Cover
立即免费开始 samenvatting grondslagen van wetenschappelijk onderzoek.docx
Summary
# De zoektocht naar zekerheid in kennisverwerving
### Kernidee
* Menselijke drang naar begrip en betrouwbare kennis via mythes, religie, filosofie en wetenschap.
* Wetenschapsfilosofie focust op epistemologische vragen: wat is kennis, hoe verkrijgen we deze, en wat kunnen we zeker weten?
* De zoektocht naar zekerheid in kennisverwerving is de centrale epistemologische kwestie.
### Kernconcepten
* **Kennisverwerving:** Verschillende methoden om tot kennis te komen, variërend van intuïtie tot wetenschappelijke methoden.
* **Waarheid:** Kennis vereist waarheid; iets weten betekent dat het juist is.
* **Betrouwbaarheid:** Wetenschappelijke kennis streeft naar betrouwbaarheid door systematische en controleerbare methoden.
* **Rationaliteit:** Wetenschap baseert zich op rede en logische argumentatie.
* **Epistemologie:** De leer van de kennis, die zich bezighoudt met de aard, herkomst en grenzen van kennis.
* **Ontologie:** De zijnsleer, die de eigenschappen en het geheel van bestaande dingen onderzoekt.
* **Doxa:** Mening of opinie, afhankelijk van tijd en ruimte, subjectief en veranderlijk.
* **Epistèmè:** Ware kennis, betrouwbaar, goed gefundeerd en systematisch.
* **Methodische twijfel:** Een techniek (o.a. bij Descartes) om door te twijfelen juist zekerheden te ontdekken.
### Kernfeiten
* Wetenschapsfilosofie is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met vragen waarvoor (nog) geen directe oplossingsmethode is.
* Wetenschappen kenmerken zich door een vraag, onderzoeksmethode en het streven naar betrouwbare kennis met consensus over antwoorden.
* Filosofie begint vaak met verwondering of vertwijfeling, waarbij bestaande ideeën in twijfel worden getrokken.
* De Verlichting (17e-18e eeuw) markeerde een belangrijke periode in de wetenschapsfilosofie, met een focus op rede, vrijheid en kennis.
* Michel Foucault onderscheidde 'savoir' (weten als waar ervaren in een periode) van 'connaissance' (expliciete, rationele en wetenschappelijk gevalideerde kennis).
* Thales van Milete wordt beschouwd als grondlegger van de wiskundige methode om tot algemeen geldige conclusies te komen.
* Wetenschappelijk onderzoek vereist kennis die gedeeld kan worden, een systematisch karakter heeft en controleerbaar is.
* Wetenschap kenmerkt zich door transparantie van het onderzoeksproces en de mogelijkheid tot herhaling of kritische bevraging.
* Verschillende wetenschappelijke paradigma's beïnvloeden de opvattingen over wat wetenschap inhoudt en hoe kennis wordt verkregen.
* De sociale wetenschappen worden vaak gekarakteriseerd door een 'spreidstand' tussen natuurwetenschappelijke benaderingen (verklaren) en geesteswetenschappelijke benaderingen (begrijpen).
* Het empirisch-formele paradigma in de sociale wetenschappen streeft naar nomothetische kennis via methoden verwant aan de natuurwetenschappen.
* Het interpretatief-hermeneutische paradigma focust op het begrijpen van betekenissen en contexten binnen sociale fenomenen.
* Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn praktische uitwerkingen van bredere filosofische en epistemologische debatten.
### Implicaties
---
* De mens heeft een fundamentele drang naar begrip en betrouwbare kennis, wat zich uit in diverse vormen van kennisverwerving door de geschiedenis heen.
* De Verlichting markeerde een cruciale wending naar kritisch denken en de zoektocht naar nieuwe fundamenten voor kennis, met een groeiende nadruk op de rede en het subject.
* Centrale epistemologische vragen richten zich op wat kennis is, hoe we deze verkrijgen, en de grenzen van onze zekerheid.
### Descartes en het rationalisme
* René Descartes wordt beschouwd als de vader van de moderne filosofie, met een focus op het rechtvaardigen van kennis.
* Zijn kernidee is dat ware kennis enkel via de ratio (rede) verkregen kan worden, niet primair via zintuiglijke ervaring.
* De methode van Descartes is gebaseerd op het vinden van een onbetwijfelbaar fundament, vergelijkbaar met de wiskunde.
* **"Cogito, ergo sum"** (Ik denk, dus ik ben) is Descartes' fundamentele zekerheid, voortkomend uit zijn methodische twijfel.
* **Methodische twijfel:** Een systematische techniek om alle twijfelachtige overtuigingen tijdelijk terzijde te schuiven om tot absolute zekerheden te komen.
* **Argument van de droom:** Hoe weten we zeker dat we niet dromen, aangezien droomervaringen echt lijken?
* **Argument van de kwade demon:** Een denkbeeldig wezen dat ons denken en onze logica kan misleiden, waarmee twijfel tot het uiterste wordt gedreven.
* **Cartesiaans dualisme:** Een onderscheid tussen twee substanties: de denkende substantie (res cogitans) en de uitgebreide substantie (res extensa).
### Locke, Hume en het empirisme
* **Empirisme:** De opvatting dat alle kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring.
* John Locke: De menselijke geest is bij geboorte een 'tabula rasa' (onbeschreven blad), gevuld door ervaringen.
* Locke's substantie-theorie: Eigenschappen vereisen een 'drager' of substantie om te bestaan.
* **Bundeltheorie:** Een object bestaat uitsluitend uit een bundel van waargenomen eigenschappen.
* David Hume: Radicaliseerde het empirisme en uitte sterk scepticisme ten aanzien van causaliteit.
* **Causaliteit (oorzakelijkheid):** Hume betwijfelt of we de oorzaak zelf kunnen waarnemen; we zien slechts een opeenvolging van gebeurtenissen, geïnterpreteerd door gewoonte.
* **Probleem van inductie:** De onmogelijkheid om op basis van een eindig aantal waarnemingen definitieve conclusies te trekken over de toekomst of algemene wetten.
* Volgens Hume is kennis vaak gebaseerd op psychologische verwachtingsmechanismen (gewoonte), niet op empirisch bewijs van causaliteit.
### Francis Bacon
* Francis Bacon fungeert als een brug tussen rationalisme en empirisme.
* **Idolen van de geest:** Bacon waarschuwde voor vooroordelen en illusies die het oordeel vertroebelen (traditie, taal, persoonlijke overtuigingen).
* **Novum Organum:** Zijn werk dat een nieuwe, inductieve wetenschappelijke methode voorstelt, gebaseerd op experimenten en observaties.
* Ware kennis ontstaat door systematische observatie, experiment én rationele analyse.
### Immanuel Kant
* Kant tracht rationalisme en empirisme te overbruggen: kennis komt voort uit ervaring, maar wordt gestructureerd door ons verstand.
* **Copernicaanse omwenteling in de epistemologie:** Het subject (de waarnemer) speelt een actieve rol in het vormen van kennis en de realiteit zoals wij die kennen.
### Thomas Kuhn
---
* Zekerheid in kennisverwerving is een fundamentele menselijke drang, die zich uit via mythen, religie, filosofie en wetenschap.
* De wetenschapsfilosofie onderzoekt de aard, herkomst en grenzen van kennis, specifiek de epistemologische kwestie: wat betekent het om iets te 'weten' en hoe kunnen we zeker zijn van onze kennis?
* Het onderscheid tussen 'weten' en 'geloven' is cruciaal: weten vereist waarheid en een goede fundering, geloven is niet noodzakelijk waar.
### Belangrijke concepten
* **Epistemologie (kennisleer):** De leer van de kennis, die zich richt op vragen als 'Wat is kennis?', 'Hoe verkrijgen we kennis?' en 'Wat kunnen we zeker weten?'.
* **Funderingsproblematiek:** De vraag naar het fundament van kennis, leidend tot een regressieprobleem waarbij elke overtuiging steun nodig heeft van een andere overtuiging.
* **Doxa vs. Epistèmè:** Doxa is mening of opinie (subjectief, veranderlijk), epistèmè is ware, betrouwbare en goed gefundeerde kennis (universel, noodzakelijk).
* **Rationalisme (Descartes):** Kennis komt voort uit de rede; 'Ik denk, dus ik ben' ($cogito ergo sum$) is het onbetwijfelbare fundament.
* Methodische twijfel: systematisch alles in twijfel trekken om tot absolute zekerheid te komen.
* Cartesiaans dualisme: onderscheid tussen denkende substantie ($res\ cogitans$) en uitgebreide substantie ($res\ extensa$).
* **Empirisme (Locke, Hume):** Alle kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring; de geest is een onbeschreven blad ($tabula\ rasa$).
* Hume's scepticisme: twijfel aan causaliteit als een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte, niet op directe waarneming.
* Probleem van inductie: onmogelijkheid om vanuit beperkte ervaringen algemene, zekere wetten af te leiden.
* **Kritisch rationalisme (Popper):** Wetenschappelijke kennis is toetsbaar (falsifieerbaar), niet verifieerbaar; het demarcatiecriterium is weerlegbaarheid.
* Falsificationisme: een theorie is wetenschappelijk als ze weerlegd kan worden.
* **Idealisme (Kant):** Kennis is een product van de wisselwerking tussen ervaring en de structurerende rol van het verstand (a-priorivormen zoals ruimte, tijd, causaliteit).
* Copernicaanse revolutie in de epistemologie: het subject speelt een actieve rol in kennisverwerving.
* Onderscheid fenomenale wereld (hoe dingen aan ons verschijnen) en noumenale werkelijkheid (dingen op zichzelf).
* Categorische imperatief: universeel geldende morele wet gebaseerd op de rede.
* **Paradigma's (Kuhn):** Gedeelde denkkaders binnen een wetenschappelijke gemeenschap die de waarneming en probleemoplossing beïnvloeden; wetenschappelijke vooruitgang verloopt via paradigmaverschuivingen.
* **Methodenstreit in sociale wetenschappen:** Debat tussen empirisch-formele (verklaren, nomothetische kennis) en hermeneutisch-interpretatieve (begrijpen, betekenis) benaderingen.
* De wiskundige methode van Thales, gebaseerd op axioma's en logische redeneringen, wordt gezien als een vroeg begin van de zoektocht naar betrouwbare kennis.
* Wetenschappelijke kennis vereist deelbaarheid, systematiek en controleerbaarheid (transparantie, herhaalbaarheid).
* De Verlichting bracht een wending naar de rede, het subject en een open wereldbeeld, geïnspireerd door wetenschappelijke ontdekkingen.
* Descartes' 'Ik denk, dus ik ben' ($cogito ergo sum$) is het eerste onbetwijfelbare fundament van zekere kennis.
* Locke's 'tabula rasa' benadrukt dat alle kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring.
### Tips
---
* De zoektocht naar zekerheid in kennisverwerving omvat de fundamentele vraag hoe we betrouwbare kennis kunnen verkrijgen en onderscheiden van mening.
* Moderne filosofie, met name de Verlichting, verschuift de focus van externe autoriteit naar de mens als kennend subject.
* Verschillende filosofische stromingen, zoals rationalisme en empirisme, bieden uiteenlopende antwoorden op de aard en bron van kennis.
* **Funderingsproblematiek:** De uitdaging om een onbetwijfelbaar fundament te vinden voor alle kennis, wat kan leiden tot oneindige regressie.
* **Rationalisme:** Kennis komt voort uit de rede en niet uit zintuiglijke ervaring; denk aan Descartes' "Je pense, donc je suis."
* **Empirisme:** Alle kennis is afkomstig uit zintuiglijke ervaring; de menselijke geest is bij geboorte een "tabula rasa" (Locke).
* **Methodische twijfel (Descartes):** Een techniek waarbij alles betwijfeld wordt om tot een absolute zekerheid te komen.
* **Cogito, ergo sum:** "Ik denk, dus ik ben" - het eerste onbetwijfelbare fundament van Descartes.
* **Cartesiaanse dualisme:** Een scheiding tussen denkende substantie (res cogitans) en uitgebreide substantie (res extensa).
* **Bundeltheorie (Locke):** Een object bestaat uit een bundel van eigenschappen.
* **Causaliteit (Hume):** De relatie tussen oorzaak en gevolg, die volgens Hume niet direct waarneembaar is maar gebaseerd is op gewoonte.
* **Probleem van inductie (Hume):** De onmogelijkheid om op basis van beperkte ervaringen met zekerheid conclusies te trekken over de toekomst of algemene wetten.
* **Falsifieerbaarheidscriterium (Popper):** Een theorie is wetenschappelijk als ze weerlegbaar is; wetenschap boekt vooruitgang door pogingen tot weerlegging.
* **Paradigmaverschuiving (Kuhn):** Revolutionaire veranderingen in wetenschappelijke wereldbeelden die de manier van kennisverwerving fundamenteel beïnvloeden.
* **Methodenstreit:** De discussie over de vraag of sociale wetenschappen een eigen methode nodig hebben of zich kunnen spiegelen aan natuurwetenschappen.
* **Erklären (verklaren) vs. Verstehen (begrijpen):** Twee fundamenteel verschillende benaderingen in de wetenschapsfilosofie.
* **Kwantitatieve vs. Kwalitatieve methoden:** Praktische uitwerkingen van epistemologische debatten, gericht op respectievelijk meetbare data en interpretatie van betekenissen.
### Sleutelbegrippen
* **Transcendentaal subject (Kant):** Het kennende subject dat een actieve rol speelt in het structureren van onze ervaring.
* **A-priorikennis:** Kennis onafhankelijk van ervaring, gebaseerd op de rede.
* **A-posteriorikennis:** Kennis verkregen uit ervaring.
* **Categorische imperatief (Kant):** Een onvoorwaardelijk geldend moreel principe als toetssteen voor handelingen.
* **Maxime:** Een persoonlijke gedragsregel die een motief en omstandigheden bevat.
* **Legaliteit:** Handelen dat overeenkomt met de wet, ongeacht het motief.
* **Moraliteit:** Handelen uit plicht, vanuit eerbied voor de morele wet.
---
# Het probleem van inductie en de oplossing van Karl Popper
### Kernidee
* Wetenschap streeft naar betrouwbare kennis, maar de vraag hoe deze kennis gefundeerd is, is complex.
* Het inductieprobleem, zoals geformuleerd door David Hume, stelt de geldigheid van het trekken van algemene conclusies uit specifieke waarnemingen ter discussie.
* Karl Popper stelt falsifieerbaarheid als criterium voor wetenschappelijkheid voor, wat een alternatief biedt voor het verificatiebeginsel en inductie.
### Belangrijke feiten
* Kennis is gerelateerd aan waarheid en vereist een betrouwbare basis.
* De filosofie van René Descartes met zijn methodische twijfel was een poging om een zekere grondslag voor kennis te vinden.
* Empirisme, zoals voorgesteld door John Locke en David Hume, stelt dat alle kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring.
* Hume betwijfelde de geldigheid van causaliteit, aangezien we niet de oorzaak zelf waarnemen, maar slechts een opeenvolging van gebeurtenissen.
* Het probleem van inductie is de fundamentele moeilijkheid om op basis van ervaringen uit het verleden conclusies te trekken over de toekomst of over algemene wetten.
* Wetenschappelijke kennis is volgens Hume gebaseerd op psychische verwachtingsmechanismen en gewoonte, niet op absolute zekerheid.
* Francis Bacon trachtte rationalisme en empirisme te combineren door nadruk te leggen op experimenten en observatie.
* Immanuel Kant stelde dat kennis voortkomt uit ervaring, maar wordt gestructureerd door aangeboren categorieën van het verstand.
* Thomas Kuhn introduceerde het concept van paradigmaverschuivingen, wat suggereert dat wetenschappelijke vooruitgang niet lineair is.
* Sociale wetenschappen worden gekenmerkt door een methodestrijd tussen empirisch-formele, hermeneutisch-interpretatieve en kritisch-emancipatorische benaderingen.
### Kernconcepten
* **Epistemologie**: De leer van de kennis, die zich richt op de aard, herkomst en grenzen van menselijke kennis.
* **Methodische twijfel (Descartes)**: Een techniek om alle overtuigingen tijdelijk te verwerpen om een onbetwijfelbaar fundament voor kennis te vinden.
* **Tabula rasa (Locke)**: Het idee dat de menselijke geest bij geboorte leeg is en gevuld wordt door zintuiglijke ervaringen.
* **Causaliteit (Hume)**: De relatie waarbij het ene fenomeen het ontstaan van een ander fenomeen veroorzaakt; Hume betwijfelde de empirische grondslag hiervan.
* **Probleem van inductie (Hume)**: De onmogelijkheid om de waarheid van een universele theorie definitief te bewijzen door middel van een eindig aantal empirische waarnemingen.
* **Falsifieerbaarheid (Popper)**: Het criterium dat een wetenschappelijke theorie falsifieerbaar moet zijn, oftewel de mogelijkheid moet bieden om deze te weerleggen.
* **Demarcatiecriterium (Popper)**: Het falsificatiecriterium als scheiding tussen wetenschap en pseudowetenschap.
* **Paradigma (Kuhn)**: Een gedeeld denkkader, inclusief theorieën, methoden en waarden, dat de wetenschappelijke praktijk binnen een gemeenschap stuurt.
* **Verstehen (Dilthey)**: Het begrijpen van de betekenissen van sociale fenomenen, in tegenstelling tot het verklaren ervan.
* **Kwantitatief vs. Kwalitatief onderzoek**: Twee brede categorieën van onderzoeksmethoden in de sociale wetenschappen die voortkomen uit verschillende epistemologische opvattingen.
### Implicaties
* Wetenschappelijke kennis is voorlopig en kan altijd worden herzien of weerlegd.
* De nadruk op falsificatie moedigt kritisch denken en de actieve poging tot weerlegging van theorieën aan.
---
* Het inductieprobleem, zoals geformuleerd door Hume, ondergraaft de zekerheid van wetenschappelijke kennis.
* Karl Popper stelt falsifieerbaarheid voor als een criterium om wetenschap van pseudowetenschap te scheiden.
* Wetenschappelijke theorieën zijn voorlopig en kunnen enkel weerlegd, niet definitief bewezen worden.
### Sleutelbegrippen
* **Inductie:** Redeneervorm waarbij men van specifieke observaties tot een algemene conclusie komt.
* Conclusie is waarschijnlijk, niet absoluut zeker.
* Centraal in empirische wetenschappen.
* **Deductie:** Redeneervorm waarbij men van algemene premissen tot een specifieke conclusie komt.
* Biedt zekerheid indien premissen waar zijn en redenering logisch geldig is.
* Belangrijk in logica en wiskunde.
* **Probleem van inductie (Hume):** Onmogelijkheid om de waarheid van een universele theorie definitief te bewijzen met empirische evidentie.
* Toekomst lijkt op het verleden is een aanname, geen bewezen feit.
* Wetenschappelijke kennis berust op psychische verwachtingsmechanismen.
* **Falsifieerbaarheid (Popper):** Een theorie is wetenschappelijk als ze potentieel weerlegbaar is door middel van observatie.
* Demarcatiecriterium: scheidt wetenschap van niet-wetenschap.
* **Verificatieprincipe:** Een uitspraak is zinvol als ze empirisch getoetst of logisch bewezen kan worden.
* Popper vindt dit onvoldoende als criterium voor wetenschappelijkheid.
* **Falsificatie:** Actief zoeken naar bewijs dat een theorie weerlegt.
* Een theorie die niet weerlegd kan worden, is niet wetenschappelijk.
* **Hypothetisch-deductieve methode:** Wetenschappers formuleren hypothesen die vervolgens deductief worden getoetst.
* Theorieën hebben een voorlopig en weerlegbaar karakter.
### Sleutelconcepten
* **Hume's scepsis over causaliteit:**
* Causaliteit is geen direct waarneembare kracht, maar een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte.
* We zien opeenvolging van gebeurtenissen, niet de noodzakelijke verbinding.
* **Popper's kritiek op verificatie:**
* Theorieën zoals die van Marx en Freud zijn te breed en kunnen elk feit verklaren, waardoor ze niet falsifieerbaar zijn.
---
* Het inductieprobleem, zoals geformuleerd door Hume, stelt dat het onmogelijk is om de waarheid van algemene wetten definitief te bewijzen op basis van een beperkt aantal empirische waarnemingen.
* Karl Popper stelt dat wetenschappelijke kennis nooit definitief bewezen kan worden, maar wel weerlegd.
* Poppers oplossing is het falsificationisme: een theorie is wetenschappelijk als ze falsifieerbaar (weerlegbaar) is.
### Key facts
* David Hume was sceptisch over causaliteit, omdat de oorzaak zelf niet zintuiglijk waargenomen kan worden; we zien enkel opeenvolgende gebeurtenissen.
* Volgens Hume is causaliteit een psychologische projectie, gebaseerd op gewoonte en verwachting, geen objectief gegeven.
* Het probleem van inductie ondermijnt de zekerheid van wetenschappelijke kennis, aangezien deze vaak berust op het extrapoleren van het verleden naar de toekomst.
* Popper verwierp het verificatiebeginsel van het logisch positivisme als demarcatiecriterium voor wetenschap.
* Popper introduceerde het falsifieerbaarheidscriterium: wetenschappelijke theorieën moeten zodanig geformuleerd zijn dat ze potentieel weerlegd kunnen worden door empirisch bewijs.
* Een theorie die niet weerlegbaar is, is volgens Popper geen wetenschappelijke theorie (bv. "God is een aardbei").
* Wetenschappelijke vooruitgang wordt volgens Popper niet bereikt door het bevestigen van theorieën, maar door het proberen te weerleggen ervan.
### Key concepts
* **Inductie:** Redeneervorm van specifieke observaties naar een algemene conclusie; waarschijnlijk, maar niet absoluut zeker.
* **Causaliteit (Hume):** De relatie waarbij de ene gebeurtenis (oorzaak) een andere gebeurtenis (gevolg) teweegbrengt; volgens Hume een psychologische projectie.
* **Demarcatiecriterium:** Een criterium om wetenschap te onderscheiden van niet-wetenschap.
* **Verificatiebeginsel:** Uitspraken zijn alleen zinvol als ze empirisch toetsbaar of logisch bewijsbaar zijn.
* **Falsifieerbaarheid:** De mogelijkheid om een theorie wetenschappelijk te weerleggen door empirisch bewijs.
* **Hypothetisch-deductief model:** Wetenschappelijke kennis is voorlopig en kan worden weerlegd door empirisch bewijs.
* **Kritisch rationalisme:** Popper's filosofische stroming die de nadruk legt op kritische toetsing en weerlegging.
### Implications
* Wetenschappelijke kennis is altijd voorlopig en kan worden herzien.
* Het is onmogelijk om de absolute waarheid van een wetenschappelijke theorie definitief te bewijzen.
* Het demarcatiecriterium van falsifieerbaarheid helpt bij het onderscheiden van wetenschap van pseudowetenschap.
* Wetenschappers moeten actief op zoek gaan naar weerleggingen van hun eigen theorieën om de wetenschap vooruit te helpen.
* De focus ligt op het elimineren van fouten in plaats van het bevestigen van kennis.
- > **Tip:** Onthoud dat Popper niet zegt dat we causaliteit niet mogen gebruiken in het dagelijks leven, maar wel dat we ons bewust moeten zijn van het gebrek aan absolute
- zekerheid bij het toepassen ervan in wetenschappelijke wetmatigheden
- > **Voorbeeld:** De wet "alle zwanen zijn wit" is een product van inductie
---
* Wetenschap wordt bedreigd door het inductieprobleem, dat de geldigheid van conclusies uit specifieke observaties ondermijnt.
* Karl Popper stelt falsifieerbaarheid voor als het demarcatiecriterium voor wetenschap, in plaats van verificatie.
* **Inductieprobleem:** De moeilijkheid om uit een beperkt aantal specifieke observaties algemene wetten met zekerheid af te leiden, omdat toekomstige observaties de conclusie kunnen tegenspreken.
* **Causaliteit:** Het idee dat gebeurtenissen noodzakelijk uit elkaar voortvloeien; Hume betwijfelde of dit werkelijk waarneembaar is of slechts een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte.
* **Falsifieerbaarheid:** Een theorie is wetenschappelijk als deze in principe weerlegbaar is door empirisch bewijs.
* **Demarcatiecriterium:** Het principe dat wetenschap onderscheidt van pseudowetenschap. Popper stelt falsifieerbaarheid voor, tegenover verificatie.
* **Verificatiebeginsel:** De eis dat een uitspraak zinvol is als deze empirisch getoetst of bewezen kan worden. Popper beschouwt dit als ontoereikend voor wetenschap.
* **Hypothetisch-deductieve methode:** Wetenschappelijke kennis wordt opgebouwd door het formuleren van voorlopige theorieën (hypotheses) die vervolgens deductief worden getoetst aan de empirische werkelijkheid.
* **Voorlopige kennis:** Wetenschappelijke kennis is nooit definitief bewezen, maar altijd voorlopig en open voor herziening of weerlegging.
### Kernfeiten
* David Hume betoogde dat causaliteit gebaseerd is op gewoonte en herhaalde waarneming, niet op directe empirische evidentie.
* Popper verwierp de inductieve methode als fundament voor wetenschappelijke kennis.
* Een wetenschappelijke theorie moet actief worden getest op weerlegbaarheid.
* Theorieën die alles kunnen verklaren (zoals die van Marx of Freud volgens Popper) zijn niet wetenschappelijk omdat ze niet falsifieerbaar zijn.
* Een voorbeeld van een niet-falsifieerbare uitspraak is "God is een aardbei", omdat er geen toetsbare methode is om dit te weerleggen.
* Popper's werk benadrukt dat wetenschappelijke vooruitgang bestaat uit het weerleggen van onjuiste theorieën, wat leidt tot betere, meer robuuste kennis.
* Het falen van verificatie om wetenschap te onderscheiden van pseudowetenschap.
* De nadruk op het kritisch toetsen van theorieën in plaats van het zoeken naar bevestiging.
* Wetenschappelijke kennis is cumulatief in de zin dat weerlegde theorieën worden vervangen door beter getoetste theorieën.
* De wetenschappelijke houding vereist een openheid voor kritiek en weerlegging.
---
* Popper biedt een oplossing voor het inductieprobleem, dat aantoont dat algemene wetenschappelijke wetten nooit definitief bewezen kunnen worden.
* Wetenschappelijke theorieën moeten falsifieerbaar zijn; de mogelijkheid om ze te weerleggen is het criterium voor wetenschappelijkheid.
* Wetenschappelijke vooruitgang wordt gedreven door het elimineren van fouten door middel van kritische toetsing, niet door verificatie.
* Het inductieprobleem, geformuleerd door Hume, stelt dat conclusies uit beperkte observaties nooit absolute zekerheid bieden voor algemene wetten.
* Elke nieuwe observatie kan in tegenspraak zijn met eerdere, waardoor definitief bewijs onmogelijk is.
* Popper verwerpt het verificatieprincipe van het logisch positivisme als demarcatiecriterium voor wetenschap.
* Hij introduceert het falsificatiebeginsel als het belangrijkste criterium om wetenschap van pseudowetenschap te onderscheiden.
* Een theorie is wetenschappelijk als ze potentieel weerlegbaar is door empirisch bewijs.
* Theorieën van bijvoorbeeld Marx en Freud zijn voorbeelden van niet-falsifieerbare theorieën omdat ze elke observatie kunnen verklaren.
* Wetenschappelijke kennis is altijd voorlopig en hypothetisch, nooit definitief bewezen.
* Het proces van wetenschappelijke kennisopbouw is deductief, hypothetisch en selectief.
* **Inductieprobleem**: De moeilijkheid om algemene wetten te bewijzen op basis van specifieke observaties; de toekomst kan anders zijn dan het verleden.
* **Falsifieerbaarheid**: De eigenschap van een wetenschappelijke theorie die potentieel weerlegbaar is door empirische waarnemingen.
* **Demarcatiecriterium**: Het principe dat onderscheid maakt tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke uitspraken (bij Popper: falsifieerbaarheid).
* **Hypothetisch-deductieve methode**: Wetenschappers formuleren hypothesen die vervolgens deductief worden getoetst aan de werkelijkheid.
* **Kritisch rationalisme**: De filosofische stroming van Popper, die benadrukt dat wetenschappelijke kennis ontstaat door kritische toetsing en eliminatie van fouten.
* **'God is een aardbei'**: Een voorbeeld van een niet-wetenschappelijke uitspraak omdat deze niet falsifieerbaar is; er is geen toetsbare methode om de waarheid of onwaarheid ervan vast te stellen.
* Wetenschappers moeten actief proberen hun eigen theorieën te weerleggen om vooruitgang te boeken.
* Wetenschap is een dynamisch proces van gissen en weerleggen, geen verzameling van zekere waarheden.
* Het werk van Popper benadrukt het belang van kritisch denken en het voortdurend bevragen van bestaande kennis.
* Dit demarcatiecriterium helpt bij het onderscheiden van geloofwaardige wetenschap van pseudowetenschap.
* Wetenschappelijke vooruitgang wordt bereikt door theorieën te falsificeren en betere, meer toetsbare alternatieven te ontwikkelen.
---
# Wetenschapsfilosofische discussies over methoden in de sociale wetenschappen
### Kernidee
* Centrale vraagstukken rond kennisverwerving, waarheid en wetenschappelijkheid in de sociale wetenschappen.
* Historische ontwikkeling van epistemologische en ontologische debatten die methodologische keuzes beïnvloeden.
* Divergentie tussen natuur- en sociale wetenschappen met bijbehorende methodologische discussies.
### Key facts
* Wetenschap streeft naar gesystematiseerde en betrouwbare kennis, deelbaar, systematisch en controleerbaar.
* Klassiek onderscheid tussen *epistèmè* (ware kennis) en *doxa* (mening) is cruciaal voor onderscheid tussen weten en menen.
* Thales van Milete introduceerde de wiskundige methode als fundament voor betrouwbare kennis.
* De Verlichting bracht een wending naar de rede, het subject en een open wereldbeeld.
* René Descartes' rationalisme benadrukte de rede als bron van zekere kennis, beginnend met methodische twijfel.
* John Locke's empirisme stelde zintuiglijke ervaring en de 'tabula rasa' als beginpunt van kennis.
* David Hume's scepticisme betwijfelde causaliteit en de geldigheid van inductie voor zekere kennis.
* Karl Popper introduceerde falsifieerbaarheid als criterium voor wetenschappelijkheid, in plaats van verificatie.
* Francis Bacon pleitte voor een nieuwe, inductieve wetenschappelijke benadering gebaseerd op experimenten.
* Immanuel Kant overbrugde rationalisme en empirisme door de actieve rol van het subject in kennisverwerving te benadrukken.
* Thomas Kuhn introduceerde het concept van paradigma's en paradigmaverschuivingen in wetenschappelijke vooruitgang.
* Sociale wetenschappen worden gekenmerkt door een 'spreidstand' tussen empirisch-formele en interpretatieve benaderingen.
### Key concepts
* **Epistemologie (Kennisleer):** Bestudeert de aard, herkomst, reikwijdte en grenzen van kennis.
* **Ontologie (Zijnsleer):** Onderzoekt de aard van het bestaan, wat er werkelijk is.
* **Methodische Twijfel (Descartes):** Een systematische methode om tot onbetwijfelbare zekerheden te komen door alles in twijfel te trekken.
* **Cogito, ergo sum (Descartes):** 'Ik denk, dus ik ben' – het eerste zekere fundament van Descartes.
* **Cartesiaans Dualisme:** Onderscheid tussen de denkende substantie (*res cogitans*) en de uitgebreide substantie (*res extensa*).
* **Tabula Rasa (Locke):** De menselijke geest is bij geboorte een onbeschreven blad, gevuld door zintuiglijke ervaring.
* **Causaliteit (Hume):** De relatie tussen oorzaak en gevolg, die volgens Hume gebaseerd is op gewoonte, niet op directe waarneming.
* **Probleem van inductie (Hume):** De moeilijkheid om vanuit beperkte ervaringen algemene, zekere conclusies te trekken over de toekomst of universele wetten.
* **Falsifieerbaarheid (Popper):** Een theorie is wetenschappelijk als ze potentieel weerlegbaar is door empirisch bewijs.
* **Paradigma (Kuhn):** Een gedeeld denkkader dat wetenschappelijke gemeenschappen leidt in hun waarneming en probleemoplossing.
### Implications
### Common pitfalls
---
* De sociale wetenschappen kenmerken zich door een methodestrijd, waarbij verschillende benaderingen (empirisch-formeel, interpretatief, kritisch-emancipatorisch) strijden om de beste manier om sociale verschijnselen te bestuderen.
* Discussies over de methode weerspiegelen fundamentele verschillen in de opvatting over wat 'kennis' is en hoe deze verkregen kan worden.
### Kernfeiten
* Sociale wetenschappen kennen geen eenduidige definitie of breed gedeeld paradigma, wat leidt tot een pre-paradigmatische of multi-paradigmatische status.
* De keuze van methode hangt af van het onderzoeksobject (individu vs. structuur) en de epistemologische opvatting.
* Verschillende stromingen binnen de sociale wetenschappen hanteren fundamenteel andere methodologische logica's.
### Kernconcepten
* **Empirisch-formele benadering:**
* Volgt het model van de natuurwetenschappen (naturalisme).
* Nadruk op meetbaarheid, herhaalbaarheid, toetsbare hypotheses en causale wetmatigheden (nomothetische kennis).
* Gebruikt kwantitatieve methoden (surveys, experimenten, statistiek).
* Streeft naar waardevrije kennisproductie (wertfreiheit).
* **Interpretatieve benadering (hermeneutiek):**
* Focus op het begrijpen (verstehen) van betekenissen, context en subjectieve ervaringen.
* Onderzoeker is een betrokken interpretator die de leefwereld van de onderzochte probeert te doorgronden.
* Gebruikt kwalitatieve methoden (diepte-interviews, participerende observatie, casestudies).
* Erkent de rol van waarden en de positie van de onderzoeker (reflexiviteit).
* **Kritisch-emancipatorische benadering:**
* Streeft naar sociale bewustwording en bevrijding van onderdrukte groepen.
* Waarde gedreven met een focus op emancipatie.
* Critiqueert bestaande machtsstructuren en zoekt naar maatschappelijke verandering.
### Implicaties
* De keuze voor een bepaalde methode beïnvloedt fundamenteel hoe sociale realiteit wordt begrepen en geanalyseerd.
* Methodologische keuzes bepalen of kennis wordt gezocht in verklaringen (oorzaak-gevolg) of in interpretaties (betekenis).
* De pre-paradigmatische status van de sociale wetenschappen kan worden gezien als een teken van onrijpheid of juist als een bron van rijkdom door methodologische diversiteit.
* Hedendaags onderzoek in sociale wetenschappen neigt naar interdisciplinariteit en pragmatisme, waarbij methodes worden gecombineerd (mixed methods).
---
* De sociale wetenschappen kenmerken zich door een voortdurende methodestrijd, waarbij fundamentele discussies gaan over de aard van het onderzoeksobject en de meest geschikte onderzoeksmethoden.
* Er bestaat geen consensus over een enkel, breed gedeeld paradigma, wat leidt tot een multi-paradigmatische benadering in de sociale wetenschappen.
* De methodologische discussies weerspiegelen diepere filosofische en epistemologische debatten over de aard van kennis en de relatie tussen onderzoeker en onderzochte realiteit.
* Het **empirisch-formele paradigma** (naturalisme) streeft naar nomothetische kennis via algemene wetmatigheden, vergelijkbaar met natuurwetenschappen.
* Het **hermeneutisch-interpretatieve paradigma** focust op ‘Verstehen’ (begrijpen) van betekenissen binnen specifieke contexten, in plaats van causale verklaringen.
* Het **kritisch-emancipatorische paradigma** richt zich op maatschappelijke bewustwording en bevrijding, met een waarde-gedreven benadering.
* De **Methodenstreit** (methodenstrijd) sinds de 19e eeuw polariseert tussen verklaren (empirisch-formele benadering) en begrijpen (interpretatieve benadering).
* Sociale wetenschappen worden vaak gezien als pre-paradigmatisch door het ontbreken van een stabiel, breed gedeeld paradigma, wat zowel als zwakte als sterkte kan worden beschouwd.
* Het onderscheid tussen natuur- en sociale wetenschappen is controversieel, met argumenten voor methodologische eenheid (monisme) en voor specifieke methoden (dualisme).
* De aard van het onderzoeksobject (individuele actoren versus sociale structuren) is cruciaal voor de keuze van de methode.
* **Naturalisme:** Benadering die stelt dat sociale fenomenen bestudeerd kunnen worden met methoden die verwant zijn aan de natuurwetenschappen.
* **Verklaren (Erklären):** Identificeren van oorzaak-gevolgrelaties en opstellen van algemene, toetsbare wetten (natuurwetenschappelijk model).
* **Begrijpen (Verstehen):** Het doorgronden van de betekenis van menselijke handelingen en sociale fenomenen binnen hun specifieke context.
* **Nomothetische kennis:** Kennis in de vorm van algemene wetten of regelmatigheden die universeel toepasbaar zijn.
* **Ideografische kennis:** Kennis die gericht is op het beschrijven en begrijpen van unieke, specifieke gebeurtenissen of fenomenen (vaak geassocieerd met interpretatieve benaderingen).
* **Hermeneutiek:** Een interpretatieve methode gericht op het begrijpen van betekenissen, oorspronkelijk uit teksten, later uitgebreid naar culturele uitingen en sociaal handelen.
* **Emancipatie:** Het streven naar bevrijding van sociale overheersing of onderdrukking.
* **Waardevrijheid (Wertfreiheit):** Het principe dat wetenschappelijk onderzoek vrij moet zijn van normatieve waardeoordelen.
* **Inter-subjectiviteit:** Gedeelde kennis of begrip binnen een sociale of culturele gemeenschap, als alternatief voor puur objectiviteit.
* **Paradigma (Kuhn):** Een gedeeld denkkader, bestaande uit theorieën, methoden en waarden, dat de manier waarop wetenschappers de wereld waarnemen en problemen oplossen, beïnvloedt.
* **Anomalieën:** Empirische gegevens die niet langer binnen het bestaande theoretische kader (paradigma) kunnen worden verklaard.
* De keuze voor een bepaald paradigma heeft directe gevolgen voor de gehanteerde onderzoeksmethoden (bv. surveys, experimenten versus diepte-interviews, participerende observatie).
* Fundamentele verschillen in epistemologische opvattingen leiden tot verschillende criteria voor wat als geldige ‘kennis’ wordt beschouwd in de sociale wetenschappen.
* De discussie tussen verklaren en begrijpen heeft geleid tot de opkomst van 'mixed methods', waarbij kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen worden gecombineerd.
* Wetenschapsfilosofische debatten beïnvloeden de praktische uitvoering en classificatie van onderzoek in de hedendaagse sociale wetenschappen.
---
* Methoden in de sociale wetenschappen worden bepaald door dieperliggende filosofische discussies over kennis en werkelijkheid.
* Een fundamenteel debat gaat over de vraag of sociale wetenschappen de methoden van natuurwetenschappen kunnen volgen (naturalisme) of dat een eigen interpretatieve methode vereist is.
* De keuze voor een methode hangt samen met de ontologische (over de aard van de werkelijkheid) en epistemologische (over de aard van kennis) aannames van de onderzoeker.
* Hedendaagse sociale wetenschappen kennen een veelheid aan benaderingen, vaak resulterend in een pragmatisch gebruik van gemengde methoden.
* De empirisch-formele benadering streeft naar nomothetische kennis (algemene wetten) en is geïnspireerd door positivisme en empirisme.
* Het deductief-nomologisch (DN) model, met Hempel als belangrijk vertegenwoordiger, verklaart verschijnselen via algemene wetten en beginvoorwaarden.
* De interpretatieve benadering (hermeneutiek) focust op het begrijpen van de betekenis van sociale fenomenen, geïnspireerd door Dilthey.
* Kwantitatieve methoden worden vaak geassocieerd met het empirisch-formele paradigma (verklaren, objectiviteit, meten).
* Kwalitatieve methoden worden geassocieerd met de interpretatieve benadering (begrijpen, subjectiviteit, context).
* De kritisch-emancipatorische benadering streeft naar bevrijding van sociale overheersing en is waarde-gedreven.
* Thomas Kuhn introduceerde het concept van paradigmaverschuivingen, waarbij wetenschappelijke vooruitgang niet lineair is maar bestaat uit revolutionaire omwentelingen.
* Een paradigma is een gedeeld denkkader dat de waarneming en probleemoplossing van wetenschappers beïnvloedt.
* Sociale wetenschappen worden door sommigen als "pre-paradigmatisch" beschouwd, wat duidt op diversiteit in benaderingen.
* **Naturalisme:** Benadering waarbij sociale fenomenen bestudeerd worden met methoden die verwant zijn aan de natuurwetenschappen.
* **Verstehen (begrijpen):** De interpretatieve poging om de betekenis van sociale fenomenen te doorgronden, in tegenstelling tot *erklären* (verklaren).
* **Nomothetische kennis:** Kennis in de vorm van algemene wetten of regelmatigheden, universeel toepasbaar.
* **Idiografische kennis:** Kennis die zich richt op de specifieke en unieke kenmerken van een fenomeen (wordt hier minder expliciet benoemd maar impliciet in de interpretatieve benadering).
* **Waardevrijheid (Wertfreiheit):** Het ideaal dat wetenschappelijk onderzoek vrij moet zijn van normatieve, morele of politieke waardeoordelen.
* **Paradigma:** Een gedeeld denkkader, inclusief theorieën, methoden en waarden, binnen een wetenschappelijke gemeenschap.
* **Paradigmaverschuiving:** Een fundamentele omwenteling in het heersende paradigma binnen een wetenschapsgebied.
* **Kwantitatief onderzoek:** Focust op numerieke gegevens, meten, statistische analyse, en algemene patronen.
* **Kwalitatief onderzoek:** Focust op diepgaand begrip van betekenissen, context, ervaringen, vaak via interviews en observaties.
* **Emancipatie:** Bevrijding van sociale overheersing of onderdrukking.
* De keuze van methoden in sociale wetenschappen is inherent verbonden met epistemologische en ontologische aannames.
* Er is geen eenduidige methode voor alle sociale wetenschappen; diversiteit aan benaderingen leidt tot rijkere, zij het soms minder eenduidige, kennis.
---
* Discussies over methoden in de sociale wetenschappen weerspiegelen fundamentele epistemologische en ontologische vragen.
* Het debat centreert zich rond de vraag of sociale wetenschappen natuurwetenschappelijke methoden kunnen en moeten volgen, of dat ze een eigen, interpretatieve benadering vereisen.
* **Methodologisch monisme** versus **methodologisch dualisme**:
* Monisme: sociale wetenschappen volgen dezelfde logische en empirische principes als natuurwetenschappen.
* Dualisme: sociale wetenschappen vereisen specifieke methoden die rekening houden met de betekenis en context van menselijk handelen.
* **Verklaren (Erklären)** versus **begrijpen (Verstehen)**:
* Verklaren: Zoeken naar universele, causale wetmatigheden (natuurwetenschappelijk model).
* Begrijpen: Reconstrueren van de betekenis die actoren aan hun handelen geven (interpretatieve benadering).
* **Empirisch-formele benadering (Naturalisme)**:
* Gebaseerd op positivisme en empirisme.
* Nadruk op objectieve metingen, herhaalbaarheid, toetsbare hypothesen en causale verbanden.
* Doel: Nomothetische kennis (algemene wetten).
* Waardevrijheid (wertfreiheit) als ideaal.
* Kenmerken: Derdepersoonsperspectief, focus op kwantitatieve methoden.
* **Hermeneutisch-interpretatieve benadering**:
* Wortels in de geesteswetenschappen.
* Nadruk op de betekenis van sociaal handelen en culturele contexten.
* Doel: Verstehen (begrijpen) van subjectieve ervaringen en perspectieven.
* Kenmerken: Eerstepersoonsperspectief, reflexiviteit, focus op kwalitatieve methoden.
* **Kritisch-emancipatorische benadering**:
* Doel: Maatschappelijke bevrijding en bewustwording van onderdrukking.
* Waarde-gedreven (emancipatie).
* Kritiek op bestaande machtsstructuren en sociale ongelijkheid.
* **Paradigma (Kuhn)**:
* Een gedeeld denkkader, model of conceptuele lens binnen een wetenschappelijke gemeenschap.
### Voorbeelden van Methoden
---
# De kritisch-emancipatorische benadering in sociaalwetenschappelijk onderzoek
### Kernidee
* Focus op sociale ongelijkheid, machtsstructuren en onderdrukking.
* Wetenschappelijk onderzoek als middel voor sociale verandering en bevrijding.
* Ontmaskeren van ideologieën en dominante opvattingen die onderdrukking in stand houden.
* Onderzoekers zijn actief betrokken bij het bevorderen van emancipatie.
### Kernconcepten
* **Emancipatie:** Bevrijding van sociale, politieke of economische onderdrukking.
* **Macht:** Sociale relaties waarbij sommigen controle uitoefenen over anderen.
* **Ideologie:** Systemen van ideeën die de bestaande machtsverhoudingen legitimeren.
* **Onderdrukking:** Systematische beperking van de vrijheid of mogelijkheden van groepen.
* **Kritiek:** Analyse en ontmaskering van bestaande sociale structuren en machtsverhoudingen.
* **Bewustwording:** Het proces waarbij individuen zich bewust worden van hun eigen onderdrukte positie.
* **Waarde-gedreven onderzoek:** Onderzoek dat expliciet streeft naar sociale rechtvaardigheid.
* **Praktijkgericht onderzoek:** Onderzoek dat leidt tot concrete actie en sociale verandering.
* **Participatieve methoden:** Betrekken van onderzochte groepen bij het onderzoeksproces.
* **Dialoog:** Centrale rol voor communicatie tussen onderzoeker en onderzochten.
### Implicaties
* Onderzoekers nemen expliciet een politieke of maatschappelijke positie in.
* Focus op groepen die historisch gemarginaliseerd zijn (bv. vrouwen, etnische minderheden).
* Kennisproductie is niet neutraal, maar heeft een emancipatorisch doel.
* Wetenschap wordt gezien als een instrument voor sociale rechtvaardigheid.
* Bevordert empowerment van onderzochte groepen.
* Streeft naar een meer rechtvaardige en democratische samenleving.
---
* De kritisch-emancipatorische benadering streeft naar het bevrijden van groepen uit sociale overheersing.
* Deze benadering is waarde gedreven en richt zich op emancipatie, in tegenstelling tot louter verklaren of begrijpen.
* Het doel is bewustwording te creëren bij onderdrukte groepen om zo sociale verandering te bewerkstelligen.
### Key facts
* De benadering vindt zijn oorsprong in de marxistische traditie, met focus op de klassenstrijd.
* Het emancipatiestreven is uitgebreid naar diverse ondergeprivilegieerde groepen, zoals vrouwen.
* Deze benadering positioneert zich expliciet als waarde gedreven en actief betrokken bij maatschappelijke verandering.
* Het is een reactie op de als onvoldoende beschouwde benaderingen van louter verklaren (empirisch-formeel) en begrijpen (interpretatief).
### Key concepts
* **Emancipatie:** Het proces van bevrijding van sociale, politieke of economische overheersing.
* **Onderdrukking:** Sociale structuren of machtsverhoudingen die individuen of groepen beperken.
* **Bewustwording:** Het kritisch inzicht verkrijgen in de eigen situatie van onderdrukking en de oorzaken daarvan.
* **Maatschappelijke verandering:** Het actief nastreven van transformaties in sociale structuren om ongelijkheid en onrecht te bestrijden.
### Implications
* Onderzoekers nemen een activistische rol aan, wat de scheiding tussen onderzoeker en onderzochte (en de eis van waardevrijheid) bevraagt.
* Methoden zijn gericht op het versterken van de positie van gemarginaliseerde groepen en het stimuleren van hun participatie.
* De benadering impliceert een politiek geladen wetenschap, die zich niet neutraal opstelt ten opzichte van sociale ongelijkheid.
* Het succes van onderzoek wordt mede afgemeten aan de mate waarin het bijdraagt aan emancipatie en sociale rechtvaardigheid.
---
* Deze benadering ziet sociaalwetenschappelijk onderzoek niet als neutraal, maar als potentieel instrument voor maatschappelijke verandering en bevrijding.
* Het onderzoekt hoe machtsstructuren en sociale ongelijkheid tot stand komen en hoe deze doorbroken kunnen worden.
* Het bevordert bewustwording bij onderdrukten om hen te empoweren tot actie.
* **Emancipatie:** Het streven naar bevrijding van sociale overheersing, onderdrukking en ongelijkheid.
* **Bewustwording (Praxis):** Het proces waarbij individuen of groepen inzicht krijgen in hun eigen maatschappelijke positie en de oorzaken van hun onderdrukking.
* **Kritische reflectie:** Het systematisch bevragen van gevestigde normen, waarden en machtsverhoudingen.
* **Actieonderzoek:** Een onderzoeksbenadering waarbij onderzoekers en betrokkenen samenwerken aan het identificeren en oplossen van maatschappelijke problemen.
* **Waardegestuurd onderzoek:** Onderzoek dat expliciet uitgaat van bepaalde waarden en doelen, zoals rechtvaardigheid en gelijkheid.
* **Participatie:** Het actief betrekken van de onderzochte groepen bij alle fasen van het onderzoek.
* **Machtsanalyse:** Het ontleden van de manier waarop machtsrelaties functioneren in de samenleving.
* **Ontologische assumpties:** De aannames over de aard van de sociale werkelijkheid, vaak gericht op structurele ongelijkheid en machtsrelaties.
* **Epistemologische assumpties:** De visie dat kennis niet neutraal is, maar mede gevormd wordt door machtsverhoudingen en de positie van de onderzoeker.
* Onderzoekers nemen een expliciete maatschappelijke positie in en streven naar verandering.
* De rol van de onderzoeker is niet neutraal observerend, maar transformerend.
* Wetenschappelijke kennis wordt gezien als een middel tot empowerment en sociale rechtvaardigheid.
* Er is een sterke nadruk op het geven van een stem aan gemarginaliseerde groepen.
* Het onderzoek is vaak gericht op het blootleggen en bevragen van ideologieën die ongelijkheid in stand houden.
### Kritische Aantekeningen
* Het risico bestaat dat onderzoekers te veel hun eigen agenda opleggen aan de onderzochte groepen.
* De subjectiviteit van de onderzoeker kan leiden tot selectieve interpretaties.
* Het is soms lastig om de "wetenschappelijke objectiviteit" te handhaven wanneer er een duidelijk emancipatorisch doel is.
---
* Benadrukt het bevrijden van onderdrukte groepen uit sociale overheersing.
* Streeft naar maatschappelijke verandering door bewustwording van onderdrukking.
* Onderzoekt hoe sociale structuren machtsverhoudingen creëren en in stand houden.
* Ziet onderzoek als een middel voor sociale actie en emancipatie.
* **Emancipatie:** Het loskomen van sociale overheersing en het bereiken van autonomie en zelfbeschikking.
* **Onderdrukking:** Systematische uitoefening van macht door dominante groepen over minderheden of gemarginaliseerde groepen.
* **Kritische theorie:** Een brede intellectuele traditie die de sociale werkelijkheid analyseert met het doel deze te veranderen.
* **Bewustwording (conscientisering):** Het proces waarbij individuen en groepen zich bewust worden van hun eigen onderdrukte positie en de oorzaken daarvan.
* **Participatieve actie-onderzoek:** Onderzoeksbenaderingen waarbij onderzoekers en de onderzochte groepen samenwerken om kennis te genereren en maatschappelijke verandering te bewerkstelligen.
* **Waarde-gedreven onderzoek:** Onderzoek dat expliciet geleid wordt door bepaalde waarden, zoals rechtvaardigheid, gelijkheid en emancipatie.
* **Machtsrelaties:** De verhoudingen tussen groepen in de samenleving die bepalen wie macht heeft en wie niet.
* **Maatschappelijke hervorming:** Het streven naar structurele veranderingen in de samenleving om sociale ongelijkheid en onderdrukking tegen te gaan.
* **Subjectiviteit:** De erkenning dat menselijke ervaringen en perspectieven worden gevormd door individuele en collectieve achtergronden.
* **Rol van de onderzoeker:** De onderzoeker is geen neutrale waarnemer, maar een actieve deelnemer die zich committeert aan emancipatorische doelen.
* **Methodologie:** Er wordt vaak gebruik gemaakt van kwalitatieve methoden die de subjectieve ervaringen en perspectieven van onderdrukte groepen centraal stellen.
* **Toepassing:** De bevindingen worden gebruikt om sociale bewegingen te ondersteunen en beleidsveranderingen te bepleiten die leiden tot grotere sociale rechtvaardigheid.
* **Macht en kennis:** Er is een erkenning dat kennisproductie niet waardevrij is en vaak beïnvloed wordt door bestaande machtsstructuren.
* **Focus op kwetsbare groepen:** De benadering richt zich specifiek op het analyseren en aanpakken van de uitdagingen waarmee gemarginaliseerde gemeenschappen worden geconfronteerd.
- > **Tip:** Deze benadering stelt de traditionele eis van waardevrijheid in sociaalwetenschappelijk onderzoek ter discussie door expliciet een emancipatorisch doel voorop te stellen
---
* Deze benadering streeft naar het bevrijden van mensen uit sociale overheersing en onderdrukking.
* Het onderzoeksdoel is het genereren van kennis die leidt tot maatschappelijke verandering en bevrijding van onderdrukte groepen.
* Onderzoek is waarde-gedreven en gericht op emancipatie.
### Belangrijke aspecten
* **Emancipatie als doel:** Gericht op het loskomen van individuen en groepen uit sociale overheersing.
* **Historische wortels:** Geïnspireerd door de Marxistische traditie, specifiek de klassenstrijd, en uitgebreid naar andere onderdrukten (bv. vrouwen).
* **Doelgerichte kennis:** Kennis wordt niet neutraal vergaard, maar dient een expliciet politiek en sociaal doel.
* **Participerend onderzoek:** Onderzoekers zijn niet slechts neutrale observatoren, maar nemen vaak actief deel.
* **Bewustwording:** Bevorderen van kritisch bewustzijn bij onderdrukten over hun eigen situatie.
* **Actie-onderzoek:** De bevindingen leiden direct tot actie en maatschappelijke verandering.
### Kritiek en valkuilen
* **Subjectiviteit:** De sterke waardegestuurdheid kan leiden tot een gebrek aan objectiviteit.
* **Mogelijke polarisatie:** Kan leiden tot een "wij-zij"-denken, wat onderzoek kan belemmeren.
* **Risico op activisme:** Het risico bestaat dat onderzoekers meer activist worden dan neutrale wetenschappers.
* **Definitie van onderdrukking:** De definitie van 'onderdrukking' kan subjectief zijn en variëren.
---
# kritische theorie en maatschappelijk engagement
### Kernidee
* Wetenschap is een menselijke activiteit gericht op het verkrijgen van gesystematiseerde en betrouwbare kennis.
* Wetenschappelijkheid vereist kennisdeling, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* De sociale wetenschappen kennen een pre-paradigmatisch statuut, met diverse benaderingen en een voortdurende methodestrijd.
### Wetenschappelijke criteria
* Kennis moet (streven naar) deelbaar zijn via theorievorming.
* Onderzoek moet systematisch en navolgbaar verlopen via expliciete methoden.
* Transparantie van onderzoeksproces en -keuzes is essentieel voor controleerbaarheid.
* Controleerbaarheid maakt toetsing en herziening door collega's mogelijk, wat de betrouwbaarheid verhoogt.
### Paradigma's en de sociale wetenschappen
* Een paradigma is een gedeeld denkkader dat waarneming en probleemoplossing stuurt binnen een wetenschappelijke gemeenschap.
* Sociale wetenschappen zijn multi-paradigmatisch, wat wijst op diversiteit aan benaderingen en een rijker begrip.
* De keuze voor een paradigma beïnvloedt de gestelde vragen, verwachte antwoorden en gebruikte methoden.
### Methodenstrijd in de sociale wetenschappen
* **Empirisch-formele benadering:**
* Volgt natuurwetenschappelijk model: verklaren via algemene wetmatigheden (nomothetisch).
* Nadruk op herhaalbaarheid, controleerbaarheid en waardevrijheid.
* Gebruikt kwantitatieve methoden zoals surveys en experimenten.
* Streeft naar objectieve kennis, waarbij de onderzoeker een neutrale observator is.
* **Interpretatieve benadering:**
* Gericht op het begrijpen van betekenis en context (hermeneutiek).
* Nadruk op subjectieve betekenissen en de leefwereld van actoren.
* Gebruikt kwalitatieve methoden zoals diepte-interviews en participerende observatie.
* Onderzoeker is een betrokken interpretator die zich bewust is van zijn eigen rol (reflexiviteit).
* **Kritisch-emancipatorische benadering:**
* Doel is maatschappelijke bewustwording en bevrijding van onderdrukking.
* Waarde gedreven, gericht op emancipatie van ondergeprivilegieerde groepen.
* Vaak geïnspireerd door de marxistische traditie en bredere emancipatiestrevingen.
---
* Maatschappelijk engagement is een essentieel onderdeel van kritische theorie.
* Kritische theorie streeft naar sociale verandering en emancipatie.
* Engagement vereist reflectie op machtsstructuren en sociale ongelijkheid.
### Belangrijkste feiten
* Kritische theorie ontstaat als reactie op onrechtvaardige sociale en politieke structuren.
* Het doel is niet enkel beschrijven, maar ook veranderen van de maatschappij.
* Engagement betekent actief deelnemen aan maatschappelijke debatten en acties.
* Het analyseert hoe machtsverhoudingen worden gecreëerd en in stand gehouden.
* Onderdrukking en ongelijkheid zijn centrale thema's binnen de kritische theorie.
* De theorie is vaak interdisciplinair en put uit filosofie, sociologie en psychologie.
### Belangrijkste concepten
* **Emancipatie:** Het proces van bevrijding van sociale onderdrukking en beperkingen.
* **Ideologiekritiek:** Analyse van de manier waarop dominante ideeën de werkelijkheid vertekenen.
* **Machtsanalyse:** Onderzoek naar de aard, bronnen en effecten van macht in de samenleving.
* **Sociale transformatie:** Het streven naar fundamentele veranderingen in maatschappelijke structuren.
* **Zelfreflectie:** Het kritisch onderzoeken van eigen overtuigingen en positie in de maatschappij.
### Implicaties
* Maatschappelijk engagement vraagt om een actieve houding ten opzichte van sociale problemen.
* Het kan leiden tot het ontmaskeren van verborgen ideologieën en machtsmechanismen.
* Kritische theorie moedigt interdisciplinaire samenwerking aan voor een breder maatschappelijk begrip.
* Het belang van dialoog en kritische discussie voor sociale vooruitgang wordt benadrukt.
* Onderzoekers worden aangemoedigd om hun rol en waarden in het onderzoeksproces te erkennen.
---
* Kritische theorie onderzoekt de verhouding tussen kennis, macht en maatschappelijke structuren.
* Doel is niet louter beschrijven, maar ook kritisch bevragen en bijdragen aan maatschappelijke verandering.
* Maatschappelijk engagement is een integraal onderdeel van kritisch theoretisch onderzoek.
### Belangrijke concepten
* **Ideologiekritiek:** Onderzoek naar hoe heersende ideeën en normen de bestaande machtsverhoudingen in stand houden.
* **Vrije markt en kapitalisme:** Kritische analyse van de gevolgen van kapitalistische systemen voor mens en maatschappij.
* **Instrumentele rede:** Kritiek op een puur efficiëntie- en beheersingsgerichte rationaliteit die menselijke waarden negeert.
* **Onderdrukking:** Analyse van de diverse vormen van sociale en economische onderdrukking.
* **Emancipatie:** Het streven naar bevrijding van onderdrukking en het vergroten van menselijke autonomie en solidariteit.
### Kernfeiten
* Kritische theorie ontstond vanuit de Frankfurter Schule (o.a. Horkheimer, Adorno, Marcuse, Fromm).
* De theorie is sterk beïnvloed door Marx, Freud en Weber, maar ontwikkelt deze verder.
* Focus ligt op het ontmaskeren van verborgen machtsstructuren in de samenleving.
* Wetenschap wordt niet als neutraal beschouwd, maar als een potentieel instrument van macht.
* Het bevorderen van bewustwording en kritisch denken is een centraal doel.
* Wetenschappers hebben een ethische verantwoordelijkheid om kritisch te reflecteren op de maatschappelijke impact van hun werk.
* Kennisproductie is inherent verbonden met politieke en sociale contexten.
* Onderzoek moet bijdragen aan een meer rechtvaardige en humane samenleving.
* Bevordering van burgerparticipatie en emancipatorische processen.
---
* Kritische theorie streeft naar maatschappelijke transformatie door het blootleggen van machtsstructuren en ideologieën.
* Maatschappelijk engagement impliceert dat academische kennis actief wordt ingezet om sociale verandering te bewerkstelligen.
### Kernconcepten
* **Ideologiekritiek:** Analyse van hoe heersende ideeën de bestaande sociale orde legitimeren en bestendigen.
* **Gevangen in machtsrelaties:** Erkennen dat individuen en hun kennis gevormd worden door sociale en politieke machtsverhoudingen.
* **Geïnstrumentaliseerde rede:** Kritiek op de rede wanneer deze wordt ingezet ter rechtvaardiging van bestaande machtsstructuren in plaats van als middel voor bevrijding.
* **Rechtvaardigheid als centraal doel:** Morele en politieke streven naar een rechtvaardigere samenleving.
* **Subalterne stemmen:** Aandacht voor de perspectieven en kennis van gemarginaliseerde groepen.
* **Communicatieve actie:** Idee dat sociale consensus en legitimiteit voortkomen uit vrije en rationele communicatie.
* **Paradigmaverschuiving:** Noodzaak om wetenschappelijke denkkaders te veranderen om tot een juister begrip van de maatschappij te komen.
* **Wetenschap als activistische praktijk:** Wetenschappers hebben een verantwoordelijkheid om hun kennis in te zetten voor sociale verbetering.
* **Onderzoek vanuit het perspectief van de onderdrukten:** Kennisproductie moet rekening houden met en bijdragen aan de bevrijding van gemarginaliseerde groepen.
* **Transdisciplinaire samenwerking:** Noodzaak voor samenwerking tussen academici en maatschappelijke actoren om complexe sociale problemen aan te pakken.
* **Kritiek op waardevrijheid:** De claim van waardevrijheid wordt betwist; wetenschap is inherent verbonden met waarden en maatschappelijke belangen.
* **Dialoog en reflectie:** Centraal staan het voeren van open dialogen en kritische zelfreflectie over de rol van wetenschap in de maatschappij.
* **Bevordering van kritisch bewustzijn:** Het doel is om individuen en gemeenschappen in staat te stellen bestaande structuren kritisch te bevragen.
- > **Tip:** Het concept van "kritische theorie" is nauw verbonden met de Frankfurt School en denkers als Adorno, Horkheimer en Habermas
- Hun werk benadrukt de sociale en historische context van kennis en macht
---
* **Maatschappelijk engagement:** Kritische theorie ziet maatschappelijk engagement als een essentieel onderdeel van de kritiek zelf, niet als een extern doel.
* **Praxis:** Kennisproductie moet leiden tot actie en transformatie in de praktijk, niet enkel tot theoretische analyse.
* **Emancipatie:** Het uiteindelijke doel is het bevrijden van mensen uit onderdrukkende structuren en denkbeelden.
* **Zelfreflectie:** Wetenschappers moeten zich bewust zijn van hun eigen positie en de rol van hun onderzoek in de maatschappij.
### Kernbegrippen
* **Ongemakkelijke waarheid:** Kritische theorie onthult ongemakkelijke waarheden over machtsstructuren en sociale ongelijkheid die vaak worden genegeerd of gemaskeerd.
* **Normatieve focus:** Het gaat niet enkel om het beschrijven van de werkelijkheid, maar ook om het stellen van normen voor hoe de werkelijkheid zou moeten zijn.
* **Deconstructie:** Bestaande sociale en politieke constructies worden kritisch ontleed om hun onderliggende machtsverhoudingen bloot te leggen.
* **Interdisciplinariteit:** Kritische theorie trekt inzichten uit diverse disciplines (sociologie, filosofie, psychologie, politiek, etc.) om complexe maatschappelijke problemen te analyseren.
* **Gedeelde verantwoordelijkheid:** De verantwoordelijkheid voor maatschappelijke verandering ligt niet enkel bij de wetenschapper, maar ook bij degenen die de analyse ontvangen.
* **Subjectieve ervaring en objectieve structuren:** Erkenning van zowel de individuele, subjectieve ervaringen als de invloed van objectieve sociale structuren op het menselijk leven.
* **Directe maatschappelijke relevantie:** Onderzoek wordt direct gekoppeld aan het oplossen van maatschappelijke problemen en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid.
* **Potentiële conflict met gevestigde belangen:** De kritische aard van de theorie kan leiden tot weerstand van machthebbers of gevestigde instituties.
* **Rol van de onderzoeker als activist:** De onderzoeker wordt gezien als een actieve deelnemer in het maatschappelijk debat, niet als een neutrale observator.
* **Focus op macht en onderdrukking:** Een centrale focus ligt op het blootleggen van machtsrelaties en vormen van sociale onderdrukking.
* **Bevordering van kritisch denken bij het publiek:** Kritische theorie beoogt het publiek aan te zetten tot zelfstandig kritisch denken over hun eigen leefwereld.
* **Belang van dialoog en discussie:** Kritische theorie gedijt bij open dialoog, debat en uitwisseling van ideeën om tot nieuwe inzichten te komen.
---
# onderzoek strategieën en validiteit in gedragswetenschappen
### Kernidee
- Kennisverwerving in de gedragswetenschappen is complex en kent diverse benaderingen.
- De vraag hoe we tot betrouwbare kennis komen, is centraal en kent een lange filosofische geschiedenis.
- Verschillende epistemologische en ontologische opvattingen beïnvloeden de keuze van onderzoeksmethoden en de interpretatie van resultaten.
### Wetenschapsfilosofische context
- Filosofie richt zich op vragen zonder vaste oplossingsmethode, in tegenstelling tot wetenschappen met een methodologie en consensus.
- Epistemologische vragen gaan over de aard, herkomst en grenzen van kennis (wat is weten, waarheid, zekerheid?).
- Wetenschap streeft naar gesystematiseerde, betrouwbare en deelbare kennis.
### Ontologie en Epistemologie
- **Ontologie:** Onderzoek naar de aard van de werkelijkheid; wat bestaat er?
- Ontologische opvattingen beïnvloeden hoe onderzoekers de sociale werkelijkheid conceptualiseren.
- **Epistemologie:** Leer van de kennis; hoe verkrijgen we kennis en wat kunnen we zeker weten?
- Het onderscheid tussen ontologie en epistemologie is cruciaal voor het begrijpen van wetenschappelijke benaderingen.
### Historische ontwikkelingen in kennisverwerving
- **Rationalisme (Descartes):** Kennis komt voort uit de rede (ratio); zintuiglijke ervaring is onbetrouwbaar.
- Methode: methodische twijfel en deductief redeneren.
- Kernidee: "Ik denk, dus ik ben." ($cogito, ergo sum$).
- Cartesiaans dualisme: onderscheid tussen denkende substantie ($res\ cogitans$) en uitgebreide substantie ($res\ extensa$).
- **Empirisme (Locke, Hume):** Alle kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring.
- Locke: de menselijke geest is een onbeschreven blad ($tabula\ rasa$).
- Hume: sceptisch over causaliteit; we nemen opeenvolgingen waar, geen noodzakelijke verbindingen.
- Het probleem van inductie: conclusies uit het verleden bieden geen absolute zekerheid voor de toekomst.
- **Idealisme (Kant):** Kennis is een synthese van zintuiglijke ervaring en aangeboren structuren van het verstand (a-priorivormen).
- Het kennende subject speelt een actieve rol in het construeren van de werkelijkheid.
- Onderscheid tussen fenomenale wereld (hoe dingen verschijnen) en noumenale werkelijkheid (dingen op zichzelf).
- A-priorikennis (onafhankelijk van ervaring) vs. a-posteriorikennis (afhankelijk van ervaring).
- Categorische imperatief als leidraad voor ethisch handelen.
- **Kritisch rationalisme (Popper):** Wetenschap doorloopt periodes van falsificatie; theorieën moeten weerlegbaar zijn.
- Demarcatiecriterium: falsifieerbaarheid scheidt wetenschap van pseudowetenschap.
### Wetenschapsfilosofie in de gedrags- en maatschappijwetenschappen
---
* Sociale wetenschappen kennen een pre-paradigma status, wat duidt op diversiteit aan benaderingen en theoretische kaders.
* De methodologische aanpak in sociale wetenschappen is een voortdurende discussie, met kernvragen over het studieobject en de methode.
* Kennis in sociale wetenschappen kan voortkomen uit het 'verklaren' van verschijnselen of het 'begrijpen' van betekenissen.
### Belangrijke concepten
* **Empirisch-formele benadering (naturalisme):**
* Streeft naar eenheid met natuurwetenschappen, nadruk op objectieve metingen en toetsbare hypotheses.
* Gebruikt nomothetische kennis (algemene wetten) en het deductief-nomologische (DN) model voor verklaringen.
* Vereist herhaalbaarheid, controleerbaarheid en waardevrijheid (wertfreiheit).
* Focus op kwantitatief onderzoek, met methoden als surveys, experimenten en statistische modellering.
* Onderzoeker staat neutraal tegenover het object (derdepersoonsperspectief).
* **Interpretatieve benadering (hermeneutiek/verstehen):**
* Richt zich op het begrijpen van betekenissen, context en subjectieve ervaringen.
* Ontleent wortels aan het werk van Schleiermacher en Dilthey.
* Studieobject is alles wat als tekst kan functioneren (culturele uitingen, sociale praktijken).
* Kennis wordt verkregen door het doorgronden van de betekenis van deze 'teksten' (studieobject).
* Benadrukt het belang van het eerstepersoonsperspectief en reflexiviteit van de onderzoeker.
* Methoden: diepte-interviews, participerende observatie, casestudies, discoursanalyse.
* **Kwantitatieve en kwalitatieve methoden:**
* Praktische uitwerking van filosofische debatten, gericht op de concrete onderzoeksaanpak.
* Kwantitatief: nadruk op cijfers, meten en algemene wetmatigheden.
* Kwalitatief: nadruk op diepgang, betekenis en context.
* **Kritisch-emancipatorische benadering:**
* Streeft naar bevrijding van sociale overheersing en onderdrukking.
* Inspiratie uit marxistische tradities en bredere emancipatiebewegingen.
* Richt zich op maatschappelijke bewustwording en sociale verandering.
### Implicaties
* De diversiteit aan benaderingen in de sociale wetenschappen kan worden gezien als een teken van volwassenheid (multi-paradigma) in plaats van onvolwassenheid.
---
* Verschillen in onderzoeksmethoden en benaderingen maken een eenduidige definitie van wetenschap moeilijk.
* Natuurwetenschappen leggen de nadruk op objectieve metingen, terwijl sociale wetenschappen interpretatie en context prioriteren.
* Wetenschap streeft naar gesystematiseerde en betrouwbare kennis die gedeeld, systematisch en controleerbaar is.
* De keuze voor onderzoeksobject en methode hangt samen met fundamentele ontologische en epistemologische aannames.
### Key facts
* Wetenschappelijk onderzoek onderscheidt zich door deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* Transparantie van het onderzoeksproces maakt herhaling en kritische bevraging mogelijk.
* Controleerbaarheid door collega's verhoogt de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van gegenereerde kennis.
* Er bestaan verschillende wetenschappelijke paradigma's die opvattingen over wetenschap sturen.
* Ontologie onderzoekt de eigenschappen van dingen die bestaan en beïnvloedt de onderzoeksbenadering.
* Epistemologie (kennisleer) vraagt naar de aard, herkomst en grenzen van kennis.
* De Verlichting was een periode van kritisch onderzoek naar nieuwe fundamenten van kennis.
* Kant stelde de actieve rol van het subject in kennisverwerving centraal (Copernicaanse revolutie in epistemologie).
* De idee van een "categorische imperatief" is essentieel voor Kants ethiek, gebaseerd op de rede.
* Popper introduceerde het falsifieerbaarheidscriterium als demarcatie tussen wetenschap en pseudowetenschap.
* Kuhn beschreef wetenschappelijke vooruitgang als een proces van paradigmaverschuivingen.
* Sociale wetenschappen zijn pre-paradigmatisch of multi-paradigmatisch, wat duidt op diversiteit aan benaderingen.
### Key concepts
* **Paradigma:** Een gedeeld denkkader, inclusief overtuigingen, theorieën en methoden, binnen een wetenschappelijke gemeenschap.
* **Ontologie:** De leer van het zijn; de studie van wat bestaat en hoe de werkelijkheid is opgebouwd.
* **Epistemologie:** De kennisleer; de studie van de aard, oorsprong en grenzen van menselijke kennis.
* **Rationalisme (Descartes):** Kennis komt voort uit de rede, niet uit zintuiglijke ervaring. "Ik denk, dus ik ben."
* **Empirisme (Locke, Hume):** Alle kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring; de geest is een "tabula rasa" bij de geboorte.
* **Falsifieerbaarheid (Popper):** Een theorie is wetenschappelijk als ze potentieel weerlegbaar is door empirisch bewijs.
* **Hermeneutiek (Dilthey):** Benadering gericht op het begrijpen van betekenis in menselijke handelingen en cultuur (Verstehen).
* **Naturalisme (Empirisch-formele benadering):** Bestuderen van sociale fenomenen met methoden verwant aan natuurwetenschappen (Erklären).
* **Methodenstreit:** Voortdurende discussie over de meest geschikte methode voor sociaalwetenschappelijk onderzoek.
### Implications
---
* De betrouwbaarheid van kennis in de gedragswetenschappen is een complex vraagstuk, dat diep geworteld is in filosofische debatten over kennisverwerving en de aard van de werkelijkheid.
* Verschillende wetenschapsfilosofische paradigma's, zoals het empirisch-formele, het interpretatieve en het kritisch-emancipatorische, bieden uiteenlopende benaderingen voor het verkrijgen van betrouwbare kennis.
* De keuze voor een specifieke onderzoeksmethode (kwantitatief of kwalitatief) weerspiegelt fundamentele opvattingen over wat 'kennis' is en hoe deze het best kan worden verkregen.
### Kenmerken van wetenschappelijkheid
* Wetenschappelijk onderzoek streeft naar kennis die gedeeld kan worden met anderen.
* Wetenschappelijke kennis is systematisch geordend en navolgbaar.
* Er is controle op de betrouwbaarheid van de kennis, onder andere door transparantie van het onderzoeksproces.
* Wetenschappelijkheid vereist de mogelijkheid tot herhaling of kritische bevraging van het onderzoek.
### Paradigma's in de gedragswetenschappen
* **Empirisch-formele benadering:**
* Volgt het model van de natuurwetenschappen (naturalisme).
* Streeft naar nomothetische kennis (algemene wetmatigheden).
* Gebruikt het deductief-nomologisch (DN) model voor verklaringen.
* Benadrukt herhaalbaarheid, controleerbaarheid en waardevrijheid (wertfreiheit).
* Methoden: grootschalige surveys, experimenten, statistische modellering.
* **Interpretatieve benadering:**
* Richt zich op het begrijpen van betekenissen en de subjectieve ervaring van actoren.
* Heeft wortels in hermeneutiek (Dilthey) en fenomenologie.
* Onderzoekt 'waarom' achter gedrag, niet enkel 'wat'.
* Methoden: diepte-interviews, participerende observatie, casestudies.
* Reflexiviteit van de onderzoeker is essentieel.
* Vaak geïnspireerd door marxistische tradities en feministische theorieën.
* Focust op maatschappelijke bewustwording en verandering.
* Is waarde-gedreven met als doel emancipatie.
### Kennisleer en methodenstrijd
* **Kwantitatieve methoden:** Gericht op het meten van observeerbare patronen en het ontdekken van algemene verbanden (overeenkomst met empirisch-formele benadering).
### Implicaties voor onderzoek
---
* De rol van de onderzoeker en de invloed van waarden op onderzoek.
* Kritische benaderingen stellen het bestaande machtsevenwicht ter discussie.
### Sleutelfeiten
* Kwantitatieve en kwalitatieve methoden weerspiegelen verschillende epistemologische opvattingen.
* De focus op methoden is praktischer dan op diepere filosofische achtergronden.
* Hedendaagse sociale wetenschap is interdisciplinair en pragmatisch, en kiest methoden passend bij de onderzoeksvraag.
* De keuze tussen kwantitatief en kwalitatief weerspiegelt fundamentele opvattingen over kennisverwerving.
* Het idee van 'emancipatorisch' onderzoek is gericht op bevrijding van sociale overheersing.
* Marxistische traditie benadrukt klassenstrijd en bevrijding van het proletariaat.
* Emancipatiestreven breidde zich uit naar andere ondergeprivilegieerde groepen zoals vrouwen.
* Onderzoekers worden aangemoedigd zich bewust te zijn van hun eigen rol en invloed.
### Sleutelconcepten
* **Kwantitatief onderzoek:** Richt zich op meetbare data en statistische analyse om algemene patronen te ontdekken.
* **Kwalitatief onderzoek:** Richt zich op diepgaand begrip van betekenis, context en subjectieve ervaringen.
* **Emancipatorisch onderzoek:** Heeft als doel sociale verandering en bevrijding van onderdrukking.
* **Waardengedreven onderzoek:** Erkent en integreert expliciet de waarden van de onderzoeker in het onderzoeksproces.
* **Reflexiviteit:** Het bewustzijn van de onderzoeker van de eigen rol, invloed en subjectiviteit.
* Het besef dat onderzoeksprocessen altijd beïnvloed worden door de waarden en achtergrond van de onderzoeker.
* Kennisproductie is niet volledig neutraal, maar kan mede gevormd worden door de intentie tot sociale verandering.
* De erkenning van de onderzoeker als een betrokken interpretator, niet als een neutrale buitenstaander.
* Onderzoek kan niet alleen gericht zijn op verklaren, maar ook op het bevragen en transformeren van sociale structuren.
---
# Filosofische grondslagen van wetenschappelijke kennis
### Kernidee
* Wetenschapsfilosofie onderzoekt de aard, herkomst en grenzen van wetenschappelijke kennis.
* Centraal staan epistemologische vragen: wat is kennis, hoe verkrijgen we die, en wat kunnen we zeker weten?
* Verschillende filosofische stromingen (rationalisme, empirisme, kritisch rationalisme, idealisme, paradigma-denken) bieden diverse antwoorden op deze kernvragen.
### Key facts
* Wetenschapsfilosofie ontstond vanaf de 17e/begin 18e eeuw, met een focus op kennistheoretische vragen.
* Epistemologie onderzoekt wat het betekent om iets te 'weten' en onderscheidt kennis van mening of geloof.
* De funderingsproblematiek (regressieprobleem) is een centraal punt binnen de epistemologie.
* Wetenschappelijke kennis streeft naar deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* Michel Foucault onderscheidde 'weten' (savoir) en 'kennis' (connaissance), afhankelijk van de epistèmè van een periode.
* Thales van Milete gebruikte axioma's en logische redeneringen als grondslag voor wiskundige kennis.
* De Verlichting (18e eeuw) benadrukte rede, vrijheid, kennis en maatschappelijke hervorming, wat leidde tot een nieuw wereldbeeld.
* Het subject-object onderscheid werd fundamenteel voor de moderne filosofie en wetenschap.
### Key concepts
* **Rationalisme (Descartes):** Kennis komt voort uit de rede; 'je pense, donc je suis' is het onbetwijfelbare fundament.
* Methodische twijfel is een middel om tot zekerheid te komen.
* Cartesiaans dualisme onderscheidt res cogitans (denkende substantie) en res extensa (uitgebreide substantie).
* **Empirisme (Locke, Hume):** Kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring.
* Locke: de geest is bij geboorte een 'tabula rasa'.
* Hume: sceptisch over causaliteit; dit is een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte, geen empirisch gegeven.
* **Probleem van inductie:** Onmogelijkheid om uit beperkte observaties algemene wetten met zekerheid af te leiden.
* **Kritisch rationalisme (Popper):** Wetenschap is toetsbaar en falsifieerbaar; een theorie is wetenschappelijk als deze weerlegd kan worden.
* Demarcatiecriterium: falsifieerbaarheid scheidt wetenschap van niet-wetenschap.
* Wetenschap is een proces van hypothesen vormen en actief proberen te weerleggen.
* **Idealisme (Kant):** Kennis is een wisselwerking tussen ervaring en aangeboren structuur van het verstand (a-priori categorieën).
* Fenomenale wereld (zoals die aan ons verschijnt) vs. noumenale werkelijkheid (dingen op zich).
* Copernicaanse revolutie in de epistemologie: het subject structureert de werkelijkheid.
* Categorische imperatief als basis voor universele moraal.
### Implications
### Common pitfalls
---
* Focus op epistemologische vragen: wat is kennis, hoe verkrijgen we deze, en wat zijn de grenzen ervan?
* Wetenschappelijke kennis streeft naar betrouwbaarheid, systematisch karakter en deelbaarheid.
* Het onderscheid tussen subject (kennende) en object (gekende) is cruciaal in de wetenschapsfilosofie.
* Wetenschapsfilosofie onderzoekt methoden, criteria en fundamenten van wetenschappelijke kennis.
* De zoektocht naar betrouwbare kennis vindt zijn oorsprong in de Griekse oudheid met figuren als Thales van Milete.
* De Verlichting (18e eeuw) bracht een wending naar het subject en een hernieuwd vertrouwen in de rede.
* Verschillende wetenschapsgebieden hanteren uiteenlopende methoden en opvattingen over wat wetenschappelijk is.
* Wetenschap wordt gedefinieerd als een menselijke activiteit gericht op gesystematiseerde en betrouwbare kennis.
* Drie kerncriteria voor wetenschappelijkheid zijn deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* Michel Foucault onderscheidt 'savoir' (weten) als ervaren waarheid binnen een epistème van 'connaissance' (kennis) als wetenschappelijk gevalideerd.
* **Epistemologie**: De leer van de kennis, gericht op aard, herkomst en grenzen van kennis.
* **Ontologie**: De zijnsleer, onderzoekt wat er bestaat en hoe de werkelijkheid is opgebouwd.
* **Methodische twijfel (Descartes)**: Techniek om tot zekere kennis te komen door alles wat betwijfelbaar is, tijdelijk te verwerpen.
* **Cogito, ergo sum (Descartes)**: 'Ik denk, dus ik ben', het eerste onbetwijfelbare fundament van kennis.
* **Cartesiaans dualisme**: Scheiding tussen 'res cogitans' (denkende substantie) en 'res extensa' (uitgebreide substantie).
* **Tabula rasa (Locke)**: De menselijke geest is bij geboorte een onbeschreven blad, gevuld door zintuiglijke ervaring.
* **Empirisme (Locke, Hume)**: Alle kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring en observatie.
* **Causaliteit (Hume)**: De relatie tussen oorzaak en gevolg is geen objectief gegeven, maar een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte.
* **Probleem van inductie (Hume)**: De onmogelijkheid om met zekerheid conclusies te trekken over de toekomst of algemene wetten op basis van beperkte empirische waarnemingen.
* **Falsifieerbaarheidscriterium (Popper)**: Een theorie is wetenschappelijk als ze potentieel weerlegbaar is door empirisch bewijs.
* **Paradigma (Kuhn)**: Een gedeeld denkkader of model binnen een wetenschappelijke gemeenschap dat de waarneming en probleemoplossing beïnvloedt.
* **Verstehen vs. Erklären (Dilthey)**: Begrijpen van betekenis (menswetenschappen) versus verklaren van verschijnselen (natuurwetenschappen).
* **Categorische imperatief (Kant)**: Een onvoorwaardelijke morele wet die universeel toepasbaar moet zijn.
* **A-priorikennis**: Kennis die onafhankelijk van ervaring wordt verworven.
* **A-posteriorikennis**: Kennis die afhankelijk is van ervaring.
---
* Wetenschapsfilosofie onderzoekt hoe wetenschap te werk gaat en wat wetenschappelijkheid kenmerkt.
* Kernvragen richten zich op de aard, herkomst en grenzen van kennis.
* Er is geen eenduidige definitie van wetenschap; methoden en opvattingen verschillen per vakgebied.
### Belangrijke concepten
* **Epistemologie (Kennisleer):** Bestudeert wat kennis is, hoe we die verkrijgen en hoe we zekerheid kunnen bereiken.
* **Ontologie (Zijnsleer):** Onderzoekt wat werkelijk bestaat en hoe de werkelijkheid is opgebouwd.
* **Doxa:** Mening of opinie, in tegenstelling tot epistèmè (ware kennis).
* **Epistème:** Ware, betrouwbare, goed gefundeerde en systematische kennis.
* **Weten vs. Geloven:** Weten impliceert juistheid; geloven kan juist of fout zijn.
* **Rationalisme:** Kennis komt voort uit de rede (ratio); Descartes is hier een belangrijke vertegenwoordiger van.
* **Empirisme:** Kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring; Locke en Hume zijn belangrijke vertegenwoordigers.
* **Methodische twijfel (Descartes):** Een techniek waarbij men tijdelijk alles in twijfel trekt om tot onbetwijfelbare zekerheden te komen.
* **Cogito, ergo sum (Descartes):** "Ik denk, dus ik ben," het fundament van Descartes' zekerheid.
* **Cartesiaans dualisme:** De opdeling van de werkelijkheid in twee substanties: *res cogitans* (denkende substantie) en *res extensa* (uitgebreide substantie).
* **Tabula rasa (Locke):** Het idee dat de menselijke geest bij geboorte een onbeschreven blad is.
* **Causaliteit (Hume):** De relatie tussen oorzaak en gevolg; Hume stelt dat we de oorzaak zelf niet waarnemen, maar dit baseren op gewoonte.
* **Probleem van inductie (Hume):** De moeilijkheid om op basis van beperkte ervaringen algemene conclusies over de toekomst of wetten te trekken.
* **Falsifieerbaarheidscriterium (Popper):** Een theorie is wetenschappelijk als ze weerlegbaar is; dit dient als demarcatiecriterium tussen wetenschap en pseudowetenschap.
* **Paradigma (Kuhn):** Een gedeeld denkkader, model of geheel van opvattingen binnen een wetenschappelijke gemeenschap dat de waarneming en probleemoplossing beïnvloedt.
* **Paradigmaverschuiving:** Een revolutionaire verandering in het wetenschappelijk denken, waarbij een oud paradigma wordt vervangen door een nieuw.
* **Verklaren vs. Begrijpen (Dilthey):** Natuurwetenschappen verklaren (*erklären*), menswetenschappen begrijpen (*verstehen*).
* **Kwantitatief vs. Kwalitatief onderzoek:** Twee brede benaderingen binnen sociaalwetenschappelijk onderzoek, die verschillende filosofische grondslagen weerspiegelen.
### Belangrijke feiten
* De Verlichting bracht een verschuiving van een gesloten naar een open wereldbeeld, met nadruk op rede en vooruitgang.
* Het onderscheid tussen subject (kennende) en object (gekende) werd fundamenteel in de moderne filosofie.
* Descartes' methodische twijfel begon met het in twijfel trekken van zintuigen en denken, leidend tot "ik denk, dus ik ben."
* Locke zag de geest als een *tabula rasa*, gevuld door zintuiglijke ervaringen.
### Implicaties
### Voorbeelden
---
* Kennisfilosofie onderzoekt de aard, herkomst en grenzen van kennis.
* Centrale vraag is hoe we weten wat we weten, en hoe we ware kennis onderscheiden van mening.
* Wetenschappelijkheid wordt gekenmerkt door deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* Het onderscheid tussen subject (kennende) en object (gekende) is cruciaal in de kennisleer.
* **Epistemologie (Kennisleer):** Studie naar de aard, oorsprong en grenzen van kennis.
* **Ontologie (Zijnsleer):** Studie naar wat bestaat en de eigenschappen daarvan.
* **Rationalisme:** Kennis komt voort uit de rede (bv. Descartes).
* **Empirisme:** Kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring (bv. Locke, Hume).
* **Methodische twijfel:** Systematisch twijfelen aan overtuigingen om tot zekerheid te komen (Descartes).
* **Cogito, ergo sum:** "Ik denk, dus ik ben" - het onbetwijfelbare fundament van Descartes.
* **Cartesiaans dualisme:** Scheiding van res cogitans (denkende substantie) en res extensa (uitgebreide substantie).
* **Tabula rasa:** De menselijke geest is bij geboorte een onbeschreven blad (Locke).
* **Causaliteit:** De relatie tussen oorzaak en gevolg, problematisch voor empiristen (Hume).
* **Probleem van inductie:** De moeilijkheid om uit specifieke observaties algemene wetten met zekerheid af te leiden (Hume).
* **Falsificatiecriterium:** Een theorie is wetenschappelijk als ze weerlegbaar is (Popper).
* **Paradigma:** Een gedeeld denkkader binnen een wetenschappelijke gemeenschap (Kuhn).
* **Verklaren (Erklären):** Natuurwetenschappelijke benadering gericht op causale verbanden (Dilthey).
* **Begrijpen (Verstehen):** Menswetenschappelijke benadering gericht op het interpreteren van betekenis (Dilthey).
* **Categorische imperatief:** Een onvoorwaardelijk geldende morele wet (Kant).
* **A-priorikennis:** Kennis onafhankelijk van ervaring (bv. logica, wiskunde).
* **A-posteriorikennis:** Kennis verkregen uit ervaring (bv. natuurwetenschappen).
### Kernfeiten
* Filosofie stelt ultieme vragen waarvoor nog geen oplossingsmethode is.
* De Verlichting bracht een wending naar de rede en het kritisch onderzoeken van oude ideeën.
* Descartes zocht naar een onbetwijfelbaar fundament voor kennis door middel van radicale twijfel.
* Hume stelde dat causaliteit een psychologische projectie is, gebaseerd op gewoonte.
---
* Wetenschap streeft naar gesystematiseerde en betrouwbare kennis.
* Het wetenschappelijk karakter wordt bepaald door deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid.
* De menselijke geest is niet een lege emmer, maar ordent en structureert indrukken actief.
### Sleutelconcepten
* **Epistemologie (kennisleer):** Leertheorie die zich bezighoudt met de aard, herkomst en grenzen van kennis.
* **Ontologie (zijnsleer):** Onderzoekt de aard van het bestaan en wat er werkelijk is.
* **Tabula rasa:** De geest is bij de geboorte een onbeschreven blad, volgens het empirisme.
* **Cogito, ergo sum:** "Ik denk, dus ik ben"; het fundament van Descartes' zekerheid.
* **Cartesiaans dualisme:** De scheiding tussen denkende substantie (res cogitans) en uitgebreide substantie (res extensa).
* **Empirisme:** Alle kennis komt voort uit zintuiglijke ervaring.
* **Rationalisme:** Zekere kennis komt voort uit de rede, niet uit zintuiglijke ervaring.
* **Methodische twijfel:** Een techniek om tot zekere kennis te komen door alles systematisch te betwijfelen.
* **Falsifieerbaarheid:** Het criterium dat een wetenschappelijke theorie weerlegbaar moet zijn.
* **Paradigma:** Een gedeeld denkkader dat de manier waarop wetenschappers de wereld zien en problemen oplossen, beïnvloedt.
* **Erklären (verklaren):** Het identificeren van oorzaak-gevolgrelaties (natuurwetenschappen).
* **Verstehen (begrijpen):** Het reconstrueren van betekenis in sociale contexten (menswetenschappen).
* **Categorische imperatief:** Een onvoorwaardelijke morele wet die als leidraad dient voor handelen.
* Descartes' methodische twijfel omvat twijfel aan zintuigen (illusie, droom) en denken (kwade demon).
* Locke stelde dat de mens ter wereld komt als een 'tabula rasa'.
* Hume was sceptisch over causaliteit, deze is volgens hem een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte.
* Popper stelde dat wetenschappelijke theorieën falsifieerbaar moeten zijn, niet verifieerbaar.
* Kuhn beschrijft wetenschappelijke vooruitgang als een proces van paradigmaverschuivingen.
* Kant betoogde dat kennis gevormd wordt door de actieve rol van het subject en a-prioristructuren.
* Het deductief-nomologisch (DN) model verklaart fenomenen via algemene wetten en beginvoorwaarden.
* Wetenschappelijke kennis is volgens Popper tentatief en kan altijd worden weerlegd.
* De interpretatieve benadering focust op het begrijpen van betekenis, niet op het verklaren van wetmatigheden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Epistemologie | De leer van de kennis, die zich bezighoudt met vragen over de aard, herkomst, grenzen en betrouwbaarheid van kennis. Het onderzoekt wat het betekent om iets te weten, hoe we kennis verkrijgen en wat het onderscheid is tussen kennis, mening en geloof. |
| Kennis | Een overtuiging die juist is en goed gefundeerd. In bredere zin omvat kennis ook ervaringsinzichten en overtuigingen die op systematische en controleerbare wijze tot stand zijn gekomen, vaak binnen wetenschappelijke praktijken. |
| Waarheid | De mate waarin een uitspraak of overtuiging overeenkomt met de feiten of de werkelijkheid. In de epistemologie is waarheid een cruciaal criterium voor kennis. |
| Doxa | Mening of opinie, die afhankelijk is van tijd en ruimte. Doxa is subjectief, veranderlijk en cultureel bepaald, in tegenstelling tot epistèmè (ware kennis). |
| Epistèmè | Ware kennis, die betrouwbaar, goed gefundeerd en systematisch is. Epistèmè wordt als universeel en noodzakelijk beschouwd, in tegenstelling tot doxa. |
| Rationalisme | Een filosofische stroming die stelt dat de rede de belangrijkste bron van zekere kennis is. Kennis komt voort uit de rede zelf, niet primair uit zintuiglijke ervaring. |
| Empirisme | Een filosofische stroming die stelt dat alle kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaring. De menselijke geest wordt bij de geboorte als een onbeschreven blad (tabula rasa) beschouwd, dat gevuld wordt met ervaringen. |
| Methodische twijfel | Een filosofische methode, met name toegepast door Descartes, waarbij men tijdelijk alle bestaande overtuigingen in twijfel trekt om een absoluut zeker fundament voor kennis te vinden. Het is een middel om tot kennis te komen, geen doel op zich. |
| Cogito, ergo sum | Latijn voor "Ik denk, dus ik ben". Dit is de fundamentele zekerheid die Descartes ontdekte door middel van methodische twijfel; het bestaan van het denkende subject is onbetwijfelbaar. |
| Cartesiaans dualisme | De filosofische opvatting van Descartes die de werkelijkheid opdeelt in twee fundamenteel verschillende substanties: res cogitans (de denkende substantie, geest) en res extensa (de uitgebreide substantie, materie). |
| Tabula rasa | Latijn voor "onbeschreven blad". Dit concept, geassocieerd met John Locke, beschrijft de menselijke geest bij de geboorte als leeg, zonder aangeboren ideeën, en gevuld door zintuiglijke ervaringen. |
| Causaliteit | De relatie waarbij het ene fenomeen (de oorzaak) leidt tot het ontstaan van een ander fenomeen (het gevolg). Volgens Hume is causaliteit geen objectief gegeven, maar een psychologische projectie gebaseerd op gewoonte. |
| Ontologie | De tak van de filosofie die de aard van het zijn en de eigenschappen van entiteiten die bestaan onderzoekt. In de sociale wetenschappen gaat het om de aannames over de sociale werkelijkheid en de structuren die daarin aanwezig zijn. |
| Inductie | Een redeneervorm waarbij men op basis van specifieke observaties tot een algemene conclusie komt. De conclusie is waarschijnlijk, maar niet absoluut zeker. |
| Deductie | Een redeneervorm waarbij men vertrekt vanuit algemene premissen en daaruit een specifieke conclusie afleidt. Als de premissen waar zijn en de redenering logisch geldig is, is de conclusie noodzakelijk waar. |
| Falsifieerbaarheid | Een criterium, voorgesteld door Karl Popper, dat stelt dat een wetenschappelijke theorie falsifieerbaar moet zijn, dat wil zeggen, dat het mogelijk moet zijn om haar te weerleggen door middel van empirische waarneming. |
| Wetenschappelijkheid | Het geheel van kenmerken en eisen waaraan wetenschappelijk onderzoek en kennis moeten voldoen, zoals deelbaarheid, systematisch karakter en controleerbaarheid. |
| Probleem van inductie | De fundamentele moeilijkheid binnen het empirisme die stelt dat het onmogelijk is om op basis van een beperkt aantal empirische waarnemingen uit het verleden algemene wetten of conclusies over de toekomst met absolute zekerheid te trekken. |
| Falsifieerbaarheidscriterium | Het criterium, voorgesteld door Karl Popper, dat een wetenschappelijke theorie wetenschappelijk maakt als ze falsifieerbaar is, dat wil zeggen, als ze potentieel weerlegd kan worden door empirisch bewijs. |
| A-priorikennis | Kennis die onafhankelijk van ervaring wordt verworven, vaak berustend op de rede en logische analyse, en die meestal noodzakelijk waar is. |
| Karl Popper | Een invloedrijke 20e-eeuwse wetenschapsfilosoof die een oplossing voor het inductieprobleem bedacht door het falsifieerbaarheidscriterium te introduceren. |
| Falsifieerbaarheidscriterium (Demarcatiecriterium) | Het criterium dat stelt dat een wetenschappelijke theorie wetenschappelijk is als ze falsifieerbaar is, oftewel mogelijk weerlegbaar. Wetenschappers moeten actief proberen hun theorieën te weerleggen. |
| Verificatie-eis | Het principe dat een wetenschappelijke uitspraak zinvol is als ze geverifieerd kan worden, d.w.z. als men kan uitleggen hoe men de uitspraak in theorie kan controleren of bewijzen door middel van waarnemingen. Popper vond dit geen adequaat criterium voor wetenschappelijkheid. |
| Kritisch rationalisme | De filosofische stroming van Karl Popper, die kritiek levert op de inductieve methode van het empirisme en de nadruk legt op het voortdurend toetsen en weerleggen van wetenschappelijke theorieën. |
| Pseudowetenschap | Kennis of theorieën die zich voordoen als wetenschappelijk, maar niet voldoen aan de criteria van wetenschappelijkheid, zoals falsifieerbaarheid. |
| Wetenschappelijke theorie | Een samenhangend geheel van uitspraken en ideeën over de werkelijkheid, dat systematisch is geordend en controleerbaar moet zijn. Volgens Popper moet een wetenschappelijke theorie falsifieerbaar zijn. |
| Axioma | Een beginsel of grondregel die als waar wordt aangenomen zonder dat het bewezen hoeft te worden, en die als basis dient voor verdere logische redeneringen en conclusies. |
| Funderingsproblematiek | Het probleem binnen de epistemologie dat elke overtuiging steun nodig heeft van een andere overtuiging, wat leidt tot een oneindige regressie en de zoektocht naar de fundamenten van kennis. |
| Kennisleer | De Nederlandse vertaling van epistemologie, de tak van de filosofie die zich bezighoudt met de aard, oorsprong en grenzen van kennis. |
| Epistemologische vragen | Vragen die gaan over de aard, herkomst en grenzen van kennis, zoals wat kennis is, hoe we kennis verkrijgen, en wat we met zekerheid kunnen weten. |
| Ontologische uitspraken | Uitspraken over wat volgens onderzoekers in de werkelijkheid aanwezig is, gebaseerd op hun beeld van de sociale werkelijkheid en bestaande sociale structuren. |
| Subject | Het kennende, waarnemende of denkende element; de mens die kennis verwerft en die zelf kennis vormt. |
| Subjectieve kader | Het denkkader dat zich richt op het bewustzijn, de ervaringen, gedachten en bedoelingen van de mens die kennis verwerft, inclusief betekenissen, interpretaties en perspectieven. |
| Res cogitans | De denkende substantie, oftewel de geest, ziel of het bewustzijn. Dit is het niet-materiële aspect van de mens volgens het cartesiaans dualisme. |
| Res extensa | De uitgebreide substantie, oftewel het lichaam. Dit is het materiële aspect van de mens dat ruimte inneemt, volgens het cartesiaans dualisme. |