedrag, gebaseerd op handleidingen, theoretisch kader, praktijkkennis en ervaring. Deze criteria zijn gekoppeld aan het aanvaarden of verwerpen van de hypothese.
* **Denkproces na het aanvullend onderzoek**: Resultaten worden gescoord en geïnterpreteerd, vergeleken met de toetsingscriteria, waarna hypothesen worden bevestigd, weerlegd of bijgesteld.
* **Afronding**: Alle hypothesen zijn betrouwbaar getoetst. Nieuw opgedoken of bijgestelde hypothesen worden eveneens getoetst.
#### 2.2.4 Advies en rapportering
* **Doel**: Informatie integreren tot een samenhangend beeld, adviseren, aanbevelingen formuleren en rapporteren.
* **Handelen**: Dit omvat het adviesgesprek, het schriftelijk en/of mondeling informeren van betrokken partijen, en het concretiseren van het vervolgtraject.
* **Denken**:
* **Integratief beeld (IB) opstellen**: Alle informatie per hypothese wordt samengebracht uit alle voorgaande fasen, thematisch of per hypothese. Het VIB wordt aangepast op basis van de bevestiging en weerlegging van hypothesen en nieuwe informatie.
* **Mogelijke interventies**: De inhoud, vorm, setting, format, strategieën, technieken en duur van mogelijke interventies worden overwogen.
* **Aanbevelingen kiezen**: Op basis van de pro's en contra's van mogelijke interventies worden aanbevelingen geformuleerd.
* **Afronding**: Er wordt beslist over het vervolgtraject, zoals doorverwijzen, zelf als verdere behandelaar optreden, of het traject afronden zonder verdere begeleiding.
#### 2.2.5 Interventies en evaluatie
* **Doelstellingen**: Het uitvoeren van het interventie- of behandelplan bewaken (procesevaluatie) en samen met de cliënt evalueren of de interventies hun beoogde doelen bereiken (productevaluatie), en indien nodig interventies bijsturen.
* **Handelen**: Er worden afspraken gemaakt over de evaluatie: wanneer, hoe, wie volgt wat op, welke termijn, welk doel.
* **Denken (productevaluatie)**: Er wordt met de cliënt geëvalueerd of de vooropgestelde interventiedoelen worden bereikt, in welke mate, en of de interventies passend waren.
* **Denken (procesevaluatie)**: Het therapeutische klimaat of proces wordt gemonitord, bijvoorbeeld met instrumenten zoals de Session Rating Scale (SRS), om na te gaan hoe de cliënt de sessies beleeft, wat als helpend wordt ervaren, en of huiswerkopdrachten worden gemaakt.
* **Afronding evaluatie**: De evaluatie kan leiden tot het opnieuw starten, voortzetten, bijstellen of afronden van de interventies.
> **Tip:** De hulpverlener moet continu kritisch reflecteren op de eigen rol, de verzamelde informatie en de keuzes die gemaakt worden. Dit proces is dynamisch en iteratief.
> **Tip:** Het gebruik van modellen zoals het KOP-model of het ICF-model kan helpen bij het systematisch ordenen en clusteren van de verzamelde informatie tijdens de intakefase.
> **Tip:** Het belang van convergerende evidentie in de aanloop naar het samenstellen van een onderzoekbatterij kan niet genoeg benadrukt worden. Meerdere, onafhankelijke bronnen van informatie die naar dezelfde conclusie wijzen, verhogen de betrouwbaarheid van de diagnostiek.
---
# Psychodiagnostisch handelen en denken
Dit onderwerp onderscheidt de concrete handelingen die een hulpverlener uitvoert van het actieve denkproces dat plaatsvindt tijdens en tussen contactmomenten met de cliënt.
### 3.1 De rol van psychodiagnostiek
Psychodiagnostiek is een besluitvormingsproces dat gericht is op het systematisch verzamelen en analyseren van informatie om de meest adequate aanpak van problemen te ontwerpen. Het dient als basis voor interventie, waarbij inzicht verkregen wordt in de aard van problemen en onderliggende mechanismen, om zo advies op maat te formuleren. Een grondige psychodiagnostische denkfase is een voorwaarde voor kwaliteitsvolle hulpverlening. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen onderkennende, verklarende en indicerende diagnostiek.
Het psychodiagnostisch procesmodel bouwt voort op verschillende bestaande modellen, waaronder de diagnostische cyclus van De Bruyn en collega's, handelingsgerichte diagnostiek van Pameijer en Van Beukering, het diagnostisch proces van Bijttebier en collega's, het protocol voor probleemidentificatie van De Raedt en Schacht, en het gedragstherapeutisch proces van Brinkman.
Centraal in het proces staat kritisch denken, wat inhoudt dat informatie systematisch geëvalueerd wordt en verschillende perspectieven gewogen worden voor onderbouwde besluitvorming. Het model is werkveldoverschrijdend, niet gekoppeld aan een specifiek denkkader, en bevordert transparantie door het expliciet maken van het denkproces.
#### 3.1.1 Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel
De kernuitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel zijn:
* **Cliënt centraal:** Het welzijn en de behoeften van de cliënt staan voorop.
* **Constructieve samenwerking:** Open communicatie en heldere afspraken met de cliënt en betrokkenen zijn essentieel.
* **Scientist-practitioner:** Een wetenschappelijke basishouding in de praktijk is cruciaal.
* **Systematisch handelen en denken:** Het model systematiseert en expliciteert de stappen in denken en handelen ter bevordering van de kwaliteit.
* **Transactioneel referentiekader:** Het functioneren van de cliënt wordt gezien als een wisselwerking tussen omgevingsfactoren en cliëntgebonden factoren.
* **Fair en cultuurbewust:** Er wordt rekening gehouden met culturele aspecten, maatschappelijke context en de fysieke en mentale mogelijkheden van cliënten.
* **Handelen in lijn met deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische normen en waarden.**
* **Positieve aspecten benutten:** De krachten en protectieve factoren van de cliënt worden versterkt en benut.
* **Interventiegericht handelen en denken:** Diagnose en/of een integratief beeld zijn middelen, niet het doel.
#### 3.1.2 Psychodiagnostisch handelen en denken gedefinieerd
* **Handelen:** Verwijst naar de opeenvolgende, waarneembare fasen en handelingen die een hulpverlener doorloopt tijdens contactmomenten met de cliënt.
* **Denken:** Omvat het actieve denkproces dat plaatsvindt tijdens en tussen contactmomenten. Dit proces omvat reflectiemomenten, het opstellen van hypothesen en het selecteren van aanbevelingen.
### 3.2 Fasen van het psychodiagnostisch proces
Het psychodiagnostisch procesmodel omvat verschillende fasen, waarin zowel handelen als denken een rol spelen.
#### 3.2.1 Aanmelding
* **Handelen:**
* Een aanmelding kan op diverse manieren gebeuren, afhankelijk van de setting.
* Essentiële informatie die verkregen kan worden, omvat de hulpvraag van de cliënt, wie de aanmelding doet, met welk probleem, waarom nu, en waarvoor.
* Praktische informatie wordt verstrekt over de werkwijze, contactgegevens, afspraken, en eventuele kostprijs.
* **Denken:**
* De ontvankelijkheid van de aanmelding wordt getoetst door deze inhoudelijk te analyseren.
* De aanmelding wordt getoetst aan deontologische en wettelijke criteria.
* Er wordt een gezamenlijke beslissing genomen om het aanmeldingstraject al dan niet voort te zetten. Indien niet ontvankelijk, wordt de cliënt besproken en eventueel doorverwezen.
> **Voorbeeld (Aanmelding Lou):** De mama van Lou (6 jaar) neemt contact op met het CLB omdat Lou's ontwikkeling trager lijkt te verlopen en hij op school woedeaanvallen heeft. De leerkracht adviseerde contact op te nemen. De ouders van Lou zijn gescheiden. De psychopedagogisch consulent moet beoordelen of de vraag binnen de expertise van het CLB valt en of de aanmelding ontvankelijk is.
> **Voorbeeld (Aanmelding Sky):** Sky (16 jaar) neemt contact op met het JAC wegens studiemoeilijkheden en zorgen omtrent cannabisgebruik. Hij wil zich beter in zijn vel voelen en voorkomen dat hij het jaar moet overdoen. Het JAC moet nagaan of de hulpvraag inhoudelijk aansluit bij hun werkterrein en of ouders geïnformeerd moeten worden, rekening houdend met de wilsbekwaamheid van Sky.
#### 3.2.2 Intake/vooronderzoek
* **Handelen:**
* **Informatieverzameling:** Dit gebeurt via verschillende informanten en over diverse thema's. De hulpvraag van de cliënt is hierbij het uitgangspunt.
* **Intakegesprek:** Hierin worden verschillende klacht- en probleemdomeinen geëxploreerd, zoals inhoud, ontstaan, verloop, ernst, uitlokkende en inhiberende factoren, reeds genomen maatregelen, attributies, ziektetheorie, wensen en verwachtingen. Ook anamnestische informatie (voorgeschiedenis) en aandacht voor positieve en protectieve elementen zijn belangrijk.
* **Screeningsinstrumenten:** Bredeband screeningsinstrumenten zoals de Symptom Checklist (SCL-90-S), vragenlijsten van het Achenbach System of Empirically Based Assesment (ASEBA), de Arbeidsrijpheidsinstrument (ARI) of de Strenghts and Difficulties Questionanaire (SDQ) kunnen gebruikt worden.
* **Observatie:** De cliënt wordt geobserveerd, gestructureerd en/of ongestructureerd, om extra informatie te bekomen.
* **Dossieranalyses:** Met toestemming van de cliënt (of ouders bij minderjarigen die niet wilsbekwaam geacht worden) kunnen dossiers geanalyseerd worden.
* **Denken:**
* **Exploreren en toetsen:** Er is een wisselwerking tussen exploratief (niet-hypothesegestuurd) en hypothesetoetsend informatie verzamelen.
* **Volledigheid nagaan:** Na de intake wordt nagegaan of de verzamelde informatie volledig is per klacht-/probleemdomein, inclusief anamnestische informatie, positieve en protectieve factoren, en informatie via screeningsinstrumenten en andere methoden.
* **Ordenen en clusteren van informatie:** De verzamelde informatie wordt geordend en samengevat in een overzichtelijk geheel, gebruikmakend van schema's zoals het KOP-model, ICF-model, dialoogmodel, mindmaps of functieanalyses. Dit kan leiden tot een Voorlopig Integratief Beeld (VIB).
* **Voorlopig Integratief Beeld (VIB):** Dit beschrijft de theorie van de hulpverlener over het functioneren van de cliënt. Het is een werkinstrument om overzicht te bewaren, hypothesen te formuleren en te communiceren met de cliënt. Het bevat hypothesen over onderlinge samenhang van factoren (verbanden).
* **Hypothesen opstellen:** Verschillende soorten hypothesen kunnen geformuleerd worden: onderkennend ("Er is sprake van...") en verklarend ("X leidt tot Y" of "er is een verband tussen X en Y"). Bij het opstellen van hypothesen wordt rekening gehouden met criteria als wetenschappelijkheid, waarschijnlijkheid, toetsbaarheid/falsifieerbaarheid, relevantie en centraliteit. Alternatieve en mutueel-exclusieve hypothesen worden bij voorkeur geformuleerd.
* **Kwaliteitscriteria voor hypothesen:** Ze moeten voldoende specifiek zijn, bevestigd of weerlegd kunnen worden, en niet als vraag geformuleerd worden. Er wordt nagegaan of een hypothese reeds betrouwbaar getoetst is (voldoende aandacht voor tegenevidentie, volledigheid, consistentie).
> **Tip:** Het VIB is een dynamisch document dat gedurende het hele proces aangepast kan worden naarmate er meer informatie beschikbaar komt.
#### 3.2.3 Aanvullend onderzoek
* **Doelstelling:** Hypothesen bevestigen of weerleggen.
* **Handelen:**
* **Onderzoekstraject voorstellen:** Het traject van aanvullend onderzoek wordt besproken met de cliënt.
* **Onderzoeksmiddelen afnemen:** Onderzoeksmiddelen worden op gestandaardiseerde wijze afgenomen.
* **Denken:**
* **Hypothesen omzetten in onderzoekshypothesen:** Psychologische eigenschappen worden vertaald naar observeerbaar of meetbaar gedrag (operationaliseren), gebaseerd op vakliteratuur. Dit kan betekenen dat een vage of brede psychologische eigenschap concreter gemaakt wordt, wat kan leiden tot meerdere onderzoekshypothesen.
* **Onderzoeksmethoden selecteren:** Dagelijkse meetinstrumenten, checklist, thermometers of psychologisch testmateriaal kunnen gebruikt worden. Het doel van deze methoden is om met grotere objectiviteit een inschatting te maken van de onderliggende psychologische eigenschap (construct) zoals geformuleerd in de (onderzoeks-)hypothese. Er zijn diverse onderzoeksmethoden beschikbaar voor het toetsen van onderkennende en verklarende hypothesen.
* **Methoden voor onderkennende hypothesen:** Gesprek/interview, observatie, registratie, intelligentietest of test voor cognitieve vaardigheden, testen voor vaardigheden, vragenlijsten, projectieve methoden, dossierstudie en documentenanalyse.
* **Methoden voor verklarende hypothesen:** Observatie, registratie (bv. 5G-schema), chronologie bevragen, experiment opstellen.
* **Onderzoekbatterij samenstellen (onderzoeksplan):** Dit gebeurt volgens de principes van convergerende evidentie en spaarzaamheid. De samenstelling van een onderzoekbatterij vereist een afweging van:
* **Meetpretentie en inhoud:** Wat beoogt het instrument te meten en hoe is het samengesteld?
* **Psychometrische criteria:** Betrouwbaarheid, validiteit en normering.
* **Praktische criteria:** Lengte, kostprijs, afnamevorm, beschikbaarheid.
* **Afstemming op de cliënt:** Intelligentie, concentratievermogen, taalbeheersing, culturele achtergrond, leeftijd.
* **Pragmatische criteria:** Diagnostische waarde, sensitiviteit, specificiteit, predictieve waarde.
* **Differentiële diagnostische waarde:** Waarde voor advisering.
* **Inhoudelijke criteria:** Specifieke diagnostische richtlijnen of protocollen.
Een kosten-batenanalyse helpt bij het maken van de juiste keuze voor een geschikte testbatterij.
* **Toetsingscriteria opstellen:** Dit zijn toetsbare voorspellingen over de score van een cliënt op een instrument, zijn gedrag in een taak, of zijn antwoorden in een interview. Ze worden zo specifiek mogelijk geformuleerd ("Als de hypothese juist is, dan verwacht ik..."). Deze criteria worden opgesteld op basis van handleidingen van testmateriaal, theoretische kaders, praktijkkennis en ervaring.
* **Scoren en interpreteren:** Na afname worden de resultaten gescoord en vergeleken met de toetsingscriteria. Dit leidt tot het bevestigen, weerleggen of bijstellen van hypothesen.
* **Afronding aanvullend onderzoek:** Alle hypothesen zijn bevestigd of weerlegd, en eventueel nieuw opgedoken of bijgestelde hypothesen zijn eveneens getoetst. Indien dit het geval is, kan aanvullend onderzoek overgeslagen worden. Indien nodig, wordt doorverwezen.
> **Voorbeeld (5G-schema):** Dit schema kan gebruikt worden om gedrag te registreren en te analyseren, waarbij de focus ligt op de gedachte (G) die voorafgaat aan het gedrag, de G-situatie, de G-emotie, de G-gedachte, de G-gevolgen en het G-gedrag.
#### 3.2.4 Advies en rapportering
* **Doelstellingen:** Integreren, adviseren, rapporteren en concretiseren.
* **Handelen:**
* **Adviesgesprek:** Aanbevelingen worden geformuleerd op basis van het integratief beeld.
* **Schriftelijk en/of mondeling rapporteren:** Betrokken partijen worden geïnformeerd.
* **Vervolgtraject bepalen:** Concretisering van de volgende stappen en uitnodiging om hiermee aan de slag te gaan.
* **Denken:**
* **Integratief beeld (IB) opstellen:** Alle informatie per hypothese uit alle voorgaande fasen wordt thematisch samengebracht. Het VIB wordt aangepast op basis van de bevestiging en weerlegging van hypothesen en nieuwe informatie.
* **Lijst met mogelijke interventies:** Mogelijke interventies worden gegenereerd, waarbij rekening gehouden wordt met de inhoud, vorm, setting, format, strategieën, technieken en duur.
* **Aanbevelingen kiezen:** Op basis van de afweging van pro's en contra's worden de meest geschikte aanbevelingen gekozen.
* **Afronding:** Dit kan leiden tot verschillende scenario's: doorverwijzen, zelf als verdere behandelaar optreden, of het traject afronden zonder verdere begeleiding.
> **Voorbeeld (Lou: integratief beeld):** Na de intake en eventueel aanvullend onderzoek wordt een integratief beeld gevormd van Lou's problematiek, waarbij verbanden gelegd worden tussen zijn ontwikkeling, gedrag op school, en de thuissituatie. Dit beeld vormt de basis voor advies en mogelijke interventies.
#### 3.2.5 Interventies en evaluatie
* **Doelstellingen:** Uitvoering van het interventie- of behandelplan bewaken (procesevaluatie) en evalueren of de uitgevoerde interventies hun beoogde doel(en) bereikt hebben (productevaluatie).
* **Handelen:**
* **Afspraken maken over evaluatie:** Er worden afspraken gemaakt over wanneer en hoe geëvalueerd wordt, wie wat opvolgt, binnen welke termijn, en met welk doel.
* **Evaluatie aanwijzen:** Evaluatie is aangewezen aan het einde van een behandeling, met tussentijdse metingen indien gepast.
* **Denken:**
* **Productevaluatie:** Samen met de cliënt wordt geëvalueerd of de interventiedoelen bereikt worden, in welke mate, en of de interventies passend waren en bleven.
* **Procesevaluatie:** Het verloop van de therapie of begeleiding wordt gemonitord, bijvoorbeeld aan de hand van de therapeutische relatie, de beleving van de sessies door de cliënt, en de uitvoering van huiswerkopdrachten. Instrumenten zoals de Session Rating Scale (SRS) kunnen hierbij ondersteunen.
* **Afronding evaluatie:** De evaluatie kan leiden tot opnieuw starten, voortzetten, bijstellen of afronden van het traject.
> **Tip:** Routine Outcome Monitoring (ROM) is een concept dat gerelateerd is aan evaluatie, maar de term "evaluatie" in dit model is breder en omvat ook procesevaluatie.
Samenvattend stelt het psychodiagnostisch procesmodel systematisch denken en handelen centraal voor kwaliteitsvolle dienstverlening. Het vereist een kritisch denkvermogen voor het toetsen van hypothesen, een empathische grondhouding, sterke observatie- en gespreksvaardigheden, en nauwe samenwerking met de cliënt en diens omgeving.
---
# Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel
De kern van het psychodiagnostisch procesmodel rust op verschillende fundamentele uitgangspunten die de kwaliteit, effectiviteit en ethische verantwoording van psychologisch handelen waarborgen. Deze principes sturen zowel het denkproces als de concrete handelingen van de hulpverlener gedurende het gehele diagnostische traject.
### 4.1 Cliëntcentraliteit
Dit uitgangspunt stelt het welzijn en de specifieke behoeften van de cliënt centraal in elke fase van het psychodiagnostisch proces. Alle acties en beslissingen worden genomen met het oog op het bevorderen van de cliënt.
### 4.2 Constructieve samenwerking
Het procesmodel benadrukt het belang van open communicatie en duidelijke afspraken, niet alleen met de cliënt zelf, maar ook met andere direct betrokkenen. Dit creëert een gedeelde basis voor het diagnostische werk.
### 4.3 Scientist-practitioner benadering
Dit principe integreert wetenschappelijke kennis en methoden in de dagelijkse praktijk van de psychodiagnostiek. Het houdt in dat de hulpverlener een kritische, wetenschappelijke basishouding aanneemt en gebruikmaakt van empirisch gevalideerde methoden en inzichten.
### 4.4 Systematisch handelen en denken
Het psychodiagnostisch procesmodel systematiseert en expliciteert de opeenvolgende stappen in zowel het denken als het handelen van de hulpverlener. Dit zorgt voor transparantie en bevordert de kwaliteit van de psychodiagnostiek. Het omvat het gestructureerd verzamelen, analyseren en integreren van informatie, het formuleren en toetsen van hypothesen, en het opstellen van onderbouwde adviezen.
### 4.5 Transactioneel referentiekader
Binnen dit referentiekader wordt het functioneren van de cliënt niet geïsoleerd bekeken, maar als een dynamisch resultaat van de wisselwerking tussen de cliënt zelf (cliëntgebonden factoren) en diens omgeving (omgevingsfactoren). Dit impliceert een holistische kijk op probleemvorming en oplossingen.
### 4.6 Fair en cultuurbewust handelen
Dit principe onderstreept de noodzaak om expliciet rekening te houden met culturele aspecten, de bredere maatschappelijke context, en de individuele fysieke en mentale mogelijkheden van cliënten. Het bevordert een rechtvaardige en respectvolle benadering die aansluit bij de diversiteit van de cliëntpopulatie.
> **Tip:** Fair en cultuurbewust handelen betekent niet alleen het herkennen van culturele verschillen, maar ook het actief aanpassen van methoden en interpretaties om bias te minimaliseren en recht te doen aan de unieke achtergrond van elke cliënt.
### 4.7 Meer uitgangspunten
Naast de kernprincipes zijn er nog andere belangrijke aspecten die het psychodiagnostisch handelen sturen:
* **Handelen in lijn met deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische normen en waarden:** Dit vormt de ethische ruggengraat van de psychodiagnostiek, waarbij professionaliteit en verantwoordelijkheid voorop staan.
* **Positieve aspecten benutten:** Het model moedigt aan om de krachten, talenten en protectieve factoren van de cliënt te identificeren, te versterken en te benutten in het proces.
* **Interventiegericht handelen en denken:** De diagnostiek is geen doel op zich, maar een middel om tot adequate en effectieve interventies te komen. Het diagnostisch beeld dient ter ondersteuning van de hulpverlening.
Het psychodiagnostisch handelen omvat dus zowel waarneembare handelingen tijdens contactmomenten met de cliënt als het actieve denkproces dat daartussen en tijdens plaatsvindt. Dit expliciete denkproces, inclusief reflectie en hypothesenvorming, is cruciaal voor het nemen van onderbouwde beslissingen en het formuleren van passende aanbevelingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Psychodiagnostiek | Het proces van gerichte informatie verzamelen en analyseren om de meest adequate aanpak van problemen te ontwerpen, met als doel inzicht te krijgen in de aard van problemen en onderliggende mechanismen om advies op maat te formuleren. |
| Empirische cyclus | Een wetenschappelijke methodiek die de basis vormt voor het psychodiagnostisch denkproces en bestaat uit observatie, inductie, deductie, toetsing en evaluatie. |
| Biopsychosociaal model | Een theoretisch kader dat menselijk gedrag en gezondheid verklaart vanuit een interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. |
| Wetenschappelijke methodiek | Een systematische en gestructureerde aanpak die gebaseerd is op bewijs en objectieve waarneming om kennis te vergaren en te valideren, essentieel in psychodiagnostiek. |
| Onderkennende diagnostiek | Een vorm van diagnostiek gericht op het identificeren en classificeren van de aard en symptomen van een probleem of stoornis. |
| Verklarende diagnostiek | Diagnostiek die zoekt naar de oorzaken en achterliggende mechanismen van een probleem of stoornis. |
| Indicerende diagnostiek | Diagnostiek die gericht is op het bepalen van de meest geschikte interventie of behandeling voor een bepaald probleem. |
| Handelingsgerichte diagnostiek | Een benadering waarbij diagnostiek direct is gericht op het leiden van effectieve interventies en behandelingstrajecten. |
| Scientist-practitioner | Een professional die zowel wetenschappelijke kennis toepast in de praktijk als bijdraagt aan de wetenschap door middel van onderzoek en reflectie. |
| Transactioneel referentiekader | Een visie waarbij het functioneren van een individu wordt gezien als een resultaat van voortdurende wisselwerking tussen persoonsgebonden factoren en omgevingsfactoren. |
| Deontologie | De ethische code en plichtenleer die van toepassing is op een bepaald beroep, zoals psychologisch consulenten. |
| Intakegesprek | Een eerste gesprek waarin de hulpverlener informatie verzamelt over de klachten, problemen, voorgeschiedenis en verwachtingen van de cliënt. |
| Anamnese | Het systematisch bevragen van de voorgeschiedenis van een cliënt, inclusief autoanamnese (zelfrapportage) en heteroanamnese (informatie van anderen). |
| Screeningsinstrumenten | Meetinstrumenten die worden gebruikt om snel en efficiënt een eerste indicatie te krijgen van mogelijke problemen of psychische kenmerken. |
| Observatie | Het systematisch waarnemen en registreren van gedrag, interacties of situaties om informatie te verzamelen. |
| Dossieranalyses | Het bestuderen van bestaande documentatie en informatie over een cliënt als onderdeel van het diagnostisch proces. |
| Hypothese | Een voorlopige verklaring of aanname over de aard, oorzaak of samenhang van een probleem, die getoetst moet worden. |
| Operationeel maken | Het vertalen van abstracte psychologische begrippen naar concreet observeerbaar of meetbaar gedrag voor onderzoek. |
| Onderzoekshypothese | Een hypothese die specifiek is geformuleerd om getoetst te worden met behulp van psychologische onderzoeksmethoden. |
| Onderzoeksmethoden | Instrumenten en technieken die worden gebruikt om psychologische hypothesen te toetsen, zoals tests, vragenlijsten, observaties en interviews. |
| Testbatterij | Een geselecteerde set van verschillende onderzoeksmiddelen die samen worden afgenomen om een specifiek diagnostisch doel te bereiken. |
| Convergerende evidentie | Het principe waarbij informatie uit verschillende bronnen of met verschillende methoden tot dezelfde conclusie leidt, wat de betrouwbaarheid van de diagnose verhoogt. |
| Toetsingscriteria | Specifieke, meetbare voorspellingen over de scores of het gedrag van een cliënt op een bepaald instrument, die dienen om hypothesen te bevestigen of weerleggen. |
| Integratief beeld | Een samenvattend en samenhangend overzicht van alle verzamelde informatie, geordend naar hypothesen, dat de basis vormt voor advisering en interventie. |
| Procesevaluatie | Het monitoren en beoordelen van het verloop van een interventie of behandeling, inclusief de therapeutische relatie en de beleving van de cliënt. |
| Productevaluatie | Het beoordelen of de uitgevoerde interventies de beoogde doelen hebben bereikt en effectief zijn geweest. |