Cover
立即免费开始 Samenvatting Volwassenen & Ouderen.docx
Summary
# Kwaliteit van leven en ouder worden
*Summary generation failed for this topic.*
---
# Niet-aangeboren hersenletsel (NAH)
Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht van niet-aangeboren hersenletsel (NAH), opgesteld als een studiehandleiding voor je examens.
## 2. Niet-aangeboren hersenletsel (NAH)
Dit deel van het document introduceert niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en behandelt de definitie, oorzaken, prevalentie, kenmerken, gevolgen en ondersteuningsmogelijkheden voor personen die hiermee te maken hebben.
### 2.1 Begrip van NAH
#### 2.1.1 Definitie
Een niet-aangeboren hersenletsel is een beschadiging van de hersenen die na de geboorte ontstaat, door welke oorzaak dan ook. Aangeboren afwijkingen en psychiatrische aandoeningen worden hierbij uitgesloten. Dit letsel leidt tot een onomkeerbare breuk in de levenslijn van een persoon. De hersenbeschadiging beïnvloedt het functioneren, wat kan resulteren in gevolgen op fysiek, sensorisch, cognitief en emotioneel vlak, of een combinatie hiervan. NAH kan op elke leeftijd voorkomen en wordt bij jonge kinderen soms verward met ontwikkelingsstoornissen, wat een adequate diagnose en behandeling bemoeilijkt.
#### 2.1.2 Prevalentie
In België wordt het aantal mensen met NAH geschat op ongeveer 350.000, waarvan 250.000 in Vlaanderen. In Nederland zijn de cijfers preciezer, met rond de 650.000 mensen met NAH. De meest voorkomende oorzaken in Nederland in 2016 waren: CVA (cerebrovasculair accident), traumatisch hersenletsel, Alzheimer, Parkinson, Korsakow en Huntington.
#### 2.1.3 Oorzaken
De oorzaken van NAH kunnen worden onderverdeeld in traumatische, niet-traumatische en neurodegeneratieve oorzaken.
##### 2.1.3.1 Traumatische oorzaken
Dit betreft directe impact op de hersenen door een externe oorzaak, zoals verkeersongevallen, sportblessures, fysiek geweld, het shaken baby syndroom, verdrinking of wurging. Dit kan leiden tot een hersenschudding (commotio cerebri, waarbij hersenweefsel niet beschadigd is) of een hersenkneuzing (contusio cerebri, waarbij hersenweefsel beschadigd is, meestal tijdelijk).
##### 2.1.3.2 Niet-traumatische oorzaken
* **Cerebro Vasculair Accident (CVA):** Een plotseling doorbloedingsprobleem in de hersenen, veroorzaakt door een storing in de bloedvaten. De ernst van de gevolgen hangt af van de bloeding en de locatie in de hersenen.
* **Anoxie:** Zuurstofgebrek in de hersenen, mogelijk na een hartinfarct, longproblemen, rookintoxicatie, bijna-verdrinking of complicaties tijdens de bevalling.
* **Metabole stoornis:** NAH als gevolg van een stofwisselingsziekte waarbij een essentieel enzym niet goed functioneert.
* **Tumor:** Een tumor in de hersenen kan weefsel aantasten en daardoor cerebrale functies beschadigen.
##### 2.1.3.3 Neurodegeneratieve oorzaken
Dit zijn aandoeningen waarbij het ouderdomsproces van de hersencellen versneld wordt of vervroegd optreedt, wat leidt tot verminderde hersenfuncties.
* **Dementie:** Een syndroom als gevolg van een ziekte die de hersenen aantast.
* **Multiple Sclerose (MS):** Een aandoening van het centrale zenuwstelsel die de communicatie tussen sensorische functies en de hersenen verstoort.
* **Parkinson:** Een veelvoorkomende aandoening waarbij de aanmaak van dopamine in de hersenen vermindert, wat invloed heeft op motoriek, coördinatie en stemming.
* **Huntington:** Een erfelijke aandoening die zowel lichamelijke als geestelijke gevolgen heeft, met onwillekeurige bewegingen, evenwichtsproblemen, spraak- en slikstoornissen, en psychische veranderingen zoals prikkelbaarheid en achterdocht.
De impact van NAH op de hersenen is van groot belang voor het inschatten van de gevolgen, afhankelijk van welk hersendeel beschadigd is.
#### 2.1.4 Kenmerken
De kenmerken van NAH variëren sterk, maar enkele veelvoorkomende zijn:
* **Neglect:** Verwaarlozing van een lichaamshelft en een deel van de omringende ruimte, zonder dat de persoon zich hiervan bewust is.
* **Aandachts- en concentratiestoornissen:** Stoornissen in de verschillende deelfuncties van aandacht (arousal/alertheid, volgehouden, verdeelde, gerichte aandacht, en sturing/verschuiving van aandacht). Dit beïnvloedt het werkgeheugen en de executieve functies.
* **Geheugenstoornissen:** Problemen met het opslaan en ophalen van informatie.
* **Constante vermoeidheid:** Een veelvoorkomend, uitputtend symptoom.
* **Taalstoornis (Afasie):** Moeite met het vinden van woorden, het vormen of begrijpen van taal, het gebruik van ongebruikelijke woorden of zinsconstructies, en het letterlijk interpreteren van taal.
#### 2.1.5 Gevolgen
De gevolgen van NAH kunnen zowel zichtbaar als onzichtbaar zijn en hebben een impact op diverse levensdomeinen.
##### 2.1.5.1 Zichtbare gevolgen
* Verlamming
* Gevoelsstoornissen
* Evenwichtsproblemen
* Zichtproblemen
* Incontinentie
* Spraakmoeilijkheden
* Slikproblemen
* Epilepsie
##### 2.1.5.2 Onzichtbare gevolgen
* **Cognitieve stoornissen:** Neglect, aandachts- en concentratiestoornissen, geheugenstoornissen, constante vermoeidheid, en het onvermogen om nieuwe ervaringen te leren.
* **Taalstoornissen:** Afasie.
* **Gedragsmatige stoornissen:** Verstoorde controle (ongeduld, impulsiviteit, prikkelbaarheid, agressie), verlies van initiatief, apraxie (moeite met uitvoeren van handelingen), en ontremd gedrag.
* **Emotionele stoornissen:** Emotionele instabiliteit, karakterveranderingen, gebrekkig zelfvertrouwen.
##### 2.1.5.3 Gevolgen op 7 levensdomeinen
1. **ADL (Activiteiten Dagelijks Leven):** Moeilijkheden met zelfzorg (wassen, voeding), huishoudelijke taken.
2. **Relaties:** Beïnvloeding van partner-, vriendschaps-, familie- en professionele relaties.
3. **Mobiliteit:** Problemen met verplaatsingen, zowel binnens- als buitenshuis.
4. **Communicatie:** Moeilijkheden met spreken, begrijpen, ongeremd praten of van de hak op de tak springen.
5. **Persoonlijke ontwikkeling:** Drastische impact op levensloop en toekomstverwachtingen.
6. **Wonen, werken, studeren, vrije tijd:** Zelfstandig wonen, hervatten van werk of studie en deelname aan vrijetijdsactiviteiten zijn niet altijd evident.
7. **Administratie, budgetbeheer en financiën:** Onvermogen om eigen administratie te voeren of budget te beheren door cognitieve problemen.
##### 2.1.5.4 Cognitieve impact
NAH resulteert vaak in aandachtsproblemen. Aandacht is een complexe functie bestaande uit vijf deelfuncties: arousal/alertheid, volgehouden aandacht, verdeelde aandacht, gerichte aandacht, en sturing/verschuiving van aandacht. Het werkgeheugen, dat verantwoordelijk is voor tijdelijke opslag en uitvoering van taken, is hierbij cruciaal. Bij NAH is er vaak een stoornis in het filtersysteem van het werkgeheugen, waardoor prikkels onvoldoende geselecteerd en verwerkt worden. Dit beïnvloedt zowel het korte als lange termijngeheugen, en motorische programma's.
##### 2.1.5.5 Gedragsmatige impact
Gedragsveranderingen omvatten het niet meer kunnen leren van ervaringen, verstoorde controle (ongeduld, impulsiviteit, prikkelbaarheid, agressie), verlies van initiatief, apraxie, en een verminderde inhibitie (remming van gedrag). Dit laatste leidt tot ongeremd gedrag, moeite met het afremmen van verlangens en behoeften, en problemen met het weerstaan van afleidingen en immoreel gedrag. Ook het inlevingsvermogen kan verminderd zijn.
##### 2.1.5.6 Psycho-sociale impact
NAH heeft een aanzienlijke invloed op het sociale leven. Overprikkeling maakt omgaan met groepen moeilijk, wat kan leiden tot sociale terugtrekking. Werk hervatten is vaak niet meer mogelijk, wat leidt tot verlies van vaardigheden en contacten. Relaties moeten hergedefinieerd worden, wat voor zowel de patiënt als de partner verlies met zich meebrengt.
##### 2.1.5.7 Emotionele impact
Het verlies van controle over het leven staat centraal. Dit leidt tot twijfels over eigen kunnen, identiteit, waardigheid en plaats in de samenleving. NAH kan ook de manier waarop emoties worden geuit beïnvloeden; soms ontbreekt de taal om gevoelens te uiten, wat leidt tot intuïtief of sociaal onaangepast gedrag.
Karakterveranderingen kunnen optreden, zoals sociaal onaangepast gedrag, grof taalgebruik, snel huilen, verhoogde prikkelbaarheid, veranderd gevoel voor humor, en gebrekkig zelfvertrouwen. Ontremd sociaal onaangepast gedrag omvat ongepaste opmerkingen (ook seksueel), lachen op ongepaste momenten, fysiek grensoverschrijdend gedrag, overmatig delen van persoonlijke informatie, impulsief gedrag, en grof taalgebruik.
#### 2.1.6 Ondersteuningsmogelijkheden
Er zijn verschillende vormen van ondersteuning beschikbaar voor personen met NAH.
##### 2.1.6.1 De Hersenletsel Liga
Deze organisatie, voorheen de Vlaamse Liga voor NAH, komt op voor personen met NAH, hun mantelzorgers en familie. Doelstellingen zijn onder meer het zijn van een aanspreekpunt, informeren, het bevorderen van participatie en inclusie, en het behartigen van belangen naar het beleid toe. Zij organiseren activiteiten en lotgenotencontacten.
##### 2.1.6.2 Revalidatiecentra
Na de acute behandelingsfase is snelle doorverwijzing naar een revalidatiedienst essentieel voor maximale herstelkansen. Iedereen met NAH heeft recht op multidisciplinaire revalidatie. Doorverwijzing gebeurt door de arts of sociale dienst van het ziekenhuis.
* **Gespecialiseerde revalidatiecentra:** Sommige centra hebben een specifiek aanbod voor NAH, met mogelijke specifieke voorwaarden. Andere, minder gespecialiseerde centra, kunnen ook terecht voor NAH-problematiek.
* **Residentiële en ambulante revalidatie:** Residentiële revalidatie houdt opname in het centrum in, terwijl bij ambulante revalidatie de persoon thuis verblijft en dagelijks naar het centrum gaat. De keuze hangt af van de toestand van de persoon, thuisopvangmogelijkheden en het aanbod in de buurt. Residentiële revalidatie is vaak de eerste stap na acute behandeling bij zware hulpbehoevendheid.
* **Revalidatie aan huis:** Kinesitherapie en logopedie kunnen aan huis plaatsvinden. Ergotherapie aan huis is momenteel minder vaak terugbetaald. Dit is niet altijd aangewezen in de beginfase, maar kan later wel.
##### 2.1.6.3 Ambulante hulpverlening
Diverse diensten bieden ambulante hulp, zoals lichaamsverzorging, verpleegkundige hulp, opvang, en ondersteuning bij taal- of cognitieve problemen. Voorbeelden zijn paramedische centra, Thuiszorg, en speciale voorzieningen zoals Het Havenhuis. OEF! biedt ondersteuning thuis door vrijwilligers ter aflossing van familieleden.
**Professionele zorg bij NAH kan omvatten:**
* Ziekenhuisopname
* Revalidatiecentrum
* Residentiële zorg
* Ambulante zorg
* Thuiszorg (praktisch/psychosociaal)
**Omgaan met NAH:**
* **Medicamenteuze mogelijkheden:** Er is geen medicijn tegen NAH zelf, maar wel tegen symptomen zoals depressie, angst, en fysieke klachten.
* **Netwerkondersteunende mogelijkheden:** Informatie in mensentaal, verklaren van gedrag, niet alles overnemen, tips om grip op eigen leven te behouden, en een voorspelbare dagstructuur.
**Orthopedagogische begeleidingstips:**
* Structuur en voorspelbaarheid bieden.
* Enkelvoudige opdrachten geven.
* Niet overvragen.
* Zorgen voor een prikkelarme ruimte.
* Rekening houden met vermoeidheid.
* Duidelijke communicatie zonder uit te waaieren.
* Zorgen voor succeservaringen (voor zelfbeeld).
* Rustig corrigeren.
* Ongepast gedrag zien als een onvermogen, niet als een onwil.
### 2.2 Arbeidszorg en sociale economie
Dit onderdeel bespreekt de betekenis van werk en de mogelijkheden binnen arbeidszorg en de sociale economie voor personen die niet (meer) terechtkunnen op de reguliere arbeidsmarkt.
#### 2.2.1 De betekenis van ‘werk’
Werk biedt meer dan alleen loon; het geeft daginvulling, identiteit, financiële mogelijkheden en draagt bij aan iemands zelfbeeld.
#### 2.2.2 Arbeidszorg
Arbeidszorg fungeert als een vangnet voor mensen die om diverse redenen niet (meer) in het reguliere of beschermde circuit kunnen werken. De focus ligt op begeleide activiteiten op een werkvloer in de sociale economie om de aansluiting met een werkcontext te herstellen. Het is bedoeld voor personen die nog niet toe zijn aan een betaalde job, zonder werkervaring, of waarbij de stap naar een betaalde job te groot is. De nadruk ligt op opleiding en begeleiding. Arbeidszorgmedewerkers behouden hun uitkering en maken kennis met gestructureerde arbeid zonder de druk van een betaalde baan. Het werk- en zorgdecreet voorziet verschillende ondersteuningsvormen zoals activerings- en oriëntatietrajecten, en arbeidsmatige activiteiten.
#### 2.2.3 Sociale economie
Medewerkers in de sociale economie ontvangen wel loon. Deze bedrijven en initiatieven realiseren specifieke maatschappelijke meerwaarde, creëren tewerkstelling, versterken competenties, en bevorderen emancipatie en integratie. Kenmerken zijn onder meer duurzame ontwikkeling, arbeid boven kapitaal, democratische besluitvorming, maximale transparantie, kwaliteitsvolle relaties en maatschappelijke inbedding.
##### 2.2.3.1 Kenmerken
* Realiseren van specifieke maatschappelijke meerwaarde.
* Creëren van tewerkstelling en versterken van competenties met het oog op duurzame loopbanen.
* Focus op emancipatie, integratie en de positie van kansengroepen.
* Stimuleren van doorstroom binnen de sociale economie en naar het reguliere circuit.
* Duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijke productieprocessen en producten.
* Arbeid krijgt voorrang op kapitaal bij winstverdeling.
* Winst is een middel om maatschappelijke doelen te bereiken.
* Democratische besluitvorming en inspraak.
* Maximale transparantie.
* Kwaliteitsvolle relaties (win-win partnerschap en aandacht voor personeel).
* Positieve inbedding in de maatschappij.
##### 2.2.3.2 Taken van sociale economie-ondernemingen
* **Inzetten op loopbaan en doorstroom:** Bieden van duurzame tewerkstelling, versterken van competenties via begeleiding.
* **Werk op maat:** Jobs worden aangepast aan de werknemer.
* **Samenwerken:** Leren samenwerken in een team, verantwoordelijkheden nemen, functioneren onder gezag.
##### 2.2.3.3 Vormen
1. **Maatwerkbedrijven:** Organisaties met als kerntaak de inschakeling van doelgroepwerknemers. Minstens 65% van de werknemers heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het doel is maatschappelijke integratie en, waar mogelijk, doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt.
2. **Lokale diensteneconomie:** De overheid faciliteert een dienstenaanbod dat maatschappelijke noden invult en kansen creëert voor moeilijk bemiddelbare werkzoekenden. Er is een focus op doorstroom, met een maximum begeleidingsperiode van vijf (of uitzonderlijk zes) jaar.
### 2.3 Intrafamiliaal geweld (IFG)
Dit gedeelte behandelt de oorzaken, kenmerken, gevolgen en ondersteuningsmogelijkheden voor personen die te maken hebben met intrafamiliaal geweld.
#### 2.3.1 Inleiding
Het gezin wordt idealiter geassocieerd met veiligheid en onvoorwaardelijke steun. Wanneer geweld wordt ervaren binnen deze intieme kring, is de impact des te groter en tast het het basisvertrouwen aan.
#### 2.3.2 Begrip
Geweld is een sociaal, cultureel en tijdgebonden concept. Intrafamiliaal geweld wordt gedefinieerd als elk dwingend en/of intimiderend gedrag tegenover een gezins- of familielid of (ex-)intieme partner, gepaard gaand met geweld of dreiging tot geweld, dat een langdurige invloed heeft op het gezin of individuen daarbinnen. Hoewel partnergeweld het meest voorkomt, kan IFG ook gericht zijn op kinderen, broers/zussen, ouders of andere familieleden. Het omvat gedrag dat respectloos of liefdeloos is en indruist tegen menselijke waardigheid, autonomie, integriteit en veiligheid.
#### 2.3.3 Vormen van intrafamiliaal geweld
Geweld kan vele vormen aannemen:
1. **Psychisch geweld:** Vernedering, bedreiging, contactverbod, negeren, controleren, dreigen met zelfmoord, vernieling van bezittingen, stalken, geweld tegen huisdieren of belangrijke voorwerpen. Dit komt het vaakst voor en wordt door slachtoffers vaak als de ergste vorm ervaren vanwege de ondermijning van zelfvertrouwen en de voortdurende dreiging.
2. **Fysiek geweld:** Slaan, schoppen, trekken aan het haar, gooien met voorwerpen, wurgen, opsluiten, buitenzetten. De gevolgen zijn zichtbaar (blauw- en kneuzingen, wonden), maar de emotionele impact van het constante risico op ontploffing is even zwaar.
3. **Seksueel geweld:** Vernederende voorstellen, gedwongen seksuele handelingen of aanrakingen, verplicht kijken naar porno. Geweld binnen een relatie komt vaker voor dan gedacht, maar slachtoffers zwijgen vaak uit angst of schaamte.
4. **Economisch geweld:** Controleren van uitgaven, verhinderen van inkomen, geld afnemen. Dit creëert financiële afhankelijkheid en maakt ontsnappen moeilijker.
5. **Andere specifieke vormen:** Stalking, eergerelateerd geweld, vechtscheidingen, die zware gevolgen kunnen hebben voor kinderen (emotionele verwaarlozing, angst, loyaliteitsconflicten).
#### 2.3.4 Prevalentie
IFG is geen zeldzaam fenomeen. In 2018 gaf 1,0% van de Belgische bevolking ouder dan 15 jaar aan slachtoffer te zijn van IFG (1,7% vrouwen versus 0,3% mannen). In één op zeven relaties is er sprake van partnergeweld. Dagelijks zijn er gemiddeld 107 meldingen van IFG, waarbij een eerste melding vaak pas na 35 incidenten gebeurt. 87% van de betrokkenen doet nooit aangifte. Jaarlijks zijn er in België tussen de 26.000 en 170.000 kinderen getuige van geweld tussen hun ouders.
#### 2.3.5 Oorzaken
De oorzaken van IFG zijn complex en niet beperkt tot specifieke sociale klassen of culturen. Mogelijke verklaringen zijn het patriarchaat, reacties op emancipatie, psychopathologie, sociale omstandigheden en de onmogelijkheid van liefde. Risicofactoren zijn onder meer de sociale context, sociaal-economische omstandigheden, culturele normen (bv. acceptatie van fysiek geweld), een onveilige persoonlijke geschiedenis, hechtingsmoeilijkheden, gebrek aan verbale vaardigheden om emoties te uiten, en middelengebruik. Relationeel geweld is vaak een negatieve dynamiek die generatie op generatie kan worden doorgegeven.
#### 2.3.6 Partnergeweld uitgelicht
##### 2.3.6.1 Twee vormen van partnergeweld
* **Intiem terrorisme:** Een duidelijke dader-slachtofferrol waarbij één partner de ander wil domineren en controleren, vaak door middel van geweld. Dit is vaker gericht door mannen op vrouwen en kan gepaard gaan met psychopathologische achtergrond.
* **Situationeel geweld:** Komt veel vaker voor (89% van de situaties). De dader- en slachtofferrollen zijn meer door elkaar. Beide partners spelen een rol in escalerende conflicten waarbij de controle verloren gaat.
##### 2.3.6.2 Fasen in situationeel geweld
1. **Spanning loopt op:** Driftbuien, bedreigingen, stiltes, prikkelbaarheid, mokken. Het slachtoffer voelt zich bezorgd, probeert de sfeer te verbeteren of de partner te ontwijken.
2. **Crisismoment (escalatie):** De pleger 'ontploft' en valt de partner verbaal, psychisch, fysiek, seksueel of economisch aan.
3. **Ontkenning/minimaliseren:** De dader zoekt excuses, legt de schuld bij de ander of minimaliseert de feiten. De dader belooft beterschap.
4. **Honeymoon-fase (wittebroodsweken):** De dader vraagt vergiffenis, maakt beloftes. Het slachtoffer geeft de dader een kans.
##### 2.3.6.3 Ontstaan van escalaties
Escalatie wordt beïnvloed door spanningen (ruziges, frustraties, conflicten, vermoeidheid). De spanning kan leiden tot prikkelbaarheid, boosheid, razernij, angst en paniek. Bij het overschrijden van een bepaalde grens kan controleverlies optreden, leidend tot geweld. Alcohol en middelen werken als 'remmen loslaten', waardoor de kans op geweld toeneemt, maar zijn zelden de enige oorzaak.
#### 2.3.7 Gevolgen
##### 2.3.7.1 Gevolgen voor de slachtoffers
Negatief zelfbeeld, schuldgevoelens (zeker naar kinderen toe), isolement, wantrouwen, schaamte, verslavingsproblematiek, medische klachten, en financiële problemen.
##### 2.3.7.2 Gevolgen voor kinderen die getuige zijn van IFG
Chronisch gevoel van onveiligheid, psychische en emotionele klachten (angst, irritatie, depressie), (psycho)somatische klachten, laag zelfbeeld, wantrouwen naar volwassenen, vervormd beeld van man/vrouw, gedragsproblemen (agressie, woede-uitbarstingen), leerproblemen, en een groter risico op geweld in eigen relaties.
##### 2.3.7.3 Gevolgen voor de pleger
Voor de helft van de plegers zijn er weinig tot geen gevolgen. Eén op vijf ervaart een relatiebreuk, één op zes neerslachtigheid, en één op zeven een verminderd zelfbeeld.
#### 2.3.8 Ondersteuningsnoden en -mogelijkheden
Bij elk vermoeden van IFG is het belangrijk dit serieus te nemen, bezorgdheid te uiten, vooroordelen opzij te zetten en te luisteren. Overleg met het team/andere hulpverleners is cruciaal.
**Hulpverleningsinstanties:**
* 1712 (professionele hulplijn voor geweld, misbruik en kindermishandeling)
* Awel (102) voor jongeren
* Tele-onthaal (106) voor volwassenen
* Politie (101) voor dringende interventies
* 112 voor dringende medische hulp
* Huisartsen
* Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW)
* Woonzorglijn (02/553.75.00) specifiek voor oudermis(be)handeling buiten de privésfeer.
---
# Arbeidszorg en sociale economie
Dit onderwerp verkent de betekenis van werk voor individuen en de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor personen die de reguliere arbeidsmarkt niet kunnen betreden, met een focus op arbeidszorg en de sociale economie.
## 2.2 Arbeidszorg en sociale economie
### 2.2.1 De betekenis van ‘werk’
Werk gaat verder dan enkel een inkomen. Het biedt daginvulling, identiteit en verbetert de financiële situatie. Veel mensen, waaronder personen met een beperking, niet-aangeboren hersenletsel, armoede of een moeilijke familiale situatie, kunnen de reguliere arbeidsmarkt niet betreden vanwege te hoge drempels. De overheid voorziet daarom maatregelen zoals opleiding en begeleiding om de kloof tussen deze personen en de reguliere arbeidsmarkt te verkleinen. Dit kan via arbeidszorg of de sociale economie.
### 2.2.2 Arbeidszorg
Arbeidszorg fungeert als een vangnet voor personen die om diverse redenen (persoonsgebonden of maatschappelijk) niet (meer) in het reguliere of beschermde tewerkstellingscircuit terechtkunnen. Binnen arbeidszorg voeren deze personen begeleide activiteiten uit op de werkvloer van de sociale economie, met als doel opnieuw aansluiting te vinden met een werkomgeving.
**Voor wie?**
* Personen die nog niet klaar zijn voor een betaalde job.
* Werkzoekenden met een leefloon of invaliditeitsuitkering.
* Personen zonder werkervaring of waar de stap naar een betaalde job met bijbehorende verwachtingen te groot is.
**Focus:**
* Opleiding en begeleiding om de drempel naar werk te overwinnen.
* Ontdekken van talenten en mogelijkheden, en het bieden van opleidingen.
**Samenvatting:**
* **Doelgroep:** Mensen die niet in het reguliere werkveld terecht kunnen.
* **Activiteit:** Uitvoeren van begeleide activiteiten op de werkvloer binnen de sociale economie.
* **Doel:** Idealiter aansluiting vinden bij de arbeidsmarkt.
**Arbeidszorgmedewerkers:**
Behouden hun uitkering (bv. leefloon, invaliditeitsuitkering) tijdens de arbeidszorg. Ze maken kennis met gestructureerde arbeid in een realistische werkomgeving, maar zonder de druk van een betaalde baan en arbeidscontract.
**Werk- en zorgtraject:**
Het Vlaams regeerakkoord heeft het decreet werk- en zorgtraject geïmplementeerd, dat drie soorten ondersteuning biedt:
1. **Activeringstrajecten:** Voortrajecten gericht op een baan op middellange termijn, met begeleiding van een casemanager Werk en een casemanager Zorg.
2. **Trajecten maatschappelijke oriëntatie:** Gericht op werkzoekenden die nauwelijks kunnen doorstromen naar het reguliere of beschermde arbeidscircuit, met begeleiding naar passende zorg- en welzijnsondersteuning.
3. **Arbeidsmatige activiteiten:** Onbetaalde activiteiten die deelnemers de latente functies van arbeid, zoals zingeving en structuur, laten ervaren.
### 2.2.3 Sociale economie
Medewerkers binnen de sociale economie ontvangen een loon uit hun arbeid en vallen dus niet terug op een uitkering. De sociale economie omvat bedrijven en initiatieven met de volgende kenmerken:
**Kenmerken:**
* **Maatschappelijke meerwaarde:** Realiseren van specifieke maatschappelijke doelen.
* **Tewerkstelling en competentieversterking:** Creëren van banen en ontwikkelen van competenties voor duurzame loopbanen, met aandacht voor emancipatie, integratie en de positie van kansengroepen.
* **Doorstroom:** Waar mogelijk doorstroming binnen de sociale economie en naar het reguliere economische circuit.
* **Duurzame ontwikkeling:** Focus op milieuvriendelijke productieprocessen en producten.
* **Prioriteit voor arbeid:** Arbeid krijgt voorrang op kapitaal bij de verdeling van opbrengsten.
* **Opbrengsten als middel:** Opbrengsten zijn geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke doelen te realiseren.
* **Democratische besluitvorming:** Betrokkenen krijgen inspraak in het beleid.
* **Transparantie:** Maximale openheid over beleid, financiën en relaties.
* **Kwaliteitsvolle relaties:** Win-win partnerships extern, en aandacht voor persoonlijke ontwikkeling, non-discriminatie en arbeidsvoorwaarden intern.
* **Maatschappelijke inbedding:** Goede relatie met de lokale gemeenschap en NGO's.
**Taken van sociale economie-ondernemingen:**
* **Loopbaan en doorstroom:** Zorgen voor duurzame en kwaliteitsvolle tewerkstelling voor personen die de reguliere arbeidsmarkt niet aankunnen, met oog voor competentieversterking en begeleiding.
* **Werk op maat:** Jobs worden aangepast aan de werknemer, in plaats van andersom.
* **Samenwerken:** Bevorderen van teamgevoel, verantwoordelijkheidszin, functioneren onder gezag en naleven van afspraken.
#### 2.2.3.3 Vormen
1. **Maatwerkbedrijven:**
Organisaties die zich richten op de inschakeling van doelgroepwerknemers, waarbij economische activiteiten hieraan worden aangepast. Minstens 65 procent van de werknemers heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ze kunnen ondersteuning krijgen voor infrastructuuraanpassingen. Ook reguliere bedrijven kunnen maatwerkafdelingen oprichten.
**Doelgroep:** Personen met een arbeidshandicap, psychosociale arbeidsbeperking, of uiterst kwetsbare personen die minimaal 24 maanden niet aan het betaalde arbeidsleven hebben deelgenomen en behoefte hebben aan werkvloergerichte begeleiding.
**Doelstelling:** Betere maatschappelijke integratie en, waar mogelijk, doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt. Focus ligt op doorstroom om plaatsen beschikbaar te houden voor degenen die de ondersteuning echt nodig hebben.
2. **Lokale diensteneconomie:**
De overheid stimuleert een dienstenaanbod dat maatschappelijke noden invult en tegelijk kansen creëert voor personen die moeilijk uit de werkloosheid geraken. Vzw's, lokale overheden en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden creëren jobs met lokale meerwaarde.
**Drievoudige maatschappelijke meerwaarde:**
* Actief en competentieversterkend traject voor personen met afstand tot de arbeidsmarkt.
* Aanvullend dienstenaanbod dat inspeelt op lokale noden.
* Verankering van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
**Doelgroep:** Personen met een zekere afstand tot de arbeidsmarkt, door persoonsgebonden factoren (bv. zorglast, ex-gedetineerden, mensen in armoede, langdurig werklozen).
**Focus op doorstroom:** Na maximaal vijf (of uitzonderlijk zes) jaar tewerkstelling stappen doelgroepwerknemers door naar het gewone arbeidscircuit.
**Begeleiding:** Doelgroepwerknemers ontvangen specifieke opleiding, begeleiding en ondersteuning op de werkvloer om hun competenties te versterken.
**Werkgevers:** Bieden inschakelingstrajecten, stellen minimaal vijf voltijds equivalente doelgroepwerknemers tewerk per jaar, en hebben een rechtsvorm zoals vzw, publiekrechtelijke rechtspersoon, vennootschap met sociaal oogmerk, of intergemeentelijk samenwerkingsverband.
### 2.3 Intrafamiliaal geweld (IFG)
Hoewel het gezin vaak een veilige haven is, kan het ook een bron van onveiligheid zijn. Geweld binnen het gezin heeft een diepgaande impact, zeker omdat het plaatsvindt waar zorg en liefde verwacht worden.
#### 2.3.2 Begrip
Geweld is een sociaal, cultureel en tijdsgebonden construct. Intrafamiliaal geweld wordt gedefinieerd als elk dwingend en/of intimiderend gedrag tegenover een gezins- of familielid of (ex-)intieme partner, gepaard gaande met geweld of dreiging met geweld, dat een langdurige invloed heeft op het gezin of bepaalde gezinsleden. Hoewel partnergeweld het meest voorkomt, kan IFG ook gericht zijn op kinderen, broers/zussen of ouders. Het omvat gedrag dat niet respectvol of liefdevol is en de menselijke waardigheid, autonomie, integriteit en veiligheid van de ander schendt.
#### 2.3.3 Vormen van intra familiaal geweld
Geweld kent vele gezichten:
1. **Psychisch geweld:** Vernedering, bedreiging, isolatie, controle, vernieling van bezittingen, stalking. Dit komt het vaakst voor en wordt door slachtoffers vaak als de ergste vorm ervaren, ondermijnt het zelfvertrouwen en heeft ernstige gevolgen voor de emotionele toestand.
2. **Fysiek geweld:** Slaan, schoppen, wurgen, opsluiten. Dit is de meest zichtbare vorm met lichamelijke letsels, maar ook emotioneel zwaar door de dreiging van explosief gedrag van de dader.
3. **Seksueel geweld:** Vernederende seksuele voorstellen, gedwongen seksuele handelingen. Geweld binnen een relatie is een hardnekkige fabel; slachtoffers zwijgen vaak uit angst, schaamte of onwetendheid. Vertrouwen in anderen en zichzelf wordt geschonden.
4. **Economisch geweld:** Controle over gezinsuitgaven, belemmeren van eigen inkomen, geld afnemen. Dit maakt slachtoffers volledig afhankelijk van de partner en ontsnapping moeilijker.
5. **Andere specifieke vormen:** Stalking, eergerelateerd geweld, vechtscheidingen, met zware gevolgen voor kinderen (loyaliteitsconflicten, emotionele problemen, leerproblemen).
#### 2.3.4 Prevalentie
IFG is geen zeldzaam fenomeen. Schattingen tonen aan dat 1,0% van de bevolking ouder dan 15 jaar slachtoffer is van IFG (1,7% vrouwen vs. 0,3% mannen). In 1 op de 7 relaties komt partnergeweld voor. Dagelijks zijn er gemiddeld 107 meldingen, maar 87% van de betrokkenen doet nooit aangifte. Jaarlijks zijn tussen de 26.000 en 170.000 kinderen getuige van geweld tussen hun ouders.
#### 2.3.5 Oorzaken
IFG is niet gebonden aan een specifieke klasse of cultuur. Theorien wijzen op patriarchaat, reacties op emancipatie, psychopathologie, sociale omstandigheden, en liefde als een onmogelijk verlangen.
**Risicofactoren:**
* **Sociale context, cultuur en sociaal-economische omstandigheden:** Bepaalde culturen tolereren geweld.
* **Persoonlijke geschiedenis:** Opgroeien in onveiligheid, hechtingsmoeilijkheden, gebrek aan taal voor emoties, middelengebruik.
Relationeel geweld is vaak een negatieve dynamiek die generatie op generatie wordt doorgegeven.
#### 2.3.6 Partnergeweld uitgelicht
1. **Twee vormen van partnergeweld:**
* **Intiem terrorisme:** Een duidelijke dader-slachtofferrol waarbij één partner de ander wil domineren en controleren, vaak door de man jegens de vrouw. Geweld is een intentionele daad van controle.
* **Situationeel geweld:** Komt veel vaker voor (89%). Dader- en slachtofferrollen vervagen; beide partners spelen een rol in escalerende conflicten. Geweld is geen doel op zich, maar een gevolg van controleverlies.
2. **Fasen in situationeel geweld:**
* **Spanning loopt op:** Driftbuien, bedreigingen, prikkelbaarheid.
* **Crisismoment/escalatie:** De pleger 'ontploft' (verbaal, psychisch, fysiek, seksueel of economisch).
* **Ontkenning/minimaliseren:** De dader zoekt excuses of legt de schuld bij de ander.
* **Honeymoon-fase/wittebroodsweken:** Verzoening, beloftes, hoop op verbetering.
3. **Ontstaan van escalaties:**
Overtreding van een bepaalde grens leidt tot controleverlies. Alcohol en middelen kunnen de 'remmen' doen afgaan en de kans op geweld vergroten, maar zijn zelden de enige oorzaak. Stresshormonen zoals cortisol spelen een rol in de 'vecht-of-vlucht'-reactie.
#### 2.3.7 Gevolgen
* **Voor slachtoffers:** Negatief zelfbeeld, schuldgevoelens, isolement, schaamte, verslavingsproblematiek, medische problemen, financiële problemen.
* **Voor kinderen die getuige zijn:** Chronisch gevoel van onveiligheid, psychische en emotionele problemen (angst, depressie, laag zelfbeeld), sociaal aanpassingsproblemen, gedragsstoornissen (agressie, leerproblemen), groter risico op eigen geweldservaringen.
* **Voor de pleger:** Vaak weinig of geen gevolgen; soms relatiebreuk, neerslachtigheid of verminderd zelfbeeld.
Oudermis(be)handeling is een vorm van IFG gericht op personen ouder dan 55 jaar, waarbij schade wordt toegebracht in een positie van afhankelijkheid, zowel bewust als onbewust door mantelzorgers die handelen vanuit onmacht, onkunde of onwetendheid.
#### 2.3.8 Ondersteuningsnoden en -mogelijkheden
Bij elk vermoeden van IFG is het belangrijk om dit serieus te nemen en bezorgdheid te uiten, vooroordelen opzij te zetten en te luisteren. Overleg met collega's en andere hulpverleners is cruciaal.
**Professionele hulplijnen en diensten:**
* 1712: Vragen over geweld, misbruik en kindermishandeling.
* Awel (102): Voor jongeren.
* Tele-Onthaal (106): Voor volwassenen.
* Politie (101): Voor dringende interventies.
* 112: Voor dringende medische hulp.
* Huisartsen.
* Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) met specifieke werking rond IFG.
* Woonzorglijn (02/553.75.00): Specifiek voor oudermis(be)handeling buiten de privésfeer.
---
Dit is een gedetailleerd overzicht van het onderwerp "Arbeidszorg en sociale economie" op basis van de verstrekte documentatie. Het vat de belangrijkste concepten, kenmerken, taken en vormen samen, inclusief de nuances van arbeidszorg en de verschillende facetten van de sociale economie.
---
# Intrafamiliaal geweld (IFG)
Oké, hier is je uitgebreide studiehandleiding voor Intrafamiliaal Geweld (IFG), gebaseerd op de verstrekte documentatie.
---
## 4. Intrafamiliaal geweld (IFG)
Dit onderwerp behandelt intrafamiliaal geweld, inclusief de definitie, vormen, prevalentie, oorzaken en gevolgen voor slachtoffers en kinderen, met specifieke aandacht voor partnergeweld en ondersteuningsmogelijkheden.
### 4.1 Begrip van intrafamiliaal geweld
Intrafamiliaal geweld (IFG) verwijst naar elk dwingend en/of intimiderend gedrag dat wordt uitgeoefend tegenover een gezins- of familielid of (ex-)intieme partner. Dit gedrag gaat gepaard met geweld of dreiging met geweld en heeft een langdurige invloed op het gezin of individuen binnen het gezin. De definitie van geweld is cultureel, sociaal en tijdgebonden; wat vroeger als aanvaardbaar werd beschouwd, wordt nu als geweld ervaren. Hoewel partnergeweld de meest voorkomende vorm is, kan IFG zich ook richten op kinderen, broers en zussen, ouders of andere familieleden. Het omvat gedrag dat niet respectvol of liefdevol is en de menselijke waardigheid, autonomie, integriteit en veiligheid van de ander schendt.
> **Tip:** De vzw Zijn, beweging tegen geweld, hanteert een duidelijke definitie: "Familiaal geweld is elk dwingend en/of intimiderend gedrag, dat uitgeoefend wordt tegenover een gezins- of familielid of (ex-)intieme partner en dat gepaard gaat met geweld of dreiging met geweld en een langdurige invloed heeft op het gezin of individuen in het gezin."
### 4.2 Vormen van intrafamiliaal geweld
Geweld kent vele gedaanten en is niet altijd direct zichtbaar. De volgende vormen worden onderscheiden:
* **Psychisch geweld:** Dit is de meest voorkomende en vaak als meest ingrijpende vorm ervaren. Het omvat vernedering, bedreiging, isolatie (contactverbod met familie/vrienden), constante controle, dreigen met zelfmoord, opzettelijk vernielen van persoonlijke bezittingen, stalking, en geweld plegen tegen huisdieren of belangrijke voorwerpen. Het ondermijnt geleidelijk het normale functioneren en zelfvertrouwen, met langdurige emotionele gevolgen.
* **Fysiek geweld:** Dit is de meest zichtbare vorm en manifesteert zich door slaan, schoppen, trekken aan het haar, gooien met voorwerpen, wurgen, opsluiten, of fysiek uit huis zetten. De zichtbare gevolgen zoals blauwe plekken, brandwonden of botbreuken zijn vaak pijnlijk, maar ook de emotionele impact van de constante dreiging is zwaar.
* **Seksueel geweld:** Dit omvat vernederende seksuele voorstellen, gedwongen seksuele handelingen of aanrakingen, en het verplichten tot het bekijken van pornografie. Seksueel geweld binnen een relatie komt vaker voor dan men denkt en schendt het vertrouwen, wat kan leiden tot langdurige gevoelens van woede, schaamte of onveiligheid.
* **Economisch geweld:** Geld wordt hier als wapen ingezet. Dit kan zich uiten door het controleren van gezinsuitgaven, het verhinderen van een eigen job of inkomen, of het afnemen van geld. Dit creëert financiële afhankelijkheid en maakt ontsnappen aan het geweld bemoeilijkt.
* **Andere specifieke vormen:**
* **Stalking:** Herhaaldelijk en ongewenst contact.
* **Eergerelateerd geweld:** Geweld gepleegd om de 'eer' van de familie te beschermen.
* **Vechtscheidingen:** Hevige conflicten tussen ex-partners, waarbij kinderen vaak de dupe worden van emotionele verwaarlozing, angst, loyaliteitsconflicten en later gedrags- of relationele problemen.
### 4.3 Prevalentie van intrafamiliaal geweld
Intrafamiliaal geweld is geen zeldzaam fenomeen. Uit een bevraging in 2018 bleek dat 1,0% van de bevolking ouder dan 15 jaar aangaf slachtoffer te zijn van IFG (1,7% vrouwen versus 0,3% mannen). In één op de zeven relaties komt partnergeweld voor. Dagelijks zijn er gemiddeld 107 meldingen van IFG, waarbij een eerste melding gemiddeld na 35 geweldincidenten plaatsvindt. Slechts 87% van de betrokkenen doet nooit aangifte. Maandelijks overlijden in België gemiddeld 10 personen ten gevolge van partnergeweld. Jaarlijks zijn tussen de 26.000 en 170.000 kinderen getuige van geweld tussen hun ouders.
### 4.4 Oorzaken van intrafamiliaal geweld
IFG komt voor in alle sociale klassen en culturen. Het is een complexe dynamiek waarbij verschillende factoren een rol spelen:
* **Patriarchaat en reactie op emancipatie:** Oude machtsstructuren en de reactie daarop kunnen bijdragen aan geweld.
* **Psychopathologie:** Persoonlijkheidsproblematiek van de dader kan een rol spelen.
* **Sociale omstandigheden:** Economische stress, sociale isolatie en gebrek aan ondersteuning kunnen factoren zijn.
* **Culturele normen:** Sommige culturen of subculturen kunnen bepaalde vormen van geweld tolereren of zelfs aanmoedigen.
* **Persoonlijke geschiedenis:** Opgegroeid zijn in een onveilige omgeving, hechtingsproblemen, en een gebrek aan vaardigheden om emoties te uiten kunnen risicofactoren zijn. Middelengebruik kan bestaande problemen verergeren.
IFG is zelden een geïsoleerd probleem; het is een negatieve dynamiek binnen een relatie die vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven.
### 4.5 Partnergeweld uitgelicht
#### 4.5.1 Twee vormen van partnergeweld
* **Intiem terrorisme:** Hierbij is er een duidelijke dader-slachtoffer rol. De ene partner wil de andere domineren en controleren, waarbij geweld een intentionele daad is om controle uit te oefenen. Mannen terroriseren hierbij vaker hun vrouwen, en er is vaker sprake van psychopathologische achtergrond.
* **Situationeel geweld:** Dit komt veel vaker voor (89% van de situaties). De dader- en slachtofferrollen zijn meer door elkaar. Beide partners spelen vaak een rol in een oplopend conflict dat escaleert. Geweld is hier niet doelgericht, maar ontstaat door een verlies van controle tijdens een hoogoplopende spanning.
#### 4.5.2 Fasen in situationeel geweld
Situationeel geweld kan verlopen via vier fasen:
1. **Spanning loopt op:** Kenmerkt zich door driftbuien, bedreigingen, stilte, prikkelbaarheid, mokken van de pleger. Het slachtoffer voelt zich bezorgd, probeert de sfeer te verbeteren, let op eigen woorden, of ontwijkt de partner.
2. **Crisismoment (escalatie):** De pleger 'ontploft', vaak naar aanleiding van een kleinigheid of zonder duidelijke oorzaak. De agressor valt verbaal, psychisch, fysiek, seksueel of economisch aan. Het slachtoffer voelt zich vernederd, boos, verdrietig en ervaart de situatie als oneerlijk.
3. **Ontkenning/minimaliseren/rechtvaardigen:** Na het incident ontkent de pleger, zoekt hij excuses, legt de schuld bij de ander of minimaliseert de feiten. Het slachtoffer probeert de verklaringen te begrijpen, hoopt op verandering, twijfelt aan de eigen perceptie en kan zich verantwoordelijk voelen. De dader belooft vaak dat het nooit meer zal gebeuren.
4. **Honeymoon-fase (wittebroodsweken):** De agressor vraagt vergiffenis, maakt beloftes en wil vergeten. Het slachtoffer geeft de dader een kans, merkt inspanningen op en verandert eigen gewoontes.
#### 4.5.3 Ontstaan van escalaties
Escalatie kan worden beïnvloed door stresshormonen en de overschrijding van een 'point of no return' waarbij controleverlies optreedt. Alcohol en andere middelen kunnen de remmen loslaten, waardoor mensen sneller geweld plegen.
### 4.6 Gevolgen van intrafamiliaal geweld
#### 4.6.1 Gevolgen voor slachtoffers
Slachtoffers ervaren vaak een negatief zelfbeeld, twijfels over zichzelf, en schuldgevoelens, vooral ten aanzien van kinderen. Dit kan leiden tot isolement, wantrouwen, schaamte en zwijgen over de gewelddadige situatie. Verslavingsproblematiek (eten, medicijnen, alcohol) en een medische lijdensweg als gevolg van fysieke en psychische gevolgen komen vaak voor. Dit kan leiden tot financiële problemen door zorgkosten en ziekteverzuim.
#### 4.6.2 Gevolgen voor kinderen die getuige zijn
Kinderen die getuige zijn van IFG leven in een chronisch gevoel van onveiligheid. Ze kunnen angstig, geïrriteerd, onrustig, lusteloos of bezorgd zijn, en somatische klachten ontwikkelen zoals buik- en hoofdpijn. Het risico op depressie, een laag zelfbeeld, schuldgevoelens, wantrouwen naar volwassenen en een vervormd beeld van relaties neemt toe. Sociaal trekken ze zich terug, hebben ze moeite met aanpassing en het aangaan van intieme relaties. Gedragsmatig vertonen ze vaker agressie, woede-uitbarstingen en hyperactiviteit, wat kan leiden tot leerproblemen en concentratiestoornissen.
#### 4.6.3 Gevolgen voor de pleger
Voor ongeveer de helft van de plegers zijn er weinig tot geen direct merkbare gevolgen. Een kleiner deel ervaart een relatiebreuk, neerslachtigheid of een verminderd zelfbeeld.
#### 4.6.4 Oudermis(be)handeling
Oudermis(be)handeling betreft handelingen of nalaten van handelen die leiden tot fysieke, psychische of materiële schade bij ouderen (55+) in een positie van afhankelijkheid. Dit kan bewust of onbewust gebeuren door onmacht, onkunde of onwetendheid van de mantelzorger. Vormen hiervan zijn lichamelijk, psychisch, financieel, materieel, seksueel geweld, verwaarlozing en schending van rechten.
### 4.7 Ondersteuningsnoden en -mogelijkheden
Bij elk vermoeden van IFG is het cruciaal om het serieus te nemen, bezorgdheid te tonen en vooroordelen opzij te zetten. Luisteren en overleggen met collega's zijn essentieel.
#### 4.7.1 Hulplijnen en diensten
* **1712:** Professionele hulplijn over geweld, misbruik en kindermishandeling.
* **Awel (102):** Voor jongeren.
* **Tele-Onthaal (106):** Voor volwassenen.
* **Politie (101):** Voor dringende interventies.
* **112:** Voor dringende medische hulp.
* **Huisartsen:** Eerste aanspreekpunt.
* **CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk):** Heeft specifieke werking rond IFG.
* **Woonzorglijn (02/553.75.00):** Specifiek bij oudermis(be)handeling buiten de privésfeer.
#### 4.7.2 Orthopedagogische begeleidingstips
* Structuur en voorspelbaarheid bieden.
* Enkelvoudige opdrachten geven.
* Niet overvragen.
* Zorgen voor een prikkelarme omgeving.
* Rekening houden met vermoeidheid.
* Communicatie niet laten uitwaaieren.
* Zorgen voor succeservaringen (positief zelfbeeld).
* Rustig corrigeren.
* Ongepast gedrag zien als een onvermogen, niet als onwil.
---
---
# Dementie
Hier is een samenvatting van het onderwerp "Dementie", opgesteld als een studiegids voor examens.
## 4. Dementie
Dit gedeelte behandelt dementie, een syndroom dat wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van cognitieve en persoonlijkheidsfuncties, wat leidt tot een significante beperking in het dagelijks functioneren.
### 4.1 Introductie
Dementie, afgeleid van het Latijnse 'de-mens' (ontgeestelijken), is een syndroom dat gekenmerkt wordt door een achteruitgang van het geheugen en de persoonlijkheid. Hoewel het vaak voorkomt bij ouderen, kan het ook op jongere leeftijd optreden. Een grondige kennis van de symptomen, oorzaken en het verloop van dementie is essentieel voor adequate zorg.
### 4.2 Het begrip ‘Dementie’
Dementie is geen ziekte op zich, maar een syndroom dat voortkomt uit verschillende onderliggende hersenaandoeningen. Deze aandoeningen tasten de hersenen aan, leidend tot een progressieve achteruitgang van het algehele geestelijke functioneren, waardoor zelfstandig leven niet meer mogelijk is. De specifieke manifestatie van dementie hangt af van de onderliggende ziekte.
### 4.3 Kenmerken
De kenmerken van dementie worden onderverdeeld in kernsymptomen, die leidend zijn voor de diagnose, en secundaire symptomen.
#### 4.3.1 Kernsymptomen
* **Stoornissen in het kortetermijngeheugen:** Recente gebeurtenissen worden niet meer onthouden, men raakt de draad kwijt, vergeet afspraken en kan nieuwe indrukken moeilijk opslaan.
* **Stoornissen in het langetermijngeheugen:** Hoewel jeugdherinneringen en emotioneel geladen herinneringen langer intact blijven, verdwijnen ook deze na verloop van tijd. Patronen en gewoontes kunnen langer behouden blijven.
* **Desoriëntatie in tijd en ruimte:** Verlies van feiten en aanknopingspunten leidt tot desoriëntatie in dag, jaar, seizoen en plaats (bv. niet meer weten waar men is). Dit kan leiden tot nachtelijke onrust.
* **Desoriëntatie in persoon:** In latere stadia herkennen mensen bekenden niet meer, soms zelfs hun eigen spiegelbeeld niet. Wel blijft vaak het gevoel van veiligheid bij vertrouwde verzorgers behouden.
* **Afasie:** Taalstoornissen waarbij men moeite heeft met het benoemen van wat men ziet of hoort. Dit kan variëren van het niet vinden van woorden tot een stroom van betekenisloze klanken. Dit kan ook optreden na een hersenbeschadiging of beroerte.
* **Apraxie:** Verminderde mogelijkheid om doelgerichte handelingen uit te voeren, zoals aankleden of snijden.
* **Agnosie:** Stoornis in het identificeren van voorwerpen, geluiden of geuren, ondanks intacte zintuigen.
* **Stoornis in de uitvoerende functies:** Problemen met plannen, organiseren, abstraheren en het inschatten van situaties, wat complexe handelingen bemoeilijkt.
> **Tip:** Afasie, apraxie, agnosie en stoornissen in uitvoerende functies hoeven niet altijd gelijktijdig voor te komen bij een persoon met dementie.
#### 4.3.2 Secundaire symptomen
* **Confabuleren:** Het invullen van geheugengaten met fantasie, vaak in het beginstadium.
* **Stemmingswisselingen:** Plotselinge, frequente veranderingen in emotionele toestand.
* **Veranderingen in persoonlijkheid:** Bestaande karaktertrekken worden versterkt door de ziekte.
* **Herhalen van woorden of handelingen.**
* **Mogelijke hallucinaties:** Visuele of auditieve waarnemingen van dingen die er niet zijn.
* **Decorumverlies:** Het vergeten van sociale normen, wat kan leiden tot ongepast gedrag zoals plotseling uitkleden of vloeken.
#### 4.3.3 Diagnostiek
De diagnose dementie wordt gemiddeld twee tot drie jaar na de eerste symptomen gesteld. Een vroege diagnose is cruciaal voor het uitsluiten van andere aandoeningen en het plannen van adequate zorg. De diagnose wordt gesteld aan de hand van criteria uit de *Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders* (DSM), waarbij geheugenstoornissen en één of meer van de genoemde cognitieve stoornissen (afasie, apraxie, agnosie, stoornis in uitvoerende functies) centraal staan. Deze stoornissen moeten leiden tot een significante beperking in sociaal en beroepsmatig functioneren. Een diagnose van de ziekte van Alzheimer is een uitsluitingsdiagnose. Moderne diagnostische methoden maken een diagnose met 80-90% zekerheid mogelijk, maar definitieve zekerheid kan pas na overlijden door microscopisch hersenonderzoek worden verkregen. Jongdementie (voor 65 jaar) komt voor bij 3-6% van de patiënten en vereist specifieke, maar momenteel nog schaarse, opvangmogelijkheden.
#### 4.3.4 Voorkomen
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie (ongeveer 70%). Het risico op dementie neemt toe met de leeftijd; bij 90-plussers is dit percentage 40%.
### 4.4 Vormen
Er zijn diverse vormen van dementie, elk met hun eigen oorzaken en symptomen.
#### 4.4.1 Dementie ten gevolge van de ziekte van Alzheimer
Dit is de meest voorkomende vorm (50-60% van alle dementiegevallen, soms in combinatie met vasculaire dementie). Het is een degeneratieve ziekte die geleidelijk hersencellen vernietigt. De symptomen ontwikkelen zich langzaam, beginnend met geheugenstoornissen, vervolgens toenemende problemen met het langetermijngeheugen, eenvoudige handelingen, taal en abstract denken.
#### 4.4.2 Vasculaire dementie
Dit is de op één na meest voorkomende vorm. Het ontstaat door problemen met de bloeddoorstroming in de hersenen, vaak als gevolg van één of meerdere infarcten die leiden tot het afsterven van hersencellen. De symptomen kunnen lijken op Alzheimer, maar de evolutie is grilliger met plotselinge achteruitgang na elk nieuw infarct. Personen met cardiovasculaire problemen hebben een verhoogd risico.
#### 4.4.3 Dementie ten gevolge van de ziekte van Parkinson
Bij ongeveer 25% van de Parkinsonpatiënten treedt dementie op, gekenmerkt door traagheid in denken en spreken en problemen met het ophalen van informatie uit het geheugen.
#### 4.4.4 De ziekte van Huntington
Dit is een erfelijke, degeneratieve vorm die vaak al rond het veertigste levensjaar begint. Het veroorzaakt motorische achteruitgang (chorea: onwillekeurige bewegingen), verstandelijke achteruitgang en psychische/gedragsstoornissen (prikkelbaarheid, angst, hallucinaties).
#### 4.4.5 Alcohol gerelateerde dementie
Langdurig excessief alcoholgebruik kan leiden tot dementie, soms lijkend op Alzheimer, of het syndroom van Korsakov. Korsakov wordt veroorzaakt door een ernstig tekort aan vitamine B1 en kenmerkt zich door falen van het kortetermijngeheugen en confabulatie. Dit syndroom is niet progressief en kan verbeteren na stoppen met alcohol en vitamine B1-inname.
### 4.5 Oorzaken, risico- en beschermingsfactoren
#### 4.5.1 Erfelijk?
Erfelijkheid is niet altijd eenduidig. Vaak verhogen erfelijke factoren het risico. Het hebben van een eerstegraads familielid met Alzheimer verdubbelt tot verviervoudigt het risico.
#### 4.5.2 Risico- en beschermingsfactoren (voor de ziekte van Alzheimer)
* **Risicofactoren:**
* Leeftijd (hoger risico met toenemende leeftijd)
* Geslacht (vrouwen hebben een iets grotere kans)
* Genetische factoren
* Syndroom van Down
* Levensstijlfactoren gerelateerd aan hart- en vaatziekten (hoge bloeddruk, hoog cholesterol, overgewicht, diabetes, roken)
* **Beschermingsfactoren:**
* Voldoende lichaamsbeweging
* Mediterraan dieet
* Voldoende hersenactiviteit
* Actief sociaal leven
### 4.6 Fasen in het dementeringsproces
Het dementeringsproces wordt vaak ingedeeld in vier fasen, elk met specifieke belevingen en uitdagingen.
#### 4.6.1 Beginnende dementie of bedreigde ik-beleving
De persoon ervaart duidelijke geheugenhiaten, vooral bij het opslaan van nieuwe informatie. Hij merkt dat zaken niet meer lukken, dat gesprekken en complexere handelingen moeilijker gaan, en dat het dagelijks leven meer energie kost. Dit leidt tot onzekerheid, angst, prikkelbaarheid, spanning en nervositeit. Vaak worden anderen de schuld gegeven, wat kan leiden tot conflicten. Rouwreacties zoals ontkenning, agressie en depressie komen voor. Emotionele steun is hier essentieel.
#### 4.6.2 Voortgaande dementie of verdwaalde ik-beleving
Het opslaan van nieuwe informatie lukt volledig niet meer, en ook het langetermijngeheugen vertoont grote hiaten. Heden en verleden lopen door elkaar, waarbij pijnlijke ervaringen uit het verleden opnieuw naar boven kunnen komen. Emoties overheersen, wat leidt tot impulsieve reacties. De persoon zoekt houvast in vertrouwde voorwerpen, plaatsen, personen of rituelen.
#### 4.6.3 Vergevorderde dementie of verborgen ik-beleving
De persoon lijkt afgesloten en ontoegankelijk met een wazige, niet-gerichte blik. Hoewel bewustzijn van eigen identiteit verdwenen is, kunnen emoties zoals schaamte, boosheid en tevredenheid nog wel ervaren worden, maar zijn ze moeilijk te benoemen of te structureren. De persoon kan gemakkelijk overweldigd worden door gevoelens.
#### 4.6.4 Het eindstadium of verzonken ik-beleving
In deze laatste fase is de persoon volledig in zichzelf gekeerd. Het geheugen en taalbegrip zijn grotendeels verdwenen. Er worden nog enkel brabbelwoorden en klankuitingen geuit. De desoriëntatie is compleet. Het leven draait om primaire behoeften zoals eten, drinken, rust, geborgenheid en veiligheid. Contact is het beste te maken via het vervullen van deze primaire behoeften.
### 4.7 Orthopedagogisch handelen (omgang met)
Het omgaan met personen met dementie is een voortdurende uitdaging vanwege de cognitieve en sociale stoornissen, de evolutie van de ziekte en de individuele verschillen. Het doel is het creëren van een gevoel van veiligheid.
#### 4.7.1 Benaderingswijzen in het omgaan met personen met dementie
Verschillende benaderingswijzen, vaak onder de noemer 'belevingsgerichte zorg', vullen elkaar aan en richten zich op het begrijpen en aansluiten bij de beleving van de persoon met dementie.
* **Realiteitsoriëntatie (ROH):** Helpt de persoon zich te oriënteren in tijd, ruimte en persoon door middel van een ondersteunende houding en aankleding van de omgeving.
* **Persoonsgerichte belevingsgerichte begeleiding:** Benadrukt de grondhoudingen van de hulpverlener (bewust handelend, keuzes makend, doelgericht handelend) en neemt de beleving en het gedrag van de persoon met dementie serieus als betekenisvol.
* **Warme zorg:** Gebaseerd op de gehechtheidstheorie, streeft naar het creëren van een gevoel van veiligheid door nabijheid, herkenbaarheid, huiselijkheid, vrijheid en betrokkenheid van familie.
* **Geïntegreerde belevingsgerichte zorg:** Pleit voor een flexibele en creatieve toepassing van alle beschikbare benaderingswijzen en methodieken, afgestemd op de individuele behoefte aan veiligheid en geborgenheid van de bewoner. De zorgverlener hanteert een receptieve, respectvolle en regulerende houding.
#### 4.7.2 Methodieken
* **Reminiscentie:** Het ophalen van positieve herinneringen, individueel of in groep, met behulp van triggers zoals voorwerpen, foto's of muziek. Werken met levensboeken is hier een voorbeeld van.
* **Werken met muziek:** Muziek spreekt emotionele centra in de hersenen aan en kan nog lang plezier bieden. Vooral muziek uit de jongvolwassenheid van de persoon met dementie is effectief.
* **Contactreflecties (Prouty):** Methodieken om contact te maken met personen met ernstige dementie, ook wanneer het contact met de omgeving minimaal is geworden.
* **Clowning (Contactclown):** Gericht op het maken van contact door middel van spel en authenticiteit, voortdurend afgestemd op de persoon met dementie.
* **Snoezelen of zintuiggericht werken:** Aanspreken van de verschillende zintuigen om rust te bevorderen, contact te stimuleren en welbevinden te creëren.
#### 4.7.3 Omgangstips
* Leef je in de wereld van de oudere in.
* Sluit aan bij vroegere gewoonten en haal herinneringen op.
* Stel niet alleen vragen, maar vertel ook over jezelf.
* Gebruik korte zinnen en controleer of de boodschap begrepen is.
* Pas het tempo aan en gebruik humor.
* Neem beelden en angsten serieus.
* Probeer niets nieuws aan te leren en probeer het karakter niet te veranderen.
* Wijs de persoon niet op fouten.
* Zorg voor orde en regelmaat.
* Zoek een evenwicht tussen wat men nog kan en niet meer kan.
* Reageer op heftige gevoelens en probeer de aandacht te verleggen.
* Neem gevoelsuitingen niet persoonlijk.
* Win vertrouwen, neem de oudere serieus als volwassene en bied veiligheid en vertrouwen.
* Denk aan het behoud van eigenwaarde en wees je bewust van je eigen gevoelens.
* Genieten blijft mogelijk; de persoon kan nog steeds gelukkig zijn.
* Gebruik geheugensteuntjes en doe moeite om de persoon te begrijpen.
* Non-verbale communicatie is belangrijk.
* Geef aanwijzingen om op gang te komen.
#### 4.7.4 Begeleiding van de doelgroep in verschillende sectoren
Bij een vermoeden van dementie kan men terecht bij de huisarts, specialist, ziekenfonds of OCMW voor informatie en advies. Na de diagnose zijn er diverse instanties die ondersteuning bieden, waaronder:
* Regionaal Expertisecentrum Dementie
* Vlaamse Alzheimer Liga (steun en informatie)
* Praatcafé Dementie (lotgenotencontact)
* Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) voor informatie en ondersteuning
* Verenigingen voor gebruikers en mantelzorgers
* Thuiszorgdiensten
* Dienst voor Gezinszorg
* Dagverzorgingscentra
* Centra voor Kortverblijf
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kwaliteit van leven | De mate waarin een individu tevreden is over de kwaliteit van zijn bestaan, in de context van zijn cultuur, waardensysteem, doelen, verwachtingen en normen. Het integreert fysieke gezondheid, psychologische toestand, onafhankelijkheid, sociale relaties, persoonlijke overtuigingen en omgevingsfactoren. |
| Levenskwaliteit | Een synoniem voor kwaliteit van leven, verwijzend naar de subjectieve tevredenheid over iemands bestaan en de mate waarin aan persoonlijke behoeften en wensen wordt voldaan. |
| Multi-dimensionaal | Het concept dat kwaliteit van leven wordt beïnvloed door een verscheidenheid aan onderling samenhangende factoren en domeinen, en niet door één enkel aspect. |
| Universeel | Principes die gelden voor alle individuen, hoewel de specifieke invulling en accenten kunnen variëren op basis van leeftijd, cultuur en persoonlijke omstandigheden. |
| Subjectief | Gebaseerd op de persoonlijke ervaring en perceptie van het individu, waarbij de eigen beleving van de werkelijkheid centraal staat, naast objectief meetbare elementen. |
| Lichamelijk welbevinden | De positieve ervaren gezondheid van het lichaam, inclusief de zintuiglijke en motorische capaciteiten, en een positieve perceptie van het eigen uiterlijk. |
| Psychisch welbevinden | Een positieve mentale en emotionele toestand, gekenmerkt door tevredenheid met gedachten, gevoelens, zelfbeeld, toekomstperspectieven en het vermogen om met verlieservaringen om te gaan. |
| Materieel welbevinden | De tevredenheid met materiële omstandigheden zoals huisvesting, kleding en voeding, sterk afhankelijk van individuele behoeften en voorkeuren voor welvaart en luxe. |
| Cultureel welbevinden | De ervaren maatschappelijke positie, inclusief de perceptie van de samenleving ten aanzien van het individu, de rechten en plichten, en de mate van sociale inclusie. |
| Existentieel welbevinden | De behoefte aan zingeving en het gevoel gedragen te worden door iets dat het zelf overstijgt, met aandacht voor de doelgerichtheid en waardigheid van het leven. |
| Sociaal welbevinden | Het gevoel deel uit te maken van een netwerk van relaties met anderen, gekenmerkt door wederkerigheid, betekenisvolle verbindingen en het vermogen om iets voor anderen te betekenen. |
| Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) | Een beschadiging van de hersenen die na de geboorte ontstaat door diverse oorzaken, wat leidt tot blijvende veranderingen in fysiek, sensorisch, cognitief en emotioneel functioneren. |
| CVA (Cerebro Vasculair Accident) | Een plotseling optredend doorbloedingsprobleem in de hersenen, veroorzaakt door een storing in de bloedvaten, wat kan leiden tot diverse neurologische uitvalverschijnselen. |
| Anoxie | Een tekort aan zuurstof in de hersenen, dat kan ontstaan door onder andere hartinfarcten, longproblemen, rookintoxicatie of een bijna-verdrinking, en ernstige schade kan veroorzaken. |
| Neurodegeneratieve ziekten | Aandoeningen van het zenuwstelsel waarbij hersencellen geleidelijk verslechteren of afsterven, wat leidt tot progressieve achteruitgang van cognitieve, motorische en/of emotionele functies. |
| Neglect | Een neurologische stoornis waarbij een persoon zich niet bewust is van een lichaamshelft of een deel van de ruimte om zich heen, wat leidt tot verwaarlozing van die zijde. |
| Afasie | Een taalstoornis die het spreken, begrijpen, lezen of schrijven van taal bemoeilijkt, veroorzaakt door hersenschade. |
| Apraxie | Een stoornis in het uitvoeren van doelgerichte handelingen, waarbij iemand wel de fysieke capaciteit heeft maar moeite heeft met het plannen en uitvoeren van de bewegingen. |
| Inhibitie | Het vermogen om gedrag af te remmen, impulsen te controleren en weerstand te bieden aan afleidende prikkels; een functie die bij NAH vaak verstoord is. |
| Arbeidszorg | Een vangnet voor personen die om diverse redenen niet (meer) terechtkunnen op de reguliere arbeidsmarkt, waarbij begeleide activiteiten worden uitgevoerd om aansluiting met een werkcontext te maken. |
| Sociale economie | Een sector van bedrijven en initiatieven die naast economische doelen ook specifieke maatschappelijke meerwaarde nastreven, zoals tewerkstelling van kansengroepen en duurzame ontwikkeling. |
| Maatwerkbedrijven | Organisaties binnen de sociale economie die gespecialiseerd zijn in het creëren van werk op maat en het bieden van begeleiding aan werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. |
| Lokale diensteneconomie | Een initiatief van de overheid waarbij diensten worden aangeboden die inspelen op lokale noden en tegelijkertijd kansen creëren voor personen die moeilijk uit de werkloosheid raken, met focus op competentieversterking en doorstroom. |
| Intrafamiliaal geweld (IFG) | Elk dwingend en/of intimiderend gedrag binnen een gezin, familie of tussen (ex-)partners, gepaard gaande met geweld of dreiging, dat langdurige gevolgen heeft voor de betrokkenen. |
| Psychisch geweld | Vormen van geweld die de psychische integriteit van een persoon aantasten, zoals vernedering, bedreiging, manipulatie en controle, wat leidt tot ondermijning van zelfvertrouwen en welzijn. |
| Fysiek geweld | Het toebrengen van lichamelijk letsel door slaan, schoppen, wurgen of andere vormen van fysieke agressie, wat zichtbare verwondingen veroorzaakt en gevoelens van onveiligheid creëert. |
| Seksueel geweld | Elke vorm van ongewenste seksuele intimiteit, zoals vernederende voorstellen, gedwongen handelingen of aanrakingen, die het vertrouwen en de integriteit van het slachtoffer schendt. |
| Economisch geweld | Het controleren of ontnemen van financiële middelen, het belemmeren van toegang tot inkomen of werk, waardoor financiële afhankelijkheid ontstaat en ontsnappen aan geweld bemoeilijkt wordt. |
| Partnergeweld | Geweld dat plaatsvindt binnen een (ex-)intiemere relatie, gekenmerkt door een patroon van controle, intimidatie en agressie, en waarbij dader- en slachtofferrollen kunnen variëren. |
| Intiem terrorisme | Een vorm van partnergeweld waarbij de dader erop gericht is de partner te domineren en te controleren door middel van systematisch geweld en bedreigingen, vaak met een psychopathologische achtergrond. |
| Situationeel geweld | Partnergeweld dat ontstaat uit een escalatie van conflicten, waarbij beide partners een rol spelen in het oplopende conflict en geweld voortkomt uit verlies van controle. |
| Vergrijzing | Het proces waarbij het aandeel ouderen in de bevolking toeneemt, met maatschappelijke uitdagingen op het gebied van pensioenen, gezondheidszorg en woonnoden. |
| Levensverwachting | Het gemiddelde aantal jaren dat een persoon uit een bepaalde bevolkingsgroep naar verwachting zal leven, sterk beïnvloed door medische vooruitgang, hygiëne en levensstandaard. |
| Levensduur | De maximale leeftijd die een mens kan bereiken, wat relatief stabiel blijft ondanks de toegenomen levensverwachting. |
| Cognitief functioneren | Het vermogen van de hersenen om informatie te verwerken, te leren, te onthouden, te redeneren en problemen op te lossen. |
| Werkgeheugen | Een cognitieve functie die verantwoordelijk is voor het tijdelijk opslaan en manipuleren van informatie om taken uit te voeren en te redeneren. |
| Episodisch geheugen | Het deel van het lange-termijngeheugen dat persoonlijke gebeurtenissen en ervaringen opslaat, inclusief autobiografische herinneringen en toekomstige plannen. |
| Crystallized intelligence | De opgedane kennis, vaardigheden en woordenschat die gedurende het leven worden verworven en die vaak toenemen met de leeftijd. |
| Fluid intelligence | Het vermogen om nieuwe informatie te leren, te verwerken en flexibel toe te passen, wat doorgaans afneemt naarmate men ouder wordt. |
| Ego-integriteit | Het stadium in de ontwikkeling (vanaf 65 jaar) waarin een persoon vrede heeft met zijn leven en de keuzes die hij heeft gemaakt, wat leidt tot tevredenheid en acceptatie. |
| Neuroticisme | Een persoonlijkheidskenmerk dat zich uit in emotionele instabiliteit, neiging tot piekeren, angst en gevoeligheid voor stress; dit neemt doorgaans af met het ouder worden. |
| Herinterpreteren | Een copingstrategie waarbij negatieve emoties worden omgevormd door een andere kijk op de situatie, wat leidt tot vermindering van stress en verbeterde emotionele balans. |
| Amygdala | Een hersenstructuur die betrokken is bij de verwerking van emoties, met name angst en woede; overactiviteit kan leiden tot verhoogde stressreacties. |
| Eenzaamheid (emotioneel) | Het gevoel van eenzaamheid dat voortkomt uit het gebrek aan diepe, betekenisvolle verbindingen en het gevoel niet begrepen of gewaardeerd te worden. |
| Eenzaamheid (sociaal) | Het gevoel van eenzaamheid dat ontstaat door een gebrek aan contacten met anderen, in vergelijking met de gewenste sociale interacties. |
| Rouw | Het natuurlijke proces van verdriet, verlies en aanpassing na het overlijden van een dierbare, gekenmerkt door verschillende fasen zoals schok, wanhoop en aanvaarding. |
| Woonzorgdecreet | Een wettelijk kader dat de erkenning, subsidiëring en organisatie van woonzorgvoorzieningen regelt, met als doel de zelfstandigheid en participatie van ouderen te bevorderen. |
| Totaalinstituut | Een instelling die alle levensbehoeften van bewoners dekt, wat kan leiden tot vervreemding van de samenleving, verlies van individualiteit en het ‘hospitalisatiesyndroom’. |
| A sense of home | Een theoretisch kader dat helpt om woonzorgcentra (WZC) te ondersteunen bij het creëren van een thuisgevoel voor bewoners, gebaseerd op attachment aan plaats, ruimte en de bredere gemeenschap. |
| Dementie | Een syndroom, geen ziekte op zich, dat wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van cognitieve functies zoals geheugen, taal, denken en oriëntatie, veroorzaakt door hersenaandoeningen. |
| Kernsymptomen (dementie) | De primaire kenmerken die de diagnose van dementie ondersteunen, zoals stoornissen in het kortetermijn- en langetermijngeheugen, desoriëntatie en taalstoornissen. |
| Secundaire symptomen (dementie) | Gedragingen of toestanden die kunnen voorkomen bij dementie, maar niet direct noodzakelijk zijn voor de diagnose, zoals confabuleren, stemmingswisselingen en decorumverlies. |
| Afasie | Een taalstoornis waarbij het vermogen om taal te produceren of te begrijpen is aangetast, vaak als gevolg van hersenschade. |
| Apraxie | Een stoornis die het vermogen aantast om doelgerichte, aangeleerde bewegingen uit te voeren, zelfs als er geen fysieke zwakte of verlamming is. |
| Agnosie | Een stoornis in het herkennen van objecten, geluiden, geuren, vormen of personen, ondanks intacte zintuigen. |
| Stoornis in de uitvoerende functies | Problemen met hogere controlefuncties van de hersenen, zoals plannen, organiseren, abstraheren en het beheersen van gedrag, wat het uitvoeren van complexe taken bemoeilijkt. |
| Ziekte van Alzheimer | Een progressieve neurodegeneratieve ziekte die de meest voorkomende oorzaak is van dementie, gekenmerkt door de geleidelijke vernietiging van hersencellen en aanvankelijk geheugenverlies. |
| Vasculaire dementie | Een vorm van dementie veroorzaakt door problemen met de bloeddoorstroming in de hersenen, zoals infarcten, wat leidt tot schade aan hersencellen en symptomen die kunnen variëren afhankelijk van de locatie en omvang van de schade. |
| Ziekte van Parkinson | Een neurodegeneratieve aandoening die motorische symptomen veroorzaakt door een tekort aan dopamine; bij ongeveer 25% van de patiënten kan ook dementie optreden, met name traagheid in denken en spreken. |
| Ziekte van Huntington | Een erfelijke neurodegeneratieve ziekte die zowel motorische, cognitieve als psychische symptomen veroorzaakt, waaronder chorea (onwillekeurige bewegingen) en verstandelijke achteruitgang. |
| Alcoholgerelateerde dementie | Dementie veroorzaakt door langdurig excessief alcoholgebruik, wat kan leiden tot een syndroom dat lijkt op de ziekte van Alzheimer of het syndroom van Korsakov door vitamine B1-tekort. |
| Risicofactoren (dementie) | Factoren die de kans op het ontwikkelen van dementie verhogen, zoals leeftijd, geslacht, genetische aanleg en leefstijlkeuzes die gerelateerd zijn aan hart- en vaatziekten. |
| Beschermingsfactoren (dementie) | Factoren die het risico op dementie kunnen verlagen, zoals voldoende lichaamsbeweging, een gezond dieet, mentale activiteit en een actief sociaal leven. |
| Reminiscentie | Een methodiek die gebruikt wordt bij personen met dementie om positieve herinneringen op te halen door middel van triggers zoals voorwerpen, foto's of muziek, ter bevordering van welzijn en contact. |
| Snoezelen | Een methodiek die gericht is op het aanspreken van de zintuigen (zien, horen, ruiken, tast, smaak) om rust, ontspanning en welbevinden te bevorderen bij personen met verminderde cognitieve vermogens. |