Cover
立即免费开始 Samenvatting kraamzorg (klaar).docx
Summary
# Zorg voor de pasgeborene
Dit onderwerp omvat de essentiële initiële zorgen, observaties en algemene verzorging die nodig zijn voor een pasgeboren baby, met een focus op gezondheid, veiligheid en welzijn.
### 1.1 Algemene verzorging van de baby
Direct na de geboorte zijn er verschillende procedures en observaties cruciaal voor de aanpassing en gezondheid van de pasgeborene.
#### 1.1.1 Huid-op-huidcontact
Bij een stabiele baby wordt deze direct na de geboorte op de blote huid van de moeder gelegd. Dit huid-op-huidcontact bevordert de aanpassing van de baby aan de buitenwereld en heeft diverse voordelen:
* Stimuleert de borstvoeding.
* Helpt de baby warm te houden.
* Vermindert stress bij de baby.
* Zorgt voor een stabielere hartslag en bloeddruk.
#### 1.1.2 Afbinden van de navelstreng
De navelstreng wordt na de geboorte afgebonden, waarbij de navelvaten worden gecontroleerd. Twee kochers worden op de navelstreng geplaatst, waarna deze wordt doorgeknipt. Na het plaatsen van een navelklem worden de kochers verwijderd. De navelstreng bevat twee slagaders (arteries) en één ader (vene).
#### 1.1.3 Apgar score
De Apgar score wordt één, vijf en tien minuten na de geboorte toegekend om de klinische toestand van de baby snel te evalueren aan de hand van vijf criteria, elk beoordeeld op een schaal van 0 tot 2:
* **A**ctiviteit (spiertonus)
* **P**ulse (hartfrequentie)
* **G**rimace (reactie op prikkels)
* **A**ppearance (kleur)
* **R**espiration (ademhaling)
#### 1.1.4 Identificatie, wegen en meten
De baby wordt correct geïdentificeerd, gewogen en gemeten voor het opstellen van gewichtscurves.
* **Lengte:** Wordt gemeten van kruin tot hiel, gemiddeld tussen 48 en 52 cm met gestrekte beentjes.
* **Schedelomtrek:** Gemiddeld 35 tot 36 cm. Deze kan beïnvloed worden door de ligging in de baarmoeder, het bekken van de moeder, een zware partus of kunstverlossing.
#### 1.1.5 Toediening vitamine K
Pasgeborenen hebben van nature weinig protrombine door een tekort aan vitamine K, wat essentieel is voor de bloedstolling. Een tekort kan leiden tot spontane bloedingen binnen 3 tot 6 dagen na de geboorte. Vitamine K kan oraal of intramusculair worden toegediend.
### 1.2 Algemeen nazicht en observatie van de baby
Een grondige observatie van de baby omvat verschillende lichaamsdelen en systemen:
#### 1.2.1 Huid
Algemene observatie van de huidconditie.
#### 1.2.2 Hoofd
* **Schedel:** Inspectie op afwijkingen.
* **Fontanellen:** De openingen tussen de schedelplaten.
* **Gebombeerde fontanel:** Kan wijzen op intracraniële overdruk.
* **Ingedroogde fontanel:** Kan wijzen op dehydratatie.
* **Schedelnaadjes:** Controle op de ligging.
* **Oogjes, neus, mond:** Observatie op afwijkingen of bloedingen.
* **Conjunctivale bloedingen:** Rode bloeduitstortingen onder het bindvlies van het oog, veroorzaakt door druk tijdens de geboorte.
#### 1.2.3 Thorax
* **Borsten:** Borstweefsel kan zowel bij meisjes als jongens enigszins gezwollen zijn en er kan sprake zijn van tepelafscheiding.
#### 1.2.4 Rug
* Observatie op afwijkingen zoals spina bifida.
* **Mongolenvlek:** Een blauwe, niet verheven vlek, meestal aan de onderzijde van de rug, die vaak voorkomt bij baby's van Aziatische of Afrikaanse afkomst.
#### 1.2.5 Ledematen
* Observatie van armen en benen.
#### 1.2.6 Genitaliën en anus
* **Jongens:**
* Penis: Controle op phimosis (vernauwing van de voorhuid).
* Testikels: Nagaan of de testikels zijn ingedaald in het scrotum.
* **Meisjes:**
* Labia majora: Deze bedekken normaal volledig de labia minora en clitoris.
* Wit slijmverlies kan normaal zijn.
* **Anus:** Controle op de doorgankelijkheid.
#### 1.2.7 Neurologisch onderzoek
Evaluatie van de neurologische status van de baby door het testen van reflexen:
* Grijpreflex
* Moro-reflex (schrikreactie)
* Voetzoolreflex
* Zoek- en zuigreflex
* Slikreflex
* Loopreflex (Babinski-reflex)
* Nekstrekreflex (reflex van Swordman)
### 1.3 Specifieke aandachtspunten bij verzorging van de pasgeborene
De verzorging van een pasgeborene vereist specifieke aandachtspunten om de gezondheid en veiligheid te waarborgen.
#### 1.3.1 Steriliteit en hygiëne
Baby's zijn gevoeliger voor infecties vanwege hun onrijpe afweersysteem.
* **Verhoogd infectierisico bij:** Gebroken vliezen van de moeder, GBS-positieve moeder, etc.
* **Besmetting:** Kan plaatsvinden door zorgverleners en de omgeving.
* **Maatregelen:** Strikte handhygiëne en aseptische technieken zijn cruciaal voor zowel personeel als materiaal.
#### 1.3.2 Veiligheid
* **Valongevallen en brandwonden:** Risico's waar extra op gelet moet worden.
* **NOOIT een baby alleen laten.**
* **Badwatertemperatuur:** Controleer met de elleboog (niet de hand).
* **Na het baden:** Goed afdrogen en zorgen voor een droge ondergrond.
#### 1.3.3 Temperatuurbehoud
Pasgeborenen hebben een onrijp thermoregulatiecentrum, waardoor ze gevoelig zijn voor zowel hyperthermie als hypothermie.
* **Tijdens verzorging:** Controleer de omgevingstemperatuur en dek de baby toe wanneer niet direct verzorgd. Werk efficiënt en vlot.
#### 1.3.4 Specifieke observaties van de baby
Regelmatige observaties zijn essentieel om de toestand van de baby te beoordelen.
* **Houding:** Bij voorkeur een rugligging ter preventie van wiegendood. Bij overtollige secreties of reflux kan een anti-Trendelenburg positie overwogen worden.
* **Gedrag:**
* **Slaap-waakritme:** Baby's slapen gemiddeld 20 uur per dag, ontwakend voor voeding of onbehagen.
* **Beweging:** Benen en armen worden vaak in semi-flexie gehouden, met gesloten handen en gebalde vuisten.
* **Slapende baby's:** Kunnen bleker zijn, met een licht onregelmatige ademhaling.
* **Extra observatie bij GBS-positieve moeders:** Let op apneu, kreunen, cyanose, tachypneu, hyperthermie/hypothermie, prikkelbaarheid/atonie.
* **Fontanel:** Gebombeerd of ingevallen fontanel moet nader onderzocht worden.
#### 1.3.5 Temperatuur
* **Normale waarden:** Tussen 36,5°C en 37,4°C.
* **Controle:** Vooral belangrijk vóór de voeding, om hypothermie of hyperthermie tijdig te signaleren.
#### 1.3.6 Ademhaling
* **Normale waarden:** 30 tot 60 ademhalingsbewegingen per minuut.
* **Controle:** Let op slijmpjes na de partus.
#### 1.3.7 Hartslag
* **Normale waarden:** 100 tot 160 slagen per minuut.
#### 1.3.8 Mictie en defecatie
* **Plassen:** Binnen de 24 uur na de geboorte.
* **Stoelgang:** Meconium (eerste, zwarte stoelgang) dient binnen de 48 uur te passeren. Dit bestaat uit epitheelcellen, vruchtwaterresten, darmslijm en galkleurstoffen.
#### 1.3.9 Huidskleur
* **Normaal:** Roos met cyanotische extremiteiten (blauwe handjes en voetjes).
* **Gele huidskleur (icterus neonatorum):** Kan wijzen op hyperbilirubinemie. Controle gebeurt transcutaan (bilicheck) of via bloedonderzoek. Hoge waarden kunnen leiden tot kernicterus.
#### 1.3.10 Navelverzorging
* De navelstreng droogt in en valt meestal af tussen de 5de en 14de dag.
* **Aandachtspunten:** Rode en gezwollen huid rond de navel, natte of ruikende navel kunnen duiden op infectie. Verzorging kan droog of nat gebeuren.
#### 1.3.11 Neonatale hypoglycemie
* **Normale waarden:** Tussen 40 en 100 mg/dl.
* **Controle is geïndiceerd bij:** Laag geboortegewicht (lager dan 2500 gram), hoog geboortegewicht (hoger dan 4000 gram), prematuriteit, postmaturiteit, of diabetes bij de moeder.
* **Methode:** Controle met een glucometer.
#### 1.3.12 Voeding
* **Borstvoeding:** De baby dient binnen het uur na de geboorte aangelegd te worden.
* **Flesvoeding:** Kan aanvankelijk gestart worden met nidexwater.
* **Vitamine K:** Toediening van Konakion (vitamine K) kan zowel intramusculair (IM) als oraal (PO) gebeuren.
#### 1.3.13 Gewicht
* **Gemiddeld geboortegewicht:** Rond de 3200 gram voor meisjes en 3500 gram voor jongens.
* **Gewichtsverlies:** Een verlies tot 10% van het geboortegewicht is normaal, door onder andere vochtverlies via urine, stoelgang, ademhaling en huid. Dit komt ook door verminderde voedinginname in de eerste dagen.
* **Herwinnen geboortegewicht:** Baby's die borstvoeding krijgen, hebben soms meer tijd nodig om hun geboortegewicht weer te bereiken.
* **Wegen:** Gebruik een geijkte weegschaal, bij voorkeur een tafelmodel, en weeg de baby steeds op dezelfde weegschaal.
### 1.4 Specifieke vaardigheden bij verzorging
Er zijn specifieke screenings en vaardigheden die essentieel zijn voor de nazorg van de pasgeborene.
#### 1.4.1 Hielprik of Guthrietest
Dit is een verplichte screeningstest die vanaf de 3de tot 5de dag postpartaal wordt afgenomen. Het doel is het opsporen van metabole afwijkingen, waaronder:
* Schildklieraandoeningen
* Sikkelcelanemie
* Mucoviscidose
* Bijnierhyperplasie
**Werkwijze:** Enkele druppels bloed worden uit de hiel (of via een veneuze afname) verkregen en op een filterpapierkaart met vijf rondjes gedeponeerd. Het monster wordt naar het Provinciaal Centrum voor Opsporing van Metabole aandoeningen gestuurd. De uitslag is meestal na 5 weken bekend.
### 1.5 Zorgen aan de kraamvrouw
Ook de moeder heeft specifieke zorg en observatie nodig na de bevalling.
#### 1.5.1 Algemene observaties
* **Bloeddruk:**
* **Frequentie:** Binnen 6 uur na de partus, daarna elke 4 uur de eerste 24 uur.
* **Aandachtspunten:**
* **Hypotensie:** Symptomen zoals bleekheid, slap gevoel, zweten, zich onwel voelen. Oorzaken kunnen bedlegerigheid, vermoeidheid, bloedverlies of anemie zijn.
* **Hypertensie:** Symptomen zoals hoofdpijn, visuele vlekken, misselijkheid, braken. Oorzaken kunnen essentiële hypertensie of zwangerschapsvergiftiging zijn.
* **Pols en temperatuur:**
* **Pols:** Elke 4 uur de eerste 24 uur, daarna 2x per dag.
* **Temperatuur:** Routinematige meting is niet altijd nodig.
* **Aandachtspunten pols:** Een lichte verhoging de eerste dagen is normaal. Een verhoogde pols kan, in combinatie met andere symptomen, wijzen op infectie, bloeding of beginnende flebitis.
* **Aandachtspunten temperatuur:** Koude rillingen en een verhoging tot 38°C de eerste 24 uur zijn normaal. Een temperatuur boven 38°C is pathologisch en kan wijzen op endometritis, veneuze tromboze, mastitis, flebitis of cystitis.
* **Hematologische veranderingen:**
* **Verhoogde leukocytose:** Kan wijzen op infectie. Een verhoogd C-reactief proteïne (CRP) kan dit ondersteunen.
* **Verlaagd hemoglobine:** Kan leiden tot anemie met symptomen als moeheid, duizeligheid, tintelingen. Het beleid (toediening ijzerpreparaat of packed cells) wordt bepaald door de arts. Packed cells zijn geconcentreerde rode bloedcellen, gebruikt bij bloedverlies of bloedarmoede.
* **Bloedgroep:** Nagaan of een rhesus-negatieve moeder die bevallen is van een rhesus-positief kind de anti-D-gammaglobulinen heeft ontvangen ter preventie van rhesusimmunisatie (vorming van antistoffen). Dit is belangrijk bij accidenteel contact tussen het bloed van moeder en foetus, bijvoorbeeld na een trauma. Anti-D-gammaglobulinen (Rhogam®) moeten binnen 72 uur na het contact worden toegediend.
#### 1.5.2 Voeding en defecatie
* **Voeding:** Een evenwichtige voeding is belangrijk. Bij een derdegraads ruptuur wordt een restenarm dieet geadviseerd. Bij borstvoeding is voldoende vochtinname cruciaal. Een gevarieerde voeding wordt aanbevolen; sommige voedingsstoffen kunnen de smaak of geur van moedermelk beïnvloeden.
* **Defecatie:** Vaak is er de eerste dagen weinig stoelgang. Verminderde mobiliteit, angst voor pijn (na episiotomie of bij aambeien), verminderde darmtonus en buikpers kunnen oorzaken zijn.
#### 1.5.3 Rust
* **Belang:** Zowel fysische als psychische rust is essentieel voor het herstel na de bevalling. Chronisch slaaptekort kan leiden tot stemmingswisselingen en depressie.
* **Vroege mobilisatie:** Stimuleert de blaas- en darmfunctie en draagt bij aan een betere gemoedstoestand. De eerste keer opstaan dient onder begeleiding te gebeuren.
#### 1.5.4 Beleving en welbevinden
* **Baby blues:** Vaak voorkomend rond dag drie tot vijf postpartaal. Symptomen zijn neerslachtigheid, prikkelbaarheid, slaapproblemen en huilbuien. Dit komt door de snelle lichamelijke, emotionele en sociale veranderingen, het wennen aan een nieuwe rol, lichamelijk herstel en hormonale schommelingen.
* **Postnatale depressie:** Baby blues kan evolueren tot een postnatale depressie (4-6 weken na de bevalling). Screening met de Edinburgh Depression Scale is mogelijk. Ook vaders kunnen vatbaar zijn voor een postnatale depressie door vermoeidheid en toenemende verantwoordelijkheid.
#### 1.5.5 Borsten
* **Bij geen borstvoeding:** Controle op stuwing. Preventieve medicatie zoals Dostinex of Parlodel kan worden voorgeschreven. Bij stuwing wordt aanleggen afgeraden.
* **Bij borstvoeding:**
* **Controle:** Frequentie van aanleggen, verloop van de borstvoeding, eventuele klachten bij het aanleggen en de hoeveelheid melk.
* **Borststuwing:**
* **Bloedstuwing:** Ontstaat door verhoogde doorbloeding van de borsten, meestal rond de 3de dag.
* **Zogstuwing (melkstuwing):** Ontstaat door de aanvoer van melk vanaf de 5de dag. Symptomen zijn een zwaar gevoel, gespannen huid, harde schijven, warmte, zichtbare aders en pijn. Een temperatuurverhoging tot 38°C kan optreden.
* **Behandeling:** Warmteapplicatie vóór de voeding, ijs tussen de voedingen, manuele expressie van melk, massage naar de tepel toe tijdens het aanleggen, en goede borstondersteuning.
* **Aandachtspunten bij borstvoeding:** Gevoelige of pijnlijke tepels, lekkende borsten (door onvoldoende sluiting van de kringspier rond de tepel), tepelkloven (open wondjes, eventueel met bloed). Borstkompressen kunnen verlichting bieden.
* **Mastitis (borstontsteking):** Veroorzaakt door een verstopt melkkanaaltje. Symptomen zijn een grieperig gevoel, rode, harde, pijnlijke plekken en koorts. Behandeling omvat het leegdrinken van de borst, verschillende voedingshoudingen, koortswerende middelen en pijnstillers. Indien nodig kan na 24 uur gestart worden met antibiotica.
* **Borstabces:** Een complicatie van mastitis, met vergelijkbare symptomen maar een duidelijk voelbare abcesholte. Bij ettervorming is afkolven en evacuatie van etter via incisie/drainage noodzakelijk. Voldoende rust, vochtinname en voeding zijn hierbij cruciaal.
#### 1.5.6 De buik (uterus)
* **Controle:** Dagelijkse controle van de stand, hardheid en gevoeligheid van de baarmoeder. De controle gebeurt na de mictie (het plassen), waarbij de vrouw op de rug ligt met gestrekte benen en ontspannen buik.
* **Subinvolutie (vertraagde samentrekking):** Kan voorkomen bij een volle blaas of rectum, infectie, placentaresten of na een sectio caesarea.
* **Naweeën:** Intermitterende samentrekkingen gedurende 2-3 dagen na de partus, die zeurende pijn in de onderbuik en onderrug kunnen veroorzaken, vergelijkbaar met menstruatiepijn. Ze komen vaker voor bij vrouwen die al meerdere kinderen hebben gehad (multipara) en bij borstvoeding (door het hormoon oxytocine).
* **Behandeling naweeën:** Blaaslediging, buikligging met een kussen en eventueel medicatie.
#### 1.5.7 De buik (blaas) en mictie
* **Plassen:** De vrouw dient binnen de 6 uur na de partus te plassen. Indien dit niet lukt, kan eenmalige sondage noodzakelijk zijn.
* **Mictiepatroon:** Vraag naar retentie (achterhouden van urine), incontinentie of pijn bij het plassen, wat op een urineweginfectie kan duiden.
* **Tips bij problemen met de eerste mictie:** Plassen op het toilet (in plaats van een bedpan), water laten lopen, de polsen nat maken, en vulvaspoeling met lauw water.
#### 1.5.8 Bloedverlies (lochia)
* Lochia zijn wondvocht (bloed) afkomstig uit de baarmoederwonde.
* **Aandachtspunten:**
* **Geur:** Normaal is de geur flets. Een penetrante geur kan wijzen op retentie of infectie.
* **Hoeveelheid:** Varieert en is afhankelijk van de contractie van de uterus en of er een sectio caesarea heeft plaatsgevonden. Klontervorming is niet abnormaal.
* **Kleur:**
* Lochia rubra: Rood, overvloedig bloedverlies tot dag 3.
* Lochia serosa: Roodbruin, matig bloedverlies tot dag 21.
* Lochia alba: Geel/witachtig verlies vanaf de derde week.
#### 1.5.9 De billen (perineografie)
* Perineografie betreft het hechten van een perineumscheur of episiotomie.
* **Verzorging:** Kiemvrije vulvaspoeling.
* **Aandachtspunten:** Opvolgen van de wondheling: kleur van het perineum, zwelling, stuwing, hardheid, abnormale afscheiding, loskomen van hechtingen en pijn. Dagelijkse observatie op rubor (roodheid), dolor (pijn), calor (warmte), tumor (zwelling). Verwijderen van niet-resorbeerbare hechtingen op dag 5.
* **Anus:** Aambeien kunnen ontstaan door progesteron, verhoogde druk in het bekken en langdurig persen. Goede hygiëne, ijsapplicatie, ontzwellende en vasoconstrictieve medicatie (bv. Daflon) en regelmatige defecatie zijn belangrijk.
#### 1.5.10 Benen (bloedvaten en circulatie)
* **Varices (spataderen):** Kunnen ontstaan door een verhoogd bloedvolume, druk van het kleine bekken en vasodilatatie door progesteron.
* **Risico op (trombo)flebitis:** Bij varices in de onderste ledematen.
* **Aandachtspunten:** Opvolging van pols en temperatuur, gevoeligheid en pijnlijkheid van de kuiten, en het teken van Homans.
* **Behandeling:** Hoogstand van de benen, vroege mobilisatie, het dragen van compressiekousen (TED-kousen) en medicatie (bv. Venoruton PO, Fraxiparine SC).
---
# Zorg voor de kraamvrouw
Dit onderwerp behandelt de essentiële nazorg en observaties van de moeder na de bevalling, met focus op vitale functies, hematologische veranderingen, voeding, rust en emotioneel welzijn.
### 2.1 Algemene observaties bij de kraamvrouw
Gedurende de kraamperiode zijn diverse algemene observaties cruciaal voor het welzijn van de moeder.
#### 2.1.1 Bloeddruk
De bloeddruk dient binnen zes uur na de partus te worden opgenomen. Gedurende de eerste vierentwintig uur is een controle om de vier uur geïndiceerd.
* **Aandachtspunten bij hypotensie:** Symptomen zoals bleekheid, een slap gevoel, zweten en algemeen onwelzijn kunnen wijzen op een te lage bloeddruk. Oorzaken hiervoor kunnen liggen in bedlegerigheid, vermoeidheid, bloedverlies of anemie.
* **Aandachtspunten bij hypertensie:** Hoofdpijn, visuele vlekken, misselijkheid en braken kunnen duiden op een te hoge bloeddruk. Mogelijke oorzaken zijn essentiële hypertensie of zwangerschapsvergiftiging.
#### 2.1.2 Pols en temperatuur
De pols dient de eerste vierentwintig uur om de vier uur gecontroleerd te worden, daarna tweemaal daags. Een routinematige temperatuurmeting is niet standaard nodig.
* **Aandachtspunten bij de pols:** Een lichte stijging in de eerste dagen na de bevalling is normaal. Een verhoogde pols, in combinatie met andere symptomen, kan wijzen op infectie, bloeding of beginnende flebitis.
* **Aandachtspunten bij de temperatuur:** Koude rillingen en een temperatuur tot 38 graden Celsius zijn de eerste vierentwintig uur na de bevalling normaal. Een temperatuur boven 38 graden Celsius is pathologisch en kan wijzen op endometritis, veneuze tromboze, mastitis, flebitis of cystitis.
#### 2.1.3 Hematologische veranderingen
Na de bevalling treden diverse hematologische veranderingen op.
* **Leukocytose:** Een verhoogde leukocytenwaarde, eventueel met een verhoogd CRP, kan duiden op een infectie.
* **Anemie:** Een verlaagd hemoglobinegehalte, met een hemoglobinewaarde lager dan 10 gram per deciliter, kan leiden tot anemie. Symptomen hiervan zijn moeheid, duizeligheid en tintelingen in de vingers en benen. Het beleid wordt bepaald door de arts en kan bestaan uit de toediening van een ijzerpreparaat of packed cells (verpakte rode bloedcellen) bij significant bloedverlies of bloedarmoede.
#### 2.1.4 Bloedgroep
Bij een rhesus-negatieve moeder die bevallen is van een rhesus-positief kind, is het van belang na te gaan of anti-D gammaglobulinen zijn toegediend. Dit om rhesusimmunisatie, de vorming van antistoffen, te voorkomen. Dit is met name van belang wanneer het bloed van de moeder accidenteel in contact komt met het bloed van de foetus, bijvoorbeeld na een trauma. Toediening van anti-D gammaglobulinen (Rhogam®) dient binnen 72 uur plaats te vinden om de vernietiging van rhesus-positieve rode bloedcellen te voorkomen.
#### 2.1.5 Voeding en defecatie
Een evenwichtige voeding is essentieel voor de kraamvrouw. Bij een derdegraads ruptuur wordt een restenarm dieet geadviseerd. Bij borstvoeding is een voldoende vochtinname belangrijk en wordt een gevarieerd dieet aanbevolen; sommige voedingsstoffen kunnen de smaak of geur van moedermelk beïnvloeden.
De defecatie kan de eerste dagen na de bevalling vertraagd zijn. Verminderde mobiliteit, angst voor pijn bij een episiotomie of hemorroïden, en een verminderde darmtonus met buikpers zijn mogelijke oorzaken. Het bevorderen van vezelrijke voeding, voldoende drinken en het nemen van de tijd voor de stoelgang zijn belangrijke aandachtspunten.
#### 2.1.6 Rust
Fysische en psychische rust zijn van groot belang in de postpartum periode. Chronisch slaaptekort kan leiden tot stemmingswisselingen en depressie. Een goede rust bevordert het vlot verlopen van de borstvoeding. Vroege mobilisatie, initieel onder begeleiding, is een must en bevordert de blaas- en darmfunctie, evenals de algehele gemoedstoestand.
### 2.2 Beleving en welbevinden
Het emotioneel welzijn van de kraamvrouw is een belangrijk aspect van de nazorg.
#### 2.2.1 Baby blues en postnatale depressie
Baby blues komen vaak voor rond dag drie tot vijf na de bevalling en kenmerken zich door neerslachtigheid, prikkelbaarheid, slaapproblemen en huilbuien. Deze symptomen worden veroorzaakt door de snelle lichamelijke, emotionele en sociale veranderingen, het wennen aan een nieuwe rol, het herstel van het lichaam en snelle hormonale schommelingen, in combinatie met stress en vermoeidheid.
Baby blues kunnen evolueren tot een postnatale depressie, die zich na vier tot zes weken kan manifesteren. Screening kan plaatsvinden met behulp van de Edinburgh Depression Scale. Ook vaders zijn vatbaar voor een postnatale depressie, vaak gerelateerd aan vermoeidheid en toenemende verantwoordelijkheid, en dit treedt meestal op na drie tot zes maanden.
#### 2.2.2 Borsten
De verzorging van de borsten is afhankelijk van de voedingsmethode.
* **Niet-borstvoeding:** Controleer op mogelijke stuwing en pas preventieve maatregelen toe indien nodig. Bij stuwing mag de baby niet worden aangelegd.
* **Borstvoeding:** Controleer de frequentie van aanleggen, het verloop van de borstvoeding en eventuele klachten.
**Borststuwing:** Dit kan bloedstuwing zijn (door verhoogde doorbloeding, treedt op rond de derde dag) of melkstuwing (door melkaanvoer, vanaf de vijfde dag). Symptomen omvatten een zwaar gevoel, gespannen huid, eventuele verkleuring, harde schijven, zichtbare aders, pijn en lichte temperatuursverhoging. Behandeling kan bestaan uit warmte voor de voeding en ijs tussen de voedingen, manuele melkexpressie, massage en goede borstondersteuning.
**Aandachtspunten bij borstvoeding:** Gevoelige of pijnlijke tepels, lekkende borsten (door onvoldoende sluiting van de kringspier), en tepelkloven zijn mogelijke klachten. Borstkompressen kunnen uitkomst bieden. Bij tepelkloven, waarbij bloedverlies mogelijk is, kan afkolven, het gebruik van tepelhoedjes of het proberen van een andere voedingshouding nodig zijn.
**Mastitis (borstontsteking):** Dit ontstaat door een verstopt melkkanaaltje en kan gepaard gaan met grieperigheid, rode en pijnlijke plekken, koorts en een harde, pijnlijke abcesvorming als complicatie. Behandeling omvat het leegdrinken van de borst, verschillende voedingshoudingen, pijnstillers en eventueel antibiotica. Bij ettervorming kan afkolven of evacuatie van etter door incisie/drainage nodig zijn. Voldoende rust, vochtinname, goede voeding en ondersteuning zijn hierbij cruciaal.
### 2.3 De buik (uterus en blaas)
De controle van de baarmoeder en de blaas is een belangrijk onderdeel van de postpartum zorg.
#### 2.3.1 De buik (uterus)
Dagelijkse controle van de stand, hardheid en gevoeligheid van de baarmoeder is noodzakelijk, bij voorkeur na lediging van blaas en rectum.
* **Subinvolutie:** Vertraagde involutie van de uterus kan optreden bij een volle blaas of rectum, infectie, placentaresten of na een sectio caesarea.
* **Naweeën:** Intermitterende contracties gedurende twee tot drie dagen na de partus kunnen zeurende pijn in de onderbuik en onderrug veroorzaken. Naweeën zijn heviger bij multipara en tijdens borstvoeding (door oxytocine). Behandeling kan bestaan uit blaaslediging, buikligging met een kussen, en eventueel medicatie.
#### 2.3.2 De buik (blaas)
Het plassen dient binnen zes uur na de partus plaats te vinden. Bij aanhoudende problemen kan een eenmalige sondage overwogen worden. Vragen naar het mictiepatroon is belangrijk om retentie, incontinentie of pijn bij het plassen te detecteren, wat kan wijzen op een urineweginfectie. Tips bij problemen met de eerste mictie zijn plassen op het toilet (in plaats van een bedpan), water laten lopen, de polsen nat maken en een vulvaspoeling met lauw water.
### 2.4 Bloedverlies (lochia)
Lochia is het wondvocht (bloed) dat vrijkomt uit de baarmoederwond na de bevalling.
* **Geur:** Een normale geur is flets. Een afwijkende, riekende geur kan duiden op retentie of infectie.
* **Hoeveelheid:** De hoeveelheid lochia is afhankelijk van de contractie van de uterus en of er sprake is van een sectio caesarea. Klontervorming is niet abnormaal.
* **Kleur:** Lochia rubra is rood en overvloedig tot dag 3. Lochia serosa is rood-bruin en matig bloedverlies tot dag 21. Lochia alba is geel-witachtig verlies vanaf de derde week.
### 2.5 De billen (perineografie en anus)
De verzorging van de billen, met name na een perineum scheur of episiotomie, is essentieel.
#### 2.5.1 Perineografie
Een perineografie betreft het hechten van een perineum scheur of episiotomie. De verzorging omvat een kiemvrije vulvaspoeling. Wondheling wordt opgevolgd door te letten op kleur, zwelling, stuwing, hardheid, abnormale afscheiding, loskomen van hechtingen en pijn. Hechtingen worden bij niet-resorbeerbare materiaal op dag 5 verwijderd.
#### 2.5.2 Anus
Hemorroïden kunnen ontstaan door progesteron, verhoogde druk in het bekken en langdurig persen. Goede anale hygiëne, ijsapplicatie, ontzwellende en vasoconstrictieve medicatie, en regelmatige defecatie zijn belangrijk.
### 2.6 Benen (bloedvaten en circulatie)
Varices aan de onderste ledematen kunnen zich ontwikkelen door een verhoogd bloedvolume, druk in het kleine bekken en vasodilatatie door verhoogd progesteron. Bij varices bestaat er een risico op (trombo)flebitis.
* **Aandachtspunten:** Opvolging van pols en temperatuur, controle van gevoeligheid en pijnlijkheid van de kuiten, en het opsporen van het teken van Homans.
* **Behandeling:** Kan bestaan uit hoogstand van de benen, vroege mobilisatie, het dragen van TED-kousen, en medicatie zoals Venoruton PO of Fraxiparine SC.
### 2.7 Zorgen aan de pasgeborene
De verzorging van de pasgeborene vereist specifieke aandachtspunten om de gezondheid en veiligheid te waarborgen.
#### 2.7.1 Specifieke aandachtspunten bij verzorging
* **Steriliteit en hygiëne:** De baby is gevoeliger voor infecties. Strikt hygiënebeleid en aseptische technieken zijn cruciaal, vooral bij risicofactoren zoals gebroken vliezen of een GBS-positieve moeder.
* **Veiligheid:** Het risico op valongevallen en brandwonden is aanwezig. Een baby mag nooit alleen gelaten worden. De badwatertemperatuur dient gecontroleerd te worden, en de baby dient goed te worden afgedroogd op een droge ondergrond.
* **Temperatuurbehoud:** Het thermoregulatiecentrum van een baby is nog onrijp, waardoor zowel hyperthermie als hypothermie kan optreden. Controle van de omgevingstemperatuur en het toedekken van de baby tijdens verzorging zijn belangrijk.
#### 2.7.2 Specifieke observaties van de baby
* **Houding en gedrag:** Een rugligging is de voorkeurshouding ter preventie van wiegendood. Een anti-Trendelenburg ligging kan bij reflux of overtollige secreties overwogen worden. De baby slaapt ongeveer 20 uur per dag en ontwaakt voor voeding of onbehagen. Armen en benen zijn semi-geflecteerd met gesloten handen en gebalde vuisten. Slapende baby's zijn bleker van kleur met een licht onregelmatige ademhaling.
* **Bijzondere observaties bij GBS-positieve moeders:** Extra observatie is nodig voor tekenen van sepsis zoals apneu, kreunen, cyanose, tachypneu, hyper- of hypothermie, prikkelbaarheid of atonie.
* **Fontanel:** Een gebombeerde fontanel duidt op intracraniële overdruk, een ingevallen fontanel op dehydratatie.
* **Temperatuur:** Normale waarden liggen tussen 36,5°C en 37,4°C. Controle dient voor de voeding plaats te vinden, met aandacht voor hypothermie en hyperthermie.
* **Ademhaling:** Normaal: 30-60 ademhalingsbewegingen per minuut. Controle van slijmpjes na de partus is belangrijk.
* **Hartslag:** Normale waarden: 100-160 slagen per minuut.
* **Mictie en defecatie:** Plassen dient binnen 24 uur plaats te vinden, meconium binnen 48 uur. De eerste stoelgang, meconium, is een taaie, zwarte substantie.
* **Huidskleur:** Een normale huidskleur is roze met cyanotische extremiteiten. Een gele huidskleur duidt op hyperbilirubinemie. Beoordeling kan transcutaan (bilicheck) of via bloedonderzoek geschieden. Kernicterus is een risico bij hoge bilirubinespiegels.
* **Navelverzorging:** De navelstreng droogt in en valt af tussen de 5e en 14e dag. Rode en gezwollen huid, of een natte, riekende navel, vereisen extra aandacht.
* **Neonatale hypoglycemie:** Normale waarden liggen tussen 40 en 100 mg/dl. Controle is geïndiceerd bij laag geboortegewicht (minder dan 2500 gram), hoog geboortegewicht (meer dan 4000 gram), prematuriteit, postmaturiteit, of diabetes bij de moeder. Dit gebeurt met een glucometer.
* **Voeding:** Bij borstvoeding dient de baby binnen het uur aangelegd te worden. Bij flesvoeding kan gestart worden met nidexwater. Toediening van Konakion (vitamine K) is standaard.
* **Gewicht:** Gemiddeld geboortegewicht is ongeveer 3200 gram voor meisjes en 3500 gram voor jongens. Een gewichtsverlies tot 10% van het geboortegewicht is normaal door vochtverlies en beperkte inname. Bij borstvoeding duurt het herwinnen van het geboortegewicht soms langer. Wegen dient te gebeuren met een geijkte weegschaal.
#### 2.7.3 Specifieke vaardigheden bij verzorging
* **Hielprik of Guthrietest:** Dit is een verplichte screeningstest voor metabole afwijkingen, schildklieraandoeningen, sikkelcelanemie, mucoviscidose en bijnierhyperplasie. Enkele druppels bloed worden afgenomen van de hiel (of via veneuze afname) op filterpapier en opgestuurd voor analyse. Deze test wordt bij voorkeur tussen dag 3 en 5 postpartaal afgenomen. De uitslag is na ongeveer 5 weken bekend.
---
# Specifieke observaties en vaardigheden bij de pasgeborene
Dit onderwerp behandelt de essentiële observaties en screeningsinstrumenten die cruciaal zijn voor de vroege detectie van potentiële problemen bij pasgeborenen.
### 3.1 Algemene observaties bij de pasgeborene
Direct na de geboorte vinden diverse algemene observaties plaats om de toestand van de baby te evalueren en de aanpassing aan het buitenbaarmoederlijke leven te ondersteunen.
#### 3.1.1 Huid-op-huidcontact
Onmiddellijk na de geboorte wordt de baby op de blote huid van de moeder gelegd. Dit huid-op-huidcontact bevordert de aanpassing van de baby aan de omgeving en heeft meerdere voordelen, waaronder stimulatie van de borstvoeding, warmtebehoud, stressvermindering en stabilisatie van hartslag en bloeddruk.
#### 3.1.2 Afbinden van de navelstreng
De navelstreng wordt afgebonden na de plaatsing van twee kochers. Na het doorknippen van de navelstreng worden de kochers verwijderd. De navelstreng bevat twee slagaders (arteries) en één ader (vene).
#### 3.1.3 Apgar-score
De Apgar-score wordt op 1, 5 en 10 minuten na de geboorte toegekend om een snelle indruk te krijgen van de algemene toestand van de pasgeborene. Deze score wordt bepaald aan de hand van vijf criteria, elk beoordeeld op een schaal van 0 tot 2:
* **A**ctiviteit (spiertonus)
* **P**ulse (hartfrequentie)
* **G**rimace (reactie op prikkels)
* **A**ppearance (kleur)
* **R**espiration (ademhaling)
#### 3.1.4 Identificatie, wegen en meten
De baby wordt geïdentificeerd, gewogen en gemeten. Het correct wegen is essentieel voor het volgen van de gewichtscurve. De lengte wordt gemeten van kruin tot hiel en bedraagt gemiddeld 48 tot 52 cm bij gestrekte beentjes. De schedelomtrek is gemiddeld 35 tot 36 cm en kan beïnvloed worden door de ligging in de baarmoeder en de geboorte.
#### 3.1.5 Toediening vitamine K
Vitamine K wordt toegediend omdat pasgeborenen bij de geboorte een tekort aan protrombine hebben, wat nodig is voor de bloedstolling. Een tekort kan leiden tot spontane bloedingen. Vitamine K kan oraal of intramusculair worden gegeven.
#### 3.1.6 Algemeen nazicht en observatie
Een algemeen nazicht van de baby omvat observaties van diverse lichaamsdelen:
* **Hoofd:** Schedel, fontanellen, schedelnaden, oogjes, neus. Een gebombeerde fontanel kan duiden op intracraniële overdruk, terwijl een ingevallen fontanel kan wijzen op dehydratatie. Conjunctivale bloedingen, veroorzaakt door druk tijdens de partus, zijn bloeduitstortingen onder de conjunctiva.
* **Thorax:** Borstjes en tepeltjes kunnen bij zowel jongens als meisjes gezwollen zijn en vochtafscheiding vertonen.
* **Rug:** Aandacht voor eventuele spina bifida of mongolenvlekken (blauwe, niet verheven vlekken op de onderrug).
* **Ledematen.**
* **Anus en testikels:** Bij jongens wordt gekeken naar fimosis en de indaling van de testikels. Bij meisjes bedekken de labia majora de labia minora en de clitoris volledig. De aanwezigheid van wit slijmverlies bij meisjes wordt genoteerd.
#### 3.1.7 Neurologisch onderzoek
Het neurologisch onderzoek omvat de controle van de volgende reflexen:
* Grijpreflex
* Moro-reflex
* Voetzoolreflex
* Zoek- en zuigreflex
* Slikreflex
* Loopreflex (Babinski-reflex)
* Nekstrekreflex (reflex van Swordman)
### 3.2 Specifieke observaties van de pasgeborene
Naast de algemene observaties zijn er specifieke parameters die nauwlettend worden gevolgd.
#### 3.2.1 Houding en gedrag
* **Houding:** Bij voorkeur een rugligging ter preventie van wiegendood. Een anti-Trendelenburg-positie kan worden toegepast bij overtollige secreties of reflux.
* **Gedrag:** Het slaap- en waakritme van de pasgeborene, waarbij ze ongeveer 20 uur per dag slapen en ontwaken voor voeding of onbehagen. De benen en armen bevinden zich in semi-flexie met gesloten handen en gebalde vuisten. Slapende baby's kunnen bleker zijn met een licht onregelmatige ademhaling.
> **Tip:** Bij GBS-positieve moeders is extra observatie vereist vanwege het verhoogde risico op sepsis. Symptomen kunnen zijn: apneu, kreunen, cyanose, tachypneu, hyperthermie of hypothermie, prikkelbaarheid of atonie, en een gebombeerde of ingevallen fontanel.
#### 3.2.2 Temperatuur
De normale lichaamstemperatuur van de pasgeborene ligt tussen 36,5°C en 37,4°C. De temperatuur wordt bij voorkeur vóór de voeding gecontroleerd om hypothermie of hyperthermie tijdig te detecteren.
#### 3.2.3 Ademhaling
De normale ademhalingsfrequentie ligt tussen 30 en 60 ademhalingsbewegingen per minuut. Observatie van de slijmpjes na de partus is belangrijk.
#### 3.2.4 Hartslag
De normale hartslagwaarden variëren tussen 100 en 160 slagen per minuut.
#### 3.2.5 Mictie en defecatie
* **Mictie:** De baby dient binnen de 24 uur na de geboorte te plassen. Retentie, incontinentie of pijn bij het plassen kunnen wijzen op urineweginfecties. Tips bij problemen met de eerste mictie zijn plassen op het toilet, water laten lopen, polsen nat maken en een vulvaspoeling met lauw water.
* **Defecatie:** De eerste stoelgang, meconium, wordt doorgaans binnen de 48 uur na de geboorte verwacht. Dit is een taaie, zwarte substantie bestaande uit epitheelcellen, vruchtwaterresten, darmslijm en galkleurstoffen.
#### 3.2.6 Huidskleur
De normale huidskleur is roze met cyanotische extremiteiten. Gele huidskleur (icterus) duidt op hyperbilirubinemie, waarbij ook de ogen en het abdomen geel kunnen worden. Dit wordt gecontroleerd met een bilicheck (transcutaan) of door bepaling van bilirubine in het bloed. Kernicterus kan optreden bij hoge bilirubinespiegels.
#### 3.2.7 Navelverzorging
Na de partus wordt de navel verzorgd. De navelstreng droogt op en valt meestal af tussen de 5e en 14e dag. Rode en gezwollen huid rond de navel, of een natte, ruikende navel, vereisen extra aandacht.
#### 3.2.8 Neonatale hypoglycemie
Neonatale hypoglycemie wordt gedefinieerd als een bloedsuikerspiegel tussen 40 en 100 mg/dl. Controle van de glycemie met een glucometer is geïndiceerd bij baby's met een geboortegewicht lager dan 2500 gram of hoger dan 4000 gram, bij prematuriteit, postmaturiteit, of wanneer de moeder diabetes heeft.
#### 3.2.9 Voeding
Bij borstvoeding wordt de baby idealiter binnen het uur na de geboorte aangelegd. Bij flesvoeding kan gestart worden met nidexwater. De toediening van Konakion (vitamine K) is zowel oraal als intramusculair mogelijk.
#### 3.2.10 Gewicht
Het gemiddelde geboortegewicht is ongeveer 3200 gram voor meisjes en 3500 gram voor jongens. Een gewichtsverlies tot 10% van het geboortegewicht is normaal, veroorzaakt door weinig eten en vochtverlies via urine, ontlasting, ademhaling en huid. Bij borstvoeding duurt het vaak langer om het geboortegewicht weer te bereiken. Het wegen dient te gebeuren op een geijkte weegschaal.
### 3.3 Specifieke vaardigheden bij verzorging
Naast observaties zijn er specifieke vaardigheden en screeningsinstrumenten essentieel in de pasgeborenenzorg.
#### 3.3.1 Hielprik of Guthrietest
De hielprik, of Guthrietest, is een verplichte screeningsmethode voor metabole afwijkingen, schildklieraandoeningen, sikkelcelanemie, mucoviscidose en bijnierhyperplasie. Hierbij worden enkele druppels bloed afgenomen via een hielprik of veneuze punctie op speciaal filterpapier met vijf rondjes. De test wordt idealiter afgenomen tussen dag 3 en 5 postnataal en de uitslag is na ongeveer 5 weken bekend.
#### 3.3.2 Steriliteit en hygiëne
Pasgeborenen zijn gevoeliger voor infecties vanwege hun onrijpe afweermechanisme. Een strikte handhygiëne en aseptische technieken zijn daarom cruciaal om besmetting door zorgverleners en de omgeving te voorkomen, met name bij risicofactoren zoals gebroken vliezen bij de moeder of een GBS-positieve moeder.
#### 3.3.3 Veiligheid
Het waarborgen van de veiligheid van de pasgeborene is van groot belang. Dit omvat het voorkomen van valongevallen en brandwonden. Een baby mag nooit alleen worden gelaten. De temperatuur van het badwater moet met de elleboog gecontroleerd worden. Na het baden is goed afdrogen en zorgen voor een droge ondergrond essentieel.
#### 3.3.4 Temperatuurbehoud
Pasgeborenen hebben een onrijp thermoregulatiecentrum, waardoor ze gevoelig zijn voor zowel hyperthermie als hypothermie. Tijdens verzorging moet de omgevingstemperatuur gecontroleerd worden en de baby toegedekt blijven. Snel en efficiënt werken bevordert het temperatuurbehoud.
#### 3.3.5 Voeding en Hielprik
* **Voeding:** Borstvoeding dient binnen het uur na de geboorte te starten. Bij flesvoeding kan begonnen worden met nidexwater.
* **Vitamine K:** Konakion wordt zowel intramusculair als oraal toegediend.
* **Hielprik:** Een screeningsmethode voor metabole afwijkingen, waarbij bloed wordt afgenomen uit de hiel op filterpapier. Dit gebeurt vanaf dag 3-5 postpartaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Skin – to – skin | Dit is een methode waarbij de pasgeboren baby onmiddellijk na de geboorte op de blote huid van de moeder wordt gelegd, wat helpt bij de aanpassing, borstvoeding stimuleert, de baby warm houdt, stress vermindert en zorgt voor een stabiele hartslag en bloeddruk. |
| Huid – huidcontact | Een vorm van contact tussen de huid van de moeder en de baby, essentieel voor de vroege binding, het reguleren van lichaamstemperatuur en het bevorderen van een stabiele fysiologische toestand bij de pasgeborene. |
| Navelstreng | De verbinding tussen de foetus en de placenta tijdens de zwangerschap, die na de geboorte wordt afgebonden en doorgeknipt. Deze bevat twee slagaders (arteries) en één ader (vene). |
| Apgar score | Een scoringssysteem dat direct na de geboorte wordt gebruikt om de klinische toestand van de pasgeborene te evalueren aan de hand van vijf criteria: activiteit (spiertonus), pols (hartfrequentie), grimace (reactie op prikkels), appearance (kleur) en respiration (ademhaling). |
| Fontanel | Een zacht, bindweefselgebied op de schedel van een baby waar de botten van de schedel nog niet zijn samengegroeid. Een gebombeerde fontanel kan duiden op intracraniële overdruk, terwijl een ingevallen fontanel dehydratatie kan aangeven. |
| Protrombine | Een stollingsfactor die essentieel is voor de bloedstolling. Een tekort aan protrombine, vaak veroorzaakt door een vitamine K-tekort bij pasgeborenen, kan leiden tot bloedingsproblemen. |
| Conjunctivale bloedingen | Rode bloeduitstortingen onder het slijmvlies van het oog, die kunnen optreden door de druk tijdens de bevalling. |
| Spina bifida | Een aangeboren afwijking waarbij de neurale buis van de foetus niet volledig sluit tijdens de zwangerschap, wat kan leiden tot neurologische problemen. |
| Mongolenvlek | Een blauwe, platte vlek die vaak voorkomt op de onderrug van pasgeborenen, vooral bij baby's met een donkere huidskleur. Dit is een goedaardige pigmentatie die normaal verdwijnt. |
| Fimosis | Een aandoening waarbij de voorhuid van de penis te strak is om teruggeschoven te worden over de eikel. |
| Indaling testis | Het proces waarbij de testikels van een mannelijke foetus vanuit de buikholte naar het scrotum afdalen. |
| Labia majora | De buitenste schaamlippen bij vrouwen. |
| Labia minora | De binnenste schaamlippen bij vrouwen. |
| Grijpreflex | Een aangeboren reflex waarbij een baby de vingers van een volwassene stevig vastgrijpt wanneer deze worden aangeraakt. |
| Moro-reflex | Een schrikreactie bij baby's waarbij ze plotseling de armen en benen spreiden als reactie op een plotseling geluid of een gevoel van vallen. |
| Voetzoolreflex | Een reflex waarbij de tenen van de baby naar beneden krullen wanneer de voetzool wordt aangeraakt. |
| Zoek- en zuigreflex | Een aangeboren reflex die baby's helpt bij het voeden; de baby draait het hoofd naar de stimulatie en begint te zuigen wanneer iets de mondhoeken raakt. |
| Slikreflex | De aangeboren reflex die ervoor zorgt dat baby's voedsel kunnen doorslikken. |
| Loopreflex | Een automatische beweging waarbij een baby lijkt te lopen wanneer de voetzolen de grond raken, ook wel bekend als de reflex van Babinski. |
| Nekstrekreflex | Een reflex waarbij de baby het hoofd wegdraait van een stimulus wanneer deze aan de zijkant van de nek wordt aangebracht, ook bekend als de reflex van Swordman. |
| Hypotensie | Een te lage bloeddruk. |
| Hypertensie | Een te hoge bloeddruk. |
| Essentiële hypertensie | Hoge bloeddruk zonder duidelijke oorzaak. |
| Zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) | Een complicatie van de zwangerschap gekenmerkt door hoge bloeddruk en eiwit in de urine. |
| Leukocytose | Een verhoogd aantal witte bloedcellen in het bloed, wat kan duiden op een infectie of ontsteking. |
| CRP (C-reactief proteïne) | Een eiwit dat in het bloed wordt aangemaakt als reactie op ontsteking of infectie. |
| Anemie | Bloedarmoede, een aandoening waarbij er een tekort is aan rode bloedcellen of hemoglobine. |
| Hemoglobine | Het eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert. |
| Packed cells | Gevulde rode bloedcellen, een bloedproduct dat wordt gebruikt bij transfusies ter behandeling van bloedverlies of ernstige anemie. |
| Rhesusimmunisatie | Het proces waarbij een rhesus-negatieve moeder antistoffen aanmaakt tegen rhesus-positieve rode bloedcellen van de foetus, wat kan leiden tot complicaties bij volgende zwangerschappen. |
| Anti-D gammaglobulinen (Rhogam) | Een medicijn dat wordt toegediend aan rhesus-negatieve moeders om rhesusimmunisatie te voorkomen door de rhesus-positieve rode bloedcellen van de foetus te vernietigen. |
| Partus | Het proces van bevalling of geboorte. |
| Episiotomie | Een chirurgische incisie van het perineum en de vaginale wand om de opening van de vagina te vergroten tijdens de bevalling. |
| Hemorroïden | Gezwollen aderen in het rectum of rond de anus, vaak veroorzaakt door verhoogde druk in het bekkengebied. |
| Perineografie | Het hechten van een perineumscheur of een episiotomie. |
| Rubor, dolor, calor, tumor | De vier klassieke tekenen van ontsteking: roodheid (rubor), pijn (dolor), warmte (calor) en zwelling (tumor). |
| Varices (spataderen) | Gezwollen, kronkelige aderen, meestal in de benen, veroorzaakt door verminderde bloedcirculatie. |
| Trombo-flebitis | Ontsteking van een ader met gelijktijdige bloedstolselvorming. |
| Teken van Homans | Een teken dat wordt gebruikt om diepe veneuze trombose te detecteren, waarbij pijn in de kuit optreedt bij passieve dorsaalflexie van de voet. |
| TED-kousen (Thrombos Eliminating Device) | Compressiekousen die worden gedragen om bloedstolsels te voorkomen door de bloedcirculatie in de benen te verbeteren. |
| Fraxiparine | Een laagmoleculair heparine dat wordt gebruikt als antistollingsmiddel om bloedstolsels te voorkomen. |
| GBS (Groep B Streptococcus) | Een bacterie die, indien aanwezig bij zwangere vrouwen, infecties kan veroorzaken bij de pasgeborene. |
| Aseptie | Een techniek die wordt gebruikt om de groei van micro-organismen te voorkomen, met name in medische procedures. |
| Wiegedood (SIDS) | Sudden Infant Death Syndrome, het plotselinge, onverwachte overlijden van een baby jonger dan één jaar zonder duidelijke oorzaak na autopsie. |
| Anti-trendlenburg | Een positie waarbij het hoofd van de patiënt hoger is dan de voeten, gebruikt om secreties te helpen draineren of reflux te verminderen. |
| Apneu | Een tijdelijke stopzetting van de ademhaling. |
| Kreunen | Een uitademingsgeluid dat gepaard gaat met moeite bij ademen, vaak een teken van respiratoire nood. |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen die optreedt bij een gebrek aan zuurstof in het bloed. |
| Tachypneu | Een abnormaal snelle ademhalingsfrequentie. |
| Hyperbilirubinemie | Een verhoogde concentratie bilirubine in het bloed, wat kan leiden tot geelzucht. |
| Bilirubine | Een gele stof die ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. |
| Kernicterus | Een zeldzame, ernstige vorm van hersenschade die kan optreden bij pasgeborenen met ernstige geelzucht, waarbij bilirubine zich in de hersenen ophoopt. |
| Neonatale hypoglycemie | Een te lage bloedsuikerspiegel bij pasgeborenen. |
| Glucometer | Een apparaat dat wordt gebruikt om de bloedsuikerspiegel te meten. |
| Nidexwater | Een oplossing van glucose en elektrolyten die soms aan pasgeborenen wordt gegeven om de voeding te starten. |
| Konakion (Vitamine K) | Een preparaat dat vitamine K bevat en wordt toegediend aan pasgeborenen om bloedingen te voorkomen die verband houden met een vitamine K-tekort. |
| Hielprik (Guthrietest) | Een screeningsonderzoek waarbij een paar druppels bloed uit de hiel van een pasgeborene worden afgenomen om te screenen op verschillende metabole en genetische aandoeningen. |
| Mucoviscidose (Cystic Fibrosis) | Een erfelijke aandoening die de longen, spijsverteringsorganen en andere organen aantast. |
| Bijnierhyperplasie (CAH) | Congenitale bijnierhyperplasie, een groep genetische aandoeningen die de bijnieren aantasten. |
| Meconium | De eerste ontlasting van een pasgeborene, een donkere, kleverige substantie die voornamelijk bestaat uit ingeslikte huidschilfers, haar en gal. |
| Lochia | Wondvocht (bloed) dat na de bevalling uit de baarmoeder wordt afgescheiden. |
| Lochia rubra | De eerste fase van lochia, die rood en overvloedig is, tot ongeveer dag 3 na de bevalling. |
| Lochia serosa | De tweede fase van lochia, die roodbruin en matig is, tot ongeveer dag 21 na de bevalling. |
| Lochia alba | De laatste fase van lochia, die geel tot witachtig is, vanaf de derde week na de bevalling. |
| Uterusinvolutie | Het proces waarbij de baarmoeder na de bevalling terugkeert naar zijn oorspronkelijke grootte en vorm. |
| Naweeën | Intermitterende samentrekkingen van de baarmoeder na de bevalling, die pijn kunnen veroorzaken en helpen bij de involutie van de baarmoeder. |
| Multipara | Een vrouw die meerdere kinderen heeft gebaard. |
| Oxytocine | Een hormoon dat betrokken is bij weeën en melkproductie bij moeders. |
| Mictie | Het proces van plassen of urineren. |
| Retentie (urinair) | Het onvermogen om de blaas volledig te legen. |
| Incontinentie (urinaire) | Onvrijwillig urineverlies. |
| Urinaire infectie | Een infectie van het urinewegsysteem. |
| Vulvaspoeling | Het reinigen van de vulva met een vloeistof, meestal water. |
| Perineum | Het gebied tussen de anus en de vulva (bij vrouwen) of de balzak (bij mannen). |
| Schedelnaden | De naden tussen de botten van de schedel van een baby, die flexibel zijn om geboorte mogelijk te maken en hersengroei toe te staan. |